EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32002R2204

Verordening (EG) nr. 2204/2002 van de Commissie van 12 december 2002 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op werkgelegenheidssteun

OJ L 337, 13.12.2002, p. 3–14 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 05 Volume 004 P. 273 - 284
Special edition in Estonian: Chapter 05 Volume 004 P. 273 - 284
Special edition in Latvian: Chapter 05 Volume 004 P. 273 - 284
Special edition in Lithuanian: Chapter 05 Volume 004 P. 273 - 284
Special edition in Hungarian Chapter 05 Volume 004 P. 273 - 284
Special edition in Maltese: Chapter 05 Volume 004 P. 273 - 284
Special edition in Polish: Chapter 05 Volume 004 P. 273 - 284
Special edition in Slovak: Chapter 05 Volume 004 P. 273 - 284
Special edition in Slovene: Chapter 05 Volume 004 P. 273 - 284
Special edition in Bulgarian: Chapter 08 Volume 001 P. 155 - 166
Special edition in Romanian: Chapter 08 Volume 001 P. 155 - 166

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/06/2008: This act has been changed. Current consolidated version: 24/12/2006

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg/2002/2204/oj

32002R2204

Verordening (EG) nr. 2204/2002 van de Commissie van 12 december 2002 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op werkgelegenheidssteun

Publicatieblad Nr. L 337 van 13/12/2002 blz. 0003 - 0014


Verordening (EG) nr. 2204/2002 van de Commissie

van 12 december 2002

betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op werkgelegenheidssteun

DE COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap,

Gelet op Verordening (EG) nr. 994/98 van de Raad van 7 mei 1998 betreffende de toepassing van de artikelen 92 en 93 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap op bepaalde soorten van horizontale steunmaatregelen(1), en met name op artikel 1, lid 1, onder a), punt iv), en onder b),

Na bekendmaking van de ontwerp-verordening(2),

Na raadpleging van het Adviescomité inzake overheidssteun,

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Bij Verordening (EG) nr. 994/98 is de Commissie de bevoegdheid toegekend in overeenstemming met artikel 87 van het Verdrag vast te stellen dat werkgelegenheidssteun onder bepaalde voorwaarden met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is en niet aan de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag onderworpen is.

(2) Bij Verordening (EG) nr. 994/98 is de Commissie ook de bevoegdheid toegekend in overeenstemming met artikel 87 van het Verdrag vast te stellen dat steunmaatregelen waarbij de kaart die de Commissie met het oog op de toekenning van regionale steun voor elke lidstaat heeft goedgekeurd, in acht wordt genomen, met de gemeenschappelijke markt verenigbaar zijn en niet aan de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag onderworpen zijn.

(3) De Commissie heeft de artikelen 87 en 88 van het Verdrag in talrijke beschikkingen toegepast op werkgelegenheidssteun binnen en buiten steungebieden en heeft haar beleid terzake vastgelegd in de richtsnoeren betreffende werkgelegenheidssteun(3), in de mededeling betreffende de controle op overheidssteun en vermindering van arbeidskosten(4), in de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen(5) en in Verordening (EG) nr. 70/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen(6). Gezien de grote ervaring van de Commissie met de toepassing van deze bepalingen, is het passend dat de Commissie van de haar bij Verordening (EG) nr. 994/98 toegekende bevoegdheid gebruikmaakt om voor een doeltreffend toezicht te zorgen en de administratie te vereenvoudigen zonder dat de controle door de Commissie daardoor wordt verzwakt.

(4) Deze verordening laat de mogelijkheid voor de lidstaten om werkgelegenheidssteun aan te melden onverlet. Dergelijke aanmeldingen zullen door de Commissie in het bijzonder worden getoetst aan de in deze verordening of in Verordening (EG) nr. 70/2001 vastgestelde criteria dan wel aan de desbetreffende communautaire richtsnoeren en kaderregelingen. Dit is momenteel het geval wat de sector zeevervoer betreft. De richtsnoeren betreffende werkgelegenheidssteun(7) zijn met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze verordening niet langer van toepassing. Hetzelfde geldt voor de mededeling betreffende de controle op overheidssteun en vermindering van arbeidskosten en de mededeling betreffende een versnelde procedure voor de behandeling van aanmeldingen van werkgelegenheidssteun(8). Aanmeldingen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening in behandeling zijn, zullen aan de bepalingen hiervan worden getoetst. Het is passend om overgangsbepalingen vast te stellen betreffende de toepassing van deze verordening op werkgelegenheidssteun die vóór de inwerkingtreding van deze verordening met veronachtzaming van de verplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag werd verleend.

(5) Het bevorderen van de werkgelegenheid is een van de centrale doelstellingen in de economische en sociale beleidsmaatregelen van de Gemeenschap en van de lidstaten. De Gemeenschap heeft een Europese werkgelegenheidsstrategie ontwikkeld om deze doelstelling te bevorderen. Werkloosheid blijft een belangrijk probleem in een aantal delen van de Gemeenschap en bepaalde categorieën werknemers hebben het nog altijd bijzonder moeilijk om tot de arbeidsmarkt toe te treden. Daarom blijven er voor overheden goede redenen om maatregelen toe te passen die ondernemingen moeten stimuleren hun personeelsbestand uit te breiden, met name met werknemers uit deze benadeelde categorieën.

(6) Deze verordening is alleen van toepassing op werkgelegenheidsmaatregelen die voldoen aan alle voorwaarden van artikel 87, lid 1, van het Verdrag en die dus staatssteun inhouden. Een aantal werkgelegenheidsmaatregelen houden geen staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, in, hetzij omdat zij betrekking hebben op steun aan particulieren die niet bepaalde ondernemingen of de productie van bepaalde goederen begunstigen, hetzij omdat zij het handelsverkeer tussen lidstaten niet ongunstig beïnvloeden, dan wel omdat het gaat om algemene maatregelen die de mededinging niet vervalsen of dreigen te vervalsen door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties. Dergelijke algemene maatregelen, waaronder mogelijk een algemene vermindering van de belasting op arbeid en van de sociale kosten, bevordering van investeringen in algemene scholing en opleiding, maatregelen tot verstrekking van voorlichting, advies, algemene bijstand en opleiding aan werklozen en verbeteringen in de arbeidswetgeving vallen derhalve buiten de werkingssfeer van deze verordening. Dit geldt ook voor maatregelen waarvan wordt vastgesteld dat zij niet aan alle criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag voldoen en derhalve overeenkomstig Verordening (EG) nr. 69/2001 van de Commissie van 12 januari 2001 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op de-minimissteun(9) niet aan de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag zijn onderworpen.

(7) Daarom moeten het doel en de gevolgen van de bij deze verordening vrijgestelde steun erin bestaan de werkgelegenheid, inzonderheid van benadeelde categorieën werknemers, te bevorderen overeenkomstig de Europese werkgelegenheidsstrategie, mits de voorwaarden waaronder het handelsverkeer plaatsvindt daardoor niet zodanig worden veranderd dat het gemeenschappelijk belang wordt geschaad. Werkgelegenheidssteun die individueel aan een onderneming wordt verleend, kan een grote invloed hebben op de mededinging op de betrokken markt, omdat die onderneming wordt begunstigd ten opzichte van andere die dergelijke steun niet hebben ontvangen. Aangezien dergelijke steun slechts aan één onderneming wordt toegekend, zal hij waarschijnlijk slechts een beperkt effect hebben op de werkgelegenheid. Daarom blijft voor individueel verleende steun de aanmeldingsverplichting bestaan en kent deze verordening alleen een vrijstelling toe voor steun die in de vorm van een regeling wordt verleend.

