EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31976L0889

Richtlijn 76/889/EEG van de Raad van 4 november 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake radiostoringen, veroorzaakt door huishoudelijke elektrische apparaten, draagbaar en soortgelijke apparatuur

OJ L 336, 4.12.1976, p. 1–21 (DA, DE, EN, FR, IT, NL)
Greek special edition: Chapter 13 Volume 004 P. 195 - 217
Spanish special edition: Chapter 13 Volume 005 P. 211 - 231
Portuguese special edition: Chapter 13 Volume 005 P. 211 - 231

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 01/01/1992; opgeheven door 31989L0336

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1976/889/oj

31976L0889

Richtlijn 76/889/EEG van de Raad van 4 november 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake radiostoringen, veroorzaakt door huishoudelijke elektrische apparaten, draagbaar en soortgelijke apparatuur

Publicatieblad Nr. L 336 van 04/12/1976 blz. 0001 - 0021
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 13 Deel 4 blz. 0195
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 13 Deel 5 blz. 0211
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 13 Deel 5 blz. 0211


++++

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 4 november 1976

betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake radiostoringen , veroorzaakt door huishoudelijke elektrische apparaten , draagbaar gereedschap en soortgelijke apparatuur

( 76/889/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN ,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op artikel 100 ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 1 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 2 ) ,

Overwegende dat in de meeste Lid-Staten huishoudelijke elektrische apparaten , draagbaar gereedschap en soortgelijke apparatuur die radiostoringen veroorzaken , zijn onderworpen aan dwingende voorschriften inzake de storingen die zij kunnen veroorzaken ; dat deze bepalingen van de ene Lid-Staat tot de andere verschillen ;

Overwegende dat de verschillen tussen de bestaande nationale bepalingen een belemmering vormen voor het handelsverkeer in huishoudelijke elektrische apparaten , draagbaar gereedschap en soortgelijke apparatuur die radiostoringen kunnen veroorzaken ; dat zij dus een directe weerslag hebben op de instelling en de werking van de gemeenschappelijke markt ;

Overwegende dat het derhalve noodzakelijk is op communautair niveau de voorschriften vast te stellen , waaraan moet worden voldaan met betrekking tot de maximaal toelaatbare grenswaarden van de radiostoringen veroorzaakt door de in deze richtlijn bedoelde apparaten , alsmede de methoden om deze storingen te meten ;

Overwegende dat voor de toepassing van de storingsgrenswaarden over het algemeen een onderscheid moet worden gemaakt naargelang deze storingen voor het oor waarneembaar zijn als een continu , dan wel als een discontinu stoorgeluid ;

Overwegende dat het voor het meten van de door de in deze richtlijn bedoelde apparaten veroorzaakte storingen noodzakelijk is het apparaat te doen werken onder duidelijk omschreven omstandigheden , de op het meetinstrument afgelezen waarden op identieke wijze te interpreteren en de meting uit te voeren op een nader omschreven statistische basis en volgens uniforme waarderingsregels om na te gaan of de resultaten in overeenstemming zijn met de grenswaarden ;

Overwegende dat de vooruitgang van de techniek een herhaalde aanpassing van de in deze richtlijn vastgestelde technische voorschriften en in later uit te vaardigen richtlijnen op het gebied van radiostoringen noodzakelijk maakt ; dat het om de tenuitvoerlegging van de daartoe noodzakelijke maatregelen te vergemakkelijken wenselijk is in een procedure te voorzien voor een nauwe samenwerking tussen de Lid-Staten en de Commissie in het kader van het Comité voor de aanpassing aan de technische vooruitgang van de richtlijnen tot opheffing van de technische handelsbelemmeringen van apparaten die radiostoringen kunnen veroorzaken ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

1 . Deze richtlijn beoogt de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de Lid-Staten inzake radiostoringen die worden veroorzaakt door huishoudelijke elektrische apparaten , draagbaar gereedschap en soortgelijke apparatuur die gelijksoortige continue of discontinue radiostoringen veroorzaken , waarbij enerzijds de maximaal toelaatbare grenswaarden van de door bovengenoemde apparatuur veroorzaakte storingen en anderzijds de methoden om deze storingen te meten , worden vastgelegd .

2 . Het toepassingsgebied van deze richtlijn is omschreven in punt 1 van de bijlage .

3 . Onder " continue radiostoringen " verstaat men die welke zijn omschreven in punt 2.1 en onder " discontinue radiostoringen " die welke zijn omschreven in punt 2.2 van de bijlage .

Artikel 2

De in artikel 1 bedoelde apparaten mogen slechts op de markt worden gebracht indien zij aan de voorschriften van deze richtlijn voldoen voor wat betreft de radiostoringen die zij kunnen veroorzaken .

Artikel 3

1 . De bevestiging dat een apparaat aan de voorschriften van deze richtlijn voldoet , moet door de fabrikant of de importeur van dat apparaat , onder zijn verantwoordelijkheid , worden gegeven in de vorm van een verklaring die voorkomt op de gebruiksaanwijzing , op de garantieverklaring , of op het apparaat zelf .

2 . Het gebruik van merktekens of certificaten afgegeven door de instanties die door elke Lid-Staat zijn bekendgemaakt aan de andere Lid-Staten en aan de Commissie , verleent ontheffing van de in lid 1 bedoelde verklaring .

3 . De Lid-Staten kunnen eisen dat gedurende een periode van vijfeneenhalf jaar te rekenen vanaf de kennisgeving van deze richtlijn het feit dat de apparaten voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn wordt bevestigd door merktekens of certificaten die in opdracht van de bevoegde autoriteiten worden afgegeven op grond van een voorafgaande typekeuring .

Aan de hand van de opgedane ervaring en de in het kader van de Gemeenschap verkregen resultaten en uiterlijk voor het einde van deze periode van vijfeneenhalf jaar , worden alle passende maatregelen vastgesteld , overeenkomstig de procedure van artikel 8 .

Artikel 4

De Lid-Staten kunnen het op de markt brengen of het gebruik van apparaten die voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn niet verbieden of belemmeren om redenen die verband houden met radiostoringen .

Artikel 5

De Lid-Staten nemen alle dienstige maatregelen om te bereiken dat de meetmethoden , gebruikt bij de officiële keuringen en bestemd om na te gaan of de voorschriften betreffende de toegestane grenswaarde voor iedere categorie apparaten worden nageleefd , aan de voorschriften van de bijlage beantwoorden .

Artikel 6

1 . Deze richtlijn laat de toepassing onverlet van de volgende maatregelen die in elke Lid-Staat worden genomen met betrekking tot het gebruik van de in artikel 1 bedoelde apparaten met het oog op bescherming van de ontvangst :

a ) speciale maatregelen voor stations van algemeen nut of voor hulpverlening ;

b ) aanvullende ontstoringsmaatregelen in alleenstaande gevallen , wanneer afzonderlijke apparaten , hoewel in overeenstemming met de voorschriften van deze richtlijn , storingen hebben veroorzaakt .

2 . De Lid-Staten stellen de Commissie in kennis van de door hen genomen speciale maatregelen als bedoeld in lid 1 , sub a ) , en delen haar jaarlijks in een beknopt overzicht mede welke afzonderlijke acties werden ondernomen .

Artikel 7

1 . Er wordt een Comité ingesteld voor de aanpassing aan de vooruitgang van de techniek voor de richtlijnen tot opheffing van de technische handelsbelemmeringen op het gebied van apparaten die radiostoringen veroorzaken , hierna te noemen " het Comité " , dat is samengesteld uit Vertegenwoordigers van de Lid-Staten en onder voorzitterschap staat van een Vertegenwoordiger van de Commissie .

2 . Het Comité stelt zijn Reglement van Orde vast .

