EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 21998A0202(01)

Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Letland, anderzijds - Protocol Nr. 1 beloeld in artikel 16, lid 2, waarin andere regelingen worden vastgelegd die voor textielproducten van toepassing zijn - Protocol Nr. 2 betreffende het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Letland van verwerkte landbouwproducten - Protocol Nr. 3 betreffende de definitie van "producten van oorsprong" en methoden van administratieve samenwerking - Protocol Nr. 4 inzake specifieke bepalingen betreffende de handel tussen Letland en Spanje en Portugal - Protocol Nr. 5 betreffende wederzijdse bijstand tussen administratieve autoriteiten in douanezaken - Slotakte - Gemeenschappelijke verklaringen - Eenzijdige verklaringen

OJ L 26, 2.2.1998, p. 3–255 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/agree_internation/1998/98(1)/oj

Related Council decision

21998A0202(01)

Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Letland, anderzijds - Protocol Nr. 1 beloeld in artikel 16, lid 2, waarin andere regelingen worden vastgelegd die voor textielproducten van toepassing zijn - Protocol Nr. 2 betreffende het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Letland van verwerkte landbouwproducten - Protocol Nr. 3 betreffende de definitie van "producten van oorsprong" en methoden van administratieve samenwerking - Protocol Nr. 4 inzake specifieke bepalingen betreffende de handel tussen Letland en Spanje en Portugal - Protocol Nr. 5 betreffende wederzijdse bijstand tussen administratieve autoriteiten in douanezaken - Slotakte - Gemeenschappelijke verklaringen - Eenzijdige verklaringen

Publicatieblad Nr. L 026 van 02/02/1998 blz. 0003 - 0255


EUROPA-OVEREENKOMST waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Letland, anderzijds

HET KONINKRIJK BELGIË,

HET KONINKRIJK DENEMARKEN,

DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

DE HELLEENSE REPUBLIEK,

HET KONINKRIJK SPANJE,

DE FRANSE REPUBLIEK,

IERLAND,

DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,

DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,

DE PORTUGESE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK FINLAND,

HET KONINKRIJK ZWEDEN,

HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,

Verdragsluitende Partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie,

hierna "de lidstaten" te noemen, en

de EUROPESE GEMEENSCHAP, de EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE en de EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR KOLEN EN STAAL,

hierna "de Gemeenschap" te noemen,

optredende in het kader van de Europese Unie,

enerzijds, en

DE REPUBLIEK LETLAND,

hierna "Letland" te noemen,

anderzijds,

HERINNERENDE AAN de historische banden tussen de Partijen en hun gemeenschappelijke waarden;

ERKENNENDE dat de Gemeenschap en Letland deze banden wensen te versterken en nauwe en duurzame betrekkingen op basis van wederkerigheid tot stand wensen te brengen, teneinde Letland in staat te stellen deel te nemen aan het proces van Europese integratie, aan de versterking en verdere ontwikkeling van de eerder, met name door middel van de Overeenkomst inzake handel en commerciële en economische samenwerking en de Overeenkomst betreffende vrijhandel en met handel verband houdende zaken, aangeknoopte betrekkingen;

OVERWEGENDE dat Partijen zich inzetten voor versterking van de politieke en economische vrijheden die de grondslag van deze Overeenkomst vormen en voor de verdere ontwikkeling van het nieuwe economische en politieke stelsel van Letland, dat - onder meer in overeenstemming met de in het kader van de Conferentie over veiligheid en samenwerking in Europa (CVSE) en de Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa (OVSE) gedane toezeggingen - de regels van de rechtsstaat en mensenrechten, inclusief de rechten van individuen die tot een minderheid behoren, een meerpartijenstelsel met vrije, democratische verkiezingen en liberalisering met het oog op een duurzame omschakeling naar een markteconomie eerbiedigt;

OVERWEGENDE dat Partijen beiden van mening zijn dat Letland aanzienlijke, geslaagde hervormingsinspanningen op politiek en economisch gebied heeft verricht en dat deze inspanningen zullen worden voortgezet;

Overwegende dat Partijen zich hebben verplicht tot de tenuitvoerlegging van de in het kader van de CVSE gedane toezeggingen, met name die uiteengezet in de Slotakte van Helsinki, de slotdocumenten van de vergaderingen van Madrid, Wenen en Kopenhagen, het Handvest van Parijs voor een nieuw Europa, de conclusies van de Conferentie van Bonn van de CVSE, het document van Helsinki van 1992 van de CVSE, het Europees Verdrag betreffende de Mensenrechten, het Europees Energiehandvest alsmede de Ministeriële Verklaring van de Conferentie van Luzern van 30 april 1993;

VERLANGENDE nauwere contacten tussen hun burgers alsmede de vrije uitwisseling van informatie en ideeën te stimuleren, zoals de Partijen in het kader van de CVSE en de OVSE zijn overeengekomen;

ZICH BEWUST ZIJNDE van het belang van deze Overeenkomst voor het tot stand brengen en versterken van een Europees stelsel van stabiliteit, gegrondvest op samenwerking, waarbij de Europese Unie een van de pijlers is;

ERKENNENDE dat de politieke en economische hervormingen in Letland met de hulp van de Gemeenschap dienen te worden voortgezet;

REKENING HOUDENDE met de wens van de Gemeenschap een bijdrage te leveren aan de tenuitvoerlegging van de hervormingen, en Letland te helpen het hoofd te bieden aan de economische en sociale gevolgen van de structurele aanpassing;

Erkennende dat de volledige tenuitvoerlegging van de Overeenkomst is gekoppeld aan de tenuitvoerlegging door Letland van een samenhangend programma van economische en politieke hervormingen;

ERKENNENDE dat verdere regionale samenwerking tussen de Baltische Staten een noodzaak is en dat deze samenwerking gepaard dient te gaan met nauwere integratie tussen de Europese Unie en de Baltische Staten, tussen de Baltische Staten onderling en tevens in breder regionaal verband;

OVERWEGENDE dat Partijen zich inzetten voor liberalisering van het handelsverkeer op basis van de beginselen van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel (GATT) en de Wereldhandelsorganisatie (WTO);

VERWACHTENDE dat deze Overeenkomst een nieuw klimaat zal scheppen voor hun onderlinge economische betrekkingen, en bovenal voor de ontwikkeling van de handel en aanverwante zaken en investeringen, die onontbeerlijk zijn voor economische herstructurering en technologische vernieuwing;

OVERWEGENDE dat bij de gezamenlijke verklaring van mei 1992 een politieke dialoog inzake aangelegenheden van gemeenschappelijk belang is ingesteld;

VERLANGENDE de regelmatige politieke dialoog te ontwikkelen en intensiveren in het multilaterale kader dat door de Europese Raad van Kopenhagen in juni 1993 tot stand is gebracht en versterkt door het besluit van de Raad van de Europese Unie van 7 maart 1994 en de conclusies van de Europese Raad van Essen in december 1994;

ERAAN HERINNERENDE dat Letland sinds mei 1994 geassocieerd lid is van de West-Europese Unie (WEU) en deelneemt aan het programma Partnerschap voor de Vrede van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO);

ERKENNENDE dat het Stabiliteitspact voor Europa kan bijdragen tot het bevorderen van stabiliteit en goed nabuurschap in het Balticum, en bevestigende dat zij vastbesloten zijn samen te werken aan het welslagen van dit initiatief;

REKENING HOUDENDE met de bereidheid van de Gemeenschap tot het instellen van instrumenten voor samenwerking en economische, technische en financiële bijstand op veelomvattende en meerjarige basis;

GELET op de economische en sociale verschillen tussen de Gemeenschap en Letland en daarbij erkennende dat de doeleinden van deze associatie dienen te worden verwezenlijkt door middel van passende bepalingen van de Overeenkomst;

VERLANGENDE culturele samenwerking tot stand te brengen en de uitwisseling van informatie te bevorderen;

WENSENDE een kader in te stellen voor samenwerking ter bestrijding van illegale activiteiten;

ERKENNENDE dat het lidmaatschap van de Gemeenschap het uiteindelijke doel van Letland is en dat associatie door middel van deze Overeenkomst, naar het oordeel van de Partijen, Letland zal helpen dit doel te verwezenlijken;

REKENING HOUDENDE met de strategie ter voorbereiding op de toetreding die door de Europese Raad van Essen van december 1994 is goedgekeurd, welke politiek ten uitvoer wordt gelegd door gestructureerde betrekkingen tussen de geassocieerde Staten en de Instellingen van de Europese Unie tot stand te brengen, welke het wederzijds vertrouwen bevorderen en een raamwerk bieden waarbinnen aangelegenheden van gemeenschappelijk belang kunnen worden behandeld,

ZIJN ALS VOLGT OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

1. Er wordt een associatie tot stand gebracht tussen de Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en Letland, anderzijds.

2. Deze associatie heeft ten doel:

- en passend kader tot stand te brengen voor de politieke dialoog tussen de Partijen met het oog op het onderhouden van nauwe politieke betrekkingen,

- geleidelijk een vrijhandelszone tussen de Gemeenschap en Letland tot stand te brengen die in essentie al het handelsverkeer tussen de Partijen omvat,

- uitbreiding van de handel en harmonieuze economische betrekkingen tussen de Partijen te bevorderen en aldus dynamische economische ontwikkeling en welvaart in Letland te stimuleren,

- de grondslag te leggen voor economische, financiële, culturele en sociale samenwerking, voor samenwerking bij het bestrijden van illegale activiteiten en voor de bijstand van de Gemeenschap aan Letland,

- steun te verlenen voor de inspanningen van Letland om zich economisch te ontwikkelen en de duurzame overschakeling naar een markteconomie te voltooien,

- een passend kader tot stand te brengen voor de geleidelijke integratie van Letland in de Europese Unie; Letland zal zich inzetten om aan de nodige voorwaarden terzake te voldoen,

- instellingen in het leven te roepen die ervoor kunnen zorgen dat de associatie doelmatig verloopt.

TITEL I ALGEMENE BEGINSELEN

Artikel 2

1. Eerbiediging van de democratische beginselen en de mensenrechten, als vastgelegd in de Slotakte van Helsinki en het Handvest van Parijs voor een nieuw Europa, alsmede de beginselen van de markteconomie vormen de grondslag van het binnen- en buitenlands beleid van de Partijen en zijn een wezenlijk onderdeel van deze Overeenkomst.

2. Partijen zijn van mening dat het voor de toekomstige welvaart en stabiliteit van de regio van essentieel belang is dat de Baltische Staten hun onderlinge samenwerking bestendigen en ontwikkelen en alles in het werk stellen om dit proces te versterken.

Artikel 3

1. De associatie houdt een overgangsperiode in waarnaar in specifieke artikelen hierna wordt verwezen en welke uiterlijk op 31 december 1999 eindigt.

2. De in artikel 110 bedoelde Associatieraad die er steeds rekening mee houdt dat de beginselen van de markteconomie van essentieel belang zijn voor deze associatie, onderzoekt regelmatig hoe de Overeenkomst wordt toegepast en hoe door Letland de economische hervormingen ten uitvoer worden gelegd op grond van de in de preambule bedoelde beginselen.

3. De in lid 1 bedoelde overgangsperiode is niet van toepassing op de titels II en III.

TITEL II POLITIEKE DIALOOG

Artikel 4

De politieke dialoog tussen de Europese Unie en Letland wordt ontwikkeld en geïntensiveerd. Deze dialoog begeleidt en consolideert het proces van toenadering tussen de Europese Unie en Letland, ondersteunt de politieke en economische veranderingen die in Letland plaatsvinden of reeds zijn gerealiseerd, en draagt bij tot het tot stand brengen van nauwe banden van solidariteit en nieuwe vormen van samenwerking tussen de Partijen. Met name dient de politieke dialoog het volgende te bevorderen:

- geleidelijke toenadering van Letland tot de Europese Unie;

- grotere convergentie van standpunten over internationale vraagstukken, met name over aangelegenheden die belangrijke gevolgen voor een van de Partijen kunnen hebben;

- betere samenwerking op gebieden waarop het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid van de Europese Unie van toepassing is;

- veiligheid en stabiliteit in Europa.

Artikel 5

De politieke dialoog vindt plaats binnen het multilaterale kader, en overeenkomstig de vormen en praktijken, zoals die met de geassocieerde landen in Midden-Europa zijn overeengekomen.

Artikel 6

1. Op ministerieel niveau vindt de bilaterale politieke dialoog plaats in het kader van de Associatieraad, die de algemene verantwoordelijkheid draagt voor alle aangelegenheden die de Partijen de Associatieraad voorleggen.

2. Andere procedures voor de politieke dialoog, met name de hierna volgende, worden met instemming van de Partijen ingesteld:

- waar nodig vergaderingen tussen hoge functionarissen (op het niveau van politieke directeuren) van enerzijds Letland en anderzijds het Voorzitterschap van de Raad van de Europese Unie en de Commissie;

- het optimaal gebruik maken van alle diplomatieke kanalen tussen de Partijen, met inbegrip van passende contacten in derde landen en binnen de Verenigde Naties, de OVSE en andere internationale fora;

- het opnemen van Letland in de groep van landen die regelmatig worden geïnformeerd over activiteiten die zijn behandeld in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, en het uitwisselen van informatie met het oog op het verwezenlijken van de in artikel 4 gestelde doeleinden;

- alle andere middelen die een nuttige bijdrage leveren tot het consolideren, ontwikkelen en intensiveren van deze dialoog.

Artikel 7

Op parlementair niveau vindt de politieke dialoog plaats in het kader van het Parlementair Comité van de associatie tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten en de Republiek Letland (hierna te noemen het "Parlementair Comité").

TITEL III VRIJ VERKEER VAN GOEDEREN

Artikel 8

1. De Gemeenschap en Letland brengen in de loop van een overgangsperiode van ten hoogste vier jaar, te beginnen bij de inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende vrijhandel en met handel verband houdende zaken op 1 januari 1995, overeenkomstig de bepalingen van deze Overeenkomst en in overeenstemming met de bepalingen van de GATT en de WTO, geleidelijk een vrijhandelszone tot stand.

2. In het handelsverkeer tussen Partijen worden de goederen ingedeeld volgens de op het geharmoniseerde systeem gebaseerde gecombineerde nomenclatuur.

3. Het basisrecht waarop de in deze Overeenkomst vastgestelde achtereenvolgende verlagingen worden toegepast, is voor elk product het recht dat in de bijlagen II tot en met IV en X is vastgesteld, dan wel het recht dat daadwerkelijk erga omnes wordt toegepast op 1 januari 1995, indien laatstgenoemd recht lager is.

4. Indien na 1 januari 1995 tariefverlagingen op erga omnes-grondslag worden toegepast, in het bijzonder verlagingen die voortvloeien uit de tariefovereenkomst die in het kader van de Uruguay-Ronde van de GATT is gesloten, komen deze verlaagde rechten vanaf de datum waarop de verlagingen toepassing vinden in de plaats van de in lid 3 bedoelde basisrechten.

5. De Gemeenschap en Letland delen elkaar hun respectieve basisrechten mede.

HOOFDSTUK I INDUSTRIEPRODUCTEN

Artikel 9

1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op de in de hoofdstukken 25 tot en met 97 van de gecombineerde nomenclatuur bedoelde producten van oorsprong uit de Gemeenschap en Letland, met uitzondering van de in bijlage I genoemde producten.

2. De bepalingen van de artikelen 10 tot en met 14 zijn niet van toepassing op de in artikel 16 genoemde producten.

3. De handel tussen de Partijen in onder het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie vallende producten geschiedt overeenkomstig de bepalingen van dat Verdrag.

Artikel 10

1. De douanerechten bij invoer die in de Gemeenschap van toepassing zijn op producten van oorsprong uit Letland, worden op 1 januari 1995 afgeschaft.

2. De kwantitatieve beperkingen bij invoer in de Gemeenschap en maatregelen van gelijke werking worden voor producten van oorsprong uit Letland op 1 januari 1995 opgeheven.

Artikel 11

1. De douanerechten bij invoer die in Letland van toepassing zijn op producten van oorsprong uit de Gemeenschap, met uitzondering van de in de bijlagen II en III vermelde rechten, worden op 1 januari 1995 afgeschaft.

2. De douanerechten bij invoer die in Letland van toepassing zijn op producten van oorsprong uit de Gemeenschap vermeld in bijlage II, worden geleidelijk verlaagd overeenkomstig het hiernavolgende tijdschema:

- op 1 januari 1996 wordt elk recht verlaagd tot 50 % van het basisrecht;

- op 1 januari 1997 worden de resterende rechten afgeschaft.

3. De douanerechten bij invoer die in Letland van toepassing zijn op de in bijlage III vermelde producten van oorsprong uit de Gemeenschap, worden geleidelijk verlaagd volgens het onderstaande tijdschema:

- op 1 januari 1997 wordt elk recht verlaagd tot 50 % van het basisrecht;

- op 1 januari 1998 worden de resterende rechten afgeschaft.