(8) Deze verordening dient in een vrijstelling te voorzien voor elke steunmaatregel die wordt verleend in het kader van een regeling die aan alle relevante voorwaarden van deze verordening voldoet. Om voor een doeltreffend toezicht te zorgen en de administratie te vereenvoudigen zonder dat de controle door de Commissie daardoor wordt verzwakt, dienen steunregelingen uitdrukkelijk naar deze verordening te verwijzen.

(9) Deze verordening dient geen vrijstelling van aanmelding te verlenen voor staatssteun aan de scheepsbouw en aan de steenkolensector, waarvoor bijzondere voorschriften zijn vastgesteld in, onderscheidenlijk, Verordening (EG) nr. 1540/98(10) en Verordening (EG) nr. 1407/2002(11) van de Raad.

(10) Deze verordening dient van toepassing te zijn in de vervoersector. Gelet op de specifieke kenmerken van de mededinging in die sector is het evenwel niet gepast steun voor het scheppen van werkgelegenheid vrij te stellen.

(11) De Commissie neemt consequent een minder gunstige houding aan ten aanzien van steun die op bijzondere sectoren is gericht, waaronder gevoelige sectoren waarin een overcapaciteit bestaat of die in crisis verkeren. Steunregelingen die op specifieke sectoren zijn gericht, behoren bijgevolg niet in aanmerking te komen voor de vrijstelling van aanmelding die door deze verordening wordt verleend.

(12) In overeenstemming met de vaste praktijk van de Commissie, en om ervoor te zorgen dat de steun evenredig is en het steunbedrag niet hoger dan noodzakelijk is, dienen de drempels te worden uitgedrukt als steunintensiteiten in verhouding tot een reeks in aanmerking komende kosten, in plaats van als maximale steunbedragen.

(13) Om te bepalen of steun overeenkomstig deze verordening al dan niet met de gemeenschappelijke markt verenigbaar is, is het noodzakelijk de steunintensiteit en dus het steunbedrag, uitgedrukt als subsidie-equivalent, in aanmerking te nemen. Bij de berekening van het subsidie-equivalent van steun die in termijnen wordt uitgekeerd, en van steun in de vorm van een zachte lening dienen de marktrentevoeten te worden toegepast die gelden op het ogenblik waarop de steun wordt verleend. Met het oog op een eenvormige, doorzichtige en eenvoudige toepassing van de staatssteunregels dienen voor de toepassing van deze verordening de referentierentevoeten als marktrentevoeten te gelden, met dien verstande dat in het geval van een zachte lening daarvoor op de gebruikelijke wijze zekerheid moet worden gesteld en de lening geen abnormale risico's mag meebrengen. De referentierentevoeten worden op geregelde tijdstippen door de Commissie op grond van objectieve criteria vastgesteld en in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en op internet bekendgemaakt.

(14) Gezien de verschillen tussen ondernemingen van verschillende grootte, dienen voor kleine en middelgrote ondernemingen en voor grote ondernemingen verschillende maximale steunintensiteiten voor het scheppen van werkgelegenheid te worden vastgesteld. Om verschillen die tot mededingingsvervalsingen zouden kunnen leiden weg te nemen, om de coördinatie van de verschillende communautaire en nationale initiatieven met betrekking tot kleine en middelgrote ondernemingen te vergemakkelijken en om de administratieve duidelijkheid en de rechtszekerheid te bevorderen, dient in deze verordening de definitie van kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) te worden gebruikt die is neergelegd in aanbeveling 96/280/EG van de Commissie van 3 april 1996 betreffende de definitie van de kleine en middelgrote ondernemingen(12). Die definitie werd tevens gehanteerd in Verordening (EG) nr. 70/2001.

(15) De maximale steunintensiteiten dienen, met inachtneming van de ervaringen van de Commissie, te worden vastgesteld op een zodanig niveau dat een passend evenwicht wordt bereikt tussen het streven naar zo weinig mogelijk vervalsing van de mededinging en het streven naar bevordering van de werkgelegenheid. Ter wille van de samenhang dienen de plafonds te worden geharmoniseerd met die welke zijn vastgesteld in de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen en in Verordening (EG) nr. 70/2001, volgens welke het bedrag van de steun mag worden berekend op grond van de kosten van de nieuwe investeringsgebonden arbeidsplaatsen.

(16) De kosten van arbeidsplaatsen vormen een onderdeel van de normale exploitatiekosten van elke onderneming. Het is dan ook van het grootste belang dat de steun een gunstige invloed heeft op de werkgelegenheid en niet alleen de ondernemingen in staat stelt kosten te verminderen die zij anders hoe dan ook zouden dragen.

(17) Zonder strenge controle en strikte beperkingen kan werkgelegenheidssteun schadelijke gevolgen hebben die de onmiddellijke gevolgen inzake het scheppen van arbeidsplaatsen tenietdoen. Voorzover werkgelegenheidssteun wordt gegeven om ondernemingen tegen de intracommunautaire concurrentie te beschermen, kan het gevolg zijn dat noodzakelijke aanpassingen om het concurrentievermogen van de communautaire industrie veilig te stellen, worden uitgesteld. Bij gebreke van strenge controle kan dergelijke steun in de meest welvarende regio's worden geconcentreerd, in strijd met het streven naar economische en sociale samenhang. Binnen de interne markt kan steun ter vermindering van de arbeidskosten aanleiding geven tot vervalsing van de intracommunautaire concurrentie, ombuigingen in de toewijzing van middelen en niet-plaatsgebonden investeringen, alsmede tot verschuiving van de werkloosheid van het ene land naar het andere en verplaatsing van bedrijven.

(18) Bij steun voor het scheppen van arbeidsplaatsen dient als voorwaarde te gelden dat de geschapen arbeidsplaatsen gedurende een bepaalde minimumtermijn behouden blijven. De in deze verordening vastgestelde termijn dient voorrang te hebben boven de termijn van vijf jaar die is vastgesteld in punt 4.14 van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen.

(19) Steun om arbeidsplaatsen te behouden, dat wil zeggen financiële steun die aan een onderneming wordt verleend om haar ertoe te brengen geen werknemers te ontslaan, is vergelijkbaar met exploitatiesteun. Behoudens specifieke sectorale voorschriften, zoals die welke gelden in de sector zeevervoer, dient dergelijke steun dan ook slechts in welbepaalde omstandigheden en voor een beperkte termijn te worden toegestaan. Dit soort steun dient ook in de toekomst te worden aangemeld en niet in aanmerking te komen voor de vrijstelling van aanmelding die door deze verordening wordt verleend. De beperkte omstandigheden waarin dit soort steun kan worden toegestaan, zijn onder meer die gevallen waarin overeenkomstig artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag herstel wordt beoogd van de schade die is veroorzaakt door natuurrampen of andere buitengewone gebeurtenissen; onder de voorwaarden die gelden voor exploitatiesteun in het kader van de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen, kan steun tot behoud van de werkgelegenheid tevens worden toegestaan in regio's die in aanmerking komen voor de uitzondering van artikel 87, lid 3, onder a), van het Verdrag betreffende de economische ontwikkeling in streken waarin de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst, met inbegrip van de ultraperifere regio's; een derde omstandigheid is wanneer dergelijke steun wordt verleend in het kader van de redding en herstructurering van een onderneming in moeilijkheden, overeenkomstig de bepalingen van de desbetreffende communautaire richtsnoeren(13).

