EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32009D0747

Besluit 2009/747/GBVB van de Raad van 14 september 2009 betreffende het personeelsreglement van het Satellietcentrum van de Europese Unie

OJ L 276, 21.10.2009, p. 1–34 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
Special edition in Croatian: Chapter 18 Volume 010 P. 62 - 95

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/05/2017; vervangen door 32017D0824

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2009/747/oj

21.10.2009   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 276/1


BESLUIT 2009/747/GBVB VAN DE RAAD

van 14 september 2009

betreffende het personeelsreglement van het Satellietcentrum van de Europese Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op Gemeenschappelijk Optreden 2001/555/GBVB van de Raad van 20 juli 2001 betreffende de oprichting van een satellietcentrum van de Europese Unie (1), zoals gewijzigd bij Gemeenschappelijk Optreden 2006/998/GBVB van de Raad (2), en met name op artikel 9, lid 3,

Gezien de aanbeveling van de directeur van het Satellietcentrum van de Europese Unie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Het Satellietcentrum is een agentschap van de Europese Unie en is aangesloten bij de gecoördineerde organisaties. Het personeelsreglement van het Satellietcentrum van de Europese Unie moet worden aangepast aan de ontwikkeling van het centrum en daartoe moeten met name de bepalingen betreffende het stelsel van overeenkomsten voor functionarissen die permanente taken vervullen, betreffende de mogelijkheid van tijdelijke posten en betreffende gelijke behandeling, alsmede de bepalingen betreffende verlof en flexibele werktijden en betreffende de tuchtprocedure worden herzien.

(2)

Het personeelsreglement van het Satellietcentrum van de Europese Unie, zoals aangenomen door de Raad op 21 december 2001 (3) en gewijzigd door de directeur van het centrum, na instemming van het bestuur, op 15 juni 2005 (4), moet derhalve worden gewijzigd en vervangen,

BESLUIT:

Artikel 1

Het personeelsreglement van het Satellietcentrum van de Europese Unie, zoals aangenomen door de Raad op 21 december 2001 en gewijzigd door de directeur, na instemming van het bestuur, op 15 juni 2005, met betrekking tot titel II, hoofdstuk III, artikel 14, lid 2, en titel II, hoofdstuk IX, wordt vervangen door het personeelsreglement dat aan dit besluit is gehecht.

Artikel 2

Dit besluit wordt van kracht op de eerste dag van de maand volgende op de maand waarin het wordt aangenomen. Het wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Brussel, 14 september 2009.

Voor de Raad

De voorzitster

C. MALMSTRÖM


(1)  PB L 200 van 25.7.2001, blz. 5.

(2)  PB L 405 van 30.12.2006, blz. 60; PB L 29 van 3.2.2007, blz. 23; PB L 140 van 1.6.2007, blz. 58.

(3)  PB L 39 van 9.2.2002, blz. 44.

(4)  PB L 235 van 12.9.2005, blz. 28.


PERSONEELSREGLEMENT VAN HET SATELLIETCENTRUM VAN DE EUROPESE UNIE

INHOUD

TITEL I — ALGEMENE BEPALINGEN

TITEL II — STATUUT VAN TOEPASSING OP FUNCTIONARISSEN

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

HOOFDSTUK II

Aanwerving en duur van de aanstelling

HOOFDSTUK III

Salaris en vergoedingen

HOOFDSTUK IV

Reiskosten

HOOFDSTUK V

Interne organisatie

HOOFDSTUK VI

Beoordeling en bevordering

HOOFDSTUK VII

Tuchtprocedure

HOOFDSTUK VIII

Beroep en commissie van beroep

HOOFDSTUK IX

Pensioenen

HOOFDSTUK X

Detachering van functionarissen

TITEL III — BEPALINGEN VAN TOEPASSING OP PLAATSELIJK PERSONEEL

TITEL IV — VERTEGENWOORDIGING VAN DE WERKNEMERS

TITEL V — OVERGANGSBEPALINGEN

BIJLAGE I

Ontslagvergoeding

BIJLAGE II

Ontheemdingstoelage

BIJLAGE III

Kinderen en andere personen ten laste

BIJLAGE IV

Gehandicapte personen ten laste

BIJLAGE V

Huisvestingsvergoeding

BIJLAGE VI

Reis- en verhuiskosten

AFDELING I

Reiskosten van functionarissen en hun gezinnen tussen hun woonplaats en de standplaats

AFDELING II

Verhuizing van de functionaris

BIJLAGE VII

Kosten van dienstreizen

AFDELING I

Vervoermiddelen

AFDELING II

Dagvergoeding van functionarissen op dienstreis

BIJLAGE VIII

Ziekte, moeder- en vaderschapsverlof, ouderschapsverlof en ander bijzonder verlof

BIJLAGE IX

Tuchtprocedure

AFDELING 1

Algemene bepalingen

AFDELING 2

Tuchtraad

AFDELING 3

Tuchtmaatregelen

AFDELING 4

Tuchtprocedure buiten de tuchtraad om

AFDELING 5

Tuchtprocedure bij de tuchtraad

AFDELING 6

Schorsing

AFDELING 7

Parallelle strafrechtelijke vervolging

AFDELING 8

Slotbepalingen

BIJLAGE X

Commissie van beroep

TITEL I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Algemene bepalingen

1.   Dit personeelsreglement is van toepassing op personeel dat is aangeworven op grond van een overeenkomst door het Satellietcentrum van de Europese Unie hierna respectievelijk „werknemers” en „het centrum” genoemd), behoudens andersluidend besluit van het bestuur ten aanzien van het niet in een rang ingedeelde personeel.

2.   De term „werknemer” heeft betrekking op de volgende natuurlijke personen:

a)

functionarissen die overeenkomsten met het centrum hebben gesloten en die begrotingsposten bezetten in de jaarlijks aan de begroting van het centrum gehechte personeelsformatie;

b)

plaatselijke personeelsleden die overeenkomsten met het centrum hebben gesloten uit hoofde van de plaatselijke nationale wetgeving.

3.   Iedere bepaling in dit statuut waarin naar een persoon van het mannelijk geslacht wordt verwezen, geldt eveneens voor personen van het vrouwelijk geslacht en vice versa, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald.

4.   In de aan de begroting van het centrum gehechte personeelsformatie wordt het aantal posten in elke categorie en rang vermeld.

In de personeelsformatie wordt onderscheid gemaakt tussen permanente en tijdelijke posten. Permanente posten zijn posten die verband houden met de kerntaken van het centrum en met taken van permanente aard. Tijdelijke posten zijn posten die verbonden zijn aan projecten of activiteiten met een beperkte duur.

5.   De directeur van het Satellietcentrum is gemachtigd om, na instemming van het bestuur, in dit reglement wijzigingen van technische aard aan te brengen die geen wijziging van de in dit reglement neergelegde grondbeginselen inhouden.

Artikel 2

Bepalingen van toepassing op alle werknemers

1.   Gezag

De werknemers staan onder het gezag van de directeur en zijn hem verantwoording schuldig voor de uitoefening van hun functie. Zij verbinden zich ertoe hun functie met de grootst mogelijke nauwgezetheid en plichtsbetrachting uit te oefenen.

2.   Verklaring

Bij de aanvaarding van zijn aanstelling bij het Satellietcentrum van de Europese Unie moet elke werknemer de volgende verklaring ondertekenen:

„Ik verbind mij er plechtig toe, de taken die mij als personeelslid van het Satellietcentrum van de Europese Unie worden toevertrouwd, in alle loyaliteit en discretie en naar eer en geweten uit te voeren en mij van deze taken te kwijten met uitsluitend de belangen van het Satellietcentrum voor ogen, en van geen enkele regering noch van enig gezag buiten het Satellietcentrum aanwijzingen voor de uitoefening van mijn bevoegdheden te vragen of te ontvangen.”.

3.   Gedrag

De werknemers moeten onder alle omstandigheden hun gedrag aanpassen aan hun hoedanigheid van vertegenwoordiger van het Satellietcentrum van de Europese Unie. Zij moeten zich onthouden van iedere handeling of activiteit die op enigerlei wijze afbreuk kan doen aan de waardigheid van hun functie en aan de goede naam van het Satellietcentrum.

4.   Verantwoordelijkheid

Een werknemer is verplicht om schade die het centrum heeft geleden door grove schuld zijnerzijds bij de uitoefening van hun functie of ter gelegenheid daarvan, geheel of gedeeltelijk te vergoeden.

De directeur neemt daartoe een met redenen omkleed besluit met inachtneming van de procedure in bijlage IX.

De commissie van beroep heeft volledige rechtsmacht om uitspraak te doen in de eventuele geschillen die door toepassing van deze bepalingen ontstaan.

5.   Beveiliging

Bij hun indiensttreding moeten de werknemers kennisnemen van de beveiligingsvoorschriften van het Satellietcentrum. Zij ondertekenen een verklaring waarmee zij zich tuchtrechtelijk verantwoordelijk en financieel aansprakelijk stellen ingeval deze voorschriften niet worden nageleefd.

a)

Voor alle werknemers kan een verzoek worden ingediend tot machtiging om kennis te nemen van gerubriceerde documenten op grond van de hun toevertrouwde taken. Dat verzoek wordt door het Satellietcentrum gericht aan de bevoegde autoriteiten. In afwachting van de officiële machtiging kan de directeur in uitzonderlijke omstandigheden en noodsituaties een voorlopige toegang tot gerubriceerde informatie verlenen.

b)

De werknemers stellen de beveiligingsfunctionaris van het Satellietcentrum rechtstreeks in kennis van elk incident met betrekking tot het vermoedelijke verlies of de openbaarmaking van een gerubriceerd document.

6.   Bijstand en schadevergoeding

Het Satellietcentrum verleent bijstand aan werknemers die, uit hoofde van hun hoedanigheid of werkelijke taken bij het Satellietcentrum en buiten hun schuld, bedreigingen, beschimpingen, smaad of schade ondervinden. De geleden materiële schade kan op de volgende voorwaarden worden vergoed:

a)

de werknemer heeft de betrokken schade niet zelf met opzet of uit nalatigheid uitgelokt;

b)

hij heeft geen vergoeding van de schade verkregen;

c)

hij subrogeert het Satellietcentrum in zijn rechten tegenover derden, met name tegenover de verzekeringsmaatschappijen.

Elk besluit hieromtrent dat gevolgen heeft voor het optreden of de financiën van het Satellietcentrum, wordt genomen door de directeur, die over een discretionaire beoordelingsbevoegdheid beschikt ten aanzien van de omstandigheden, de vorm van de te verlenen bijstand, en, in voorkomend geval, het bedrag van de te verlenen schadevergoeding.

7.   Eigendomsrechten

Alle rechten, met inbegrip van de titel-, auteurs- en octrooirechten inzake de door een werknemer in de uitoefening van zijn officiële functie verrichte werkzaamheden, komen van rechtswege toe aan het Satellietcentrum.

8.   Nevenactiviteiten

a)

Een werknemer mag, zonder machtiging van de directeur, generlei eerbewijs, onderscheiding, gunst, gift of beloning van een regering of wie dan ook buiten het centrum aanvaarden, behalve wegens vóór zijn aanstelling bewezen diensten of wegens diensten welke gedurende een bijzonder verlof in verband met militaire dienst of andere nationale dienst uit hoofde van die dienst zijn bewezen.

b)

De werknemers onthouden zich van elk openbaar optreden of verklaring of publicatie welk(e) onverenigbaar is met de taken of verplichtingen van een internationaal ambtenaar of gevolgen voor de morele of materiële verantwoordelijkheid van het centrum kan hebben.

c)

Een werknemer bezet geen post of heeft geen regelmatige of betaalde betrekking buiten het centrum zonder toestemming van de directeur.

d)

Een werknemer kan niet direct of indirect belangen in een commerciële onderneming hebben die, uit de aard der zaak, zijn onafhankelijkheid bij de vervulling van zijn taken in het centrum in gevaar zouden kunnen brengen.

e)

Indien de echtgenoot of de geregistreerde partner van een werknemer een winstgevende beroepsactiviteit uitoefent, stelt de werknemer de directeur hiervan in kennis. Indien blijkt dat deze bezigheid onverenigbaar is met die van de werknemer en indien laatstgenoemde er niet voor kan instaan dat aan deze bezigheid binnen een bepaalde termijn een einde wordt gemaakt, beslist de directeur, na advies van het personeelscomité, of de werknemer in zijn functie dient te worden gehandhaafd dan wel in een andere functie moet worden geplaatst.

9.   Kandidatuur voor een openbaar of politiek mandaat of functie

a)

Een werknemer die zich kandidaat wil stellen voor een openbaar of politiek mandaat of functie, moet dit melden aan de directeur.

b)

Hij wordt met onbetaald verlof gezonden vanaf de datum waarop hij verklaart zijn verkiezingscampagne te beginnen.

c)

Indien hij de nagestreefde functie of mandaat aanvaardt, moet hij om verbreking van zijn overeenkomst verzoeken. Die verbreking geeft geen recht op een ontslagvergoeding.

d)

Indien hij de functie of opdracht niet aanvaardt, heeft de werknemer het recht zijn begrotingspost weer te bezetten, tegen dezelfde salariërings- en anciënniteitsvoorwaarden die hij genoot op de datum waarop hij op onbetaald verlof werd gezonden.

e)

Voor de duur van het onbetaald verlof wordt de toename van de anciënniteit onderbroken.

TITEL II

STATUUT VAN TOEPASSING OP FUNCTIONARISSEN

HOOFDSTUK I

Algemene bepalingen

Artikel 3

Voorrechten en immuniteiten

De voorrechten en immuniteiten die de functionarissen genieten, zijn hun toegekend in het belang van het Satellietcentrum van de Europese Unie en niet om persoonlijke redenen. Deze voorrechten en immuniteiten ontheffen de personeelsleden die ze genieten, niet van de plicht hun particuliere verplichtingen na te komen en de geldende wetten en de voorschriften betreffende de openbare orde en veiligheid van het gastland na te leven.

Wanneer deze voorrechten en immuniteiten in het geding zijn, stelt de betrokken functionaris de directeur hiervan onverwijld op de hoogte. In geval van overtreding van de plaatselijke wetgeving kan de directeur besluiten de voorrechten en immuniteiten op te heffen indien hij dat noodzakelijk acht.

