EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32008R0355

Verordening (EG) nr. 355/2008 van de Commissie van 21 april 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1239/95 wat betreft het gebruik van elektronische communicatiemiddelen bij de procedures voor het Communautair Bureau voor plantenrassen (Voor de EER relevante tekst)

OJ L 110, 22.4.2008, p. 3–6 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 13/10/2009

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2008/355/oj

22.4.2008   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 110/3


VERORDENING (EG) Nr. 355/2008 VAN DE COMMISSIE

van 21 april 2008

tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1239/95 wat betreft het gebruik van elektronische communicatiemiddelen bij de procedures voor het Communautair Bureau voor plantenrassen

(Voor de EER relevante tekst)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad van 27 juli 1994 inzake het communautaire kwekersrecht (1), en met name op artikel 114,

Na overleg met de raad van bestuur van het Communautair Bureau voor plantenrassen,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

De voorschriften van Verordening (EG) nr. 1239/95 van de Commissie van 31 mei 1995 houdende voorschriften ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 2100/94 van de Raad, betreffende de procedures voor het Communautair Bureau voor Plantenrassen (2) dienen te worden vereenvoudigd, met name door het gebruik van elektronische communicatiemiddelen toe te staan.

(2)

Het is wenselijk om zowel de indiening van aanvragen, bezwaarschriften en beroepen als de betekening van stukken door het Communautair Bureau voor plantenrassen („het Bureau”) te vereenvoudigen door het gebruik van elektronische communicatiemiddelen toe te staan. Bovendien moet het Bureau de mogelijkheid worden geboden om certificaten voor communautaire kwekersrechten in elektronische vorm af te geven. De bekendmaking van informatie betreffende communautaire kwekersrechten dient eveneens met behulp van elektronische middelen mogelijk te worden gemaakt. Ten slotte moet — met het oog op een grotere efficiëntie — de elektronische archivering van dossiers betreffende procedures worden toegestaan.

(3)

De voorzitter van het Bureau moet de bevoegdheid worden verleend om alle noodzakelijke voorschriften ten aanzien van het gebruik van elektronische middelen voor communicatie of archivering vast te stellen.

(4)

Verordening (EG) nr. 1239/95 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.

(5)

De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor kwekersrechten,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG) nr. 1239/95 wordt als volgt gewijzigd:

1.

Artikel 2, lid 3, komt als volgt te luiden:

„3.   Adressen moeten alle relevante administratieve gegevens bevatten, met inbegrip van de naam van de staat waar de partij in de procedure haar woonplaats, haar plaats van vestiging of een vaste inrichting heeft. Er wordt bij voorkeur voor elke partij slechts één adres opgegeven; wanneer meer adressen worden opgegeven, wordt slechts het eerst vermelde adres in aanmerking genomen, tenzij de partij op een van de andere adressen domicilie kiest.

De voorzitter van het Bureau stelt de nadere voorschriften met betrekking tot het adres vast, waaronder relevante voorschriften betreffende datacommunicatieverbindingen.”.

2.

Artikel 16 wordt als volgt gewijzigd:

a)

Lid 1 komt als volgt te luiden:

„1.   Een aanvraag van een communautair kwekersrecht wordt schriftelijk hetzij bij het Bureau, hetzij bij een nationaal orgaan of de dienst als bedoeld in artikel 30, lid 4, van de basisverordening ingediend.

Wanneer de aanvraag bij het Bureau wordt ingediend, kan dit op papier of via elektronische middelen geschieden. Als de aanvraag bij een nationaal orgaan of een dienst wordt ingediend, gebeurt dit schriftelijk in tweevoud.”.

b)

Lid 3 komt als volgt te luiden:

„3.   Het Bureau stelt kosteloos de volgende formulieren ter beschikking:

a)

een aanvraagformulier en een technische vragenlijst voor het indienen van een aanvraag van een communautair kwekersrecht;

b)

een formulier voor het verrichten van de in lid 2 bedoelde kennisgeving, waarin op de gevolgen van het verzuim van deze kennisgeving wordt gewezen.

4.   De aanvrager vult de in lid 3 bedoelde formulieren in en ondertekent ze. Als de aanvraag via elektronische middelen wordt ingediend, voldoet deze aan het bepaalde ten aanzien van de ondertekening in artikel 57, lid 3, tweede alinea.”.

3.

Artikel 28 komt als volgt te luiden:

„Artikel 28

Voorstel voor een rasbenaming

Het voorstel voor een rasbenaming wordt ondertekend en wordt hetzij schriftelijk bij het Bureau, hetzij tezamen met de aanvraag van een communautair kwekersrecht schriftelijk in tweevoud bij een nationaal orgaan of dienst als bedoeld in artikel 30, lid 4, van de basisverordening ingediend.

Het Bureau stelt kosteloos een formulier voor het indienen van een voorstel voor een rasbenaming ter beschikking.