(20) Een specifieke vorm van steun is steun die aan werkgevers wordt verleend voor de omzetting van tijdelijke arbeidscontracten of arbeidscontracten van bepaalde duur in contracten van onbepaalde duur. Dergelijke maatregelen behoren niet onder de door deze verordening ingestelde vrijstelling van aanmelding te vallen, maar dienen te worden aangemeld, zodat de Commissie kan uitmaken of zij gunstige gevolgen voor de werkgelegenheid hebben. Met name dient te worden voorkomen dat op grond van dergelijke maatregelen zowel bij het scheppen van de arbeidsplaats als bij de omzetting van het contract werkgelegenheidssteun wordt verleend, indien dit meebrengt dat het maximale steunniveau voor initiële investeringen of voor het scheppen van werkgelegenheid wordt overschreden.

(21) Kleine en middelgrote ondernemingen spelen een doorslaggevende rol bij het scheppen van arbeidsplaatsen. Hun omvang kan evenwel een handicap zijn bij het scheppen van nieuwe arbeidsplaatsen wegens de risico's en de administratieve rompslomp waarmee het in dienst nemen van nieuw personeel gepaard gaat. Evenzo kan het scheppen van werkgelegenheid bijdragen tot de economische ontwikkeling van minder begunstigde regio's in de Gemeenschap en aldus de economische en sociale samenhang verbeteren. Ondernemingen in dergelijke regio's hebben evenwel te kampen met de structurele nadelen van hun vestigingsplaats. Het is dan ook passend dat kleine en middelgrote ondernemingen en ondernemingen in steunregio's in aanmerking kunnen komen voor steun voor het scheppen van werkgelegenheid.

(22) Grote ondernemingen in niet-steunregio's ondervinden geen bijzondere moeilijkheden en arbeidskosten vormen een onderdeel van hun normale exploitatiekosten. Daarom, en om het stimulerend effect van steun voor het scheppen van arbeidsplaatsen in KMO's en in regio's die in aanmerking komen voor de uitzonderingsbepalingen van artikel 87, lid 3, onder a) en c), van het Verdrag te maximaliseren, behoren grote ondernemingen in regio's die niet voor die afwijkingen in aanmerking komen, niet in aanmerking te komen voor steun voor het scheppen van werkgelegenheid.

(23) Sommige categorieën werknemers ondervinden bijzondere moeilijkheden om werk te vinden, omdat de werkgevers hen als minder productief beschouwen. Hun vermeende lagere productiviteit kan ofwel het gevolg zijn van het ontbreken van recente werkervaring (bijvoorbeeld jongeren, langdurig werklozen), ofwel van een permanente handicap. Werkgelegenheidssteun die ertoe strekt ondernemingen aan te moedigen dergelijke personen in dienst te nemen, wordt gerechtvaardigd doordat de onderneming vanwege de geringere arbeidsproductiviteit van de betrokken werknemers slechts een beperkt financieel voordeel heeft en doordat ook de werknemers van de maatregel profiteren, omdat zij bij gebreke van dergelijke stimulansen voor de werkgevers wellicht van de arbeidsmarkt uitgesloten zouden blijven. Het is dan ook passend regelingen die in dergelijke steun voorzien toe te staan, ongeacht de grootte of de vestigingsplaats van de begunstigde onderneming.

(24) De categorieën werknemers die als benadeeld worden beschouwd, dienen te worden omschreven, maar het dient mogelijk te zijn dat lidstaten steun ter bevordering van de indienstneming van andere categorieën die zij als benadeeld beschouwen aanmelden, met de nodige argumenten ter staving daarvan.

(25) Werknemers met een handicap hebben wellicht permanente hulp nodig om zich op de arbeidsmarkt te kunnen handhaven, hetgeen meer omvat dan steun voor indienstneming, mogelijk deelname aan sociale werkvoorzieningen. Regelingen die in steun voorzien voor dergelijke doeleinden dienen van aanmelding te worden vrijgesteld mits kan worden aangetoond dat de steun niet omvangrijker is dan nodig ter compensatie van de geringere productiviteit van de betrokken werknemers, de kosten die met hun tewerkstelling zijn gemoeid of de kosten voor het in het leven roepen of in stand houden van sociale werkvoorzieningen. Deze voorwaarde is opgenomen om te voorkomen dat ondernemingen die dergelijke steun ontvangen onder concurrerende prijzen verkopen op markten waar ook andere ondernemingen actief zijn.

(26) Deze verordening dient niet in de weg te staan aan cumulering van steun voor de indienstneming van benadeelde werknemers of steun voor de indienstneming en tewerkstelling van gehandicapte werknemers met andere steun die in verband met de arbeidskosten wordt verleend, aangezien het in dergelijke gevallen gerechtvaardigd is een stimulans te bieden om de voorkeur te geven aan werknemers uit deze categorieën boven anderen.

(27) Om te waarborgen dat de steun noodzakelijk is en de werkgelegenheid stimuleert, mag bij deze verordening geen vrijstelling worden verleend voor steun voor het scheppen van werkgelegenheid of voor indienstneming van personeel, indien de begunstigde onderneming daartoe reeds onder marktvoorwaarden zou overgaan.

(28) Bij deze verordening mag geen vrijstelling worden verleend voor steun voor het scheppen van werkgelegenheid die wordt gecumuleerd met andere vormen van staatssteun, waaronder steun van nationale, regionale of lokale overheden, dan wel met communautaire steun, die betrekking heeft op dezelfde in aanmerking komende kosten of op de kosten van investeringen waarmee de betrokken arbeidsplaatsen verband houden, indien die gecumuleerde steun meer bedraagt dan de drempels die in deze verordening of in de communautaire voorschriften inzake investeringssteun, met name de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen en Verordening (EG) nr. 70/2001, zijn vastgesteld. De enige uitzonderingen die op dit beginsel kunnen worden gemaakt, dienen steun te betreffen voor de indienstneming van benadeelde werknemers of voor de indienstneming en tewerkstelling van gehandicapte werknemers.

(29) Het is passend dat, wanneer met steunmaatregelen aanzienlijke bedragen zijn gemoeid, deze maatregelen nog steeds individueel door de Commissie worden beoordeeld alvorens zij ten uitvoer worden gelegd. Bijgevolg komen steunbedragen aan één onderneming of vestiging die over een bepaalde periode een vastgesteld bedrag overschrijden, niet in aanmerking voor de door deze verordening verleende vrijstelling en blijven zij onderworpen aan de bepalingen van artikel 88, lid 3, van het Verdrag.

(30) Steunmaatregelen ter bevordering van de werkgelegenheid of andere vormen van steun met doelstellingen die verband houden met de werkgelegenheid of de arbeidsmarkt, kunnen een ander karakter hebben dan de maatregelen die door deze verordening worden vrijgesteld. Dergelijke maatregelen dienen te worden aangemeld overeenkomstig artikel 88, lid 3.

