EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32000L0031

Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt ("Richtlijn inzake elektronische handel")

OJ L 178, 17.7.2000, p. 1–16 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)
Special edition in Czech: Chapter 13 Volume 025 P. 399 - 414
Special edition in Estonian: Chapter 13 Volume 025 P. 399 - 414
Special edition in Latvian: Chapter 13 Volume 025 P. 399 - 414
Special edition in Lithuanian: Chapter 13 Volume 025 P. 399 - 414
Special edition in Hungarian Chapter 13 Volume 025 P. 399 - 414
Special edition in Maltese: Chapter 13 Volume 025 P. 399 - 414
Special edition in Polish: Chapter 13 Volume 025 P. 399 - 414
Special edition in Slovak: Chapter 13 Volume 025 P. 399 - 414
Special edition in Slovene: Chapter 13 Volume 025 P. 399 - 414
Special edition in Bulgarian: Chapter 13 Volume 029 P. 257 - 272
Special edition in Romanian: Chapter 13 Volume 029 P. 257 - 272
Special edition in Croatian: Chapter 13 Volume 039 P. 58 - 73

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2000/31/oj

32000L0031

Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt ("Richtlijn inzake elektronische handel")

Publicatieblad Nr. L 178 van 17/07/2000 blz. 0001 - 0016


Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad

van 8 juni 2000

betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt ("richtlijn inzake elektronische handel")

HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name op artikel 47, lid 2, en de artikelen 55 en 95,

Gezien het voorstel van de Commissie(1),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité(2),

Volgens de procedure van artikel 251 van het Verdrag(3),

Overwegende hetgeen volgt:

(1) De Europese Unie beoogt de banden tussen de Europese staten en volkeren steeds hechter te maken en de economische en sociale vooruitgang te verzekeren. De interne markt omvat volgens artikel 14, lid 2, van het Verdrag een ruimte zonder binnengrenzen, waarin het vrije verkeer van goederen en diensten en de vrijheid van vestiging zijn gewaarborgd. De ontwikkeling van de diensten van de informatiemaatschappij binnen de ruimte zonder binnengrenzen is een wezenlijk middel om de barrières die de Europese volkeren scheiden, weg te nemen.

(2) De ontwikkeling van de elektronische handel in de informatiemaatschappij biedt niet enkel belangrijke mogelijkheden voor de werkgelegenheid in de Gemeenschap, met name voor het midden- en kleinbedrijf, maar ook voor de groei van het Europese bedrijfsleven en de investeringen in innovatie. Zij draagt tevens bij tot versterking van het concurrentievermogen van de Europese industrie, mits Internet voor iedereen toegankelijk is.

(3) Het Gemeenschapsrecht en de eigenschappen van de communautaire rechtsorde zijn een zeer belangrijke troef, die ervoor zorgt dat burgers en marktdeelnemers in Europa ten volle en zonder rekening te houden met grenzen kunnen profiteren van de mogelijkheden die de elektronische handel hun biedt. De onderhavige richtlijn heeft zodoende als doel een hoog niveau van de communautaire juridische integratie te bewerkstelligen om voor de diensten van de informatiemaatschappij een effectieve ruimte zonder binnengrenzen te creëren.

(4) Het is van belang ervoor te zorgen dat de elektronische handel ten volle kan profiteren van de interne markt en daarom moet een hoog niveau van communautaire integratie worden bereikt, zoals dat het geval is met Richtlijn 89/552/EEG van de Raad van 3 oktober 1989 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake de uitoefening van televisieomroepactiviteiten(4).

(5) De ontwikkeling van de diensten van de informatiemaatschappij in de Gemeenschap wordt gehinderd door een aantal juridische belemmeringen die de goede werking van de interne markt in de weg staan, en de uitoefening van het recht van vestiging en het vrije verkeer van diensten minder aantrekkelijk maken. Deze belemmeringen zijn gelegen in verschillen in de wetgeving en in de rechtsonzekerheid ten aanzien van de op deze diensten van toepassing zijnde nationale regelingen. Zolang de wetgevingen op de betrokken gebieden niet zijn gecoördineerd en aangepast, kunnen belemmeringen volgens de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen gerechtvaardigd zijn. Er bestaat rechtsonzekerheid over de omvang van de controle die de lidstaten op diensten uit een andere lidstaat kunnen uitoefenen.

(6) In het licht van de communautaire doelstellingen, van de artikelen 43 en 49 van het Verdrag en van het afgeleide communautaire recht dienen deze belemmeringen te worden opgeheven door, voorzover dit voor de goede werking van de interne markt nodig is, bepaalde nationale wetgevingen te coördineren met inbegrip van een verduidelijking van rechtsbegrippen op communautair niveau. Door slechts bepaalde specifieke vraagstukken rond de interne markt te behandelen, is deze richtlijn volledig coherent met de noodzaak het in artikel 5 van het Verdrag vervatte subsidiariteitsbeginsel te eerbiedigen.

(7) Ter wille van de rechtszekerheid en het vertrouwen van de consumenten, moet deze richtlijn een duidelijk en algemeen kader betreffende bepaalde juridische aspecten van de elektronische handel in de interne markt vaststellen.

(8) Met deze richtlijn wordt beoogd een juridisch kader te scheppen teneinde het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij tussen de lidstaten te waarborgen, doch niet het strafrecht als zodanig te harmoniseren.

(9) Het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij kan in veel gevallen een specifieke afspiegeling in het Gemeenschapsrecht zijn van een algemener beginsel, te weten de vrijheid van meningsuiting zoals neergelegd in artikel 10, lid 1, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, dat door alle lidstaten bekrachtigd is. Richtlijnen betreffende de levering van diensten van de informatiemaatschappij moeten er derhalve voor zorgen dat deze activiteiten in het licht van dat artikel vrijelijk uitgeoefend mogen worden, onder voorbehoud van uitsluitend de in lid 2 van dat artikel en artikel 46, lid 1, van het Verdrag genoemde beperkingen. Deze richtlijn is niet bedoeld om afbreuk te doen aan fundamentele nationale regels en beginselen in verband met de vrijheid van meningsuiting.

(10) Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel gaan de in de onderhavige richtlijn beoogde maatregelen niet verder dan hetgeen nodig is om de doelstelling van de goede werking van de interne markt te verwezenlijken. Daar waar optreden op communautair niveau noodzakelijk is en om te verzekeren dat wat de elektronische handel aangaat effectief een ruimte zonder binnengrenzen voorbehouden is, dient de richtlijn een hoog beschermingsniveau te garanderen voor doelstellingen van algemeen belang, in het bijzonder voor de bescherming van minderjarigen, menselijke waardigheid, consumenten en volksgezondheid. Volgens artikel 152 van het Verdrag vormt de gezondheidsbescherming een wezenlijk bestanddeel van het Gemeenschapsbeleid op andere gebieden.

(11) Deze richtlijn laat het in de communautaire besluiten vastgestelde niveau van bescherming van met name volksgezondheid en consumentenbelangen onverlet. Onder meer Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten(5) en Richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten(6) zijn van essentieel belang voor de bescherming van de consument op contractueel gebied; die richtlijnen zijn ook in volle omvang van toepassing op diensten van de informatiemaatschappij. Tot hetzelfde communautaire acquis dat volledig van toepassing is op diensten van de informatiemaatschappij behoren met name de volgende richtlijnen: Richtlijn 84/450/EEG van de Raad van 10 september 1984 inzake misleidende en vergelijkende reclame(7), Richtlijn 87/102/EEG van de Raad van 22 december 1986 betreffende de harmonisatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake het consumentenkrediet(8), Richtlijn 93/22/EEG van de Raad van 10 mei 1993 betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten(9), Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten(10), Richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten(11), Richtlijn 92/59/EEG van de Raad van 29 juni 1992 inzake algemene productveiligheid(12), Richtlijn 94/47/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 1994 betreffende de bescherming van de verkrijger voor wat bepaalde aspecten betreft van overeenkomsten inzake de verkrijging van een recht van deeltijds gebruik van onroerende goederen(13), Richtlijn 98/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 mei 1998 betreffende het doen staken van inbreuken in het raam van de bescherming van de consumentenbelangen(14), Richtlijn 85/374/EEG van de Raad van 25 juli 1985 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen der lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor producten met gebreken(15), Richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en garanties voor consumptiegoederen(16), de toekomstige richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten en Richtlijn 92/28/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende reclame voor geneesmiddelen voor menselijk gebruik(17). De onderhavige richtlijn mag geen afbreuk doen aan de in het kader van de interne markt goedgekeurde Richtlijn 98/43/EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 juli 1998 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten op het gebied van reclame en sponsoring van tabaksproducten(18) of aan richtlijnen betreffende de bescherming van de volksgezondheid. Deze richtlijn vormt een aanvulling op de eisen ten aanzien van de informatieverstrekking zoals die zijn neergelegd in de bovengenoemde richtlijnen, en in het bijzonder in Richtlijn 97/7/EG.

