EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31992H0441

92/441/EEG: Aanbeveling van de Raad van 24 juni 1992 inzake gemeenschappelijke criteria met betrekking tot toereikende inkomsten en prestaties in de stelsels van sociale bescherming

OJ L 245, 26.8.1992, p. 46–48 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reco/1992/441/oj

31992H0441

92/441/EEG: Aanbeveling van de Raad van 24 juni 1992 inzake gemeenschappelijke criteria met betrekking tot toereikende inkomsten en prestaties in de stelsels van sociale bescherming

Publicatieblad Nr. L 245 van 26/08/1992 blz. 0046 - 0048


AANBEVELING VAN DE RAAD van 24 juni 1992 inzake gemeenschappelijke criteria met betrekking tot toereikende inkomsten en prestaties in de stelsels van sociale bescherming (92/441/EEG)

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap, inzonderheid op artikel 235,

Gezien het voorstel van de Commissie (1),

Gezien het advies van het Europese Parlement (2),

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité (3),

(1) Overwegende dat de versterking van de sociale samenhang binnen de Gemeenschap impliceert dat de solidariteit met de armste en meest kwetsbare personen in de samenleving moet worden bevorderd;

(2) Overwegende dat eerbied voor de menselijke waardigheid een van de grondrechten is waarop het Gemeenschapsrecht stoelt, zoals deze grondrechten erkend zijn in de preambule van de Europese Akte;

(3) Overwegende dat verschijnselen van sociale uitsluiting en gevaar voor bestaansonzekerheid in de afgelopen tien jaar zijn toegenomen en gediversifieerd, met name vanwege de combinatie van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt enerzijds, in het bijzonder de toename van langdurige werkloosheid, en veranderingen in de gezinsstructuur anderzijds, in het bijzonder de toename van het aantal eenpersoonshuishoudens;

(4) Overwegende dat de algemene beleidsmaatregelen inzake ontwikkeling, die de geconstateerde structurele ontwikkelingen kunnen helpen afremmen, vergezeld moeten gaan van een specifiek, systematisch en coherent integratiebeleid;

(5) Overwegende dat het derhalve zaak is de inspanningen voort te zetten, de verworvenheden van het sociaal beleid te versterken en dit beleid af te stemmen op het meerdimensionale karakter van de sociale uitsluiting, dat impliceert dat er naast de verschillende vormen van directe hulp ook maatregelen vereist zijn die bewust gericht zijn op de economische en sociale integratie van de betrokkenen;

(6) Overwegende dat mensen met ontoereikende, onregelmatige en onzekere inkomsten niet in staat zijn behoorlijk deel te nemen aan het economische en sociale leven van de maatschappij waarin zij leven, en er evenmin in slagen zich economisch en sociaal te integreren; dat het dus van belang is de meest kansarmen in het kader van een algemeen, samenhangend beleid ter ondersteuning van hun integratie een recht toe te kennen op toereikende, stabiele en voorzienbare inkomsten;

(7) Overwegende dat de Raad en de Ministers van Sociale Zaken, in het kader van de Raad bijeen, op 29 september 1989 een resolutie hebben aangenomen ter bestrijding van de sociale uitsluiting (4), waarin wordt beklemtoond dat de bestrijding van de sociale uitsluiting een belangrijk onderdeel van de sociale dimensie van de interne markt mag worden geacht;

(8) Overwegende dat in het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werkenden, dat op de Europese Raad van Straatsburg van 9 december 1989 door de Staatshoofden en Regeringsleiders van elf Lid-Staten is aangenomen, met name in de achtste overweging en in de punten 10 en 25 het volgende wordt verklaard:

"Overwegende dat [. . .] het, in een geest van solidariteit, belangrijk is sociale uitsluiting te bestrijden;";

"Volgens de specifieke bepalingen van elk land:

10. hebben alle werkenden van de Europese Gemeenschap recht op een adequate sociale bescherming en, ongeacht hun statuut en de grootte van de onderneming waarin zij werken, op sociale-zekerheidsprestaties van een toereikend niveau;

moeten personen die, ongeacht of zij al dan niet reeds hebben gewerkt, van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten en geen bestaansmiddelen hebben, aanspraak kunnen maken op voldoende uitkeringen en middelen, aangepast aan hun persoonlijke situatie.";

"25. dienen alle personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, maar geen recht op pensioen hebben en niet over andere bestaansmiddelen beschikken, in aanmerking te kunnen komen voor voldoende middelen, alsmede voor een aan hun specifieke behoeften aangepaste sociale en geneeskundige bijstand.";