4. Kwantitatieve beperkingen bij invoer in Letland van producten van oorsprong uit de Gemeenschap en de maatregelen van gelijke werking worden op 1 januari 1995 opgeheven.

Artikel 12

De bepalingen betreffende de afschaffing van douanerechten bij invoer zijn eveneens van toepassing op de douanerechten van fiscale aard.

Artikel 13

De Gemeenschap en Letland schaffen op 1 januari 1995 in hun onderlinge handelsverkeer alle heffingen van gelijke werking als douanerechten bij invoer af.

Artikel 14

1. Douanerechten bij uitvoer en heffingen van gelijke rechten worden op 1 januari 1995 tussen de Gemeenschap en Letland afgeschaft met uitzondering van de in bijlage IV vermelde, die uiterlijk einde 1998 door Letland worden afgeschaft.

2. Kwantitatieve beperkingen bij uitvoer naar Letland en maatregelen van gelijke werking worden op 1 januari 1995 door de Gemeenschap opgeheven.

3. Kwantitatieve beperkingen bij uitvoer naar de Gemeenschap en maatregelen van gelijke werking worden op 1 januari 1995 door Letland opgeheven.

Artikel 15

Elke Partij verklaart zich bereid haar douanerechten in het handelsverkeer met de andere Partij in een sneller tempo te verlagen dan bepaald in de artikelen 10 en 11, indien haar algemene economische situatie en de situatie in de betrokken sector van de economie zulks toelaten.

De Associatieraad kan daartoe strekkende aanbevelingen doen.

Artikel 16

1. De in bijlage V bij deze Overeenkomst opgenomen textielproducten van oorsprong uit Letland komen onder de in die bijlage uiteengezette voorwaarden in aanmerking voor schorsing van douanerechten bij invoer in de Gemeenschap. De bijlage kan bij besluit van de Associatieraad overeenkomstig de in artikel 112 vermelde procedure worden gewijzigd.

2. Protocol nr. 1 omvat de overige regelingen die op de daarin genoemde textielproducten van toepassing zijn.

Artikel 17

1. De bepalingen van dit hoofdstuk vormen geen beletsel voor het door de Gemeenschap handhaven ten opzichte van producten van oorsprong uit Letland van een landbouwelement in de rechten die van toepassing zijn op de in bijlage VI genoemde producten.

2. De bepalingen van dit hoofdstuk vormen geen beletsel voor het door Letland invoeren ten opzichte van producten van oorsprong uit de Gemeenschap van een landbouwelement in de rechten die van toepassing zijn op de in bijlage VI genoemde producten.

HOOFDSTUK II LANDBOUW

Artikel 18

1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap en Letland.

2. Met "landbouwproducten" worden bedoeld de producten vermeld in de hoofdstukken 1 tot en met 24 van de gecombineerde nomenclatuur en de in bijlage I genoemde producten, met uitzondering van de visserijproducten zoals die in artikel 22, lid 2, worden omschreven.

Artikel 19

Protocol nr. 2 omvat de handelsregelingen voor de daarin vermelde verwerkte landbouwproducten.

Artikel 20

1. Met ingang van 1 januari 1995 zijn geen kwantitatieve beperkingen van toepassing op de invoer in de Gemeenschap van landbouwproducten van oorsprong uit Letland en evenmin op de invoer in Letland van landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap.

2. De Gemeenschap en Letland verlenen elkaar de in de bijlagen VII tot en met XI vermelde concessies overeenkomstig de in die bijlagen vastgestelde voorwaarden.

3. De in lid 2 bedoelde concessies kunnen in overleg tussen de Partijen binnen een periode die op 31 december 1997 afloopt op basis van de in lid 4 uiteengezette beginselen en procedures worden gewijzigd.

4. Rekening houdend met de omvang van hun onderlinge handelsverkeer in landbouwproducten, de bijzondere gevoeligheid van deze producten, de regels van het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de Gemeenschap en van het landbouwbeleid van Letland, het aandeel van de landbouw in de Letse economie, het productie- en exportpotentieel van de traditionele sectoren en markten van Letland, onderzoeken de Gemeenschap en Letland in de Associatieraad per product systematisch en op basis van wederkerigheid de mogelijkheden om elkaar verdere concessies te verlenen.

Artikel 21

Onverminderd andere bepalingen van deze Overeenkomst, in het bijzonder artikel 30, plegen beide Partijen, indien wegens de bijzondere gevoeligheid van de markten voor landbouwproducten, de invoer van producten van oorsprong uit de ene Partij, waarvoor overeenkomstig artikel 20 concessies zijn verleend, ernstige problemen veroorzaakt op de markt van de andere Partij, onverwijld overleg teneinde een passende oplossing te vinden. In afwachting van deze oplossing kan de betrokken Partij de maatregelen nemen die zij noodzakelijk acht.

HOOFDSTUK III VISSERIJ

Artikel 22

1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op visserijproducten van oorsprong uit de Gemeenschap en Letland.

2. Met visserijproducten worden bedoeld de in hoofdstuk 3 van de gecombineerde nomenclatuur genoemde producten en de onder de codes 0511 91 10, 0511 91 90, 1604, 1605, 1902 20 10 en 2301 20 00 van de gecombineerde nomenclatuur vallende groepen producten.

Artikel 23

1. De Gemeenschap en Letland verlenen elkaar de in de bijlagen XII en XIII vermelde concessies overeenkomstig de daarin vastgestelde voorwaarden.

2. De bepalingen van artikel 20, lid 4, en artikel 21 zijn van overeenkomstige toepassing op visserijproducten.

HOOFDSTUK IV GEMEENSCHAPPELIJKE BEPALINGEN

Artikel 24

Behoudens andersluidende bepalingen in deze titel of in de Protocollen nr. 1 en nr. 2 zijn de bepalingen van deze titel van toepassing op de handel in alle producten van oorsprong uit beide Partijen.

Artikel 25

1. In het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Letland worden met ingang van 1 januari 1995

- geen nieuwe douanerechten bij invoer of bij uitvoer of heffingen van gelijke werking ingesteld en worden de rechten of heffingen welke reeds van toepassing zijn niet verhoogd;

- geen nieuwe kwantitatieve beperkingen bij invoer of bij uitvoer of maatregelen van gelijke werking ingesteld en worden de bestaande beperkingen of maatregelen niet verscherpt.

2. Onverminderd de overeenkomstig artikel 20 gedane concessies vormen de bepalingen van lid 1 van dit artikel in geen enkel opzicht een beletsel voor de tenuitvoerlegging van het landbouw- en visserijbeleid van Letland en dat van de Gemeenschap, noch voor het nemen van enige maatregel in het kader van dit beleid.

Artikel 26

1. Beide Partijen onthouden zich van alle binnenlandse maatregelen of praktijken van fiscale aard, die rechtstreeks of onrechtstreeks discrimineren tussen de producten van de ene Partij en soortgelijke producten van oorsprong uit de andere Partij.

2. Voor producten die naar een der Partijen worden uitgevoerd mogen de terugbetaalde bedragen aan binnenlandse indirecte belastingen niet hoger zijn dan de bedragen van de op deze producten rustende directe of indirecte belastingen.

Artikel 27

1. Deze Overeenkomst vormt geen beletsel voor de handhaving of de oprichting van douane-unies, vrijhandelszones of regelingen voor grensverkeer, mits de in deze Overeenkomst neergelegde handelsregelingen daardoor niet worden gewijzigd.

2. De Partijen plegen in de Associatieraad overleg over overeenkomsten tot oprichting van douane-unies of vrijhandelszones en, desgewenst, over andere belangrijke onderwerpen in verband met hun handelspolitiek ten aanzien van derde landen. Dergelijk overleg vindt met name plaats bij de toetreding van een derde land tot de Gemeenschap, teneinde rekening te kunnen houden met de wederzijdse belangen van de Gemeenschap en Letland als omschreven in deze Overeenkomst.

Artikel 28

Het is Letland toegestaan uitzonderingsmaatregelen van beperkte duur in de vorm van verhoogde douanerechten te nemen die afwijken van het bepaalde in artikel 11 en in artikel 25, lid 1, eerste streepje.

Deze maatregelen mogen uitsluitend worden genomen ten behoeve van jonge industrieën of van bepaalde sectoren waarin herstructurering plaatsvindt of die met grote moeilijkheden te kampen hebben, vooral wanneer deze moeilijkheden ernstige sociale gevolgen hebben.

De douanerechten bij invoer die krachtens deze maatregelen door Letland worden toegepast ten aanzien van producten van oorsprong uit de Gemeenschap, mogen niet meer dan 25 % ad valorem bedragen en dienen een preferentie voor producten van oorsprong uit de Gemeenschap in te houden.

De totale waarde van de ingevoerde producten waarop dergelijke maatregelen van toepassing zijn, mag niet meer bedragen dan 15 % van de totale invoer van industrieproducten uit de Gemeenschap als omschreven in hoofdstuk I gedurende het laatste jaar waarvoor statistische gegevens beschikbaar zijn.

Deze maatregelen gelden voor een periode van ten hoogste drie jaar, tenzij de Associatieraad de toepassing ervan over een langere periode toestaat. Zij treden uiterlijk op 31 december 1998 buiten werking.

Deze maatregelen kunnen voor een bepaald product niet worden getroffen indien meer dan drie jaren zijn verstreken sedert de afschaffing voor dat product van alle rechten en kwantitatieve beperkingen of heffingen en maatregelen van gelijke werking.

Letland stelt de Associatieraad in kennis van alle buitengewone maatregelen die het voornemens is te treffen; op verzoek van de Gemeenschap vindt in de Associatieraad vooraf overleg plaats over deze maatregelen en de sectoren waarop zij betrekking hebben. Indien Letland dergelijke maatregelen neemt, is het gehouden de Associatieraad een tijdschema voor de afschaffing van de overeenkomstig dit artikel ingestelde douanerechten voor te leggen. Dit tijdschema dient te voorzien in de geleidelijke afschaffing van deze rechten in gelijke jaarlijkse percentages, beginnende uiterlijk twee jaar nadat zij werden ingesteld. De Associatieraad kan een ander tijdschema vaststellen.

Artikel 29

Indien een der Partijen constateert dat in het handelsverkeer met de andere Partij dumping in de zin van artikel VI van de GATT plaatsvindt, kan zij passende maatregelen nemen tegen deze praktijk op grond van de bepalingen van de Overeenkomst betreffende de toepassing van artikel VI van de GATT en haar nationale wettelijke regeling terzake, en volgens de voorwaarden en procedures van artikel 33.

Artikel 30

Indien de invoer van een product toeneemt tot hoeveelheden en plaatsvindt onder omstandigheden die:

- ernstige schade veroorzaken of dreigen te veroorzaken voor binnenlandse producenten van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten op het grondgebied van een der Partijen, of

- in enige sector van de economie aanleiding geven of kunnen geven tot moeilijkheden die ernstige gevolgen kunnen hebben voor de economische situatie in een bepaald gebied,

kan de Gemeenschap of Letland passende maatregelen nemen overeenkomstig de bepalingen en procedures van artikel 33.

Artikel 31

Wanneer de naleving van de artikelen 14 en 25:

i) ertoe leidt dat goederen wederuitgevoerd worden naar een derde land ten aanzien waarvan de exporterende Partij, voor het betrokken product, kwantitatieve uitvoerbeperkingen, uitvoerrechten of maatregelen van gelijke werking toepast, of

ii) ernstige tekorten aan producten die van wezenlijk belang zijn voor de exporterende Partij doet ontstaan of dreigt te doen ontstaan,

en de bovenbedoelde situaties aanleiding geven of vermoedelijk zullen geven tot ernstige moeilijkheden voor de exporterende Partij, kan deze Partij passende maatregelen nemen overeenkomstig de bepalingen en procedures van artikel 33. Deze maatregelen mogen geen discriminerend karakter hebben en dienen te worden ingetrokken zodra zij niet meer gerechtvaardigd zijn.

Artikel 32

De lidstaten van de Europese Unie (hierna de "lidstaten" te noemen) en Letland passen alle staatsmonopolies van commerciële aard geleidelijk aan, in dier voege dat uiterlijk eind 1998 tussen onderdanen van de lidstaten en van Letland geen discriminatie meer bestaat ten aanzien van de omstandigheden waaronder goederen worden verworven en op de markt gebracht. De Associatieraad wordt in kennis gesteld van de maatregelen welke te dien einde worden genomen.

Artikel 33

1. Indien de Gemeenschap of Letland de invoer van producten die tot de in artikel 30 bedoelde moeilijkheden aanleiding zouden kunnen geven, aan een administratieve procedure onderwerpt die ten doel heeft snel informatie te verschaffen over de ontwikkeling van de handelsstromen, stelt de betrokken Partij de andere Partij hiervan in kennis.

2. In de in de artikelen 29, 30 en 31 bedoelde gevallen verstrekt de Gemeenschap of Letland, naar gelang van het geval, vóór zij de in de genoemde artikelen bedoelde maatregelen nemen of, in de gevallen waarop lid 3, onder d), van toepassing is, zo spoedig mogelijk, de Associatieraad alle terzake dienende informatie teneinde een voor beide Partijen aanvaardbare oplossing te vinden.

Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de werking van de Overeenkomst het minst verstoren.

De vrijwaringsmaatregelen worden onverwijld ter kennis gebracht van de Associatieraad, die hiervoor periodiek overleg pleegt, met name met het oog op de vaststelling van een tijdschema voor de afschaffing ervan zodra de omstandigheden zulks toelaten.

3. Voor de toepassing van lid 2 geldt het hierna volgende:

a) de moeilijkheden welke voortvloeien uit de omstandigheden bedoeld in artikel 30 worden ter bespreking voorgelegd aan de Associatieraad, die alle noodzakelijke beslissingen kan nemen om een einde te maken aan deze moeilijkheden.

Indien de Associatieraad of uitvoerende Partij geen beslissing heeft genomen die een einde maakt aan de moeilijkheden of geen andere bevredigende oplossing wordt gevonden binnen 30 dagen nadat de kwestie aan de Associatieraad is voorgelegd, kan de invoerende Partij passende maatregelen nemen om het probleem op te lossen. Deze maatregelen mogen niet verder strekken dan hetgeen noodzakelijk is om een oplossing te vinden voor de gerezen moeilijkheden;

b) de Associatieraad wordt van de in artikel 29 bedoelde dumping in kennis gesteld zodra de autoriteiten van de invoerende Partij een onderzoek hebben geopend. Indien de dumping niet is beëindigd of geen andere bevredigende oplossing is gevonden binnen 30 dagen nadat de zaak aan de Associatieraad is voorgelegd, kan de invoerende Partij passende maatregelen nemen;

c) de moeilijkheden die voortvloeien uit de in artikel 31 bedoelde omstandigheden worden aan de Associatieraad voorgelegd.

De Associatieraad kan elke beslissing nemen die nodig is om een einde te maken aan de moeilijkheden. Indien de Associatieraad geen beslissing heeft genomen binnen 30 dagen nadat de zaak aan de Associatieraad is voorgelegd, kan de exporterende Partij passende maatregelen nemen ten aanzien van de uitvoer van het betrokken product;

d) wanneer uitzonderlijke omstandigheden die tot onmiddellijk optreden nopen voorafgaande kennisgeving of onderzoek, naar gelang van het geval, onmogelijk maken, kan de Gemeenschap of Letland, naar gelang van het geval, in de in de artikelen 29, 30 en 31 bedoelde omstandigheden, onverwijld de vrijwaringsmaatregelen toepassen die strikt noodzakelijk zijn om het probleem op te lossen.

Artikel 34

In Protocol nr. 3 zijn de regels van oorsprong voor de toepassing van de in deze Overeenkomst vastgestelde tariefpreferenties en de methoden van administratieve samenwerking vastgesteld.

Artikel 35

Deze Overeenkomst vormt geen beletsel voor verboden of beperkingen op de invoer, de uitvoer of de doorvoer van goederen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de bescherming van de openbare zedelijkheid, de openbare orde en veiligheid, de gezondheid en het leven van personen en dieren of het behoud van planten, de bescherming van het nationaal artistiek, historisch of archeologisch erfgoed of uit hoofde van de bescherming van de intellectuele, industriële of commerciële eigendom, noch voor voorschriften betreffende goud en zilver. Deze verboden of beperkingen mogen echter geen middel tot willekeurige discriminatie, noch een verkapte beperking van de handel tussen de Partijen bij de Overeenkomst vormen.

Artikel 36

Protocol nr. 4 bevat de specifieke bepalingen betreffende het handelsverkeer tussen Letland, enerzijds, en Spanje en Portugal, anderzijds; het is geldig tot en met 31 december 1995.

