EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 31964L0429

Richtlijn 64/429/EEG van de Raad van 7 juli 1964 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden van de be- en verwerkende nijverheid behorende tot de klassen 23 tot en met 40 van de I.S.I.C. (Industrie en Ambacht)

OJ 117, 23.7.1964, p. 1880–1892 (DE, FR, IT, NL)
Danish special edition: Series I Volume 1963-1964 P. 146 - 151
English special edition: Series I Volume 1963-1964 P. 155 - 161
Greek special edition: Chapter 06 Volume 001 P. 45 - 51
Spanish special edition: Chapter 06 Volume 001 P. 50 - 56
Portuguese special edition: Chapter 06 Volume 001 P. 50 - 56
Special edition in Finnish: Chapter 06 Volume 001 P. 29 - 34
Special edition in Swedish: Chapter 06 Volume 001 P. 29 - 34

Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 30/07/1999; afgeschaft en vervangen door 31999L0042

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/1964/429/oj

31964L0429

Richtlijn 64/429/EEG van de Raad van 7 juli 1964 betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden van de be- en verwerkende nijverheid behorende tot de klassen 23 tot en met 40 van de I.S.I.C. (Industrie en Ambacht)

Publicatieblad Nr. 117 van 23/07/1964 blz. 1880 - 1892
Bijzondere uitgave in het Fins: Hoofdstuk 6 Deel 1 blz. 0029
Bijzondere uitgave in het Deens: Serie I Hoofdstuk 1963-1964 blz. 0146
Bijzondere uitgave in het Zweeds: Hoofdstuk 6 Deel 1 blz. 0029
Bijzondere uitgave in het Engels: Serie I Hoofdstuk 1963-1964 blz. 0155
Bijzondere uitgave in het Grieks: Hoofdstuk 06 Deel 1 blz. 0045
Bijzondere uitgave in het Spaans: Hoofdstuk 06 Deel 1 blz. 0050
Bijzondere uitgave in het Portugees: Hoofdstuk 06 Deel 1 blz. 0050


++++

( 1 ) PB no . 2 van 15 . 1 . 1962 , blz . 36/62 .

( 2 ) PB no . 2 van 15 . 1 . 1962 , blz . 32/62 .

( 3 ) PB no . 182 van 12 . 12 . 1963 , blz . 2895/63 .

( 4 ) Zie blz . 1890/64 van dit Publikatieblad .

RICHTLIJN VAN DE RAAD

van 7 juli 1964

betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden van de be - en verwerkende nijverheid behorende tot de klassen 23 tot en met 40 van de I.S.I.C .

( Industrie en Ambacht )

( 64/429/EEG )

DE RAAD VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap , inzonderheid op de artikelen 54 , leden 2 en 3 , en 63 , leden 2 en 3 ,

Gelet op het algemeen programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging ( 1 ) , inzonderheid op titel IV A ,

Gelet op het algemeen programma voor de opheffing van de beperkingen van het vrij verrichten van diensten ( 2 ) , inzonderheid op titel V C ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ( 3 ) ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ( 4 ) ,

Overwegende dat de algemene programma's voorschrijven dat elke op de nationaliteit gebaseerde discrimerende behandeling bij de vestiging en het verrichten van diensten voor de uitoefening van een groot aantal werkzaamheden van de producerende en van de be - en verwerkende nijverheid v}}r het einde van het tweede jaar van de tweede etappe dient te zijn opgeheven ; dat in dit opzicht , zoals uit de programma's blijkt , geen onderscheid wordt gemaakt tussen industriële en ambachtelijke bedrijven wat de datum der liberalisatie betreft ; dat het namelijk niet mogelijk is de liberalisatie voor ambachtelijke bedrijven op een later tijdstip te doen plaatsvinden , aangezien de juridische definities van het ambacht in de verschillende landen te sterk van elkaar afwijken en distorsies zouden kunnen ontstaan , indien voor bedrijven met dezelfde economische structuur op verschillende tijdstippen liberalisatie zou plaatsvinden ; dat bovendien coordinatie van de wettelijke bepalingen betreffende het ambacht omvangrijke voorbereidende werkzaamheden vereist , waardoor de verwezenlijking van de liberalisatie slechts zou worden vertraagd ; dat evenwel de opheffing van de beperkingen voor vreemdelingen vergezeld moet gaan van overgangsmaatregelen die bestemd zijn om de gevolgen van de verschillen tussen de nationale wetgevingen op te vangen en vervat zijn in een bijzondere richtlijn ;

Overwegende dat de vervaardiging van geneesmiddelen en farmaceutische produkten alsmede de bouw van bepaalde transportmiddelen niet onder deze richtlijn vallen ; dat deze werkzaamheden volgens de algemene programma's op een later tijdstip zullen worden geliberaliseerd ;

Overwegende dat deze richtlijn evenmin van toepassing is op het onderzoek van het gezichtsvermogen door opticiens ; dat gebleken is dat zich in verband met de in de Lid-Staten geldende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen ten aanzien van deze werkzaamheid bijzondere problemen voordoen met betrekking tot de bescherming van de volksgezondheid ; dat de uitsluiting van deze werkzaamheid geen afbreuk doet aan een coordinatie betreffende het werkterrein van de opticien ;

Overwegende dat sedert de aanvaarding van de algemene programma's een eigen systematische indeling van industriële werkzaamheden voor de E.E.G . is opgesteld onder de benaming " Systematische indeling der industrietakken in de Europese Gemeenschappen " ( N.I.C.E . ) ; dat deze indeling , waarin verwijzingen naar de nationale naamlijsten zijn opgenomen , met behoud van dezelfde decimale indeling beter aan de behoeften van de Lid-Staten van de Gemeenschap is aangepast dan de " International Standard Industrial Classification of all Economic Activities " ( I.S.I.C . ) ; dat derhalve de genoemde systematische indeling gevolgd moet worden voor de indeling van de te liberaliseren werkzaamheden , wanneer een richtlijn talrijke werkzaamheden betreft die nauwkeurig moeten worden omschreven om de tenuitvoerlegging van de richtlijn te vergemakkelijken , voor zover daardoor het in de algemene programma's vastgestelde tijdschema , dat voortvloeit uit de aanvaarding van de I.S.I.C.-indeling , niet wordt gewijzigd ; dat in het onderhavige geval het aanhouden van de N.I.C.E . niet zulk een gevolg kan hebben ;