3 . De wijzigingen die nodig zijn om de bijlage , met uitzondering van punt 1 , aan de vooruitgang van de techniek aan te passen , worden vastgesteld volgens de procedure van artikel 8 . Deze wijzigingen mogen echter niet tot gevolg hebben dat de kwaliteit van de ontvangst van radio-uitzendingen , daaronder begrepen geluid en beeldomroep , in het door deze richtlijn bestreken frequentiebereik verslechtert .

Artikel 8

1 . In de gevallen waarin wordt verwezen naar de in dit artikel omschreven procedure , wordt deze procedure bij het " Comité " ingeleid door de Voorzitter , hetzij op diens initiatief , hetzij op verzoek van een Vertegenwoordiger van een Lid-Staat .

2 . De Vertegenwoordiger van de Commissie legt aan het Comité een ontwerp voor van te nemen maatregelen . Het Comité brengt over dit ontwerp advies uit binnen een termijn die de Voorzitter kan bepalen naar gelang van de urgentie van het betrokken vraagstuk .

Het spreekt zich uit met een meerderheid van eenenveertig stemmen , waarbij de stemmen van de Lid-Staten worden gewogen overeenkomstig artikel 148 , lid 2 , van het Verdrag . De Voorzitter neemt geen deel aan de stemming .

3 . a ) De Commissie stelt de beoogde maatregelen vast wanneer zij in overeenstemming zijn met het advies van het Comité .

b ) Wanneer de beoogde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het advies van het Comité of bij het ontbreken van een advies , dient de Commissie onverwijld een voorstel in bij de Raad betreffende de te nemen maatregelen . De Raad besluit met gekwalificeerde meerderheid van stemmen .

c ) Indien de Raad binnen een termijn van drie maanden , te rekenen vanaf de indiening van het voorstel , geen besluit heeft genomen , worden de voorgestelde maatregelen door de Commissie vastgesteld .

Artikel 9

1 . Binnen achttien maanden na kennisgeving van deze richtlijn voeren de Lid-Staten de bepalingen in die nodig zijn om aan het bepaalde in deze richtlijn te voldoen en stellen zij de Commissie daarvan onverwijld in kennis . Voor regelinrichtingen met halfgeleiders voor sturing tot 1 000 W en bestemd voor het regelen van de lichtsterkte ( " dimmer " -schakelaars ) , wordt deze termijn voor de binnenlandse markt van het Verenigd Koninkrijk op 30 maanden gebracht .

2 . De Lid-Staten zien erop toe dat de tekst van de bepalingen van nationaal recht die zij op het door deze richtlijn bestreken gebied invoeren , aan de Commissie wordt medegedeeld .

Artikel 10

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 4 november 1976 .

Voor de Raad

De Voorzitter

Th . E . WESTERTERP

( 1 ) PB nr . C 37 van 4 . 6 . 1973 , blz . 8 .

( 2 ) PB nr . C 52 van 5 . 7 . 1973 , blz . 23 .

BIJLAGE

1 . TOEPASSINGSGEBIED

1.1 . De onderhavige bepalingen zijn van toepassing op huishoudelijke elektrische apparaten , draagbaar gereedschap en andere elektrische apparatuur die gelijksoortige continue of discontinue radiostoringen veroorzaken , zoals : kantoormachines , film - of diaprojectoren , elektrische grammofoons , melkmachines , elektromedische apparatuur met elektromotor , stuur - en regelinrichtingen die halfgeleiders bevatten , elektrische afrasteringen ( schrikdraad ) , verkoopautomaten en speelautomaten , enz . met uitzondering van apparaten met ingebouwde batterijvoeding .

1.2 . Deze bepalingen vermelden de methoden voor het meten van de storingen en de toelaatbare grenzen in het frequentiegebied van 0,15 tot 300 MHz . Met een waarschijnlijkheid van 80 % dient ten minste 80 % van de in serie vervaardigde apparaten aan deze grenswaarden te voldoen .

1.3 . Draagbaar gereedschap met een nominaal vermogen van meer dan 2 kW en stuur - en regelinrichtingen die halfgeleiders bevatten en waarvan de nominale ingangsstroom meer dan 16 A bedraagt , zijn van het toepassingsgebied van deze richtlijn uitgesloten .

1.4 . De punten 3 en de volgende punten van deze richtlijn zijn niet van toepassing op losse , als zodanig verkochte motoren . Deze moeten zijn voorzien van een opschrift dat de gebruiker erop wijst dat hij verplicht is er zorg voor te dragen dat zijn apparaat aan de voorschriften voldoet .

2 . DEFINITIES

Voor deze richtlijn zijn de volgende definities van toepassing .

2.1 . Continue storing

Een storing met een duur van meer dan 200 ms die of wel door impulsen , of wel door willekeurige ruis , of wel door een superpositie van deze beide vormen kan worden veroorzaakt .

2.2 . Discontinue storing

Een storing die niet continu is . Voor de berekening van de toe te passen grenswaarden voor discontinue storingen en de meting daarvan gelden de navolgende definities .

2.2.1 . Klik

Een storing waarvan de duur niet meer dan 200 ms en het interval voor de daaropvolgende storing ten minste 200 ms bedraagt . Een klik kan een aantal impulsen bevatten . Voorbeelden van als klikken beschouwde , discontinue storingen worden gegeven in de figuren 1a , 1b en 1c .

2.2.2 . Getelde klikken

Klikken waarvan het niveau het toelaatbare niveau voor continue storingen overschrijdt .

2.2.3 . Schakelverrichting

Het openen of sluiten van een schakelaar of contact .

2.2.4 . Minimale waarnemingstijd T

Over het algemeen de tijdsduur die nodig is voor de waarneming van 40 getelde klikken of voor het optreden van 40 schakelverrichtingen ( zie de nadere gegevens in punt 6.1.1.5 ) .

2.2.5 . Herhalingsfrequentie N van de klikken

De frequentie N is het aantal per minuut getelde klikken , bepaald aan de hand van de formule N = n1/T ; n1 is het aantal getelde klikken dat in de waarnemingstijd T , uitgedrukt in minuten , wordt waargenomen .

Voor bepaalde apparaten ( zie punt 3.2.6.4 ) wordt de herhalingsfrequentie N van de klikken bepaald aan de hand van de formule N = n2 f/T , waarin n2 het aantal schakelverrichtingen gedurende de waarnemingstijd T is , en f een in bijlage 1 , tabel D , voorkomende factor .

2.2.6 . Toelaatbare grenswaarde L q ( voor getelde klikken )

Deze is gelijk aan de toelaatbare grenswaarde voor continue storingen , verhoogd met een waarde die in de punten 3.2.3 en 3.2.6 nader wordt bepaald .

2.2.7 . Karakteristiek storingsniveau ( voor getelde klikken )

Het niveau , toegekend aan een installatie of een apparaat volgens de methode van het hoogste kwartiel . Hierbij geldt dat de installatie die of het apparaat dat wordt beproefd , in overeenstemming met de grenswaarden wordt geacht , indien minder dan een vierde van de getelde klikken de toelaatbare grenswaarde overschrijdt . Toepassingsvoorbeelden van de methode van het hoogste kwartiel worden in bijlage 2 gegeven .

2.3 . Relatieve inschakeltijd

De verhouding van de duur van het gesloten zijn van het contact tot de totale tijd van geopend en gesloten zijn van het contact .

3 . GRENSWAARDEN DER STORINGEN

3.1 . Continue storingen

3.1.1 . Frequentiegebied van 0,15 tot 30 MHz ( spanning aan de klemmen )

De grenswaarden van de stoorspanning , veroorzaakt in het frequentiegebied van 0,15 tot 30 MHz worden aangegeven in tabel I .