TITEL IV VERKEER VAN WERKNEMERS, VESTIGING, VERRICHTEN VAN DIENSTEN

HOOFDSTUK I VERKEER VAN WERKNEMERS

Artikel 37

1. Met inachtneming van de in elke lidstaat geldende voorwaarden en modaliteiten:

- is de behandeling van werknemers van Letse nationaliteit die legaal op het grondgebied van een lidstaat zijn tewerkgesteld vrij van elke vorm van discriminatie op grond van nationaliteit ten opzichte van de nationale onderdanen, wat betreft arbeidsvoorwaarden, beloning of ontslag;

- hebben de legaal op het grondgebied van een lidstaat verblijvende echtgenoot en kinderen van een legaal op het grondgebied van een lidstaat tewerkgestelde werknemer, met uitzondering van seizoenwerknemers en werknemers die onder bilaterale overeenkomsten in de zin van artikel 41 vallen, tenzij in dergelijke overeenkomsten anders is bepaald gedurende de periode van het toegestane tewerkstellingsverblijf van die werknemer toegang tot de arbeidsmarkt van die lidstaat.

2. Letland verleent, met inachtneming van de in dat land geldende voorwaarden en modaliteiten, aan werknemers die onderdaan zijn van een lidstaat en die legaal op zijn grondgebied zijn tewerkgesteld alsmede aan hun echtgenoot en kinderen die aldaar legaal verblijven de in lid 1 vermelde behandeling.

Artikel 38

1. Met het oog op de coördinatie van de sociale-zekerheidsregelingen voor legaal op het grondgebied van een lidstaat tewerkgestelde werknemers van Letse nationaliteit en hun aldaar legaal verblijvende gezinsleden, en met inachtneming van de in elke lidstaat geldende voorwaarden en modaliteiten,

- worden alle door dergelijke werknemers in de verschillende lidstaten vervulde perioden van verzekering, tewerkstelling of verblijf bijeengeteld voor ouderdoms-, invaliditeits- en overlijdenspensioenen en -renten, en voor de medische verzorging van genoemde werknemers en gezinsleden;

- kunnen alle pensioenen of renten uit hoofde van ouderdom, overlijden, een arbeidsongeval of een beroepsziekte dan wel wegens invaliditeit als gevolg daarvan, met uitzondering van uitkeringen waarvoor geen premie is betaald, vrij worden overgemaakt tegen de krachtens de wetgeving van de debiteuren-lidstaat of -lidstaten toegepaste koers;

- ontvangen bedoelde werknemers kinderbijslag voor hun in het voorgaande omschreven gezinsleden.

2. Letland kent aan legaal op zijn grondgebied tewerkgestelde werknemers die onderdaan van een lidstaat zijn en aan hun aldaar legaal verblijvende gezinsleden een soortgelijke behandeling toe als die welke in het tweede en derde streepje van lid 1 is bepaald.

Artikel 39

1. De Associatieraad stelt bij besluit de passende bepalingen vast ter uitvoering van de in artikel 38 vermelde doelstelling.

2. De Associatieraad stelt bij besluit gedetailleerde regels vast voor administratieve samenwerking, waarbij wordt voorzien in de nodige beheer- en controlegaranties voor de toepassing van de in lid 1 bedoelde bepalingen.

Artikel 40

De door de Associatieraad overeenkomstig artikel 39 vastgestelde bepalingen doen geen afbreuk aan eventuele rechten of verplichtingen voortvloeiende uit bilaterale overeenkomsten tussen Letland en de lidstaten, wanneer deze overeenkomsten in een gunstiger behandeling van onderdanen van Letland of onderdanen van de lidstaten voorzien.

Artikel 41

1. Rekening houdend met de situatie van de arbeidsmarkt in de betrokken lidstaat, zijn wetgeving en de regels die er gelden op het gebied van de mobiliteit van werknemers

- dienen de door de lidstaten in het kader van bilaterale overeenkomsten verleende tewerkstellingsmogelijkheden voor werknemers van Letse nationaliteit behouden te blijven en zo mogelijk te worden verbeterd;

- dienen de overige lidstaten de mogelijkheid van het sluiten van soortgelijke overeenkomsten te overwegen.

2. De Associatieraad onderzoekt de toekenning van andere verbeteringen, zoals bijvoorbeeld toegang tot beroepsopleiding, overeenkomstig de in de lidstaten geldende regels en procedures en met inachtneming van de situatie van de arbeidsmarkt in de lidstaten en de Gemeenschap.

Artikel 42

Na afloop van de overgangsperiode, of eerder indien de sociaal-economische situatie in Letland grotendeels in overeenstemming is gebracht met die in de lidstaten en indien de werkgelegenheidssituatie in de Gemeenschap zulks toelaat, onderzoekt de Associatieraad verdere mogelijkheden tot verbetering van het verkeer van werknemers. De Associatieraad doet hiertoe aanbevelingen.

Artikel 43

Teneinde de herschikking van de arbeidskrachten als gevolg van de economische herstructurering in Letland te vergemakkelijken, verleent de Gemeenschap technische bijstand voor de totstandbrenging van een passende socialezekerheidsregeling in Letland, zoals in artikel 92 van de Overeenkomst is uiteengezet.

HOOFDSTUK II VESTIGING

Artikel 44

1. Vanaf de inwerkingtreding van deze Overeenkomst verlenen de Gemeenschap en haar lidstaten, echter niet voor de sectoren die in bijlage XIV zijn vermeld,

i) voor de vestiging van Letse vennootschappen geen minder gunstige behandeling dan die welke de lidstaten aan de eigen vennootschappen verlenen, of aan vennootschappen van derde landen, indien deze gunstiger is;

ii) aan op hun grondgebied gevestigde dochterondernemingen en filialen van Letse vennootschappen, ten aanzien van de activiteiten daarvan, een niet minder gunstige behandeling dan door de lidstaten wordt verleend aan hun eigen vennootschappen en filialen daarvan of aan op hun grondgebied gevestigde dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit derde landen, indien deze behandeling gunstiger is.

2. Letland vergemakkelijkt het op zijn grondgebied opzetten van activiteiten door communautaire vennootschappen en onderdanen. Daartoe

i) verleent het vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst voor de vestiging van communautaire vennootschappen een niet minder gunstige behandeling dan die welke aan de eigen vennootschappen of aan vennootschappen uit derde landen wordt verleend, indien deze laatste gunstiger is, behalve voor de in bijlage XV bedoelde sectoren, ten aanzien waarvan nationale behandeling uiterlijk aan het einde van de in artikel 3 bedoelde overgangsperiode wordt toegekend;

ii) verleent het vanaf de inwerkingtreding van de Overeenkomst ten aanzien van de activiteiten van in Letland gevestigde filialen en dochterondernemingen van communautaire vennootschappen een niet minder gunstige behandeling dan die welke wordt verleend aan de eigen vennootschappen of aan op zijn grondgebied gevestigde dochterondernemingen en filialen van vennootschappen uit derde landen, indien deze behandeling gunstiger is.

3. Letland voert tijdens de in lid 2, onder i), bedoelde overgangsperiode geen nieuwe regelingen of maatregelen in die de vestiging en de exploitatie van communautaire vennootschappen en onderdanen op haar grondgebied discrimineren ten opzichte van de eigen vennootschappen en onderdanen.

4. De Associatieraad onderzoekt in de in lid 2, onder i), bedoelde overgangsperiode op gezette tijden of de verlening van nationale behandeling voor de in bijlage XV vermelde sectoren kan worden bespoedigd. Deze bijlage kan bij besluit van de Associatieraad worden gewijzigd.

Na het verstrijken van de in artikel 3 bedoelde overgangsperiode kan de Associatieraad bij uitzondering, op verzoek van Letland, en indien zulks noodzakelijk is, besluiten om de duur van de uitsluiting van bepaalde in bijlage XV vermelde gebieden of aangelegenheden voor een beperkte periode te verlengen.

5. De in de leden 1 en 2 bedoelde behandeling is ten aanzien van de vestiging en activiteiten van onderdanen van toepassing na het einde van de in artikel 3 bedoelde overgangsperiode.

Artikel 45

1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op het luchtvervoer, op de binnenwateren en op cabotage in het zeevervoer.

2. De Associatieraad kan aanbevelingen doen voor het verbeteren van de condities voor vestiging en activiteiten als bedoeld in lid 1.

Artikel 46

Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt verstaan onder:

a) "communautaire vennootschap" en "Letse vennootschap": een volgens het recht van respectievelijk een lidstaat of Letland opgerichte vennootschap die haar statutaire zetel, centrale administratie of belangrijkste handelsactiviteit op het grondgebied van respectievelijk de Gemeenschap of Letland heeft.

Indien een volgens het recht van respectievelijk de Gemeenschap of Letland opgerichte vennootschap uitsluitend haar statutaire zetel op het grondgebied van respectievelijk de Gemeenschap of Letland heeft, wordt deze vennootschap als een communautaire vennootschap of als een Letse vennootschap beschouwd indien uit haar transacties een werkelijke en permanente band met de economieën van respectievelijk de lidstaten of Letland naar voren treedt.

b) "dochteronderneming": een vennootschap waarover een andere vennootschap daadwerkelijk zeggenschap heeft.

c) "filiaal" van een vennootschap: een handelszaak zonder rechtspersoonlijkheid die kennelijk een permanent karakter bezit, zoals een agentschap van een moedermaatschappij, een eigen management heeft en over de nodige materiële voorzieningen beschikt om zaken te doen met derden, in dier voege dat laatstgenoemden, hoewel zij ervan op de hoogte zijn dat indien nodig er een rechtsverhouding zal bestaan met de moedermaatschappij waarvan het hoofdkantoor zich in het buitenland bevindt, geen rechtstreeks contact dienen te hebben met deze moedermaatschappij doch hun transacties kunnen afhandelen met de genoemde handelszaak die het vorengenoemde agentschap vormt.

d) "vestiging"

i) voor onderdanen: het recht op toegang tot en uitoefening van economische activiteiten anders dan in loondienst, alsmede het recht ondernemingen, met name vennootschappen, waarover zij de daadwerkelijke controle hebben, op te richten en te beheren. De toegang tot werkzaamheden anders dan in loondienst en de exploitatie van een handelsonderneming door onderdanen strekt zich niet uit tot het zoeken naar of het aannemen van werk op de arbeidsmarkt van een andere Partij en verleent geen recht op toegang tot de arbeidsmarkt van een andere Partij. Het bepaalde in dit hoofdstuk is niet van toepassing op hen die niet uitsluitend zelfstandig zijn;

ii) voor communautaire of Letse vennootschappen: het recht op toegang tot en uitoefening van economische activiteiten door middel van de oprichting van dochterondernemingen en filialen in respectievelijk Letland en de Gemeenschap.

e) "activiteiten": het verrichten van economische handelingen.

f) "economische handelingen": met name activiteiten met een industrieel of commercieel karakter of activiteiten van personen die een vrij beroep uitoefenen, alsmede activiteiten van ambachtslieden.

g) "communautaire onderdaan" en "Letse onderdaan": een natuurlijke persoon die een onderdaan is van respectievelijk een van de lidstaten of van Letland.

h) Wat het internationale vervoer over zee betreft, met inbegrip van het intermodale vervoer dat ten dele over zee plaatsvindt, zijn de bepalingen van de hoofdstukken II en III eveneens van toepassing op buiten de Gemeenschap of Letland gevestigde onderdanen van respectievelijk de lidstaten of Letland, en op buiten de Gemeenschap of Letland gevestigde scheepvaartondernemingen waarin onderdanen van respectievelijk een lidstaat of Letland een meerderheidsparticipatie hebben, indien hun vaartuigen respectievelijk in die lidstaat of in Letland geregistreerd zijn overeenkomstig de wettelijke voorschriften van respectievelijk die lidstaat of Letland.

Artikel 47

1. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 43 en uitgezonderd de in bijlage XVI beschreven financiële diensten kan elke Partij de vestiging en de activiteiten van vennootschappen en onderdanen op haar grondgebied regelen, voorzover deze regelingen vennootschappen en onderdanen van de andere Partij niet discrimineren ten opzichte van de eigen vennootschappen en onderdanen.

2. Ten aanzien van financiële diensten vormt geen andere bepaling van deze Overeenkomst voor een Partij een beletsel voor het nemen van maatregelen inzake bedrijfseconomisch toezicht, met name ter bescherming van investeerders, bewaargevers, polishouders of personen die een fiduciaire rechtsverhouding hebben met een financiële dienstverlener, of ter bescherming van de integriteit en de stabiliteit van het financiële systeem. Dergelijke maatregelen mogen door een Partij niet worden aangewend om zich aan de uit de Overeenkomst voortvloeiende verplichtingen te onttrekken.

3. Geen van de bepalingen van deze Overeenkomst wordt zodanig uitgelegd dat zij een Partij ertoe verplicht informatie betreffende de zakelijke transacties en de boekhouding van individuele personen of vertrouwelijke of geoctrooieerde informatie die in het bezit is van overheidsinstanties vrij te geven.

Artikel 48

1. Het bepaalde in de artikelen 44 en 47 vormt geen beletsel voor de toepassing door een Partij, met betrekking tot de vestiging en activiteiten op haar grondgebied van filialen van vennootschappen van een andere Partij die niet op het grondgebied van de eerste Partij zijn opgericht, van bijzondere regels die op grond van juridische of technische verschillen tussen bedoelde filialen en filialen van vennootschappen die op het grondgebied van de eerste Partij zijn opgericht, of, wat financiële diensten betreft, om beleidsredenen gerechtvaardigd zijn.

2. Het verschil in behandeling blijft beperkt tot hetgeen als gevolg van dergelijke juridische of technische verschillen strikt noodzakelijk is, of, wat financiële diensten betreft, tot hetgeen om beleidsredenen noodzakelijk is.

Artikel 49

1. Een op het grondgebied van Letland of de Gemeenschap gevestigde "communautaire vennootschap" respectievelijk "Letse vennootschap" heeft het recht, met inachtneming van de wetgeving van het gastland van vestiging, op het grondgebied van respectievelijk de Gemeenschap of Letland werknemers die onderdanen zijn van de lidstaten van de Gemeenschap of van Letland in dienst te nemen of deze door een van haar dochterondernemingen of filialen in dienst te laten nemen, mits dergelijke werknemers een sleutelpositie in de zin van lid 2 van dit artikel bekleden en zij uitsluitend door vennootschappen, dochterondernemingen of filialen tewerkgesteld worden.

De geldigheidsduur van de verblijfs- en werkvergunningen van deze werknemers is beperkt tot de periode waarin zij als zodanig werkzaam zijn.

2. Werknemers met een sleutelpositie die in dienst zijn van de vorengenoemde vennootschappen, hierna "organisaties" genoemd, zijn "binnen de onderneming overgeplaatste personen", als omschreven onder c) van dit lid, van de hierna volgende categorieën, met dien verstande dat de organisatie een rechtspersoon is en de betrokkenen gedurende ten minste het onmiddellijk aan de overplaatsing voorafgaande jaar in dienst waren van deze organisatie of daarin partners (doch geen aandeelhouders met een meerderheidsparticipatie) waren:

a) Leden van het hogere kader van een organisatie, die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor het management van de vestiging, onder het algemene toezicht en de leiding van met name de raad van bestuur of de aandeelhouders of daarmee gelijkgestelde personen; deze personeelsleden:

- geven leiding aan de vestiging of een afdeling of onderafdeling daarvan;

- houden toezicht op en controleren de werkzaamheden van andere toezichthoudende, gespecialiseerde of leidinggevende werknemers;

- zijn persoonlijk bevoegd werknemers in dienst te nemen en te ontslaan of de indienstneming of het ontslag van werknemers of andere maatregelen in het kader van het personeelsbeleid aan te bevelen.

b) Binnen een organisatie werkzame personen die beschikken over uitzonderlijke kennis die van wezenlijk belang is voor de dienstverlening van de vestiging, de onderzoekuitrusting, de technische werkzaamheden of het management. Afgezien van de voor het functioneren van de betrokken vestiging vereiste specifieke kennis, kan deze kennis bestaan in de bekwaamheid bepaalde werkzaamheden uit te voeren of een bepaald beroep uit te oefenen waarvoor specifieke technische vaardigheden vereist zijn, evenals, in voorkomend geval, het lidmaatschap van een erkende beroepsgroep.

c) Een "binnen de onderneming overgeplaatste persoon" is een natuurlijke persoon die voor een organisatie op het grondgebied van een Partij werkzaam is en die tijdelijk, voor het verrichten van economische handelingen, naar het gebied van de andere Partij wordt overgeplaatst; de betrokken organisatie dient haar belangrijkste handelsactiviteit op het grondgebied van een Partij te hebben en de overplaatsing dient te geschieden naar een vestiging (dochteronderneming, filiaal) van deze organisatie die op het grondgebied van de andere Partij daadwerkelijk soortgelijke economische handelingen verricht.

