EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32003R1788

Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten

OJ L 270, 21.10.2003, p. 123–136 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 03 Volume 040 P. 391 - 404
Special edition in Estonian: Chapter 03 Volume 040 P. 391 - 404
Special edition in Latvian: Chapter 03 Volume 040 P. 391 - 404
Special edition in Lithuanian: Chapter 03 Volume 040 P. 391 - 404
Special edition in Hungarian Chapter 03 Volume 040 P. 391 - 404
Special edition in Maltese: Chapter 03 Volume 040 P. 391 - 404
Special edition in Polish: Chapter 03 Volume 040 P. 391 - 404
Special edition in Slovak: Chapter 03 Volume 040 P. 391 - 404
Special edition in Slovene: Chapter 03 Volume 040 P. 391 - 404
Special edition in Bulgarian: Chapter 03 Volume 050 P. 22 - 35
Special edition in Romanian: Chapter 03 Volume 050 P. 22 - 35

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/03/2008; opgeheven door 32007R1234

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2003/1788/oj

32003R1788

Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten

Publicatieblad Nr. L 270 van 21/10/2003 blz. 0123 - 0136


Verordening (EG) nr. 1788/2003 van de Raad

van 29 september 2003

tot vaststelling van een heffing in de sector melk en zuivelproducten

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 37,

Gezien het voorstel van de Commissie,

Gezien het advies van het Europees Parlement(1),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij Verordening (EEG) nr. 856/84 van de Raad van 31 maart 1984 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 804/68 houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten(2) is met ingang van 2 april 1984 een extra heffing in deze sector ingevoerd. De regeling is meermaals verlengd, onder andere bij Verordening (EEG) nr. 3950/92 van de Raad van 28 december 1992 tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten(3) en de laatste maal tot en met 31 maart 2008 bij Verordening (EG) nr. 1256/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 3950/92 tot instelling van een extra heffing in de sector melk en zuivelproducten(4).

(2) Om lering te trekken uit de opgedane ervaring en om de regeling te vereenvoudigen en te verduidelijken, moet Verordening (EEG) nr. 3950/92 worden ingetrokken en moeten de voorschriften van de verlengde regeling herwerkt en verduidelijkt worden.

(3) Het hoofddoel van de regeling blijft het gebrek aan evenwicht tussen vraag en aanbod op de markt voor melk en zuivelproducten en de daaruit voortvloeiende structurele overschotten te verminderen zodat een beter marktevenwicht tot stand komt. De regeling moet derhalve per 1 april 2008 met zeven nieuwe opeenvolgende tijdvakken van twaalf maanden worden verlengd. Deze tijdvakken komen bij die welke reeds in Verordening (EEG) nr. 3950/92 bepaald zijn.

(4) De in 1984 vastgestelde methode, waarbij een heffing wordt toegepast op de boven een garantiedrempel geleverde of rechtstreeks verkochte hoeveelheden melk, moet worden gehandhaafd. Deze garantiedrempel wordt voor elke lidstaat vastgesteld als een bij een bepaald melkvetgehalte gegarandeerde totale hoeveelheid.

(5) De heffing moet op een afschrikkend peil worden vastgesteld en door de lidstaten verschuldigd zijn zodra de nationale referentiehoeveelheid overschreden wordt; vervolgens moet ze door de lidstaat omgeslagen worden over de producenten die tot de overschrijding bijgedragen hebben. Deze moeten de lidstaat hun bijdrage in de louter wegens de overschrijding van hun beschikbare hoeveelheid te betalen heffing verschuldigd zijn.

(6) De lidstaten storten in het EOGFL, afdeling Garantie, de heffing die correspondeert met de overschrijding van hun nationale referentiehoeveelheid, verminderd met een forfaitair bedrag van 1 % om rekening te houden met gevallen van faillissement of definitief onvermogen van bepaalde producenten om hun bijdrage in de betaling van de verschuldigde heffing te betalen.

(7) De lidstaten moeten over een bepaalde termijn beschikken om de de verschuldigde heffing over de producenten om te slaan en deze in het EOGFL, afdeling Garantie, te storten. Kunnen zij de vastgestelde termijn niet halen, dan moet erop worden toegezien dat het EOGFL, afdeling Garantie, over de verschuldigde bedragen kan beschikken door deze van de maandelijkse terugbetalingen aan de lidstaten in mindering te brengen. Bijgevolg moet worden afgeweken van de procedure van artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2040/2002 van de Raad van 26 september 2000 betreffende de begrotingsdiscipline(5).

(8) In Verordening (EEG) nr. 3950/92 is een onderscheid ingevoerd tussen leveringen en rechtstreekse verkoop. De ervaring leert dat het beheer vereenvoudigd moet worden door voor de leveringen slechts volle melk in aanmerking te nemen, met uitsluiting van alle overige zuivelproducten. Bijgevolg moet rechtstreekse verkoop voortaan ook de rechtstreeks aan de consument verrichte verkoop en overdracht van melk, alsmede de verkoop en overdracht van andere zuivelproducten omvatten.

(9) Voor iedere producent wordt een representatief vetgehalte bepaald dat op de hem toegewezen individuele referentiehoeveelheden voor de leveringen moet worden toegepast en dat wordt vastgesteld met referentie naar gehalten die bestaan en gewijzigd kunnen worden, op grond van nader te bepalen regels. Er moeten voorschriften worden vastgesteld om het verschil tussen het gewogen gemiddelde van de individuele representatieve vetgehalten en het nationale referentiegehalte miniem te doen blijven.