(12) Bepaalde activiteiten dienen van het toepassingsgebied van deze richtlijn te worden uitgesloten, aangezien het vrije verkeer van diensten op die gebieden in het licht van het Verdrag of van het bestaande afgeleide communautaire recht in het huidige stadium niet kan worden gegarandeerd. Deze uitsluiting doet geen afbreuk aan instrumenten die voor de goede werking van de interne markt nodig zijn. Belastingen, en met name de belasting over de toegevoegde waarde, die over een groot aantal van de in deze richtlijn bedoelde diensten worden geheven, dienen van het toepassingsgebied van deze richtlijn te worden uitgesloten.

(13) Deze richtlijn is niet bedoeld om regels inzake fiscale verplichtingen op te stellen en staat de uitwerking van communautaire instrumenten betreffende fiscale aspecten van elektronische handel niet in de weg.

(14) De bescherming van individuen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens is alleen geregeld bij Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens(19) en bij Richtlijn 97/66/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de telecommunicatiesector(20), die volledig van toepassing zijn op diensten van de informatiemaatschappij. Die richtlijnen vormen reeds een communautair wettelijk kader op het gebied van persoonsgegevens, en het is daarom niet nodig die kwestie in deze richtlijn op te nemen om een soepele werking van de interne markt te garanderen, met name wat betreft het vrije verkeer van persoonsgegevens tussen lidstaten. Deze richtlijn moet worden uitgevoerd en toegepast met volledige inachtneming van de beginselen inzake de bescherming van persoonsgegevens, met name wat ongevraagde commerciële communicatie en de aansprakelijkheid van tussenpersonen betreft. Deze richtlijn kan het anonieme gebruik van open netwerken zoals Internet niet voorkomen.

(15) De vertrouwelijkheid van berichten wordt gewaarborgd door artikel 5 van Richtlijn 97/66/EG. Op basis van die richtlijn moeten de lidstaten iedere vorm van onderschepping of bewaking van deze berichten door andere personen dan de verzender en de adressaat verbieden, tenzij dit wettelijk toegestaan is.

(16) De uitsluiting van gokactiviteiten van het toepassingsgebied van deze richtlijn heeft alleen betrekking op kansspelen, loterijen en weddenschappen waarbij geldbedragen worden ingezet. Dit geldt niet voor promotionele wedstrijden of spelen die bedoeld zijn om de verkoop van goederen en diensten te stimuleren, en waarbij eventuele betalingen alleen dienen om de onder de aandacht gebrachte goederen en diensten te verwerven.

(17) De definitie van diensten van de informatiemaatschappij in het Gemeenschapsrecht bestaat reeds in Richtlijn 98/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 22 juni 1998 betreffende een informatieprocedure op het gebied van normen en technische voorschriften(21) en Richtlijn 98/84/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 november 1998 betreffende de rechtsbescherming van diensten gebaseerd op of bestaande uit voorwaardelijke toegang(22). Onder die definitie vallen alle diensten die normaal, tegen vergoeding, op afstand, via elektronische apparatuur voor de verwerking (met inbegrip van digitale compressie) en de opslag van gegevens, op individueel verzoek van een afnemer van diensten verricht worden. Diensten zoals bedoeld in de indicatieve lijst in bijlage V van Richtlijn 98/34/EG die geen verwerking en opslag van gegevens behelzen, vallen niet onder deze definitie.

(18) Diensten van de informatiemaatschappij bestrijken een grote verscheidenheid aan economische activiteiten die on line plaatsvinden; die activiteiten kunnen in het bijzonder in de on-lineverkoop van goederen bestaan. Activiteiten zoals de levering van goederen als zodanig of de verstrekking van off-linediensten vallen niet onder de richtlijn. Diensten van de informatiemaatschappij blijven niet beperkt tot diensten waarvoor on line contracten gesloten worden, maar ook, voorzover zij een economische activiteit vormen, betrekking hebben op diensten waarvoor de afnemers niet betalen, zoals diensten die bestaan in het aanbieden van on-line-informatie of commerciële communicatie, of diensten die instrumenten verschaffen voor het opzoeken en ophalen van en het toegang krijgen tot gegevens. Onder diensten van de informatiemaatschappij worden ook verstaan diensten voor het doorgeven van informatie via een communicatienetwerk, voor het verschaffen van toegang tot een communicatienetwerk of het toegankelijk maken van informatie die verstrekt is door een afnemer van een dienst. Televisieomroepactiviteiten in de zin van Richtlijn 89/552/EEG en radio-omroepactiviteiten zijn geen diensten van de informatiemaatschappij omdat zij niet op individueel verzoek verricht worden. Diensten daarentegen die van punt tot punt worden doorgegeven, zoals video op verzoek of het verlenen van commerciële communicatie via elektronische post, zijn wel diensten van de informatiemaatschappij. Het gebruik van elektronische post of van gelijkwaardige individuele communicatie, bijvoorbeeld door natuurlijke personen voor doeleinden die buiten hun beroepsactiviteiten vallen, met inbegrip van het gebruik van deze communicatiemiddelen voor het afsluiten van contracten tussen deze personen, is geen dienst van de informatiemaatschappij. De contractuele relatie tussen werknemer en werkgever is geen dienst van de informatiemaatschappij. Activiteiten die van nature niet op een afstand en met behulp van elektronische middelen kunnen worden verricht, zoals de wettelijke controle op de rekeningen van ondernemingen of een medisch consult waarbij een lichamelijk onderzoek van de patiënt vereist is, zijn geen diensten van de informatiemaatschappij.

(19) De plaats van vestiging van de dienstverlener moet worden vastgesteld overeenkomstig de rechtspraak van het Hof van Justitie volgens welke het begrip "vestiging" de daadwerkelijke uitoefening van een economische activiteit voor onbepaalde tijd vanuit een duurzame vestiging impliceert. Aan die eis wordt ook voldaan als een bedrijf voor een bepaalde tijd wordt opgericht. De plaats van vestiging van een bedrijf dat via een Internetsite diensten aanbiedt, is niet de plaats waar zich de technologie ter ondersteuning van de site bevindt of waar de site toegankelijk is, maar de plaats waar de economische activiteit wordt uitgeoefend. Wanneer een dienstverlener verschillende vestigingsplaatsen heeft, is het belangrijk vast te stellen vanuit welke vestigingsplaats de betrokken dienst verleend wordt. Wanneer moeilijk kan worden vastgesteld vanuit welke van de vestigingsplaatsen een bepaalde dienst verleend wordt, moet de plaats waar de dienstverlener voor de betrokken dienst het centrum van zijn activiteiten heeft, als vestigingsplaats worden beschouwd.

(20) De definitie van "afnemer van de dienst" geldt voor alle soorten gebruik van diensten van de informatiemaatschappij, zowel door personen die op open netwerken zoals Internet informatie aanbieden, als door personen die voor particuliere of beroepsdoeleinden informatie zoeken op Internet.

(21) In verband met de reikwijdte van het gecoördineerde gebied wordt niet vooruitgelopen op toekomstige communautaire harmonisatie met betrekking tot diensten van de informatiemaatschappij noch op toekomstige nationale wetgeving die overeenkomstig het Gemeenschapsrecht wordt aangenomen. Het gecoördineerde gebied heeft alleen betrekking op vereisten voor on-lineactiviteiten zoals on-line-informatie, on-linereclame, on-linewinkelen en on-linecontracten, en niet op wettelijke vereisten van de lidstaten voor goederen, zoals veiligheidsnormen, etiketteringsvoorschriften of aansprakelijkheid van goederen, dan wel de vereisten van de lidstaten in verband met de levering of het vervoer van goederen, met inbegrip van distributie van geneesmiddelen. De uitoefening van het preferentiële recht door overheidsinstanties met betrekking tot bepaalde goederen, zoals kunstwerken, valt niet onder het gecoördineerde gebied.

(22) Met het oog op een doeltreffende bescherming van de algemene belangen moet de controle op de diensten van de informatiemaatschappij bij de bron van de activiteit gebeuren. Daarom is het nodig te waarborgen dat de bevoegde autoriteiten deze bescherming niet alleen voor de burgers van hun eigen land bieden, maar voor alle burgers van de Gemeenschap. Ter verbetering van het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten is het onontbeerlijk deze verantwoordelijkheid van de lidstaat vanwaar de diensten stammen duidelijk te omschrijven. Met het oog op een doeltreffende waarborging van het vrije dienstenverkeer en van de rechtszekerheid voor de dienstverleners en de afnemers van de diensten, moeten deze diensten bovendien in beginsel aan het rechtsstelsel van de lidstaat waar de dienstverlener gevestigd is, worden onderworpen.

(23) Deze richtlijn heeft niet ten doel aanvullende regels op het gebied van het internationale privaatrecht voor wetsconflicten vast te stellen en laat de bevoegdheden van de rechterlijke instanties onverlet. Bepalingen van het aan de hand van het internationale privaatrecht aangewezen toepasselijke recht mogen niet leiden tot een beperking van de vrijheid om diensten van de informatiemaatschappij aan te bieden zoals die zijn omschreven in deze richtlijn.

(24) In de context van de onderhavige richtlijn, ondanks de regel dat diensten van de informatiemaatschappij aan de bron gecontroleerd worden, is het onder de in deze richtlijn gestelde voorwaarden gegrond dat de lidstaten maatregelen kunnen treffen die tot doel hebben het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij te beperken.

