EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002S0841

Beschikking nr. 841/2002/EGKS van de Commissie van 21 mei 2002 tot wijziging van Beschikking nr. 283/2000/EGKS van de Commissie tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde gewalste, platte producten van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer, niet geplateerd noch bekleed, opgerold, enkel warmgewalst, uit, onder meer, India en tot aanvaarding van een verbintenis

OJ L 134, 22.5.2002, p. 11–17 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 06/02/2005

ELI: http://data.europa.eu/eli/dec/2002/841(1)/oj

32002S0841

Beschikking nr. 841/2002/EGKS van de Commissie van 21 mei 2002 tot wijziging van Beschikking nr. 283/2000/EGKS van de Commissie tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde gewalste, platte producten van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer, niet geplateerd noch bekleed, opgerold, enkel warmgewalst, uit, onder meer, India en tot aanvaarding van een verbintenis

Publicatieblad Nr. L 134 van 22/05/2002 blz. 0011 - 0017


Beschikking nr. 841/2002/EGKS van de Commissie

van 21 mei 2002

tot wijziging van Beschikking nr. 283/2000/EGKS van de Commissie tot instelling van een definitief antidumpingrecht op bepaalde gewalste, platte producten van ijzer of van niet-gelegeerd staal, met een breedte van 600 mm of meer, niet geplateerd noch bekleed, opgerold, enkel warmgewalst, uit, onder meer, India en tot aanvaarding van een verbintenis

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal,

Gelet op Beschikking nr. 2277/96/EGKS van de Commissie van 28 november 1996 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal(1) ("de basisbeschikking"), laatstelijk gewijzigd bij Beschikking nr. 435/2001/EGKS(2) van de Commissie, en met name op artikel 11, lid 4,

Na overleg met het Raadgevend Comité,

Overwegende hetgeen volgt:

A. VOORAFGAANDE PROCEDURE

(1) Bij Beschikking nr. 283/2000/EGKS(3) ("de definitieve beschikking"), gerectificeerd bij Beschikking nr. 2009/2000/EGKS(4), heeft de Commissie, onder meer, een definitief antidumpingrecht van 10,7 % ingesteld op bepaalde gewalste, platte producten (hierna ook "het betrokken product" genoemd) van oorsprong uit India. Van dit recht was uitgezonderd het betrokken product dat was vervaardigd door enkele met name genoemde Indiase ondernemingen, waarop een lager recht of geen recht van toepassing is.

B. ONDERHAVIGE PROCEDURE

(2) Vervolgens heeft de Commissie van de Indiase producent/exporteur Ispat Industries Ltd ("de onderneming") het verzoek ontvangen een procedure in te leiden tot herziening van de definitieve beschikking ten behoeve van een nieuwe exporteur, overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisbeschikking. De onderneming voerde aan geen banden te hebben met een van de producenten/exporteurs in India die onderworpen zijn aan de antidumpingmaatregelen ten aanzien van het betrokken product. Zij zou het betrokken product in de oorspronkelijke onderzoekperiode (1 januari 1998 tot en met 31 december 1998) niet hebben uitgevoerd, doch eerst na die periode met de uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap zijn begonnen.

(3) Deze herzieningsprocedure heeft betrekking op hetzelfde product als de definitieve beschikking.

(4) De Commissie heeft het door de onderneming voorgelegde bewijsmateriaal onderzocht en achtte dit toereikend om tot de inleiding van een herzieningsprocedure over te gaan overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisbeschikking. Na overleg in het Raadgevend Comité en na de bedrijfstak van de Gemeenschap in de gelegenheid te hebben gesteld opmerkingen te maken, heeft de Commissie, bij Beschikking nr. 2113/2000/EGKS(5), een procedure ingeleid tot herziening van de definitieve beschikking ten behoeve van de onderneming, overeenkomstig artikel 11, lid 4, van de basisbeschikking, en is zij met een onderzoek begonnen.

(5) Bij de beschikking tot inleiding van de herzieningsprocedure heeft de Commissie tevens het antidumpingrecht ingetrokken dat bij de definitieve beschikking was ingesteld op het betrokken product dat door de onderneming wordt vervaardigd en naar de Gemeenschap uitgevoerd en heeft zij de douaneautoriteiten, overeenkomstig artikel 14, lid 5, van de basisbeschikking, de opdracht gegeven passende maatregelen te nemen om de invoer van dit product te registreren.