TABEL I

Frequentiegebied * Grenswaarden in het frequentiegebied van 0,15 tot 30 MHz *

* Huishoudelijke elektrische apparaten en soortgelijke apparatuur * Draagbaar gereedschap * Niet ingebouwde stuur - en regelinrichtingen *

* * Nominaal vermogen van de motor * *

* * tot en met 700 W * meer dan 700 W maar niet meer dan 1 000 W * meer dan 1 000 W maar niet meer dan 2 000 W * aan de voedingsaansluitklemmen * aan de belastingsaansluitklemmen *

( MHz ) * db ( mV ) mV * db ( mV ) mV * db ( mV ) mV * db ( mV ) mV * db ( mV ) mV * db ( mV ) mV *

0,15 - 0,5 * 66 2 * 66 2 * 70 3 * 76 6 * 66 2 * 80 10 *

0,5 - 5 * 60 1 * 60 1 * 64 1,5 * 70 3 * 60 1 * 74 5 *

5 - 30 * 66 2 * 66 2 * 70 3 * 76 6 * 66 2 * 80 10 *

Opmerking : De grenswaarden gelden voor het gehele frequentiegebied , maar in de praktijk kunnen de metingen plaatsvinden op de volgende voorkeursfrequenties : 0,16 , 0,24 , 0,55 , 1 , 1,4 , 2 , 3,5 , 6 , 10 en 22 MHz ; op alle frequenties is een tolerantie van min of meer 10 % toegestaan .

3.1.2 . Frequenties van 30 tot 300 MHz ( stoorvermogen )

De grenswaarden voor het stoorvermogen worden in de tabellen II en III aangegeven .

TABEL II

Frequentiegebied * Grenswaarden in het frequentiegebied van 30 tot 300 MHz *

* Huishoudelijke elektrische apparaten en soortgelijke apparatuur * Draagbaar gereedschap *

* * Nominaal vermogen van de motor *

* * tot en met 700 W * meer dan 700 W maar niet meer dan 1 000 W * meer dan 1 000 W maar niet meer dan 2 000 W *

( MHz ) * dB ( pW ) * dB ( pW ) * dB ( pW ) * dB ( pW ) *

30 - 300 * 45 - 55 * 45 - 55 * 49 - 59 * 55 - 65 *

* lineair oplopend met de frequentie *

Opmerking : De grenswaarden gelden voor het gehele frequentiegebied , maar in de praktijk kunnen de metingen op zes voorkeursfrequenties plaatsvinden , waarvoor de grenswaarden in tabel III zijn vermeld . Bij de keuze van elke meetfrequentie is een tolerantie van min of meer 5 MHz toegestaan .

TABEL III

Grenswaarden bij de voorkeursfrequenties

Frequenties MHz * Grenswaarden dB ( pW ) *

* Huishoudelijke elektrische apparaten en soortgelijke apparatuur * Nominaal vermogen der motoren van draagbaar gereedschap *

* * tot en met 700 W * meer dan 700 W maar niet meer dan 1 000 W * meer dan 1 000 W maar niet meer dan 2 000 W *

45 * 46 * 46 * 50 * 56 *

65 * 46 * 46 * 50 * 56 *

90 * 47 * 47 * 51 * 57 *

150 * 49 * 49 * 53 * 59 *

180 * 51 * 51 * 55 * 61 *

220 * 52 * 52 * 56 * 62 *

3.2 . Discontinue storingen

Ten aanzien van huishoudelijke elektrische apparaten , draagbaar gereedschap , voedingsinrichtingen van elektrische afrasteringen en soortgelijke apparatuur , die discontinue storingen in de zin van punt 2.2 veroorzaken , dienen de grenswaarden overeenkomstig de in de punten 3.2.1 tot en met 3.2.6 vervatte voorschriften te worden bepaald . De grenswaarden voor bepaalde apparaten bij gebruik onder de gespecificeerde omstandigheden worden in bijlage 1 samengevat . De toelaatbare grenswaarden voor de niet in bijlage 1 vermelde apparaten dienen overeenkomstig de in deze punten aangegeven methoden te worden berekend , waarbij de in bijlage 1 gegeven voorbeelden als leidraad dienen .

3.2.1 . Indien schakelverrichtingen meer dan twee klikken per waarnemingstijd van twee seconden , of andere storingen dan klikken veroorzaken , dienen voor de door deze verrichtingen veroorzaakte storingen , met uitzondering van die , veroorzaakt door de in punt 3.2.6.3 omschreven apparaten , de in punt 3.1 vermelde grenswaarden voor continue storingen te gelden .

Voorbeelden van discontinue storingen waarvoor de grenswaarden voor continue storingen moeten worden toegepast , worden in de figuren 2a , 2b en 2c gegeven .

3.2.2 . Indien zich per twee seconden niet meer dan twee getelde klikken voordoen , geldt voor installaties en apparaten van alle soorten , met uitzondering van die welke in punt 3.2.6 zijn opgesomd , de toelaatbare grenswaarde L q die is bepaald in punt 2.2.6 en omschreven in punt 3.2.3 . In de tabellen A 1 , B en C van bijlage 1 worden voorbeelden van formules gegeven .

3.2.3 . De toelaatbare grenswaarde L q die afhankelijk is van de grenswaarde L voor continue storingen , wordt voor toepassing bij getelde klikken bepaald met behulp van de onderstaande formules :

L q = ( L + 44 ) (*) voor N < 0,2

L q = ( L + 20 10 log 30/N ) (*) voor 0,2 < N < 30

L q = L (*) voor N > 30

(*) dB ( mV ) voor het frequentiegebied tussen 0,15 en 30 MHz ,

dB ( pW ) voor het frequentiegebied tussen 30 en 300 MHz .

De waarde van N wordt voor de frequentiegebieden 150 - 500 kHz , 0,5 - 30 MHz en 30 - 300 MHz respectievelijk bij 160 kHz , 550 kHz en 45 MHz bepaald .

3.2.4 . De metingen van radiostoringen veroorzaakt door schakelverrichtingen , vinden plaats op een beperkt aantal frequenties : 160 kHz , 550 kHz , 1,4 MHz , 10 MHz , 45 MHz , 90 MHz en 220 MHz . Voor de vier eerstgenoemde frequenties is een tolerantie van min of meer 10 % en voor de laatstgenoemde drie frequenties een tolerantie van min of meer 5 MHz toegestaan . Langdurige metingen mogen voorts tot de volgende drie frequenties worden beperkt : 160 kHz , 550 kHz en 45 MHz .

3.2.5 . De herhalingsfrequentie N van de klikken moet worden bepaald onder de in punt 6 omschreven bedrijfsvoorwaarden . Bij de meting van discontinue storingen dienen de apparaten derhalve onder deze voorwaarden in werking te zijn .

3.2.6 . Voor bepaalde apparaten , genoemd in de volgende punten dienen de in de punten 3.2.1 tot en met 3.2.5 vervatte grenswaarden en voorwaarden met de hieronder omschreven uitzonderingen te gelden .

3.2.6.1 . De bepalingen van deze richtlijn gelden niet voor de in een apparaat ingebouwde schakelaars met handbediening bestemd voor de in - of uitschakeling van het elektriciteitsnet of voor gebruik als programmaschakelaars ( bijvoorbeeld de schakelaar van een lamp of van een elektrische schrijfmachine , maar niet de aan-uitschakelaars van naaimachines en rekenmachines ) .

3.2.6.2 . Voor de in bijlage 1 , tabel B , genoemde apparaten en voor soortgelijke apparaten dient de grenswaarde in het frequentiegebied 0,15 - 0,20 MHz te worden bepaald aan de hand van de formule :

L q = 70 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) .

Voorts worden de in bijlage 1 , tabel B , met (**) aangegeven apparaten , voorzien van momentschakelaars ( dat wil zeggen met een duur van minder dan 10 ms voor elke schakelklik ) en een herhalingsfrequentie van 5 klikken of minder per minuut , ongeacht de amplitude van de klikken , in overeenstemming met de grenswaarde geacht .