(25) Nationale rechtbanken, met inbegrip van burgerlijke rechtbanken, die privaatrechtelijke geschillen behandelen, kunnen onder de in deze richtlijn gestelde voorwaarden maatregelen nemen om af te wijken van de vrijheid om diensten van de informatiemaatschappij aan te bieden.

(26) De lidstaten mogen onder de in deze richtlijn gestelde voorwaarden hun nationale voorschriften op het strafrecht en de strafvervolging toepassen om alle onderzoeks- of andere maatregelen te kunnen nemen die nodig zijn voor de opsporing en de vervolging van strafbare feiten, zonder dat de noodzaak bestaat dergelijke maatregelen aan de Commissie mede te delen.

(27) Met deze richtlijn, alsook met de toekomstige richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verkoop op afstand van financiële diensten aan consumenten, wordt een bijdrage geleverd aan de totstandbrenging van een juridisch kader voor de on-linelevering van financiële diensten. Deze richtlijn laat toekomstige initiatieven op het gebied van de financiële diensten onverlet, in het bijzonder waar het gaat om de harmonisatie van de gedragsregels op dit gebied. Ook maatregelen op het gebied van de financiële dienstverlening, in het bijzonder maatregelen ter bescherming van beleggers, vallen onder de met deze richtlijn aan de lidstaten geboden mogelijkheid om in bepaalde omstandigheden de vrijheid om diensten van de informatiemaatschappij te leveren, te beperken teneinde de consumenten te beschermen.

(28) De verplichting van de lidstaten om toegang tot een activiteit van dienstverlener op het gebied van de informatiemaatschappij niet aan een voorafgaande vergunning te onderwerpen, is niet van toepassing op de posterijdiensten bedoeld in Richtlijn 97/67/EG van het Europees Parlement en de Raad van 15 december 1997 betreffende gemeenschappelijke regels voor de ontwikkeling van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en de verbetering van de kwaliteit van de dienst(23), die bestaan in de fysieke levering van geprinte elektronische post, en laat vrijwillige erkenningsstelsels onverlet, met name voor verleners van diensten voor de certificering van elektronische handtekeningen.

(29) Commerciële communicatie is essentieel voor de financiering van de diensten van de informatiemaatschappij en de ontwikkeling van een breed assortiment van nieuwe gratis diensten. Commerciële communicatie, met inbegrip van kortingen, promotionele aanbiedingen en spelen, dient in het belang van de consument en met het oog op de eerlijkheid van de transacties aan een aantal voorschriften inzake transparantie te voldoen. Deze voorschriften laten Richtlijn 97/7/EG onverlet. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan de bestaande richtlijnen over commerciële communicatie, met name Richtlijn 98/43/EG.

(30) De toezending van ongevraagde commerciële communicatie via elektronische post kan voor consumenten en verleners van diensten van de informatiemaatschappij niet gewenst zijn en kan de soepele functionering van interactieve netwerken ontregelen. Het probleem van de instemming van ontvangers van sommige soorten van ongevraagde commerciële communicatie wordt niet behandeld in deze richtlijn, maar is reeds behandeld in Richtlijn 97/7/EG en Richtlijn 97/66/EG. In lidstaten die ongevraagde commerciële communicatie via elektronische post toestaan, moeten initiatieven van de bedrijfstak om goede filters aan te brengen, worden aangemoedigd en vergemakkelijkt. Ongevraagde commerciële communicatie moet in ieder geval duidelijk als zodanig kunnen worden geïdentificeerd om de doorzichtigheid te verbeteren en de functionering van dergelijke initiatieven van de bedrijfstak te vergemakkelijken. Ongevraagde commerciële communicatie via elektronische post mag geen extra communicatiekosten voor de ontvanger met zich brengen.

(31) Lidstaten die het toezenden van ongevraagde commerciële communicatie via de elektronische post door op hun grondgebied gevestigde dienstverleners zonder voorafgaande toestemming van de afnemer toestaan, moeten ervoor zorgen dat de dienstverleners de "opt-out"-registers regelmatig raadplegen en respecteren waarin natuurlijke personen die dergelijke commerciële communicatie niet wensen te ontvangen, zich kunnen inschrijven.

(32) Om de belemmeringen voor de ontwikkeling van grensoverschrijdende dienstverlening binnen de Gemeenschap die door beoefenaren van gereglementeerde beroepen via Internet mochten worden aangeboden, weg te nemen, dient naleving van de beroepsregels ter bescherming van met name de consument of de volksgezondheid op communautair niveau te worden gewaarborgd. Gedragscodes op communautair niveau zijn het beste instrument voor de vaststelling van de beroepsethiek ten aanzien van commerciële communicatie. De opstelling of de eventuele aanpassing ervan moet worden aangemoedigd zonder afbreuk te doen aan de autonomie van de beroepsverenigingen en -organisaties.

(33) Deze richtlijn vormt een aanvulling op het Gemeenschapsrecht en het nationale recht inzake gereglementeerde beroepen die in dezen samenhangende toepasselijke regels kennen.

(34) Iedere lidstaat moet zijn wetgeving aanpassen indien deze vereisten, met name vormvereisten, bevat die het langs elektronische weg sluiten van contracten in de weg staan. Onderzoek van aan te passen wetgeving dient systematisch te geschieden en moet betrekking hebben op alle etappes en handelingen die voor de totstandkoming van het contract nodig zijn, inbegrepen de archivering van het contract. Deze aanpassing moet ertoe leiden dat langs elektronische weg gesloten contracten uitwerking hebben. Het rechtsgevolg van elektronische handtekeningen wordt geregeld in Richtlijn 1999/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 1999 betreffende een gemeenschappelijk kader voor elektronische handtekeningen(24). Het bericht van ontvangst van een dienstverlener kan bestaan in de on-line-levering van de betaalde dienst.

(35) De richtlijn laat de mogelijkheid voor de lidstaten onverlet om voor contracten algemene of specifieke juridische eisen te handhaven of vast te stellen waaraan langs elektronische weg kan worden voldaan, met name eisen voor beveiligde elektronische handtekeningen.

(36) De lidstaten mogen beperkingen handhaven op het gebruik van elektronische contracten als het gaat om contracten waarvoor volgens de wet de tussenkomst van een rechtbank, overheidsdiensten of beroepen die openbare macht uitoefenen, nodig is. Die mogelijkheid geldt ook voor contracten waarvoor de tussenkomst van een rechtbank, overheidsdiensten of beroepen die openbare taken uitoefenen, is vereist opdat zij effect sorteren ten aanzien van derden en voor contracten waarvoor certificering of attestering door een notaris vereist is.

(37) De verplichting van de lidstaten om belemmeringen voor het gebruik van elektronische contracten weg te nemen, heeft alleen betrekking op belemmeringen die voortvloeien uit juridische eisen, en niet op praktische belemmeringen die voortvloeien uit het feit dat er in bepaalde gevallen geen elektronische middelen gebruikt kunnen worden.

(38) De verplichting van de lidstaten om belemmeringen voor het gebruik van elektronische contracten weg te nemen, moet worden toegepast in overeenstemming met de in het Gemeenschapsrecht vastgelegde juridische eisen voor contracten.

(39) De in deze richtlijn opgenomen uitzonderingen op de bepalingen voor contracten die uitsluitend via uitwisseling van elektronische post of vergelijkbare individuele communicatie gesloten zijn, voor wat betreft de te verstrekken informatie en het plaatsen van orders, mogen er niet toe leiden dat aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij deze bepalingen omzeilen.

(40) Het uiteenlopen van de bestaande of nieuwe wetgeving en rechtspraak in de lidstaten op het gebied van de privaatrechtelijke en strafrechtelijke aansprakelijkheid van als tussenpersoon optredende dienstverleners staat de goede werking van de interne markt in de weg, met name omdat daarmee de ontwikkeling van de grensoverschrijdende dienstverlening wordt belemmerd en zulks tot concurrentieverstoringen leidt. Om onwettige activiteiten te vermijden of deze te doen ophouden, zijn de dienstverleners in bepaalde gevallen verplicht op te treden. De bepalingen van deze richtlijn vormen het passende uitgangspunt voor de uitwerking van snelle, betrouwbare mechanismen om onwettige informatie te verwijderen en ontoegankelijk te maken. Dergelijke mechanismen dienen te worden uitgewerkt op basis van vrijwillige overeenkomsten tussen alle betrokken partijen en dienen door de lidstaten te worden aangemoedigd. Het is in het belang van alle partijen die diensten van de informatiemaatschappij leveren, om dergelijke mechanismen vast te stellen en toe te passen. De bepalingen van deze richtlijn over aansprakelijkheid staan de ontwikkeling en daadwerkelijke uitvoering door de betrokken partijen van de technische beschermings- en identificatiesystemen en van technische toezichtinstrumenten die de digitale technologie mogelijk heeft gemaakt, binnen de door de Richtlijnen 95/46/EG en 97/66/EG gestelde grenzen, niet in de weg.

(41) De onderhavige richtlijn brengt een evenwicht tot stand tussen de verschillende betrokken belangen en legt beginselen vast waarop sectorale overeenkomsten en normen kunnen worden gebaseerd.