HOOFDSTUK II

Aanwerving en duur van de aanstelling

Artikel 4

Aanwerving

1.   Vacatures worden vastgesteld door de directeur, behalve voor de functie van directeur. Het Satellietcentrum maakt deze vacatures bekend.

2.   Wanneer een ambt vacant is en hierin niet intern kan worden voorzien, wordt de aankondiging van een vacature gepubliceerd waarin de taakstelling en de vereiste kwalificaties worden beschreven.

3.   Functionarissen worden door de directeur aangesteld op grond van verdienste en via eerlijke en transparante vergelijkende onderzoeken.

4.   De kandidaat moet aantonen over een grondige kennis te beschikken van een van de talen van de Europese Unie en van een voldoende kennis van een andere taal van de Europese Unie, voor zover zulks nodig is voor de uitoefening van zijn taken.

5.   De aanwerving van functionarissen is beperkt tot onderdanen van de lidstaten van de Europese Unie.

6.   De functionarissen waarop dit reglement van toepassing is worden ingedeeld overeenkomstig de categorieën en rangen van de gecoördineerde organisaties.

7.   De functionarissen worden aangeworven in de eerste salaristrap van de bij hun functie behorende rang. De directeur kan evenwel een hogere salaristrap toekennen indien de omstandigheden dat rechtvaardigen.

8.   De directeur bepaalt voor welke functies de aanwerving geschiedt door middel van een examen of een vergelijkend onderzoek, alsmede welke proeven de sollicitanten voor aanstelling in die functies moeten afleggen. De jury voor het examen of het vergelijkend onderzoek wordt door de directeur samengesteld uit het personeel van het Satellietcentrum; aan de jury kan een externe examinator worden toegevoegd.

9.   De sollicitanten die voor een onderhoud of een examen ten kantore van het Satellietcentrum worden opgeroepen, ontvangen een forfaitaire vergoeding voor hun reis- en verblijfskosten.

Artikel 5

Leeftijdsgrens voor het uitoefenen van een functie

Als leeftijdsgrens voor het uitoefenen van een functie wordt vastgesteld het eind van de maand waarin de functionaris de 65-jarige leeftijd bereikt. De directeur kan toestaan dat voor ten hoogste twaalf maanden van deze regel wordt afgeweken.

Artikel 6

Medisch onderzoek

1.   Voorafgaand aan de aanwerving ondergaat een functionaris een medisch onderzoek door een door het Satellietcentrum erkende arts, die verklaart dat hij lichamelijk geschikt is om zijn functie uit te oefenen.

2.   De functionarissen moeten elk jaar een medisch controleonderzoek ondergaan.

3.   Een door het Satellietcentrum erkende arts wordt daartoe als deskundige aangewezen en stelt de directeur in kennis van de eventuele ongeschiktheid van de functionaris om zijn functie te blijven uitoefenen.

4.   Indien het in de leden 1 en 3 bedoelde medisch onderzoek heeft geleid tot een negatief medisch advies, kan de kandidaat of de functionaris, binnen 20 dagen nadat het centrum hem daarvan in kennis heeft gesteld, verzoeken om zijn geval te onderwerpen aan het oordeel van een medische commissie, samengesteld uit drie artsen, één gekozen door de directeur, één gekozen door de functionaris en één gekozen door de twee andere artsen.

De medische commissie hoort de arts die het eerste negatieve advies heeft uitgebracht.

Wanneer de medische commissie de negatieve conclusie bevestigt van het medisch onderzoek als bedoeld:

a)

in de eerste alinea, komen de honoraria en de bijkomende kosten voor 50 % ten laste van de kandidaat;

b)

in de derde alinea, tracht het centrum in eerste instantie de functionaris een andere functie toe te wijzen die past bij zijn toestand. Indien dit niet mogelijk is, zegt het centrum de overeenkomst op met een termijn van zes maanden en wordt de invaliditeitscommissie bijeengeroepen om de rechten van de functionaris op invaliditeitspensioen vast te stellen op de in het algemeen pensioenreglement van het centrum neergelegde voorwaarden.

Artikel 7

Benoemingen

1.   Duur

a)

Functionarissen die op permanente posten zijn aangeworven worden aangesteld voor een initiële periode van vier jaar. In de overeenkomst wordt vermeld dat zij, uiterlijk aan het eind van het derde jaar van hun aanstelling, ervan in kennis worden gesteld:

i)

hetzij dat hun aanstelling niet wordt verlengd,

ii)

hetzij dat hun aanstelling wordt verlengd voor onbepaalde duur,

iii)

hetzij dat hun aanstelling wordt verlengd met een bepaalde periode van niet meer dan vier jaar, indien de directeur het niet passend acht in dat stadium een aanstelling van onbepaalde duur te verlenen. Uiterlijk één jaar voor het verstrijken van deze verlenging wordt de betrokken functionaris ervan in kennis gesteld dat zijn aanstelling niet wordt verlengd, dan wel dat zijn aanstelling voor onbepaalde duur wordt verlengd.

b)

De overeenkomsten van functionarissen die op tijdelijke posten zijn aangeworven kunnen niet meer dan vier jaar bestrijken. Zij kunnen eenmaal met ten hoogste vier jaar worden verlengd.

c)

Bij de beëindiging van het dienstverband hebben de functionarissen recht op een ontslagvergoeding die wordt berekend overeenkomstig de bepalingen in bijlage I.

2.   Proeftijd

Iedere initiële overeenkomst omvat een proeftijd van zes maanden die ingaat op de datum van indiensttreding.

a)

Wanneer de functionaris tijdens zijn proeftijd wegens ziekte of ongeval gedurende ten minste één maand verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, kan de directeur de proeftijd met een overeenkomstige periode verlengen.

b)

Aan het einde van de proeftijd van de functionaris wordt een beoordelingsrapport opgesteld inzake zijn geschiktheid voor het vervullen van de aan zijn functie verbonden taken, zijn prestaties en zijn gedrag in de dienst. Het beoordelingsrapport wordt ter kennis van het personeelslid gebracht.

c)

Een functionaris die zich niet voldoende geschikt heeft getoond om handhaving in zijn ambt te rechtvaardigen, wordt ontslagen.

d)

Ingeval een functionaris op proef duidelijk ongeschikt blijkt te zijn, kan er op ieder ogenblik van de proeftijd een rapport worden opgesteld. Dit rapport wordt ter kennis van de ambtenaar gebracht.

e)

Op grond van dat rapport kan de directeur besluiten de functionaris vóór het verstrijken van de proeftijd te ontslaan met inachtneming van een opzeggingstermijn van een maand. De diensttijd mag echter niet langer duren dan de normale proeftijd.

f)

Een functionaris die tijdens de proeftijd naar aanleiding van een negatief rapport wordt ontslagen, heeft geen recht op een ontslagvergoeding.

De proeftijd maakt een integrerend deel uit van de looptijd van de initiële overeenkomst. Hij wordt meegeteld voor de opbouw van anciënniteits- en pensioenrechten.

3.   Verbreking van overeenkomsten

a)

In de hierna genoemde omstandigheden kan het centrum overeenkomsten beëindigen of niet verlengen:

i)

naar aanleiding van de schrapping van de door de functionaris bezette begrotingspost, of indien de aan de post van de functionaris verbonden taken zodanig worden gewijzigd dat hij niet langer over de nodige kwalificaties en ervaring voor de functie beschikt, en voor hem in het centrum geen passende andere functie kan worden gevonden;

ii)

onvoldoende beroepsbekwaamheid van de functionaris voor zijn functie, naar behoren geconstateerd in twee opeenvolgende beoordelingen, zoals bepaald in artikel 26;

iii)

tijdens de looptijd van de overeenkomst opgetreden lichamelijke ongeschiktheid van de functionaris, die is bevestigd door de invaliditeitscommissie ingevolge artikel 6, lid 4;

iv)

de lidstaat waarvan de functionaris onderdaan is, trekt zich terug uit het bestuur;

v)

de zetel van het Satellietcentrum wordt verplaatst naar een plaats op meer dan 100 km van de plaats waar de functionaris is aangeworven en de functionaris weigert de overplaatsing, aangezien deze situatie niet in zijn contract is geregeld;

vi)

het „veiligheidsattest” van de functionaris wordt om andere dan disciplinaire redenen ingetrokken.

vii)

na een tuchtprocedure waarbij de schuld of de verantwoordelijkheid van de functionaris is komen vast te staan, overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk VII, of die heeft geleid tot intrekking van het „veiligheidsattest” van de functionaris.

In de onder i) tot en met vi) genoemde gevallen, kunnen overeenkomsten worden beëindigd of niet verlengd met een termijn van zes maanden, in het onder vii) genoemde geval met een termijn van één maand.

b)

De functionaris kan zijn overeenkomst zelf beëindigen met een opzegtermijn van drie maanden om ongeacht welke persoonlijke redenen, die hij niet behoeft uiteen te zetten.

4.   Ontslagvergoeding

Behalve in geval van tuchtrechtelijk ontslag leidt de verbreking of het niet verlengen van een overeenkomst op initiatief van het Satellietcentrum tot een ontslagvergoeding op de in bijlage I genoemde voorwaarden.

De verbreking of het niet aanvaarden van het aanbod van verlenging van een overeenkomst door de functionaris zelf geeft geen recht op ontslagvergoeding.

5.   Verkorting van de opzegtermijn

Indien het belang van de dienst zulks vereist, kan de in lid 3, onder a), genoemde opzegtermijn worden verkort; in dat geval heeft de functionaris recht op uitbetaling van een aanvullend bedrag, overeenkomend met het salaris en de vergoedingen die hij zou hebben ontvangen tussen de datum waarop zijn overeenkomst daadwerkelijk wordt beëindigd en de einddatum van een opzegtermijn van zes maanden.

Deze bepalingen zijn niet van toepassing in geval van verbreking van de overeenkomst op tuchtrechtelijke gronden.

HOOFDSTUK III

Salaris en vergoedingen

Artikel 8

Algemene bepalingen

De aan de functionarissen van het Satellietcentrum betaalde bezoldiging bestaat uit het basissalaris, de ontheemdingstoelage, en de gezinstoelagen en andere vergoedingen van sociale aard.

Op deze bezoldiging worden de bijdragen en heffingen ingehouden die de functionaris verschuldigd is op grond van de interne belasting, de pensioenregeling en de socialezekerheidsregeling.

De rekeningen-courant van de functionarissen worden uiterlijk in de loop van de laatste werkweek van de maand voor het te ontvangen bedrag gecrediteerd.

De functionarissen moeten het centrum onverwijld informeren over eventuele wijzigingen in hun persoonlijke omstandigheden die financiële gevolgen kunnen hebben. Deze wijzigingen worden in aanmerking genomen voor de bezoldiging van de maand volgend op die waarin deze ter kennis van de administratie zijn gebracht, zonder terugwerkende kracht voor de reeds betaalde bezoldigingen.

Alle onverschuldigd betaalde bedragen moeten door de functionaris aan het Satellietcentrum worden terugbetaald.

Artikel 9

Basissalaris

Het nettobasissalaris komt overeen met het bedrag dat voor de rang en de salaristrap van elke functionaris wordt vermeld in de salarisschaal die elk jaar door het bestuur wordt goedgekeurd.

Het brutosalaris komt overeen met het nettobasissalaris, vermeerderd met het bedrag van het door die functionaris verschuldigde bedrag van de interne belasting.

Artikel 10

Ontheemdingstoelage

Er wordt een ontheemdingstoelage betaald aan functionarissen die bij hun initiële aanstelling niet de nationaliteit hebben van de staat op het grondgebied waarvan hun permanente standplaats zich bevindt, en die niet langer dan drie jaar ononderbroken op dat grondgebied hebben gewoond.

De vergoeding is niet langer verschuldigd wanneer een functionaris tewerkgesteld wordt in het land waarvan hij de nationaliteit heeft.

Het bedrag van de vergoeding wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in bijlage II.

Indien een functionaris door het Satellietcentrum wordt aangesteld onmiddellijk nadat hij in het land waar hij zijn functie uitoefent, in dienst is geweest van een andere internationale organisatie of een administratie, worden de dienstjaren bij zijn vorige werkgever voor de bepaling van het recht op de vergoeding en voor het bedrag daarvan gelijkgesteld met dienstjaren bij het Satellietcentrum.

Artikel 11

Gezinstoelagen en vergoedingen van sociale aard

1.   Algemene bepalingen

De uit hoofde van dit artikel toegekende vergoedingen en soortgelijke vergoedingen waarop een echtpaar, of een niet gehuwde functionaris, uit een andere bron recht heeft, kunnen niet worden gecumuleerd.

Elke functionaris die uit andere bronnen een vergoeding, soortgelijk aan de in dit artikel genoemde, ontvangt of recht daarop heeft, dient de administratie van het centrum daarover te informeren, opdat die vergoeding in mindering wordt gebracht op de hem door het centrum toegekende vergoedingen.

De administratie van het centrum mag alle officiële stukken verlangen of doen opvragen die zij noodzakelijk acht voor de vaststelling van het recht op een eventuele vergoeding.

De directeur mag regels voor de toepassing van deze bepalingen vaststellen.

2.   Kostwinnerstoelage

a)

Een kostwinnerstoelage wordt toegekend en maandelijks betaald aan een functionaris die:

i)

gehuwd is;

ii)

weduwnaar, van echt gescheiden, wettelijk gescheiden of ongehuwd is, en die ten minste één persoon ten laste heeft in de zin van het bepaalde in bijlage III bij dit reglement;

iii)

een geregistreerd partnerschap buiten het huwelijk heeft gesloten, op voorwaarde dat

een officieel document wordt overgelegd dat door een bevoegde autoriteit van een lidstaat als zodanig is erkend en waaruit het geregistreerde partnerschap blijkt,

geen van de partners gehuwd is of een ander partnerschap buiten het huwelijk heeft gesloten,

geen van de volgende verwantschapsbetrekkingen tussen de partners bestaat: ouder en kind, grootouder en kleinkind, broer en zuster, tante of oom en neef of nicht, schoonzoon of schoondochter.

b)

Deze vergoeding is gelijk aan 6 % van het netto basissalaris en mag niet lager zijn dan het bedrag dat aan functionarissen in rang B 3, eerste salaristrap, wordt betaald.

c)

In geval van:

i)

gehuwde functionarissen die geen personen ten laste hebben maar van wie de echtgenoot een bezoldigde beroepsbezigheid uitoefent, of

ii)

een functionaris die een geregistreerd partnerschap buiten het huwelijk heeft gesloten, als bedoeld onder a), iii), hierboven, en die geen personen ten laste heeft, maar van wie de partner een bezoldigde beroepsbezigheid uitoefent,

is de betaalde vergoeding gelijk aan het verschil tussen het netto basissalaris voor rang B 3, salaristrap 1, verhoogd met de vergoeding waarop de functionaris theoretisch recht heeft, enerzijds, en het bedrag van de beroepsinkomsten van de echtgenoot of geregistreerde partner anderzijds. Indien laatstgenoemd bedrag gelijk is aan of hoger is dan het eerstgenoemde, ontvangt de functionaris geen vergoeding.