3.2.6.3 . Voor apparaten waarvan de herhalingsfrequentie N van de klikken minder dan 5 bedraagt , dienen twee storingen die worden veroorzaakt door de werking van twee of meer achtereenvolgens geschakelde contacten , waarbij de duur van elke storing niet meer dan 200 ms bedraagt en geen van de twee storingen binnen de twee seconden wordt voorafgegaan of gevolgd door enige andere storing , als twee klikken te worden beoordeeld , zelfs indien het interval tussen de storingen minder dan 200 ms bedraagt .

Voor apparaten van deze soort , bijvoorbeeld voor koelkasten , zouden in het in figuur 2c gegeven voorbeeld , de klikken als twee afzonderlijke klikken en niet als een continue storing moeten worden beschouwd .

3.2.6.4 . Voor de in bijlage 1 , tabel D , opgenomen apparaten wordt de herhalingsfrequentie N van de klikken berekend met behulp van de formule N = n2 f/T , waarin n2 het aantal schakelverrichtingen is gedurende een waarnemingstijd T , uitgedrukt in minuten , en waarin f een factor is , vermeld in bijlage 1 , tabel D .

3.2.6.5 . De grenswaarden van de stoorspanningen voor de voedingsinrichtingen van elektrische afrasteringen gelden slechts voor frequenties tot 30 MHz .

4 . TOEPASSING VAN DE GRENSWAARDEN BIJ DE PROEVEN TER CONTROLE IN HOFVERRE IN SERIE VERVAARDIGDE APPARATEN VOLDOEN

4.1 . De metingen moeten worden uitgevoerd :

4.1.1 . hetzij aan een steekproef van het beschouwde type apparaten , met gebruikmaking van de in punt 4.3 beschreven statistische methode ;

4.1.2 . hetzij , gemakshalve , aan slechts één apparaat . De gemeten waarde dient dan ten minste 2 dB beneden de grenswaarde te liggen .

4.2 . Met name in het in punt 4.1.2 beschouwde geval dienen in een later stadium op regelmatige tijden controles op willekeurig uit de produktie gekozen apparaten plaats te vinden . Bij geschillen welke tot een verbod van verkoop kunnen leiden , mag dit verbod eerst in overweging worden genomen , nadat metingen zijn verricht volgens punt 4.1.1 .

4.3 . De overeenstemming wordt volgens onderstaande beproevingsmethode gecontroleerd .

De controle dient normaliter te geschieden aan een steekproef van ten minste vijf en ten hoogste twaalf apparaten van het betreffende type . Mocht men echter door bijzondere omstandigheden niet over vijf apparaten kunnen beschikken , dan kan worden volstaan met een aantal van vier of drie . De overeenstemming wordt beoordeeld aan de hand van de volgende formule :

x + k.S n < L , waarin

x = het rekenkundige gemiddelde van de stoorniveaus van de n apparaten van de steekproef .

S n = de standaardafwijking , gegeven door

S ( 2,n ) = 1/n - 1 S ( x - x)2

x = het stoorniveau van één apparaat

k = een factor , ontleend aan de tabellen voor de niet-centrale t-verdeling , welke met een waarschijnlijkheid van 80 % waarborgt dat ten minste 80 % van de apparaten de grenswaarde niet overschrijdt . De waarde van k is afhankelijk van n en volgt uit onderstaande tabel

L = de grenswaarde

De waarden van x , x , S n en L worden uitgedrukt in logaritmische eenheden ( dB ( mV ) of dB ( pW ) ) .

n * 3 * 4 * 5 * 6 * 7 * 8 * 9 * 10 * 11 * 12 *

k * 2,04 * 1,69 * 1,52 * 1,42 * 1,35 * 1,30 * 1,27 * 1,24 * 1,21 * 1,20 *

5 . MEETAPPARATUUR EN -METHODE

5.1 . Frequentiegebied van 0,15 tot 30 MHz

- Het meetapparaat moet voldoen aan publikatie nr . 1 van het CISPR ( 1972 ) getiteld " CISPR specificatie van de meetapparatuur voor frequenties tussen 0,15 en 30 MHz " ( 2e ed . ) .

- De meting heeft betrekking op stoorspanningen die door het apparaat worden opgewekt aan de klemmen van een kunstnet in V-schakeling met een impedantie van 150 Ohm overeenkomstig die zelfde publikatie .

5.1.1 . Bijzondere maatregelen voor stuur - en regelinrichtingen met halfgeleiders

Voor apparaten met ingebouwde stuur - en regelinrichting dient de meting overeenkomstig punt 5.1 te geschieden .

Voor apparaten zonder ingebouwde stuur - en regelinrichting dient de meetschakeling te worden aangesloten overeenkomstig figuur 3 , of bij een enkelpolige inrichting , overeenkomstig figuur 3 bis . De belasting dient de opgegeven nominale waarde te hebben en , tenzij door de fabrikant anders in aangegeven , uit gloeilampen te bestaan . De meting van de stoorspanningen aan de netaansluitklemmen dient overeenkomstig punt 5.1 te geschieden . De stoorspanningen aan de belastingsklemmen moeten gemeten worden met behulp van een meetsonde bestaande uit een condensator en een weerstand van ten minste 1 500 Ohm , in seric geschakeld met het meetapparaat . Rekening houdende met de impedantie van de meetsonde en de daardoor veroorzaakte spanningsdeling , worden de meetresultaten gecorrigeerd .

Bij elke meting moet de stuur - en regelinrichting per frequentie zodanig worden ingesteld dat het meetapparaat een maximale uitslag geeft .

5.1.2 . Voedingsinrichtingen van elektrische afrasteringen ( schrikdraad )

De meetopstelling dient met figur 4 overeen te komen , waarbij de afrastering wordt vervangen door een circuit , bestaande uit een weerstand van 300 Ohm , in serie met een condensator van 10 nF ( met een nominale doorslagspanning van 10 kV gelijkspanning ) .

De aardklem van het afrasteringscircuit moet worden verbonden aan de aardklem van het kunstnet in V-schakeling . Indien de klemmen van het afrasteringscircuit niet duidelijk zijn aangegeven , worden zij beurtelings geaard .

Elektrische afrasteringen die zowel met gelijkstroom als met wisselstroom kunnen worden gevoed , moeten worden gemeten met de beide typen voeding .

Indien de aansluiting van de stroombron geen vaste polariteit oplevert , moeten de beide polariteiten worden beproefd .

De stoorspanning moet aan de klemmen a , b en c van de in figuur 4 afgebeelde schakeling worden gemeten , in de normale stand van het apparaat onder een hoek van maximaal 15 * ten opzichte van de verticaal , terwijl de afregelorganen die zonder gereedschap bereikbaar zijn , zich in de stand dienen te bevinden die overeenkomt met het maximumstoorniveau .

5.2 . Frequentiegebied van 30 tot 300 MHz

De meetapparatuur moet voldoen aan de specificaties van publikaties nr . 2 van het CISPR ( 1961 ) : " CISPR specificatie van de meetapparatuur voor frequenties tussen 25 en 300 MHz " en wijziging nr . 1 ( 1969 ) daarop .

5.3 . Voor discontinue storingen dient het meetapparaat te voldoen aan de CISPR-aanbeveling nr . 41 ( 1970 ) getiteld " Automatische beoordeling van storingen veroorzaakt door schakelaars " .

Andere methoden kunnen worden toegestaan , mits zij met dezelfde graad van nauwkeurigheid tot dezelfde resultaten leiden .