(10) Voor de berekening van het respectieve aandeel van leveringen en rechtstreekse verkopen in de individuele referentiehoeveelheden moet een vereenvoudigde procedure worden vastgesteld, die erin voorziet dat de voor de berekening van deze aandelen en van de heffing benodigde gegevens aan de Commissie worden medegedeeld. Deze berekeningv an de aandelen moet geschieden op basis van de referentiehoeveelheden waarover de producenten beschikken voor het tijdvak van twaalf maanden dat op 1 april 2003 begint. Het totaal van de door de lidstaat aan de producenten toegewezen hoeveelheden mag niet groter zijn dan de nationale referentiehoeveelheid. Deze nationale referentiehoeveelheid wordt vastgesteld voor de elf tijdvakken met ingang van 1 april 2004, waarbij rekening wordt gehouden met de diverse onderdelen van de vroegere regeling.

(11) Bepaald moet worden hoe het melkvetgehalte verdisconteerd moet worden in de eindafrekening van de geleverde hoeveelheden. Er moet nadrukkelijk worden bepaald dat een individuele neerwaartse correctie van het vetgehalte van de geleverde melk of het scheiden van de melk in afzonderlijke bestanddelen er in geen geval toe mag leiden dat over een hoeveelheid die de gegarandeerde totale hoeveelheid in een lidstaat overschrijdt, geen heffing betaald hoeft te worden. Omdat met rechtstreekse verkoop slechts geringe hoeveelheden gemoeid zijn, hoeft het vetgehalte daarvoor niet in rekening te worden gebracht.

(12) Met het oog op de doeltreffendheid van de regeling moet de door de producenten verschuldigde bijdrage in de heffing geïnd worden door de kopers, die in de beste positie verkeren om daartoe het nodige te doen, en moeten hun derhalve de middelen voor deze inning worden geboden. Daarentegen moeten bedragen die boven de door de lidstaat verschuldigde heffing worden geïnd, worden gebruikt voor de financiering van nationale herstructureringsprogramma's en/of terugbetaald worden aan bepaalde categorieën producenten of aan producenten die zich in buitengewone omstandigheden bevinden. Wanneer echter blijkt dat geen heffing door de lidstaat verschuldigd is, moeten alle geïnde voorschotten teruggegeven worden.

(13) De ervaring heeft geleerd dat de uitvoering van deze regeling het bestaan van een nationale reserve veronderstelt die de producenten de mogelijkheid biedt om volgens objectieve criteria extra hoeveelheden te verkrijgen of nieuwe producenten de mogelijkheid biedt hun activiteit op gang te brengen, waaraan alle hoeveelheden worden toegevoegd die, om welke reden dan ook, niet of niet langer een individuele bestemming hebben. Om de lidstaat in staat te stellen het hoofd te bieden aan bijzondere, volgens objectieve criteria bepaalde omstandigheden, moet hij gemachtigd worden ook de nationale reserve te vergroten, meer in het bijzonder door een lineaire verlaging van alle referentiehoeveelheden of door inhoudingen op de definitieve overdrachten van deze hoeveelheden.

(14) Om de nodige soepelheid bij het beheer van de regeling te handhaven, moet de lidstaten worden toegestaan de na afloop van een tijdvak ongebruikte referentiehoeveelheden opnieuw nationaal dan wel over de kopers te verdelen.

(15) De onderbenutting van de referentiehoeveelheden door de producenten kan een harmonische ontwikkeling van de melkproductie verhinderen. Om dergelijke problemen te voorkomen, moeten de lidstaten kunnen beslissen dat, bij aanzienlijke onderbenutting gedurende een significant tijdsverloop, de ongebruikte referentiehoeveelheden naar de nationale reserve gaan, zodat deze aan de andere producenten kunnen worden toegewezen. Er moeten echter bepalingen worden vastgesteld voor het geval waarin producenten de tijdelijk stilgelegde melkproductie willen hervatten.

(16) In de lidstaten die de tijdelijke overdracht van een deel van de individuele referentiehoeveelheid hebben toegestaan, is gebleken dat dit tot een grotere doeltreffendheid van de regeling heeft bijgedragen. De toepassing van dit mechanisme mag echter verdere structurele ontwikkelingen en aanpassingen niet doorkruisen en de eventueel daaruit voortvloeiende administratieve moeilijkheden mogen niet worden onderschat, noch mag voormalige producenten die niet meer actief zijn, worden toegestaan hun referentiehoeveelheid langer te behouden dan strikt noodzakelijk is voor de overdracht aan een actieve producent.

(17) Bij de invoering van de extra heffing in 1984 was als beginsel gesteld dat, in geval van verkoop, verhuur of vererving van het bedrijf, de desbetreffende referentiehoeveelheid samen met de grond naar de koper, de huurder of de erfgenaam overging. Het is niet wenselijk deze aanvankelijke keuze te wijzigen. Niettemin moet worden bepaald dat in alle gevallen van overdracht de nodige nationale regelingen moeten worden getroffen om, bij gebreke van overeenstemming tussen de partijen, hun rechtmatige belangen te beschermen.