Deze vergoeding wordt niet betaald aan een functionaris van wie de echtgenoot of geregistreerde partner zelf personeelslid van een internationale organisatie is en een hoger basissalaris dan de betrokken functionaris ontvangt.

3.   Vergoeding voor kinderen of andere personen ten laste

a)

Er wordt een vergoeding voor kinderen of andere personen ten laste toegekend en maandelijks betaald aan de functionaris die in hoofdzaak en bij voortduring voorziet in het onderhoud van kinderen of andere personen ten laste als bepaald in bijlage III.

b)

De vergoeding bestaat in een forfaitair bedrag voor elke persoon ten laste, dat jaarlijks wordt vastgesteld in de door het bestuur vastgestelde salarisschaal.

c)

De vergoeding wordt, in geval van echtgenoten of geregistreerde partners die beiden bij internationale organisaties werken, betaald aan de echtgenoot of partner die de kostwinnersvergoeding of een gelijkwaardige vergoeding ontvangt.

d)

De definities en de toekenningsvoorwaarden voor deze vergoeding zijn vermeld in bijlage III.

4.   Onderwijsvergoeding

a)

Er wordt een vergoeding toegekend en maandelijks betaald aan functionarissen die de kostwinnersvergoeding ontvangen en van wie de kinderen ten laste, in de zin van het bepaalde in bijlage III, schoolgaan in een instelling voor kleuteronderwijs, basisonderwijs, middelbaar onderwijs of hoger onderwijs.

b)

Deze vergoeding is gelijk aan tweemaal het maandelijkse bedrag van de vergoeding voor een kind ten laste en wordt voor elk kind uitbetaald.

c)

De betrokken functionaris verstrekt de administratie van het centrum bij het begin van elk schooljaar de nodige bewijsstukken.

5.   Vergoeding voor gehandicapte kinderen of andere gehandicapte personen ten laste

a)

Er wordt een vergoeding voor gehandicapte kinderen of andere gehandicapte personen ten laste toegekend en maandelijks betaald aan iedere functionaris die in hoofdzaak en bij voortduring voorziet in het onderhoud van een gehandicapt kind of een andere gehandicapte persoon ten laste. Het kind of de andere persoon ten laste moet voldoen aan de in bijlage III bepaalde criteria en voorwaarden.

b)

De regels voor de toekenning en betaling van deze vergoeding zijn bepaald in bijlage IV.

6.   Huisvestingsvergoeding

a)

Er wordt maandelijks een huisvestingsvergoeding betaald aan de functionarissen van de rangen B, C, A 1 en A 2 die wonen in een woning waarvan zij huurder of onderhuurder zijn, en die aan de betaling van hun huur — met uitsluiting van alle huishoudelijke lasten die in het land van verblijf worden beschouwd als voor rekening van de huurder — een deel van hun bezoldiging besteden dat een forfaitair bedrag overschrijdt.

b)

De berekeningswijze van deze vergoeding is vermeld in bijlage V.

c)

De functionaris die een huisvestingsvergoeding ontvangt, moet iedere wijziging van de situatie die verandering zou kunnen brengen in zijn recht op de vergoeding, onmiddellijk ter kennis brengen van het hoofd van de administratie en het personeel.

7.   Vervoersvergoeding

Op grond van het feit dat de werkplek ver van woonwijken ligt, het Satellietcentrum gelegen is op een militaire basis, en er geen openbaar vervoer van en naar die basis is, wordt aan het personeel een forfaitaire maandelijkse vervoersvergoeding toegekend. Het bedrag van die vergoeding wordt aan het begin van elk kalenderjaar vastgesteld door de directeur.

Artikel 12

Plaatsvervangersvergoeding

1.   Een functionaris kan worden aangewezen ad interim een ambt te vervullen in een hogere rang dan zijn huidige rang. Met ingang van de tweede maand van zijn tewerkstelling ad interim ontvangt hij een aanvullende toelage, gelijk aan het verschil tussen de bezoldiging, verbonden aan zijn huidige rang en salaristrap, en de bezoldiging welke overeenkomt met de salaristrap die hem zou toekomen, indien hij was aangesteld in de rang die overeenkomt met het ambt waarin hij ad interim te werk is gesteld.

Tewerkstelling ad interim kan ten hoogste voor één jaar plaatsvinden, behalve wanneer zij, direct of indirect, strekt tot vervanging van een functionaris die is gedetacheerd, onder de wapenen is geroepen, dan wel een langdurig ziekteverlof geniet.

2.   Er kan in individuele gevallen door de directeur voor bepaalde ambten een vergoeding voor bijkomende verantwoordelijkheden worden toegekend, wanneer de functionaris de verantwoordelijkheid draagt voor de leiding van een team waarin een of meer functionarissen van dezelfde rang werkzaam zijn. Het maximumbedrag van die vergoeding wordt aan het begin van elk kalenderjaar vastgesteld door de directeur.

Artikel 13

Inrichtingsvergoedingen bij benoeming en beëindiging van het mandaat

1.   Inrichtingsvergoeding

a)

De functionaris ontvangt een inrichtingsvergoeding wanneer zijn woonplaats op meer dan 100 km van zijn standplaats gelegen was op het tijdstip van indiensttreding bij het Satellietcentrum.

b)

De inrichtingsvergoeding bedraagt 30 dagen basissalaris.

c)

De inrichtingsvergoeding wordt aan de functionaris betaald, zodra hij bij het Satellietcentrum in dienst treedt.

d)

De functionaris die eigener beweging binnen twee jaar zijn functie verlaat, moet de helft van zijn inrichtingsvergoeding terugbetalen.

e)

De directeur kan, bij wijze van uitzondering, afwijkingen van deze bepalingen inzake terugbetaling toestaan, wanneer hij van oordeel is dat de strikte toepassing daarvan voor de betrokkene bijzonder nadelige gevolgen met zich mee kan brengen.

2.   Inrichtingsvergoeding bij beëindiging van de dienst

a)

Een functionaris die aantoont dat hij over een afstand van meer dan 100 km van zijn standplaats van woonplaats verandert, heeft bij beëindiging van de dienst opnieuw recht op een inrichtingsvergoeding ten bedrage van 30 dagen basissalaris, mits hij vier dienstjaren heeft volbracht en in zijn nieuwe betrekking geen soortgelijke vergoeding geniet.

b)

Indien echtgenoten of geregistreerde partners beiden recht hebben op een inrichtingsvergoeding bij beëindiging van de dienst, wordt deze slechts uitgekeerd aan de echtgenoot of partner met het hoogste basissalaris.

c)

De functionaris die meer dan twee en minder dan vier dienstjaren heeft volbracht, ontvangt een deel van deze inrichtingsvergoeding in verhouding tot de volbrachte diensttijd.

d)

Indien een functionaris komt te overlijden, wordt de hier bedoelde inrichtingsvergoeding uitbetaald aan de overlevende echtgenoot of geregistreerde partner, of, bij gebreke van deze, aan de personen die in de zin van bijlage III te zijnen laste waren, zonder dat het tijdsbeding van punt a) geldt.

Artikel 14

Inhoudingen en heffingen

1.   Interne belasting

De interne belasting is gelijk aan 40 % van het basissalaris voor de rang en de salaristrap die op de functionaris van toepassing is. Samen met het nettobasissalaris vormt dit bedrag het brutosalaris. Het bedrag van deze belasting is een maandelijkse inhouding die op de salarisstroken aan de debetzijde wordt vermeld.

2.   Bijdragen aan de pensioenregeling

Hiervoor vindt een maandelijkse inhouding op de bezoldiging van de functionaris plaats die is goedgekeurd door de gecoördineerde organisaties voor de op personeelsleden toepasselijke pensioenregeling en die overeenstemt met een percentage van het nettobasissalaris. Dit bedrag wordt naar het pensioenreservefonds van het Satellietcentrum overgemaakt.

3.   Bijdragen aan socialezekerheidsregelingen

Hiervoor vindt een maandelijkse inhouding op de bezoldiging van de functionarissen plaats. De minimale socialezekerheidsuitkeringen hebben betrekking op medische zorg, dekking van arbeidsongeschiktheid/invaliditeit en levensverzekering.

Een derde deel van de bijdragen aan de socialezekerheidsregeling komt ten laste van de functionaris; de resterende twee delen komen ten laste van het centrum.

Dit percentage wordt aan het begin van het jaar voor de twaalf volgende maanden in overleg tussen het Satellietcentrum en de met de regeling belaste verzekeringsmaatschappij vastgesteld. Het bedrag van deze inhoudingen wordt aan het bedrag van het werkgeversaandeel toegevoegd.

Artikel 15

Voorschotten en terugbetaling van voorschotten op de bezoldiging

1.   Tenzij de directeur anders besluit kan het hoofd administratie en personeel van het Satellietcentrum binnen de grenzen van de beschikbare financiële middelen rentedragende voorschotten op salarissen verlenen aan functionarissen die zich in onvoorziene persoonlijke financiële moeilijkheden bevinden.

2.   Dit voorschot mag niet meer bedragen dan drie maanden nettobasissalaris.

3.   Terugbetaling van deze leningen vindt plaats door inhouding op de bezoldiging, binnen een termijn van maximaal tien maanden, te rekenen vanaf het eind van de maand waarin de lening is toegekend.

HOOFDSTUK IV

Reiskosten

Artikel 16

Inrichting en vertrek

1.   De functionaris heeft recht op vergoeding van de reiskosten, voor zichzelf en de gezinsleden die met hem samenwonen, van de plaats waar hij vóór zijn benoeming gevestigd was naar de standplaats van het Satellietcentrum.

2.   Dit recht is tevens van toepassing wanneer de functionaris de dienst definitief beëindigt en terugkeert naar het land waar hij vóór zijn benoeming gevestigd was of de equivalente kosten indien de functionaris naar een ander land verhuist.

3.   Op de vergoedingen zijn de bepalingen van afdeling I van bijlage VI van toepassing.

Artikel 17

Verhuizing

1.   De functionaris heeft recht op betaling van de kosten van verhuizing van de plaats waar hij vóór zijn benoeming gevestigd was naar de standplaats van het Satellietcentrum.

Dit recht is tevens van toepassing wanneer de functionaris de dienst definitief beëindigt en terugkeert naar het land waar hij vóór zijn benoeming gevestigd was.

2.   De terugbetaling van de kosten dekt de verhuizing van de persoonlijke inboedel van de functionaris, met uitzondering van voertuigen, vaartuigen of andere vervoermiddelen, overeenkomstig bijlage VI.

De terugbetalingen worden rechtstreeks door het Satellietcentrum gedaan, tegen overlegging van de nota door de verhuisonderneming.

Artikel 18

Dienstreizen

De functionaris die in het Satellietcentrum is tewerkgesteld, heeft recht op vergoeding van kosten van dienstreizen die hij in opdracht van de directeur verricht.

De vergoeding heeft betrekking op de eigenlijke reiskosten en op de verblijfskosten en bijkomende kosten in de plaats die het doel van de dienstreis was. De voorwaarden, tabellen en nadere bepalingen voor deze vergoeding worden vermeld in bijlage VII.

HOOFDSTUK V

Interne organisatie

Artikel 19

Arbeidsroosters en arbeidsduur

1.   De normale arbeidsduur voor alle personeelsleden bedraagt 40 uur per week overeenkomstig een door de directeur vastgesteld algemeen rooster.

2.   De directeur kan flexibele werktijden toestaan naargelang van de persoonlijke situatie van de functionaris of de specifieke eisen van zijn functie.

3.   Uit hoofde van het dienstbelang kan van een functionaris verlangd worden zich buiten de normale arbeidsuren op het werk of thuis ter beschikking te houden.

4.   De door een personeelslid buiten de in lid 1 bedoelde arbeidsuren verrichte werkzaamheden geven recht op compensatie in vrije tijd of op beloning. Zonder voorafgaande toestemming van het verantwoordelijke hoofd van de afdeling gewerkte uren mogen evenwel nooit als overuren worden beschouwd. Overwerk wordt zoveel mogelijk beperkt.

Overuren geven de betrokkene recht

a)

op een overeenkomstige compensatie in rusttijd, of,

b)

wanneer deze rusttijd niet kan worden toegekend omdat het dienstbelang dit vereist, op betaling van overuren tegen 133 % van het basissalaris.

5.   Nachtarbeid. De tussen 20.30 uur en 7.00 uur verrichte werkzaamheden worden beloond als nachtarbeid. Indien deze werkzaamheden een ononderbroken voortzetting van werkzaamheden overdag vormen, worden zij evenwel slechts als nachtarbeid beschouwd wanneer zij ten minste 1 1/2 uur van de nachtelijke periode beslaan.

Nachtarbeid tot maximaal de onder 1 genoemde duur geeft recht op de toekenning van een aanvullende bezoldiging die gelijk is aan 50 % van het basissalaris.

Overwerk gedurende de nacht wordt vergoed tegen 150 % van de bezoldiging voor overwerk gedurende de dag.

6.   In uitzonderlijke omstandigheden, ter beoordeling van de directeur, kunnen bepaalde functionarissen verplicht worden tijdens het weekeinde te werken. In dat geval geven de aldus gewerkte uren recht op compensatie in vrije tijd of op beloning.

7.   Functionarissen in de rangen A 4 en hoger ontvangen noch beloning, noch compensatie voor overuren of nachtarbeid.

8.   De directeur stelt de regels voor de toepassing van dit artikel vast.

Artikel 20

Deeltijdwerk en telewerken

1.   Een functionaris kan om toestemming voor deeltijdwerk of telewerken verzoeken.

De directeur kan die toestemming verlenen indien het belang van de dienst daardoor niet wordt geschaad.