Overwegende dat afzonderlijke richtlijnen , van toepassing op alle andere dan in loondienst verrichte werkzaamheden , zijn of zullen worden vastgesteld met betrekking tot de bepalingen voor de verplaatsing en het verblijf van de begunstigden , alsmede , voor zover nodig , richtlijnen voor de coordinatie van de waarborgen die de Lid-Staten eisen van vennootschappen ter bescherming van de belangen zowel van vennoten als van derden ;

Overwegende dat , overeenkomstig de bepalingen van het algemeen programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging , de beperkingen inzake de bevoegdheid zich aan te sluiten bij beroeps - en bedrijfsorganisaties moeten worden opgeheven , voor zover de werkzaamheden van de betrokkene de uitoefening van deze bevoegdheid medebrengen ;

Overwegende dat het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal geen bepalingen bevat met betrekking tot de liberalisatie van het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten ; dat de liberalisatie van de in deze richtlijn bedoelde werkzaamheden derhalve zonder uitzondering onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap valt ;

Overwegende dat , voor de toepassing van de bepalingen betreffende het recht van vestiging en het vrij verrichten van diensten , de gelijkstelling van vennootschappen met natuurlijke personen die onderdaan zijn van de Lid-Staten , alleen onderworpen is aan de in artikel 58 genoemde voorwaarden en eventueel aan de voorwaarde van een daadwerkelijk en duurzaam verband met de economie van een Lid-Staat , en dat derhalve geen enkele bijkomende voorwaarde _ met name geen enkele speciale vergunning _ die niet van de nationale vennootschappen wordt geëist voor het uitoefenen van een economische werkzaamheid , mag worden geëist om van deze bepalingen gebruik te kunnen maken ; dat deze gelijkstelling echter geen afbreuk doet aan de bevoegdheid der Lid-Staten om te eisen dat vennootschappen in hun land optreden onder de benaming , gebezigd in de wetgeving van de Lid-Staat , in overeenstemming waarmede zij zouden zijn opgericht , en dat zij op de door hen in de ontvangende Lid-Staat gebezigde handelspapieren het bedrag van het geplaatste kapitaal vermelden ;

Overwegende dat de regeling voor de werknemers in loondienst , die degene die de dienst verricht vergezellen of voor rekening van deze laatste handelen , valt onder de maatregelen die worden getroffen uit hoofde van de artikelen 48 en 49 van het Verdrag ;

Overwegende dat een daadwerkelijke liberalisatie van de in deze richtlijn bedoelde werkzaamheden de liberalisatie vereist van de verkoop van de produktie , ook de detailverkoop , zonder dat daarbij de mededingingsvoorwaarden worden verstoord in de sector van de detailhandel , waarvan de liberalisatie bij een latere richtlijn zal worden geregeld ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

De Lid-Staten heffen ten behoeve van de in titel I van de algemene programma's voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten genoemde natuurlijke personen en vennootschappen , hierna begunstigden genoemd , de onder titel III van die programma's bedoelde beperkingen op ten aanzien van de toegang tot en de uitoefening van de in artikel 2 genoemde werkzaamheden .

Artikel 2

1 . De bepalingen van deze richtlijn zijn van toepassing op anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden van de producerende en de be - en verwerkende nijverheid die vermeld zijn in bijlage I van het algemene programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging , klassen 23 tot en met 40 .

Deze werkzaamheden komen overeen met die welke zijn opgesomd in de klassen 23 tot en met 40 van de " Systematische indeling van de industrietakken in de Europese Gemeenschappen " ( N.I.C.E . ) die rekening houdt met de bijzondere kenmerken van de structuur der Europese verwerkende bedrijfstakken ; deze zijn in de bijlage bij deze richtlijn weergegeven .

2 . De bepalingen van deze richtlijn zijn ook van toepassing op de verkoopwerkzaamheden van fabrikanten die zelf hun produktie verkopen , hetzij in het groot , hetzij in detail . Wanneer echter de anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden , vallende onder de handel in de desbetreffende produkten , niet krachtens andere richtlijnen zijn geliberaliseerd , blijven deze werkzaamheden beperkt tot de verkoop in één enkele in het land van produktie gelegen vestiging .

Artikel 3

1 . In geen van de Lid-Staten is deze richtlijn , van toepassing op de werkzaamheden :

a ) in de chemische industrie , die betrekking hebben :

op de vervaardiging van geneesmiddelen en farmaceutische produkten ;

b ) in de transportmiddelenindustrie , die betrekking hebben :

_ op scheepsbouw en scheepsreparatie ,

_ op de bouw van spoorwegmaterieel ( wagons en onderdelen daarvan ) ,

_ op vliegtuigbouw ( met inbegrip van materieel voor de ruimtevaart ) .

2 . Deze richtlijn is niet van toepassing op het onderzoek van het gezichtsvermogen door opticiens met het oog op de vervaardiging van brilleglazen .

Artikel 4

1 . De Lid-Staten heffen de beperkingen op welke met name :

a ) de begunstigden verhinderen zich in het ontvangende land te vestigen of daar diensten te verrichten onder dezelfde voorwaarden en met gelijke rechten als de onderdanen van dat land ;

b ) voortvloeien uit een administratieve handelwijze die ten gevolge heeft dat op de begunstigden , in vergelijking tot de nationale onderdanen , een discriminerende behandeling wordt toegepast .