3. Toegang tot het grondgebied van de Gemeenschap of Letland van respectievelijk Letse en communautaire onderdanen, wordt verleend en tijdelijk verblijf is toegestaan voor vertegenwoordigers van vennootschappen die deel uitmaken van het hogere kader, als in lid 2, onder a), gedefinieerd, van een vennootschap, en die belast zijn met het opzetten van een dochteronderneming of filiaal in de Gemeenschap van een Letse vennootschap, dan wel een dochteronderneming of filiaal in Letland van een communautaire vennootschap, mits

- die vertegenwoordigers niet betrokken zijn bij de rechtstreekse verkoop of het verstrekken van diensten;

- de vennootschap haar belangrijkste handelsactiviteit buiten respectievelijk de Gemeenschap of Letland heeft, en geen andere vertegenwoordiger, kantoor, filiaal of dochteronderneming in respectievelijk de betrokken lidstaat van de Gemeenschap of Letland heeft.

Artikel 50

Teneinde het aanvangen en uitoefenen door communautaire onderdanen en Letse onderdanen van geregelde professionele activiteiten in respectievelijk Letland en de Gemeenschap te vereenvoudigen, onderzoekt de Associatieraad welke stappen dienen te worden ondernomen om te voorzien in wederzijdse erkenning van kwalificaties. Hij kan hiertoe alle noodzakelijke maatregelen nemen.

Artikel 51

Gedurende de in artikel 3 bedoelde overgangsperiode kan Letland ten aanzien van de vestiging van communautaire vennootschappen en onderdanen maatregelen invoeren die van de bepalingen van dit hoofdstuk afwijken, indien bepaalde industrieën:

- worden geherstructureerd, of

- in grote moeilijkheden verkeren, met name wanneer deze ernstige sociale problemen in Letland tot gevolg hebben of

- geconfronteerd worden met uitschakeling dan wel een forse daling van het totale marktaandeel van Letse vennootschappen of onderdanen in een bepaalde sector of bedrijfstak in Letland, of

- voor Letland nieuwe industrieën zijn.

Dergelijke maatregelen:

- vervallen uiterlijk bij het verstrijken van de in artikel 3 bedoelde overgangsperiode, en

- zijn redelijk en afgestemd op het oplossen van de situatie, en

- hebben slechts betrekking op na de inwerkingtreding van dergelijke maatregelen in Letland op te richten vestigingen en mogen geen discriminatie betekenen voor de activiteiten van ten tijde van de invoering van een bepaalde maatregel reeds in Letland gevestigde communautaire vennootschappen of onderdanen ten opzichte van Letse vennootschappen of onderdanen.

Bij het ontwerpen en toepassen van dergelijke maatregelen verleent Letland, wanneer zulks mogelijk is, een voorkeursbehandeling aan communautaire vennootschappen en onderdanen, en in geen geval een behandeling die minder gunstig is dan die welke aan vennootschappen of onderdanen uit een derde land wordt verleend.

Letland raadpleegt de Associatieraad vóór de invoering van deze maatregelen en legt deze niet eerder ten uitvoer dan nadat één maand is verstreken na de kennisgeving aan de Associatieraad van de concrete door Letland in te voeren maatregelen, tenzij de dreiging van onherstelbare schade het treffen van urgente maatregelen vereist, in welk geval Letland de Associatieraad onmiddellijk na de invoering hiervan raadpleegt.

Na het verstrijken van de in artikel 3 bedoelde overgangsperiode kan Letland dergelijke maatregelen slechts met toestemming van de Associatieraad en op de door de Associatieraad vastgestelde voorwaarden invoeren.

HOOFDSTUK III VERRICHTEN VAN DIENSTEN

Artikel 52

1. De Partijen verbinden zich ertoe overeenkomstig de hiernavolgende bepalingen de nodige stappen te ondernemen om geleidelijk het verrichten van diensten mogelijk te maken door communautaire respectievelijk Letse vennootschappen of onderdanen welke zijn gevestigd op het grondgebied van een andere Partij dan die van de persoon voor wie de diensten worden verricht.

2. Naarmate de in lid 1 bedoelde liberalisering tot stand komt en behoudens het bepaalde in artikel 56, staan de Partijen de tijdelijke verplaatsing toe van natuurlijke personen die de dienst verrichten of als werknemer voor de dienstverlener een sleutelpositie vervullen zoals omschreven in artikel 49, lid 2, met inbegrip van de natuurlijke personen die vertegenwoordigers zijn van een communautaire of Letse vennootschap of onderdaan en tijdelijk toegang wensen te krijgen voor onderhandelingen over de verkoop van diensten of voor het aangaan van overeenkomsten over de verkoop van diensten namens de dienstenverrichter, voorzover deze vertegenwoordigers niet zelf betrokken zijn bij de directe verkoop aan het publiek of bij de eigenlijke dienstverrichting.

3. Uiterlijk acht jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst neemt de Associatieraad de maatregelen die nodig zijn om geleidelijk uitvoering te geven aan lid 1 van dit artikel. Hierbij wordt rekening gehouden met de vorderingen die de Partijen maken bij de onderlinge aanpassing van hun wetgeving.

Artikel 53

1. De Partijen treffen geen maatregelen en ondernemen geen acties die de voorwaarden voor het verrichten van diensten door communautaire en Letse vennootschappen of onderdanen welke zijn gevestigd op het grondgebied van een andere Partij dan die van de persoon voor wie de diensten worden verricht duidelijk restrictiever maken ten opzichte van de situatie die bestond op de dag voorafgaande aan de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst.

2. Indien een Partij van mening is dat door de andere Partij sedert de ondertekening van de Overeenkomst genomen maatregelen leiden tot een situatie die ten aanzien van het verrichten van diensten duidelijk restrictiever is dan die welke op de datum van ondertekening van de Overeenkomst bestond, kan eerstgenoemde Partij de andere Partij om overleg verzoeken.

Artikel 54

1. Met betrekking tot het internationale zeevervoer verbinden de partijen zich tot het daadwerkelijk toepassen van het beginsel van onbeperkte toegang tot de markt en het vervoer op commerciële basis.

a) Bovenstaande bepaling doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen in het kader van de Gedragscode van de Verenigde Naties voor Lijnvaartconferences zoals deze door de ene of de andere Partij bij deze Overeenkomst wordt toegepast. De niet bij conferences aangesloten lijnvaartmaatschappijen kunnen vrij met een conference concurreren zolang zij zich aan het beginsel van eerlijke concurrentie op commerciële basis houden.

b) De partijen bevestigen dat zij de vrije concurrentie beschouwen als een fundamentele noodzaak voor het handelsverkeer in droge en vloeibare bulkgoederen.

2. De partijen verbinden zich ertoe bij de toepassing van de beginselen van lid 1:

a) vanaf de inwerkingtreding van deze Overeenkomst geen bepalingen inzake vrachtverdeling van bilaterale overeenkomsten tussen een lidstaat van de Gemeenschap en de voormalige Sovjet-Unie toe te passen;

b) geen vrachtverdelingsregelingen op te nemen in toekomstige bilaterale overeenkomsten met derde landen, behalve in die uitzonderlijke gevallen waarin de lijnvaartmaatschappijen van een van de Partijen bij deze Overeenkomst anders geen reële kans zouden krijgen om aan het handelsverkeer van en naar het betrokken derde land deel te nemen;

c) geen vrachtverdelingsregelingen toe te laten in toekomstige bilaterale overeenkomsten betreffende het handelsverkeer in droge en vloeibare bulkgoederen;

d) bij het in werking treden van deze Overeenkomst alle unilaterale maatregelen en administratieve, technische en andere belemmeringen op te heffen die restrictieve of discriminerende effecten zouden kunnen hebben op het vrij verrichten van diensten in het internationaal maritiem vervoer.

Elke partij verleent aan schepen die geëxploiteerd worden door onderdanen of vennootschappen van de andere partij met name geen minder gunstige behandeling dan die welke zij aan haar eigen schepen verleent, ten aanzien van de toegang tot de voor buitenlandse vaartuigen toegankelijke havens, het gebruik van de infrastructuur en van de maritieme hulpdiensten van die havens evenals de daarmee verband houdende vergoedingen en kosten, de douanefaciliteiten en de toewijzing van aanlegplaatsen en installaties voor het laden en lossen.

3. Het is communautaire vennootschappen en onderdanen die internationale maritieme vervoerdiensten verrichten toegestaan op het internationale zeevervoer aansluitende diensten te verrichten op de binnenwateren van Letland en vice versa.

4. De partijen komen overeen dat zij met het oog op de doorvoer over het grondgebied van elke Partij zo spoedig mogelijk, vóór het einde van 1999, een overeenkomst zullen sluiten inzake de intermodale doorvoer over elkaars grondgebied.

5. Met het oog op een gecoördineerde ontwikkeling en geleidelijke liberalisering van het vervoer tussen de partijen, in overeenstemming met hun respectieve commerciële behoeften, zullen de voorwaarden betreffende de wederzijdse toegang tot elkaars markten en het verrichten van vervoerdiensten in het overlandvervoer en indien van toepassing het luchtvervoer, worden vastgesteld in bijzondere vervoerovereenkomsten, waarover tussen de Partijen na het in werking treden van deze Overeenkomst zal worden onderhandeld.

6. De partijen nemen vóór het sluiten van de in lid 5 bedoelde overeenkomsten geen maatregelen welke een meer beperkende of discriminerende situatie tot gevolg hebben dan de situatie op de dag welke voorafgaat aan de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst.

7. Tijdens de overgangsperiode past Letland zijn wetgeving, met inbegrip van zijn administratieve, technische en andere voorschriften, geleidelijk aan de op dat ogenblik op het gebied van het luchtvervoer en het overlandvervoer bestaande communautaire wetgeving aan, voor-zover deze gericht is op de liberalisering en op de wederzijdse toegang tot de markten van de partijen, en het verkeer van reizigers en van goederen vergemakkelijkt.

8. De Associatieraad onderzoekt, in overeenstemming met de gezamenlijke vorderingen bij de verwezenlijking van de doelstellingen van dit hoofdstuk, hoe de voor het verbeteren van de vrijheid van dienstverrichting in het luchtvervoer en het overlandvervoer noodzakelijke voorwaarden tot stand kunnen worden gebracht.

HOOFDSTUK IV ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 55

1. De bepalingen van deze titel worden toegepast behoudens beperkingen die gerechtvaardigd zijn uit hoofde van de openbare orde, de openbare veiligheid en de volksgezondheid.

2. Zij zijn niet van toepassing op de werkzaamheden die op het grondgebied van een der partijen verband houden met de uitoefening van het openbare gezag, zelfs indien deze slechts voor een bepaalde gelegenheid geschieden.

Artikel 56

Voor de toepassing van deze titel weerhoudt geen van de bepalingen van de Overeenkomst de partijen ervan hun wetten en voorschriften betreffende toelating en verblijf, het verrichten van arbeid, arbeidsvoorwaarden, de vestiging van natuurlijke personen en het verrichten van diensten toe te passen, op voorwaarde dat zulks niet op zodanige wijze geschiedt dat de toepassing de voor een partij uit een specifieke bepaling van de Overeenkomst voortvloeiende voordelen teniet doet of beperkt.

Artikel 57

Vennootschappen welke gezamenlijk worden bestuurd door en de gemeenschappelijke exclusieve eigendom zijn van Letse vennootschappen of onderdanen en communautaire vennootschappen of onderdanen komen eveneens in aanmerking voor de bepalingen van de hoofdstukken II, III en IV van deze titel.

Artikel 58

1. De overeenkomstig de bepalingen van deze titel toegekende meestbegunstigingsbehandeling is niet van toepassing op de belastingvoordelen waarin de partijen voorzien of in de toekomst zullen voorzien in het kader van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing of andere fiscale regelingen.

2. Niets in deze titel kan worden uitgelegd als een beletsel voor de vaststelling of tenuitvoerlegging door de partijen van maatregelen ter voorkoming van belastingvlucht of belastingontduiking overeenkomstig de belastingvoorschriften van overeenkomsten ter voorkoming van dubbele belastingheffing en ander fiscale regelingen, of de nationale fiscale wetgeving.

3. Niets in deze titel kan worden uitgelegd als een beletsel voor de lidstaten of Letland om bij de toepassing van de desbetreffende bepalingen van hun fiscaal recht een onderscheid te maken tussen belastingplichtigen die zich niet in identieke situaties bevinden, in het bijzonder met betrekking tot hun woonplaats.

Artikel 59

De bepalingen van deze titel worden door de partijen geleidelijk aangepast. Bij het opstellen van aanbevelingen hiertoe houdt de Associatieraad rekening met de respectieve verplichtingen van de partijen in het kader van de GATS, met name artikel V.

Artikel 60

De bepalingen van deze Overeenkomst vormen geen beletsel voor de toepassing door de partijen van maatregelen die noodzakelijk zijn ter voorkoming van het ontduiken van maatregelen met betrekking tot de toegang van derde landen tot hun markten op grond van deze Overeenkomst.

TITEL V BETALINGS- EN KAPITAALVERKEER, CONCURRENTIE EN ANDERE ECONOMISCHE BEPALINGEN; HARMONISATIE VAN WETGEVING

HOOFDSTUK I BETALINGS- EN KAPITAALVERKEER

Artikel 61

De Overeenkomstsluitende Partijen verbinden zich ertoe machtiging te verlenen tot alle betalingen en overdrachten, in vrij converteerbare valuta's, op de lopende rekening van de betalingsbalans tussen ingezetenen van de Gemeenschap en van Letland, overeenkomstig het bepaalde in artikel VIII van de Articles of Agreement van het Internationaal Monetair Fonds.

Artikel 62

1. Met betrekking tot de verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans garanderen vanaf de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst zowel de lidstaten als Letland het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot directe investeringen in ondernemingen welke in overeenstemming met de wetten van het gastland zijn opgericht, en investeringen in overeenstemming met hoofdstuk II van titel IV, alsook de liquidatie of de repatriëring van die investeringen en van alle opbrengsten daarvan.

Behoudens artikel 44, laatste lid, wordt vanaf de inwerkingtreding van deze Overeenkomst het volledig vrij verkeer van kapitaal gegarandeerd met betrekking tot de vestiging en activiteiten van zelfstandigen, alsook de liquidatie of de repatriëring van die investeringen.

2. Met betrekking tot de verrichtingen op de kapitaalrekening van de betalingsbalans garanderen vanaf de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst zowel de lidstaten als Letland het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot beleggingen. Dit is tevens van toepassing op het vrije verkeer van kapitaal met betrekking tot kredieten die verband houden met commerciële transacties of het verrichten van diensten waarbij een ingezetene van een der partijen betrokken is, alsmede op financiële leningen.

3. Onverminderd lid 1 stellen de lidstaten en Letland geen nieuwe beperkingen in op valutatransacties in het kader van het kapitaalverkeer en de daarmee verband houdende betalingsverrichtingen tussen ingezetenen van de Gemeenschap en van Letland, en brengen zij in de bestaande regelingen geen verdere restricties aan.

4. De Partijen plegen overleg teneinde het kapitaalverkeer tussen de Gemeenschap en Letland te vergemakkelijken met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze Overeenkomst.

Artikel 63

1. De partijen nemen maatregelen met het oog op de totstandkoming van de voorwaarden welke nodig zijn voor de verdere geleidelijke toepassing van de communautaire voorschriften inzake het vrije verkeer van kapitaal.

2. De Associatieraad gaat na op welke wijze de communautaire voorschriften met betrekking tot het kapitaalverkeer volledig kunnen worden toegepast.

HOOFDSTUK II MEDEDINGING EN ANDERE ECONOMISCHE BEPALINGEN

Artikel 64

1. Onverenigbaar met de goede werking van deze Overeenkomst voorzover de handel tussen de Gemeenschap en Letland daardoor ongunstig kan worden beïnvloed, zijn:

i) alle overeenkomsten tussen ondernemingen, alle besluiten van ondernemersverenigingen en alle onderling afgestemde feitelijke gedragingen van ondernemingen die ertoe strekken of die ten gevolge hebben dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst;

ii) misbruik van een machtspositie door een of meer ondernemingen op het grondgebied van de Gemeenschap of van Letland, of op een wezenlijk deel daarvan;

iii) alle overheidssteun die de mededinging door begunstiging van bepaalde ondernemingen of bepaalde producties vervalst of dreigt te vervalsen.

2. Alle handelwijzen die met dit artikel in strijd zijn, worden beoordeeld op grond van de criteria welke voortvloeien uit de toepassing van de voorschriften van de artikelen 85, 86 en 92 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of voor onder het EGKS-Verdrag vallende producten op grond van de dienovereenkomstige bepalingen van het EGKS-Verdrag, met inbegrip van de afgeleide wetgeving.

3. De Associatieraad stelt uiterlijk op 31 december 1997 de nodige voorschriften voor de tenuitvoerlegging van de leden 1 en 2 vast.

In afwachting van de vaststelling van deze voorschriften worden de bepalingen van de Overeenkomst inzake de uitlegging en toepassing van de artikelen VI, XVI en XXIII van de GATT toegepast als voorschriften voor de tenuitvoerlegging van lid 1, onder iii), en de daarmee verband houdende gedeelten van lid 2.

