EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004D0407

2004/407/EG,Euratom: Besluit van de Raad van 26 april 2004 tot wijziging van de artikelen 51 en 54 van het Statuut van het Hof van Justitie

OJ L 132, 29.4.2004, p. 5–6 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
OJ L 296M, 26.10.2006, p. 6–7 (GA)
Special edition in Czech: Chapter 01 Volume 005 P. 85 - 86
Special edition in Estonian: Chapter 01 Volume 005 P. 85 - 86
Special edition in Latvian: Chapter 01 Volume 005 P. 85 - 86
Special edition in Lithuanian: Chapter 01 Volume 005 P. 85 - 86
Special edition in Hungarian Chapter 01 Volume 005 P. 85 - 86
Special edition in Maltese: Chapter 01 Volume 005 P. 85 - 86
Special edition in Polish: Chapter 01 Volume 005 P. 85 - 86
Special edition in Slovak: Chapter 01 Volume 005 P. 85 - 86
Special edition in Slovene: Chapter 01 Volume 005 P. 85 - 86
Special edition in Bulgarian: Chapter 01 Volume 005 P. 30 - 31
Special edition in Romanian: Chapter 01 Volume 005 P. 30 - 31
Special edition in Croatian: Chapter 01 Volume 018 P. 32 - 33

Legal status of the document In force: This act has been changed. Current consolidated version: 04/03/2011

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2004/407(1)/oj

29.4.2004   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 132/5


BESLUIT VAN DE RAAD

van 26 april 2004

tot wijziging van de artikelen 51 en 54 van het Statuut van het Hof van Justitie

(2004/407/EG, Euratom)

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 245, tweede alinea,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, met name artikel 160, tweede alinea,

Gezien het verzoek van het Hof van Justitie van 12 februari 2003,

Gezien het advies van de Commissie van 10 november 2003,

Gezien het advies van het Europees Parlement van 10 februari 2004,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

Bij artikel 2, punt 31, van het Verdrag van Nice wordt artikel 225 EG-Verdrag vervangen door een nieuwe bepaling, waarvan lid 1, eerste alinea, luidt: „Het Gerecht van eerste aanleg is bevoegd in eerste aanleg kennis te nemen van de in de artikelen 230, 232, 235, 236 en 238 bedoelde beroepen, met uitzondering van die waarvoor een rechterlijke kamer bevoegd is en die welke overeenkomstig het statuut aan het Hof van Justitie zijn voorbehouden. Het statuut kan bepalen dat het Gerecht van eerste aanleg bevoegd is voor andere categorieën van beroepen.”.

(2)

Een vergelijkbare wijziging is in het EGA-Verdrag aangebracht bij artikel 3, punt 13, van het Verdrag van Nice.

(3)

Met deze wijziging is rekening gehouden in een voorlopige redactie van artikel 51 van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen, dat luidt: „In afwijking van het bepaalde in artikel 225, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 140 A, lid 1, van het EGA-Verdrag is het Hof bevoegd kennis te nemen van door de lidstaten, de instellingen van de Gemeenschappen en de Europese Centrale Bank ingestelde beroepen.”.

(4)

Gelet op de letter en de structuur van het nieuwe artikel 225 EG-Verdrag en het nieuwe artikel 160 EGA-Verdrag dient artikel 51 van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie opnieuw te worden geredigeerd om de bevoegdheden van het Hof van Justitie en het Gerecht van eerste aanleg te preciseren, waarbij de overdracht van de bevoegdheid in eerste aanleg aan het Gerecht omvangrijk moet zijn en de verdelingscriteria duidelijk genoeg moeten zijn om door de instellingen en de lidstaten op ondubbelzinnige wijze te kunnen worden beoordeeld.

(5)

Beroepen die door de lidstaten worden ingesteld tegen besluiten van de Raad waarmee deze volgens de bepalingen van artikel 202, derde streepje, van het EG-Verdrag uitvoeringsbevoegdheden uitoefent, vallen onder de bevoegdheid van het Gerecht van eerste aanleg. Het gaat om de gevallen waarin de Raad hetzij zich de uitvoeringsbevoegdheid heeft voorbehouden, hetzij de uitoefening daarvan heeft herkregen in de loop van een „comitéprocedure”.