(42) De in deze richtlijn vastgestelde vrijstellingen van de aansprakelijkheid gelden uitsluitend voor gevallen waarin de activiteit van de aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij beperkt is tot het technische proces van werking en het verschaffen van toegang tot een communicatienetwerk waarop door derden verstrekte informatie wordt doorgegeven of tijdelijk wordt opgeslagen, met als enig doel de doorgifte efficiënter te maken. Die activiteit heeft een louter technisch, automatisch en passief karakter, hetgeen inhoudt dat de aanbieder van diensten van de informatiemaatschappij noch kennis noch controle heeft over de informatie die wordt doorgegeven of opgeslagen.

(43) Een dienstverlener komt voor de vrijstellingen voor "mere conduit" en "caching" in aanmerking wanneer hij op geen enkele wijze betrokken is bij de doorgegeven informatie. Daarvoor is onder meer vereist dat hij de informatie die hij doorgeeft, niet wijzigt. Die eis heeft geen betrekking op technische handelingen die tijdens de doorgifte plaatsvinden aangezien de integriteit van de doorgegeven informatie daardoor niet wordt aangetast.

(44) Een dienstverlener die met opzet met een van zijn afnemers van de dienst samenwerkt om onwettige handelingen te verrichten, gaat verder dan de activiteiten "mere conduit" of "caching" en kan zich derhalve niet beroepen op de voor die activiteiten vastgestelde vrijstelling van de aansprakelijkheid.

(45) De beperking van de in de richtlijn vastgestelde aansprakelijkheid van dienstverleners die als tussenpersoon optreden, doet geen afbreuk aan de mogelijkheid om verschillende soorten verbodsmaatregelen te treffen. Die maatregelen bestaan in het bijzonder in rechterlijke of administratieve uitspraken waarin de beëindiging of voorkoming van een inbreuk wordt bevolen, met inbegrip van de verwijdering of het ontoegankelijk maken van onwettige informatie.

(46) Wil de verlener van een dienst van de informatiemaatschappij die uit de opslag van informatie bestaat, in aanmerking komen voor een beperkte aansprakelijkheid, dan moet hij, zodra hij daadwerkelijk kennis heeft van onwettige activiteiten of dergelijke activiteiten gewaarwordt, prompt handelen om de informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken. De verwijdering of het ontoegankelijk maken dient te geschieden met inachtneming van het beginsel van de vrijheid van meningsuiting en van daarvoor vastgestelde procedures op nationaal niveau. Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de mogelijkheid voor de lidstaten om specifieke eisen te stellen waaraan onverwijld dient te worden voldaan eer er informatie wordt verwijderd of ontoegankelijk wordt gemaakt.

(47) De lidstaten mogen dienstverleners geen toezichtverplichtingen van algemene aard opleggen. Dit geldt niet voor toezichtverplichtingen in speciale gevallen en doet met name geen afbreuk aan maatregelen van nationale autoriteiten in overeenstemming met de nationale wetgeving.

(48) Deze richtlijn mag geen afbreuk doen aan de mogelijkheid voor de lidstaten om van dienstverleners die door afnemers van hun dienst verstrekte informatie toegankelijk maken, te verlangen dat zij zich aan zorgvuldigheidsverplichtingen houden die redelijkerwijs van hen verwacht mogen worden en die bij nationale wet zijn vastgesteld, zulks om bepaalde soorten onwettige activiteiten op te sporen en te voorkomen.

(49) De lidstaten en de Commissie moeten de opstelling van gedragscode aanmoedigen. Dit mag geen belemmering vormen voor het vrijwillige karakter van dergelijke codes en de mogelijkheid voor de betrokken partijen om zelf te beslissen of zij die codes onderschrijven.

(50) Het is van belang dat de voorgestelde richtlijn betreffende de harmonisatie van bepaalde aspecten van het auteursrecht en de naburige rechten in de informatiemaatschappij en de onderhavige richtlijn ongeveer gelijktijdig in werking treden, teneinde een duidelijk regelgevend kader betreffende de aansprakelijkheid van tussenpersonen voor inbreuken op het auteursrecht en naburige rechten op communautair niveau te scheppen.

(51) Iedere lidstaat dient in voorkomend geval zijn wetgeving aan te passen indien deze het gebruik van mechanismen voor de buitengerechtelijke geschillenregeling langs elektronische weg in de weg staat. Deze aanpassing moet ertoe leiden dat een daadwerkelijke functionering van dergelijke mechanismen juridisch en in de praktijk mogelijk is, mede in grensoverschrijdende situaties.

(52) Het daadwerkelijke gebruik van de vrijheden van de interne markt vereist dat de slachtoffers effectief toegang wordt gewaarborgd tot de geschillenregelingen. De schade die in het kader van de diensten van de informatiemaatschappij kan ontstaan, loopt snel op en bestrijkt een groot geografisch gebied. In de onderhavige richtlijn wordt met het oog op deze specifieke kenmerken en om ervoor te zorgen dat de nationale autoriteiten het wederzijdse vertrouwen dat zij elkaar moeten schenken, niet in gevaar brengen, aan de lidstaten gevraagd ervoor te zorgen dat passende gerechtelijke stappen mogelijk zijn. De lidstaten moeten onderzoeken of het nodig is door middel van geschikte elektronische middelen toegang tot gerechtelijke procedures te bieden.

(53) Richtlijn 98/27/EG, die van toepassing is op de diensten van de informatiemaatschappij, voorziet in een mechanisme voor het doen staken van inbreuken, met het oog op de bescherming van collectieve consumentenbelangen. Dit mechanisme zal bijdragen aan het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij door voor een hoog niveau van consumentenbescherming te zorgen.

(54) De door deze richtlijn voorgeschreven sancties doen geen afbreuk aan sancties of verhaalsmogelijkheden waarin het nationale recht voorziet. De lidstaten zijn niet verplicht strafrechtelijke sancties op te leggen voor een inbreuk op nationale bepalingen die op grond van deze richtlijn zijn aangenomen.

(55) Deze richtlijn laat onverlet welk recht van toepassing is op contractuele verplichtingen uit consumentenovereenkomsten. Zij mag er derhalve niet toe leiden dat voor de consument de bescherming wegvalt van de dwingende bepalingen betreffende contractuele verplichtingen van het recht van de lidstaat waarin hij zijn gewone verblijfplaats heeft.

(56) Wat de in de onderhavige richtlijn opgenomen afwijking inzake contractuele verplichtingen uit door consumenten gesloten contracten betreft, moeten deze verplichtingen aldus worden uitgelegd, dat zij informatie bevatten over de wezenlijke elementen van de contractinhoud, waaronder begrepen de rechten van de consument, die voor de beslissing om een overeenkomst aan te gaan doorslaggevend is.

(57) Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie behoudt een lidstaat het recht om maatregelen te treffen tegen een dienstverlener die gevestigd is in een andere lidstaat maar die zijn activiteiten, of het merendeel daarvan, op het grondgebied van eerstgenoemde lidstaat richt, wanneer hij die vestigingsplaats heeft gekozen om de wetgeving te omzeilen die op hem van toepassing ware geweest indien hij op het grondgebied van eerstbedoelde lidstaat was gevestigd.

(58) Deze richtlijn is niet van toepassing op diensten van dienstverleners die in een derde land zijn gevestigd. Gezien de mondiale dimensie van de elektronische handel, is het evenwel nodig ervoor te zorgen dat het communautaire kader coherent is met het internationale kader. Deze richtlijn laat de uitkomsten van de binnen de internationale organisaties (onder andere WTO, OESO, Uncitral) gevoerde discussies over de juridische aspecten onverlet.

(59) Ondanks het wereldwijde karakter van de elektronische communicatie, is het noodzakelijk dat nationale regelgevende maatregelen op EU-niveau worden gecoördineerd om een versplintering van de interne markt te voorkomen en om te komen tot een passend Europees regelgevend kader. Een dergelijke coördinatie draagt ook bij tot een gemeenschappelijke en sterke onderhandelingspositie in internationale fora.

(60) Voor de ongehinderde ontwikkeling van de elektronische handel moet het desbetreffende juridische kader duidelijk, eenvoudig en voorzienbaar zijn en moet het verenigbaar zijn met de regels die op internationaal niveau van kracht zijn, zodat het concurrentievermogen van de Europese industrie niet te lijden heeft en het ondernemen van innoverende acties in deze sector niet belemmerd wordt.

(61) De elektronische handel kan in een mondiale context alleen dan efficiënt functioneren indien overleg plaatsvindt tussen de Europese Unie en de grote ruimten buiten Europa om de respectieve wetgevingen en procedures op elkaar af te stemmen.

(62) Samenwerking met derde landen op het gebied van de elektronische handel moet worden geïntensiveerd, met name met de kandidaat-lidstaten, de ontwikkelingslanden en de belangrijkste handelspartners van de Europese Unie.

(63) Goedkeuring van deze richtlijn kan de lidstaten niet beletten rekening te houden met de onderscheiden sociale, maatschappelijke en culturele implicaties van de opkomst van de informatiemaatschappij. Daarmee mag met name geen afbreuk worden gedaan aan maatregelen die de lidstaten overeenkomstig het communautaire recht mochten nemen om - rekening houdend met hun taalverscheidenheid, de nationale en regionale eigenheid en hun culturele erfgoed - sociale, culturele en democratische doelstellingen te verwezenlijken en om publieke toegang te waarborgen en te handhaven tot een zo breed mogelijk scala van diensten van de informatiemaatschappij. Bij de ontwikkeling van de informatiemaatschappij dient steeds te worden gewaarborgd dat de Europese burgers toegang krijgen tot het in een digitale omgeving geboden Europese culturele erfgoed.