2.   Het centrum geeft binnen een maand antwoord op het verzoek van de functionaris.

3.   De directeur stelt de regels voor de toepassing van dit artikel vast.

Artikel 21

Feestdagen en vrije dagen

De lijst van feestdagen en vrije dagen wordt door de directeur vastgesteld, rekening houdend met de in het Spaanse staatsblad (Boletin Oficial del Estado) en het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerde officiële lijst van feestdagen.

Deze dagen worden niet in mindering gebracht op de verlofdagen van het personeel.

Indien een van deze feestdagen op zaterdag of zondag valt, kan de directeur besluiten dat een andere dag vrij is en niet in mindering wordt gebracht.

Artikel 22

Verlof

1.   Jaarlijks verlof

a)

Rechten

Elke functionaris heeft per kalenderjaar recht op een betaald verlof van 2,5 werkdag per vervulde dienstmaand.

De tussen 1 april en 30 juli tewerkgestelde functionaris heeft recht op een voorschot van 15 verlofdagen op zijn jaarlijks toegekend verlof indien het verlof na deze laatste datum moet worden opgenomen.

Indien een functionaris op 31 december zijn vakantieverlof niet volledig heeft opgenomen, kan de directeur of zijn vertegenwoordiger toestemming geven om ten hoogste twaalf verlofdagen naar het volgende jaar over te boeken. De overgeboekte en niet vóór 30 juni opgenomen verlofdagen vervallen.

b)

Administratieve procedure

De functionaris die verlof wenst op te nemen binnen de grenzen van hetgeen hem op grond van punt a) is toegekend, moet vooraf toestemming van de directeur of zijn vertegenwoordiger verkrijgen.

Hiertoe wordt door de administratie van het Satellietcentrum een verlofregister bijgehouden.

De te volgen procedure wordt beschreven in een door de directeur ondertekende interne nota.

c)

Bij beëindiging van de dienst niet opgenomen verlof

Het bij beëindiging van de dienst niet opgenomen verlof vervalt. Op grond van een schriftelijke verklaring van de directeur waaruit blijkt dat dit verlof om redenen van strikt dienstbelang niet kon worden opgenomen, heeft de functionaris evenwel recht op een compensatie gelijk aan één dertigste van het maandelijkse basissalaris per niet gebruikte verlofdag.

2.   Verlof zonder bezoldiging

a)

De directeur kan op verzoek van een functionaris verlof zonder bezoldiging om persoonlijke redenen toestaan indien het belang van de dienst daardoor niet wordt geschaad.

b)

De totale duur van dit verlof mag niet meer dan één jaar bedragen.

c)

Tijdens dit verlof heeft de functionaris geen recht om in een hogere salaristrap te worden geplaatst of naar een hogere rang te worden bevorderd en worden zijn lidmaatschap van de in de artikelen 8 en 14 bedoelde socialezekerheidsregeling en de dekking van risico’s uit hoofde van die regeling geschorst.

Een functionaris die geen winstgevende beroepsbezigheid uitoefent, kan evenwel, wanneer hij daartoe uiterlijk in de maand volgende op het begin van het verlof om redenen van persoonlijke aard een verzoek indient, in aanmerking blijven komen voor de bedoelde dekking, mits hij de daarmee corresponderende bijdragen te zijnen laste neemt.

De functionaris die aantoont geen pensioenrechten via een andere pensioenregeling te kunnen verkrijgen, kan op zijn verzoek verdere pensioenrechten blijven verwerven, op voorwaarde dat hij de daarmee corresponderende bijdragen betaalt.

3.   Ziekteverlof, moeder- en vaderschapsverlof, ouderschapsverlof en ander buitengewoon verlof

Naast vakantieverlof wordt in geval van ziekte, moederschap, vaderschap, ouderschap of persoonlijke omstandigheden, buitengewoon verlof verleend.

De in deze gevallen te nemen maatregelen en de nadere bepalingen inzake dit verlof zijn vermeld in bijlage VIII.

Artikel 23

Verlof in de plaats van herkomst

1.   Verlof in de plaats van herkomst wordt verleend aan alle personeelsleden die een ontheemdingstoelage ontvangen, met uitzondering van degenen die bij hun indiensttreding uitsluitend de nationaliteit van het land van de standplaats hadden.

a)

Het verlof in de plaats van herkomst bedraagt acht werkdagen per twee jaar, verlengd met de duur van de reis, berekend op basis van het snelste vervoer.

b)

Het verlof in de plaats van herkomst kan zes maanden vóór de vervaldatum worden opgenomen. Het moet uiterlijk zes maanden na de vervaldatum worden opgenomen op straffe van verval voor de periode van twee jaar waarover het verschuldigd is. Met de datum waarop het verlof in de plaats van herkomst gedurende een bepaalde periode van twee jaar feitelijk wordt opgenomen, wordt geen rekening gehouden bij de bepaling van de datum van het volgende verlof in de plaats van herkomst.

c)

Wanneer beide echtgenoten of geregistreerde partners bij het Satellietcentrum werkzaam zijn en beiden recht hebben op verlof in de plaats van herkomst, wordt dit aan hen verleend op de volgende voorwaarden:

i)

indien beider plaats van herkomst zich in hetzelfde land bevindt, heeft elk van hen om de twee jaar recht op verlof in de plaats van herkomst in dit land;

ii)

indien hun plaatsen van herkomst zich in twee verschillende landen bevinden, heeft elk van hen om de twee jaar recht op verlof in de respectieve plaatsen van herkomst;

iii)

de te hunnen laste komende kinderen en, eventueel, de persoon die deze kinderen begeleidt, hebben slechts om de twee jaar recht op verlof in de plaats van herkomst; indien de plaatsen van herkomst van de ouders zich in twee verschillende landen bevinden, kan dit verlof in het ene of het andere land worden opgenomen.

2.   Het personeelslid dat verlof in de plaats van herkomst opneemt, heeft volgens artikel 18 recht op vergoeding van de reiskosten voor heen- en terugreis voor zichzelf, de kinderen te zijnen laste en, indien hij de gezinstoelage ontvangt, voor zijn echtgenoot of geregistreerde partner, maar niet op een dagvergoeding voor de duur van de reis.

3.   Het personeelslid dat ervan afziet verlof in de plaats van herkomst op te nemen, heeft geen recht op compensatie.

4.   Verlof in de plaats van herkomst wordt slechts op de volgende voorwaarden verleend:

a)

indien de betrokken functionaris zich schriftelijk ertoe verbindt dit verlof in het land van zijn officiële woonplaats op te nemen;

b)

indien de betrokken functionaris zich schriftelijk ertoe verbindt niet zijn ontslag bij het Satellietcentrum in te dienen in de zes maanden die volgen op de datum waarop zijn recht op verlof in de plaats van herkomst vervalt (ongeacht de datum waarop hij dit verlof daadwerkelijk opneemt);

c)

indien het hoofd van de afdeling verklaart dat hij waarschijnlijk van de diensten van het personeelslid gebruik moet maken gedurende de verlofperiode.

De niet-naleving van de bepaling in punt a) verplicht betrokkene ertoe alle naar aanleiding van zijn verlof in de plaats van herkomst gemaakte kosten aan het centrum te vergoeden, en kan er tevens toe leiden dat het nog verschuldigde vakantieverlof wordt verminderd met het aantal dagen verlof in de plaats van herkomst dat hem was verleend. Voorts kan de directeur besluiten dat van de punten b) en c) kan worden afgeweken, indien hij van oordeel is dat de strikte toepassing daarvan voor betrokkene onrechtvaardig zou zijn of tot bijzondere problemen zou leiden.

HOOFDSTUK VI

Beoordeling en bevordering

Artikel 24

Algemene bepalingen

1.   Met uitzondering van de directeur wordt van alle functionarissen van het centrum eenmaal per jaar, vóór 28 februari, het werk gedurende het vorige jaar beoordeeld.

De beoordeling heeft betrekking op de relatieve bekwaamheid van de functionarissen, en stelt het gezag in staat zich positief over een functionaris uit te spreken of, in het tegengestelde geval, eenieder te wijzen op zijn tekortkomingen met het oog op verbetering van de dienstverrichting.

2.   De beoordeling betreft de volgende punten:

a)

inzet en stiptheid,

b)

kwaliteit en snelle uitvoering van het werk,

c)

zin voor initiatief,

d)

correct gedrag en omgang met mensen.

Deze beoordeling wordt samengevat in een jaarlijks beoordelingsverslag dat in het persoonlijk dossier van de functionaris wordt opgenomen.

3.   Indien uit het beoordelingsverslag tekortschietende prestaties blijken, kan de directeur om een aanvullend tussentijds verslag na zes maanden verzoeken.

Artikel 25

Procedure

1.   De directeur wijst de functionarissen aan die belast zijn met de voorstellen ter beoordeling van het personeel dat hun voor een deel of geheel ondergeschikt is.

2.   Iedere functionaris wordt persoonlijk ontvangen door de functionaris die verantwoordelijk is voor zijn beoordeling. Hij neemt kennis van zijn jaarlijkse beoordeling. Hij ondertekent het beoordelingsrapport en verklaart hiermee dat hij er kennis van heeft genomen.

3.   De jaarlijkse beoordeling is een administratief besluit voor intern gebruik. Er kan bij geen enkele externe instantie beroep tegen worden ingesteld.

4.   Wanneer alle beoordelingen zijn opgesteld, roept de directeur een door hem voorgezeten bevorderingsraad bijeen die alle functionarissen omvat die een of meer beoordelingen hebben opgesteld.

De directeur stelt het reglement van de bevorderingsraad vast.

Artikel 26

Gevolgen van beoordelingen

1.   De bevorderingsraad kan aan de directeur één van de volgende maatregelen voorstellen om personeelsleden te belonen wier prestaties als bijzonder goed worden beschouwd:

a)

de toekenning van een financiële beloning;

b)

een uitzonderlijke plaatsing in een hogere salaristrap;

c)

een overgang naar de hogere rang, indien de begroting deze bevordering toelaat.

2.   Een onvoldoende beoordeling kan rechtvaardigen dat de functionaris gedurende een extra jaar dezelfde salaristrap behoudt.

3.   Twee of meer achtereenvolgende onvoldoende beoordelingen kunnen het beëindigen of niet verlengen van de arbeidsovereenkomst rechtvaardigen.

4.   Indien uit het aanvullende tussentijdse verslag bedoeld in artikel 24, lid 3, geen verbetering in de prestaties van de functionaris blijkt, kan de directeur één van de onderstaande maatregelen nemen:

a)

de functionaris behoudt dezelfde salaristrap gedurende een bijkomende periode van twaalf maanden;

b)

de arbeidsovereenkomst van de functionaris wordt beëindigd overeenkomstig artikel 7, punt 3.

5.   Over het bedrag van de financiële beloning bedoeld in lid 1 en de andere regels voor de toepassing van dit artikel wordt aan het begin van elk begrotingsjaar door de directeur een besluit genomen.

HOOFDSTUK VII

Tuchtprocedure

Artikel 27

Tuchtmaatregelen

1.   Een personeelslid of gewezen personeelslid dat, opzettelijk of uit nalatigheid, de hem door dit personeelsreglement opgelegde verplichtingen niet nakomt, stelt zich aan een tuchtmaatregel bloot.

2.   Wanneer de directeur kennis krijgt van gegevens die het bestaan van een verzuim in de zin van lid 1 doen vermoeden, kan hij een administratief onderzoek instellen teneinde na te gaan of er inderdaad sprake is van een dergelijk verzuim.

3.   De tuchtvoorschriften en -procedures en -maatregelen en de regels betreffende het administratief onderzoek staan in bijlage IX.

HOOFDSTUK VIII

Beroep en commissie van beroep

Artikel 28

Verzoeken

1.   Iedere in dit personeelsreglement bedoelde persoon kan bij de directeur een verzoek indienen om jegens hem een besluit te nemen in aangelegenheden die in dit personeelsreglement aan de orde komen. De directeur brengt zijn met redenen omklede besluit binnen twee maanden na de indiening van dit verzoek ter kennis van de betrokkene. Is bij het verstrijken van deze termijn geen antwoord op het verzoek ontvangen, dan geldt dit als een stilzwijgend besluit tot afwijzing, waartegen een klacht als bedoeld in de volgende leden kan worden ingediend.

2.   Iedere in dit personeelsreglement bedoelde persoon kan bij de directeur een klacht indienen tegen een besluit waardoor hij zich bezwaard acht, hetzij omdat de directeur een besluit heeft genomen, dan wel omdat hij een, bij dit personeelsreglement verplichte maatregel niet heeft genomen. De klacht moet binnen een termijn van drie maanden worden ingediend. Deze termijn gaat in:

a)

op de dag van bekendmaking van het besluit, indien het een algemene maatregel betreft;

b)

op de dag waarop het besluit ter kennis wordt gebracht van degene tot wie het gericht is, doch uiterlijk op de dag waarop de betrokkene ervan kennis krijgt indien het een maatregel van individuele aard betreft; indien evenwel door een besluit van individuele aard een andere persoon dan degene tot wie het gericht is, zich bezwaard kan gevoelen, gaat de termijn voor deze persoon in op de dag waarop hij van dit besluit kennis krijgt en in elk geval uiterlijk op de dag van bekendmaking ervan;

c)

op de dag waarop de antwoordtermijn verstrijkt, indien de klacht betrekking heeft op een stilzwijgend besluit tot afwijzing van een krachtens lid 1 ingediend verzoek.

3.   De directeur brengt zijn met redenen omklede besluit binnen een maand na de indiening van deze klacht ter kennis van de betrokkene. Is bij het verstrijken van deze termijn geen antwoord op de klacht ontvangen, dan geldt dit als een stilzwijgend besluit tot afwijzing, waartegen een klacht in de zin van lid 5 kan worden ingediend.

Bij een negatief antwoord kan de functionaris om bemiddeling van de ombudsman verzoeken. Deze bemiddeling is niet verplicht.

4.   Bemiddeling De directeur benoemt een ombudsman voor een verlengbare periode van drie jaar.

De ombudsman is een bevoegd en onafhankelijk jurist.