2 . Onder de op te heffen beperkingen komen in het bijzonder voor die , welk zijn vervat in de bepalingen die voor de begunstigden op de volgende wijze een verbod of beperking inhouden van de vestiging of het verrichten van diensten :

a ) in de Bondsrepubliek Duitsland :

_ door de verplichting in het bezit te zijn van een beroepskaart voor handelsreiziger ( " Reisegewerbekarte " ) voor het bezoeken van derden in het kader van de beroepswerkzaamheid van deze laatsten ; ( " Gewerbeordnung art . 55 d ; Verordnung van 30 november 1960 ) ;

_ door het eisen van een vergunning van buitenlandse rechtspersonen die op het grondgebied van de Bondsrepubliek beroepswerkzaamheden willen verrichten ( Gewerbeordnung art . 12 en Aktiengesetz art . 292 ) ;

b ) in België : door de verplichting in het bezit te zijn van een beroepskaart ( K.B . no . 62 , van 16 november 1939 , M.B . van 17 december 1945 , M.B . van 11 maart 1954 ) ;

c ) in Frankrijk :

_ door de verplichting in het bezit te zijn van een speciale vreemdelingenkaart ( Carte spéciale d'étranger ) ( Wetsbesluit van 12 november 1938 ; wet van 8 oktober 1940 ) ;

_ door de verplichting voor raffinaderijvennootschappen die houdster zijn van speciale vergunningen voor de invoer van ruwe aardolie , derivaten en residuen , dat de voorzitter van de raad van bestuur ( " Conseil d'administration " ) , de president-directeur ( " Président-directeur général " ) en de meerderheid van de leden van de raad van bestuur de Franse nationaliteit bezitten , en door de verplichting voor de vergunninghouder om voor het Franse personeel een aandeel te reserveren in de administratieve , technische en commerciële directie van haar onderneming ( artikel 16 van de Besluiten nos . 63-198 t / m 63-207 en artikel 17 van de Besluiten nos . 63-199 t / m 63-204 van 27 februari 1963 ) .

d ) in Italië : door de bijkomende verplichting voor vreemdelingen een consulair visum te bezitten om een speciale vergunning van de " questore " te verkrijgen voor bepaalde produkten ( verzameltekst van de wetten op de openbare veiligheid , artikel 127 , lid 5 ) ;

e ) in Luxemburg : door de beperkte duur van de aan buitenlanders verleende vergunning , bedoeld in artikel 21 van de Luxemburgse wet van 2 juni 1962 ( Mémorial A no . 31 van 19 juni 1962 ) .

Artikel 5

1 . De Lid-Staten zien erop toe dat de door deze richtlijn begunstigden het recht hebben zich aan te sluiten bij beroeps - en bedrijfsorganisaties onder dezelfde voorwaarden en met dezelfde rechten en verplichtingen als de eigen onderdanen .

2 . In geval van vestiging brengt het recht van aansluiting mede het recht binnen de beroeps - of bedrijfsorganisatie verkiesbaar of benoembaar te zijn in een bestuursfunctie . Deze bestuursfuncties kunnen echter aan de nationale onderdanen worden voorbehouden , wanneer de betrokken organisatie uit hoofde van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling deelneemt aan de uitoefening van het openbaar gezag .

3 . In het Groothertogdom Luxemburg houdt het lidmaatschap van de Kamer van Koophandel en van de Kamer van Ambachten voor de door deze richtlijn begunstigden niet het recht in deel te nemen aan de verkiezing van de bestuursorganen .

Artikel 6

De Lid-Staten verlenen aan diegenen van hun onderdanen , die zich voor het verrichten van een van de in artikel 2 omschreven werkzaamheden naar een andere Lid-Staat begeven , geen steun waardoor de voorwaarden voor vestiging kunnen worden vervalst .

Artikel 7

1 . Indien een ontvangende Lid-Staat van zijn onderdanen voor de toegang tot een van de in artikel 2 omschreven werkzaamheden een bewijs van betrouwbaarheid en het bewijs dat er voorheen geen faillissement heeft plaatsgehad , of slechts een van beide bewijzen eist , erkent deze Lid-Staat als voldoende bewijs voor de onderdanen der andere Lid-Staten het overleggen van een uittreksel uit het strafregister of , bij het ontbreken daarvan , een gelijkwaardig document , afgegeven door een bevoegde rechterlijke of overheidsinstantie van het land van oorsprong of herkomst , waaruit blijkt dat aan deze eisen is voldaan .

2 . Indien er voor het feit dat er geen faillissement heeft plaatsgehad geen document wordt afgegeven door het land van oorsprong of herkomst , kan dit worden vervangen door een door betrokkene onder ede afgelegde verklaring ten overstaan van een rechterlijke of overheidsinstantie , een notaris of een bevoegde beroeps - of bedrijfsorganisatie in het land van oorsprong of herkomst .

3 . De overeenkomstig de leden 1 en 2 afgegeven documenten mogen bij overlegging niet ouder zijn dan drie maanden .

4 . De Lid-Staten wijzen binnen de in artikel 8 gestelde termijn de instanties en organisaties aan , die voor de afgifte van bovenbedoelde documenten bevoegd zijn , en stellen de overige Lid-Staten en de Commissie daarvan onmiddellijk in kennis .

5 . Wanneer in de ontvangende Lid-Staat de financiële draagkracht moet worden bewezen , erkent deze Staat de door de banken van het land van oorsprong of herkomst afgegeven verklaringen als gelijkwaardig aan de op zijn eigen grondgebied afgegeven verklaringen .

Artikel 8

Binnen een termijn van zes maanden volgende op de kennisgeving van deze richtlijn treffen de Lid-Staten de nodige maatregelen voor het volgen van deze richtlijn en stellen de Commissie onmiddellijk in kennis van deze maatregelen .

Artikel 9

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

Gedaan te Brussel , 7 juli 1964 .

Voor de Raad

De Voorzitter

Kurt SCHMUECKER

BIJLAGE

Lijst van de in de richtlijn bedoelde beroepswerkzaamheden , gebaseerd op de " Systematische indeling van de industrietakken in de Europese Gemeenschappen " ( N.I.C.E . ) ( 1 )

Groep

Klasse 23 Textielnijverheid

232 Verwerking van textielstoffen op machines ter bewerking van wol

233 Verwerking van textielstoffen op machines ter bewerking van katoen

234 Verwerking van textielstoffen op machines ter bewerking van zijde

235 Verwerking van textielstoffen op machines ter bewerking van linnen en hennep

236 Verwerking van andere textielvezels ( jute en harde vezels ) , touwfabrieken

237 Tricot - en kousenindustrie

238 Textielveredeling

239 Overige textielnijverheid

Klasse 24 Vervaardiging van schoenen , kleding , beddegoed , matrassen e.d .