(18) Met het oog op verdere herstructurering van de zuivelproductie en verbetering van het milieu moeten uitzonderingen worden toegestaan op het beginsel dat de referentiehoeveelheid aan het bedrijf gekoppeld is, en moeten de lidstaten de mogelijkheid blijven houden nationale of regionale herstructureringsprogramma's ten uitvoer te brengen. De lidstaten moeten ook het recht hebben de overdracht van de referentiehoeveelheden op een andere wijze te organiseren dan door middel van individuele transacties tussen producenten.

(19) Volgens de verschillende soorten overdrachten van referentiehoeveelheden en op basis van objectieve criteria moeten de lidstaten gemachtigd worden om ten behoeve van de nationale reserve eventueel een deel van de overgedragen hoeveelheden te heffen.

(20) De ervaring met de regeling inzake de extra heffing heeft geleerd dat de overdracht van referentiehoeveelheden via wettelijke regelingen, zoals verpachting, die niet noodzakelijk tot gevolg hebben dat de betrokken referentiehoeveelheden definitief worden toegewezen aan de overnemer, een extra kostenfactor voor de melkproductie kan zijn die de verbetering van de productiestructuur remt. Om de referentiehoeveelheden geschikter te maken als middel ter regulering van de markt voor melk en zuivelproducten, moeten de lidstaten gemachtigd worden om referentiehoeveelheden die via verpachting of vergelijkbare wettelijke middelen voor hertoewijzing naar de nationale reserve zijn overgedragen, op basis van objectieve criteria toe te wijzen aan actieve producenten, met name aan producenten die daarvan al gebruik hebben gemaakt. De lidstaten moeten ook het recht hebben om de overdracht van referentiehoeveelheden op een andere manier te organiseren dan door middel van individuele transacties tussen producenten.

(21) Om een stijging van de kosten van productiemiddelen of een ongelijke behandeling te voorkomen, moet worden beklemtoond dat alle overheidssteun bij de verwerving of overdracht van referentiehoeveelheden verboden is.

(22) Het hoofddoel van de bij deze verordening ingestelde heffing is de markt voor zuivelproducten te reguleren en te stabiliseren. De opbrengst ervan moet derhalve worden gebruikt voor de financiering van de uitgaven in de zuivelsector.

(23) De voor de uitvoering van deze verordening benodigde maatregelen moeten worden vastgesteld overeenkomstig Besluit 1999/468/EG van de Raad van 28 juni 1999 tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden(6),

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

HOOFDSTUK 1

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Werkingssfeer

1. Gedurende 11 opeenvolgende tijdvakken van twaalf maanden, te beginnen op 1 april 2004, (hierna "tijdvakken van twaalf maanden" te noemen), wordt een heffing ingesteld (hierna "de heffing" te noemen) over de hoeveelheden koemelk en andere zuivelproducten die in het betrokken tijdvak van twaalf maanden boven de in de bijlage I vastgestelde nationale hoeveelheden worden vermarkt.

2. Deze hoeveelheden worden overeenkomstig artikel 6 over de producenten verdeeld, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen levering en rechtstreekse verkoop als omschreven in artikel 5. De overschrijding van de nationale referentiehoeveelheid en de daaruit voortvloeiende heffing, worden, overeenkomstig hoofdstuk 3, op nationaal niveau in elke lidstaat en afzonderlijk voor leveringen en rechtstreekse verkopen vastgesteld.

3. De in bijlage I opgenomen nationale referentiehoeveelheden worden vastgesteld onverminderd een eventuele herziening in het licht van de algemene marktsituatie en van bijzondere omstandigheden in bepaalde lidstaten.

Artikel 2

Heffing

De heffing per 100 kilogram melk wordt vastgesteld op 33,27 euro voor de periode 2004/2005, 30,91 euro voor 2005/2006, 28,54 euro voor de periode 2006/2007 en 27,83 euro voor de periode 2007/2008 en daarna.

Artikel 3

Betaling van de heffing

1. De lidstaten zijn de Gemeenschap de heffing verschuldigd die voortvloeit uit de overschrijding van de in bijlage I vastgestelde nationale referentiehoeveelheid; deze heffing wordt op nationaal niveau afzonderlijk bepaald voor leveringen en rechtstreekse verkopen; 99 % van het verschuldigde het bedrag van de heffing wordt na afloop van het tijdvak van twaalf maanden vóór 1 oktober door de lidstaten gestort in het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL).

2. Indien de in lid 1 bedoelde betaling niet heeft plaatsgevonden vóór de vastgestelde datum brengt de Commissie, na raadpleging van het comité van het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw, een bedrag gelijk aan de niet-betaalde heffing in mindering op de maandelijkse voorschotten op de voorziening voor de door de lidstaat verrichte uitgaven in de zin van artikel 5, lid 1, en artikel 7, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1258/1999 van de Raad van 17 mei 1999 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid(7). Alvorens een besluit te nemen meldt de Commissie dit aan de betrokken lidstaat, die binnen een week zijn standpunt kenbaar maakt. Artikel 14 van Verordening (EG) nr. 2040/2000 is niet van toepassing.

3. De Commissie stelt de uitvoeringsbepalingen voor dit artikel vast volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde procedure.

