EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32004D0200

2004/200/EG: Beschikking van de Commissie van 27 februari 2004 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van het pepinomozaïekvirus te voorkomen (kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 581)

OJ L 64, 2.3.2004, p. 43–44 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 03 Volume 043 P. 29 - 30
Special edition in Estonian: Chapter 03 Volume 043 P. 29 - 30
Special edition in Latvian: Chapter 03 Volume 043 P. 29 - 30
Special edition in Lithuanian: Chapter 03 Volume 043 P. 29 - 30
Special edition in Hungarian Chapter 03 Volume 043 P. 29 - 30
Special edition in Maltese: Chapter 03 Volume 043 P. 29 - 30
Special edition in Polish: Chapter 03 Volume 043 P. 29 - 30
Special edition in Slovak: Chapter 03 Volume 043 P. 29 - 30
Special edition in Slovene: Chapter 03 Volume 043 P. 29 - 30
Special edition in Bulgarian: Chapter 03 Volume 054 P. 12 - 14
Special edition in Romanian: Chapter 03 Volume 054 P. 12 - 14
Special edition in Croatian: Chapter 03 Volume 004 P. 70 - 71

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 25/10/2020; opgeheven door 32020D1549 De einddatum van de geldigheid is gebaseerd op de datum van bekendmaking van de intrekkingshandeling die van kracht wordt op de datum van kennisgeving ervan. Van de intrekkingshandeling is kennisgeving gedaan, maar omdat de datum van kennisgeving niet beschikbaar is in EUR-Lex, wordt de datum van bekendmaking gebruikt.

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2004/200/oj

32004D0200

2004/200/EG: Beschikking van de Commissie van 27 februari 2004 betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van het pepinomozaïekvirus te voorkomen (kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 581)

Publicatieblad Nr. L 064 van 02/03/2004 blz. 0043 - 0044


Beschikking van de Commissie

van 27 februari 2004

betreffende maatregelen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van het pepinomozaïekvirus te voorkomen

(kennisgeving geschied onder nummer C(2004) 581)

(2004/200/EG)

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Richtlijn 2000/29/EG van de Raad van 8 mei 2000 betreffende de beschermende maatregelen tegen het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van voor planten en voor plantaardige producten schadelijke organismen(1), en met name op artikel 16, lid 3, derde zin,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Duitsland, Frankrijk, Nederland en het Verenigd Koninkrijk hebben de overige lidstaten en de Commissie eind 1999 en begin 2000 in kennis gesteld van gevallen van besmetting van tomaten met het pepinomozaïekvirus in hun land en van de bestrijdingsmaatregelen die in dat verband zijn genomen.

(2) Krachtens Beschikking 2003/64/EG van de Commissie(2) dienden de lidstaten voorlopig maatregelen te nemen om het binnenbrengen en de verspreiding in de Gemeenschap van het pepinomozaïekvirus te voorkomen. Die beschikking was van toepassing tot en met 31 januari 2004.

(3) Het pepinomozaïekvirus is momenteel niet opgenomen in bijlage I of bijlage II bij Richtlijn 2000/29/EG. Uit een door verschillende lidstaten op basis van de beschikbare wetenschappelijke informatie gebaseerde voorlopige risicoanalyse is evenwel gebleken dat het pepinomozaïekvirus en de schadelijke effecten ervan een ernstige fytosanitaire bedreiging voor de Gemeenschap zouden kunnen worden, met name voor de beschermde teelt van tomaten. Het wetenschappelijk onderzoek inzake het pepinomozaïekvirus heeft nog niet genoeg nieuwe elementen opgeleverd om die voorlopige risicoanalyse te herzien, al is wel meer informatie beschikbaar gekomen over met name de schade die het pepinomozaïekvirus aan voor opplant bestemde tomatenplanten toebrengt.

(4) Aangezien de geldigheidsduur van Beschikking 2003/64/EG verstreken is, moet worden voorzien in voorlopige maatregelen tegen het pepinomozaïekvirus.

(5) Officieel onderzoek krachtens Beschikking 2003/64/EG en recente informatie over de schade die het pepinomozaïekvirus veroorzaakt, hebben uitgewezen dat tomatenzaad een belangrijke bron van besmetting is.

(6) De maatregelen in deze beschikking moeten betrekking hebben op het binnenbrengen of de verspreiding in de Gemeenschap van het pepinomozaïekvirus, de inspectie van tomatenzaad van oorsprong uit derde landen en het vervoer van tomatenzaad. Zij moeten ook meer algemene controle op de aanwezigheid van het pepinomozaïekvirus in de lidstaten omvatten.