241 Schoenindustrie ( met uitzondering van rubber - en houten schoenen )

242 Schoenmakerijen en -reparatiebedrijven

243 Vervaardiging van kleding

244 Bedden - en matrassenmakerijen en dekenstikkerijen

245 Pelsbereiderijen en bontwerkerijen

Klasse 25 Verwerking van hout en kurk ( met uitzondering van de vervaardiging van houten meubelen )

251 Zagerijen , schaverijen

252 Fabrieken van houten halffabrikaten

253 Timmer - en parketvloerenfabrieken ( Seriefabricage )

254 Hout-emballagefabrieken

255 Vervaardiging van andere houtwaren ( behalve meubels )

259 Riet - , stro - , kurk - en borstelwarenfabrieken

Klasse 26 260 Meubelfabrieken en meubelmakersbedrijven ( geen rieten of stalen meubelen )

Klasse 27 Vervaardiging van papier en papierwaren

271 Houtslijp - en cellulosefabrieken ; papier - en kartonfabrieken

272 Papierwaren - en kartonnagefabrieken ( vervaardiging van artikelen uit papierstof , papier en karton )

Klasse 28 280 Grafische nijverheid , uitgeverijen

( 1 ) Deze lijst is , wat de Nederlandse taal betreft , opgesteld op basis van de " Systematische indeling der industrietakken in de Europese Gemeenschappen ( N.I.C.E . ) _ Speciale uitgave in de reeks " Statistieken van de industrie " van het Bureau voor de Statistiek der Europese Gemeenschappen , Brussel , juni 1963 " .

Groep

Klasse 29 Vervaardiging van leder en lederwaren

291 Leerlooierijen

292 Lederwarenfabrieken

ex Klasse 30 Rubberfabrieken , asbestfabrieken , kunststofverwerkende industrie , fabrieken van synthetische vezels , zetmeelfabrieken

301 Rubber - en asbestfabrieken

302 Kunststofverwerkende industrie

303 Kunstmatige en synthetische continugaren - en vezelfabrieken

ex Klasse 31 Chemische industrie

311 Chemische grondstoffenfabrieken , geïntegreerde fabrieken voor de vervaardiging en verwerking van chemische grondstoffen

312 Gespecialiseerde fabrieken voor de vervaardiging van chemische grondstoffen voor industriële of agrarische toepassing ( hieraan moet worden toegevoegd : de vervaardiging van industriële oliën en vetten van plantaardige of dierlijke oorsprong behorende bij groep 312 I.S.I.C . ( 1 ) )

313 Gespecialiseerde fabrieken van chemische verbruiksgoederen ( wordt hier uitgesloten : de vervaardiging van geneesmiddelen en farmaceutische produkten , ex groep 319 I.S.I.C . )

Klasse 32 320 Aardolie-industrie

Klasse 33 Verwerking van minerale produkten ( met uitzondering van metalen )

331 Baksteen - en dakpannenfabrieken e.d .

332 Glas - en glaswarenfabrieken

333 Aardewerkfabrieken , vuurvast-materiaalfabrieken

334 Cement - , kalk - en gipsfabrieken

335 Bouwelementen - en platenfabrieken e.d .

339 Bewerking van natuursteen en van overige niet-metalen mineralen

Klasse 34 Vervaardiging en eerste bewerking van ferro en non-ferro metalen

341 Ijzer - en staalindustrie ( volgens E.G.K.S.-Verdrag met inbegrip van cokesovens verbonden aan hoogovens )

342 Stalen-buizenfabrieken

343 Trekkerijen en koudwalserijen

344 Vervaardiging en bewerking van non-ferro metalen

345 Gieterijen ( ijzer , staal en non-ferro metalen )

Klasse 35 Vervaardiging van produkten uit metaal ( met uitzondering van machines en transportmiddelen )

351 Smederijen ( excl . kettingfabrieken , gereedschapfabrieken en ambachtelijke smeden ) , vervaardiging van zwaar pers - en stampwerk

352 Fabrieken van licht pers - en stampwerk , facondraaiwerk , sintermetaal , oppervlaktebewerking van metaal

( 1 ) Vervaardiging van margarine en van eetbare vetten maakt zowel volgens de systematische indeling ( groep 200 ) als volgens de I.S.I.C . ( deel van groep 209 ) deel uit van de voedingsmiddelennijverheid ( bijlage II van de algemene programma's ) .

Groep

353 Constructiewerkplaatsen ( vervaardiging en montage ter plaatse )

354 Ketel - en reservoirbouw

355 Gereedschappen - , ijzer - , staal - en andere metaalwarenfabrieken

359 Gereedschapslijperijen , dorpssmederijen en lasinrichtingen

Klasse 36 Machinebouw

361 Landbouwmachine - en traktorenfabrieken

362 Kantoormachinefabrieken

363 Metaalbewerkingsmachinefabrieken , vervaardiging van mechanische hand - en machinegereedschappen

364 Textielmachine - en onderdelenfabrieken , naaimachinefabrieken

365 Fabrieken van machines en apparaten voor de voedings - en genotmiddelenindustrie , de chemische en verwante industrieën

366 Fabrieken van machines en installaties voor de mijnbouw , de metallurgische industrie en de bouwnijverheid ; hijs - en hefwerktuigenfabrieken

367 Fabrieken van tandwielen , lagers en andere overbrengingsmechanismen

368 Overige fabrieken van machines voor bepaalde bedrijfstakken

369 Overige machinebouw

Klasse 37 Elektrotechnische industrie

371 Elektrische draad - en kabelfabrieken

372 Fabrieken van elektromotoren , -generatoren en -transformatoren en van schakel - en installatiemateriaal

373 Fabrieken van elektrische apparaten en toestellen voor industriële toepassing

374 Telecommunicatie - en signaalapparatenfabrieken ; fabrieken van elektrische meetinstrumenten en medische apparaten

375 Fabrieken van elektronische apparaten , van radio - en televisietoestellen en van elektro-akoestische apparaten

376 Fabrieken van huishoudelijke elektrische apparaten

377 Gloeilampen - , buizen - en verlichtingsartikelenfabrieken

378 Accumulatoren - en batterijfabrieken

379 Reparatie , montage en technische installatie van elektrotechnische produkten ( 1 )

ex Klasse 38 Transportmiddelenindustrie

383 Automobielbouw ; auto-onderdelenfabrieken

384 Auto - en ( motor - ) rijwielreparatiebedrijven

385 Rijwiel - en motorrijwielfabrieken ; fabrieken van rijwiel - en motorrijwielonderdelen

389 Overige transportmiddelenindustrie

( 1 ) De elektrotechnische installatie voor gebouwen is begrepen onder 403 .