Hij ontvangt van de directeur en van de betrokken functionaris alle stukken die hij voor het onderzoek van het geschil nodig acht.

Binnen 15 dagen volgend op de dag waarop het geschil aan hem is voorgelegd, maakt hij zijn conclusies bekend.

Deze conclusies zijn noch voor de directeur, noch voor de functionaris bindend.

De kosten van de bemiddeling komen ten laste van het centrum indien de conclusies door de directeur worden afgewezen; zij komen voor 50 % ten laste van de functionaris indien deze de inhoud ervan afwijst.

5.   Wanneer het eerste middel tot beroep (beroep ad hoc) is uitgeput, staat het een functionaris vrij om beroep in te stellen voor de Commissie van beroep van het centrum.

De samenstelling, werking en procedures van deze instantie worden beschreven in bijlage X.

6.   De uitspraken van de Commissie van beroep zijn voor beide partijen bindend. Er kan geen beroep tegen worden ingesteld.

a)

De commissie kan de betwiste beslissing nietig verklaren of bevestigen.

b)

Daarbij kan de commissie tevens het centrum veroordelen tot vergoeding van de reële schade die door de functionaris is geleden sedert de dag waarop de nietig verklaarde beslissing is ingegaan.

c)

Voorts kan zij besluiten dat het centrum tot een door de commissie bepaald maximum de door eiser gemaakte gemotiveerde kosten en de door de gehoorde getuigen gemaakte vervoers- en verblijfskosten vergoedt. Deze kosten worden berekend aan de hand van de bepalingen van artikel 18 en van bijlage VII van dit reglement.

HOOFDSTUK IX

Pensioenen

Artikel 29

Pensioenreglement

De regels en voorwaarden vervat in het pensioenreglement van het centrum, overeenkomstig de pensioenregeling van de gecoördineerde organisaties, zijn van toepassing op de functionarissen van het centrum. De „nieuwe pensioenregeling” van het centrum is van toepassing op functionarissen die na 30 juni 2005 in dienst zijn getreden.

HOOFDSTUK X

Detachering van functionarissen

Artikel 30

Detachering

Een gedetacheerd functionaris is een functionaris die, bij besluit van de directeur, in het belang van de dienst is aangewezen voor het tijdelijk vervullen van een ambt buiten het centrum.

Op detachering in het belang van de dienst zijn de volgende regels van toepassing:

a)

het besluit over detachering wordt genomen door de directeur nadat de betrokken functionaris is gehoord;

b)

de duur van de detachering wordt bepaald door de directeur;

c)

aan het eind van elke periode van zes maanden kan de betrokken functionaris verzoeken de detachering te beëindigen;

d)

een gedetacheerd functionaris heeft recht op een aanvullende toelage, wanneer de totale bezoldiging die is verbonden aan het ambt van zijn detachering, minder bedraagt dan de bezoldiging die hem in zijn rang en salaristrap bij het centrum toekomt; tevens heeft hij recht op vergoeding van alle extra kosten welke voor hem uit de detachering voortvloeien;

e)

een gedetacheerd functionaris zet de betaling van de pensioenbijdrage voort op de grondslag van het salaris voor actieve dienst dat aan zijn rang en salaristrap in het centrum is verbonden;

f)

een gedetacheerd functionaris blijft in zijn ambt gehandhaafd en behoudt het recht om in een hogere salaristrap te worden geplaatst en naar een hogere rang te worden bevorderd;

g)

bij beëindiging van zijn detachering treedt de functionaris onmiddellijk weer in het vroeger door hem beklede ambt of in het eerste vrijkomende tot zijn functiegroep behorende ambt, mits hij aan de vereisten voor dat ambt voldoet.

TITEL III

BEPALINGEN VAN TOEPASSING OP PLAATSELIJK PERSONEEL

Artikel 31

Statutaire bepalingen

Plaatselijke werknemers zijn hulpwerknemers die in beginsel voor korte tijd worden aangenomen. Zij hebben niet de hoedanigheid van internationale functionarissen en zijn integraal onderworpen aan de wetten en voorschriften van het gastland waar zij werkzaam zijn.

a)

Plaatselijk personeel bestaat uit werknemers die geen in de personeelsformatie van het Satellietcentrum opgenomen post bezetten.

b)

Onder voorbehoud van de bepalingen van deze titel worden de arbeidsvoorwaarden van plaatselijk personeel, met name:

i)

de voorwaarden van aanstelling en ontslag,

ii)

verlof en

iii)

beloning

door het centrum vastgesteld aan de hand van de regelgeving en de gebruiken van de plaats waar de plaatselijke functionaris werkzaam is.

c)

Plaatselijk personeel is gebonden door de bepalingen als vastgelegd in titel I en de volgende bepalingen van titel II:

i)

hoofdstuk II: artikel 5 (leeftijdsgrens voor het uitoefenen van een functie) en artikel 6 (medisch onderzoek);

ii)

hoofdstuk III: artikel 15 (voorschotten);

iii)

hoofdstuk IV: artikel 18 (dienstreizen);

iv)

hoofdstuk V: artikel 19 (arbeidsrooster en arbeidstijden) en artikel 21 (feestdagen en vrije dagen);

v)

bijlage IX: schadevergoedingen,

en eventuele daarop gebaseerde voorschriften.

Artikel 32

Sociale zekerheid

Wat de sociale zekerheid betreft, is het centrum verantwoordelijk voor het werkgeversaandeel van de socialezekerheidsbijdragen uit hoofde van de geldende voorschriften in de plaats waar de plaatselijke werknemers hun taken vervullen.

Artikel 33

Bezoldiging

1.   De bezoldiging van plaatselijke werknemers wordt bij overeenkomst vastgesteld en bestaat uit een netto maandsalaris, met uitsluiting van bijkomende toeslagen, ongeacht de gezinssituatie en de sociale situatie van de betrokkene.

2.   Aangezien plaatselijke werknemers niet in aanmerking komen voor de pensioenregeling van de functionarissen, worden er op die grond geen bedragen op hun salaris ingehouden.

3.   De bezoldiging van plaatselijke werknemers wordt aan het begin van het jaar verhoogd met het stijgingspercentage dat door het bestuur is vastgesteld voor de functionarissen.

TITEL IV

VERTEGENWOORDIGING VAN DE WERKNEMERS

Artikel 34

Vertegenwoordiging van de werknemers

1.   Het personeelscomité vertegenwoordigt alle werknemers van het centrum, als omschreven in artikel 1.

2.   Het personeelscomité wordt door alle werknemers van het centrum bij geheime verkiezingen voor een periode van twee jaar gekozen.

3.   Het personeelscomité heeft tot taak:

a)

de beroepsbelangen van alle werknemers van het Satellietcentrum te behartigen;

b)

voorstellen te doen om het welzijn van alle werknemers te verbeteren;

c)

suggesties te doen om sociale, culturele en sportieve activiteiten van het personeel te bevorderen;

d)

de gezamenlijke werknemers te vertegenwoordigen bij de personeelsverenigingen van andere internationale organisaties.

4.   Het mandaat ter uitvoering van dit artikel wordt door de directeur na overleg met het personeelscomité goedgekeurd.

TITEL V

OVERGANGSBEPALINGEN

Artikel 35

Overgangsbepalingen

1.   Personeelsleden in actieve dienst op de datum van inwerkingtreding van dit reglement, die gedurende meer dan drie jaar continu bij het centrum werkzaam zijn geweest, wordt aan het einde van hun huidige overeenkomst een overeenkomst van onbepaalde duur aangeboden.

2.   Personeelsleden met minder dan drie jaar dienst op de datum van inwerkingtreding van dit reglement wordt aan het einde van hun tweede overeenkomst een overeenkomst van onbepaalde duur aangeboden.

BIJLAGE I

ONTSLAGVERGOEDING

(Bedoeld in artikel 7 van het reglement)

1.   Recht op ontslagvergoeding

a)

Een ontslagvergoeding kan worden toegekend aan een functionaris wiens overeenkomst wordt beëindigd uit hoofde van artikel 7, lid 3, onder a), gevallen i) tot en met vi) van het reglement.

b)

De vergoeding is niet verschuldigd indien:

i)

de functionaris bij het Satellietcentrum een functie in dezelfde graad of hoger heeft gekregen;

ii)

de functionaris een nieuwe functie bij een andere internationale organisatie in dezelfde plaats heeft gekregen;

iii)

de functionaris, als ambtenaar van een lidstaat of een internationale organisatie, binnen drie maanden na de ontbinding van zijn contract door het Satellietcentrum, opnieuw door zijn nationale of internationale administratie in dienst is genomen;

iv)

het contract van de functionaris is ontbonden als gevolg van een tuchtrechtelijke procedure.

2.   Betaling van de vergoeding

De functionarissen hebben recht op een vergoeding van 100 % van hun netto maandbezoldiging per dienstjaar bij het centrum, met een maximum van 24 maandbezoldigingen.

Onder netto bezoldiging moet worden verstaan het basissalaris, vermeerderd met alle toeslagen en bijkomende vergoedingen die maandelijks worden betaald.

Het bedrag van de vergoeding kan niet een groter aantal maanden betreffen dan de periode die de betrokkene zou moeten vervullen om de leeftijdgrens van artikel 5 van dit reglement te bereiken.

BIJLAGE II

ONTHEEMDINGSTOELAGE

(Bedoeld in artikel 10 van het reglement)

1.   De in artikel 10 van het personeelsreglement bedoelde functionarissen ontvangen maandelijks een ontheemdingstoelage. Deze bedraagt:

a)

Vóór 1 januari 1996 aangeworven functionarissen:

i)

functionarissen met kostwinnerstoelage: 20 % van het referentiesalaris;

ii)

functionarissen zonder kostwinnerstoelage: 16 % van het referentiesalaris.

b)

Vanaf 1 januari 1996 aangeworven functionarissen:

i)

functionarissen met kostwinnerstoelage: 18 % van het referentiesalaris gedurende de eerste tien dienstjaren;

ii)

functionarissen zonder kostwinnerstoelage: 14 % van het referentiesalaris gedurende de eerste tien dienstjaren.

2.   De toelage wordt berekend op basis van de eerste salaristrap van de rang van aanwerving of bevordering. In het elfde, twaalfde en dertiende jaar worden de percentages 14 % en 18 % met een punt per jaar verminderd tot respectievelijk 11 % en 15 %.

3.   Het bedrag van de ontheemdingstoelage is niet lager dan het basissalaris dat aan functionarissen in rang B 3, eerste salaristrap, wordt betaald.

4.   Personeelsleden die in aanmerking komen voor de ontheemdingstoelage met kinderen ten laste die geen onderwijstoelage ontvangen, hebben daarnaast recht op een toelage voor ontheemde kinderen zoals bepaald door de gecoördineerde organisaties.

BIJLAGE III

KINDEREN EN ANDERE PERSONEN TEN LASTE

(Bedoeld in de artikelen 11 en 13 van het reglement)

1.   Kinderen ten laste

a)

Een wettig, een wettig erkend buitenechtelijk of een geadopteerd kind van de functionaris of van zijn echtgenoot of geregistreerde partner wordt als ten laste komend van de functionaris beschouwd indien deze laatste permanent zorg draagt voor het levensonderhoud en de opvoeding van het kind en het kind permanent onder hetzelfde dak als het gezin, in dezelfde plaats woont als die waar de functionaris zijn standplaats heeft, of in de plaats waar de andere ouder woonachtig is.

b)

Een gehandicapt kind van de functionaris of van zijn echtgenoot of geregistreerde partner wordt, ongeacht de leeftijd van het kind, beschouwd als een persoon ten laste.

c)

Een kind wordt niet als ten laste van de functionaris komend beschouwd:

i)

wanneer het de leeftijd van 26 jaar heeft bereikt;

ii)

wanneer het vóór die leeftijd op persoonlijke gronden een salaris, een inkomen of een honorarium geniet.

2.   Andere personen ten laste

a)

Een persoon, niet zijnde een kind als bedoeld in punt 1, kan als ten laste van de functionaris komend worden aangemerkt als aan de volgende voorwaarden voldaan is:

i)

het gaat om een bloedverwant in de opgaande lijn of een rechtstreeks in de zijlijn of door huwelijk verwante persoon;

ii)

deze persoon woont permanent onder hetzelfde dak als de functionaris of zijn echtgenoot of geregistreerde partner, of wordt om gezondheidsredenen regelmatig in een gespecialiseerde inrichting opgenomen;

iii)

deze persoon beschikt niet over voldoende eigen middelen om in zijn onderhoud te voorzien.

BIJLAGE IV

GEHANDICAPTE PERSONEN TEN LASTE

(Bedoeld in artikel 11 van het reglement)

1.   Als gehandicapt wordt beschouwd een persoon die aan een gebrek lijdt dat een onvermogen van ernstige en permanente aard tot gevolg heeft en dat medisch bevestigd is. Dit gebrek vereist hetzij gespecialiseerde zorg, hetzij gespecialiseerd toezicht, dan wel gespecialiseerd onderwijs of een gespecialiseerde opleiding.

2.   Het besluit om de vergoeding toe te kennen, wordt door de directeur genomen. Deze wint advies in bij een daartoe door hem samengestelde ad-hoccommissie, waarin ten minste één arts zitting heeft.

In het besluit van de directeur wordt bepaald voor welke duur de vergoeding wordt toegekend, behoudens herziening.

3.   Ernstige en chronische aantasting van de lichamelijke of geestelijke activiteit is het criterium voor de vaststelling van gebreken waarvoor de desbetreffende bepalingen van dit reglement kunnen worden aangevoerd.

Zo kunnen als gehandicapt worden beschouwd, personen ten laste die lijden aan:

a)

een ernstige of chronische aantasting van het centrale of perifere zenuwstelsel, ongeacht de oorzaak daarvan: encefalopathieën, myopathieën en perifere verlammingen;

b)

een ernstige aandoening aan het bewegingsapparaat;

c)

een ernstige aandoening van een of meer zintuigen;

d)

een chronische geestesziekte die invaliditeit tot gevolg heeft.

De bovenstaande lijst is niet volledig en heeft slechts indicatieve waarde. Zij kan niet als grondslag voor de beoordeling van de ernst van het gebrek of de mate van onvermogen worden beschouwd.