Artikel 4

Bijdrage van de producenten in de verschuldigde heffing

De heffing wordt overeenkomstig de artikelen 10 en 12, volledig omgeslagen over de producenten die hebben bijgedragen tot elk van de overschrijdingen van de in artikel 1, lid 2, bedoelde nationale referentiehoeveelheden.

Onverminderd artikel 10, lid 3, en artikel 12, lid 1, zijn de producenten de lidstaat de betaling verschuldigd van hun bijdrage in de overeenkomstig hoofdstuk 3 berekende louter wegens de overschrijding van hun beschikbare referentiehoeveelheden verschuldigde heffing.

Artikel 5

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) "melk": het door het melken van één of meer koeien verkregen product;

b) "andere zuivelproducten": alle andere zuivelproducten dan melk, met name magere melk, room, boter, yoghurt en kaas; in voorkomend geval worden deze producten in "melkequivalent" omgerekend aan de hand van volgens de procedure van artikel 23, lid 2, vast te stellen coëfficiënten;

c) "producent": landbouwer of bedrijfshoofd in de zin van artikel 2, onder a), van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en voor steunregelingen voor landbouwers(8) wiens bedrijf zich op het grondgebied van de Gemeenschap bevindt en die melk produceert en vermarkt of voorbereidingen treft om dit in een zeer nabije toekomst te doen;

d) onder "bedrijf" wordt verstaan: bedrijf in de zin van artikel 2, onder b), van Verordening (EG) nr. 1782/2003;

e) "koper": een onderneming of groepering die van een producent melk koopt

- om deze, ook in het kader van een loonwerkovereenkomst, in te zamelen, te verpakken, op te slaan, te koelen en te behandelen of te verwerken;

- om deze door te verkopen aan een of meer bedrijven die melk of andere zuivelproducten behandelen of verwerken.

Een groepering van in een zelfde geografisch gebied gevestigde kopers die voor rekening van de aangeslotenen administratieve en boekhoudkundige handelingen verricht welke noodzakelijk zijn voor de betaling van de heffing, wordt als koper beschouwd. Voor de toepassing van de eerste zin van deze alinea wordt Griekenland als één geografisch gebied beschouwd en kan het een overheidsorganisatie met de bovenbedoelde groepering van kopers gelijkstellen;

f) "levering": elke levering van melk, exclusief andere zuivelproducten, door een producent aan een koper ongeacht of de producent, de koper, het bedrijf dat deze melk behandelt of verwerkt, dan wel een derde de melk vervoert;

g) "rechtstreekse verkoop": elke verkoop of overdracht van melk die rechtstreeks door de producent aan de consument wordt verricht, alsmede elke door een producent verrichte verkoop of overdracht van andere zuivelproducten. De Commissie kan, volgens de procedure van artikel 23, lid 2, en met inachtneming van de definitie van "levering" in punt f), de definitie van "rechtstreekse verkoop" aanpassen om met name te voorkomen dat hoeveelheden melk of andere zuivelproducten die worden vermarkt, niet onder de heffingsregeling vallen;

h) "vermarkting": levering van melk of rechtstreekse verkoop van melk of andere zuivelproducten;

i) "nationale referentiehoeveelheid": de voor elke lidstaat in bijlage I vastgestelde referentiehoeveelheid;

j) "individuele referentiehoeveelheid": de referentiehoeveelheid van de producent per 1 april van elk tijdvak van twaalf maanden;

k) "beschikbare referentiehoeveelheid": de voor de producent beschikbare referentiehoeveelheid per 31 maart van de periode van twaalf maanden waarvoor de heffing wordt berekend, rekening houdend met alle in deze verordening bedoelde overdrachten, omzettingen, verkopen en tijdelijke hertoewijzingen die in dit tijdvak van twaalf maanden hebben plaatsgevonden.

HOOFDSTUK 2

TOEWIJZING VAN REFERENTIEHOEVEELHEDEN

Artikel 6

Individuele referentiehoeveelheden

1. Vóór 1 juni 2004 stellen de lidstaten de individuele referentiehoeveelheden van de producenten vast op basis van de overeenkomstig artikel 4 van Verordening (EEG) nr. 3950/92 in het tijdvak van twaalf maanden dat aanvangt op 1 april 2003 toegekende individuele referentiehoeveelheden.

2. Producenten kunnen beschikken over een of over twee individuele referentiehoeveelheden, waarvan een voor leveringen en een voor rechtstreekse verkoop. Alleen de bevoegde autoriteit van de lidstaat kan op een naar behoren gemotiveerd verzoek van de producent een omzetting van de ene in de andere referentiehoeveelheid verrichten.

3. Beschikt de producent over twee referentiehoeveelheden, dan wordt zijn bijdrage in de eventueel verschuldigde heffing voor elke referentiehoeveelheid afzonderlijk berekend.

4. Ter compensatie van de Finse "SLOM"-producenten kan de aan de in artikel 1 bedoelde leveringen toegekende Finse nationale referentiehoeveelheid volgens de procedure van artikel 23, lid 2, worden verhoogd tot maximaal 200000 ton. Deze overeenkomstig de communautaire wetgeving toe te kennen reserve mag uitsluitend worden gebruikt voor producenten wier recht om de productie te hervatten ten gevolge van de toetreding is aangetast.