(6) De Commissie heeft de onderneming en de vertegenwoordigers van het exportland van de inleiding van de procedure in kennis gesteld. Voorts heeft zij andere rechtstreeks betrokken partijen de gelegenheid gegeven hun standpunt schriftelijk uiteen te zetten en om een onderhoud te verzoeken. Hiervan werd echter geen gebruikgemaakt.

(7) De Commissie heeft een vragenlijst naar de onderneming gezonden en hierop binnen de gestelde termijn antwoord ontvangen. De Commissie heeft alle gegevens die zij voor de vaststelling van dumping noodzakelijk achtte verzameld en geverifieerd. Bij de onderneming werd een controlebezoek afgelegd.

(8) Het onderzoek naar dumping bestreek de periode van 1 juli 1999 tot en met 30 juni 2000 ("het onderzoektijdvak").

C. RESULTATEN VAN HET ONDERZOEK

1. Nieuwe exporteur

(9) Het onderzoek bevestigde dat de betrokken onderneming het betrokken product in het oorspronkelijke onderzoektijdvak niet had uitgevoerd en dat zij eerst na dat tijdvak met de uitvoer naar de Gemeenschap was begonnen.

(10) Bovendien kon de onderneming ten genoegen van de Commissie aantonen dat zij geen rechtstreekse of onrechtstreekse banden had met een van de Indiase producenten/exporteurs op wier producten antidumpingmaatregelen van toepassing waren.

(11) Bijgevolg wordt bevestigd dat de onderneming beschouwd moet worden als een nieuwe exporteur in de zin van artikel 11, lid 4, van de basisbeschikking en dat voor deze onderneming derhalve een dumpingmarge moet worden vastgesteld.

2. Dumping

Normale waarde

(12) Voor de vaststelling van de normale waarde voor de onderneming, is de Commissie eerst nagegaan of de totale binnenlandse verkoop van het betrokken product representatief was vergeleken met de totale uitvoer naar de Gemeenschap. Ingevolge artikel 2, lid 2, van de basisbeschikking werd de binnenlandse verkoop representatief geacht, omdat de omvang van de verkoop van het betrokken product op de binnenlandse markt minstens 5 % bedroeg van de totale omvang van de uitvoer naar de Gemeenschap.

(13) Vervolgens heeft de Commissie vastgesteld welke door de onderneming op de binnenlandse markt verkochte soorten van het betrokken product identiek of rechtstreeks vergelijkbaar waren met de naar de Gemeenschap uitgevoerde soorten. Bij het onderzoek bleek dat de kwaliteit en de afmetingen van de door de onderneming naar de Gemeenschap uitgevoerde soorten identiek of vergelijkbaar waren met die van de soorten die op de binnenlandse markt waren verkocht.

(14) Voor iedere door de exporteur/producent naar de Gemeenschap uitgevoerde soort die rechtstreeks vergelijkbaar was met een op de binnenlandse markt verkochte soort werd nagegaan of de binnenlandse verkoop representatief was in de zin van artikel 2, lid 2, van de basisbeschikking. De binnenlandse verkoop van alle soorten bleek representatief te zijn.

(15) De Commissie is ook nagegaan of de binnenlandse verkoop van iedere soort in het kader van normale handelstransacties had plaatsgevonden; hiertoe stelde zij per soort het aandeel vast van de winstgevende verkoop aan onafhankelijke afnemers. Indien 80 % of meer van een soort tegen een gewogen gemiddelde nettoprijs was verkocht die gelijk was aan of hoger was dan de berekende productiekosten ("de winstgevende verkoop"), werd de normale waarde gebaseerd op de binnenlandse verkoopprijzen in het onderzoektijdvak, ongeacht het feit of de gehele verkoop winstgevend was geweest. Indien minder dan 80 %, maar niet minder dan 10 % van een soort met winst was verkocht, werd de normale waarde gebaseerd op de gewogen gemiddelde binnenlandse verkoopprijzen van uitsluitend de winstgevende verkoop.

(16) Indien de met winst verkochte hoeveelheden van een soort minder bedroegen dan 10 % van de totale verkochte hoeveelheden werd geoordeeld dat deze soort in ontoereikende hoeveelheden was verkocht en dat de binnenlandse prijs niet gebruikt kon worden als basis voor de vaststelling van de normale waarde.