(64) De elektronische communicatie biedt de lidstaten een buitengewone kans voor openbaredienstverlening in de sectoren cultuur, onderwijs en talen.

(65) De Raad heeft er in zijn resolutie van 19 januari 1999 over de consument en de informatiemaatschappij(25) op gewezen dat in het kader van de informatiemaatschappij de consumentenbescherming bijzondere aandacht verdient. De Commissie zal bestuderen in hoeverre de bestaande regels betreffende de consumentenbescherming in het licht van de informatiemaatschappij de consument adequaat beschermen en de mogelijke leemten in deze wetgeving en de aspecten waarvoor aanvullende maatregelen nodig blijken te zijn, aangeven. De Commissie zal in voorkomend geval aanvullende specifieke voorstellen moeten doen om de aldus door haar vastgestelde leemten weg te nemen,

HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN AANGENOMEN:

HOOFDSTUK I

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Doel en toepassingsgebied

1. Deze richtlijn heeft tot doel bij te dragen aan de goede werking van de interne markt door het vrije verkeer van de diensten van de informatiemaatschappij tussen lidstaten te waarborgen.

2. Voorzover voor de verwezenlijking van de in lid 1 genoemde doelstelling nodig, worden met deze richtlijn bepaalde nationale bepalingen nader tot elkaar gebracht die van toepassing zijn op de diensten van de informatiemaatschappij en betrekking hebben op de interne markt, de vestiging van de dienstverleners, de commerciële communicatie, langs elektronische weg gesloten contracten, de aansprakelijkheid van tussenpersonen, gedragscodes, de buitengerechtelijke geschillenregeling, rechtsgedingen en de samenwerking tussen lidstaten.

3. Deze richtlijn vormt een aanvulling op het communautaire recht dat van toepassing is op de diensten van de informatiemaatschappij en doet niet af aan het in de communautaire besluiten en nationale wetgeving ter uitvoering daarvan vastgelegde niveau van bescherming, inzonderheid van de volksgezondheid en de consumentenbelangen, voorzover de vrijheid om diensten van de informatiemaatschappij te verlenen daardoor niet beperkt wordt.

4. Deze richtlijn bevat geen aanvullende regels op het gebied van het internationale privaatrecht en laat de bevoegdheid van de rechterlijke instanties onverlet.

5. Deze richtlijn is niet van toepassing op:

a) belastingen;

b) kwesties in verband met diensten van de informatiemaatschappij die onder Richtlijn 95/46/EG en Richtlijn 97/66/EG vallen;

c) kwesties in verband met overeenkomsten of praktijken die onder de mededingingswetgeving vallen;

d) de volgende activiteiten van diensten van de informatiemaatschappij:

- de activiteiten van notarissen of vergelijkbare beroepen, voorzover die een direct specifiek verband met de uitoefening van de publieke taken inhouden,

- de vertegenwoordiging van een cliënt en de verdediging van zijn belangen voor het gerecht,

- gokactiviteiten waarbij een geldbedrag wordt ingezet, zoals loterijen en weddenschappen.

6. Deze richtlijn doet geen afbreuk aan maatregelen die op communautair of nationaal niveau met inachtneming van het Gemeenschapsrecht genomen zijn ter bevordering van de cultuur- en taalverscheidenheid en ter bescherming van het pluralisme.

Artikel 2

Definities

Voor de doeleinden van deze richtlijn wordt verstaan onder:

a) "diensten van de informatiemaatschappij": diensten zoals omschreven in artikel 1, lid 2, van Richtlijn 98/34/EG, zoals gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG;

b) "dienstverlener": iedere natuurlijke of rechtspersoon die een dienst van de informatiemaatschappij levert;

c) "gevestigde dienstverlener": een dienstverlener die vanuit een duurzame vestiging voor onbepaalde tijd daadwerkelijk een economische activiteit uitoefent. De aanwezigheid en het gebruik van technische middelen en technologieën die nodig zijn voor het leveren van de dienst, vormen als zodanig geen vestiging van de dienstverlener;

d) "afnemer van de dienst": iedere natuurlijke of rechtspersoon die, al dan niet voor beroepsdoeleinden, gebruikmaakt van een dienst van de informatiemaatschappij, in het bijzonder om informatie te verkrijgen of toegankelijk te maken;

e) "consument": iedere natuurlijke persoon die handelt voor doeleinden die buiten zijn handels- of beroepsactiviteiten vallen;

f) "commerciële communicatie": elke vorm van communicatie bestemd voor het direct of indirect promoten van de goederen, diensten of het imago van een onderneming, organisatie of persoon, die een commerciële, industriële of ambachtelijke activiteit of een gereglementeerd beroep uitoefent. Het navolgende vormt op zich geen commerciële communicatie:

- informatie die rechtstreeks toegang geeft tot de activiteit van een onderneming, organisatie of persoon, in het bijzonder een domeinnaam of een elektronischepostadres;

- mededelingen over de goederen of diensten of het imago van een onderneming, organisatie of persoon, die onafhankelijk van deze en in het bijzonder zonder financiële tegenprestatie zijn samengesteld;

g) "gereglementeerd beroep": elk beroep in de zin van hetzij artikel 1, onder d), van Richtlijn 89/48/EEG van de Raad van 21 december 1988 betreffende een algemeen stelsel van erkenning van hogeronderwijsdiploma's waarmee beroepsopleidingen van ten minste drie jaar worden afgesloten(26), hetzij artikel 1, onder f), van Richtlijn 92/51/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende een tweede algemeen stelsel van erkenning van beroepsopleidingen, ter aanvulling van Richtlijn 89/48/EEG(27);

h) "gecoördineerd gebied": de in de nationale rechtsstelsels vastgelegde vereisten voor dienstverleners van de informatiemaatschappij en diensten van de informatiemaatschappij, ongeacht of die vereisten van algemene aard zijn dan wel specifiek daarop zijn toegesneden:

i) Het gecoördineerde gebied omvat vereisten waaraan de dienstverlener moet voldoen met betrekking tot:

- het starten van een activiteit van een dienst van de informatiemaatschappij, zoals vereisten inzake kwalificatie, vergunning en aanmelding,

- het uitoefenen van een activiteit van een dienst van de informatiemaatschappij, zoals vereisten inzake gedrag van de dienstverlener, vereisten inzake kwaliteit en inhoud van de dienst inclusief inzake reclame en contracten, of vereisten inzake aansprakelijkheid van de dienstverlener.

ii) Het gecoördineerde gebied omvat niet vereisten met betrekking tot:

- goederen als zodanig,

- de levering van goederen,

- diensten die niet langs elektronische weg verleend worden.

Artikel 3

Interne markt

1. Iedere lidstaat zorgt ervoor dat de diensten van de informatiemaatschappij die worden verleend door een op zijn grondgebied gevestigde dienstverlener voldoen aan de in die lidstaat geldende nationale bepalingen die binnen het gecoördineerde gebied vallen.

2. De lidstaten mogen het vrije verkeer van diensten van de informatiemaatschappij die vanuit een andere lidstaat worden geleverd, niet beperken om redenen die vallen binnen het gecoördineerde gebied.

3. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op de in de bijlage genoemde gebieden.

4. De lidstaten kunnen maatregelen nemen om voor een bepaalde dienst van de informatiemaatschappij van lid 2 af te wijken, mits aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) De maatregelen moeten:

i) noodzakelijk zijn voor een van de volgende doelstellingen:

- de openbare orde, in het bijzonder de preventie van, het onderzoek naar, de opsporing en de vervolging van strafbare feiten, waaronder de bescherming van minderjarigen en de bestrijding van het aanzetten tot haat wegens ras, geslacht, godsdienst of nationaliteit en van schendingen van de menselijke waardigheid ten aanzien van individuen,

- de bescherming van de volksgezondheid,

- de openbare veiligheid, met inbegrip van het waarborgen van de nationale veiligheid en defensie,

- de bescherming van consumenten, met inbegrip van beleggers;

ii) worden genomen ten aanzien van een bepaalde dienst van de informatiemaatschappij waardoor afbreuk wordt gedaan aan de onder i) genoemde doelstellingen of een ernstig gevaar daarvoor ontstaat;

iii) evenredig zijn aan die doelstellingen.

b) De lidstaat moet, alvorens de betrokken maatregelen te nemen en onverminderd eventuele rechtszaken, met inbegrip van het vooronderzoek en in het kader van een strafrechtelijk onderzoek verrichte handelingen:

- de in lid 1 bedoelde lidstaat verzoeken maatregelen te nemen, maar deze is daar niet of onvoldoende op ingegaan;

- de Commissie en de in lid 1 bedoelde lidstaat in kennis stellen van zijn voornemen om de betrokken maatregelen te nemen.

5. In urgente gevallen kunnen de lidstaten afwijken van de in lid 4, onder b), genoemde voorwaarden. In dat geval moeten de Commissie en de in lid 1 bedoelde lidstaat onverwijld in kennis gesteld worden van de maatregelen en van de redenen van de urgentie.

