EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009R0626

Verordening (EG) nr. 626/2009 van de Raad van 13 juli 2009 tot beëindiging van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek, geopend overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 384/96, van het antidumpingrecht op bepaalde grafietelektrodesystemen van oorsprong uit India

OJ L 185, 17.7.2009, p. 16–18 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 11 Volume 062 P. 182 - 184

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2009/626/oj

17.7.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 185/16


VERORDENING (EG) Nr. 626/2009 VAN DE RAAD

van 13 juli 2009

tot beëindiging van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek, geopend overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 384/96, van het antidumpingrecht op bepaalde grafietelektrodesystemen van oorsprong uit India

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 384/96 van de Raad van 22 december 1995 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap (1) („de basisverordening”), en met name op artikel 9 en artikel 11, lid 3,

Gezien het voorstel dat de Commissie na raadpleging van het Raadgevend Comité heeft ingediend,

Overwegende hetgeen volgt:

1.   BESTAANDE MAATREGELEN

(1)

Na een onderzoek („het oorspronkelijke onderzoek”) heeft de Raad bij Verordening (EG) nr. 1629/2004 (2), een definitief antidumpingrecht ingesteld op bepaalde grafietelektrodesystemen van oorsprong uit India.

1.1.   Opening van een tussentijds nieuw onderzoek

(2)

Op verzoek van Hindustan Electro Graphite Limited („HEG” of „de onderneming”), een Indiase producent-exporteur op wie de antidumpingmaatregelen van toepassing zijn, werd een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek van voornoemde verordening geopend overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening.

(3)

Het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek werd geopend op grond van het door de onderneming verstrekte voorlopige bewijsmateriaal waaruit volgens haar bleek dat, wat haar betreft, de omstandigheden op basis waarvan de maatregelen waren vastgesteld, gewijzigd waren en dat deze wijzigingen van blijvende aard waren.

(4)

In het verzoek werd aangevoerd dat de productiekosten van het betrokken product sinds het oorspronkelijke onderzoek waren gedaald als gevolg van een grotere efficiëntie bij de productie en dat de onderneming in staat was geweest haar uitvoerprijzen significant te verhogen. De onderneming stelde daarom dat het niet langer noodzakelijk was de antidumpingmaatregelen op hun huidige niveau, dat gebaseerd was op de vroeger vastgestelde dumpingmarge, te handhaven om de gevolgen van dumping teniet te doen.

(5)

Daar de Commissie na overleg in het Raadgevend Comité tot de conclusie was gekomen dat er voldoende bewijsmateriaal was aangedragen om een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek te openen, publiceerde zij een bericht van opening (3) en begon zij een onderzoek dat beperkt was tot het aspect dumping.

1.2.   Bij het onderzoek betrokken partijen

(6)

De Commissie stelde HEG alsook de vertegenwoordigers van het land van uitvoer en de bedrijfstak van de Gemeenschap officieel in kennis van de opening van het nieuwe onderzoek. De belanghebbenden werden in de gelegenheid gesteld hun standpunt schriftelijk kenbaar te maken en konden een verzoek indienen om te worden gehoord.

(7)

De Commissie zond een vragenlijst naar de indiener van het verzoek en ontving binnen de gestelde termijn een antwoord. De Commissie verzamelde en controleerde alle gegevens die zij voor de vaststelling van dumping nodig achtte en bracht een controlebezoek aan de installaties van HEG, in Bhopal, India.

1.3.   Tijdvak van het nieuwe onderzoek

(8)

Het dumpingonderzoek had betrekking op de periode van 1 april 2007 tot en met 31 maart 2008 („het tijdvak van het nieuwe onderzoek” of „TNO”).

2.   BETROKKEN PRODUCT EN SOORTGELIJK PRODUCT

2.1.   Betrokken product

(9)

Het product waarop dit onderzoek betrekking heeft, is hetzelfde als dat van het oorspronkelijke onderzoek, namelijk grafietelektroden van de soort die voor elektrische ovens worden gebruikt, met een schijnbare dichtheid van minimaal 1,65 g/cm3 en een elektrische weerstand van maximaal 6,0 μΩ.m, ingedeeld onder GN-code ex 8545 11 00, en nippels voor deze elektroden, ingedeeld onder GN-code ex 8545 90 90, tezamen of afzonderlijk ingevoerd, van oorsprong uit India.