(31) In het licht van de Overeenkomst inzake subsidies en compenserende maatregelen van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) dient deze verordening geen vrijstelling te verlenen voor exportsteun of steun die gunstiger is voor binnenlandse producten dan voor ingevoerde producten. Dergelijke steun zou onverenigbaar zijn met de uit hoofde van die overeenkomst op de Gemeenschap rustende internationale verplichtingen en dient derhalve niet te worden vrijgesteld van aanmelding en evenmin te worden toegestaan wanneer hij wordt aangemeld.

(32) Om voor doorzichtigheid en doeltreffende controle te zorgen, overeenkomstig artikel 3 van Verordening (EG) nr. 994/98, dient een model te worden vastgesteld dat de lidstaten moeten volgen wanneer zij de Commissie met het oog op bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen de beknopte informatie verstrekken die vereist is telkens wanneer krachtens deze verordening een steunregeling ten uitvoer wordt gelegd. Om dezelfde redenen dienen regels te worden vastgesteld betreffende de dossiers die de lidstaten over de krachtens deze verordening vrijgestelde steunregeling moeten aanleggen. De Commissie dient de specifieke vereisten vast te stellen die zij aan de lidstaten oplegt met betrekking tot het jaarlijks verslag dat deze bij haar moeten indienen. Om de administratieve behandeling te vergemakkelijken en gelet op de algemene beschikbaarheid van de vereiste technologie dienen de beknopte informatie en het jaarlijks verslag in elektronische vorm te worden verstrekt.

(33) Gezien de ervaring van de Commissie op dit gebied en met name de regelmaat waarmee het over het algemeen noodzakelijk is het staatssteunbeleid te herzien, dient de geldigheidsduur van deze verordening te worden beperkt. Ingevolge artikel 4, lid 2, van Verordening (EG) nr. 994/98 dienen overgangsbepalingen te worden opgenomen op grond waarvan steunregelingen die krachtens deze verordening reeds zijn vrijgesteld, na het verstrijken van de geldigheidsduur hiervan nog zes maanden vrijgesteld blijven,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Toepassingsgebied

1. Deze verordening is van toepassing op regelingen die staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag inhouden en voorzien in steun voor het scheppen van werkgelegenheid, in steun voor de indienstneming van benadeelde en gehandicapte werknemers of in steun ter dekking van de extra kosten van de tewerkstelling van gehandicapte werknemers.

2. Deze verordening is van toepassing op alle sectoren, met inbegrip van de activiteiten die verband houden met de productie, de verwerking en de afzet van de in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten.

Deze verordening is niet van toepassing op steun aan de steenkolensector of aan de scheepsbouw, noch op steun voor het scheppen van werkgelegenheid in de zin van artikel 4, in de vervoersector. Voor dergelijke steun blijft de verplichting tot voorafgaande aanmelding bij de Commissie overeenkomstig artikel 88, lid 3, van het Verdrag gelden.

3. Deze verordening is niet van toepassing op:

a) steun voor werkzaamheden die verband houden met de uitvoer, waaronder wordt verstaan steun die rechtstreeks aan de uitgevoerde hoeveelheden, de oprichting en exploitatie van een distributienet of andere lopende uitgaven in verband met werkzaamheden op het gebied van de uitvoer is gerelateerd; of

b) steun die afhangt van het gebruik van binnenlandse producten in plaats van ingevoerde producten.

Artikel 2

Definities

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

a) "steun" of "steunmaatregel": elke maatregel die aan alle criteria van artikel 87, lid 1, van het Verdrag voldoet;

b) "kleine of middelgrote onderneming": een onderneming als omschreven in bijlage I bij Verordening (EG) nr. 70/2001;

c) "brutosteunintensiteit": het steunbedrag, uitgedrukt als een percentage van de in aanmerking komende kosten. Alle cijfers die worden gebruikt, zijn cijfers vóór aftrek van de directe belastingen. Wordt steun in een andere vorm dan een subsidie verleend, dan is het steunbedrag het subsidie-equivalent van de steun. Van steun die in termijnen wordt uitgekeerd, wordt door discontering de waarde op het ogenblik van de verlening ervan berekend. De rentevoet die voor de discontering en voor de berekening van het steunbedrag bij een zachte lening wordt gehanteerd, is de referentierentevoet die geldt op het ogenblik waarop de steun wordt verleend;

d) "nettosteunintensiteit": het gedisconteerde steunbedrag exclusief belasting, uitgedrukt als een percentage van de in aanmerking komende kosten;

e) "aantal werknemers": het aantal jaararbeidseenheden (JAE), zijnde het aantal gedurende een jaar voltijds werkende werknemers, waarbij deeltijdarbeid en seizoenarbeid in fracties van JAE's worden uitgedrukt;

f) "benadeelde werknemers": personen die behoren tot categorieën werknemers welke het moeilijk hebben om zonder hulp tot de arbeidsmarkt toe te treden, zijnde personen die ten minste aan één van de volgende criteria voldoen:

i) personen die jonger zijn dan 25 jaar of hun voltijdse opleiding minder dan twee jaar tevoren hebben voltooid, en die nog niet hun eerste reguliere betaalde betrekking hebben gevonden;

ii) migrerende werknemers die in de Gemeenschap verhuizen of zijn verhuisd of die ingezetene van de Gemeenschap worden om er te werken;

iii) personen die behoren tot een etnische minderheid in een lidstaat en wier profiel met betrekking tot talenkennis, beroepsopleiding of werkervaring moet worden bijgesteld om hun vooruitzicht op het verkrijgen van een vaste betrekking te verbeteren;

iv) personen die willen intreden of herintreden in het arbeidsleven en die gedurende ten minste twee jaar niet hebben deelgenomen aan het arbeidsproces of aan een opleiding, inzonderheid personen die hun werk hebben opgegeven wegens de moeilijkheid arbeid en gezinsleven te combineren;

v) personen die als alleenstaande volwassene de zorg op zich nemen voor een of meer kinderen;

vi) personen die geen diploma hoger middelbaar onderwijs of daarmee gelijkgestelde kwalificatie hebben behaald, die geen betrekking hebben of die hun betrekking verliezen;

vii) personen van meer dan 50 jaar, die geen betrekking hebben of die hun betrekking verliezen;

viii) langdurig werklozen, dat wil zeggen personen die gedurende twaalf van de voorbije 16 maanden, respectievelijk zes van de acht voorbije maanden voor personen jonger dan 25 jaar, werkloos zijn geweest;

ix) personen die overeenkomstig het nationale recht als verslaafde of ex-verslaafde zijn erkend;

x) personen die sinds de aanvang van een periode van detentie of een andere strafrechtelijke maatregel nog niet hun eerste reguliere betaalde betrekking hebben gevonden;

xi) vrouwen in een onder NUTS II vallend geografisch gebied waar de gemiddelde werkloosheidsgraad reeds gedurende ten minste twee kalenderjaren meer dan 100 % van het gemeenschapsgemiddelde bedraagt en waar de werkloosheidsgraad van vrouwen reeds gedurende ten minste twee van de voorbije drie kalenderjaren meer dan 150 % van de werkloosheidsgraad van mannen in het betrokken gebied bedraagt;

g) "gehandicapte werknemers": personen die:

i) overeenkomstig het nationale recht worden erkend als gehandicapt;

ii) een erkende, ernstige lichamelijke, geestelijke of psychologische handicap hebben;