4. a) Voor de toepassing van het bepaalde in lid 1, onder iii), komen de partijen overeen dat tot en met 31 december 1999 alle door Letland toegekende overheidssteun wordt beoordeeld met inachtneming van het feit dat Letland wordt beschouwd als een regio zijnde gelijk aan de in artikel 92, lid 3, onder a), van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap bedoelde streken van de Gemeenschap. De Associatieraad besluit, met inachtneming van de economische situatie in Letland, of die periode met verdere termijnen van vijf jaar dient te worden verlengd.

b) Elke partij garandeert doorzichtigheid ten aanzien van de overheidssteun, met name door ieder jaar aan de andere partij mededeling te doen van het totale bedrag en de verdeling van de verstrekte steun en door op verzoek informatie over steunprogramma's te verstrekken. Op verzoek van een der partijen verstrekt de andere partij informatie over bepaalde afzonderlijke steunmaatregelen van de overheid.

5. Met betrekking tot producten vermeld in de hoofdstukken II en III van titel III:

- is het bepaalde in lid 1, onder iii), niet van toepassing;

- dienen alle handelwijzen die in strijd zijn met lid 1, onder i), te worden beoordeeld aan de hand van de criteria die door de Gemeenschap zijn vastgesteld op grond van de artikelen 42 en 43 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap en in het bijzonder bij Verordening nr. 26 van de Raad.

6. Indien de Gemeenschap of Letland van mening is dat een bepaalde handelwijze onverenigbaar is met lid 1 en:

- deze met de in lid 3 bedoelde uitvoeringsbepalingen niet afdoende kan worden tegengegaan, of dat

- bij ontstentenis van dergelijke bepalingen, de handelwijze de belangen van de andere partij ernstig schaadt of dreigt te schaden of aan haar binnenlandse industrie, met inbegrip van de dienstensector, aanmerkelijke schade toebrengt of dreigt toe te brengen,

kunnen zij passende maatregelen nemen na overleg in het kader van de Associatieraad of na een termijn van 30 werkdagen volgende op het verzoek om dergelijk overleg.

Met betrekking tot handelwijzen welke onverenigbaar zijn met lid 1, onder iii), van dit artikel, kunnen, indien de GATT erop van toepassing is, deze passende maatregelen alleen worden vastgesteld in overeenstemming met de procedures en voorwaarden bepaald in de GATT en andere in het kader daarvan tot stand gekomen instrumenten die tussen de partijen van toepassing zijn.

7. In afwachting van eventueel daarmee strijdige bepalingen die overeenkomstig lid 3 zijn vastgesteld, wisselen de partijen informatie uit met inachtneming van de beperkingen welke voortvloeien uit het beroeps- of zakengeheim.

Artikel 65

1. De partijen streven ernaar het opleggen, om redenen verband houdende met de betalingsbalans, van beperkende maatregelen, met inbegrip van maatregelen met betrekking tot de invoer, te vermijden. Indien dergelijke maatregelen worden genomen, verstrekt de partij die ze heeft genomen de andere partij zo spoedig mogelijk een tijdschema voor de opheffing ervan.

2. Indien zich met betrekking tot de betalingsbalans van een of meer lidstaten van de Gemeenschap of van Letland ernstige moeilijkheden voordoen of hiervoor onmiddellijk gevaar bestaat, kan de Gemeenschap respectievelijk Letland in overeenstemming met de voorwaarden van de GATT beperkende maatregelen treffen, met inbegrip van maatregelen met betrekking tot de invoer; deze maatregelen zijn van beperkte duur en mogen niet verder reiken dan wat noodzakelijk is om de situatie van de betalingsbalans te corrigeren. De Gemeenschap respectievelijk Letland stelt de andere partij daarvan onverwijld in kennis.

3. De beperkende maatregelen mogen geen betrekking hebben op overmakingen in verband met investeringen, inzonderheid de repatriëring van geïnvesteerde of geherinvesteerde bedragen en om het even welke daaruit voortvloeiende inkomsten.

Artikel 66

Met betrekking tot overheidsondernemingen en ondernemingen waaraan speciale of exclusieve rechten zijn toegekend, ziet de Associatieraad erop toe dat vanaf 1 januari 1998 de beginselen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, met name van artikel 90, en de desbetreffende beginselen van de CVSE, met name de besluitvormingsvrijheid van ondernemers, worden nageleefd.

Artikel 67

1. In overeenstemming met de bepalingen van dit artikel en van bijlage XVII bevestigen de partijen het belang dat zij hechten aan een toereikende en doeltreffende bescherming en tenuitvoerlegging van de intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten.

2. Letland ziet verder toe op de verbetering van de bescherming van intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten, teneinde uiterlijk aan het einde van de in artikel 3 van deze Overeenkomst bedoelde overgangsperiode te kunnen voorzien in een bescherming overeenkomend met die welke bestaat in de Gemeenschap, met inbegrip van doeltreffende middelen om deze rechten te doen naleven.

3. Uiterlijk aan het einde van de in artikel 3 bedoelde overgangsperiode treedt Letland toe tot de multilaterale overeenkomsten betreffende intellectuele-, industriële- en commerciële-eigendomsrechten bedoeld in punt 1 van bijlage XVII, waarbij de lidstaten partij zijn of welke de facto door lidstaten worden toegepast overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van die overeenkomsten.

4. Indien er zich in verband met de intellectuele, industriële en commerciële eigendom problemen voordoen die van invloed zijn op de omstandigheden waarin het handelsverkeer plaatsvindt, zal op verzoek van een der partijen spoedoverleg worden gepleegd om tot een wederzijds bevredigende oplossing te komen.

Artikel 68

1. De partijen beschouwen de toegang tot overheidsopdrachten op basis van de beginselen van non-discriminatie en wederkerigheid, inzonderheid in de context van de GATT en de WTO, als een na te streven doelstelling.

2. Letse vennootschappen in de zin van artikel 46 van deze Overeenkomst krijgen vanaf de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst toegang tot aanbestedingsprocedures in de Gemeenschap overeenkomstig de in de Gemeenschap geldende regelingen, waarbij zij niet minder gunstig mogen worden behandeld dan communautaire vennootschappen.

Communautaire vennootschappen in de zin van artikel 46 van deze Overeenkomst krijgen uiterlijk aan het einde van de overgangsperiode vermeld in artikel 3 toegang tot aanbestedingsprocedures in Letland, waarbij zij niet minder gunstig mogen worden behandeld dan Letse vennootschappen.

Communautaire vennootschappen die overeenkomstig de bepalingen van hoofdstuk II van titel IV in Letland zijn gevestigd in de vorm van dochterondernemingen in de zin van artikel 46 of in de bij artikel 57 bedoelde vormen, krijgen vanaf de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst toegang tot aanbestedingsprocedures, waarbij zij niet minder gunstig worden behandeld dan Letse vennootschappen. Aan communautaire vennootschappen die in Letland gevestigd zijn in de vorm van filialen en agentschappen in de zin van artikel 46 wordt deze behandeling uiterlijk aan het einde van de in artikel 3 bedoelde overgangsperiode verleend.

De bepalingen van dit lid zijn zodra Letland passende wetgeving heeft vastgesteld tevens van toepassing op openbare aanbestedingen waarop Richtlijn 93/38/EEG van 14 juni 1993 van toepassing is.

De Associatieraad onderzoekt op gezette tijden of het voor Letland mogelijk is alle communautaire vennootschappen vóór het einde van de overgangsperiode toegang te verlenen tot aanbestedingsprocedures in Letland.

3. De artikelen 37 tot en met 60 van deze Overeenkomst zijn van toepassing op vestiging, activiteiten en dienstverrichtingen tussen de Gemeenschap en Letland, alsmede tewerkstelling en het verkeer van werknemers in verband met de uitvoering van overheidsopdrachten.

HOOFDSTUK III HARMONISATIE VAN WETGEVING

Artikel 69

De partijen erkennen dat een belangrijke voorwaarde voor de economische integratie van Letland in de Gemeenschap de harmonisatie van de bestaande en toekomstige wetgeving van dat land met die van de Gemeenschap is. Letland streeft ernaar dat zijn wetgeving geleidelijk in overeenstemming met die van de Gemeenschap wordt gebracht.

Artikel 70

De harmonisatie van de wetgeving omvat in het bijzonder de volgende terreinen: douanerecht, vennootschapsrecht, bankwetgeving, vennootschapsboekhouding en -belasting, intellectuele eigendom, financiële diensten, concurrentieregels, bescherming van de gezondheid en het leven van mensen, dieren en planten, bescherming van werknemers, met inbegrip van gezondheid en veiligheid op de arbeidsplaats, consumentenbescherming, indirecte belastingen, technische voorschriften en normen, wetgeving en reglementering op nucleair gebied, vervoer, telecommunicatie, milieu, overheidsopdrachten, statistiek, productaansprakelijkheid, arbeidsrecht en ondernemersrecht.

Binnen deze terreinen is snelle vooruitgang bij de harmonisatie van wetgeving in het bijzonder geboden ten aanzien van de interne markt, mededinging, bescherming van werknemers, milieubescherming en consumentenbescherming.

Artikel 71

De Gemeenschap verstrekt Letland technische bijstand bij de uitvoering van deze maatregelen, onder meer door:

- uitwisseling van deskundigen,

- verstrekking van tijdige informatie, vooral over relevante wetgeving,

- organisatie van seminars,

- opleidingsactiviteiten,

- steun voor de vertaling van wetgeving in de betrokken sectoren,

- steun voor de verbetering van douaneprocedures en -statistieken,

- steun voor wetgeving in verband met de harmonisering van de Letse wetgeving met die van de Europese Unie.

TITEL VI ECONOMISCHE SAMENWERKING

Artikel 72

1. De Gemeenschap en Letland zetten de ontwikkeling voort van hun economische samenwerking die de ontwikkeling en het groeipotentieel van Letland helpt bevorderen. Die samenwerking versterkt de bestaande economische banden op een zo breed mogelijke basis, zulks ten voordele van beide partijen.

2. Beleidsmaatregelen en andere maatregelen zijn gericht op de economische en sociale ontwikkeling van Letland en gaan uit van het beginsel van duurzame ontwikkeling. Dit beleid houdt in dat vanaf de aanvang ook de milieu-aspecten volledig in het beleid worden geïntegreerd en worden gekoppeld aan de eisen van harmonieuze sociale ontwikkeling.

3. Hiertoe dient de samenwerking in het bijzonder te worden gericht op beleid en maatregelen met betrekking tot de industrie, investeringen, landbouw, de agro-industriële sector, energie, vervoer, regionale ontwikkeling en toerisme.

4. Bijzondere aandacht wordt besteed aan maatregelen die de samenwerking tussen de drie Baltische Staten kunnen bevorderen, evenals die met de overige Midden-en Oost-Europese landen en de overige landen aan de Oostzee, zulks met het oog op een harmonieuze ontwikkeling van de regio.

Artikel 73 Industriële samenwerking

1. Bij de samenwerking wordt in het bijzonder de bevordering nagestreefd van:

- industriële samenwerking tussen het bedrijfsleven van de twee partijen, in het bijzonder om de particuliere sector in Letland te versterken;

- deelneming van de Gemeenschap aan de inspanningen van Letland om zowel in de openbare als in de particuliere sector zijn industrie te moderniseren en te herstructureren, zulks om de overgang naar een markteconomie op zodanige wijze te bewerkstelligen dat het milieu wordt beschermd;

- herstructurering van de afzonderlijke sectoren;

- vestiging van nieuwe ondernemingen op terreinen met een groeipotentieel, vooral in de branches lichte industrie, consumentengoederen en marktdiensten.

2. Bij de initiatieven voor industriële samenwerking wordt rekening gehouden met de door Letland vastgelegde prioriteiten. Daarbij wordt in het bijzonder gestreefd naar het uitwerken van een passend kader waarbinnen de ondernemingen kunnen functioneren, het verbeteren van de management-knowhow en het bevorderen van doorzichtigheid ten aanzien van afzetmogelijkheden en voorwaarden voor ondernemingen. Waar nodig zal technische bijstand worden verleend.

Artikel 74 Bevordering en bescherming van investeringen

1. De samenwerking is gericht op instandhouding en indien nodig verbetering van het wettelijke kader alsmede een gunstig klimaat voor en bescherming van binnen- en buitenlandse particuliere investeringen, wat van essentieel belang is voor de economische en industriële wederopbouw en ontwikkeling in Letland. De samenwerking is tevens gericht op stimulering en bevordering van buitenlandse investeringen en privatisering in Letland.

2. De samenwerking is in het bijzonder gericht op:

- het opzetten door Letland van een wettelijk kader dat gunstig is voor investeringen en deze beschermt;

- het sluiten door de lidstaten en Letland, waar nodig, van bilaterale overeenkomsten ter bevordering en bescherming van investeringen;

- verdere deregulering en verbetering van de economische infrastructuur;

- uitwisseling van informatie over investeringsmogelijkheden in de vorm van handelsbeurzen, tentoonstellingen, handelsweken en andere manifestaties.

De Gemeenschap kan in het beginstadium bijstand verlenen aan organisaties die buitenlandse investeringen bevorderen.

3. Letland zal de voorschriften inzake met handel verband houdende investeringsmaatregelen (TRIM's) naleven.

Artikel 75 Midden- en kleinbedrijf

1. De partijen streven ernaar het midden- en kleinbedrijf en de samenwerking tussen kleine en middelgrote ondernemingen (KMO's) in de Gemeenschap en Letland te ontwikkelen en versterken.

2. Zij moedigen de uitwisseling van informatie en knowhow op de volgende gebieden aan:

- verbetering, waar nodig, van de wettelijke, bestuursrechtelijke, technische, fiscale en financiële voorwaarden voor de ontwikkeling en uitbreiding van KMO's en voor grensoverschrijdende samenwerking;

- verlening van gespecialiseerde diensten waaraan de KMO's behoefte hebben (managementopleiding, boekhouding, marketing, kwaliteitscontrole e.d.) en versterking van de instanties die dergelijke diensten verlenen;

- totstandbrenging van de nodige banden met communautaire ondernemers via Europese netwerken voor samenwerking tussen ondernemingen, teneinde de informatiestroom naar KMO's te verbeteren en grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen.

3. De samenwerking omvat mede het verstrekken van technische bijstand, met name om het midden- en kleinbedrijf op nationaal en regionaal niveau de nodige institutionele ondersteuning te bieden bij de dienstverlening inzake financiën, opleiding, adviesverstrekking, technologie en marketing.

Artikel 76 Agrarische en industriële normen en conformiteitsbeoordeling

1. De samenwerking tussen de partijen is met name gericht op verkleining van de verschillen op het gebied van standaardisering, technische regelgeving en conformiteitsbeoordelingsprocedures, waar nodig met steun van de Gemeenschap.

2. Daartoe streeft de samenwerking het volgende na:

- bevordering van het gebruik van communautaire technische voorschriften en Europese normen en conformiteitsbeoordelingsprocedures, met dien verstande dat het Letland toegestaan is om voor het verwezenlijken van zijn doelstellingen met betrekking tot de kwaliteit van het milieu indien nodig bijzondere (strengere) normen te ontwikkelen en ten uitvoer te leggen;

- waar nodig, het sluiten van overeenkomsten inzake wederzijdse erkenning op deze gebieden;

- bevordering van actieve en regelmatige deelneming van Letland aan de werkzaamheden van gespecialiseerde organisaties (CEN, Cenelec, ETSI, EOTC, Euromet).

3. De Gemeenschap zal Letland waar nodig technische bijstand verlenen, in het bijzonder ten behoeve van opleidingsprogramma's voor Letse deskundigen op het gebied van standaardisering, metrologie, certificering en kwaliteitssystemen in Europese landen.

Artikel 77 Samenwerking op het gebied van wetenschappen en technologie

1. De partijen bevorderen de samenwerking op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling. Zij besteden daarbij bijzondere aandacht aan de volgende aspecten:

- uitwisseling van informatie over elkaars wetenschaps- en technologiebeleid;

- organisatie van gezamenlijke wetenschappelijke bijeenkomsten (seminars en werkgroepen);

- gezamenlijke O & O-activiteiten om de wetenschappelijke vooruitgang en de overdracht van technologie en knowhow te bevorderen;

- opleidingsactiviteiten en programma's ter bevordering van de mobiliteit ten behoeve van onderzoekers en specialisten aan beide zijden;

- het creëren van een klimaat dat bevorderlijk is voor onderzoek, de toepassing van nieuwe technologieën en adequate bescherming van de intellectuele eigendom van onderzoekresultaten;

- deelname van Letland aan communautaire onderzoekprogramma's overeenkomstig lid 3.

Waar nodig wordt technische bijstand verleend.

2. De Associatieraad stelt passende procedures voor het ontwikkelen van de samenwerking vast.

3. De samenwerking die valt onder het kaderprogramma van de Gemeenschap op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling wordt ten uitvoer gelegd via afzonderlijke akkoorden waarvoor de onderhandelingen en de sluiting verlopen overeenkomstig de wettelijke procedures van de respectieve partijen.