(17) Indien geen gebruik kon worden gemaakt van de binnenlandse prijzen van een bepaalde door de onderneming verkochte soort, werd de normale waarde samengesteld en niet gebaseerd op de binnenlandse prijzen van andere exporteurs/producenten of de binnenlandse prijzen van andere vergelijkbare soorten. Omdat bij dit onderzoek slechts één onderneming betrokken was, kon van de prijzen van andere exporteurs en dus van het eerste alternatief geen gebruik worden gemaakt. Door het grote aantal productsoorten en de talrijke factoren die de verschillen tussen de soorten bepalen, hadden, bij gebruik van de prijzen van andere vergelijkbare soorten, talrijke correcties moeten worden toegepast waarvan de meeste op ramingen gebaseerd hadden moeten worden. Een samengestelde waarde werd daarom de meest geschikte basis geacht voor de vaststelling van de normale waarde.

(18) Op grond van bovenstaande overwegingen werd de normale waarde voor 33 soorten gebaseerd op de werkelijke binnenlandse verkoopprijzen, terwijl de normale waarde van alle andere soorten (1006), overeenkomstig artikel 2, lid 3, van de basisbeschikking, gebaseerd werd op de productiekosten van de uitgevoerde modellen vermeerderd met een redelijk percentage voor verkoop- en administratiekosten en andere algemene kosten (VAA-kosten) alsmede een redelijke winst.

(19) De Commissie is in dit verband nagegaan of de VAA-kosten alsmede de winst van de onderneming op de binnenlandse markt als betrouwbare gegevens konden worden beschouwd. De werkelijke binnenlandse VAA-kosten werden betrouwbaar geacht omdat de door de onderneming op de binnenlandse markt verkochte hoeveelheden representatief waren in vergelijking met de naar de Gemeenschap uitgevoerde hoeveelheden. De binnenlandse winstmarge werd vastgesteld op basis van de binnenlandse verkoop in het kader van normale handelstransacties.

(20) Op grond van artikel 2, lid 5, van de basisbeschikking heeft de onderneming verzocht om een correctie op haar productiekosten in verband met aanloopkosten die tot een lage benutting van de productiecapaciteit hadden geleid.

(21) De kosten van de onderneming bleken in het onderzoektijdvak te zijn beïnvloed door nieuwe productie-installaties die omvangrijke investeringen hadden gevergd en waarvan de bezettingsgraad nog laag was. Deze lage bezettingsgraad bleek ten dele aan het opstarten van de productie te moeten worden toegeschreven. Bijgevolg heeft de Commissie, ingevolge artikel 2, lid 5, van de basisbeschikking, de productiekosten van de onderneming voor het gehele onderzoektijdvak gecorrigeerd, zodat deze de werkelijke kosten van de onderneming weergaven in de laatste drie maanden van het onderzoektijdvak, welke maanden overeenstemden met de periode dat de onderneming volgens de Indiase wetgeving geacht werd commercieel bedrijvig te zijn.

Exportprijs

(22) Omdat bij uitvoer naar de Gemeenschap steeds aan onafhankelijke afnemers was verkocht, werd de exportprijs vastgesteld overeenkomstig artikel 2, lid 8, van de basisbeschikking, namelijk op basis van de werkelijk betaalde of te betalen prijzen.

Vergelijking

(23) Voor een billijke vergelijking van de normale waarde met de exportprijs werden correcties toegepast om rekening te houden met verschillen die gevolgen hadden voor de vergelijkbaarheid van de prijzen, overeenkomstig artikel 2, lid 10, van de basisbeschikking.

(24) Alle verzoeken om correcties van de exportprijzen, met uitzondering van de correctie voor commissielonen die dubbel waren geteld, konden worden aanvaard. Deze correcties hadden betrekking op verschillen in de kosten voor binnenlands vervoer, andere vrachtkosten, bankkosten, andere kosten en verpakkingskosten.

(25) Alle verzoeken van de onderneming om correcties op de binnenlandse prijzen konden worden aanvaard, met uitzondering van de correctie voor de terugbetaling van invoerrechten.