h) "sociale werkvoorziening": werkvoorziening waarvan het personeelsbestand voor ten minste 50 % bestaat uit gehandicapte werknemers die niet in staat zijn de open arbeidsmarkt te betreden;

i) "loonkosten": de volgende bestanddelen die daadwerkelijk door de begunstigde moeten worden betaald met betrekking tot de betrokken arbeidsplaatsen:

i) het brutoloon, vóór belasting, en

ii) de verplichte socialezekerheidsbijdragen;

j) een arbeidsplaats wordt als "verband houdend met de uitvoering van een investeringsproject" beschouwd wanneer deze een activiteit betreft waarop de investering betrekking heeft en deze tot stand komt in de eerste drie jaar na de volledige verwezenlijking van de investering. Gedurende deze periode gelden tevens als verband houdend met de investering de arbeidsplaatsen die zijn geschapen dankzij een verhoging van de bezettingsgraad van de capaciteit als gevolg van de investering;

k) "investering in materiële activa": een investering in vaste materiële activa in verband met de oprichting van een nieuwe vestiging, de uitbreiding van een bestaande vestiging of het verrichten van een werkzaamheid die een fundamentele wijziging in het product of het productieproces van een bestaande vestiging meebrengt (met name door rationalisatie, diversificatie of modernisering). Een investering in vaste activa in de vorm van de overneming van een vestiging die is gesloten of die zonder de overneming zou hebben moeten sluiten, wordt eveneens als een materiële investering beschouwd;

l) "investering in immateriële activa": een investering in technologieoverdracht door de verwerving van octrooirechten, licenties, knowhow of niet-geoctrooieerde technische kennis.

Artikel 3

Voorwaarden voor vrijstelling

1. Onverminderd het bepaalde in artikel 9 zijn steunregelingen die aan alle voorwaarden van deze verordening voldoen, verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, indien

a) alle steun die op grond van een dergelijke regeling kan worden verleend, aan alle voorwaarden van deze verordening voldoet;

b) de regeling een uitdrukkelijke verwijzing naar deze verordening bevat, onder vermelding van de titel ervan en de vindplaats in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

2. Op grond van de in lid 1 bedoelde regelingen verleende steun is verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, van het Verdrag en vrijgesteld van de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag, op voorwaarde dat de verleende steun aan alle voorwaarden van deze verordening voldoet.

Artikel 4

Scheppen van werkgelegenheid

1. Steunregelingen ter schepping van werkgelegenheid en alle steun die op grond van een dergelijke regeling kan worden verleend, moeten voldoen aan de voorwaarden van de leden 2, 3 en 4.

2. Indien de werkgelegenheid wordt geschapen in gebieden of in sectoren die op het ogenblik waarop de steun wordt verleend niet in aanmerking komen voor regionale steun uit hoofde van artikel 87, lid 3, onder a) en c), van het Verdrag, mag de brutosteunintensiteit niet meer bedragen dan:

a) 15 % in het geval van kleine ondernemingen;

b) 7,5 % in het geval van middelgrote ondernemingen.

3. Indien de werkgelegenheid wordt geschapen in gebieden of in sectoren die op het ogenblik waarop de steun wordt verleend in aanmerking komen voor regionale steun uit hoofde van artikel 87, lid 3, onder a) en c), van het Verdrag, mag de nettosteunintensiteit het desbetreffende plafond dat voor regionale investeringssteun is vastgesteld op de op het ogenblik van de steunverlening geldende kaart die de Commissie voor elke lidstaat goedkeurt, niet overschrijden; hiertoe wordt onder meer de multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten(14) in aanmerking genomen.

Tenzij op de kaart anders is aangegeven, wordt dit plafond voor kleine en middelgrote ondernemingen verhoogd met:

a) 10 procentpunten bruto in gebieden die onder artikel 87, lid 3, onder c), van het Verdrag vallen, mits de totale nettosteunintensiteit niet meer dan 30 % bedraagt; of

b) 15 procentpunten bruto in streken die onder artikel 87, lid 3, onder a), van het Verdrag vallen, mits de totale nettosteunintensiteit niet meer dan 75 % bedraagt.

De hogere regionale steunplafonds zijn slechts van toepassing, indien de steun wordt verleend op voorwaarde dat de begunstigde onderneming ten minste voor 25 % in de kosten van de investering bijdraagt en indien de werkgelegenheid behouden blijft binnen de voor steun in aanmerking komende regio.

Indien de werkgelegenheid wordt geschapen op het gebied van de productie, de verwerking en de afzet van de in bijlage I bij het Verdrag vermelde producten, in gebieden die worden beschouwd als probleemgebieden in de zin van Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad(15), zijn deze hogere steunplafonds of, indien van toepassing, de hogere steunplafonds van de genoemde verordening van toepassing.

4. De in de leden 2 en 3 genoemde plafonds zijn van toepassing op de steunintensiteit, uitgedrukt als een percentage van de loonkosten die over een periode van twee jaar betrekking hebben op de geschapen arbeidsplaatsen, zulks onder de volgende voorwaarden:

a) de geschapen arbeidsplaatsen moeten leiden tot een nettotoename van het aantal werknemers, zowel in de betrokken vestiging als in de gehele onderneming, in vergelijking met het gemiddelde van de voorbije twaalf maanden;

b) de geschapen arbeidsplaatsen moeten ten minste gedurende een periode van drie jaar, respectievelijk twee jaar voor KMO's, behouden blijven; en

c) de nieuwe werknemers die dankzij het scheppen van arbeidsplaatsen in dienst worden genomen, mogen niet eerder een betrekking hebben gehad of moeten hun vorige betrekking hebben verloren dan wel deze verliezen.

5. Indien steun ter schepping van werkgelegenheid wordt verleend in het kader van een regeling die krachtens dit artikel is vrijgesteld, kan daarnaast steun worden verleend in geval van indienstneming van een benadeelde of gehandicapte werknemer overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 of artikel 6.

Artikel 5

Indienstneming van benadeelde en gehandicapte werknemers

1. Steunregelingen ter bevordering van de indienstneming van benadeelde of gehandicapte werknemers door ondernemingen en alle steun die op grond van een dergelijke regeling kan worden verleend, moeten voldoen aan de voorwaarden van de leden 2 en 3.

2. De brutosteunintensiteit voor alle steun die wordt verleend met het oog op de tewerkstelling van de betrokken benadeelde of gehandicapte werknemer of werknemers, berekend als een percentage van de loonkosten gedurende een periode van een jaar vanaf de indienstneming, mag niet meer dan 50 % bedragen voor benadeelde werknemers of niet meer dan 60 % voor gehandicapte werknemers.

3. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:

a) wanneer de indienstneming niet leidt tot een nettotoename van het aantal werknemers in de betrokken vestiging, moeten de vacatures zijn ontstaan ten gevolge van ontslag op initiatief van de werknemer, ouderdomspensionering, vermindering van de werktijd op initiatief van de werknemer of gewettigd ontslag om dringende redenen, en niet door afvloeiingen; en

b) behalve in het geval van gewettigd ontslag om dringende redenen moeten de werknemer of werknemers aanspraak kunnen maken op ononderbroken tewerkstelling gedurende ten minste twaalf maanden.

Artikel 6

Extra kosten van de tewerkstelling van gehandicapte werknemers

1. Steunregelingen ter bevordering van de tewerkstelling van gehandicapte werknemers en alle steun die op grond van een dergelijke regeling kan worden verleend, moeten voldoen aan de voorwaarden van de leden 2 en 3.