Artikel 78 Onderwijs en opleiding

1. De samenwerking is gericht op een harmonieuze ontwikkeling van het menselijk potentieel en het verhogen van het niveau van het algemeen onderwijs en de beroepskwalificaties in Letland, zowel in de openbare als in de particuliere sector, rekening houdend met de prioriteiten van Letland. Institutionele kaders en samenwerkingsprogramma's worden opgezet onder auspiciën van de Europese Stichting voor Opleiding, het Tempus-programma en de Eurofaculteit. In dit verband zal ook de deelname van Letland aan andere communautaire programma's worden onderzocht.

2. De samenwerking wordt in het bijzonder gericht op de volgende terreinen:

- hervorming van het onderwijs- en opleidingsstelsel in Letland;

- basisopleiding, bijscholing en herscholing, met inbegrip van de opleiding van leidinggevend personeel in de particuliere en overheidssector en hogere ambtenaren, met name op nog vast te stellen prioritaire terreinen;

- praktijkstages voor onderwijzend personeel;

- samenwerking tussen universiteiten onderling, samenwerking tussen universiteiten en ondernemingen en mobiliteit voor onderwijzend personeel, studerenden, administrateurs en jongeren;

- bevordering van het onderwijs op het gebied van Europese studies in de relevante instellingen;

- wederzijdse erkenning van studieperioden en diploma's;

- het bevorderen van talenstudie in Letland, met name voor ingezetenen die tot een minderheidsgroep behoren;

- het doceren van communautaire talen, opleiding van vertalers en tolken en bevordering van het gebruik van communautaire normen en terminologie;

- ontwikkeling van afstandsonderwijs en nieuwe opleidingstechnieken;

- verstrekking van onderwijsmaterialen en hulpmiddelen.

Artikel 79 Landbouw en de agro-industriële sector

1. De samenwerking op dit terrein is gericht op modernisering, herstructurering en privatisering van de landbouw, de zoetwatervisserij (op de binnenwateren) en de agro-industriële sector, alsmede de bosbouw. De samenwerking bevordert de bescherming en het duurzaam gebruik van het natuurlijke landschap en niet-vervuilde gronden.

De samenwerking beoogt hiertoe met name:

- ontwikkeling van particuliere landbouwbedrijven en distributiekanalen, opslagmethoden, marketing e.d.;

- modernisering van de plattelandsinfrastructuur (vervoer, watervoorziening, telecommunicatie);

- verbetering van de ruimtelijke ordening, met inbegrip van nieuwbouwplanning en stadsplanning;

- ontwikkeling van criteria voor de extensieve en intensieve landbouw, bosbouw en zoetwatervisserij (op de binnenwateren), overeenkomstig nationale en regionale bestemmingsplannen en ontwikkelingsprogramma's;

- het ontwikkelen en bevorderen van effectieve samenwerking op het gebied van landbouwinformatiesystemen;

- verbetering van de productiviteit en de kwaliteit door het gebruik van passende methoden en producten; opleiding voor en toezicht bij het gebruik van methoden voor bestrijding van met landbouwinputs verband houdende verontreiniging;

- bevordering van de ontwikkeling van organische landbouwmethoden, verwerking en marketing van de productie;

- bevordering van het gebruik van communautaire voedselnormen;

- herstructurering, ontwikkeling en modernisering van voedselverwerkende bedrijven en hun afzetmethoden;

- bevordering van de complementariteit in de landbouw;

- bevordering van industriële samenwerking in de landbouwsector en van uitwisseling van knowhow, in het bijzonder tussen de particuliere sector in de Gemeenschap en Letland;

- ontwikkeling van de samenwerking op het gebied van de gezondheid van dieren en planten teneinde te komen tot een geleidelijke harmonisatie met de communautaire normen via bijstand voor de opleiding en het organiseren van controles;

- uitwisseling van informatie over landbouwpolitiek en wetgeving.

2. Voor deze doeleinden wordt door de Gemeenschap waar nodig technische bijstand verleend.

Artikel 80 Visserij

1. De partijen ontwikkelen de samenwerking op het gebied van de visserij overeenkomstig de Overeenkomst inzake de visserij tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Letland.

2. Bij de samenwerking wordt met name acht geslagen op:

- de totstandbrenging van duurzame visserij in de wereldzeeën en de Oostzee;

- de traditionele samenwerking op visserijgebied;

- de noodzaak visserijcontrolesystemen, vangststatistieken en informatiesystemen te ontwikkelen;

- de ontwikkeling van het wetenschappelijk potentieel voor de studie van de visstand in de Oostzee en gezamenlijke maatregelen tot behoud en herstel van de visstand (met name van zalm en kabeljauw), alsmede de invoering van nieuwe technologieën op dit gebied;

- de geleidelijke modernisering van de Letse visserijvloot en de visverwerkende industrie door middel van het oprichten van joint ventures;

- de ontwikkeling van particuliere ondernemingen op dit gebied en de noodzaak van het benutten van de EG-ervaring met marketingtechnieken;

- de ontwikkeling van industriële samenwerking op het gebied van de visserij en uitwisseling van knowhow;

- invoering in Letland van EG-normen voor productiekwaliteit en gezondheid voor de visteelt (met inbegrip van de voeding);

- de uitwisseling van informatie over het visserijbeleid en de visserijwetgeving en de totstandbrenging van een markt voor visserijproducten;

- samenwerking binnen internationale visserijorganisaties.

Artikel 81 Energie

1. In het kader van de beginselen van de markteconomie en het Verdrag inzake het Europees Energiehandvest werken de partijen samen aan geleidelijke integratie van de energiemarkten in Europa.

2. De samenwerking is met name gericht op de volgende gebieden:

- formuleren en plannen van het energiebeleid, met inbegrip van de aspecten op lange termijn;

- beheer en opleiding in de energiesector;

- bevordering van energiebesparing en efficiënt gebruik van energie;

- ontwikkeling van energiebronnen;

- verbetering van de distributie en verbetering en diversificatie van de voorziening;

- milieu-effecten van energieproductie en -verbruik;

- de sector kernenergie, met name nucleaire veiligheid;

- ruimere openstelling van de energiemarkt, met inbegrip van het vereenvoudigen van de doorvoer van gas en elektriciteit;

- de sectoren elektriciteit en gas, met inbegrip van onderzoek naar de mogelijkheid om de Europese voorzieningsnetten te koppelen;

- modernisering van de energie-infrastructuur;

- de opstelling van kadervoorwaarden voor samenwerking tussen ondernemingen in deze sector;

- overdracht van technologie en knowhow;

- samenwerking op het gebied van het prijsbeleid en het fiscaal beleid in de energiesector;

- regionale samenwerking tussen de Baltische Staten in de energiesector, met name als belangrijke bijdrage tot de zekerheid van de energievoorziening in de regio.

3. Waar nodig wordt technische bijstand verleend.

Artikel 82 Nucleaire veiligheid

1. Het doel van de samenwerking is mogelijkheden te verschaffen voor een veiliger gebruik van kernenergie.

2. De samenwerking op nucleair gebied bestrijkt met name de volgende terreinen:

- verbetering van de opleiding van personeel;

- verbetering van de wetten en voorschriften van Letland inzake nucleaire veiligheid en uitbreiding van de bevoegdheden van toezichthoudende autoriteiten en van hun middelen;

- nucleaire veiligheid, het voorbereid zijn op nucleaire noodsituaties en maatregelen bij nucleaire noodsituaties;

- stralingsbescherming, met inbegrip van meting van de straling in het milieu;

- vraagstukken in verband met de splijtstofcyclus, splijtstofbewaking en fysieke bescherming van nucleaire materialen;

- beheer van radioactieve afvalstoffen;

- buitenbedrijfstelling en ontmanteling van nucleaire installaties;

- ontsmetting;

- vaststelling van uniforme veiligheidsnormen ter bescherming van de gezondheid van werknemers, de bevolking en het milieu, en maatregelen ter verzekering van de toepassing ervan.

3. De samenwerking omvat de uitwisseling van informatie en ervaring alsmede O & O-activiteiten overeenkomstig de bepalingen inzake wetenschap en technologie.

4. De partijen zijn het eens over de noodzaak te streven naar samenwerking, binnen het kader van hun respectieve bevoegdheden, ter bestrijding van het smokkelen van nucleaire materialen. De samenwerking op dit gebied dient onder meer in te houden uitwisseling van informatie, technische bijstand bij analyse en identificatie van het materiaal en administratieve bijstand bij het opzetten van efficiënte douanecontrole. Indien de noodzaak daartoe zich voordoet kunnen verdere samenwerkingsgebieden worden vastgesteld.

Artikel 83 Milieu

1. De partijen ontwikkelen en versterken hun samenwerking op het gebied van milieubescherming en volksgezondheid.

2. De samenwerking heeft met name betrekking op:

- effectieve controle van het verontreinigingspeil;

- bestrijding van plaatselijke, regionale en grensoverschrijdende lucht- en waterverontreiniging;

- efficiënte, duurzame en schone technieken voor energieproductie en -verbruik; de veiligheid van industriële installaties (met inbegrip van kerncentrales);

- classificatie en veilige behandeling van chemische stoffen;

- de waterkwaliteit, in het bijzonder van grensoverschrijdende waterwegen (bescherming van de Oostzee tegen verontreiniging afkomstig van schepen, kunstmatige eilanden, platforms en andere bronnen);

- het verminderen, recycleren en veilig verwijderen van afvalstoffen; de tenuitvoerlegging van het Verdrag van Bazel;

- duurzaam gebruik van niet-onuitputtelijke natuurlijke hulpbronnen;

- de milieu-effecten van de landbouw, bodemerosie en bodemverontreiniging door landbouwchemicaliën, eutrofiëring van het water;

- bescherming van bossen, flora en fauna;

- behoud van de biodiversiteit;

- beschermde gebieden;

- ruimtelijke ordening, met inbegrip van nieuwbouwplanning en stadsplanning;

- verbetering van het openbaar vervoer, met name in de steden;

- aanwending van economische en fiscale instrumenten;

- kustbeheer en voorkoming van zeeverontreiniging;

- klimaatverandering op wereldniveau;

- sanering van besmette gebieden;

- bescherming van de volksgezondheid tegen milieurisico's.

3. De samenwerking heeft met name op de volgende wijze plaats:

- uitwisseling van informatie en deskundigen, onder meer op het gebied van de overdracht van schone technologieën en het veilige gebruik van milieuvriendelijke biotechnologieën;

- institutionele versterking en opleidingsprogramma's;

- overdracht van technologie en knowhow;

- harmonisatie van wetgeving (communautaire normen);

- samenwerking in regionaal verband (met inbegrip van samenwerking tussen de drie Baltische Staten en in het kader van het Europees Milieuagentschap) en in internationaal verband;

- uitstippelen van strategieën, vooral in verband met wereldomvattende en klimatologische kwesties;

- onderwijs en voorlichting inzake het milieu;

- milieu-effectrapportage.

Artikel 84 Vervoer

1. De partijen ontwikkelen en intensiveren hun samenwerking op vervoergebied om Letland in staat te stellen:

- het vervoer te herstructureren en te moderniseren;

- het verkeer van personen en goederen, en de toegang tot de vervoermarkt te verbeteren door het wegwerken van administratieve, technische en andere belemmeringen;

- het communautaire transitovervoer over de weg, per spoor, over de waterwegen en in het kader van gecombineerd vervoer door Letland te vergemakkelijken;

- exploitatienormen tot stand te brengen die vergelijkbaar zijn met die van de Gemeenschap.

2. De samenwerking omvat met name:

- economische, juridische en technische opleidingsprogramma's en het opzetten van het juridische en institutionele kader voor beleidsontwikkeling en -tenuitvoerlegging, met inbegrip van privatisering van de vervoersector;

- het verlenen van technische bijstand en advies, en de uitwisseling van informatie (conferenties en seminars);

- ondersteuning van de ontwikkeling van infrastructuur in Letland.

3. De volgende samenwerkingsterreinen zijn prioritair:

- aanleg en modernisering van de infrastructuur met betrekking tot de wegen, spoorwegen, binnenwateren, havens en luchthavens, langs erkende trans-Europese corridors en hoofdverbindingswegen van gemeenschappelijk belang;

- verbetering van condities, vermindering van wachttijden en vergemakkelijking van de doorvoer aan grensovergangen langs het Letse traject van de op Kreta vastgestelde multimodale corridor 1, overeenkomstig de normen voor interoperabiliteit die in internationale overeenkomsten van de Europese Unie zijn vastgesteld;

- beheer van spoorwegen, havens en luchthavens, met inbegrip van samenwerking tussen de terzake bevoegde nationale instanties;

- ruimtelijke ordening, met inbegrip van nieuwbouwplanning en stadsplanning;

- verbetering van de technische installaties zodat deze aan de communautaire normen voldoen, vooral op het gebied van gecombineerd weg- en spoorwegvervoer, containerisering en overslag;

- bijdragen tot de ontwikkeling van vervoerbeleid dat verenigbaar is met dat van de Gemeenschap;

- bevordering van de korte vaart als alternatief voor het overlandvervoer en als voor het Oostzeegebied bijzonder geschikte vervoervorm;

- bevordering van gezamenlijke onderzoek- en ontwikkelingsprogramma's;

- concrete projecten in tri- of multilateraal (Raad van de Oostzeestaten) regionaal samenwerkingsverband, zoals de Via Baltica.

Artikel 85 Telecommunicatie, postdiensten en omroep

1. De partijen streven naar verruiming en versterking van hun samenwerking op deze terreinen. Dit houdt in:

- de uitwisseling van informatie over het telecommunicatie-, post- en omroepbeleid;

- totstandbrenging van een stabiel en samenhangend regelgevingskader voor telecommunicatie, post en omroep;

- uitwisseling van technische en andere informatie en organisatie van seminars, werkgroepen en conferenties voor deskundigen van beide zijden;

- opleiding en adviesverlening;

- overdracht van technologie;

- gezamenlijke uitvoering van projecten door de bevoegde instanties aan beide zijden;

- bevordering van Europese normen en certificatiesystemen;

- bevordering van nieuwe communicatiemiddelen, -diensten en -installaties, met name die met commerciële toepassingen.

2. Deze activiteiten worden op de volgende prioritaire terreinen toegespitst:

- de ontwikkeling en toepassing van een sectoraal marktbeleid voor telecommunicatie, post en omroep in Letland en van wetten, regelingen en procedures;

- modernisering van het Letse telecommunicatienetwerk en de integratie daarvan in Europese en wereldomspannende netwerken;

- samenwerking in het kader van de Europese normalisatiestructuren;

- integratie van trans-Europese systemen;

- juridische aspecten van de telecommunicatie;

- beheer van de telecommunicatie in het nieuwe Europese ondernemingsklimaat: organisatiestructuren, strategie en planning, inkoopbeginselen, tariefstructuur voor spraaktelefonie;

- ruimtelijke ordening, met inbegrip van nieuwbouwplanning en stadsplanning;

- modernisering van het datanetwerk en ontwikkeling van gecomputeriseerde informatiediensten;

- modernisering van de Letse posterijen en de omroep.

Artikel 86 Informatie-infrastructuur

De partijen streven naar verruiming en versterking van hun samenwerking teneinde een wereldwijde informatie-infrastructuur op te zetten. Dit houdt in:

- uitwisseling van informatie over beleid en programma's gericht op het opzetten van de informatie-infrastructuur en de daarop betrekking hebbende diensten;

- nauwe samenwerking tussen instellingen die bestaande informatienetwerken beheren (academische en/of overheidsinstanties);

- uitwisseling van informatie over technologieën, marktbehoeften en andere informatie, organisatie van seminars, werkgroepen en conferenties voor deskundigen en ondernemers van beide zijden;

- opleiding en adviesverlening;

- gezamenlijke uitvoering van projecten;

- bevordering en harmonisering van normalisatie, certificatie en keuring;

- bevordering van een passend regelgevingskader;

- activiteiten ter bevordering van de groei van informatiediensten en -infrastructuur.

Artikel 87 Bank- en verzekeringswezen en andere financiële diensten

1. De partijen werken samen aan vaststelling en ontwikkeling van passende maatregelen voor de stimulering van het bank- en verzekeringswezen en van de financiële dienstensector in Letland.

2. De samenwerking heeft voornamelijk betrekking op:

- verbetering van de doeltreffendheid van de accountancy- en boekhoudcontrolesystemen in Letland aan de hand van internationale regels en de in de Gemeenschap gehanteerde normen;

- uitbreiding en herstructurering van het bankwezen en de financiële diensten;

- verbetering en harmonisatie van het toezicht op en de reglementering van het bankwezen en van de financiële diensten;

- het opstellen van terminologische glossaria;

- uitwisseling van informatie, met name met betrekking tot wetten of wetsontwerpen;

- het opstellen en vertalen van communautaire en Letse wetgeving.