De vergoeding is gelijk aan het bedrag van de vergoeding voor een kind ten laste en komt bovenop deze toelage.

BIJLAGE V

HUISVESTINGSVERGOEDING

(Bedoeld in artikel 11 van het reglement)

1.   Het bedrag van de huisvestingsvergoeding is gelijk aan een deel van het verschil tussen het door de functionaris betaalde reële huurbedrag, na aftrek van alle lasten bedoeld in artikel 11, punt 6, onder a), van het reglement en een vast bedrag bestaande uit:

a)

15 % van het netto basissalaris voor functionarissen in de rangen C en B tot en met graad B 4;

b)

20 % van het netto basissalaris voor functionarissen in de rangen B 5 en B 6;

c)

22 % van het netto basissalaris voor functionarissen in de rangen A 1 en A 2.

2.   Het bedrag van dit deel is gelijk aan:

a)

50 % voor ongehuwde functionarissen en gehuwde functionarissen zonder personen ten laste;

b)

55 % voor functionarissen met een persoon ten laste;

c)

60 % voor functionarissen met twee of meer personen ten laste.

3.   De vergoeding bedraagt maximaal:

a)

10 % van het netto basissalaris van de betrokkene voor functionarissen in de rangen C tot en met B 4;

b)

15 % van het netto basissalaris voor functionarissen in de rangen B 5 en B 6, A 1 en A 2.

Onder netto basissalaris moet worden verstaan het effectieve basissalaris zoals vermeld in de door het bestuur goedgekeurde jaarlijkse salaristrap, met uitzondering van elk ander onderdeel — positief of negatief — van de bezoldiging.

BIJLAGE VI

REIS- EN VERHUISKOSTEN

(Bedoeld in de artikelen 16 en 17 van het reglement)

Afdeling I — Reiskosten van functionarissen en hun gezinnen tussen hun woonplaats en de standplaats

1.   Functionarissen wier woonplaats meer dan 100 km verwijderd is van hun standplaats, hebben onder de voorwaarden bepaald in artikel 16 van het reglement, recht op terugbetaling van de werkelijk gemaakte reiskosten:

a)

bij indiensttreding, voor het vervoer van hun woonplaats naar hun standplaats;

b)

bij overplaatsing van de standplaats waar zij zijn aangeworven, naar een andere standplaats op meer dan 100 km;

c)

bij uitdiensttreding:

i)

hetzij voor het vervoer van de standplaats naar de plaats waar zij bij hun indiensttreding woonden;

ii)

hetzij voor het vervoer van de standplaats naar een andere dan de bovenbedoelde woonplaats, mits het bedrag van de te vergoeden kosten niet hoger is.

2.   De onder het voorgaande punt bedoelde reiskostenvergoeding wordt geheel of gedeeltelijk geweigerd in de volgende gevallen:

a)

indien dit recht niet is ontstaan op het moment dat de functionaris in dienst is getreden;

b)

indien de betreffende kosten geheel of gedeeltelijk worden vergoed door een regering of een andere autoriteit;

c)

bij de uitdiensttreding, indien de reis niet is gemaakt binnen een termijn van drie maanden na de uitdiensttreding, of indien het terugbetalingsverzoek niet binnen 30 dagen na de reis bij de administratie van het centrum is ingediend;

d)

bij uitdiensttreding, indien de betrokkene ontslag heeft genomen voordat hij twaalf maanden bij het Satellietcentrum in dienst is geweest.

3.   Functionarissen die aan de voorwaarden in de twee voorgaande punten voldoen en de gezinstoelage ontvangen, hebben bovendien recht op:

a)

terugbetaling van de werkelijk gemaakte reiskosten voor hun echtgenoot of geregistreerde partner en hun kinderen ten laste, wanneer deze laatsten zich bij de functionaris op zijn standplaats hebben gevoegd;

b)

vergoeding van de werkelijk gemaakt reiskosten voor hun echtgenoot of geregistreerde partner en hun kinderen ten laste bij de uitdiensttreding, met dien verstande dat vergoeding kan worden geweigerd indien het personeelslid ontslag neemt voordat het twaalf maanden bij het Satellietcentrum in dienst is geweest.

4.   Echtgenoten, geregistreerde partners, kinderen ten laste of andere personen ten laste als gedefinieerd in bijlage III, worden gelijkgesteld met functionarissen in dezelfde rang als de betrokkene.

Afdeling II — Verhuizing van de functionaris

1.   Functionarissen waarvan de woonplaats op meer dan 100 km van de standplaats gelegen is, hebben recht op betaling van de werkelijk gemaakte kosten voor de verhuizing van hun persoonlijke inboedel in de volgende gevallen:

a)

bij indiensttreding;

b)

bij overplaatsing, voor een onbepaalde duur van meer dan twee maanden, van de standplaats naar een andere standplaats op meer dan 100 km afstand;

c)

bij uitdiensttreding, met dien verstande dat betaling kan worden geweigerd indien de functionaris ontslag neemt voordat hij twaalf maanden in dienst van het Satellietcentrum is geweest.

2.   De vergoeding heeft betrekking op de kosten voor vervoer van de persoonlijke inboedel, met inbegrip van de verpakking en van verzekeringskosten ter dekking van eenvoudig risico (breuk, diefstal, brand).

Om aanspraak te kunnen maken op de bepalingen van deze afdeling, moet de functionaris vooraf het hoofd administratie en personeel ten minste twee prijsopgaven ter goedkeuring voorleggen Beide prijsopgaven moeten betrekking hebben op hetzelfde gewicht (of volume) en dezelfde afstand.

Indien het hoofd administratie en personeel van mening is, dat de voorgelegde prijsopgaven een redelijk bedrag te boven gaan, kan hij om prijsopgaven van andere firma’s verzoeken.

3.   De functionaris kan slechts aanspraak maken op de in deze afdeling bedoelde betaling indien de desbetreffende kosten niet door een regering of een andere autoriteit worden vergoed.

BIJLAGE VII

KOSTEN VAN DIENSTREIZEN

(Bedoeld in de artikelen 18 en 29 van het reglement)

De functionaris die voor het Satellietcentrum een dienstreis maakt, heeft recht op volledige vergoeding van zijn vervoers kosten en op een dagvergoeding, die de verblijfskosten omvat buiten zijn standplaats uit hoofde van artikel 18 van het reglement.

Afdeling I — Vervoermiddelen

1.   Algemene bepalingen

Dienstreizen van een functionaris vinden met de goedkoopste vervoermiddelen plaats, behoudens afwijkende bepalingen in deze afdeling.

Het vliegtuig en de trein worden als de gebruikelijke vervoermiddelen beschouwd. De directeur kan een functionaris op officiële dienstreis echter toestaan gebruik te maken van een persoonlijk of dienstvoertuig, in het bijzonder wanneer een arts verklaart dat de functionaris om medische redenen niet per vliegtuig kan reizen en reizen per trein niet mogelijk, te tijdrovend of te duur is.

Indien een functionaris op officiële dienstreis er de voorkeur aan geeft om, na daartoe toestemming te hebben verkregen, een ander dan het goedkoopste vervoermiddel te gebruiken, zijn de volgende regels van toepassing:

a)

slechts de reiskosten op basis van het goedkoopste vervoermiddel worden vergoed;

b)

de functionaris ontvangt slechts een vergoeding voor de tijd die zijn reis geduurd zou hebben indien hij het goedkoopste voertuig had genomen;

c)

indien de reis als gevolg van deze keuze verscheidene werkdagen langer duurt, worden deze dagen in mindering gebracht op het vakantieverlof.

2.   Vliegreizen

a)

Behoudens toestemming van de directeur, reizen alle functionarissen in de toeristenklasse of een daarmee gelijkgestelde klasse.

b)

Functionarissen hebben recht op reizen in business class of een gelijkwaardige klasse bij vluchten van meer dan vier uur of een totale reisduur van ten minste vier uur in twee vluchten.

3.   Treinreizen

a)

Functionarissen in de rangen A en B hebben het recht eerste klasse te reizen.

b)

Reizen waarvoor gedurende meer dan zes uur ’s nachts moet worden gereisd, geven recht op vergoeding van de toeslagen voor een ligrijtuig of een slaaprijtuig.

4.   Reizen over de weg — Gebruik van particuliere voertuigen

a)

De functionaris kan worden toegestaan om in het belang van het Satellietcentrum van zijn eigen auto gebruik te maken. In dat geval heeft hij recht op een kilometervergoeding, berekend op basis van de kortste gebruikelijke route. Deze vergoeding wordt berekend op basis van het tarief dat van kracht is in het land waar het Satellietcentrum gevestigd is, ongeacht het land of de landen waar de dienstreis plaatsvindt; het geldende tarief wordt in een administratieve richtlijn vermeld. Het totaal vergoede bedrag mag niet groter zijn dan het bedrag dat het Satellietcentrum anders had moeten betalen.

b)

Indien de betrokken functionaris toestemming heeft om andere functionarissen van het centrum te vervoeren, wordt hem een extra kilometervergoeding toegekend van 10 % van de kilometervergoeding per vervoerde passagier. In dat geval ontvangen de meereizende functionarissen geen enkele reiskostenvergoeding; indien het volgen van een bepaald traject bijzondere kosten met zich meebrengt (zoals tolgeld, vervoer van de auto per schip of per veerboot) worden deze kosten aan de hand van bewijsstukken vergoed, met uitzondering van kosten voor luchtvervoer.

c)

Een functionaris die van zijn eigen auto gebruikmaakt, moet vooraf aantonen dat hij een verzekering heeft afgesloten voor schade die bij een ongeval door derden wordt geleden, en vooral door de vervoerde passagiers.

d)

Bij een ongeval keert het Satellietcentrum geen enkele vergoeding uit voor geleden materiële schade.

Afdeling II — Dagvergoeding van functionarissen op dienstreis

1.   Functionarissen op dienstreis hebben recht op een dagvergoeding waarvan de bedragen elk jaar door het bestuur worden vastgesteld.

De directeur kan echter toestemming geven voor:

a)

de vaststelling van speciale bedragen voor landen waar de kosten van levensonderhoud hoger of lager zijn dan de gebruikelijke kosten;

b)

de uitkering van een hogere dagvergoeding dan die waarop een functionaris normaliter recht zou hebben, indien de officiële dienstreis daardoor gemakkelijker zou verlopen;

c)

de betaling van een vergoeding in geval van toekenning van ziekteverlof tijdens de officiële dienstreis, behoudens indien de dienstreis plaatsvindt in de plaats waar de functionaris woonachtig is.

2.   De dagvergoeding wordt als volgt berekend:

a)

Wanneer de officiële dienstreis een hotelverblijf omvat, wordt de functionaris het volledige bedrag van de dagvergoeding toegekend.

b)

Wanneer de officiële dienstreis niet een hotelverblijf omvat:

i)

de dagvergoeding wordt niet toegekend voor perioden korter dan vier uur;

ii)

wanneer de dienstreis ten minste vier uur en korter dan acht uur duurt, ontvangt de functionaris 25 % van de dagvergoeding; wanneer de dienstreis ten minste acht uur en minder dan 24 uur duurt, ontvangt de functionaris 50 % van de dagvergoeding.

c)

Dienstreizen in de provincie Madrid geven geen recht op dagvergoeding. Kleine uitgaven waarvoor naar behoren toestemming is verleend (parkeerkosten, kilometervergoeding, taxi, kosten openbaar vervoer enz.) worden tegen overlegging van kwitanties vergoed.

d)

Voor de berekening van de dagvergoeding wordt, om rekening te houden met de duur van het vervoer naar/vanaf het hoofdstation of de luchthaven, de werkelijke duur van de reis vermeerderd met een vaste periode. Dit tijdvak wordt als volgt vastgesteld:

i)

twee uren worden toegevoegd vóór het begin van de treinreis (werkelijke vertrektijd van de trein) en nog eens twee uren worden toegevoegd na het eind (werkelijke aankomsttijd van de trein);

ii)

drie uren worden toegevoegd vóór het begin van de vliegreis (werkelijke vertrektijd van de vlucht) en nog eens drie uren worden toegevoegd na het eind (werkelijke aankomsttijd van de vlucht).

e)

Personeelsleden die een officiële dienstreis onmiddellijk willen laten voorafgaan door een weekend of een verlof ontvangen een dagvergoeding, gerekend vanaf 15.00 uur op de dag voorafgaand aan de officiële dienstreis.

f)

Personeelsleden die een officiële dienstreis onmiddellijk willen laten volgen door een weekend of een verlof ontvangen een dagvergoeding, gerekend tot 22.00 uur op de dag waarop de officiële dienstreis eindigt.

g)

In geval van overnachtingen wordt de vergoeding met 30 % verminderd indien deze zijn inbegrepen in de reiskosten (nachtboot, couchette of hut, per spoor of per vliegtuig) en met 50 % indien deze door een externe instantie worden verzorgd.

3.   De vergoeding wordt geacht alle uitgaven te dekken die de functionaris op officiële dienstreis mogelijkerwijs moet maken, behoudens de onderstaande uitgaven, waarvoor een aanvullende vergoeding kan worden verstrekt:

a)

bedragen betaald ter verkrijging van visa en andere soortgelijke kosten die een officiële dienstreis met zich meebrengt;

b)

prijs van het vervoer van extra bagage, na uitdrukkelijke toestemming van de directeur;

c)

naar behoren gerechtvaardigde communicatiekosten (internet, portokosten, telegramkosten, kosten voor interlokale of internationale telefoongesprekken enz.) die om redenen van dienstbelang worden gemaakt;

d)

ontvangstkosten die de functionaris maakt onder de door de directeur bepaalde voorwaarden;

e)

taxikosten, mits de directeur hiervoor vooraf toestemming heeft gegeven en na overlegging van bewijsstukken.

Wanneer de huisvestingskosten in bepaalde omstandigheden meer dan 60 % van het bedrag van de dagvergoedingen belopen, kan het centrum een gedeeltelijke of gehele vergoeding van het verschil toekennen, na overlegging van bewijsstukken en mits vastgesteld is dat deze extra uitgaven onvermijdelijk waren. Dit vergoede bedrag kan niet hoger zijn dan 30 % van de dagvergoeding.