5. De individuele referentiehoeveelheden worden in voorkomend geval voor elk van de betrokken tijdvakken van twaalf maanden zodanig aangepast dat de som van de individuele referentiehoeveelheden voor leveringen en die voor rechtstreekse verkoop het in bijlage I vastgestelde desbetreffende gedeelte van de overeenkomstig artikel 8 aangepaste nationale referentiehoeveelheid niet overschrijdt, rekening houdend met eventuele verminderingen voor aan de in artikel 14 bedoelde nationale reserve toegevoegde hoeveelheden.

Artikel 7

Toewijzing van hoeveelheden uit de nationale reserve

De lidstaten stellen de voorschriften vast voor de toewijzing aan de producenten, aan de hand van aan de Commissie meegedeelde objectieve criteria, van alle of een deel van de hoeveelheden uit de in artikel 14 bedoelde nationale reserve.

HOOFDSTUK 3

BEREKENING VAN DE HEFFING

Artikel 8

Beheer van de referentiehoeveelheden

1. De Commissie verricht voor iedere lidstaat en voor iedere periode, vóór het einde daarvan, volgens de procedure van artikel 23, lid 2, een aanpassing van het respectieve aandeel van "leveringen" en "rechtstreekse verkoop" in de nationale referentiehoeveelheden, rekening houdend met de door de producenten gevraagde omzettingen van individuele referentiehoeveelheden voor leveringen in referentiehoeveelheden voor rechtstreekse verkoop en omgekeerd.

2. De lidstaten delen de Commissie jaarlijks vóór de data en overeenkomstig de uitvoeringsmaatregelen die volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde procedure zijn vastgesteld, de gegevens mee die nodig zijn voor:

a) de in lid 1 bedoelde aanpassing;

b) de berekening van de door de lidstaat te betalen heffing.

Artikel 9

Vetgehalte

1. Aan iedere producent met een individuele referentiehoeveelheid voor leveringen wordt deze hoeveelheid een referentievetgehalte toegekend.

2. Voor de op 31 maart 2004, overeenkomstig artikel 6, lid 1, aan de producenten toegewezen referentiehoeveelheden, is het in lid 1 van dit artikel bedoelde gehalte gelijk aan het referentiegehalte voor deze hoeveelheid op deze datum.

3. Dit gehalte wordt gewijzigd bij de in artikel 6, lid 2, bedoelde omzettingen en in geval van verwerving of overdracht van referentiehoeveelheid of van tijdelijke overdracht, overeenkomstig volgens de procedure van artikel 23, lid 2, vast te stellen voorschriften.

4. Voor nieuwe producenten met een uit de nationale reserve voortvloeiende individuele referentiehoeveelheid voor de totale leveringen wordt het gehalte vastgesteld overeenkomstig volgens de procedure van artikel 23, lid 2, vast te stellen voorschriften.

5. De in lid 1 bedoelde individuele referentiegehalten worden, in voorkomend geval, bij de inwerkingtreding van deze verordening en vervolgens bij de aanvang van een tijdvak van twaalf maanden telkens wanneer dat nodig is, zodanig aangepast dat het gewogen gemiddelde van de bovenbedoelde vetgehalten voor elke lidstaat het in bijlage II vastgestelde referentievetgehalte met niet meer dan 0,1 gram per kg overschrijdt.

Artikel 10

Heffing bij leveringen

1. Om de eindafrekening van de heffing op te stellen, worden de door iedere producent geleverde hoeveelheden, wanneer het werkelijke vetgehalte van het referentievetgehalte verschilt, door toepassing van volgens de procedure van artikel 23, lid 2, vast te stellen coëfficiënten en voorwaarden naar boven of naar onder gecorrigeerd.

2. Wanneer de som, op nationaal niveau, van de overeenkomstig lid 1 gecorrigeerde leveringen kleiner is dan de feitelijke leveringen, wordt de heffing berekend op basis van de feitelijke leveringen. In dat geval worden de neerwaartse correcties evenredig verminderd, in die mate dat de som van de gecorrigeerde leveringen overeenstemt met de feitelijke leveringen.

Wanneer de som van de overeenkomstig lid 1 gecorrigeerde leveringen groter is dan de feitelijke leveringen, wordt de heffing berekend op basis van de gecorrigeerde leveringen.

3. De bijdrage van de producenten in de betaling van de verschuldigde heffing wordt, naar keuze van de lidstaat, al dan niet na hertoewijzing van het ongebruikte deel van de nationale referentiehoeveelheid voor leveringen, door de lidstaten vastgesteld naar evenredigheid van de individuele referentiehoeveelheden van elke producent of overeenkomstig door de lidstaten vast te stellen objectieve criteria:

a) hetzij op nationaal niveau op basis van de hoeveelheid waarmee de beschikbare referentiehoeveelheid van elke producent overschreden is,

b) hetzij eerst voor iedere koper en vervolgens, in voorkomend geval, op nationaal niveau.

Artikel 11

Rol van de koper

1. De koper is verantwoordelijk voor de inning, bij de producenten, van de bijdragen die deze verschuldigd zijn uit hoofde van de heffing en betaalt aan de bevoegde instantie van de lidstaat, vóór een datum en overeenkomstig nadere voorschriften te bepalen volgens de procedure van artikel 23, lid 2, het bedrag van deze bijdragen die hij inhoudt op de aan de producenten die voor de overschrijding verantwoordelijk zijn betaalde melkprijs of die hij, bij gebreke daarvan, op een andere passende wijze int.