Groep

Klasse 39 Fijnmechanische en optische industrie ; nijverheidsbedrijven niet elders genoemd

391 Fijnmechanische industrie

392 Medische en orthopedische artikelenfabrieken ( met uitzondering van fabrieken van orthopedisch schoeisel )

393 Optische artikelenfabrieken ; foto - en filmapparatenfabrieken

394 Klokken - en uurwerkfabrieken en -reparatiebedrijven

395 Goud - en zilversmederijen ; diamantnijverheid

396 Muziekinstrumentenfabrieken en -reparatiebedrijven

397 Speelgoed - en sportartikelenfabrieken

399 Overige nijverheidsbedrijven

Klasse 40 Bouwnijverheid

400 Algemene bouwnijverheid ( zonder bepaalde specialisatie ) , slopersbedrijven

401 Burgerlijke en utiliteitsbouw ( bouw van woningen en andere gebouwen )

402 Water - , spoor - en wegenbouw ; cultuurtechnische werken

403 Installatiebedrijven

404 Bouwbedrijven voor de afwerking van gebouwen

RAADPLEGING VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE

over de " ontwerp-richtlijn betreffende de werkzaamheden van de be - en verwerkende nijverheid "

A . VERZOEK OM ADVIES

Tijdens zijn 101e zitting van 8/10 mei 1963 heeft de Raad besloten , overeenkomstig de artikelen 54 , lid 2 , en 63 , lid 2 van het Verdrag , het Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over de ontwerp-richtlijn van de Commissie betreffende de verwezenlijking van de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor anders dan in loondienst verrichte werkzaamheden van de be - en verwerkende nijverheid behorende tot de klassen 23 t / m 40 van de I.S.I.C . ( Industrie en Ambacht ) .

Het verzoek om advies over deze tekst , welke hieronder is weergegeven , werd in een brief van 10 mei 1963 door de heer Eugène Schaus , Voorzitter van de Raad , gericht aan de heer E . Roche , Voorzitter van het Economisch en Sociaal Comité .

Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de wijze waarop de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten verwezenlijkt worden voor niet in loondienst verrichte beroepswerkzaamheden van de be - en verwerkende nijverheid behorende tot de klassen 23 t / m 40 van de I.S.I.C .

( Industrie en Ambacht )

DE RAAD VAN DE EUROPESE ECONOMISCHE GEMEENSCHAP ,

Gelet op het Verdrag , en met name op artikel 54 , lid 2 en 3 , en artikel 63 , lid 2 en 3 ,

Gelet op het algemene programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en met name op titel IV-A ,

Gelet op het algemene programma voor de opheffing van de beperkingen van het vrij verrichten van diensten en met name op titel V-C ,

Gezien het voorstel van de Commissie ,

Gezien het advies van het Economisch en Sociaal Comité ,

Gezien het advies van het Europese Parlement ,

Overwegende dat de algemene programma's de opheffing van een op de nationaliteit gebaseerd verschil in behandeling bij de vestiging en het vrij verrichten van diensten voor de beroepswerkzaamheden in een groot aantal bedrijven van de be - en verwerkende nijverheid voor het einde van het tweede jaar van de tweede etappe voorschrijven ; dat in dit opzicht , zoals uit de programma's blijkt , geen onderscheid wordt gemaakt tussen industriële en ambachtelijke bedrijven wat de datum der liberalisatie betreft ; dat het namelijk niet mogelijk is de liberalisatie voor ambachtelijke bedrijven op een later tijdstip te doen plaatsvinden , aangezien de juridische definities van het ambacht in de verschillende landen te sterk van elkaar afwijken en distorsies kunnen ontstaan , indien bedrijven met dezelfde economische structuur op verschillende tijdstippen geliberaliseerd worden ; dat anderzijds coordinatie van de wettelijke regelingen van het ambacht omvangrijke voorbereidende werkzaamheden vereist , waardoor de verwezenlijking van de liberalisatie slechts zou worden vertraagd ; dat evenwel de opheffing van de beperkingen voor vreemdelingen vergezeld moet gaan van overgangsmaatregelen ter verzachting van het effect van de nationale wettelijke regelingen en vastgesteld moet worden in een bijzondere richtlijn ;

Overwegende dat sedert de goedkeuring van de algemene programma's door de E.E.G . een eigen indeling van industriële werkzaamheden is opgesteld onder de benaming " systematische indeling der industrietakken in de Europese Gemeenschappen ( N.I.C.E . ) ; dat deze indeling , waarin verwijzingen naar de nationale naamlijsten zijn opgenomen , met behoud van dezelfde decimale indeling beter aan de behoeften van de Lid-Staten van de Gemeenschap is aangepast dan de " International Standard Industrial Classification of all Economic Activities " ( I.S.I.C . ) ; dat derhalve de genoemde Systematische indeling gevolgd moet worden voor de indeling van de te liberaliseren werkzaamheden wanneer een richtlijn talrijke werkzaamheden betreft die duidelijk moeten worden aangegeven om de tenuitvoerlegging van de richtlijn te vergemakkelijken , voor zover daardoor het in de algemene programma's vastgestelde tijdschema , dat voortvloeit uit de aanvaarding van de I.S.I.C.-indeling , niet in het gedrang wordt gebracht ; dat in het onderhavige geval het aanhouden van de N.I.C.E . niet tot een dergelijk gevolg kan leiden ;

Overwegende dat de liberalisatie van de in deze richtlijn bedoelde beroepswerkzaamheden wordt aangevuld door andere richtlijnen ; dat bijzondere maatregelen getroffen zijn om de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten voor handelsvertegenwoordigers , alsmede het vrij verrichten van diensten door bemiddeling van handelsvertegenwoordigers en bovendien voor de groothandel en voor het uitvoeren van openbare werken te verzekeren ;