3. Met het oog op het bovenstaande omvat de samenwerking het verstrekken van technische bijstand en opleiding.

Artikel 88 Samenwerking op het gebied van de boekhoudkundige en financiële controle

1. De partijen werken samen aan de ontwikkeling van doeltreffende financiële en boekhoudkundige controlesystemen voor het Letse overheidsapparaat, uitgaande van de in de Gemeenschap gangbare methoden en procedures.

2. De samenwerking heeft voornamelijk betrekking op:

- uitwisseling van nuttige informatie met betrekking tot boekhoudkundige controlesystemen;

- harmonisatie van voor boekhoudkundige controles te gebruiken bescheiden;

- opleiding en adviesverstrekking.

3. De Gemeenschap verstrekt met het oog op het bovenstaande zo nodig technische bijstand.

Artikel 89 Monetair beleid

Op verzoek van de Letse autoriteiten verstrekt de Gemeenschap technische bijstand ter ondersteuning van het streven van Letland naar geleidelijke aanpassing van zijn beleid aan het Europees Monetair Stelsel. Op verzoek van Letland organiseert de Gemeenschap informele uitwisseling van gegevens over de beginselen en de werking van het Europees Monetair Stelsel.

Artikel 90 Witwassen van geld

1. De partijen zijn het eens over de noodzaak van intensieve inspanningen en samenwerking om te voorkomen dat hun financiële bestel wordt gebruikt voor het witwassen van de opbrengst van criminele activiteiten in het algemeen en drugsmisdrijven in het bijzonder.

2. De samenwerking op dit gebied omvat administratieve en technische bijstand met het oog op de vaststelling van geschikte normen ter voorkoming van het witwassen van geld welke gelijkwaardig zijn aan die welke gehanteerd worden door de Gemeenschap en andere internationale instanties op dit gebied, in het bijzonder de Financial Action Task Force (FATF).

Artikel 91 Regionale ontwikkeling

1. De partijen versterken hun samenwerking op het gebied van de regionale ontwikkeling en de ruimtelijke ordening.

2. Te dien einde kunnen de volgende maatregelen worden genomen:

- uitwisseling van informatie door nationale, regionale of plaatselijke instanties over het beleid inzake regionale planning en ruimtelijke ordening, en waar nodig het verstrekken van bijstand aan Letland voor het uitwerken van dat beleid;

- gezamenlijke acties van regionale en plaatselijke instanties op het gebied van de economische ontwikkeling;

- het bestuderen van een gezamenlijke aanpak van de ontwikkeling van interregionale samenwerking met de communautaire regio's aan de Oostzee;

- wederzijdse bezoeken om de mogelijkheden voor samenwerking en bijstand na te gaan;

- uitwisseling van ambtenaren of deskundigen;

- het verstrekken van technische bijstand met bijzondere aandacht voor de ontwikkeling van achtergebleven gebieden;

- programma's voor de uitwisseling van informatie en ervaringen, met name in het kader van seminars.

Artikel 92 Sociale samenwerking

1. Op het gebied van de gezondheid en veiligheid op de arbeidsplaats en de volksgezondheid is de samenwerking tussen de partijen erop gericht het peil van de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van de werknemers te verhogen, met als referentiepunt de mate van bescherming die in de Gemeenschap bestaat. De samenwerking heeft in het bijzonder betrekking op:

- technische bijstand;

- uitwisseling van deskundigen;

- samenwerking tussen ondernemingen;

- informatie en opleidingsacties;

- samenwerking op het gebied van de volksgezondheid.

2. Op het gebied van de werkgelegenheid heeft de samenwerking tussen de partijen met name betrekking op:

- de organisatie van de arbeidsmarkt;

- modernisering van diensten voor arbeidsbemiddeling en loopbaanadvies;

- planning en tenuitvoerlegging van regionale herstructureringsprogramma's;

- het stimuleren van de plaatselijke werkgelegenheid.

De samenwerking op dit gebied heeft plaats in de vorm van studies, het ter beschikking stellen van deskundigen en het verstrekken van voorlichting en opleiding.

3. Met betrekking tot de sociale zekerheid is de samenwerking tussen de partijen gericht op de aanpassing van het socialezekerheidsstelsel in Letland aan de nieuwe economische en sociale situatie, in hoofdzaak via de terbeschikkingstelling van deskundigen, voorlichting en opleiding.

Artikel 93 Toerisme

De partijen intensiveren en ontwikkelen hun samenwerking op het gebied van het toerisme, welke met name gericht is op:

- vergemakkelijking van de toeristenindustrie;

- het verbeteren van de informatiestroom via internationale netwerken, databanken e.d.;

- overdracht van knowhow via opleiding, uitwisseling en seminars;

- intensivering van regionale samenwerkingsprojecten;

- het bestuderen van de mogelijkheden voor gezamenlijke acties (grensoverschrijdende projecten, stedenjumelages, enz.);

- het invoeren van geautomatiseerde boekings- en informatiesystemen (bij voorkeur voor alle drie de Baltische Staten gemeenschappelijk) en van normen voor de consumentenbescherming van toeristen.

Artikel 94 Informatie en communicatie

1. De Gemeenschap en Letland ondernemen op het gebied van informatie en communicatie de nodige stappen om een doeltreffende onderlinge uitwisseling van informatie te stimuleren. Prioriteit wordt verleend aan programma's om het publiek te voorzien van basisinformatie over de Gemeenschap, en om specifieke kringen in Letland meer gespecialiseerde informatie te verstrekken, waar mogelijk met inbegrip van toegang tot communautaire databanken.

2. De partijen coördineren en harmoniseren waar nodig hun beleid met betrekking tot regelgeving voor grensoverschrijdende omroep, technische normen en de promotie van Europese audiovisuele technologie.

3. De samenwerking kan waar nodig inhouden het organiseren van uitwisselingsprogramma's, het verstrekken van toelagen en opleidingsfaciliteiten voor journalisten en deskundigen op mediagebied.

Artikel 95 Bescherming van de consument

1. De partijen werken samen om te komen tot volledige verenigbaarheid van de regelingen inzake consumentenbescherming in Letland en de Gemeenschap. Doeltreffende bescherming van de consument is noodzakelijk voor een goed functionerende markteconomie.

2. Met dit doel en gezien hun gemeenschappelijke belangen stimuleren de partijen en verplichten zij zich tot:

- een beleid van actieve bescherming van de consument overeenkomstig de communautaire wetgeving en alle relevante VN-richtlijnen inzake consumentenbescherming;

- aanpassing van de wetgeving en de consumentenbescherming in Letland aan die van de Gemeenschap;

- doeltreffende juridische bescherming van consumenten, teneinde de kwaliteit van consumptiegoederen te verhogen en passende veiligheidsnormen te handhaven.

3. De samenwerking kan mede inhouden:

- uitwisseling van informatie over gevaarlijke producten;

- opleiding van deskundigen op het gebied van consumentenbescherming ten behoeve van de overheid en van NGO's;

- steun bij het opzetten van onafhankelijke organisaties om de bewustheid van de consumenten te verhogen, met name door het geven van voorlichting;

- het opzetten van informatie- en adviescentra voor het beslechten van geschillen en het verstrekken van juridische en ander advies aan consumenten; er wordt voorzien in samenwerking tussen centra in Letland en in de Gemeenschap;

- toegang tot communautaire databanken;

- het opzetten van uitwisselingsregelingen voor consumentenvertegenwoordigers.

4. Waar nodig verleent de Gemeenschap technische bijstand.

Artikel 96 Douane

1. Doel van de samenwerking op douanegebied is ervoor zorg te dragen dat alle op goedkeuring wachtende bepalingen betreffende het handelsverkeer worden nageleefd en dat het Letse douanesysteem aan dat van de Gemeenschap wordt aangepast, waardoor de in het kader van deze Overeenkomst geplande stappen in de richting van liberalisering worden vergemakkelijkt.

2. De samenwerking omvat in het bijzonder:

- uitwisseling van informatie, ook met betrekking tot onderzoekmethoden;

- ontwikkeling van infrastructuur aan de grensovergangen;

- invoering van het enig document en koppeling van de stelsels voor douanevervoer van de Gemeenschap en Letland;

- vereenvoudiging van controles en formaliteiten voor het goederenvervoer;

- organisatie van seminars en stages;

- bijstand bij de invoering van moderne douane-informatiesystemen.

Waar nodig wordt technische bijstand verleend.

3. Onverminderd de verdere bepalingen inzake samenwerking van deze Overeenkomst en in het bijzonder artikel 100 en titel VII vindt de wederzijdse bijstand tussen de administratieve autoriteiten op douanegebied van de partijen plaats overeenkomstig de bepalingen van Protocol nr. 5.

Artikel 97 Statistische samenwerking

1. De samenwerking op dit gebied beoogt het ontwikkelen van een efficiënt statistiekstelsel om snel en tijdig de nodige betrouwbare statistieken op te stellen om het economische hervormingsproces te ondersteunen en te volgen en om bij te dragen tot de ontwikkeling van het particulier ondernemerschap in Letland.

2. De samenwerking tussen de partijen is in het bijzonder gericht op:

- versterking van het statistisch apparaat van Letland;

- harmonisatie met internationale (met name communautaire) methoden, normen en classificaties;

- het beschikbaar maken van de gegevens die nodig zijn om de economische hervormingen in stand te houden en te controleren;

- het ter beschikking stellen van de nodige macro- en micro-economische gegevens aan particuliere ondernemingen;

- het waarborgen van de vertrouwelijkheid van gegevens;

- uitwisseling van statistische informatie.

3. Waar nodig wordt door de Gemeenschap technische bijstand verleend.

Artikel 98 Economie

1. De Gemeenschap en Letland vergemakkelijken het proces van economische hervormingen en integratie door samenwerking gericht op een beter inzicht in de basisbeginselen van hun respectieve economieën en op het uitstippelen en uitvoeren van een economisch beleid in het kader van een vrijemarkteconomie.

2. De Gemeenschap en Letland zullen met het oog daarop:

- informatie uitwisselen over macro-economische prestaties en vooruitzichten en over ontwikkelingsstrategieën;

- gezamenlijk economische kwesties van wederzijds belang analyseren, met inbegrip van het uitstippelen van een economisch beleid en de instrumenten voor de tenuitvoerlegging daarvan;

- met name in het kader van het actieprogramma voor samenwerking op economisch gebied (ACE: Action for Cooperation in Economics) een brede samenwerking tussen economen en managers in de Gemeenschap en Letland aanmoedigen, teneinde de overdracht van knowhow voor het uitwerken van een economisch beleid te versnellen en te zorgen voor de ruime verspreiding van onderzoekresultaten die voor het beleid van belang kunnen zijn.

Artikel 99 Openbaar bestuur

De partijen bevorderen samenwerking tussen hun overheidsinstanties, waaronder het opzetten van uitwisselingsprogramma's, teneinde de wederzijdse bekendheid met de structuur en het functioneren van elkaars systemen te vergroten.

Artikel 100 Drugs

1. Binnen het kader van hun respectieve bevoegdheden werken de partijen samen aan het verhogen van de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het beleid en de maatregelen om de illegale productie en aanvoer van en handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, evenals het oneigenlijk gebruik van precursoren, te bestrijden, alsmede aan bevordering van de preventie en terugdringing van de vraag naar verdovende middelen.

2. De partijen komen overeen welke samenwerkingsmethoden er nodig zijn om deze doelstellingen te bereiken, met inbegrip van de wijze van tenuitvoerlegging van gemeenschappelijke acties.

3. Hun optreden wordt gebaseerd op verleg en nauwe coördinatie met betrekking tot de doelstellingen en beleidsmaatregelen op de in lid 1 genoemde terreinen, en houdt mede in het verstrekken van technische bijstand door de Gemeenschap waar dit mogelijk is.

De samenwerking ter bestrijding van de illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen omvat technische en administratieve bijstand, zoals:

- uitwerking en tenuitvoerlegging van nationale wetgeving;

- oprichting of versterking van instellingen en informatiecentra en van centra voor sociale gezondheidszorg;

- het verhogen van de doeltreffendheid van instellingen die betrokken zijn bij de bestrijding van de illegale drugshandel;

- opleiding van personeel; onderzoek;

- preventie van het onrechtmatig gebruik van precursoren en andere belangrijke chemische stoffen die gebruikt worden voor de illegale vervaardiging van verdovende middelen of psychotrope stoffen, door het vaststellen van passende normen, gelijkwaardig met die van de Gemeenschap en van relevante internationale organen, inzonderheid de Chemical Action Task Force (CATF).

De partijen kunnen overeenkomen de samenwerking tot andere terreinen uit te breiden.

TITEL VII SAMENWERKING OP HET GEBIED VAN VOORKOMING VAN ILLEGALE ACTIVITEITEN

Artikel 101

1. De partijen werken binnen de grenzen van hun bevoegdheden samen ter voorkoming van illegale activiteiten, zoals met name:

- illegale immigratie en de illegale aanwezigheid van hun onderdanen op het grondgebied van de andere partij, met inachtneming van het beginsel en de praktijk van wedertoelating;

- corruptie;

- illegale transacties met betrekking tot industriële afvalstoffen en vervalste producten;

- illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen;

- illegale handel in radioactieve en nucleaire materialen;

- illegale overbrenging van motorvoertuigen;

- georganiseerde misdaad.

2. De samenwerking op de in lid 1 genoemde terreinen is gebaseerd op wederzijds overleg en nauwe coördinatie tussen de partijen en omvat technische en administratieve bijstand met betrekking tot:

- het opstellen van nationale wetgeving;

- de oprichting van informatiecentra;

- verhoging van de doeltreffendheid van instellingen die belast zijn met het voorkomen van illegale activiteiten;

- de opleiding van personeel en de ontwikkeling van onderzoekinfrastructuur;

- de uitwerking van voor beide partijen aanvaardbare maatregelen ter bestrijding van illegale activiteiten.

De partijen kunnen overeenkomen de samenwerking tot andere terreinen uit te breiden.

TITEL VIII CULTURELE SAMENWERKING

Artikel 102

1. De partijen verbinden zich tot het bevorderen, aanmoedigen en vergemakkelijken van de culturele samenwerking. Waar nodig kunnen de communautaire programma's voor culturele samenwerking of de programma's van een of meer lidstaten tot Letland worden uitgebreid en verdere maatregelen van wederzijds belang worden ontwikkeld.

Deze samenwerking kan met name betrekking hebben op:

- vertaling van literaire werken;

- uitwisseling van niet-commerciële kunstwerken en van kunstenaars;

- het conserveren en restaureren van monumenten en plaatsen (het architectonisch en cultureel erfgoed);

- opleiding;

- culturele evenementen (bijvoorbeeld muziekfestivals);

- publiciteit over belangrijke culturele evenementen;

- samenwerking tussen bibliotheken.

2. De partijen kunnen samenwerken op het gebied van de promotie van de Europese audiovisuele industrie. Met name is het mogelijk dat de Letse audiovisuele sector deelneemt aan activiteiten die door de Gemeenschap in het kader van het Media-programma worden georganiseerd, overeenkomstig de procedures die zijn vastgesteld door de instanties die voor de diverse activiteiten verantwoordelijk zijn, alsmede het besluit van de Raad van 21 december 1990 waarbij het programma werd ingesteld.

De partijen coördineren en waar nodig harmoniseren hun beleid inzake de reglementering van grensoverschrijdende radio- en televisie-uitzendingen, waarbij bijzondere aandacht wordt besteed aan vraagstukken met betrekking tot de verkrijging van intellectuele-eigendomsrechten voor satelliet- of kabeluitzendingen, inzake technische normen en de promotie van Europese audiovisuele technologie.

De samenwerking kan onder andere inhouden uitwisseling van programma's, studietoelagen en opleidingsfaciliteiten voor journalisten en andere mediaspecialisten.

TITEL IX FINANCIËLE SAMENWERKING

Artikel 103

Met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen van deze Overeenkomst, in overeenstemming met de artikelen 104, 105, 106 en 107, en onverminderd artikel 107, ontvangt Letland tijdelijk financiële bijstand van de Gemeenschap in de vorm van subsidies en leningen, met inbegrip van leningen van de Europese Investeringsbank (EIB), overeenkomstig artikel 18 van het Statuut van de Bank, teneinde de economische hervorming van Letland te versnellen.

Artikel 104

Deze financiële bijstand wordt verstrekt:

- hetzij in het kader van een indicatief Phare-meerjarenprogramma, zoals vastgesteld bij Verordening (EEG) nr. 3906/89 van de Raad, als gewijzigd, hetzij in het kader van een nieuw meerjarig financieringsplan dat door de Gemeenschap wordt opgezet na overleg met Letland en met inachtneming van de overwegingen van de artikelen 105 en 106;

- in de vorm van een lening of leningen van de Europese Investeringsbank met een nog vast te stellen maximum en looptijd; een en ander na overleg met Letland overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Artikel 105

De doelstellingen en terreinen van de financiële bijstand van de Gemeenschap worden door de partijen in overleg in een indicatief programma vastgelegd. De partijen stellen de Associatieraad daarvan in kennis.