6. Onverminderd de mogelijkheid voor de lidstaat om de uitvoering van de betrokken maatregelen voort te zetten, gaat de Commissie zo spoedig mogelijk na of de haar ter kennis gebrachte maatregelen verenigbaar zijn met het Gemeenschapsrecht. Concludeert zij dat de maatregelen niet verenigbaar zijn, dan verzoekt zij de lidstaat in kwestie om van beoogde maatregelen af te zien of om de uitvoering onmiddellijk te staken.

HOOFDSTUK II

BEGINSELEN

Afdeling 1: Vestiging en informatieregeling

Artikel 4

Vrijheid van vestiging

1. De lidstaten zorgen ervoor dat het starten en het uitoefenen van een activiteit van dienstverlener op het gebied van de informatiemaatschappij niet afhankelijk worden gesteld van een voorafgaande vergunning of enig ander vereiste met gelijke werking.

2. Lid 1 laat vergunningsstelsels onverlet die niet specifiek en uitsluitend betrekking hebben op de diensten van de informatiemaatschappij, of die vallen onder Richtlijn 97/13/EG van het Europees Parlement en de Raad van 10 april 1997 betreffende een gemeenschappelijk kader voor algemene machtigingen en individuele vergunningen op het gebied van telecommunicatiediensten(28).

Artikel 5

Algemene informatieplicht

1. In aanvulling op de overige informatievoorschriften van het Gemeenschapsrecht zorgen de lidstaten ervoor dat de dienstverlener ten minste de volgende informatie gemakkelijk, rechtstreeks en permanent toegankelijk maakt voor de afnemers van de dienst en voor de bevoegde autoriteiten:

a) de naam van de dienstverlener;

b) het geografische adres waar de dienstverlener gevestigd is;

c) nadere gegevens die een snel contact en een rechtstreekse en effectieve communicatie met de dienstverlener mogelijk maken, met inbegrip van diens elektronischepostadres;

d) wanneer een dienstverlener in een handelsregister of een vergelijkbaar openbaar register is ingeschreven, het handelsregister waar hij is ingeschreven en zijn inschrijvingsnummer, of een vergelijkbaar middel ter identificatie in dat register;

e) wanneer een activiteit aan een vergunningsstelsel is onderworpen, de gegevens over de bevoegde toezichthoudende autoriteit;

f) wat gereglementeerde beroepen betreft:

- de beroepsvereniging of -organisatie waarbij de dienstverlener is ingeschreven,

- de beroepstitel en de lidstaat waar die is toegekend,

- een verwijzing naar de beroepsregels die in de lidstaat van vestiging van toepassing zijn en de wijze van toegang ertoe;

g) wanneer de dienstverlener een aan de BTW onderworpen activiteit uitoefent, het identificatienummer zoals bedoeld in artikel 22, lid 1, van Zesde Richtlijn 77/388/EEG van de Raad van 17 mei 1977 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen der lidstaten inzake omzetbelasting - Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: uniforme grondslag(29).

2. In aanvulling op de overige informatievoorschriften van het Gemeenschapsrecht zorgen de lidstaten er ten minste voor dat, indien de diensten van de informatiemaatschappij naar prijzen verwijzen, deze duidelijk en ondubbelzinnig worden aangegeven en meer in het bijzonder vermelden of belasting en leveringskosten inbegrepen zijn.

Afdeling 2: Commerciële communicatie

Artikel 6

Informatieplicht

In aanvulling op de overige informatievoorschriften van het Gemeenschapsrecht zorgen de lidstaten ervoor dat commerciële communicaties die deel uitmaken van een dienst van de informatiemaatschappij of een dergelijke dienst vormen, ten minste aan de volgende voorwaarden voldoen:

a) de commerciële communicatie moet duidelijk als zodanig herkenbaar zijn;

b) de natuurlijke of rechtspersoon voor wiens rekening de commerciële communicatie geschiedt, moet duidelijk te identificeren zijn;

c) zijn verkoopbevorderende aanbiedingen, zoals kortingen, premies en geschenken, in de lidstaat waar de dienstverlener gevestigd is, toegestaan, dan moeten deze duidelijk als zodanig herkenbaar zijn en moeten de voorwaarden om van deze aanbiedingen gebruik te kunnen maken, gemakkelijk te vervullen zijn en duidelijk en ondubbelzinnig worden aangeduid;

d) zijn verkoopbevorderende wedstrijden en spelen in de lidstaat waar de dienstverlener gevestigd is, toegestaan, dan moeten deze duidelijk als zodanig herkenbaar zijn en moeten de deelnemingsvoorwaarden gemakkelijk te vervullen zijn en duidelijk en ondubbelzinnig worden aangeduid.

Artikel 7

Ongevraagde commerciële communicatie

1. In aanvulling op de overige voorschriften van het Gemeenschapsrecht zorgen de lidstaten die ongevraagde commerciële communicatie via elektronische post toestaan, ervoor, dat een dergelijke commerciële communicatie van een op hun grondgebied gevestigde dienstverlener meteen bij de ontvangst ervan door de afnemer duidelijk en ondubbelzinnig als zodanig herkenbaar is.

2. Onverminderd Richtlijn 97/7/EG en Richtlijn 97/66/EG nemen de lidstaten maatregelen om ervoor te zorgen dat dienstverleners die via elektronische post ongevraagde commerciële communicatie doorgeven, de "opt-out"-registers regelmatig raadplegen en ook respecteren waarin natuurlijke personen die dergelijke commerciële communicatie niet wensen te ontvangen, zich kunnen inschrijven.

Artikel 8

Gereglementeerde beroepen

1. De lidstaten zorgen ervoor dat het gebruik van commerciële communicatie die deel uitmaakt van een door een lid van een gereglementeerd beroep verleende dienst van de informatiemaatschappij, of die op zichzelf een dergelijke dienst uitmaakt, wordt toegestaan, mits de beroepsregels, met name ten aanzien van de onafhankelijkheid, de beroepseer en het beroepsgeheim, alsmede de eerlijkheid ten opzichte van cliënten en confraters in acht worden genomen.

2. Onverminderd de autonomie van de beroepsverenigingen en -organisaties stimuleren de lidstaten en de Commissie deze verenigingen en organisaties om gedragscodes op communautair niveau op te stellen, waarin wordt vastgelegd welke informatie in overeenstemming met lid 1 voor commerciële communicatie mag worden verstrekt.

3. Bij de opstelling van voorstellen voor communautaire initiatieven die nodig kunnen blijken te zijn voor de goede werking van de interne markt met betrekking tot de in lid 2 bedoelde informatie, houdt de Commissie naar behoren rekening met de op Gemeenschapsniveau toepasselijke gedragscodes en werkt zij nauw samen met de betrokken beroepsverenigingen en -organisaties.

4. Deze richtlijn is van toepassing naast de communautaire richtlijnen betreffende de toegang tot en de uitoefening van activiteiten van de gereglementeerde beroepen.

Afdeling 3: Contracten langs elektronische weg

Artikel 9

Behandeling van contracten

1. De lidstaten zorgen ervoor dat hun rechtsstelsel het sluiten van contracten langs elektronische weg mogelijk maakt. Zij vergewissen zich er met name van dat de regels met betrekking tot de totstandkoming van contracten geen belemmering vormen voor het gebruik van langs elektronische weg gesloten contracten, noch ertoe leiden dat dergelijke contracten, omdat zij langs elektronische weg tot stand zijn gekomen, zonder rechtsgevolg blijven en niet rechtsgeldig zijn.

2. De lidstaten kunnen bepalen dat lid 1 niet van toepassing is op alle of bepaalde contracten in een van de volgende categorieën:

a) contracten die rechten doen ontstaan of overdragen ten aanzien van onroerende zaken, met uitzondering van huurrechten;

b) contracten waarvoor de wet de tussenkomst voorschrijft van de rechtbank, de autoriteit of de beroepsgroep die een publieke taak uitoefent;

c) contracten voor persoonlijke en zakelijke zekerheden welke gesteld worden door personen die handelen voor doeleinden buiten hun handels- of beroepsactiviteit;

d) contracten die onder het familierecht of het erfrecht vallen.

3. De lidstaten stellen de Commissie in kennis van de in lid 2 bedoelde categorieën waarvoor zij lid 1 niet toepassen. De lidstaten leggen de Commissie om de vijf jaar een verslag voor over de toepassing van lid 2, onder vermelding van de redenen waarom zij handhaving van de in lid 2, onder b), bedoelde categorieën, waarop zij lid 1 niet toepassen, nodig achten.

Artikel 10

Informatieplicht

1. In aanvulling op de overige informatievoorschriften van het Gemeenschapsrecht zorgen de lidstaten ervoor dat de dienstverlener, behalve andersluidend beding tussen partijen die niet als consument handelen, op duidelijke, begrijpelijke en ondubbelzinnige wijze ten minste de volgende informatie verstrekt voordat de afnemer van de dienst zijn order plaatst:

a) de verschillende technische stappen om tot de sluiting van het contract te komen;

b) uitsluitsel omtrent de vraag of het afgesloten contract door de dienstverlener zal worden gearchiveerd en of het toegankelijk zal zijn;

c) de technische middelen waarmee invoerfouten opgespoord en gecorrigeerd kunnen worden voordat de order geplaatst wordt;

d) de talen waarin het contract gesloten kan worden.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de dienstverlener, behalve andersluidend beding tussen partijen die niet als consument handelen, aangeeft welke gedragscodes hij onderschreven heeft en informatie geeft over de manier waarop die codes langs elektronische weg geraadpleegd kunnen worden.