Overwegende voorts dat bijzondere richtlijnen zullen worden vastgesteld , die op alle niet in loondienst verrichte werkzaamheden in het algemeen van toepassing zullen zijn betreffende de bepalingen inzake binnenkomst en verblijf van de begunstigden , alsmede voor zover nodig richtlijnen betreffende de coordinatie van de waarborgen die de Lid-Staten van vennootschappen eisen om de belangen van de vennoten en van derden te beschermen ;

Overwegende voorts dat bepaalde beperkingen van het verrichten van diensten op sub-gebieden ingevolge bijzondere richtlijnen worden opgeheven , zoals bijvoorbeeld het geval is voor de verplaatsing van gereedschappen , machines , apparaten en andere hulpmiddelen die bij het verrichten van de diensten worden gebruikt , voor de overmaking van de voor de verrichting van de dienst nodige financiële middelen en voor de betaling van de dienstverrichtingen , wanneer het dienstenverkeer slechts belemmerd wordt door de beperkingen van de daarmee verband houdende betalingen ;

Overwegende dat het vrij verrichten van diensten door zelfstandigen van de genoemde bedrijfstakken , wanneer daarmee een verplaatsing naar het land van ontvangst verbonden is , de opheffing vereist van alle belemmeringen zowel ten behoeve van degene die de dienst verricht als ten behoeve van diens werknemers die hem vergezellen of voor zijn rekening werkzaam zijn ; dat deze werknemers althans indien zij slechts tijdelijk verblijven in het land van degene te wiens behoeve de dienst wordt verricht , hun economische en juridische banden met het land van de werkgever behouden ; dat zij derhalve reeds thans van de verplichting om in het bezit van een werkvergunning te zijn vrijgesteld kunnen worden in de landen waar een zodanige verplichting voor de werknemers in loondienst nog vereist is ,

HEEFT DE VOLGENDE RICHTLIJN VASTGESTELD :

Artikel 1

De Lid-Staten heffen ten gunste van de in titel I van de algemene programma's voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten genoemde personen en vennootschappen _ hierna te noemen begunstigden _ alle in titel III van de algemene programma's genoemde beperkingen van de toegang tot en het uitoefenen van de in artikel 2 genoemde werkzaamheden op .

Artikel 2

1 . De bepalingen van deze richtlijn zijn van toepassing op de zelfstandige beroepswerkzaamheden van de be - en verwerkende nijverheid van de klassen 23 tot en met 40 , vervat in bijlage I van het algemene programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging .

Deze beroepswerkzaamheden komen overeen met die welke zijn opgesomd in de klassen 23 tot en met 40 van de Systematische indeling van de industrietakken in de Europese Gemeenschappen ( N.I.C.E . ) , die rekening houdt met de bijzonderheden van de structuur van de Europese verwerkende bedrijfstakken ; zij worden vermeld in de bijlage bij deze richtlijn . De Lid-Staten aanvaarden deze indeling voor de classificatie van de diverse werkzaamheden , tenzij deze in strijd is met het in het algemene programma vastgestelde tijdschema .

2 . De bedrijven zijn ingedeeld ongeacht de industriële of de ambachtelijke aard van de door hen verrichte werkzaamheden .

Artikel 3

1 . Overeenkomstig de algemene programma's is deze richtlijn niet van toepassing :

a ) in de chemische industrie ,

op de vervaardiging van geneesmiddelen en farmaceutische produkten ;

b ) in de transportmiddelenindustrie ,

_ op scheepsbouw en scheepsreparatie ,

_ op de bouw van spoorwegmaterieel ( wagons en onderdelen daarvan ) ,

_ op vliegtuigbouw ( met inbegrip van materieel voor de ruimtevaart ) .

2 . Deze richtlijn is niet van toepassing op het onderzoek van het gezichtsvermogen door opticiens met het oog op de vervaardiging van brilleglazen .

Artikel 4

1 . De Lid-Staten heffen met name de beperkingen op :

a ) welke de begunstigden beletten zich onder gelijke voorwaarden en met dezelfde rechten als ingezetenen in het ontvangende land te vestigen of aldaar diensten te verrichten ;

b ) welke op grond van administratieve praktijken voor de begunstigden een discriminatoire behandeling met zich brengen ten opzichte van ingezetenen .

2 . Tot deze beperkingen behoren met name de bepalingen die de vestiging of dienstverrichting van de begunstigde op de volgende wijze verbieden of beperken :

In de Bondsrepubliek Duitsland :

_ de verplichting een " Reisegewerbekarte " ( beroepskaart voor handelsreizigers ) te bezitten voor bezoek aan klanten in het kader van de beroepswerkzaamheden ( Gewerbeordnung , par . 55 d , zoals gewijzigd op 5 februari 1960 , BGBl . I , blz . 61 , rectificatie blz . 92 ; verordening van 30 november 1960 , BGBl . I , blz . 871 ) ;

_ de noodzaak van een speciale vergunning voor buitenlandse rechtspersonen die in de Bondsrepubliek beroepswerkzaamheden willen uitoefenen ( Gewerbeordnung par . 12 en Aktiengesetz par . 292 ) ;

In België : de verplichting een beroepskaart te bezitten ( K.B . van 16 november 1939 , Belgisch Staatsblad van 27 en 28 november 1939 ; Regentsbesluit van 17 december 1945 en MB van 17 december 1945 , Belgisch Staatsblad van 19 december 1945 ; MB van 11 maart 1954 , Belgisch Staatsblad van 2 , 3 en 4 mei 1954 ) ;

In Frankrijk : de verplichting een speciale vreemdelingenkaart te bezitten ( Wetsbesluit van 12 november 1938 , J.O . van 13 november ; wet van 8 oktober 1940 , J.O . van 13 november ) .

In Italië : de bijkomende verplichting voor vreemdelingen een consulair visum te bezitten om een speciale vergunning van de " questore " te verkrijgen voor bepaalde produkten ( verzameltekst van de wetten op de openbare veiligheid , artikel 127 , par . 2 , laatste zin ) .