2. Indien een koper geheel of gedeeltelijk in de plaats treedt van een of meer kopers, worden voor de rest van het lopende tijdvak van twaalf maanden de individuele referentiehoeveelheden van de producenten in aanmerking genomen onder aftrek van de reeds geleverde hoeveelheden en rekening houdend met het vetgehalte daarvan. Deze regel geldt ook wanneer een producent van koper verandert.

3. Wanneer, in de loop van de referentieperiode, de door een producent geleverde hoeveelheden zijn beschikbare referentiehoeveelheid overschrijden, kan de lidstaat beslissen dat de koper bij elke levering van die producent die zijn beschikbare referentiehoeveelheid voor leveringen overschrijdt, op de door de lidstaat vastgestelde wijze, een bedrag inhoudt op de voor de melk betaalde prijs als voorschot op de bijdrage van deze producent in de heffing. De lidstaat kan specifieke bepalingen vaststellen die de kopers de mogelijkheid bieden dat voorschot in te houden wanneer de producenten aan verscheidene kopers leveren.

Artikel 12

Heffing bij rechtstreekse verkoop

1. Bij rechtstreekse verkoop wordt naar keuze van de lidstaat de bijdrage van elke producent in de betaling van de heffing al dan niet na hertoewijzing van het ongebruikte deel van de nationale referentiehoeveelheid voor directe verkoop, hetzij op het passende territoriale niveau, hetzij nationaal vastgesteld.

2. Aan de hand van volgens de procedure van artikel 23, lid 2, vastgestelde criteria bepalen de lidstaten de grondslag voor de berekening van de bijdrage van de producent in de heffing die verschuldigd is op de totale hoeveelheid melk die is verkocht of doorverkocht of is gebruikt voor de vervaardiging van verkochte of doorverkochte zuivelproducten.

3. Voor het opstellen van de eindafrekening van de heffing wordt geen rekening gehouden met het vetgehalte van de melk of het zuivelproduct.

4. De nadere voorschriften en de datum voor de betaling van de heffing aan de bevoegde instantie van de lidstaat worden volgens de procedure van artikel 23, lid 2, vastgesteld.

HOOFDSTUK 4

BEHEER VAN DE HEFFING

Artikel 13

Te veel betaalde en onbetaalde bedragen

1. Wanneer met betrekking tot leveringen of rechtstreekse verkopen wordt geconstateerd dat heffing verschuldigd is en de van de producenten geïnde bijdrage hoger is, kan de lidstaat:

a) het te veel geïnde bedrag geheel of gedeeltelijk gebruiken voor de financiering van de in artikel 18, lid 1, onder a), bedoelde maatregelen en/of

b) dit bedrag geheel of gedeeltelijk terugbetalen aan producenten die behoren tot prioritaire categorieën die de lidstaat vaststelt op basis van volgens de procedure van artikel 23, lid 2, te bepalen objectieve criteria en termijnen, of die zich als gevolg van een niet met deze regeling verband houdende nationale maatregel in buitengewone omstandigheden bevinden.

2. Wanneer geconstateerd wordt dat geen heffing verschuldigd is, worden door de kopers of de lidstaat eventueel geïnde voorschotten uiterlijk aan het einde van het volgende tijdvak van twaalf maanden terugbetaald.

3. Indien de koper heeft veronachtzaamd om de bijdragen van de producenten in de heffing overeenkomstig artikel 11 te innen, kan de lidstaat de onbetaalde bedragen rechtstreeks bij de producent heffen, onverminderd de sancties die hij aan de in gebreke gebleven koper kan opleggen.

4. Indien de betalingstermijn door de producent of de koper, al naar het geval, niet in acht wordt genomen, blijft de volgens de procedure van artikel 23, lid 2, vast te stellen achterstandsrente aan de lidstaat toebehoren.

Artikel 14

Nationale reserve

1. Elke lidstaat vormt, met name met het oog op de in artikel 7 bedoelde toewijzing, een nationale reserve binnen de in bijlage I vastgestelde hoeveelheden. De nationale reserve wordt aangevuld, naar gelang van het geval, door de in artikel 15 bedoelde overname van hoeveelheden, de in artikel 19 bedoelde inhouding op overdrachten of een lineaire verlaging van alle individuele referentiehoeveelheden. Deze hoeveelheden blijven hun oorspronkelijke indeling als "leveringen" of "rechtstreekse verkoop" behouden.

2. Elke aan een lidstaat toegekende extra referentiehoeveelheid gaat automatisch naar de nationale reserve en wordt volgens de voorzienbare behoeften verdeeld tussen de "leveringen" en de "rechtstreekse verkoop" behouden.

3. De hoeveelheden die zich in de nationale reserve bevinden, hebben geen referentievetgehalte.

Artikel 15

Inactiviteit

1. Wanneer een natuurlijke of rechtspersoon die over individuele referentiehoeveelheden beschikt, gedurende een tijdvak van twaalf maanden niet langer aan de voorwaarden van artikel 5, onder c), voldoet, worden deze referentiehoeveelheden uiterlijk op 1 april van het daaropvolgende kalenderjaar aan de nationale reserve toegevoegd, tenzij die persoon vóór deze datum zijn bedrijf als producent in de zin van artikel 5, punt c), hervat.