5.4 . Bij de in punt 3.2.6.2 genoemde apparaten die voorzien zijn van momentschakelaars dient de duur bepaald te worden van de storing veroorzaakt door hun thermostaat . Deze duur kan op de volgende wijze worden gemeten . Het te meten apparaat wordt verbonden aan het CISPR-kunstnet in V-schakeling . Beschikt men over een CISPR-meetapparaat , dan wordt dit met het kunstnet verbonden , terwijl aan de middenfrequentieuitgang van het CISPR-meetapparaat een kathodestraaloscilloscoop wordt aangesloten . Beschikt men niet over een CISPR-meetapparaat , dan wordt de oscilloscoop rechtstreeks met het kunstnet verbonden . Det tijdbasis van de oscilloscoop kan worden gestart door de te meten storing ; de tijdbasis wordt op de stand 1-10 ms/cm geplaatst . De storing kan ofwel op het scherm van een remanentieoscilloscoop worden geregistreerd , ofwel worden gefotografeerd . Aldus kan de duur van de storing worden gemeten .

6 . BEDRIJFSVOORWAARDEN VOOR DE TE METEN APPARATEN

6.1 . Bedrijfsvoorwaarden en -duur , beoordeling van de resultaten

6.1.1 . Het apparaat moet werken onder de volgende voorwaarden :

6.1.1.1 . De belasting moet overeenkomen met die vermeld in de punten 6.2 en 6.3 , of ingeval het apparaten betreft die niet onder deze punten vallen , moet de belasting overeenkomen met de normale gebruiksomstandigheden vermeld in de aanwijzingen van de fabrikant .

6.1.1.2 . Bij apparaten waarop de normale bedrijfsduur staat aangegeven moetdeze overeenstemmen met deze aanduiding ; in alle andere gevallen is de bedrijfsduur onbeperkt ; aanbevolen wordt het apparaat in bedrijf te houden tijdens de metingen die worden verricht bij verschillende frequenties .

6.1.1.3 . Er wordt geen inlooptijd voorgeschreven ; alvorens de meting plaatsvindt moet het apparaat zo lang in bedrijf zijn geweest dat de bedrijfsomstandigheden representatief zijn voor die bij het normale gebruik van het apparaat . De fabrikant dient het inlopen te verzorgen .

6.1.1.4 . Het apparaat moet met de nominale spanning worden gevoed . Indien het stoorniveau sterk varieert met de voedingsspanning , wordt een meting verricht bij de frequenties waarvoor de meetresultaten het dichtst bij de grenswaarden liggen en bij voedingsspanningen die liggen tussen 0,9 en 1,1 maal de nominale spanning van het apparaat . Apparaten voor meer dan één nominale spanning moeten worden gemeten bij de nominale spanning waarbij de veroorzaakte storing maximaal is .

6.1.1.5 . De minimale waarnemingstijd , genoemd in punt 2.2.4 is voor apparaten met automatische uitschakeling gelijk aan de duur van het volledige programma , indien het 40 of meer getelde klikken veroorzaakt . Veroorzaakt het programma geen 40 getelde klikken , dan moet het zoveel malen volledig worden herhaald als nodig is om ten minste 40 getelde klikken te veroorzaken ; voor apparaten zonder automatische uitschakeling blijft deze tijdsduur beperkt tot 2 uur indien gedurende deze 2 uur geen 40 klikken zijn veroorzaakt . De tijd tussen het einde van het programma en het begin van het volgende programma mag niet in rekening worden gebracht bij de waarnemingstijd .

6.1.1.6 . Bij de bepaling van N ( maar niet bij de bepaling van het karakteristieke storingsniveau van het aantal klikken ) kan de waarnemingstijd T voor apparaten zonder geprogrammeerde besturing tot niet minder dan twee uur worden beperkt .

6.1.1.7 . Voor het bepalen van de herhalingsfrequentie N van de klikken bij apparaten met automatische uitschakeling en meerdere programma's , wordt het programma gekozen waarbij de waarde van N het hoogst is .

6.1.2 . Voor de interpretatie van de op het meetapparaat afgelezen waarden wordt als volgt te werk gegaan :

6.1.2.1 . De aanwijzingen van het meetapparaat worden eerst voor iedere meetfrequentie gedurende ten minste 15 s waargenomen ; de hoogste waarde is maatgevend .

6.1.2.2 . Indien de metingen in het frequentiegebied van 30 tot 300 MHz worden verricht , moeten zij als volgt worden uitgevoerd :

6.1.2.2.1 . De metingen vinden plaats in het gehele spectrum .

Opmerking :

het gehele spectrum wordt geacht te worden bestreken door metingen op de volgende voorkeursfrequenties : 45 , 65 , 90 , 150 , 180 , 220 MHz ;

hierbij is een tolerantie toegestaan van min of meer 5 MHz .

6.1.2.2.2 . De metingen worden herhaald op ten minste één frequentie in de nabijheid van elk van de volgende frequenties : 45 , 90 , 220 MHz .

6.1.2.2.3 . Indien de waargenomen verschillen tussen de volgens de punten 6.1.2.2.1 en 6.1.2.2.2 gemeten stoorniveaus voor de respectieve frequenties kleiner zijn dan of gelijk aan 2 dB wordt de in punt 6.1.2.2.1 verkregen kromme aangehouden . Indien deze verschillen meer dan 2 dB bedragen , wordt de meting over het gehele sprectrum herhaald en wordt voor elke frequentie de hoogste gemeten waarde aangehouden .

6.2 . Genormaliseerde belastingen bij apparaten met elektromotoren

6.2.1 . Elektrische huishoudelijke apparaten met motor en soortgelijke apparaten

6.2.1.1 . Stofzuigers : continu werkend , met maximale luchtverplaatsing , zonder hulpstukken , maar met stofzak .

6.2.1.2 . Vloerwrijvers : continu werkend , maar zonder mechanische belasting van de borstels .

6.2.1.3 . Naaimachines :

a ) Continue storing van de motor : de motor moet continu werken met neergelaten naaldvoet , maar zonder textiel . De regelaar moet in de stand van de maximale motorsnelheid staan .

b ) Storingen bij aanlopen en tot stilstand brengen : de motor moet in 5 seconden zijn maximale snelheid bereiken . Bij het tot stilstand brengen moet de regelaar snel in de nulstand worden gebracht . De herhalingsfrequentie N van de klikken wordt bepaald op grond van de veronderstelling dat de motor elke 15 seconden wordt ingeschakeld .

6.2.1.4 . Vruchtenpersen : zoals aangegeven in punt 6.2.1.7 .

6.2.1.5 . Klokken : continu werkend .

6.2.1.6 . Ventilatoren : continu werkend met maximale luchtverplaatsing : indien een verwarmingselement is ingebouwd moet het apparaat achtereenvolgens met en zonder verwarming worden beproefd .

6.2.1.7 . Mixers ( keukenmachines ) : onbelast te beproeven , met de snelheidsregelaar achtereenvolgens op halve en maximale snelheid .

6.2.1.8 . Vloeistofmixers : als aangegeven in punt 6.2.1.7 .

6.2.1.9 . Koelkasten : te beproeven bij continue werking met gesloten deur . De thermostaat moet in de middenstand worden geplaatst . De kast moet leeg zijn en mag niet worden verwarmd . De meting wordt verricht nadat de evenwichtstoestand is bereikt .

De herhalingsfrequentie N van de klikken wordt berekend op basis van de helft van het aantal schakelverrichtingen per uur .

6.2.1.10 . Wasmachines : beproeving met water maar zonder wasgoed . Indien de machine voorzien is van een thermostaat moet deze op de maximale temperatuur worden ingesteld : deze mag echter niet hoger zijn dan 90 * C . Het gekozen wasprogramma moet het programma zijn waarbij de herhalingsfrequentie N het hoogst is .

6.2.1.11 . Wascentrifuges : te beproeven bij continue werking in onbelaste toestand .

6.2.1.12 . Vaatwasmachines : zoals vermeld in punt 6.2.1.10 .

6.2.1.13 . Haardrogers : zoals vermeld in punt 6.2.1.6 .