Wanneer het voorstel voor een rasbenaming via elektronische middelen wordt ingediend, voldoet dit aan het bepaalde ten aanzien van de ondertekening in artikel 57, lid 3, tweede alinea.”.

4.

In artikel 36 wordt de laatste zin van lid 1 geschrapt en wordt het volgende lid 4 toegevoegd:

„4.   Wanneer het voorstel voor een wijziging van een rasbenaming via elektronische middelen wordt ingediend, voldoet dit aan het bepaalde ten aanzien van de ondertekening in artikel 57, lid 3, tweede alinea.”.

5.

Artikel 52, lid 1, komt als volgt te luiden:

„1.   Binnen drie maanden na de afsluiting van de mondelinge behandeling worden de partijen in de beroepsprocedure op een van de in artikel 64, lid 3, voorziene wijzen schriftelijk van de beslissing op het beroep in kennis gesteld.”.

6.

De tweede zin van artikel 53, lid 2, komt als volgt te luiden:

„Ze worden vervolgens op schrift gesteld en overeenkomstig artikel 64 ter kennis van de partijen in de procedure gebracht.”.

7.

In artikel 54, lid 3, wordt „duplicaat” vervangen door „afschrift”.

8.

De artikelen 57 en 58 komen als volgt te luiden:

„Artikel 57

Door de partijen in de procedure ingediende stukken

1.   De door een partij in de procedure ingediend stuk wordt per post toegezonden, persoonlijk bezorgd of via elektronische middelen doorgegeven.

De voorzitter van het Bureau stelt de nadere voorschriften betreffende indiening langs elektronische weg vast.

2.   Als datum van ontvangst van een door een partij in de procedure ingediend stuk geldt de datum waarop dit stuk daadwerkelijk ten kantore van het Bureau of, in het geval van een elektronisch ingediend stuk, elektronisch bij het Bureau inkomt.

3.   Met uitzondering van bijlagen moet elk stuk dat door een partij in de procedure wordt ingediend, door haar of haar vertegenwoordiger voor de procedure zijn ondertekend.

Wanneer een stuk langs elektronische weg inkomt, is het voorzien van een elektronische handtekening.

4.   Wanneer een stuk niet op regelmatige wijze is ondertekend of onvolledig of onleesbaar is, of indien het Bureau redenen heeft om aan de nauwkeurigheid van het stuk te twijfelen, stelt het Bureau de afzender daarvan in kennis en verzoekt het hem, binnen een termijn van één maand, het overeenkomstig lid 3 ondertekende origineel in te dienen of een afschrift van het origineel opnieuw toe te zenden.

Wanneer binnen de gestelde termijn aan het verzoek wordt voldaan, geldt als datum van ontvangst van het ondertekende stuk of het afschrift van het opnieuw toegezonden stuk de datum van ontvangst van het eerste stuk. Indien binnen de gestelde termijn niet aan het verzoek wordt voldaan, wordt het stuk als niet ontvangen beschouwd.

5.   Van stukken die aan andere partijen in de procedure of aan het betrokken onderzoeksbureau moeten worden meegedeeld, en stukken die betrekking hebben op twee of meer aanvragen van een communautair kwekersrecht of twee of meer verzoeken om een licentie, moet een voldoende aantal exemplaren worden ingediend. Wanneer er exemplaren te kort zijn, wordt op kosten van de betrokken partij voor extra exemplaren gezorgd.

De eerste alinea is niet van toepassing op langs elektronische weg ingediende stukken.

Artikel 58

Bewijsstukken

1.   Andere beslissingen of eindbeslissingen dan die van het Bureau of andere door de partijen in de procedure over te leggen bewijsstukken, kunnen in de vorm van een niet voor eensluidend gewaarmerkt afschrift worden ingediend.

2.   Wanneer het Bureau redenen heeft om aan de echtheid van de in lid 1 genoemde bewijsstukken te twijfelen, kan het de overlegging van het origineel of van een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift verlangen.”.

9.

Artikel 64 komt als volgt te luiden:

„Artikel 64

Algemene bepalingen betreffende de betekening

1.   De betekening van stukken door het Bureau aan een partij in een procedure voor het Bureau geschiedt in de vorm van hetzij het origineel, een niet voor eensluidend gewaarmerkt afschrift daarvan of een computeruitdraai. De betekening van door andere partijen in de procedure ingediende stukken kan geschieden in de vorm van niet voor eensluidend gewaarmerkte afschriften.

2.   Wanneer een of meer partijen in de procedure een vertegenwoordiger voor de procedure hebben aangewezen, geschiedt de betekening overeenkomstig lid 1 aan deze laatste.

3.   De betekening geschiedt:

a)

per post overeenkomstig artikel 65;

b)

door terhandstelling overeenkomstig artikel 66;

c)

door middel van een bericht in het Publicatieblad overeenkomstig artikel 67, of

d)

via elektronische of andere technische middelen overeenkomstig de tweede alinea van dit lid.