2.2.   Soortgelijk product

(10)

Uit het nieuwe onderzoek is gebleken dat door HEG geproduceerde en op de Indiase binnenlandse markt verkochte grafietelektrodesystemen vergelijkbaar zijn met de naar de Gemeenschap uitgevoerde systemen en daarom als een soortgelijk product konden worden beschouwd.

3.   DUMPING

3.1.   Normale waarde

(11)

In overeenstemming met artikel 2, lid 2, van de basisverordening werd door de Commissie eerst onderzocht of de binnenlandse verkoop van het betrokken product aan onafhankelijke afnemers representatief was, d.w.z. of de totale op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheid ten minste 5 % van de totale naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheid bedroeg De verkoop van HEG op de binnenlandse markt bleek tijdens het onderzoektijdvak representatief te zijn.

(12)

Vervolgens stelde de Commissie vast welke productsoorten die door die onderneming op de binnenlandse markt werden verkocht, identiek of rechtstreeks vergelijkbaar waren met de naar de Gemeenschap uitgevoerde soorten.

(13)

De binnenlandse verkoop van een bepaalde productsoort werd als voldoende representatief beschouwd wanneer in het onderzoektijdvak van die soort aan onafhankelijke afnemers op de binnenlandse markt een hoeveelheid was verkocht die ten minste 5 % bedroeg van de totale hoeveelheid van de vergelijkbare productsoort die naar de Gemeenschap was uitgevoerd.

(14)

Daarna onderzocht de Commissie of de binnenlandse verkoop van elke soort grafietelektrodesystemen die in representatieve hoeveelheden werd verkocht, overeenkomstig artikel 2, lid 4, van de basisverordening kon worden beschouwd als verkoop in het kader van normale handelstransacties. Hiertoe werd voor elke uitgevoerde productsoort het aandeel van de winstgevende binnenlandse verkoop aan onafhankelijke afnemers in het onderzoektijdvak vastgesteld.

(15)

Voor die binnenlandse verkoop van elke soort grafietelektrodesystemen die in representatieve hoeveelheden op de binnenlandse markt werd verkocht en waarbij meer dan 80 % van de verkoop winstgevend was, werd de normale waarde daarom gebaseerd op de werkelijke binnenlandse prijs van alle transacties tijdens het onderzoektijdvak.

(16)

Voor alle andere uitgevoerde soorten die ook op de binnenlandse markt werden verkocht en waarbij minder dan 80 % van de verkoop winstgevend was, werd de normale waarde gebaseerd op de binnenlandse verkoopprijs van de winstgevende transacties tijdens het onderzoektijdvak.

(17)

Wanneer voor een bepaalde productsoort geen gebruik kon worden gemaakt van de binnenlandse prijs om de normale waarde vast te stellen, moest een andere methode worden toegepast. Overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisverordening berekende de Commissie dan een normale waarde.

(18)

De normale waarde werd berekend door bij de productiekosten van de uitgevoerde soorten van de exporteur een redelijk bedrag voor verkoopkosten, algemene kosten en administratiekosten („VAA-kosten”) en een redelijke winstmarge op te tellen.

(19)

In alle gevallen werden de VAA-kosten en de winst vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 6, van de basisverordening. Daartoe onderzocht de Commissie of de VAA-kosten en de winst van de producent-exporteur op de verkoop op de binnenlandse markt van het soortgelijke product betrouwbare gegevens vormden; in dit geval constateerde zij dat deze gegevens geschikt waren om de normale waarde vast te stellen.

3.2.   Uitvoerprijs

(20)

HEG voerde het betrokken product rechtstreeks naar onafhankelijke afnemers in de Gemeenschap uit en daarom werd de uitvoerprijs overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisverordening vastgesteld op grond van de gedurende het tijdvak van het nieuwe onderzoek werkelijk betaalde of te betalen prijs voor het betrokken product.