6.2.1.14 . Scheerapparaten en tondeuses : te beproeven bij continue werking gedurende ten hoogste 10 minuten .

6.2.1.15 . Massagetoestellen : te beproeven bij continue werking in onbelaste toestand .

6.2.1.16 . Kantoormachines , verkoopautomaten en speelautomaten

6.2.1.16.1 . Schrijfmachines : continu werkend

6.2.1.16.2 . Tel - en rekenmachines , kasregisters :

a ) Storing door motoren : indien mogelijk moet de motor zo lang draaien dat op het meetapparaat een constante aanwijzing wordt verkregen , die niet mag worden beïnvloed door storingen , afkomstig van de schakelaars .

b ) Storing door de schakelaars : continu werkend met ten minste 30 inschakelingen per minuut . Indien dit aantal niet kan worden bereikt , moet het aantal gelijk zijn aan het hoogste in de praktijk haalbare aantal inschakelingen per minuut .

6.2.1.16.3 . Verkoopautomaten en speelautomaten : zie punt 6.1.1.7 .

6.2.1.17 . Projectoren

6.2.1.17.1 . Filmprojectoren : continu werkend te beproeven met een film en met ingeschakelde lamp .

6.2.1.17.2 . Diaprojectoren : continu werkend te beproeven met ingeschakelde lamp en zonder diapositief . De herhalingsfrequentie N van de klikken wordt bepaald bij vier beeldwisselingen per minuut , zonder diapositieven .

6.2.1.18 . Koffiemolens : werkend zonder bonen om te malen .

6.2.1.19 . Grasmaaimachines : te beproeven bij continu onbelast bedrijf .

6.2.1.20 . Melkmachines : continu werkend te beproeven zonder vacuuem .

6.2.2 . Draagbaar gereedschap met elektromotor

Bij draagbaar gereedschap met rillende of slingerende massa dienen de metingen , indien mogelijk , te worden verricht nadat deze massa is verwijderd of losgemaakt , tenzij anders vermeld .

6.2.2.1 . Boormachines : te beproeven bij continu onbelast bedrijf .

6.2.2.2 . Mechanische schroevendraaiers en slagschroevendraaiers : als vermeld in punt 6.2.2.1 .

6.2.2.3 . Slijpmachines , schuurmachines met schijf en polijstmachines : als vermeld in punt 6.2.2.1 .

6.2.2.4 . Overige schuurm a chines : als vermeld in punt 6.2.2.1 .

6.2.2.5 . Zagen en messen : als vermeld in punt 6.2.2.1 .

6.2.2.6 . Haners : als vermeld in punt 6.2.2.1 .

6.2.2.7 . Verfspuitpistolen : continu werkend met leeg reservoir en zonder hulpstukken .

6.2.2.8 . Scharen : als vermeld in punt 6.2.2.1 .

6.2.2.9 . Draadsnijgereedschap : als vermeld in punt 6.2.2.1 .

6.2.2.10 . Decoupeerzagen voor hout en soortgelijke materialen : als vermeld in punt 6.2.2.1 .

6.2.2.11 . Vloeistofroerders ( ingebouwde vibrator ) : continu werkend te beproeven , met de roerder , in het midden van een rond reservoir van staal , gevuld met water , waarbij het watervolume 50 maal dat van de roerde ( vibrator ) bedraagt .

6.2.2.12 . Slagboren : als vermeld in punt 6.2.2.1 .

6.2.2.13 . Schaven : als vermeld in punt 6.2.2.1 .

6.2.3 . Geluidsopname - en weergaveapparatuur

6.2.3.1 . Elektrische grammofoons : continu draaiend , zonder plaat .

6.2.3.2 . Magnetische geluidsrecorders : continu draaiend met magnetische drager .

6.2.3.3 . Geluidsfilmprojectoren : continu werkend met film en ingeschakelde lamp .

6.2.4 . Elektro-medische apparatuur met motor

Punt 6.2.4 wordt momenteel herzien met het oog op een aanpassing aan de ontwikkeling van de techniek .

6.2.4.1 . Tandartsooren en -freesboren :

a ) Storing van de motor : de motor moet continu werken met boorhouder , maar zonder materiaal te frezen . De snelheid moet op maximum worden ingesteld .

b ) Storing bij aanlopen en tot stilstand brengen : als vermeld in punt 6.2.1.3 .

6.2.4.2 . Zagen en operatiemessen : continu werkend te beproeven zonder belasting .

6.2.4.3 . Elektrocardiografen en soortgelijke registratieapparatuur : continu werkend met opnameband .

6.2.4.4 . Pompen : continu werkend met een vloeistof .

6.3 . Aanvullende voorwaarden voor elektrische huishoudelijke apparaten en soortgelijke apparatuur , zonder motor

Voor de meting moeten de apparaten het thermisch evenwicht hebben bereikt .

Indien de gespecificeerde relatieve inschakeltijd ( zie punt 2.3 ) niet kan worden bereikt , zal de hoogste bereikbare waarde worden toegepast .

6.3.1 . Keukenfornuizen , apparaten met één of meer kookplaten die geregeld worden door temperatuur of vermogen

te beproeven onder de gebruikelijke warmte-afgifte : een met water gevulde aluminium pan wordt op de kookplaat geplaatst en tot het kookpunt verwarmd . De herhalingsfrequentie N van de klikken wordt vastgesteld als zijnde de helft van het aantal schakelverrichtingen per minuut van de regelinrichting , wanneer deze is afgesteld op een relatieve inschakeltijd van 50 % .

6.3.2 . Keukenovens

te beproeven zonder de gebruikelijke warmte-afgifte , met gesloten deur . De herhalingsfrequentie N van de klikken moet worden bepaald bij een relatieve inschakeltijd van 50 % .

6.3.3 . Schotelverwarmers , verwarmingsplaten , verwarmde laden , verwarmde kasten

te beproeven zonder de gebruikelijke warmte-afgifte . De herhalingsfrequentie N van de klikken moet worden bepaald bij een relatieve inschakeltijd van 50 % .

6.3.4 . Stoomopwekkers voor indirecte verwarming van apparaten voor het hotelwezen , open bainmorie

te beproeven onder gebruikelijke warmte-afgifte en met normale hoeveelheid water . De herhalingsfrequentie N van de klikken moet worden bepaald bij een relatieve inschakeltijd van 50 % .

6.3.5 . Braadpannen , braadroosters , frituurpannen

te beproeven onder gebruikelijke warmte-afgifte . De hoogte van de olie boven het warmste punt van het verwarmende oppervlak moet bedragen

30 mm voor braadpannen ,

10 mm voor braadroosters ,

10 mm voor frituurpannen ( tenzij een minimum hoogte voor de olie is voorgeschreven ) .

De herhalingsfrequentie N van de klikken moet worden bepaald bij een relatieve inschakeltijd van 50 % .

6.3.6 . Wafelijzers , grills

te beproeven zonder de afgegeven warmte te benutten en met gesloten deur . De herhalingsfrequentie N van de klikken moet worden bepaald bij een relatieve inschakeltijd van 50 % .

6.3.7 . Kookpannen , kookketels , vaste waterketels , pannen , waterketels , percolators , melkverwarmers , zuigfleswarmers , lijmverwarmers , sterilisators , wasmachines

te beproeven onder de gebruikelijke warmte-afgifte , voor de helft met water gevuld en zonder deksel . Indien de temperatuur kan worden geregeld , wordt de herhalingsfrequentie N van de klikken bepaald bij een gemiddelde instelling .

6.3.8 . Absorptie-koelkasten : zoals vermeld in punt 6.2.1.9 .