Indien die rechts- of natuurlijke persoon zijn bedrijf als producent uiterlijk aan het einde van het tweede tijdvak van twaalf maanden na de terugtrekking hervat, wordt de individuele referentiehoeveelheid die hem was ontnomen hem uiterlijk op 1 april na de datum waarop hij hierom verzoekt, opnieuw toegewezen.

2. Wanneer een producent gedurende ten minste een tijdvak van twaalf maanden niet ten minste 70 % van zijn individuele referentiehoeveelheid vermarkt, kan de lidstaat beslissen of en onder welke voorwaarden de ongebruikte referentiehoeveelheid geheel of gedeeltelijk wordt toegevoegd aan de nationale reserve.

De lidstaat bepaalt de voorwaarden waaronder een referentiehoeveelheid opnieuw aan de betrokken producent wordt toegewezen indien deze de vermarkting hervat.

3. De leden 1 en 2 zijn echter niet van toepassing in geval van overmacht en in deugdelijk gemotiveerde en door de bevoegde autoriteiten erkende gevallen die tijdelijk de productiecapaciteit van de betrokken producenten beïnvloeden.

Artikel 16

Tijdelijke overdracht

1. Aan het einde van elk tijdvak van twaalf maanden staan de lidstaten voor het betrokken tijdvak de tijdelijke overdracht toe van een deel van de individuele referentiehoeveelheid die de producent die hierover beschikt, niet voornemens is te gebruiken.

De lidstaten kunnen de overdrachten regelen naar gelang van de categorie producenten of de structuur van de melkproductie, ze beperken op het niveau van de koper of binnen de regio, volledige overdracht toestaan in de gevallen bedoeld in artikel 15, lid 3, en bepalen in hoeverre de cedent overdrachten kan herhalen.

2. Elke lidstaat kan besluiten lid 1 niet toe te passen op grond van één van of van beide onderstaande criteria:

a) de noodzaak structurele ontwikkelingen en aanpassingen te vergemakkelijken;

b) dringende redenen van administratieve aard.

Artikel 17

Overdracht van referentiehoeveelheden met grond

1. Bij verkoop, verhuur, overgang door vererving - ook vóór het overlijden van de erflater - of elke andere overdracht die voor de producent vergelijkbare gevolgen heeft, wordt de individuele referentiehoeveelheid samen met het bedrijf overgedragen aan de producent die het bedrijf overneemt, op de wijze die door de lidstaten wordt bepaald rekening houdend met de voor de melkproductie gebruikte oppervlakten of met andere objectieve criteria en, in voorkomend geval, met de overeenkomst tussen de partijen. Het gedeelte van de referentiehoeveelheid dat in voorkomend geval niet met het bedrijf wordt overgedragen wordt aan de nationale reserve toegevoegd.

2. Wanneer de referentiehoeveelheden overeenkomstig lid 1 in het kader van verpachting of andere middelen met vergelijkbare rechtsgevolgen zijn of worden overgedragen, kunnen de lidstaten op basis van objectieve criteria en met het oog op toewijzing van de referentiehoeveelheden aan uitsluitend de producenten, besluiten dat de referentiehoeveelheid niet samen met het bedrijf wordt overgedragen.

3. Bij overdracht van grond aan de overheid en/of ten algemenen nutte of wanneer de overdracht geen landbouwdoeleinden dient, zien de lidstaten erop toe dat de nodige maatregelen ter vrijwaring van de rechtmatige belangen van de partijen worden getroffen, en met name dat de vertrekkende producent in de gelegenheid wordt gesteld de melkproductie voort te zetten, indien hij dit wenst.

4. Bij ontstentenis van een overeenkomst tussen de partijen worden in geval van het verstrijken van een pachtovereenkomst die niet op soortgelijke voorwaarden kan worden verlengd, of in situaties met vergelijkbare rechtsgevolgen de individuele referentiehoeveelheden geheel of ten dele overgedragen aan de producent die ze overneemt, volgens door de lidstaten vastgestelde of nog vast te stellen bepalingen en met inachtneming van de rechtmatige belangen van de partijen.

Artikel 18

Bijzondere overdrachten

1. Om de herstructurering van de melkproductie tot een goed einde te brengen of de milieusituatie te verbeteren, kunnen de lidstaten op de wijze die zij bepalen met inachtneming van de rechtmatige belangen van de partijen:

a) aan producenten die zich ertoe verbinden de melkproductie geheel of ten dele definitief te staken, een vergoeding toekennen die ineens of in jaarlijkse tranches wordt betaald, en de aldus vrijgekomen individuele referentiehoeveelheden aan de nationale reserve toevoegen;

b) aan de hand van objectieve criteria bepalen op welke voorwaarden een producent aan het begin van een tijdvak van twaalf maanden kan verkrijgen dat de bevoegde autoriteit of de door haar aangewezen instantie hem tegen voorafgaande betaling individuele referentiehoeveelheden toewijst die aan het einde van het voorgaande tijdvak van twaalf maanden definitief door andere producenten zijn vrijgemaakt in ruil voor een vergoeding ineens of in jaarlijkse tranches die gelijk is aan de bovengenoemde betaling;

c) de overdrachten van referentiehoeveelheden zonder grond centraliseren en er toezicht op uitoefenen;