(6)

De bepalingen van artikel 54 van het Protocol betreffende het statuut van het Hof betreffende de gevallen waarin het Gerecht zich onbevoegd kan verklaren ten behoeve van het Hof, moeten worden aangepast in verband met de nieuwe bevoegdheden van het Gerecht. Er moet namelijk in de mogelijkheid van een onbevoegdverklaring worden voorzien wanneer bij het Hof en het Gerecht verwante zaken aanhangig zijn waarvan de beslissingen onderling afhankelijk kunnen zijn,

BESLUIT:

Artikel 1

1.

Artikel 51 van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie wordt vervangen door:

„Artikel 51

In afwijking van het bepaalde in artikel 225, lid 1, van het EG-Verdrag en artikel 140 A, lid 1, van het EGA-Verdrag zijn aan het Hof van Justitie voorbehouden de in de artikelen 230 en 232 van het EG-Verdrag en in de artikelen 146 en 148 van het EGA-Verdrag bedoelde beroepen die door een lidstaat worden ingesteld tegen

a)

een handeling of een nalaten een besluit te nemen van het Europees Parlement of de Raad, of van beide instellingen tezamen, met uitzondering van

de besluiten van de Raad krachtens artikel 88, lid 2, derde alinea, van het EG-Verdrag;

de handelingen van de Raad krachtens een verordening van de Raad betreffende de handelspolitieke beschermingsmaatregelen in de zin van artikel 133 van het EG-Verdrag;

de handelingen van de Raad waarbij deze laatste uitvoeringsbevoegdheden overeenkomstig artikel 202, derde streepje, van het EG-Verdrag uitoefent;

b)

een handeling of een nalaten een besluit te nemen van de Commissie krachtens artikel 11 A van het EG-Verdrag.

Eveneens aan het Hof voorbehouden zijn de in voornoemde artikelen bedoelde beroepen die door een instelling van de Gemeenschappen of door de Europese Centrale Bank worden ingesteld tegen een handeling of een nalaten een besluit te nemen van het Europees Parlement, de Raad, deze beide instellingen tezamen of de Commissie, en door een instelling van de Gemeenschappen tegen een handeling of een nalaten een besluit te nemen van de Europese Centrale Bank.”

.

2.

De derde alinea van artikel 54 van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie wordt vervangen door de volgende tekst:

„Wanneer bij het Hof en het Gerecht zaken aanhangig worden gemaakt die hetzelfde voorwerp hebben of die dezelfde vraag van uitlegging dan wel de geldigheid van dezelfde handeling betreffen, kan het Gerecht, de partijen gehoord, de behandeling schorsen totdat het Hof arrest heeft gewezen. Onder dezelfde voorwaarden kan ook het Hof besluiten zijn behandeling te schorsen; de procedure voor het Gerecht vindt dan doorgang.”

.

3.

Aan artikel 54 van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie wordt de volgende nieuwe alinea toegevoegd:

„Wanneer een lidstaat en een instelling van de Gemeenschappen eenzelfde handeling betwisten, verklaart het Gerecht zich onbevoegd opdat het Hof uitspraak kan doen op die beroepen.”

.

Artikel 2

De zaken ten aanzien waarvan krachtens dit besluit het Gerecht van eerste aanleg bevoegd is, en die op de datum waarop dit besluit in werking treedt, bij het Hof van Justitie aanhangig zijn,

doch

a)

waarin de behandeling op die dag is geschorst overeenkomstig artikel 54, derde alinea, laatste volzin, van het Protocol betreffende het statuut van het Hof van Justitie,

of

b)

waarin de schriftelijke behandeling op die dag nog niet is beëindigd, zoals gepreciseerd in artikel 44 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof,

worden verwezen naar het Gerecht.

Artikel 3

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op zijn bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Gedaan te Luxemburg, 26 april 2004.

Voor de Raad

De voorzitter

B. COWEN


Top