De voorzitter van het Bureau stelt de nadere voorschriften betreffende betekening langs elektronische weg vast.

4.   De betekening van stukken, of afschriften van stukken, die betrekking hebben op handelingen waarvoor in artikel 79 van de basisverordening betekening is voorgeschreven, geschiedt bij aangetekende brief met verzoek om ontvangstbevestiging; deze betekening kan eveneens via door de voorzitter van het Bureau vast te stellen elektronische middelen plaatsvinden.”.

10.

In artikel 65 wordt lid 1 geschrapt.

11.

In artikel 67, wordt „artikel 65, lid 1” vervangen door „artikel 64, lid 4”.

12.

Artikel 71, lid 2, komt als volgt te luiden:

„2.   Wanneer een termijn afloopt op een dag waarop de postbestelling in een lidstaat of het postverkeer tussen een lidstaat en het Bureau algemeen onderbroken of ten gevolge van een onderbreking verstoord is, wordt ten aanzien van de partijen in de procedure die hun woonplaats, hun plaats van vestiging of een vaste inrichting in die lidstaat hebben of die vertegenwoordigers voor de procedure hebben aangewezen welke hun kantoor in die lidstaat hebben, deze termijn verlengd tot de eerstvolgende dag na het einde van de periode van onderbreking of verstoring. Wanneer de betrokken lidstaat de lidstaat is waar het Bureau is gevestigd, is deze bepaling op alle partijen in de procedure van toepassing. De duur van de periode van onderbreking of verstoring wordt door de voorzitter van het Bureau vastgesteld en bekendgemaakt.

Ten aanzien van langs elektronische weg ingediende stukken is de eerste alinea van overeenkomstige toepassing in gevallen waarin de verbinding met het Bureau via elektronische communicatiemiddelen onderbroken is.”.

13.

Aan artikel 78, lid 3, wordt de volgende alinea toegevoegd:

„De voorzitter van het Bureau stelt de vorm van de registers vast. De registers mogen in de vorm van een elektronisch gegevensbestand worden bijgehouden.”.

14.

Artikel 79, lid 1, komt als volgt te luiden:

„1.   Elke overdracht van een communautair kwekersrecht wordt in het register van communautaire kwekersrechten ingeschreven na overlegging van de akte van overdracht, van officiële bescheiden die de overdracht bevestigen of van uittreksels uit deze akte of bescheiden, die op voldoende wijze de overdracht aantonen. Het Bureau bewaart een afschrift van deze bewijsstukken in zijn archief.

De voorzitter bepaalt in welke vorm en onder welke voorwaarden deze bewijsstukken in het archief van het Bureau worden bewaard.”.

15.

Artikel 83 komt als volgt te luiden:

„Artikel 83

Bewaring van dossiers

1.   Alle stukken, hetzij in de vorm van originelen, of van afschriften, betreffende een procedure worden in een genummerd dossier bewaard, met uitzondering van de stukken betreffende de verschoning of wraking van leden van de Kamer van Beroep of personeelsleden van het Bureau of van het betrokken onderzoeksbureau, die afzonderlijk worden bewaard.

2.   Het Bureau bewaart een exemplaar van het in lid 1 bedoelde dossier („het archiefexemplaar”), dat als het authentieke, complete exemplaar van het dossier geldt. De onderzoeksbureaus mogen een exemplaar van de stukken betreffende procedures bewaren („het onderzoeksexemplaar”), maar zijn gehouden tot afgifte van de originelen die niet in het bezit van het Bureau zijn.

3.   De door de partijen in de procedure ingediende originelen, waarop elektronische bestanden gebaseerd zijn, kunnen na een bepaalde termijn volgende op hun ontvangst door het Bureau worden vernietigd.

4.   De voorzitter van het Bureau stelt nadere voorschriften vast inzake de vorm van de te bewaren dossiers, de bewaringstermijn van de dossiers en de in lid 3 bedoelde termijn.”.

16.

Aan artikel 87 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

„3.   De voorzitter van het Bureau bepaalt de wijze waarop het Mededelingenblad wordt uitgegeven.”.

17.

Artikel 91, lid 1, komt als volgt te luiden:

„1.   De in artikel 91, lid 1, van de basisverordening bedoelde inzage van dossiers geschiedt aan de hand van afschriften van het archiefexemplaar die het Bureau uitsluitend te dien einde verstrekt.”.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2009.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 april 2008.

Voor de Commissie

Androulla VASSILIOU

Lid van de Commissie


(1)  PB L 227 van 1.9.1994, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 15/2008 (PB L 8 van 11.1.2008, blz. 2).

(2)  PB L 121 van 1.6.1995, blz. 37. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1002/2005 (PB L 170 van 1.7.2005, blz. 7).


Top