6.3.9 . Strijkmachines ( tafelmachines , rotatiemachines , persen )

De herhalingsfrequentie N van de klikken die worden veroorzaakt door de thermostaten , moet worden bepaald zonder gebruikmaking van de afgegeven warnite ; daarbij is het verwarmde oppervlak geheel aangesloten en de thermostaat op een hoge temperatuur afgesteld . De herhalingsfrequentie N van de klikken veroorzaakt door het bedieningscontact van de eventuele hulpmotor moet worden bepaald onder zodanige omstandigheden dat bij de afgegeven warmte twee vochtige handdoeken ( ongeveer 1 m maal 0,5 m ) per minuut kunnen worden gestreken . Om de grenswaarde van het toelaatbare stoorniveau te bepalen , moet de som van beide herhalingsfrequenties N worden genomen .

6.3.10 . Strikijzers

te beproeven met de gebruikelijke warmte-afgifte met gebruikmaking van lucht - , olie - , of waterkoeling . De herhalingsfrequentie N van de klikken wordt gesteld op 0,66 maal het aantal schakelverrichtingen wanneer de thermostaat werkt bij een relatieve inschakeltijd van 50 % en op een hoge temperatuur is afgesteld .

6.3.11 . Apparaten voor ruimteverwarming ( ventilatorkachels , olieconvectors , en soortgelijke apparaten )

te beproeven bij de gebruikelijke warmte-afgifte . De herhalingsfrequentie N van de klikken moet worden bepaald bij een relatieve inschakeltijd van 50 % .

6.3.12 . Haardrogers : zoals 6.3.11 .

6.3.13 . Broodroosters

te beproeven bij de gebruikelijke warmte-afgifte met sneden brood , circa 24 uur oud , van ongeveer 10 cm maal 9 cm maal 1 cm ; elke cyclus omvat een werk - en rustperiode . De rustperiode moet 30 seconden duren . De herhalingsfrequentie N van de klikken moet worden bepaald bij een afstelling waarbij goudbruin geroosterd brood wordt verkregen .

6.3.14 . Geisers , warmwatertoestellen met accumulatie , warmwatertoestellen zonder accumulatie

te beproeven bij de gebruikelijke warmte-afgifte . De temperatuur van het ingaande water mag niet meer bedragen dan 35 * C . De herhalingsfrequentie N van de klikken moet worden bepaald bij een relatieve inschakeltijd van 50 % .

6.3.15 . Flexibele elektrische verwarmingsapparaten ( elektrisch verwarmde kussens , dekens en matrassen , alsmede bedwarmers )

uit te spreiden tussen twee soepele lagen ( bij voorbeeld warmte-isolerend materiaal ) , die minstens 10 cm over de rand van het verwarmende oppervlak uitsteken . De dikte en het warmtegeleidingsvermogen moeten zodanig worden gekozen dat de herhalingsfrequentie N van de klikken kan worden bepaald bij een relatieve inschakeltijd van 50 % .

6.3.16 . Thermostaten voor de regeling van elektrische apparaten voor ruimteverwarming of van elektrische warmwatertoestellen , olie - en gasbranders en soortelijke apparaten ( als vermeld in 6.3.11 )

Indien in de praktijk thermostaten kunnen worden aangesloten op een relais of automatische schakelaar , dienen bij alle metingen hun spoelen , met de hoogste in de praktijk gebruikte zelfindustrie , als belasting te zijn geschakeld . Om tot bevredigende meetresultaten te komen is het noodzakelijk dat de contacten een voldoende aantal malen met een geschikte belasting worden geschakeld om te verzekeren dat het stoorniveau representatief is voor normale bedrijfsomstandigheden .

Figuur 1 : Voorbeelden van discontinue storingen die als klikken worden beschouwd ( zie 2.2.1 )

Fig . 1a : zie P.b .

Een klik

Storing met een totale duur van niet meer dan 200 ms , bestaande uit een continue reeks impulsen

Fig . 1b : zie P.b .

Een klik

Afzonderlijke impulsen , elk met een duur van minder dan 200 ms , optredend met een interval van minder dan 200 ms , en met een totale duur van niet meer dan 200 ms .

Fig . 1c : zie P.b .

Twee klikken

Twee storingen , elk met een duur van niet meer dan 200 ms , met een interval van ten minste 200 ms .

Figuur 2 : Voorbeelden van discontinue storingen waarop de grenswaarden voor continue storingen van toepassing zijn ( zie 3.2.1 )

Fig . 2a : zie P.b .

Meer dan twee storingen , elk met een duur van minder dan 200 ms , met een interval van ten minste 200 ms , in een waarnemingstijd van 2 seconden .

Fig . 2b : zie P.b .

Afzonderlijke impulsen , elk met een duur van minder dan 200 ms , met een interval van minder dan 200 ms , en met een totale duur van meer dan 200 ms .

Fig . 2c : zie P.b .

Twee storingen , met een interval van minder dan 200 ms en met een totale duur van meer dan 200 ms .

Figuur 3 : Meetopstelling voor stuur - en regelinrichtingen ( zie punt 5.1.1 ) : zie P.b .

Figuur 3 bis : Meetopstelling voor enkelpolige stuur - en regelinrichtingen ( zie punt 5.1.1 ) : zie P.b .

Figuur 4 : Meetopstelling voor stoorspanningen die worden veroorzaakt door de voedingsinrichting van een elektrische afrastering ( zie punt 5.1.2 ) : zie P.b .

Bijlage 1

Grenswaarden van radiostoringen veroorzaakt door schakelverrichtingen van bepaalde apparaten waarop de formule 20 10Log 30/N van toepassing is

TABEL A 1

Type apparaat * Speciale voorwaarden * Frequentiegebied ( MHz ) * Grenswaarde *

Stoomketels * * * *

Kookpannen * * * *

Grills * * * *

Wafelijzers * * * *

Zuigflesverwarmers * geen * 0,15 - 0,5 * 66 + 20 10Log 30/N db ( mV ) *

* * 0,5 - 5,0 * 60 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 5,0 - 30 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 30 - 300 * ( 45-55 ) + 20 10Log 30/N dB ( pW ) *

Lijmverwarmers * geen * 0,15 - 0,5 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 0,5 - 5,0 * 60 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 5,0 - 30 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 30 - 300 * ( 45-55 ) + 20 10Log 30/N dB ( pW ) *

Strijkmachines ( rotatiemachines ) * geen * 0,15 - 0,5 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 0,5 - 5,0 * 60 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 5,0 - 30 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 30 - 300 * ( 45-55 ) + 20 10Log 30/N dB ( pW ) *

Verwarmingsventilatoren * geen * 0,15 - 0,5 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 0,5 - 5,0 * 60 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 5,0 - 30 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 30 - 300 * ( 45-55 ) + 20 10Log 30/N dB ( pW ) *

Olieconvectors en dergelijke * geen * 0,15 - 0,5 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 0,5 - 5,0 * 60 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 5,0 - 30 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 30 - 300 * ( 45-55 ) + 20 10Log 30/N dB ( pW ) *

* * * ( lineair oplopend ) *

Haardrogers * * * *

Warmwatertoestellen met of zonder accumulatie * * * *

Elektrisch verwarmde matrassen * * * De punten 3.2.1 tot en met 3.2.5 zijn van toepassing *

Elektrische afrasteringen * * * *

Wasmachines * * * *

Vaatwasmachines * * * *

TABEL A 2

Type apparaat * Speciale voorwaarden * Frequentiegebied ( MHz ) * Grenswaarde *

* Zoals voor tabel A 1 , maar de waarden van N worden afgeleid overeenkomstig punt 6.2 . * Zoals voor tabel A 1 , maar de waarden van N worden afgeleid overeenkomstig punt 6.2 . * Zoals voor tabel A 1 , maar de waarden van N worden afgeleid overeenkomstig punt 6.2 . *