(7) De resultaten van bovengenoemde maatregelen moeten voortdurend worden geëvalueerd en eventuele vervolgmaatregelen moeten worden bestudeerd in het licht van de resultaten van deze evaluatie. Bij deze vervolgmaatregelen moet ook rekening worden gehouden met de door de lidstaten te verstrekken gegevens en wetenschappelijke adviezen.

(8) De in deze beschikking vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Plantenziektekundig Comité,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Het binnenbrengen en het vervoer in de Gemeenschap van met het pepinomozaïekvirus besmette zaden van tomaten, Lycopersicon lycopersicum (L.) Karsten ex Farw., zijn verboden.

Artikel 2

Zaden van tomaten van oorsprong uit derde landen mogen alleen in de Gemeenschap worden ingevoerd als zij voldoen aan de voorwaarden van punt 1 van de bijlage. Zij moeten bij het binnenkomen in de Gemeenschap op de aanwezigheid van het pepinomozaïekvirus worden gecontroleerd en zo nodig getest overeenkomstig, mutatis mutandis, artikel 13, lid 1, onder i), van Richtlijn 2000/29/EG.

Artikel 3

1. Zaden van tomaten van oorsprong uit de Gemeenschap mogen alleen in de Gemeenschap worden vervoerd als zij beantwoorden aan de voorwaarden van punt 2 van de bijlage.

2. Lid 1 geldt niet voor vervoer van zaden die bestemd zijn voor verkoop aan eindconsumenten die geen professionele telers zijn, voorzover uit de verpakking van de zaden of uit andere aanduidingen duidelijk kan worden afgeleid dat zij voor deze verkoop aan consumenten bestemd zijn.

Artikel 4

De lidstaten verrichten, ten minste op de bedrijven waar tomatenplanten en tomatenvruchten worden geteeld, officieel onderzoek naar de aanwezigheid van het pepinomozaïekvirus.

Onverminderd artikel 16, lid 2, respectievelijk artikel 13 quater, lid 8, van Richtlijn 2000/29/EG worden de resultaten van het in de eerste alinea bedoelde onderzoek en de resultaten van de in artikel 2 bedoelde controles en tests uiterlijk op 30 november 2004 aan de Commissie en de andere lidstaten meegedeeld.

Artikel 5

De toepassing van deze beschikking wordt uiterlijk op 31 december 2004 door de Commissie opnieuw bezien.

Artikel 6

Deze beschikking is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Brussel, 27 februari 2004.

Voor de Commissie

David Byrne

Lid van de Commissie

(1) PB L 169 van 10.7.2000, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 2003/116/EG van de Commissie (PB L 321 van 6.12.2003, blz. 36).

(2) PB L 24 van 29.1.2003, blz. 15.

BIJLAGE

Voorwaarden als bedoeld in de artikelen 2 en 3

1. Zaden van tomaten, van oorsprong uit derde landen, gaan vergezeld van een fytosanitair certificaat als bedoeld in artikel 13, lid 1, onder ii), van Richtlijn 2000/29/EG, waarin wordt verklaard dat de zaden verkregen zijn door toepassing van een adequate zuurextractiemethode en dat

a) zij van oorsprong zijn uit gebieden waarvan bekend is dat het pepinomozaïekvirus er niet voorkomt, of

b) bij de planten gedurende hun volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie geen symptomen van het pepinomozaïekvirus zijn waargenomen of

c) bij een representatief monster daarvan volgens adequate methoden officiële tests op het pepinomozaïekvirus zijn uitgevoerd en de zaden bij die tests vrij zijn bevonden van het pepinomozaïekvirus.

2. Zaden van tomaten, van oorsprong uit de Gemeenschap, mogen alleen in de Gemeenschap worden vervoerd als zij verkregen zijn door toepassing van een adequate zuurextractiemethode en

a) zij van oorsprong zijn uit gebieden waarvan bekend is dat het pepinomozaïekvirus er niet voorkomt, of

b) bij de planten gedurende hun volledige vegetatiecyclus op de plaats van productie geen symptomen van het pepinomozaïekvirus zijn waargenomen, of

c) bij een representatief monster daarvan volgens adequate methoden officiële tests op het pepinomozaïekvirus zijn uitgevoerd en de zaden bij die tests vrij zijn bevonden van het pepinomozaïekvirus.

Top