2. De steun mag, samen met de uit hoofde van artikel 5 verleende steun, niet meer bedragen dan nodig is om de eventuele lagere productiviteit die een gevolg is van de handicaps van de werknemer of werknemers te compenseren, en om de kosten te dekken van:

a) de aanpassing van lokalen,

b) de personeelstijd die exclusief wordt besteed aan de bijstand van de gehandicapte werknemer of werknemers,

c) de aanpassing of aankoop van apparatuur die door de gehandicapte werknemer of werknemers wordt gebruikt,

voorzover dit extra kosten zijn naast die welke de begunstigde zou hebben gemaakt indien hij niet-gehandicapte werknemers in dienst zou hebben, gedurende de gehele periode waarin de gehandicapte werknemer of werknemers daadwerkelijk in dienst zijn.

Wanneer de begunstigde een sociale werkvoorziening biedt, mogen de kosten ook betrekking hebben op, maar niet hoger zijn dan, de kosten voor de bouw, de installatie of de uitbreiding van de betrokken voorziening, alsmede alle kosten voor administratie en vervoer welke samenhangen met de tewerkstelling van gehandicapte werknemers.

3. In regelingen die op grond van dit artikel zijn vrijgesteld, dient te worden bepaald dat de steun afhankelijk is van de voorwaarde dat de begunstigde een dossier bijhoudt, aan de hand waarvan kan worden geverifieerd of de verleende steun aan dit artikel en artikel 8, lid 4, voldoet.

Artikel 7

Vaststaand karakter van de steun

1. Steun is krachtens artikel 4 van deze verordening slechts vrijgesteld indien, voordat de betrokken arbeidsplaatsen zijn geschapen:

a) door de begunstigde onderneming een aanvraag om steun bij de lidstaat is ingediend; of

b) de lidstaat wettelijke bepalingen heeft vastgesteld waarbij overeenkomstig objectieve criteria een wettelijke aanspraak op steun wordt gevestigd zonder dat de lidstaat nog een discretionaire bevoegdheid uitoefent.

2. Steun komt in aanmerking voor de vrijstelling uit hoofde van artikel 4 in gevallen waarin:

a) de geschapen arbeidsplaatsen verband houden met de uitvoering van een project tot investering in materiële of immateriële activa, en

b) de arbeidsplaatsen worden geschapen binnen drie jaar na de volledige verwezenlijking van de investering,

uitsluitend op voorwaarde dat de in lid 1, onder a), bedoelde aanvraag of de in lid 1, onder b), bedoelde vaststelling van wettelijke bepalingen plaatsvindt voordat met de uitvoering van het project een aanvang is gemaakt.

Artikel 8

Cumulering

1. De in de artikelen 4, 5 en 6 vastgestelde steunplafonds zijn van toepassing ongeacht of de bijstand voor de gesteunde tewerkstelling of indienstneming volledig met staatsmiddelen dan wel gedeeltelijk door de Gemeenschap wordt bekostigd.

2. Steun die wordt verleend op grond van regelingen die krachtens artikel 4 van deze verordening zijn vrijgesteld, mag niet worden gecumuleerd met enige andere staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag, noch met andere bijdragen van de Gemeenschap, met betrekking tot dezelfde loonkosten, indien een dergelijke cumulering ertoe zou leiden dat de steunintensiteit hoger is dan in deze verordening is vastgesteld.

3. Steun die wordt verleend op grond van regelingen die krachtens artikel 4 van deze verordening zijn vrijgesteld, mag niet worden gecumuleerd:

a) met enige andere staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag, noch met andere bijdragen van de Gemeenschap, met betrekking tot de kosten van een investering waarmee de geschapen werkgelegenheid verband houdt en die nog niet volledig verwezenlijkt is op het ogenblik waarop de arbeidsplaatsen worden geschapen, of die minder dan drie jaar vóór het scheppen van de arbeidsplaatsen werd verwezenlijkt; of

b) met dergelijke steun of bijdragen met betrekking tot dezelfde loonkosten of tot andere werkgelegenheid die met dezelfde investering verband houdt,

indien die cumulering zou leiden tot een steunintensiteit die hoger is dan het relevante plafond voor regionale investeringssteun, zoals dit is vastgesteld in de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen en op de kaart die de Commissie voor elke lidstaat heeft goedgekeurd, of dan het plafond van Verordening (EG) nr. 70/2001. Indien het relevante plafond in een specifiek geval is aangepast, met name door het toepassen van de regels inzake staatssteun die gelden voor een bepaalde sector of door middel van een instrument dat van toepassing is op grote investeringsprojecten, zoals de toepasselijke multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten, is voor de toepassing van dit lid het aangepaste plafond van toepassing.

4. In afwijking van de leden 2 en 3, mag steun die wordt verleend op grond van regelingen die krachtens de artikelen 5 en 6 van deze verordening zijn vrijgesteld, worden gecumuleerd met andere staatssteun in de zin van artikel 87, lid 1, van het Verdrag of met andere bijdragen van de Gemeenschap, met betrekking tot dezelfde kosten, alsook met steun die wordt verleend in het kader van regelingen die krachtens artikel 4 zijn vrijgesteld en aan de leden 2 en 3 voldoen, mits die cumulering niet leidt tot een steunintensiteit van meer dan 100 % van de loonkosten gedurende de gehele periode waarin de werknemer of werknemers in dienst zijn.

De eerste alinea laat lagere maxima voor de steunintensiteit die eventueel gelden op grond van de kaderregeling inzake staatssteun voor onderzoek en ontwikkeling(16), onverlet.

Artikel 9

Steun waarvoor voorafgaande aanmelding aan de Commissie geldt

1. Steunregelingen die bestemd zijn voor bijzondere sectoren, kunnen niet uit hoofde van deze verordening worden vrijgesteld van aanmelding en blijven onderworpen aan de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag.

2. Deze verordening verleent geen vrijstelling van aanmelding voor de toekenning van steun aan een enkele onderneming of vestiging, indien het brutosteunbedrag groter is dan 15 miljoen EUR over een periode van drie jaar. Indien die steun is verleend in het kader van een regeling die voor het overige krachtens deze verordening vrijgesteld is, toetst de Commissie deze uitsluitend aan de criteria van deze verordening.

3. Deze verordening doet geen afbreuk aan de verplichting van een lidstaat om individuele steunmaatregelen aan te melden op grond van verplichtingen die zijn aangegaan in het kader van andere instrumenten op het gebied van staatssteun, inzonderheid de verplichting tot aanmelding, althans tot kennisgeving aan de Commissie, van steun die wordt verleend aan een onderneming die herstructureringssteun ontvangt in de zin van de communautaire richtsnoeren voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden, inzonderheid de punten 88 tot en met 93 daarvan, en de verplichting om regionale steun voor grote investeringsprojecten aan te melden krachtens de toepasselijke multisectorale kaderregeling.

4. Voor steunregelingen ter bevordering van de indienstneming van categorieën werknemers die niet benadeeld zijn in de zin van artikel 2, onder f), blijft de verplichting tot aanmelding van artikel 88, lid 3, van het Verdrag gelden, tenzij een vrijstelling geldt uit hoofde van artikel 4. Bij de aanmelding leggen de lidstaten, ter beoordeling door de Commissie, de argumenten over waaruit blijkt waarom de betrokken werknemers benadeeld zijn. Daarbij is artikel 5 van toepassing.