(26) De gevraagde correctie voor de terugbetaling van invoerrechten was berekend op basis van de kredietpunten in het kader van de DEPB-regeling (Duty Entitlement Passbook Scheme) die is beschreven in overweging 40 van Beschikking nr. 284/2000/EGKS van de Commissie(6), gewijzigd bij Beschikking nr. 2071/2000/EGKS(7), waarbij een definitief compenserend recht werd ingesteld op het betrokken product uit India. Volgens deze regeling is de subsidie afhankelijk van de uitgevoerde hoeveelheden, ongeacht het feit of invoerrechten zijn betaald en of de grondstoffen werkelijk zijn ingevoerd. Aangezien de onderneming slechts te verwaarlozen hoeveelheden grondstoffen had ingevoerd, kon zij niet aantonen dat de ingevoerde grondstoffen fysiek waren verwerkt in het op de binnenlandse markt verkochte eindproduct. Deze correctie kon derhalve niet worden toegestaan omdat niet is voldaan aan de criteria van de basisbeschikking.

Dumpingmarge

(27) Overeenkomstig artikel 2, lid 11, van de basisbeschikking werd de dumpingmarge vastgesteld door vergelijking van de gewogen gemiddelde normale waarde met de gewogen gemiddelde exportprijs, per soort.

(28) De voor de onderneming vastgestelde gewogen gemiddelde dumpingmarge bedraagt 46,5 % van de prijs franco grens Gemeenschap.

D. WIJZIGING VAN DE ONDERZOCHTE MAATREGELEN

(29) Gezien het bovenstaande wordt geoordeeld dat een definitief antidumpingrecht moet worden vastgesteld dat met de dumpingmarge overeenstemt, maar dat, overeenkomstig artikel 9, lid 4, van de basisbeschikking, niet hoger mag zijn dan de schademarge die bij de definitieve beschikking voor India als geheel werd vastgesteld.

(30) In het kader van de herzieningsprocedure ten behoeve van een nieuwe exporteur kan geen afzonderlijke schademarge worden vastgesteld, aangezien het onderzoek op grond van artikel 11, lid 4, van de basisbeschikking beperkt is tot de vaststelling van een voor die exporteur geldende dumpingmarge.

(31) Overeenkomstig artikel 24, lid 1, van Beschikking nr. 1889/98/EGKS van de Commissie(8) en artikel 14, lid 1, van de basisbeschikking kunnen van geen enkel product, met het doel het hoofd te bieden aan eenzelfde situatie die door dumping of door exportsubsidiëring is ontstaan, zowel antidumpingrechten als compenserende rechten worden geheven. Omdat antidumpingrechten moeten worden ingesteld op het betrokken product, moet worden vastgesteld of en in welke mate de subsidiemarge en de dumpingmarge het gevolg zijn van eenzelfde situatie.

(32) Vastgesteld werd dat de onderzochte Indiase regelingen exportsubsidies waren in de zin van artikel 3, lid 4, onder a), van bovengenoemde Beschikking nr. 1889/98/EGKS. Deze subsidies kunnen van invloed zijn op de exportprijzen van de Indiase exporteurs/producenten, waardoor de dumpingmarges nog hoger worden. Dit betekent dat de dumpingmarge geheel of gedeeltelijk aan exportsubsidies is te wijten. Het antidumpingrecht moet derhalve worden gecorrigeerd zodat het overeenstemt met de werkelijke dumpingmarge die overblijft na rekening te hebben gehouden met de compenserende rechten die de gevolgen van de exportsubsidies neutraliseren.

E. AANPASSING VAN HET ANTIDUMPINGRECHT DAT VAN TOEPASSING IS OP JINDAL VIJAYANAGAR STEEL LTD

(33) Jindal Vijayanagar Steel Ltd heeft overeenkomstig artikel 20 van Beschikking nr. 1889/98/EGKS een verzoek ingediend om de inleiding van een versnelde herzieningsprocedure, doch heeft nagelaten om een herziening te vragen van het voor hem geldende antidumpingrecht. Naar aanleiding van deze herzieningsprocedure(9) werd voor hem een compenserend recht vastgesteld van 5,7 %. Omdat overeenkomstig overweging 255 van Beschikking nr. 283/2000/EGKS het antidumpingrecht gelijk is aan het verschil tussen de schademarge en de exportsubsidie, moet het antidumpingrecht worden gecorrigeerd. De voor Jindal Vijayanagar Steel Ltd geldende schademarge is de residuele schademarge van 23,8 %. Het antidumpingrecht op de door deze onderneming naar de Gemeenschap uitgevoerde producten moet derhalve worden vastgesteld op 18,1 %.