BIJLAGE VIII

ZIEKTEVERLOF, MOEDER- EN VADERSCHAPSVERLOF, OUDERSCHAPSVERLOF EN ANDER BIJZONDER VERLOF

(Bedoeld in artikel 22 van het reglement)

1.   Afwezigheid en verlof wegens ziekte

a)

De functionaris die wegens ziekte of ongeval meer dan drie opeenvolgende dagen afwezig is, dient binnen drie dagen na de werkonderbreking een medische verklaring over te leggen.

b)

Wanneer de afwezigheid wegens ziekte of ongeval gedurende drie dagen of korter, waarvoor geen medische verklaring is overgelegd, in een zelfde kalenderjaar een totaal van negen dagen overschrijdt, kan dit reden zijn om deze duur in mindering te brengen op het vakantieverlof waar de betrokkene recht op heeft of, indien hij geen recht meer heeft op vakantieverlof, een daarmee overeenkomend bedrag in te houden op zijn bezoldiging.

c)

De functionaris die wegens ziekte of ongeval afwezig is, heeft recht op ziekteverlof en op zijn volledige bezoldiging en toeslagen gedurende ten hoogste dertien opeenvolgende weken, na overlegging van een medische verklaring.

d)

Een functionaris kan worden verzocht zich aan een medisch onderzoek te onderwerpen overeenkomstig artikel 6, lid 4, in geval van permanente afwezigheid wegens ziekte of ongeval gedurende meer dan dertien opeenvolgende weken, of in geval van veelvuldige afwezigheid van korte duur wegens ziekte.

e)

Het centrum kan te allen tijde tijdens het ziekteverlof van een functionaris verlangen dat de betrokkene zich aan een medisch onderzoek door een onafhankelijk orgaan onderwerpt.

2.   Besmettelijke ziekten, inenting en ongevallen

a)

Iedere functionaris die een besmettelijke ziekte oploopt, mag niet op zijn werkplek verschijnen en moet onmiddellijk het hoofd administratie en personeel op de hoogte stellen van zijn ziekte. Indien in het gezin of bij de naasten van een functionaris een besmettelijke ziekte uitbreekt, moet deze onmiddellijk het hoofd administratie en personeel hiervan op de hoogte stellen en zich aan de gezondheidsmaatregelen onderwerpen die deze laatste hem kan voorschrijven. Iedere functionaris die in contact komt met iemand die aan een besmettelijke ziekte lijdt en die om die reden verplicht is van zijn werkplek weg te blijven, heeft recht op zijn volledige bezoldiging; zijn afwezigheid gaat niet ten koste van zijn ziekteverlof, noch van zijn vakantieverlof.

b)

De functionarissen moeten zich aan de preventieve vaccinaties of inoculaties onderwerpen die nodig worden geacht.

c)

Ieder ongeval waarvan een functionaris hetzij op zijn werk, hetzij daarbuiten het slachtoffer is, dient door de betrokkene, hoe onschuldig het ongeval op het moment zelf ook kan lijken, zo snel mogelijk, met de naam en het adres van eventuele getuigen, aan het hoofd administratie en personeel te worden gemeld.

3.   Bijzonder verlof, verlof wegens huwelijk, zwangerschapsverlof, vaderschapsverlof, ouderschapsverlof en bijzonder bezoldigd verlof

a)

Bijzonder verlof met volledige of gedeeltelijke bezoldiging kan niet langer dan acht dagen per jaar worden verleend; de directeur van het Satellietcentrum kan onbetaald verlof om uitzonderlijke of dringende persoonlijke redenen verlenen.

b)

Bij huwelijk van een functionaris wordt hem een bijzonder verlof van zes werkdagen met volledige bezoldiging verleend.

c)

Een zwangerschapsverlof met volledige bezoldiging, dat niet in mindering wordt gebracht op het ziekteverlof of het vakantieverlof, wordt verleend aan functionarissen na overlegging van de vereiste medische verklaring. Dit zwangerschapsverlof bedraagt 16 weken.

d)

Dat verlof gaat ten vroegste in zes weken vóór de in het attest aangegeven vermoedelijke datum van de bevalling, en eindigt ten vroegste tien weken en ten laatste 16 weken na de datum van de bevalling.

In geval van geboorte van een meerling, voortijdige bevalling of geboorte van een kind met een handicap, wordt een verlof van 20 weken toegekend. In de zin van dit artikel wordt onder voortijdige bevalling een bevalling verstaan die vóór het einde van de 34e week van de zwangerschap plaatsvindt.

e)

Een moederschapsverlof met volledige bezoldiging, dat niet in mindering wordt gebracht op het ziekteverlof of het vakantieverlof, wordt verleend aan een vrouwelijke functionaris die een kind jonger dan 18 jaar wettelijk adopteert.

Dit moederschapsverlof bedraagt 16 weken en vangt aan op de datum van aankomst van het kind in zijn nieuwe woning.

In geval van adoptie van meerdere kinderen of van een kind met een handicap, wordt een verlof van 20 weken toegekend.

f)

Aan mannelijke functionarissen wordt een vaderschapsverlof van tien werkdagen met volledige bezoldiging verleend bij de geboorte of adoptie van een kind dat als persoon ten laste (als gedefinieerd in artikel 11, punt 3), wordt erkend en, in geval van adoptie, jonger dan 18 jaar is. In geval van geboorte van een meerling of van een kind met een handicap, wordt het verlengd tot twaalf werkdagen.

Het verlof vangt aan op de datum van geboorte van het kind of van de aankomst van het kind in zijn nieuwe woning, maar kan worden uitgesteld indien het kind in het ziekenhuis wordt opgenomen.

g)

Iedere functionaris heeft, voor elk van zijn kinderen, recht op onbezoldigd ouderschapsverlof van ten hoogste twee maanden, dat moet worden opgenomen binnen een periode van twaalf maanden na de geboorte of de adoptie van het kind. Het verlof kan in verschillende perioden van ten minste één maand worden opgenomen.

Gedurende het ouderschapsverlof blijft de functionaris bij het socialezekerheidsstelsel aangesloten. Hij blijft pensioenrechten verwerven en behoudt het recht op de kindertoelage en de schooltoelage. Hij blijft in zijn ambt gehandhaafd en behoudt het recht om in een hogere salaristrap te worden geplaatst of naar een hogere rang te worden bevorderd.

Tijdens het ouderschapsverlof heeft de functionaris recht op een toelage van 800 EUR per maand; hij mag in die periode evenwel geen andere bezoldigde beroepsbezigheden verrichten.

De bijdragen aan de socialezekerheidsregelingen komen volledig ten laste van het centrum.

h)

Personeelsleden die voor herhalingsoefeningen onder de wapenen zijn geroepen, hebben recht op een bijzonder bezoldigd verlof van maximaal twee weken per jaar of vier weken per twee jaar.

Perioden van herhalingsoefeningen die deze limieten overschrijden worden als vakantieverlof beschouwd.

Indien de functionaris financiële compensatie ontvangt van de nationale autoriteit waarvoor hij de dienst vervult, wordt het bedrag van deze compensatie op zijn bezoldiging in mindering gebracht.

BIJLAGE IX

TUCHTPROCEDURE

(Bedoeld in de artikelen 2, 27 en 31 van het reglement)

AFDELING 1

Algemene bepalingen

Artikel 1

1.   Wanneer bij een intern onderzoek de mogelijke persoonlijke betrokkenheid van een personeelslid of een voormalig personeelslid aan het licht wordt gebracht, wordt dit personeelslid hiervan spoedig op de hoogte gesteld zolang het onderzoek daardoor niet wordt gehinderd. In ieder geval mogen conclusies die specifiek een met name genoemd personeelslid betreffen, na afronding van het onderzoek pas worden vastgesteld nadat de betrokkene zijn oordeel over de feiten heeft kunnen geven. In de conclusies wordt naar dat oordeel verwezen.

2.   In gevallen waarin voor het onderzoek absolute geheimhouding is vereist en waarin gebruik moet worden gemaakt van onderzoekprocedures die onder de bevoegdheid van een nationale gerechtelijke instantie vallen, kan de nakoming van de verplichting om het personeelslid te vragen zijn oordeel te geven, in overleg met de directeur worden opgeschort. In dat geval kan geen tuchtprocedure worden ingeleid voordat het betrokken personeelslid zijn oordeel heeft kunnen geven.

3.   Als na een intern onderzoek blijkt dat een personeelslid jegens wie bepaalde aantijgingen zijn geuit, niets ten laste kan worden gelegd, wordt het onderzoek zonder verder gevolg afgesloten bij besluit van de directeur, die het personeelslid daarvan schriftelijk op de hoogte stelt. Het personeelslid kan vragen dat dit besluit in zijn persoonsdossier wordt opgenomen.

4.   Wanneer het onderzoek is afgerond brengt de directeur de betrokkene daarvan op de hoogte en doet hij hem de conclusies van het onderzoeksrapport toekomen.

Artikel 2

Op grond van het onderzoeksrapport kan de directeur, nadat hij het betrokken personeelslid inzage in al het bewijsmateriaal uit het dossier heeft gegeven en hem heeft gehoord:

a)

besluiten dat tegen het betrokken personeelslid geen duidelijke beschuldigingen kunnen worden ingebracht. Het betrokken personeelslid krijgt daarvan schriftelijk bericht; of

b)

besluiten dat, zelfs indien verplichtingen niet zijn of lijken te zijn nagekomen, geen tuchtmaatregel wordt getroffen en, in voorkomend geval, het betrokken personeelslid een terechtwijzing geven; of

c)

in geval van niet-nakoming van de verplichtingen, als bedoeld in artikel 27 van het personeelsreglement:

i)

besluiten de in afdeling 4 bedoelde tuchtprocedure in te leiden, of

ii)

besluiten een tuchtprocedure bij de tuchtraad te starten.

Artikel 3

Als het betrokken personeelslid om objectieve redenen niet kan worden gehoord op grond van de bepalingen van deze bijlage, kan hem worden gevraagd schriftelijk commentaar te geven of zich door een persoon van zijn keuze te laten vertegenwoordigen.

AFDELING 2

Tuchtraad

Artikel 4

1.   Er wordt een tuchtraad ingesteld waarvan de leden kunnen worden gekozen uit het personeel van het centrum of van een Europese instelling.

2.   De tuchtraad is samengesteld uit een voorzitter en twee permanente leden, die elk door een plaatsvervanger kunnen worden vervangen.

Artikel 5

1.   De directeur en het in artikel 34 bedoelde personeelscomité benoemen elk, tegelijkertijd, één permanent lid en één plaatsvervanger. Indien het personeelscomité om welke reden dan ook geen lid en geen plaatsvervanger heeft benoemd, kan de directeur voorlopige leden benoemen die hen vervangen totdat zij benoemd zijn.

2.   De voorzitter en zijn plaatsvervanger worden benoemd door de directeur.

3.   De voorzitter, de leden en de plaatsvervangers worden benoemd voor een periode van drie jaar. Het centrum kan echter voor de leden en de plaatsvervangers een kortere periode vaststellen, met dien verstande dat die periode ten minste één jaar moet bedragen.

4.   Binnen vijf dagen na de samenstelling van de tuchtraad kan het betrokken personeelslid éénmaal één van de leden van de raad wraken. Ook de directeur mag één van de leden van de raad wraken. Binnen diezelfde periode mogen de leden van de tuchtraad zich om legitieme redenen laten verontschuldigen en moeten zij bij een belangenconflict aftreden.

Artikel 6

1.   De voorzitter en de leden van de tuchtraad genieten volledige onafhankelijkheid bij het vervullen van hun taak.

2.   De besprekingen en de werkzaamheden van de tuchtraad worden niet openbaar gemaakt.

AFDELING 3

Tuchtmaatregelen

Artikel 7

1.   De directeur kan de volgende tuchtmaatregelen opleggen:

a)

schriftelijke waarschuwing;

b)

berisping;

c)

tijdelijke opschorting van de plaatsing in een hogere salaristrap gedurende een periode tussen een maand en 23 maanden;

d)

plaatsing in een lagere salaristrap;

e)

tijdelijke terugzetting in rang gedurende een periode tussen 15 dagen en een jaar;

f)

terugzetting in rang;

g)

ontslag, de ontbinding van de arbeidsovereenkomst tot gevolg hebbend, met gehele of gedeeltelijke intrekking van de werkloosheidsvergoeding.

2.   In het geval van een gepensioneerde of een functionaris die een invaliditeitsuitkering ontvangt, kan de directeur voor een bepaalde periode besluiten tot een inhouding op het pensioen of op de invaliditeitsuitkering, waarbij deze maatregel geen gevolgen mag hebben voor de rechtverkrijgenden van de functionaris. Het inkomen van de betrokken functionaris mag echter niet lager zijn dan het minimum voor levensonderhoud dat overeenkomt met het basissalaris van een functionaris in rang C 1/1, in voorkomend geval verhoogd met de gezinstoelagen.

3.   Eén fout kan aanleiding geven tot slechts één enkele tuchtmaatregel.

Artikel 8

De opgelegde tuchtmaatregel moet in verhouding staan tot de ernst van de begane fout. Bij het bepalen van de ernst van de begane fout en van de te treffen tuchtmaatregel wordt inzonderheid rekening gehouden met:

a)

de aard van de fout en met de omstandigheden waarin de fout is gemaakt;

b)

de mate waarin ten gevolge van de begane fout schade is toegebracht aan de integriteit, de reputatie en de belangen van het centrum;

c)

de mate waarin bij het begaan van de fout sprake was van opzet of nalatigheid;

d)

de redenen die de functionaris ertoe hebben gebracht de fout te begaan;

e)

de rang en de anciënniteit van de functionaris;

f)

de mate waarin de functionaris persoonlijk verantwoordelijk is;

g)

het niveau van de taken en verantwoordelijkheden van de functionaris;

h)

de vraag of er sprake is van recidive;

i)

het gedrag van de functionaris gedurende zijn loopbaan tot dusver.

AFDELING 4

Tuchtprocedure buiten de tuchtraad om

Artikel 9

De directeur kan, zonder raadpleging van de tuchtraad, besluiten om als tuchtmaatregel een schriftelijke waarschuwing of een berisping te geven. Het betrokken personeelslid wordt in dat geval gehoord voordat de directeur deze maatregelen neemt.