* ( Zie ook tabel D ) * ( Zie ook tabel D ) * ( Zie ook tabel D ) *

Startschakelaars voor naaimachines * * * *

Startschakelaars voor tandartsboren * * * *

Strijkmachines , tafelmachines en vrijstaande machines * * * *

Strijkpersen * * * *

Snelheidsregelaars voor naaimachines * * * *

Snelheidsregelaars voor tandartsboren * * * *

Startschakelaars van telmachines * * * *

Startschakelaars van rekenmachines * * * *

Startschakelaars van kasregisters * * * *

Inrichtingen voor de beeldwisseling van diaprojectoren * * * *

TABEL B

Type apparaat * Speciale voorwaarden * Frequentiebereik ( MHz ) * Grenswaarde *

Kookplaten * * * *

Keukenovens * * * *

Frituurpannen * * * *

Apparaten voor ruimteverwarming * * * *

Verwarmingsventilator * * * *

Convectiekachels * geen * 0,15 - 0,2 * 70 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 0,2 - 0,5 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 0,5 - 5 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 5 - 30 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 30 - 300 * ( 45-55 ) + 20 10Log 30/N dB ( pW ) *

Koelkasten (*) * geen * 0,15 - 0,2 * 70 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 0,2 - 0,5 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 0,5 - 5 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 5 - 30 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 30 - 300 * ( 45-55 ) + 20 10Log 30/N dB ( pW ) *

Dompelaars * geen * 0,15 - 0,2 * 70 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 0,2 - 0,5 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 0,5 - 5 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 5 - 30 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 30 - 300 * ( 45-55 ) + 20 10Log 30/N dB ( pW ) *

Bains-marie * geen * 0,15 - 0,2 * 70 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 0,2 - 0,5 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 0,5 - 5 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 5 - 30 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 30 - 300 * ( 45-55 ) + 20 10Log 30/N dB ( pW ) *

Heetwatertoestellen * geen * 0,15 - 0,2 * 70 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 0,2 - 0,5 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 0,5 - 5 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 5 - 30 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 30 - 300 * ( 45-55 ) + 20 10Log 30/N dB ( pW ) *

Wafelijzers * geen * 0,15 - 0,2 * 70 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 0,2 - 0,5 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 0,5 - 5 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 5 - 30 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 30 - 300 * ( 45-55 ) + 20 10Log 30/N dB ( pW ) *

Waterketels * geen * 0,15 - 0,2 * 70 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 0,2 - 0,5 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 0,5 - 5 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 5 - 30 * 66 + 20 10Log 30/N dB ( mV ) *

* * 30 - 300 * ( 45-55 ) + 20 10Log 30/N dB ( pW ) *

* * * ( lineair oplopend ) *

Percolators * * * *

Melkverwarmers * * * *

Sterilisators * * * *

Elektrisch verwarmde kussens * * * *

Elektrisch verwarmde dekens * * * *

Elektrische beddewarmers * * * *

Afzonderlijke thermostaten voor de regeling van apparaten voor ruimteverwarming of van warmwatertoestellen en oliebranders * * * Punt 3.2.6.2 is van toepassing *

Strijkijzers (**) * * * *

Braadpannen (**) * * * *

Automatische broodroosters (**) * * * *

Keukenfornuizen met automatische kookplaten (**) * * * *

Kookpannen (**) * * * *

(*) Zie ook onderverdeling 3.2.6.3 .

(**) Geen grenswaarde voor de amplitude van het stoorniveau , indien is voldaan aan de volgende voorwaarden : tijdsduur van de klikken < 10 ms en herhalingsfrequentie * 5 klikken .

TABEL C

Type apparaat * Speciale voorwaarden * Frequentiegebied ( MHz ) * Grenswaarde *

Alle apparaten behalve die genoemd in tabel B , waarvoor de grenswaarde 114 dB ( mV ) bedraagt in het frequentiegebied tussen 0,15 en 0,2 MHz * Voor de waarden N < 0,2 * 0,15 - 0,5 * 110 dB ( mV ) *

* * 0,5 - 5,0 * 104 dB ( mV ) *

* * 5,0 - 30 * 110 dB ( mV ) *

* * 30 - 300 * 89 - 99 dB ( pV ) *

* * * ( lineair oplopend ) *

* * * zie punt 3.2.3 *

TABEL D

De herhalingsfrequentie N van de klikken volgt uit N = f . n2/T , waaring n2 het totaal is van de in - en uitschakelingen ( schakelverrichtingen ) gedurende de waarnemingstijd T , uitgedrukt in minuten .

Type apparaat * Factor f * Speciale voorwaarden : zie punten * Grenswaarde *

Keukenfornuizen * 0,5 * 6.3.1 * Zie de tabellen A 1 , A 2 , B en C *

Apparaten met een of meer kookplaten die door thermostaten of regelbare weerstanden worden geregeld * 0,5 * 6.3.1 * *

Koelkasten * 0,5 * 6.2.1.9 * *

Strijkijzers * 0,66 * 6.3.10 * *

Startschakelaars en snelheidsregelaars voor naaimachines * 1,0 * 6.2.1.3 * *

Tandartsboren * 1,0 * 6.2.4.1 * *

Startschakelaars voor telmachines * 1,0 * 6.2.1.16.2 * *

Rekenmachines * 1,0 * 6.2.1.16.2 * *

Kasregisters * 1,0 * 6.2.1.16.2 * *

Diaprojectoren * 1,0 * 6.2.1.17.2 * *

Bijlage 2

Voorbeelden van de methode van het hoogste kwartiel ter bepaling van de overeenstemming met de grenswaarden van het stoorniveau

( Zie punt 2.2.7 )

Meetrapport

Nummer van de klikken * niveau dB ( mV ) *

1 * 94 *

2 * 100 *

3 * 98 *

4 * 102 *

5 * 97 *

6 * 90 *

7 * 98 *

8 * 99 *

9 * 96 *

10 * 94 *

11 * 94 *

12 * 90 *

13 * 97 *

14 * 94 *

15 * 100 *

16 * 94 *

17 * 99 *

18 * 80 *

19 * 96 *

20 * 91 *

21 * 87 *

22 * 88 *

23 * 98 *

24 * 88 *

25 * 86 *

26 * 80 *

27 * 94 *

28 * 90 *

29 * 92 *

30 * 83 *

31 * 96 *

32 * 86 *

33 * 96 *

34 * 86 *

35 * 98 *

36 * 92 *

37 * 97 *

38 * 90 *

39 * 97 *

40 * 90 *

41 * 98 *

42 * 93 *

43 * 97 *

44 * 99 *

45 * 100 *

Voorbeeld 1 : Frituurpan ( het toestel voldoet niet aan de eisen )

Totale waarnemingstijd T = 35 minuten

Totaal aantal klikken n1 - 45

N = 45/35 = 1,3

20 10Log 30/N = 20 10Log 30/1,3 = 27,5 dB

Toelaarbaar stoorniveau bij 160 kHz : 70 + 27,5 = 97,5 dB ( mV )

De grenswaarde van 97,5 dB ( mV ) wordt in dit voorbeeld bij 12 klikken ( nrs . 2 , 3 , 4 , 7 , 8 , 15 , 17 , 23 , 35 , 41 , 44 en 45 ) overschreden .

Aangezien slechts 45/4 = 11 van zulke klikken toelaatbaar zijn , dient het apparaat te worden afgekeurd .

Voorbeeld II : Met olie gevuld verwarmingsapparaat ( het apparaat voldoet aan de eisen )

Totale waarnemingstijd T = 135 minuten

Totaal aantal klikken n1 = 45

N = 45/135 = 1/3

20 10Log 30/N = 20 10Log 90 = 39,2 dB

Toelaatbaar stoorniveau bij 160 kHz : 66 + 39,2 = 105,2 dB ( mV )

In dit voorbeeld wordt de grenswaarde van het stoorniveau van 105,2 dB ( mV ) geen enkele maal overschreden . Het apparaat wordt goedgekeurd .

Top