5. Steun voor het behoud van arbeidsplaatsen, dat wil zeggen financiële steun aan een onderneming om werknemers in dienst te houden die anders zouden worden ontslagen, blijft onderworpen aan de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag. Onverminderd eventuele sectorale regels kan dergelijke steun door de Commissie alleen worden goedgekeurd indien deze bedoeld is om, overeenkomstig artikel 87, lid 2, onder b), van het Verdrag, de schade te herstellen die is veroorzaakt door natuurrampen of buitengewone gebeurtenissen, of, onder de voorwaarden die krachtens de richtsnoeren inzake regionale steunmaatregelen gelden voor exploitatiesteun, in regio's die in aanmerking komen voor de uitzondering van artikel 87, lid 3, onder a), betreffende de economische ontwikkeling van streken waarin de levensstandaard abnormaal laag is of waar een ernstig gebrek aan werkgelegenheid heerst.

6. Steun voor de omzetting van tijdelijke arbeidscontracten of arbeidscontracten van bepaalde duur in contracten van onbepaalde duur blijft onderworpen aan de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag.

7. Steunregelingen ter bevordering van arbeidsdeling of van hulp aan werkende ouders, en soortgelijke maatregelen die de werkgelegenheid bevorderen maar die niet leiden tot een nettotoename van het aantal arbeidsplaatsen, tot de indienstneming van benadeelde werknemers of tot de indienstneming of tewerkstelling van gehandicapte werknemers, blijven onderworpen aan de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag en worden door de Commissie getoetst aan de criteria van artikel 87.

8. Andere steunmaatregelen met doelstellingen die verband houden met de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt, zoals maatregelen tot aanmoediging van vervroegde pensionering, blijven eveneens onderworpen aan de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag en worden door de Commissie getoetst aan de criteria van artikel 87.

9. Individuele toekenningen van werkgelegenheidssteun buiten het kader van een regeling blijven onderworpen aan de aanmeldingsverplichting van artikel 88, lid 3, van het Verdrag. Dergelijke steun wordt getoetst aan de bepalingen van deze verordening en kan door de Commissie alleen worden goedgekeurd, wanneer hij verenigbaar is met de eventueel toepasselijke specifieke voorschriften die mogelijk zijn vastgesteld voor de sector waarin de begunstigde werkzaam is, en mits kan worden aangetoond dat het effect van de steun op de werkgelegenheid opweegt tegen de gevolgen voor de mededinging op de betrokken markt.

Artikel 10

Doorzichtigheid en controle

1. Wanneer een krachtens deze verordening vrijgestelde steunregeling ten uitvoer wordt gelegd, zendt de betrokken lidstaat de Commissie binnen 20 werkdagen, ter bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en in de in bijlage I vastgestelde vorm, een samenvatting van de informatie betreffende deze steunregeling toe. Dit dient te gebeuren in elektronische vorm.

2. De lidstaten leggen gedetailleerde dossiers aan van de krachtens deze verordening vrijgestelde steunregelingen en de op grond van deze regelingen verleende individuele steun. Deze dossiers moeten alle informatie bevatten die noodzakelijk is om te kunnen nagaan of aan de in deze verordening vastgestelde voorwaarden voor vrijstelling is voldaan, met inbegrip van informatie waaruit blijkt dat de betrokken onderneming de status van kleine of middelgrote onderneming bezit, indien het daarvan afhangt of zij in aanmerking komt. De lidstaten bewaren een dossier betreffende een steunregeling gedurende tien jaar te rekenen vanaf het tijdstip van de laatste individuele steunverlening op grond van deze regeling. De betrokken lidstaat verstrekt de Commissie op haar schriftelijk verzoek binnen 20 werkdagen, of binnen de langere termijn die de Commissie in haar verzoek vaststelt, alle informatie die de Commissie nodig acht om te kunnen beoordelen of aan de voorwaarden van deze verordening is voldaan.

3. De lidstaten stellen voor elk kalenderjaar of gedeelte van een kalenderjaar tijdens hetwelk deze verordening van kracht is, in de in bijlage II vastgestelde vorm, in elektronische vorm, een verslag over de toepassing van deze verordening op. De lidstaten verstrekken de Commissie dit verslag uiterlijk drie maanden na het verstrijken van de periode waarop het betrekking heeft.

Artikel 11

Inwerkingtreding, geldigheidsduur en overgangsbepalingen

1. Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Zij blijft van kracht tot en met 31 december 2006.

2. Aanmeldingen die op het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening in behandeling zijn, worden beoordeeld aan de hand van de bepalingen ervan.

Steunregelingen die ten uitvoer zijn gelegd vóór de datum van inwerkingtreding van deze verordening, en steun die op grond van deze regelingen, zonder de goedkeuring van de Commissie en met veronachtzaming van de verplichting van artikel 88, lid 3, werd verleend, zijn verenigbaar met de gemeenschappelijke markt in de zin van artikel 87, lid 3, van het Verdrag en zijn op grond van deze verordening vrijgesteld indien aan de voorwaarden van artikel 3, lid 1, onder a), en artikel 3, lid 2, is voldaan. Alle steun die niet aan deze voorwaarden voldoet, wordt door de Commissie beoordeeld aan de hand van de desbetreffende kaderregelingen, richtsnoeren, mededelingen en bekendmakingen.

3. Na het verstrijken van de geldigheidsduur van deze verordening blijven op grond van deze verordening vrijgestelde steunregelingen nog gedurende een aanpassingsperiode van zes maanden vrijgesteld.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 12 december 2002.

Voor de Commissie

Mario Monti

Lid van de Commissie

(1) PB L 142 van 14.5.1998, blz. 1.

(2) PB C 88 van 12.4.2002, blz. 2.

(3) PB C 334 van 12.12.1995, blz. 4.

(4) PB C 1 van 3.1.1997, blz. 10.

(5) PB C 74 van 10.3.1998, blz. 9.

(6) PB L 10 van 13.1.2001, blz. 33.

(7) PB C 371 van 23.12.2000, blz. 12.

(8) PB C 218 van 27.7.1996, blz. 4.

(9) PB L 10 van 13.1.2001, blz. 30.

(10) PB L 202 van 18.7.1998, blz. 1.

(11) PB L 205 van 2.8.2002, blz. 1.

(12) PB L 107 van 30.4.1996, blz. 4.

(13) PB C 288 van 9.10.1999, blz. 2.

(14) PB C 70 van 19.3.2002, blz. 8.

(15) PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.

(16) PB C 45 van 17.2.1996, blz. 5.

BIJLAGE I

Informatie die door de lidstaten wordt medegedeeld betreffende staatssteun die is verleend in het kader van Verordening (EG) nr. 2204/2002 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-Verdrag op werkgelegenheidssteun

(te verstrekken in elektronische vorm, via e-mail, op het adres: stateaidgreffe@cec.eu.int)

Nummer van de steunmaatregel

(Dit nummer wordt door het directoraat-generaal Concurrentie ingevuld.)

Lidstaat

Regio

(Vermeld de naam van de regio indien de steun is verleend door een lagere dan de centrale overheid.)

Benaming van de steunregeling

(Vermeld de naam van de steunregeling.)