Artikel 5

Indien een Lid-Staat de inschrijving bij een beroepsorganisatie voorschrift , of indien een dergelijke organisatie bij wettelijke of administratieve bepalingen is opgericht of geregeld , verzekert deze Lid-Staat de inschrijving van de onderdanen van de overige vijf Lid-Staten , die begunstigden zijn van het recht van vestiging .

Door deze inschrijving worden aan de betrokkenen dezelfde rechten toegekend als de ingezetenen door hun inschrijving verkrijgen .

Een Lid-Staat kan evenwel het recht van verkiesbaarheid voor leidende functies van deze organisatie aan zijn eigen onderdanen voorbehouden , indien krachtens zijn wetgeving , in deze functies aan de uitoefening van het openbare gezag wordt deelgenomen .

In het Groothertogdom Luxemburg geeft de hoedanigheid van lid van de Kamer van Koophandel en van de Kamer van Ambachten niet het recht deel te nemen aan de verkiezing van de administratieve organen daarvan .

Artikel 6

De Lid-Staten verlenen geen steun aan hun onderdanen , die zich voor het verrichten van de in artikel 2 genoemde werkzaamheden naar een andere Lid-Staat begeven , voor zover door deze steun de vestigingsvoorwaarden worden vervalst , onverminderd de toepassing van de artikelen 92 e.v . van het Verdrag .

Artikel 7

Indien in het ontvangende land van de eigen onderdanen voor de toegang tot een beroep een bewijs van betrouwbaarheid wordt geëist , erkent deze Lid-Staat als voldoende bewijs van de zijde der onderdanen der overige Lid-Staten een uittreksel uit het strafregister of een overeenkomstig document . Wanneer van de eigen onderdanen een bewijs van solvabiliteit wordt geëist , kan met overlegging van een dergelijk document door de door deze richtlijn begunstigde personen worden volstaan .

Deze documenten , afgegeven door de autoriteiten van het land van herkomst , worden erkend wanneer zij niet ouder zijn dan 3 maanden .

Artikel 8

1 . Iedere Lid-Staat ontheft de werknemers in loondienst , die hun vaste woonplaats hebben in een andere Lid-Staat en tijdelijk op zijn grondgebied in het kader van de in artikel 2 bedoelde beroepswerkzaamheden diensten verrichten , van de verplichting tot het bezitten van een werkvergunning , zowel wanneer zij hun door deze richtlijn begunstigde werkgever vergezellen als wanneer zij voor diens rekening werken . Hij heft voorts ook te hunnen behoeve voor de verrichting van de diensten de beperkingen op , welke voor hun werkgever krachtens deze richtlijn zijn afgeschaft .

2 . Voor de toepassing van lid 1 is de werkzaamheid van het personeel van tijdelijke aard , wanneer deze niet langer duurt dan drie maanden achtereen of 120 dagen per periode van 12 maanden .

Artikel 9

De Lid-Staten treffen v}}r 1 januari 1964 de nodige maatregelen ter voldoening aan de bepalingen van deze richtlijn en stellen de Commissie binnen een maand hiervan op de hoogte .

Artikel 10

Deze richtlijn is gericht tot de Lid-Staten .

B . ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE

Tijdens zijn 31e zitting op 24/25 september 1963 te Brussel heeft het Economisch en Sociaal Comité het volgende advies uitgebracht :

ADVIES VAN HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE

" Voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de wijze waarop de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten verwezenlijkt worden voor niet in loondienst verrichte beroepswerkzaamheden van de be - en verwerkende nijverheid behorende tot de klassen 23 t / m 40 van de I.S.I.C .

( Industrie en Ambacht ) "

HET ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITE ,

Gezien het verzoek om advies van de Raad van Ministers van de E.E.G . d.d . 10 mei 1963 inzake het " voorstel voor een richtlijn van de Raad betreffende de wijze waarop de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten verwezenlijkt worden voor niet in loondienst verrichte beroepswerkzaamheden van de be - en verwerkende nijverheid behorende tot de klassen 23 t / m 40 van de I.S.I.C . ( Industrie en Ambacht ) " ,

Gezien art . 54 , lid 2 en art . 63 , lid 2 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap ,

Gezien het advies van het Comité inzake het " algemeen programma voor de opheffing van de beperkingen van de vrijheid van vestiging " ( doc . CES 20/61 d.d . 2 februari 1961 ) ;

Gezien het advies van het Comité inzake het " algemeen programma voor de opheffing van de beperkingen van het vrij verrichten van diensten " ( doc . CES 19/61 d.d . 2 februari 1961 ) ,

Gezien art . 23 van het Reglement van Orde van het Economisch en Sociaal Comité ,

Gezien het haar door de rapporteur , de heer Wellmanns , voorgelegde rapport , en de in haar vergadering van 26 juni 1963 gehouden beraadslagingen ,

Gezien de beraadslagingen van het Economisch en Sociaal Comité op 25 september 1963 , tijdens zijn 31ste zitting ,

Overwegende dat de opheffing van de beperking van vrijheid van vestiging en van het vrij verrichten van diensten voor niet in loondienst verrichte beroepswerkzaamheden van de be - en verwerkende nijverheid behorende tot de klassen 23 t / m 40 van de I.S.I.C . alleen niet voldoende is voor de verwezenlijking van het vrije verkeer in de zin van artikel 52 t / m 66 van het Verdrag ;

Overwegende dat in de Lid-Staten op het gebied van het ambacht uiteenlopende toelatingsvoorschriften bestaan , die weliswaar geen discriminatie van vreemdelingen in de zin van artikel 52 en 63 inhouden , maar waarvan de toepassing voor vreemdelingen die een werkzaamheid uitoefenen grotere moeilijkheden kan medebrengen dan voor de onderdanen van de Lid-Staat ;

Overwegende dat de maatregelen uit hoofde van deze richtlijn ten slotte eveneens worden aangevuld door de bepalingen inzake kartels en monopolies ;

Overwegende dat het algemene in artikel 7 vermelde verbod eveneens van kracht is bij discriminatie van vreemdelingen krachtens contractuele of wettelijke bepalingen van het privaatrecht ;