(34) Het recht dat van toepassing is op de prijs franco grens Gemeenschap, voor inklaring, rekening houdend met de resultaten van de parallelle antisubsidieprocedure is:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

(35) Ondertussen heeft Jindal Vijayanagar Steel Ltd een verzoek ingediend om de inleiding van een procedure tot herziening van het voor hem geldende antidumpingrecht. Deze herzieningsprocedure werd ingeleid bij Beschikking nr. 1699/2001/EGKS van de Commissie(10) en blijft van kracht.

F. HEFFING VAN HET ANTIDUMPINGRECHT MET TERUGWERKENDE KRACHT

(36) Omdat bij het onderzoek bleek dat het door Ispat Industries Ltd vervaardigde betrokken product met dumping werd ingevoerd, wordt het voor deze onderneming vastgestelde antidumpingrecht met terugwerkende kracht geheven vanaf de datum van inleiding van de herzieningsprocedure; de invoer van de door Ispat Industries Ltd vervaardigde producten werd ingevolge artikel 3 van Beschikking nr. 2113/2000/EGKS geregistreerd.

G. VERBINTENIS

(37) Ispat Industries Ltd heeft in verband met de uitvoer van het betrokken product naar de Gemeenschap een verbintenis aangeboden overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de basisbeschikking.

(38) Na onderzoek van de aangeboden verbintenis oordeelde de Commissie dat deze kon worden aanvaard overeenkomstig artikel 8, lid 1, van de basisbeschikking aangezien zij een einde zou maken aan de schadelijke gevolgen van de dumping. Bovendien verbond de onderneming zich ertoe de Commissie regelmatig gedetailleerde verslagen toe te zenden waardoor een doeltreffende controle mogelijk zal zijn. Bovendien zijn het product en de verkoopstructuur van deze onderneming van dien aard dat de Commissie het risico op schending van de verbintenis beperkt acht.

(39) Om de naleving van en een doeltreffende controle op de verbintenis te waarborgen wordt de vrijstelling van het recht, wanneer de goederen ingevolge de verbintenis voor het vrije verkeer worden aangegeven, afhankelijk gesteld van de overlegging aan de douanediensten van de betrokken lidstaat van een door Ispat Industries Ltd opgestelde handelsfactuur die de in de bijlage vermelde gegevens bevat. Indien een dergelijke factuur niet wordt voorgelegd of indien deze niet overeenstemt met de bij de douane aangeboden goederen, dient het passende antidumpingrecht te worden betaald om de toepassing van de verbintenis te waarborgen.

(40) De bijlage waarin de te verstrekken gegevens zijn vermeld, is bijgewerkt. Om ervoor te zorgen dat het toezicht op de verbintenissen consequent gebeurt, is deze herziene bijlage tevens geldig voor ondernemingen die zijn vermeld in artikel 2, lid 1, van Beschikking nr. 283/2000/EGKS.

(41) Indien de verbintenis niet wordt nageleefd of wordt ingetrokken kan een antidumpingrecht worden ingesteld ingevolge artikel 8, leden 9 en 10, van de basisbeschikking.

H. INTREKKING VAN BESCHIKKING NR. 1357/2001/EGKS VAN DE COMMISSIE(11)

(42) Daar Beschikking nr. 1357/2001/EGKS een aantal fouten bevat, dient zij te worden ingetrokken en, met ingang van de datum van de inwerkingtreding, door onderhavige beschikking te worden vervangen. Antidumpingrechten en compenserende rechten die zijn geheven die de voor heel India geldende schademarge van 23,8 % hebben overschreden, dienen te worden terugbetaald.

I. BEKENDMAKING EN DUUR VAN DE MAATREGELEN

(43) De ondernemingen werden in kennis gesteld van de feiten en overwegingen op basis waarvan de Commissie voornemens was een definitief antidumpingrecht op hun producten vast te stellen.

(44) Deze herzieningsprocedure heeft geen gevolgen voor de datum waarop Beschikking nr. 283/2000/EGKS ingevolge artikel 11, lid 2, van de basisbeschikking zal vervallen,

HEEFT DE VOLGENDE BESCHIKKING GEGEVEN:

Artikel 1

Beschikking nr. 1357/2001/EGKS wordt hierbij ingetrokken.