(9) Overwegende dat de Commissie dit fundamentele aspect van de bestrijding van sociale uitsluiting heeft overgenomen in haar actieprogramma tot uitvoering van het Gemeenschapshandvest van de sociale grondrechten van de werkenden, door met name te wijzen op het belang van een communautair initiatief dat in een geest van solidariteit gericht is op de meest kansarme burgers van de Gemeenschap, met inbegrip van de ouderen, wier sociale situatie al te vaak gelijkenis vertoont met die van personen die van de arbeidsmarkt zijn uitgesloten;

(10) Overwegende dat de invoering van een garantie inzake inkomsten en prestaties tot de sociale bescherming behoort; dat de Lid-Staten te dien aanzien de juridische aard bepalen van de maatregelen die deze garantie moeten bieden, en die in de meeste Lid-Staten niet onder de sociale zekerheid vallen;

(11) Overwegende dat bij de geleidelijke tenuitvoerlegging van deze aanbeveling rekening moet worden gehouden met de beschikbare financiële middelen, met de nationale prioriteiten en met het evenwicht binnen de nationale stelsels van sociale bescherming; dat het niveau van sociale bescherming van Lid-Staat tot Lid-Staat verschilt;

(12) Overwegende dat het Europese Parlement zich in zijn resolutie over de bestrijding van de armoede in de Europese Gemeenschap (5) heeft uitgesproken voor de invoering in alle Lid-Staten van een gegarandeerd minimuminkomen als middel om de armste burgers in de maatschappij te integreren;

(13) Overwegende dat ook het Economisch en Sociaal Comité in zijn advies over armoede van 12 juli 1989 (6) de invoering van een sociaal minimum heeft bepleit, dat tegelijk bedoeld is als vangnet voor de armen en als stimulans voor hun reïntegratie in de samenleving;

Overwegende dat deze aanbeveling de nationale en communautaire bepalingen inzake verblijfsrecht onverlet laat;

(15) Overwegende dat het Verdrag voor de verwezenlijking van de doelstellingen van deze aanbeveling in geen andere middelen voorziet dan die van artikel 235,

I. BEVEELT DE LID-STATEN AAN:

A. in het kader van een algemene, coherente regeling ter bestrijding van sociale uitsluiting, het fundamentele recht van personen te erkennen op inkomsten en prestaties die toereikend zijn om een menswaardig bestaan te leiden, en hun stelsel van sociale bescherming voor zover nodig volgens onderstaande beginselen en richtsnoeren dienovereenkomstig aan te passen;

B. aan de erkenning van dit recht vorm te geven volgens onderstaande algemene beginselen:

1. de bevestiging van een op eerbied voor de menselijke waardigheid gebaseerd recht;

2. de omschrijving van de personele werkingssfeer van dit recht ten aanzien van de legale vestiging en de nationaliteit overeenkomstig de relevante bepalingen inzake vestiging en/of verblijf, waarbij ernaar wordt gestreefd volgens de door de Lid-Staten vastgestelde bepalingen geleidelijk en zo ruim mogelijk alle uitsluitingssituaties te omvatten;

3. de opening van dit recht voor alle personen die zelf of in het huishouden waarin zij leven, niet over toereikende inkomsten beschikken,

- onder voorbehoud van actieve beschikbaarheid voor arbeid of beroepsopleiding ten einde werk te vinden, voor personen wier leeftijd, gezondheid en gezinssituatie deze actieve beschikbaarheid mogelijk maken of, in voorkomend geval, onder voorbehoud van maatregelen tot economische en sociale integratie voor de overige personen, en

- onverminderd het recht van de Lid-Staten om dit recht niet toe te kennen aan personen die een voltijdse betrekking hebben of aan studenten;

4. de toegang tot dit recht zonder beperking in de tijd, voor zover aan de toekenningsvoorwaarden wordt voldaan en met dien verstande dat in concreto het recht steeds opnieuw voor beperkte, aansluitende tijdvakken kan worden toegekend;

5. de aanvullende aard van dit recht ten opzichte van andere sociale rechten, terwijl er tegelijkertijd naar moet worden gestreefd de armsten opnieuw op te nemen in het stelsel van de algemene rechten;

6. de flankering van dit recht door beleidsmaatregelen die op nationaal niveau nodig worden geacht voor de economische en sociale integratie van de betrokkenen, zoals bepaald in de resolutie van de Raad en de Ministers van Sociale Zaken, in het kader van de Raad bijeen, van 29 september 1989, ter bestrijding van de sociale uitsluiting;