Overwegende dat reeds voorgelegde richtlijnen voor het regelen van algemene vraagstukken de verwezenlijking van de onderhavige richtlijn zullen vergemakkelijken en dat een reeks problemen die in deze richtlijn voorkomen reeds bij een vroegere gelegenheid zijn behandeld ,

BRENGT VOLGEND ADVIES UIT :

Het voorstel voor een " richtlijn van de Raad betreffende de wijze waarop de vrijheid van vestiging en het vrij verrichten van diensten verwezenlijkt worden voor niet in loondienst verrichte beroepswerkzaamheden van de be - en verwerkende nijverheid behorende tot de klassen 23 t / m 40 van de I.S.I.C . ( Industrie en Ambacht ) " wordt goedgekeurd onder voorbehoud van navolgende opmerkingen , suggesties en wijzigingsvoorstellen :

1 . Het Comité hecht er grote waarde aan , dat de genoemde richtlijn gelijktijdig met de " richtlijn betreffende de opzet van de overgangsmaatregelen op het gebied van de zelfstandige werkzaamheden van de nijverheidsberoepen behorende tot de klassen 23-40 van de C.I.T.I . ( Industrie en Ambacht ) " wordt uitgevaardigd en dat in de afzonderlijke Lid-Staten de voor de toepassing van deze richtlijn noodzakelijke maatregelen zo spoedig mogelijk van kracht worden .

2 . Het verzoekt de Commissie de werkzaamheden voor de liberalisatie van de overheidsopdrachten en voor de coordinatie van de nationale bepalingen inzake de gunning hiervan zodanig te bespoedigen dat de in dit verband voorziene maatregelen welke voor de toepassing van de onderhavige richtlijn zijn voorzien effectief aanvullen .

3 . Het wijst erop dat het ontbreken van een afdoende regeling voor het waarborgen van wettige rechten voortvloeiend uit wettelijke verzekeringen , vooral op het gebied van het ambacht , het risico met zich brengt dat de in het land van herkomst verworven rechten verloren gaan , hetgeen een hinderpaal voor het vrije verkeer van zelfstandige ambachtslieden zou kunnen vormen .

Op dit gebied zou de Raad derhalve maatregelen dienen te treffen , respectievelijk multilaterale overeenkomsten dienen af te sluiten .

4 . Ten aanzien van het voorstel voor een richtlijn formuleert het Comité volgende suggesties , opmerkingen en wijzigingsvoorstellen :

Eerste overweging

De noodzaak van een gelijktijdige verwezenlijking van liberalisatiemaatregelen op het gebied van de industrie en het ambacht wordt erkend .

Tweede overweging

Het Comité gaat in beginsel met het overnemen van de N.I.C.E.-nomenclatuur voor de classificatie van de te liberaliseren werkzaamheden akkoord , doch is van menig dat deze nomenclatuur nog dient te worden aangevuld .

Artikel 1

Daar de richtlijn behalve natuurlijke personen tevens vennootschappen betreft , verzoekt de Afdeling de Commissie het opstellen van de richtlijn inzake de coordinatie der beschermende maatregelen voor de rechten van de vennootschappen zodanig te bespoedigen , dat de toepassing van onderhavige richtlijn hierdoor wordt vergemakkelijkt .

Verder verdient het aanbeveling de richtlijn voor de liberalisatie van de detailhandel zo snel mogelijk in te dienen , daar met de werkzaamheden van verwerkende industrieën dikwijls tevens werkzaamheden op het gebied van de detailhandel verbonden zijn .

Artikel 4

Om nog duidelijker tot uitdrukking te brengen dat de opsomming in artikel 4 , lid 2 , slechts bij wijze van voorbeeld is gegeven en geen aanspraak maakt op volledigheid , stelt men voor , het woord " hoofdzakelijk " te vervangen door " met name " ( in het Frans " notamment " ) .

Het wordt wenselijk geacht in art . 4 tevens de beperkingen op te nemen die eventueel bestaan ten opzichte van directieleden of van vennoten die vertegenwoordigingsbevoegdheid bezitten .

Artikel 5

Om een dubbelzinnige toepassing van de richtlijn in de Lid-Staten mogelijk te maken , wordt voorgesteld zo spoedig mogelijk de criteria vast te stellen voor de in artikel 55 van het Verdrag gebruikte uitdrukking " uitoefening van het openbaar gezag " .

Artikel 8

In verband met de in het voorstel voor een richtlijn weergegeven afbakening van het begrip " werkzaamheid van tijdelijke aard " wordt gewezen op het daarmee verband houdende vraagstuk van een doelmatige controle op de duur van het verblijf van het de werkgever begeleidende personeel . Om ontduiking van Verordening no . 15 te verhinderen wordt aanbevolen , een administratieve controle over de tijdsduur van de dienstverlening uit te oefenen , uit hoofde waarvan eventueel van de werkgever het zonder meer aanmelden van zijn begeleidend personeel bij de arbeidsinstelling van het land van ontvangst kan worden verlangd .

Tevens wordt gewezen op de vraagstukken inzake de concurrentie , het beleid met betrekking tot de arbeidsmarkt en de belasting , welke kunnen voortvloeien uit het feit dat het begeleidend personeel gedurende het verrichten van diensten in het land van ontvangst , zijn economische en juridische banden ( in het bijzonder met betrekking tot belasting , lonen , sociale lasten enz . ) met het land van zijn werkgever in stand dient te houden ( artikel 8 , lid 1 ) . Het lijkt derhalve noodzakelijk dat de Raad door overeenkomstige harmonisatiemaatregelen schadelijke gevolgen voorkomt , of dat de Lid-Staten de nodige multilaterale overeenkomsten afsluiten .

Artikel 9

Het Comité acht het onmogelijk de voor de toepassing van de richtlijn vereiste nationale maatregelen binnen de in artikel 9 voorgeschreven uitvoeringstermijn te treffen . Het stelt derhalve voor , de richtlijn binnen 6 maanden na haar bekendmaking in werking te doen treden .

Aldus besloten te Brussel op 25 september 1963 .

De Voorzitter van het

Economisch en Sociaal Comité

Emile ROCHE

Top