3.3.   Vergelijking

(21)

De vergelijking tussen de normale waarde en de uitvoerprijs geschiedde op basis van de prijs af fabriek en in hetzelfde handelsstadium. Om te zorgen voor een billijke vergelijking werd overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisverordening rekening gehouden met verschillen in factoren waarvan werd aangetoond dat zij van invloed waren op de prijzen en de vergelijkbaarheid daarvan. Op grond hiervan werden in voorkomend geval correcties verricht, waar die van toepassing en gerechtvaardigd waren, voor verschillen in rabatten, vervoerskosten, verzekering, kosten van op- en overslag, verpakking, kredietkosten en invoerrechten.

3.4.   Dumpingmarge

(22)

Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisverordening werd voor elke soort van het betrokken product de gewogen gemiddelde normale waarde vergeleken met de gewogen gemiddelde uitvoerprijs.

(23)

Er werd geconstateerd dat de dumpingmarge van HEG, uitgedrukt als percentage van de nettoprijs franco grens Gemeenschap vóór inklaring, minimaal was in de zin van artikel 9, lid 3, van de basisverordening.

4.   BLIJVENDE AARD VAN DE GEWIJZIGDE OMSTANDIGHEDEN

(24)

Overeenkomstig artikel 11, lid 3, van de basisverordening werd ook onderzocht of de gewijzigde omstandigheden redelijkerwijs als van blijvende aard konden worden aangemerkt.

(25)

Terwijl de productiekosten van de onderneming sinds het oorspronkelijke onderzoek significant waren gedaald, was de uitvoerprijs van het betrokken product tijdens het TNO aanzienlijk gestegen, waardoor de dumpingbevindingen van het oorspronkelijke onderzoek niet meer golden.

(26)

Uit de laatste beschikbare gegevens, die voor de periode na het TNO werden verzameld, bleek dat de invoerprijzen van HEG hoog en stabiel waren gebleven, waardoor werd bevestigd dat de onderneming zich na het TNO verder van dumping onthield.

(27)

Er werd ook geconstateerd dat tijdens het TNO de uitvoer door HEG naar andere markten dan de Europese Unie geschiedde tegen prijzen die hoger waren dan de prijzen op de Indiase binnenlandse markt.

(28)

Onder deze omstandigheden kunnen de bevindingen uit het TNO als blijvend worden beschouwd.

5.   ANTIDUMPINGMAATREGELEN

(29)

Zoals hierboven aangegeven, werd geconstateerd dat HEG tijdens het TNO op een minimaal niveau dumpte. Er zij echter op gewezen dat, hoewel de voor de betrokken onderneming in het oorspronkelijke onderzoek vastgestelde dumpingmarge 22,4 % bedroeg, het thans voor deze onderneming geldende antidumpingrecht 0 % bedraagt (4). Dit is het gevolg van het feit dat er parallelle compenserende rechten voor de invoer van het betrokken product gelden. Onder deze omstandigheden heeft de bevinding van minimale dumping geen onmiddellijk effect op het niveau van de thans geldende maatregelen (5).

6.   MEDEDELING VAN FEITEN EN OVERWEGINGEN

(30)

De belanghebbende partijen werden in kennis gesteld van de essentiële feiten, overwegingen en bevindingen van het onderzoek en werden in de gelegenheid gesteld opmerkingen te maken. Er werden geen opmerkingen ontvangen,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek van de antidumpingmaatregelen die van toepassing zijn op de invoer van bepaalde grafietelektrodesystemen van oorsprong uit India, geopend overeenkomstig artikel 11, lid 3, van Verordening (EG) nr. 384/96, wordt beëindigd zonder wijziging van de hoogte van het geldende antidumpingrecht.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de dag volgende op haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 13 juli 2009.

Voor de Raad

De voorzitter

E. ERLANDSSON


(1)  PB L 56 van 6.3.1996, blz. 1.

(2)  PB L 295 van 18.9.2004, blz. 10.

(3)  PB C 164 van 27.6.2008, blz. 15.

(4)  Zie overweging 30 van Verordening (EG) nr. 1629/2004.

(5)  PB L 295 van 18.9.2004, blz. 4.


Top