3. De voorwaarden van het contract en de algemene voorwaarden van het contract moeten de afnemer op een zodanige wijze ter beschikking worden gesteld dat hij deze kan opslaan en weergeven.

4. De leden 1 en 2 zijn niet van toepassing op contracten die uitsluitend via uitwisseling van elektronische post of vergelijkbare individuele communicatie worden gesloten.

Artikel 11

Plaatsing van de order

1. De lidstaten zorgen ervoor dat, behalve andersluidend beding tussen partijen die niet als consument handelen, de volgende beginselen in acht worden genomen wanneer een afnemer van een dienst met behulp van technologische middelen zijn order plaatst:

- de dienstverlener bevestigt zo spoedig mogelijk langs elektronische weg de ontvangst van de order van de afnemer;

- de order en het ontvangstbewijs worden geacht te zijn ontvangen, wanneer deze toegankelijk zijn voor de partijen tot wie zij zijn gericht.

2. De lidstaten zorgen ervoor dat de dienstverlener, behalve andersluidend beding tussen partijen die niet als consument handelen, de afnemer passende, doeltreffende en toegankelijke middelen ter beschikking stelt waarmee hij invoerfouten kan opsporen en corrigeren, voordat hij zijn order plaatst.

3. Lid 1, eerste streepje, en lid 2 zijn niet van toepassing op contracten die uitsluitend via uitwisseling van elektronische post of vergelijkbare individuele communicatie worden gesloten.

Afdeling 4: Aansprakelijkheid van dienstverleners die als tussenpersoon optreden

Artikel 12

"Mere conduit" (doorgeefluik)

1. De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in het doorgeven in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, of in het verschaffen van toegang tot een communicatienetwerk, de dienstverlener niet aansprakelijk is voor de doorgegeven informatie, op voorwaarde dat:

a) het initiatief tot de doorgifte niet bij de dienstverlener ligt;

b) de ontvanger van de doorgegeven informatie niet door de dienstverlener wordt geselecteerd, en

c) de doorgegeven informatie niet door de dienstverlener wordt geselecteerd of gewijzigd.

2. Het doorgeven van informatie en het verschaffen van toegang in de zin van lid 1 omvatten de automatische, tussentijdse en tijdelijke opslag van de doorgegeven informatie, voorzover deze opslag uitsluitend dient om de doorgifte in het communicatienetwerk te bewerkstelligen en niet langer duurt dan redelijkerwijs voor het doorgeven nodig is.

3. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor een rechtbank of een administratieve autoriteit om in overeenstemming met het rechtsstelsel van de lidstaat te eisen dat de dienstverlener een inbreuk beëindigt of voorkomt.

Artikel 13

"Caching" (wijze van opslag)

1. De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in het doorgeven in een communicatienetwerk van door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, de dienstverlener niet aansprakelijk is voor de automatische, tussentijdse en tijdelijke opslag van die informatie, wanneer deze opslag enkel geschiedt om latere doorgifte van die informatie aan andere afnemers van de dienst en op hun verzoek doeltreffender te maken, op voorwaarde dat:

a) de dienstverlener de informatie niet wijzigt;

b) de dienstverlener de toegangsvoorwaarden voor de informatie in acht neemt;

c) de dienstverlener de alom erkende en in de bedrijfstak gangbare regels betreffende de bijwerking van de informatie naleeft;

d) de dienstverlener niets wijzigt aan het alom erkende en in de bedrijfstak gangbare rechtmatige gebruik van technologie voor het verkrijgen van gegevens over het gebruik van de informatie, en

e) de dienstverlener prompt handelt om de door hem opgeslagen informatie te verwijderen of de toegang ertoe onmogelijk te maken, zodra hij er daadwerkelijk kennis van heeft dat de informatie verwijderd werd van de plaats waar zij zich oorspronkelijk in het net bevond, of dat de toegang ertoe onmogelijk werd gemaakt, of zodra een rechtbank of een administratieve autoriteit heeft bevolen de informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken.

2. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor een rechtbank of een administratieve autoriteit om in overeenstemming met het rechtsstelsel van de lidstaat te eisen dat de dienstverlener een inbreuk beëindigt of voorkomt.

Artikel 14

"Hosting" ("host"-diensten)

1. De lidstaten zorgen ervoor dat, wanneer een dienst van de informatiemaatschappij bestaat in de opslag van de door een afnemer van de dienst verstrekte informatie, de dienstverlener niet aansprakelijk is voor de op verzoek van de afnemer van de dienst opgeslagen informatie, op voorwaarde dat:

a) de dienstverlener niet daadwerkelijk kennis heeft van de onwettige activiteit of informatie en, wanneer het een schadevergoedingsvordering betreft, geen kennis heeft van feiten of omstandigheden waaruit het onwettige karakter van de activiteiten of informatie duidelijk blijkt, of

b) de dienstverlener, zodra hij van het bovenbedoelde daadwerkelijk kennis heeft of besef krijgt, prompt handelt om de informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken.

2. Lid 1 is niet van toepassing wanneer de afnemer van de dienst op gezag of onder toezicht van de dienstverlener handelt.

3. Dit artikel doet geen afbreuk aan de mogelijkheid voor een rechtbank of een administratieve autoriteit om in overeenstemming met het rechtsstelsel van de lidstaat te eisen dat de dienstverlener een inbreuk beëindigt of voorkomt. Het doet evenmin afbreuk aan de mogelijkheid voor lidstaten om procedures vast te stellen om informatie te verwijderen of de toegang daartoe onmogelijk te maken.

Artikel 15

Geen algemene toezichtverplichting

1. Met betrekking tot de levering van de in de artikelen 12, 13 en 14 bedoelde diensten leggen de lidstaten de dienstverleners geen algemene verplichting op om toe te zien op de informatie die zij doorgeven of opslaan, noch om actief te zoeken naar feiten of omstandigheden die op onwettige activiteiten duiden.

2. De lidstaten kunnen voorschrijven dat dienstverleners de bevoegde autoriteiten onverwijld in kennis dienen te stellen van vermeende onwettige activiteiten of informatie door afnemers van hun dienst, alsook dat zij de bevoegde autoriteiten op hun verzoek informatie dienen te verstrekken waarmee de afnemers van hun dienst met wie zij opslagovereenkomsten hebben gesloten, kunnen worden geïdentificeerd.

HOOFDSTUK III

TENUITVOERLEGGING

Artikel 16

Gedragscodes

1. De lidstaten en de Commissie stimuleren:

a) de opstelling van gedragscodes op communautair niveau door bedrijfsorganisaties, beroepsverenigingen of -organisaties en consumentenverenigingen die bijdragen aan de goede toepassing van de artikelen 5 tot en met 15;

b) de indiening, op vrijwillige basis, bij de Commissie van ontwerpgedragscodes op nationaal of op communautair niveau;

c) de toegankelijkheid van de gedragscodes langs elektronische weg in de talen van de Gemeenschap;

d) de handels- of beroepsverenigingen of -organisaties en de consumentenverenigingen om de lidstaten en de Commissie in kennis te stellen van evaluaties van de toepassing van hun gedragscodes en de weerslag ervan op de praktijken, gebruiken en gewoonten betreffende de elektronische handel;

e) de opstelling van gedragscodes ter bescherming van minderjarigen en de menselijke waardigheid.

2. De lidstaten en de Commissie moedigen het aan dat verenigingen die consumenten vertegenwoordigen betrokken worden bij het opstellen en ten uitvoer leggen van in lid 1, onder a), bedoelde gedragscodes, indien deze van invloed zijn op hun belangen. Verenigingen voor slechtzienden en visueel gehandicapten moeten geraadpleegd worden indien dat nodig is om met hun specifieke behoeften rekening te houden.

Artikel 17

Buitengerechtelijke geschillenregeling

1. De lidstaten zorgen ervoor dat bij geschillen tussen verleners en afnemers van diensten van de informatiemaatschappij hun wetgeving geen belemmering vormt voor de in het nationale recht openstaande mogelijkheden van buitengerechtelijke geschillenregeling, met inbegrip van daartoe geëigende elektronische middelen.

2. De lidstaten moedigen organen voor buitengerechtelijke geschillenregeling, met name die voor consumentengeschillen, aan ervoor te zorgen dat voor de partijen passende procedurele garanties voorhanden zijn.

3. De lidstaten moedigen de organen voor de buitengerechtelijke geschillenregeling aan, de Commissie in kennis te stellen van belangrijke beslissingen die zij ten aanzien van de diensten van de informatiemaatschappij nemen en van alle andere informatie over de praktijk, het gebruik en de gewoonten betreffende de elektronische handel.