AFDELING 5

Tuchtprocedure bij de tuchtraad

Artikel 10

1.   Aan de tuchtraad wordt een rapport van de directeur voorgelegd waarin de ten laste gelegde feiten en, zo nodig, de — zowel verzwarende als verzachtende — omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgehad duidelijk zijn omschreven.

2.   Dit rapport wordt overgelegd aan het personeelslid en aan de voorzitter van de tuchtraad, die het ter kennis brengt van de leden van de tuchtraad.

Artikel 11

1.   Zodra het rapport ter kennis van het personeelslid is gebracht, heeft dat het recht om inzage te verkrijgen van zijn volledige persoonsdossier en om van alle ter zake dienende stukken een kopie te maken, met inbegrip van de stukken die zijn onschuld kunnen aantonen.

2.   Na de dag van kennisneming van het rapport waardoor de tuchtprocedure wordt ingeleid, heeft het personeelslid ten minste 15 dagen de tijd om zijn verdediging voor te bereiden.

3.   Hij kan zich daarbij laten bijstaan door een persoon van zijn keuze.

Artikel 12

Als het betrokken personeelslid, in aanwezigheid van de voorzitter van de tuchtraad, ongeoorloofd gedrag zijnerzijds erkent en zonder voorbehoud akkoord gaat met het in artikel 10 van onderhavige bijlage bedoelde rapport, kan de directeur met inachtneming van het beginsel dat de op te leggen tuchtmaatregel in verhouding moet staan tot de ernst van de begane fout, de zaak aan de tuchtraad onttrekken. Hierna brengt de voorzitter van de tuchtraad advies uit over de op te leggen tuchtmaatregel. In afwijking van artikel 9 van deze bijlage kan de directeur overeenkomstig deze procedure een van de in artikel 7, lid 1, onder a) tot en met d), van deze bijlage genoemde tuchtmaatregelen opleggen.

Alvorens het personeelslid zijn fout toegeeft, wordt hij in kennis gesteld van de mogelijke gevolgen hiervan.

Artikel 13

Vóór de eerste vergadering van de tuchtraad kan de voorzitter één van zijn leden opdracht geven een algemeen verslag over de zaak uit te brengen en stelt hij de andere leden van de tuchtraad daarvan in kennis.

Artikel 14

1.   Het personeelslid wordt door de tuchtraad gehoord; daarbij kan hij persoonlijk of via een tussenpersoon van zijn keuze schriftelijk of mondeling commentaar geven. Hij kan getuigen laten oproepen.

2.   Het centrum wordt voor de tuchtraad vertegenwoordigd door een personeelslid dat daartoe door de directeur is gemachtigd.

Artikel 15

Na kennisneming van de hem voorgelegde bescheiden en rekening houdende met de eventuele schriftelijke of mondelinge verklaringen, brengt de raad met meerderheid van stemmen een met redenen omkleed advies uit over de vraag of de ten laste gelegde feiten inderdaad bestaan en, in voorkomend geval, over de tuchtmaatregel die naar zijn oordeel naar aanleiding van de ten laste gelegde feiten moet worden opgelegd. Dit advies wordt door alle leden van de raad ondertekend. Het advies wordt binnen twee maanden na de datum waarop het rapport van de directeur is ontvangen, naar de directeur en naar het personeelslid doorgestuurd voor zover deze termijn in overeenstemming is met de complexiteit van het dossier.

Artikel 16

1.   Indien de tuchtprocedure leidt tot een der maatregelen, genoemd in artikel 7 van de onderhavige bijlage, komen de tijdens de procedure op initiatief van het personeelslid ontstane kosten, met name het honorarium van een persoon die hij heeft gekozen om hem bij te staan of hem te verdedigen, te zijnen laste.

2.   De directeur kan echter in uitzonderlijke gevallen waarin die last voor het betrokken personeelslid onevenredig zwaar zou zijn, anders beslissen.

Artikel 17

1.   Na de functionaris te hebben gehoord neemt de directeur binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van het advies van de raad, zijn besluit overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 8 en 9 van deze bijlage. Dit besluit dient met redenen te zijn omkleed.

2.   Als de directeur besluit de zaak af te sluiten zonder een tuchtmaatregel op te leggen, stelt hij het personeelslid daarvan onverwijld schriftelijk in kennis. Het personeelslid kan vragen dat dit besluit in zijn persoonsdossier wordt opgenomen.

AFDELING 6

Schorsing

Artikel 18

1.   Indien de directeur het personeelslid grove schuld ten laste legt, bestaande in een verzuim van zijn professionele plichten of in een inbreuk op het gemene recht, kan het personeelslid op ieder moment door de directeur voor bepaalde of onbepaalde duur worden geschorst.

2.   De directeur neemt dat besluit na het betrokken personeelslid te hebben gehoord, behalve in uitzonderlijke omstandigheden.

Artikel 19

1.   In het besluit tot schorsing van het personeelslid wordt bepaald of hij gedurende de tijd van zijn schorsing zijn gehele bezoldiging behoudt, dan wel of op de bezoldiging een bedrag wordt ingehouden dat bij hetzelfde besluit wordt vastgesteld. Het aan het personeelslid betaalde bedrag mag in geen geval lager zijn dan het minimum voor levensonderhoud dat overeenkomt met het basissalaris van een functionaris in rang C 1/1, in voorkomend geval verhoogd met de gezinstoelagen.

2.   De positie van het geschorste personeelslid dient definitief te worden geregeld binnen zes maanden na de dag waarop het schorsingsbesluit van kracht werd. Wanneer na zes maanden geen besluit is genomen, ontvangt de betrokkene weer zijn volledige bezoldiging, behoudens toepassing van het bepaalde in lid 3.

3.   De inhouding kan na de in lid 2 genoemde periode van zes maanden gehandhaafd blijven indien tegen het personeelslid naar aanleiding van dezelfde feiten een strafrechtelijke vervolging is ingesteld en hij in verband met die vervolging in hechtenis is. In dergelijke gevallen ontvangt het personeelslid pas weer zijn volledige bezoldiging wanneer de bevoegde rechter de hechtenis heeft beëindigd.

4.   Indien hetzij jegens de betrokkene geen tuchtmaatregel is genomen, hetzij hem slechts een schriftelijke waarschuwing of een berisping is gegeven of zijn plaatsing in een hogere salaristrap tijdelijk is opgeschort, heeft hij alsnog recht op ontvangst van de bedragen die op grond van lid 1 op zijn bezoldiging zijn ingehouden; in dit geval wordt het te betalen bedrag verhoogd met de samengestelde interest berekend tegen een percentage van 3,5 % per jaar.

AFDELING 7

Parallelle strafrechtelijke vervolging

Artikel 20

Indien tegen de functionaris naar aanleiding van dezelfde feiten een strafrechtelijke vervolging is ingesteld, wordt zijn positie pas definitief geregeld nadat de rechterlijke beslissing onherroepelijk is geworden.

AFDELING 8

Slotbepalingen

Artikel 21

Het personeelslid tegen wie een andere tuchtmaatregel dan tuchtrechtelijk ontslag is genomen, kan na drie jaar in geval van een schriftelijke waarschuwing of berisping en na zes jaar in geval van een andere tuchtmaatregel, verzoeken dat geen enkele aanwijzing betreffende de op hem toegepaste tuchtmaatregel meer in de stukken van zijn persoonsdossier voorkomt. De directeur besluit of dit verzoek wordt ingewilligd.

Artikel 22

Op grond van nieuwe, door relevante bewijsmiddelen gestaafde feiten kan de directeur de tuchtprocedure op eigen initiatief of op verzoek van het personeelslid heropenen.

Artikel 23

Als de betrokkene niets ten laste kan worden gelegd overeenkomstig artikel 15 van deze bijlage, heeft deze het recht te vragen dat ter vergoeding van de geleden schade passende bekendheid wordt gegeven aan het besluit van de directeur.

Artikel 24

Het bestuur van het centrum stelt de bepalingen voor de uitvoering van deze procedures vast.

BIJLAGE X

COMMISSIE VAN BEROEP

(Bedoeld in artikel 28 van het reglement)

1.   Bevoegdheid

De Commissie van beroep is bevoegd te beslissen over geschillen die zouden kunnen ontstaan door schending van dit reglement of van de contracten bedoeld in artikel 7 van het reglement. Daartoe neemt zij kennis van de bezwaarschriften die door functionarissen, oud-functionarissen of hun rechthebbenden en/of hun vertegenwoordigers tegen een beslissing van de directeur worden ingediend.

2.   Samenstelling en statuut

a)

De Commissie van beroep bestaat uit een voorzitter en twee leden. Zij kunnen zich door plaatsvervangers laten vervangen. De voorzitter of een van de leden, alsmede zijn plaatsvervanger, moeten een juridische opleiding hebben.

b)

De voorzitter, zijn plaatsvervanger, de leden en hun plaatsvervangers worden door het bestuur aangewezen voor de duur van twee jaar, buiten het personeel van het Satellietcentrum. Bij niet-beschikbaarheid wordt overgegaan tot een nieuwe aanwijzing voor de duur van het nog lopende mandaat.

c)

Om als rechtsgeldig te worden beschouwd moet de bijeenkomst van de Commissie van beroep bestaan uit de voorzitter of zijn plaatsvervanger en twee leden of hun plaatsvervangers.

d)

De leden van de Commissie van beroep oefenen hun functie geheel onafhankelijk uit.

e)

De bezoldiging van de voorzitter, de leden en de plaatsvervangers wordt door het bestuur vastgesteld.

f)

De Commissie van beroep stelt haar reglement vast, onder voorbehoud van de bepalingen van deze bijlage.

3.   Secretariaat van de commissie

a)

De secretaris van de Commissie van beroep wordt door de directeur uit het personeel van het Satellietcentrum aangewezen.

b)

Bij de uitoefening van zijn functie treedt de secretaris van de commissie als griffier op; hij is alleen aan het gezag van de commissie onderworpen.

4.   Verzoeken

a)

De bij de commissie ingediende verzoeken zijn slechts ontvankelijk indien de verzoeker geen genoegdoening heeft gekregen toen hij de beslissing met een beroep ad hoc bij de directeur heeft aangevochten.

b)

De verzoeker beschikt over een termijn van 20 dagen na de kennisgeving van de beslissing waartegen hij bezwaar maakt of na de datum van weigering door één van de partijen van de conclusies van de ombudsman, om de Commissie van beroep schriftelijk te verzoeken de beslissing in te trekken of te wijzigen. Dit verzoek wordt aan het hoofd administratie en personeel van het Satellietcentrum gericht, dat de ontvangst ervan aan de functionaris bevestigt en de procedure start om de commissie bijeen te roepen.

c)

De verzoeken moeten bij het secretariaat van de Commissie van beroep worden ingediend binnen twee maanden na de kennisgeving van de aangevochten beslissing. In uitzonderlijke gevallen, in het bijzonder met betrekking tot pensioenaangelegenheden, kan de commissie echter verzoeken aanvaarden die binnen één jaar na de kennisgeving van de aangevochten beslissing zijn ingediend.

d)

De verzoeken moeten schriftelijk worden gedaan; zij moeten alle door de betrokkene aangevoerde middelen bevatten en vergezeld gaan van bewijsstukken.

e)

De verzoeken hebben geen opschortende werking.

5.   Beoordeling van de verzoeken

a)

De verzoeken worden onmiddellijk ter kennis gebracht van de directeur, die zijn opmerkingen schriftelijk maakt. Een afschrift van deze opmerkingen wordt aan de secretaris van de commissie toegezonden binnen één maand na de indiening van het verzoek, alsmede aan de verzoeker, die over twintig dagen beschikt om schriftelijk een repliek in te dienen, waarvan de secretaris van de commissie onmiddellijk een afschrift aan de directeur doet toekomen.

b)

De verzoeken, de memories en de bewijsstukken, de opmerkingen van de directeur en, in voorkomend geval, de repliek van de betrokkene worden door het secretariaat van de commissie ter kennis gebracht van de leden binnen drie maanden na de indiening van het bezwaar en ten minste vijftien dagen vóór de zitting waarin deze worden onderzocht.

6.   Bijeenroeping van de commissie

De Commissie van beroep komt bijeen na daartoe door haar voorzitter te zijn opgeroepen. Zij moet in beginsel de haar voorgelegde verzoeken onderzoeken binnen vier maanden na de datum van indiening ervan.

7.   Procedure voor de commissie

a)

De zittingen van de Commissie van beroep zijn niet openbaar (tenzij de commissie anders beslist). De beraadslagingen van de commissie zijn geheim.

b)

De directeur of zijn vertegenwoordiger alsmede de verzoeker wonen de behandeling bij en kunnen mondeling alle argumenten ter ondersteuning van de middelen die zij in hun nota’s naar voren hebben gebracht, toelichten.

c)

De Commissie van beroep kan inzage krijgen van alle stukken die zij nuttig acht voor de behandeling van de haar voorgelegde verzoeken. Alle stukken die aan de commissie worden verstrekt, moeten tevens aan de directeur en aan de verzoeker worden verstrekt.

d)

De Commissie van beroep hoort partijen en alle getuigen waarvan zij de verklaring nuttig acht voor de behandeling. Ieder personeelslid dat als getuige is opgeroepen, is gehouden voor de commissie te verschijnen en kan niet weigeren de gevraagde informatie te verstrekken.

e)

Eenieder die bij een zitting van de commissie aanwezig is geweest, is tot de meest absolute geheimhouding gehouden wat betreft de feiten waarvan hij kennis heeft gekregen tijdens de behandeling en om de gezichtspunten die daarbij naar voren zijn gebracht.

8.   Eindbeslissing en uitspraak van de Commissie van beroep

a)

In uitzonderlijke omstandigheden kan de commissie in een verkorte procedure besluiten dat de uitvoering van de aangevochten maatregel opgeschort wordt, totdat de hieronder bedoelde eindbeslissing genomen is.

b)

De beslissingen van de commissie worden met meerderheid van stemmen genomen. Zij zijn schriftelijk en met redenen omkleed. Zij zijn niet vatbaar voor beroep en zijn één volle dag na hun kennisgeving voor beide partijen uitvoerbaar.

c)

De commissie kan evenwel schrijffouten, rekenfouten of kennelijke vergissingen in een gegeven beslissing corrigeren. Herzieningsberoepen moeten ingediend worden uiterlijk zes maanden nadat de vergissing is vastgesteld.


Top