C. aan de tenuitvoerlegging van dit recht vorm te geven volgens onderstaande praktische richtsnoeren:

1. a) rekening houdend met de levensstandaard en het prijspeil in de betrokken Lid-Staat wordt voor huishoudens van verschillend type en verschillende omvang de hoogte van de inkomsten vastgesteld die toereikend worden geacht om op menswaardige wijze in de noodzakelijke levensbehoeften te voorzien;

b) de bedragen worden aangepast of aangevuld om in specifieke behoeften te voorzien;

c) bij de vaststelling van deze bedragen dient te worden uitgegaan van geschikte indicatoren zoals bij voorbeeld het gemiddelde beschikbare inkomen in de Lid-Staat, de gezinsconsumptiestatistiek, het wettelijk minimumloon, zo dat al bestaat, of het prijspeil;

d) voor personen die de leeftijd en de geschiktheid hebben om te werken, moet een stimulans blijven bestaan om werk te zoeken;

e) er worden modaliteiten vastgesteld voor een periodieke herziening van deze bedragen op basis van dezelfde indicatoren, zodat de betrokkenen in deze behoeften kunnen blijven voorzien;

2. aan personen met individuele of gezinsinkomsten die lager zijn dan het aldus vastgestelde, aangepaste of aangevulde bedrag, dient afgestemde financiële steun te worden toegekend zodat zij over dit bedrag kunnen beschikken;

3. er dienen de nodige maatregelen te worden genomen opdat met betrekking tot de omvang van de aldus verstrekte geldelijke steun bij de toepassing van de regelingen inzake belastingheffing, burgerlijke verplichtingen en sociale zekerheid rekening wordt gehouden met het wenselijke niveau van inkomsten en prestaties die toereikend zijn om een menswaardig bestaan te leiden;

4. er dienen maatregelen te worden genomen om ervoor te zorgen dat de betrokken personen gemakkelijker toegang krijgen tot passende sociale begeleiding, zoals advies, voorlichting en hulp bij het geldend maken van hun rechten;

5. ten behoeve van de personen die de leeftijd en de geschiktheid hebben om te werken, moeten maatregelen worden vastgesteld, waaronder indien nodig het organiseren van beroepsopleidingen, om hen doeltreffend te helpen bij hun integratie of herintegratie in het beroepsleven;

6. er dienen maatregelen te worden genomen om de meest kansarme personen daadwerkelijk van dit recht op de hoogte te stellen;

de administratieve procedures en het onderzoek naar de bestaansmiddelen en de persoonlijke omstandigheden met betrekking tot de toekenning van dit recht dienen zoveel mogelijk te worden vereenvoudigd;

er dienen, voor zover mogelijk en overeenkomstig de nationale bepalingen, voor de betrokken personen gemakkelijk toegankelijke mogelijkheden te worden gecreëerd om bij onafhankelijke derden zoals rechtbanken in beroep te gaan:

D. deze inkomsten en prestaties te garanderen in het kader van de stelsels voor de sociale bescherming;

concrete regels ter zake vast te stelen, de kosten ervan te financieren en het beheer en de uitvoering ervan te organiseren overeenkomstig de nationale wetgeving en/of praktijken;

E. de in deze aanbeveling bedoelde maatregelen met ingang van heden geleidelijk uit te voeren, zodat over vijf jaar een balans kan worden opgemaakt,

- en daarbij rekening te houden met de beschikbare economische en begrotingsmiddelen, alsmede met de door de nationale autoriteiten vastgestelde prioriteiten en het evenwicht binnen de stelsels van sociale bescherming en

- de werkingssfeer ervan in voorkomend geval te differentiëren naar leeftijdscategorie of gezinssituatie;

F. passende maatregelen te nemen

- om systematisch informatie te verzamelen over de daadwerkelijke voorwaarden voor toegang van de betrokken bevolkingsgroepen tot deze maatregelen en

- om de tenuitvoerlegging en de resultaten ervan methodisch te evalueren,

II. EN VERZOEKT DE COMMISSIE HIERTOE:

1. in samenwerking met de Lid-Staten de systematische uitwisseling van informatie en ervaringen en de voortdurende evaluatie van de vastgestelde nationale maatregelen te stimuleren en te organiseren;

2. het Europese Parlement, de Raad en het Economisch en Sociaal Comité op gezette tijden een verslag voor te leggen waarin de vorderingen en problemen bij de uitvoering van deze aanbeveling worden beschreven op basis van de haar door de Lid-Staten verstrekte gegevens.

Gedaan te Luxemburg, 24 juni 1992.

Voor de Raad

De Voorzitter

José da SILVA PENEDA

(1) PB nr. C 163 van 22. 6. 1991, blz. 3.(2) PB nr. C 150 van 15. 6. 1992.(3) PB nr. C 14 van 20. 1. 1992, blz. 1.(4) PB nr. C 277 van 31. 10. 1989, blz. 1.(5) PB nr. C 262 van 10. 10. 1988, blz. 194.(6) PB nr. C 221 van 28. 8. 1989, blz. 10.

Top