Rechtsgrond

(Vermeld exact de toepasselijke bepalingen van het nationale recht, met verwijzing naar de publicatiegegevens.)

Jaarlijkse uitgaven die in het kader van de regeling gepland zijn

(Bedragen opgeven in euro of, in voorkomend geval, in nationale valuta. Vermeld het totale jaarlijkse bedrag van de begrotingskredieten of het geraamde jaarlijks verlies aan belastingontvangsten voor alle steuninstrumenten van de regeling.)

(In het geval van overheidsgaranties, vermeld het (maximum)bedrag van de gegarandeerde leningen.)

Maximale steunintensiteit bij toepassing van:

- artikel 4: scheppen van werkgelegenheid

- artikel 5: indienstneming van benadeelde en gehandicapte werknemers

- artikel 6: extra kosten door tewerkstelling van gehandicapte werknemers

(Vermeld de maximale steunintensiteit en maak daarbij een onderscheid tussen steun op grond van artikel 4, artikel 5 en artikel 6 van de verordening.)

Datum van tenuitvoerlegging

(Vermeld de datum vanaf wanneer in het kader van de regeling steun kan worden verleend.)

Looptijd van de regeling

(Vermeld de datum (jaar en maand) tot wanneer in het kader van de regeling steun kan worden verleend.)

Doelstelling van de steun

- Artikel 4: scheppen van werkgelegenheid

- Artikel 5: indienstneming van benadeelde en gehandicapte werknemers

- Artikel 6: tewerkstelling van gehandicapte werknemers

(De hoofddoelstelling(en) van de maatregel dient (dienen) te worden gekozen uit deze drie mogelijkheden. Hier kunnen tevens bijkomende (secundaire) doelstellingen worden vermeld.)

Betrokken economische sector(en)

- Alle EG sectoren(1)

- Alle be- en verwerkende industrie(2)

- Alle diensten(3)

- Andere (geef aan welke)

(Kies, indien toepasselijk, uit de lijst. Steunregelingen die gericht zijn op specifieke sectoren, vallen niet onder de vrijstelling van aanmelding die door deze verordening wordt verleend.)

Naam en adres van de steunverlenende overheid

(Vermeld ook het telefoonnummer, en indien mogelijk het e-mailadres.)

Andere informatie

Indien de regeling medegefinancierd wordt met communautaire middelen, de volgende zinsnede toevoegen:

"De steunregeling wordt medegefinancierd in het kader van [referentie]"

Indien de looptijd van de regeling zich uitstrekt tot na het verstrijken van de geldigheidsduur van de verordening, de volgende zinsnede toevoegen:

"De geldigheidsduur van de vrijstellingsverordening verstrijkt op 31 december 2006, gevolgd door een overgangsperiode van zes maanden".

(1) Met uitzondering van de scheepsbouwsector en andere sectoren waarvoor in verordeningen en richtlijnen bijzondere regels betreffende alle staatssteun in de sector zijn vastgesteld.

(2) Met uitzondering van de scheepsbouwsector en andere sectoren waarvoor in verordeningen en richtlijnen bijzondere regels betreffende alle staatssteun in de sector zijn vastgesteld.

(3) Met uitzondering van de scheepsbouwsector en andere sectoren waarvoor in verordeningen en richtlijnen bijzondere regels betreffende alle staatssteun in de sector zijn vastgesteld.

BIJLAGE II

Vorm van het bij de Commissie in te dienen periodieke verslag

Model van het jaarlijkse verslag over steunregelingen die krachtens een op grond van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 994/98 vastgestelde groepsvrijstellingsverordening zijn vrijgesteld

De lidstaten zijn verplicht van onderstaand model gebruik te maken om hun rapporteringsverplichtingen ten aanzien van de Commissie uit hoofde van op grond van Verordening (EG) nr. 994/98 vastgestelde groepsvrijstellingsverordeningen na te komen.

De verslagen dienen in elektronische vorm te worden toegezonden aan het volgende adres:

stateaidgreffe@cec.eu.int.

Informatie vereist voor alle steunregelingen die krachtens op grond van artikel 1 van Verordening (EG) nr. 994/98 vastgestelde groepsvrijstellingsverordeningen zijn vrijgesteld

1. Benaming en nummer van de steunregeling

2. Toepasselijke vrijstellingsverordening van de Commissie

3. Uitgaven

Voor elke vorm van steun waarin een regeling voorziet (bv. subsidie, zachte lening, enz.), moeten afzonderlijke cijfers worden opgegeven. De cijfers moeten in euro of in voorkomend geval in de nationale valuta worden uitgedrukt. In het geval van belastingfaciliteiten moeten de jaarlijks gederfde fiscale inkomsten worden opgegeven. Wanneer geen nauwkeurige cijfers voorhanden zijn, mogen de gederfde inkomsten worden geschat.

De cijfers betreffende de uitgaven moeten op de volgende basis worden opgegeven:

Vermeld voor het beschouwde jaar, voor elke vorm van steun waarin de regeling voorziet (bv. subsidie, zachte lening, staatsgarantie, enz.), afzonderlijk:

3.1. Voor nieuwe beslissingen tot steunverlening: de vastgelegde bedragen, de (geschatte) gederfde fiscale of andere inkomsten, gegevens betreffende de garanties, enz. In het geval van garantieregelingen dient het totaalbedrag van de nieuwe verleende garanties te worden opgegeven.

3.2. Voor nieuwe en lopende steunverleningen: de daadwerkelijk uitgekeerde bedragen, de (geschatte) gederfde fiscale of andere inkomsten, gegevens betreffende de garanties, enz. In het geval van garantieregelingen dienen de volgende gegevens te worden verstrekt: het totaalbedrag van de nog geldende garanties, de ontvangen premies, de terugontvangen bedragen, de uit hoofde van de garantie uitgekeerde bedragen, het resultaat van de toepassing van de regeling gedurende het beschouwde jaar.

3.3. Aantal nieuwe beslissingen tot steunverlening.

3.4. Geraamd totaal aantal geschapen arbeidsplaatsen of in dienst genomen c.q. tewerkgestelde benadeelde of gehandicapte werknemers ten gevolge van nieuwe beslissingen tot steunverlening (naar gelang van het geval). Steun voor de indienstneming van benadeelde werknemers dient te worden onderverdeeld in de categorieën van artikel 2, onder f).

3.5.

3.6. Regionale uitsplitsing van de onder punt 3.1 bedoelde bedragen, hetzij volgens regio's als omschreven op NUTS(1)-niveau II of lager, hetzij volgens onder artikel 87, lid 3, onder a), vallende regio's, onder artikel 87, lid 3, onder c), vallende regio's en niet-gesteunde regio's.

3.7. Sectorale uitsplitsing van de onder punt 3.1 bedoelde bedragen volgens de sectoren waarin de begunstigden werkzaam zijn (indien het om meerdere sectoren gaat, vermeld dan het bedrag voor elke sector):

- Kolenwinning

- Be- en verwerkende industrie waaronder:

- Staal

- Scheepsbouw

- Synthetische vezels

- Motorvoertuigen

- Andere productiesectoren

- Diensten waaronder:

- Vervoersdiensten

- Financiële diensten

- Andere diensten

- Andere sectoren (te specificeren)

4. Overige informatie en opmerkingen.

(1) NUTS is de in de EG voor statistische doeleinden gebruikte nomenclatuur van territoriale eenheden.

Top