Artikel 18

Beroep op rechterlijke instanties

1. De lidstaten zorgen ervoor dat hun nationale wetgeving op het gebied van diensten van de informatiemaatschappij voorziet in rechtsgedingen waarbij snel maatregelen kunnen worden getroffen - met inbegrip van voorlopige maatregelen - om de vermeende inbreuk te doen eindigen en om te verhinderen dat de betrokken belangen verder worden geschaad.

2. In de bijlage van Richtlijn 98/27/EG wordt het volgende toegevoegd:

"11. Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt ('Richtlijn elektronische handel') (PB L 178 van 17.7.2000, p.1)".

Artikel 19

Samenwerking

1. De lidstaten moeten met het oog op de doeltreffende uitvoering van deze richtlijn over passende controle- en onderzoeksmiddelen beschikken en zorgen ervoor dat de dienstverleners hun de vereiste informatie verschaffen.

2. De lidstaten werken samen met de andere lidstaten en wijzen daartoe één of meer contactpunten aan, waarvan zij nadere gegevens aan de andere lidstaten en aan de Commissie mededelen.

3. De lidstaten verstrekken zo spoedig mogelijk volgens het nationale recht de door een andere lidstaat of door de Commissie gevraagde bijstand en gegevens, waarvoor eveneens geëigende elektronische middelen kunnen worden gebruikt.

4. De lidstaten richten, ten minste langs elektronische weg toegankelijke, contactpunten in, tot welke de afnemers van de dienst en de dienstverleners zich kunnen richten om:

a) algemene informatie over hun contractuele rechten en plichten te verkrijgen, alsmede over de klachtenprocedures en rechtsmiddelen in geval van een geschil, met inbegrip van de praktische aspecten van de toepassing van die mogelijkheden;

b) nadere gegevens te verkrijgen van de autoriteiten, organisaties of verenigingen waar zij nadere informatie of praktische bijstand kunnen krijgen.

5. De lidstaten moedigen aan dat de Commissie in kennis wordt gesteld van de belangrijke administratieve en gerechtelijke beslissingen die op hun grondgebied worden genomen bij geschillen in verband met diensten van de informatiemaatschappij en over de praktijken, gebruiken of gewoonten betreffende de elektronische handel. De Commissie stelt de overige lidstaten van die beslissingen in kennis.

Artikel 20

Sancties

De lidstaten stellen de sanctieregeling vast die van toepassing is op schendingen van de in toepassing van deze richtlijn vastgestelde nationale bepalingen en treffen alle maatregelen die nodig zijn om voor de tenuitvoerlegging van de sancties zorg te dragen. De sancties moeten doeltreffend, evenredig en afschrikkend zijn.

HOOFDSTUK IV

SLOTBEPALINGEN

Artikel 21

Heronderzoek

1. Uiterlijk op 17 juli 2003, en vervolgens om de twee jaar, legt de Commissie het Europees Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité een verslag voor over de toepassing van deze richtlijn, dat zo nodig vergezeld gaat van voorstellen tot aanpassing aan de wettelijke, technische en economische ontwikkelingen op het gebied van de diensten van de informatiemaatschappij, in het bijzonder met betrekking tot misdaadpreventie, de bescherming van minderjarigen, de consumentenbescherming en het goed functioneren van de interne markt.

2. Wanneer wordt nagegaan of de richtlijn aangepast moet worden, moet in dat verslag met name worden onderzocht of er voorstellen moeten worden gedaan ten aanzien van de aansprakelijkheid van aanbieders van superkoppelingen en zoekinstrumenten, de procedures voor kennisgeving en verwijdering, alsmede de aansprakelijkstelling na verwijdering van inhoud. Ook dient in het verslag de noodzaak te worden geanalyseerd van aanvullende voorwaarden voor de vrijstelling van aansprakelijkheid, zoals voorzien in de artikelen 12 en 13, in het licht van de technische ontwikkelingen en de mogelijkheid om de beginselen van de interne markt toe te passen op ongevraagde commerciële communicatie via elektronische post.

Artikel 22

Omzetting

1. De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om voor 17 januari 2002 aan deze richtlijn te voldoen. Zij stellen de Commissie daarvan onverwijld in kennis.

2. Wanneer de lidstaten deze bepalingen aannemen, wordt in die bepalingen naar de onderhavige richtlijn verwezen of wordt hiernaar verwezen bij de officiële bekendmaking van die bepalingen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

Artikel 23

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de dag van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen.

Artikel 24

Adressanten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.

Gedaan te Luxemburg, 8 juni 2000.

Voor het Europees Parlement

De voorzitster

N. Fontaine

Voor de Raad

De voorzitter

G. d'Oliveira Martins

(1) PB C 30 van 5.2.1999, blz. 4.

(2) PB C 169 van 16.6.1999, blz. 36.

(3) Advies van het Europees Parlement van 6 mei 1999 (PB C 279 van 1.10.1999, blz. 389), gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 28 februari 2000 (PB C 128 van 8.5.2000, blz. 32) en besluit van het Europees Parlement van 4 mei 2000 (nog niet verschenen in het Publicatieblad).

(4) PB L 298 van 17.10.1989, blz. 23. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 97/36/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 202 van 30.7.1997, blz. 60).

(5) PB L 95 van 21.4.1993, blz. 29.

(6) PB L 144 van 4.6.1997, blz. 19.

(7) PB L 250 van 19.9.1984, blz. 17. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 97/55/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 290 van 23.10.1997, blz. 18).

(8) PB L 42 van 12.2.1987, blz. 48. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 98/7/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 101 van 1.4.1998, blz. 17).

(9) PB L 141 van 11.6.1993, blz. 27. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/9/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB L 84 van 26.3.1997, blz. 22).

(10) PB L 158 van 23.6.1990, blz. 59.

(11) PB L 80 van 18.3.1998, blz. 27.

(12) PB L 228 van 11.8.1992, blz. 24.

(13) PB L 280 van 29.10.1994, blz. 83.

(14) PB L 166 van 11.6.1998, blz. 51. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 1999/44/EG (PB L 171 van 7.7.1999, blz. 12).

(15) PB L 210 van 7.8.1985, blz. 29. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 1999/34/EG (PB L 141 van 4.6.1999, blz. 20).

(16) PB L 171 van 7.7.1999, blz. 12.

(17) PB L 113 van 30.4.1992, blz. 13.

(18) PB L 213 van 30.7.1998, blz. 9.

(19) PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31.

(20) PB L 24 van 30.1.1998, blz. 1.

(21) PB L 204 van 21.7.1998, blz. 37. Richtlijn gewijzigd bij Richtlijn 98/48/EG (PB L 217 van 5.8.1998, blz. 18).

(22) PB L 320 van 28.11.1998, blz. 54.

(23) PB L 15 van 21.1.1998, blz. 14.

(24) PB L 13 van 19.1.2000, blz. 12.

(25) PB C 23 van 28.1.1999, blz. 1.

(26) PB L 19 van 24.1.1989, blz. 16.

(27) PB L 209 van 24.7.1992, blz. 25. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 97/38/EG van de Commissie (PB L 184 van 12.7.1997, blz. 31).

(28) PB L 117 van 7.5.1997, blz. 15.

(29) PB L 145 van 13.6.1977, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 1999/85/EG (PB L 277 van 28.10.1999, blz. 34).

BIJLAGE

AFWIJKINGEN VAN ARTIKEL 3

In artikel 3, lid 3, bedoelde gebieden waarop artikel 3, leden 1 en 2, niet van toepassing zijn:

- auteursrechten, naburige rechten, rechten bedoeld in Richtlijn 87/54/EEG(1) en in Richtlijn 96/9/EG(2), alsmede industriële-eigendomsrechten;

- de uitgifte van elektronisch geld door instellingen waarvoor de lidstaten een van de in artikel 8, lid 1, van Richtlijn 2000/46/EG(3) bedoelde afwijkingen hebben toegepast;

- artikel 44, lid 2, van Richtlijn 85/611/EEG(4);

- artikel 30 en titel IV van Richtlijn 92/49/EEG(5), titel IV van Richtlijn 92/96/EEG(6), de artikelen 7 en 8 van Richtlijn 88/357/EEG(7) en artikel 4 van Richtlijn 90/619/EEG(8);

- de vrijheid van de partijen om het op hun contract toepasselijke recht te kiezen;

- contractuele verplichtingen betreffende consumentenovereenkomsten;

- de formele geldigheid van contracten waarbij rechten op onroerende zaken ontstaan of worden overgedragen, indien op deze contracten ingevolge het recht van de lidstaat waar de onroerende zaak is gelegen, verplichte vormvereisten van toepassing zijn;

- de toelaatbaarheid van ongevraagde commerciële communicatie per elektronische post.

(1) PB L 24 van 27.1.1987, blz. 36.

(2) PB L 77 van 27.3.1996, blz. 20.

(3) Nog niet in het Publicatieblad bekendgemaakt.

(4) PB L 375 van 31.12.1985, blz. 3. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 95/26/EG (PB L 168 van 18.7.1995, blz. 7).

(5) PB L 228 van 11.8.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 95/26/EG.

(6) PB L 360 van 9.12.1992, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 95/26/EG.

(7) PB L 172 van 4.7.1988, blz. 1. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/49/EEG.

(8) PB L 330 van 29.11.1990, blz. 50. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Richtlijn 92/96/EEG.

Top