Artikel 2

Beschikking nr. 283/2000/EGKS wordt als volgt gewijzigd:

1. In de tabel in artikel 1, lid 2, wordt het deel onder "India" als volgt gewijzigd: ">RUIMTE VOOR DE TABEL>"

2. Aan artikel 2, lid 1, wordt de volgende lijn toegevoegd: ">RUIMTE VOOR DE TABEL>"

3. In artikel 2, lid 2, wordt "verbintenisfactuur" vervangen door "handelsfactuur".

Artikel 3

De bijlage bij Beschikking nr. 283/2000/EGKS wordt vervangen door de bijlage bij deze beschikking.

Artikel 4

Wanneer, overeenkomstig Beschikking nr. 284/2000/EGKS, naast het antidumpingrecht dat werd ingesteld bij Beschikking nr. 283/2000/EGKS een compenserend recht werd geïnd voor:

a) goederen die zijn vervaardigd door Ispat Industries Ltd en die tussen 7 oktober 2000 en de datum van bekendmaking van deze beschikking zijn ingevoerd; of

b) goederen die zijn vervaardigd door Jindal Vijayanagar Steel Ltd en die tussen 6 juli 2001 en de datum van bekendmaking van deze beschikking zijn ingevoerd,

wordt het geïnde antidumpingrecht dat het gecombineerde recht van 23,8 % overschrijdt, terugbetaald.

Artikel 5

Beschikking nr. 1699/2001/EGKS tot inleiding van een procedure voor de herziening van Beschikking nr. 283/2000/EGKS ten behoeve van een nieuwe exporteur ten aanzien van Jindal Vijayanagar Steel Ltd blijft van toepassing.

Artikel 6

1. Deze beschikking treedt in werking op de dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

2. Artikel 2, lid 2, is van toepassing met ingang van 6 juli 2001.

Deze beschikking is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 21 mei 2002.

Voor de Commissie

Pascal Lamy

Lid van de Commissie

(1) PB L 308 van 29.11.1996, blz. 11.

(2) PB L 63 van 3.3.2001, blz. 14.

(3) PB L 31 van 5.2.2000, blz. 15.

(4) PB L 240 van 23.9.2000, blz. 12.

(5) PB L 252 van 6.10.2000, blz. 3.

(6) PB L 31 van 5.2.2000, blz. 44.

(7) PB L 246 van 30.4.2000, blz. 32.

(8) PB L 245 van 4.9.1998, blz. 3.

(9) PB C 201 van 14.7.2000, blz. 2.

(10) PB L 231 van 29.8.2001, blz. 3.

(11) PB L 182 van 5.7.2001, blz. 27.

BIJLAGE

Gegevens die moeten worden vermeld op handelsfacturen die behoren bij goederen waarop een verbintenis van toepassing is (artikel 2, lid 2)

1. Het opschrift "HANDELSFACTUUR BEHOREND BIJ GOEDEREN WAAROP EEN VERBINTENIS VAN TOEPASSING IS".

2. De naam van de onderneming die de handelsfactuur heeft afgegeven.

3. Het nummer van de handelsfactuur.

4. De datum waarop de handelsfactuur werd afgegeven.

5. De aanvullende Taric-code waaronder de gefactureerde goederen aan de grens van de Gemeenschap worden ingeklaard (zoals in de beschikking vermeld).

6. Een nauwkeurige beschrijving van de goederen, met inbegrip van:

- het productcodenummer van de onderneming (CPC) (indien van toepassing),

- het productcodenummer (PCN) (zoals in de verbintenis vermeld),

- de technische specificatie van de PCN,

- de GN-code,

- de hoeveelheid (in ton).

7. De verkoopvoorwaarden, met inbegrip van:

- de prijs per ton,

- de betalingsvoorwaarden,

- de leveringsvoorwaarden,

- de totale kortingen en rabatten.

8. De naam van de eerste afnemer die als importeur optreedt en die de rechtstreekse ontvanger is van de factuur.

9. De naam van de werknemer van de onderneming die de handelsfactuur heeft opgesteld en de hiernavolgende ondertekende verklaring: "Ondergetekende verklaart dat de verkoop voor rechtstreekse uitvoer naar de Europese Gemeenschap van de goederen waarop deze factuur betrekking heeft plaatsvindt in het kader en op de voorwaarden van de verbintenis die werd aangeboden door... (naam onderneming) en door de Europese Commissie bij Beschikking nr. 841/2002/EGKS aanvaard. Hij verklaart dat de in deze factuur verstrekte informatie juist en volledig is."

Top