d) bij overdracht van gronden met het oog op verbetering van het milieu, de betrokken individuele referentiehoeveelheid toewijzen aan de vertrekkende producent, indien hij voornemens is de melkproductie voort te zetten;

e) aan de hand van objectieve criteria bepalen in welke regio's en ophaalgebieden met het oog op de verbetering van de melkproductiestructuur referentiehoeveelheden definitief mogen worden overgedragen zonder overeenkomstige overdracht van gronden;

f) op verzoek van de producent aan de bevoegde autoriteit of de door haar aangewezen instantie de definitieve overdracht van referentiehoeveelheden zonder overeenkomstige overdracht van gronden of andersom toestaan, ten einde de structuur van de melkproductie op het niveau van het bedrijf te verbeteren of bij te dragen tot de extensivering van de productie.

2. De bepalingen van lid 1 kunnen op nationaal niveau, op het passende territoriale niveau of in bepaalde ophaalgebieden worden uitgevoerd.

Artikel 19

Inhoudingen op overdrachten

1. Wanneer de in de artikelen 17 en 18 bedoelde overdrachten worden verricht, kunnen de lidstaten ten behoeve van de nationale reserve op basis van objectieve criteria een gedeelte van de individuele referentiehoeveelheid inhouden.

2. Wanneer de referentiehoeveelheden overeenkomstig de artikelen 17 en 18 met of zonder de corresponderende gronden in het kader van verpachting of andere middelen met vergelijkbare rechtsgevolgen zijn of worden overgedragen, kunnen de lidstaten op basis van objectieve criteria en met het oog op toewijzing van de referentiehoeveelheden aan de producenten alleen, beslissen of de referentiehoeveelheden geheel of ten dele aan de nationale reserve worden overgedragen en onder welke voorwaarden.

Artikel 20

Steun voor het verkrijgen van referentiehoeveelheden

De verkoop, overdracht of toewijzing van referentiehoeveelheden op grond van deze verordening komt niet in aanmerking voor enigerlei door een overheidsinstantie te verlenen financiele steun die rechtstreeks aan de verkrijging van quota gekoppeld is.

Artikel 21

Erkenning

De hoedanigheid van koper moet vooraf door de lidstaat worden erkend aan de hand van volgens de procedure van artikel 23, lid 2, vast te stellen criteria.

De te vervullen voorwaarden en de door een producent in geval van rechtstreekse verkoop te verstrekken gegevens worden vastgesteld volgens de in artikel 23, lid 2, bedoelde procedure.

HOOFDSTUK 5

OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 22

Bestemming van de heffing

De heffing wordt geacht deel uit te maken van de interventies ter regulering van de landbouwmarkten en wordt aangewend voor de financiering van uitgaven in de zuivelsector.

Artikel 23

Beheerscomité

1. De Commissie wordt bijgestaan door het Comité van beheer voor melk en zuivelproducten dat is ingesteld bij artikel 41 van Verordening (EG) nr. 1255/1999 van de Raad houdende een gemeenschappelijke ordening der markten in de sector melk en zuivelproducten(9), hierna "het Comité" genoemd.

2. In de gevallen waarin naar dit lid wordt verwezen, zijn de artikelen 4 en 7 van Besluit 1999/468/EG van toepassing.

De in artikel 4, lid 3, van Besluit 1999/468/EG bedoelde termijn bedraagt één maand.

3. Het Comité stelt zijn reglement van orde vast.

Artikel 24

Uitvoeringsbepalingen

De voor de uitvoering van deze verordening vereiste maatregelen worden vastgesteld overeenkomstig de procedure van artikel 23, lid 2.

Artikel 25

Intrekking

Verordening (EG) nr. 3950/92 wordt ingetrokken met ingang van 1 april 2004.

Verwijzingen naar de ingetrokken verordening gelden als verwijzingen naar de onderhavige verordening en worden gelezen volgens de in bijlage III opgenomen concordantietabel.

Artikel 26

Overgangsmaatregelen

Voorzover overgangsmaatregelen noodzakelijk zijn om de toepassing van de bij deze verordening ingevoerde wijzigingen te vergemakkelijken, worden deze vastgesteld volgens de procedure van artikel 23, lid 2.

Artikel 27

Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 april 2004, uitgezonderd de artikelen 6 en 24 die van toepassing zijn met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 29 september 2003.

Voor de Raad

De voorzitter

G. Alemanno

(1) Advies van 5 juni 2003 (nog niet bekendgemaakt in het Publicatieblad).

(2) PB L 90 van 1.4.1984, blz. 10.

(3) PB L 405 van 31.12.1992, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2028/2002 (PB L 313 van 16.11.2002, blz. 3).

(4) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 73.

(5) PB L 244 van 29.9.2000, blz. 27.

(6) PB L 184 van 17.7.1999, blz. 23.

(7) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 103.

(8) Zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad.

(9) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 48.

BIJLAGE I

REFERENTIEHOEVEELHEDEN

a) Tijdvak 2004/2005

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

b) Tijdvak 2005/2006

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

c) Tijdvak 2006/2007

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

d) Tijdvak 2007/2008

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

e) Tijdvakken 2008/2009 tot en met 2014/2015

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

REFERENTIEVETGEHALTEN

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

CONCORDANTIETABEL

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Top