Artikel 106

1. Indien zich bijzondere behoeften voordoen, onderzoekt de Gemeenschap, met inachtneming van de beschikbaarheid van alle financiële middelen, op verzoek van Letland en in coördinatie met de internationale financiële instellingen in het kader van de G-24 de mogelijkheid om tijdelijk financiële bijstand te verlenen

- ter ondersteuning van maatregelen voor het handhaven van de convertibiliteit van de Letse munteenheid;

- ter ondersteuning van maatregelen op middellange termijn voor stabilisering en structurele aanpassing, onder meer via steun voor de betalingsbalans.

2. Deze financiële bijstand wordt verleend op voorwaarde dat Letland door het Internationaal Monetair Fonds in het kader van de G-24 ondersteunde programma's indient voor convertibiliteit en/of voor herstructurering van zijn economie, naar gelang van de behoeften, dat de Gemeenschap met die programma's instemt, dat Letland zich aan die programma's blijft houden en, als uiteindelijk doel, dat een snelle overgang naar financiering uit particuliere bronnen tot stand komt.

3. De Associatieraad wordt ingelicht over de voorwaarden waaronder de bijstand wordt verleend en over de wijze waarop Letland zijn verplichtingen met betrekking tot de bijstand nakomt.

Artikel 107

De financiële bijstand van de Gemeenschap wordt beoordeeld in het licht van de behoeften en van het ontwikkelingspeil van Letland, met inachtneming van de vastgestelde prioriteiten, de absorptiecapaciteit van de Letse economie, het vermogen van het land om leningen af te lossen, en de vooruitgang in de richting van een markteconomie en herstructurering in Letland.

Artikel 108

Om optimaal profijt te kunnen trekken uit de beschikbare middelen zorgen de partijen ervoor dat de bijdragen van de Gemeenschap worden toegekend in nauwe coördinatie met die uit andere financieringsbronnen, zoals de lidstaten, andere landen, onder meer die van G-24, en internationale financiële instellingen zoals het Internationaal Monetair Fonds, de Internationale Bank voor Herstel en Ontwikkeling en de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling.

Artikel 109

Letland neemt deel aan kaderprogramma's, specifieke programma's, projecten en andere activiteiten van de Gemeenschap op de in bijlage XVIII vastgestelde gebieden. De Associatieraad stelt de voorwaarden voor de deelname van Letland aan de in bijlage XVIII genoemde activiteiten vast onverminderd de huidige deelname van Letland aan die activiteiten. Bij het vaststellen van de financiële bijdrage van Letland aan de in bijlage XVIII genoemde activiteiten wordt uitgegaan van het beginsel dat de kosten die uit de deelname van Letland voortvloeien door Letland zelf worden gedragen. Indien nodig kan de Gemeenschap per afzonderlijk geval, overeenkomstig de voorschriften die op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen van toepassing zijn, besluiten tot een aanvulling op Letlands bijdrage.

TITEL X INSTITUTIONELE, ALGEMENE EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 110

Er wordt een Associatieraad opgericht die toezicht houdt op de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst. De Associatieraad komt eens per jaar of telkens wanneer de omstandigheden zulks vereisen op ministerieel niveau bijeen. Hij behandelt alle belangrijke vraagstukken die zich in het kader van de Overeenkomst voordoen en alle andere bilaterale of internationale vraagstukken van gemeenschappelijk belang.

Artikel 111

1. De Associatieraad bestaat uit leden van de Raad van de Europese Unie en leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, enerzijds, en uit door de Regering van Letland benoemde leden, anderzijds.

2. De leden van de Associatieraad mogen regelingen treffen om zich te doen vertegenwoordigen, overeenkomstig de daartoe in het reglement van orde van de Associatieraad vast te stellen voorwaarden.

3. De Associatieraad stelt zijn eigen reglement van orde vast.

4. De Associatieraad wordt beurtelings voorgezeten door een lid van de Raad van de Europese Unie en door een lid van de Regering van Letland, zulks overeenkomstig de in het reglement van orde van de Associatieraad vast te stellen bepalingen.

5. Waar nodig neemt de Europese Investeringsbank als waarneemster aan de werkzaamheden van de Associatieraad deel.

Artikel 112

De Associatieraad heeft, voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de Overeenkomst, in de in de Overeenkomst genoemde gevallen beslissingsbevoegdheid. Zijn besluiten zijn bindend voor de partijen, die de nodige maatregelen treffen voor de uitvoering ervan. De Associatieraad kan tevens alle nuttige aanbevelingen doen.

De besluiten en aanbevelingen van de Associatieraad worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen de partijen.

Artikel 113

1. Elk van beide partijen kan ieder geschil dat verband houdt met de toepassing of de interpretatie van deze Overeenkomst aan de Associatieraad voorleggen.

2. De Associatieraad kan het geschil bij besluit beslechten.

3. Elk van beide partijen is verplicht de voor de uitvoering van het in lid 2 bedoelde besluit vereiste maatregelen te treffen.

4. Indien het geschil niet overeenkomstig lid 2 kan worden beslecht, kan elk van beide partijen de andere ervan in kennis stellen dat zij een arbiter heeft aangewezen, waarop de andere partij binnen twee maanden een tweede arbiter moet aanwijzen. Voor de toepassing van deze procedures worden de Gemeenschap en de lidstaten geacht één partij bij het geschil te zijn.

De Associatieraad wijst een derde arbiter aan.

De arbiters beslissen bij meerderheid van stemmen.

Elke partij bij het geschil dient de nodige stappen te ondernemen om de beslissing van de arbiters ten uitvoer te leggen.

Artikel 114

1. De Associatieraad wordt bij de vervulling van zijn taken bijgestaan door een Associatiecomité, bestaande uit vertegenwoordigers van de leden van de Raad van de Europese Unie en van leden van de Commissie van de Europese Gemeenschappen, enerzijds, en uit vertegenwoordigers van de Regering van Letland, anderzijds; in beginsel zijn dit hogere ambtenaren.

De Associatieraad bepaalt in zijn reglement van orde de taken van het Associatiecomité, waaronder de voorbereiding van de vergaderingen van de Associatieraad, alsmede de werkwijze van het Comité.

2. De Associatieraad kan elk van zijn bevoegdheden aan het Associatiecomité delegeren. In dat geval neemt het Associatiecomité zijn besluiten overeenkomstig het bepaalde in artikel 112.

Artikel 115

De Associatieraad kan tot de oprichting besluiten van ieder ander speciaal comité of lichaam dat hem bij de uitvoering van zijn taken kan bijstaan.

In zijn reglement van orde legt de Associatieraad de samenstelling van deze comités of lichamen vast en bepaalt hij hun taken en werkwijze.

Artikel 116

Er wordt een Parlementair Comité opgericht. Dit dient als forum voor ontmoetingen en gedachtewisseling tussen leden van het Letse Parlement en het Europees Parlement. Het Comité komt bijeen met door het Comité te bepalen tussenpozen.

Artikel 117

1. Het Parlementair Comité bestaat uit leden van het Europees Parlement, enerzijds, en uit leden van het Letse Parlement, anderzijds.

2. Het Parlementair Comité stelt zijn reglement van orde vast.

3. Het Parlementair Comité wordt bij toerbeurt door het Europees Parlement en door het Letse Parlement voorgezeten, volgens de in zijn reglement van orde op te nemen bepalingen.

Artikel 118

Het Parlementair Comité kan bij de Associatieraad om terzake doende inlichtingen over de tenuitvoerlegging van deze Overeenkomst verzoeken. De Associatieraad verstrekt het Parlementair Comité de verlangde informatie.

Het Parlementair Comité wordt ingelicht over de besluiten van de Associatieraad.

Het Parlementair Comité kan aanbevelingen doen aan de Associatieraad.

Artikel 119

Binnen het toepassingsgebied van deze Overeenkomst verbindt elk van beide partijen zich ertoe erop toe te zien dat natuurlijke personen en rechtspersonen van de andere partij, zonder discriminatie ten opzichte van de eigen onderdanen, toegang hebben tot de terzake bevoegde rechterlijke en administratieve instanties van de partijen, ter bescherming van hun persoonlijkheidsrechten en hun eigendomsrechten, met inbegrip van die met betrekking tot hun intellectuele, industriële en commerciële eigendom.

Artikel 120

Niets in de Overeenkomst belet een partij maatregelen te nemen:

a) die zij nodig acht om de onthulling van informatie die tegen haar vitale veiligheidsbelangen indruist te beletten;

b) die verband houden met de productie van of de handel in wapens, munitie of oorlogsmaterieel of met onderzoek, ontwikkeling of productie die voor defensiedoeleinden onmisbaar zijn, mits deze maatregelen geen afbreuk doen aan de concurrentievoorwaarden voor producten die niet voor specifiek militaire doeleinden bestemd zijn;

c) die zij van vitaal belang voor haar eigen veiligheid acht, in geval van ernstige binnenlandse onrust waardoor de openbare orde wordt bedreigd, in tijden van oorlog of ernstige internationale spanningen die een oorlogsdreiging inhouden, of om verplichtingen na te komen die zij voor de bewaring van de vrede en de internationale veiligheid heeft aangegaan;

d) die zij noodzakelijk acht voor het nakomen van haar internationale verplichtingen en verbintenissen met betrekking tot de controle op industriële goederen en technologieën voor tweeërlei gebruik.

Artikel 121

1. Op de door deze Overeenkomst bestreken terreinen en onverminderd eventueel daarin vervatte bijzondere bepalingen geldt het volgende:

- de regelingen die Letland ten opzichte van de Gemeenschap toepast mogen geen aanleiding geven tot discriminatie tussen de lidstaten, hun onderdanen dan wel hun vennootschappen of filialen;

- de regelingen die de Gemeenschap ten opzichte van Letland toepast mogen geen aanleiding geven tot discriminatie tussen Letse onderdanen of vennootschappen of filialen.

2. Het bepaalde in lid 1 doet geen afbreuk aan het recht van de partijen om de terzake doende bepalingen van hun belastingwetgeving toe te passen op belastingplichtigen die niet in dezelfde situatie verkeren ten aanzien van hun woonplaats.

Artikel 122

Producten van oorsprong uit Letland krijgen bij invoer in de Gemeenschap geen gunstigere behandeling dan die welke de lidstaten onderling toepassen.

De behandeling waarop Letland krachtens titel IV en hoofdstuk I van titel V aanspraak heeft, mag niet gunstiger zijn dan die welke de lidstaten onderling toepassen.

Artikel 123

1. De partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens deze Overeenkomst te voldoen. Zij zien erop toe dat de in de Overeenkomst aangegeven doelstellingen worden bereikt.

2. Indien een der partijen van mening is dat de andere partij een verplichting van de Overeenkomst niet is nagekomen, kan zij passende maatregelen treffen. Alvorens dit te doen verstrekt zij, behalve in bijzonder dringende gevallen, de Associatieraad alle terzake doende informatie die nodig is voor een grondig onderzoek van de situatie, om een voor beide partijen aanvaardbare oplossing te vinden.

Bij voorrang moeten die maatregelen worden gekozen die de goede werking van de Overeenkomst het minst verstoren. Deze maatregelen worden onmiddellijk ter kennis van de Associatieraad gebracht; op verzoek van de andere partij wordt daaromtrent in de Associatieraad overleg gepleegd.

Artikel 124

Tot in het kader van deze Overeenkomst gelijkwaardige rechten zijn verwezenlijkt voor personen en ondernemers, doet de Overeenkomst geen afbreuk aan rechten die hun worden verleend bij bestaande overeenkomsten tussen een of meer lidstaten, enerzijds, en Letland anderzijds, met uitzondering van sectoren die onder de communautaire bevoegdheid vallen en onverminderd de voor de lidstaten uit deze Overeenkomst voortvloeiende verplichtingen in sectoren waarvoor zij bevoegd zijn.

Artikel 125

Voor de toepassing van deze Overeenkomst wordt onder "partijen" verstaan de Gemeenschap, of haar lidstaten, of de Gemeenschap en haar lidstaten, in overeenstemming met hun respectieve bevoegdheden, enerzijds, en Letland, anderzijds.

Artikel 126

De Protocollen nrs. 1 tot en met 5 en de bijlagen I tot en met XVIII vormen een integrerend bestanddeel van deze Overeenkomst.

Artikel 127

Deze Overeenkomst wordt voor onbepaalde tijd gesloten.

Elk der beide partijen kan deze Overeenkomst door kennisgeving aan de andere partij opzeggen. Deze Overeenkomst houdt op van toepassing te zijn zes maanden na de datum van die kennisgeving.

Artikel 128

Het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie is de depositaris van deze Overeenkomst.

Artikel 129

Deze Overeenkomst is van toepassing op, enerzijds, de grondgebieden waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal van toepassing zijn, onder de in die Verdragen vastgestelde voorwaarden, en, anderzijds, op het grondgebied van de Republiek Letland.

Artikel 130

Deze Overeenkomst is opgesteld in tweevoud in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse, de Zweedse en de Letse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Artikel 131

Deze Overeenkomst wordt door de partijen volgens hun eigen procedures goedgekeurd.

Deze Overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand na de datum waarop de partijen elkander kennisgeving doen van het feit dat de in de eerste alinea bedoelde procedures zijn voltooid.

Bij haar inwerkingtreding vervangt deze Overeenkomst de op 11 mei 1992 ondertekende Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Letland inzake handel en economische en commerciële samenwerking.

Deze Overeenkomst is gedeeltelijk gebaseerd op, is een verdere uitwerking van en bevat de wezenlijke bepalingen van de op 18 juli 1994 ondertekende Overeenkomst betreffende vrijhandel en met handel verband houdende zaken tussen de Europese Gemeenschap, de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal enerzijds en de Republiek Letland anderzijds. Bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst komt zij in de plaats van de Overeenkomst betreffende vrijhandel en met handel verband houdende zaken.

De besluiten van het Gemengd Comité dat bij de Overeenkomst inzake handel en economische en commerciële samenwerking is ingesteld, en dat tevens de taken uitvoert die aan dit Comité zijn toegewezen bij de Overeenkomst betreffende vrijhandel en met handel verband houdende zaken, blijven van toepassing totdat zij bij besluiten van de Associatieraad worden ingetrokken.

Tijdens de eerste vergadering van de Associatieraad stelt deze alle wijzigingen van deze Overeenkomst - met name van de protocollen en bijlagen - vast die vereist zijn om de Overeenkomst aan te passen aan wijzigingen van de Overeenkomst betreffende vrijhandel en met handel verband houdende zaken die door het Gemengd Comité in de periode tussen de ondertekening en de inwerkingtreding van deze Overeenkomst zijn vastgesteld.

Hecho en Luxemburgo, el doce de junio de mil novecientos noventa y cinco.

Udfærdiget i Luxembourg den tolvte juni nitten hundrede og fem og halvfems.

Geschehen zu Luxemburg am zwölften Juni neunzehnhundertfünfundneunzig.

¸ãéíå óôï Ëïõîåìâïýñãï, óôéò äþäåêá Éïõíßïõ ÷ßëéá åííéáêüóéá åíåíÞíôá ðÝíôå.

Done at Luxembourg on the twelfth day of June in the year one thousand nine hundred and ninety-five.

Fait à Luxembourg, le douze juin mil neuf cent quatre-vingt-quinze.

Fatto a Lussemburgo, addì dodici giugno millenovecentonovantacinque.

Gedaan te Luxemburg, de twaalfde juni negentienhonderd vijfennegentig.

Feito em Luxemburgo, em doze de Junho de mil novecentos e noventa e cinco.

Tehty Luxemburgissa kahdentenatoista päivänä kesäkuuta vuonna tuhatyhdeksänsataayhdeksänkymmentäviisi.

Som skedde i Luxemburg den tolfte juni nittonhundranittiofem.

Parakst Eits Luksemburg Ea, j Eunija divpadsmitaj Ea dien Ea, t Euksto Os devii simti devidesmit piektaj Ea gad Ea.

Pour le royaume de Belgique

Voor het Koninkrijk België

Für das Königreich Belgien

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Deze handtekening verbindt eveneens de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Vlaamse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

På Kongeriget Danmarks vegne

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Für die Bundesrepublik Deutschland

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Ãéá ôçí ÅëëçíéêÞ Äçìïêñáôßá

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Por el Reino de España

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Pour la République française

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Thar ceann na hÉireann

For Ireland

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Per la Repubblica italiana

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Pour le grand-duché de Luxembourg

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Für die Republik Österreich

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Pela República Portuguesa

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Suomen tasavallan puolesta

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

För Konungariket Sverige

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

For the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Por las Comunidades Europeas

For De Europæiske Fællesskaber

Für die Europäischen Gemeinschaften

Ãéá ôéò ÅõñùðáúêÝò Êïéíüôçôåò

For the European Communities

Pour les Communautés européennes

Per le Comunità europee

Voor de Europese Gemeenschappen

Pelas Comunidades Europeias

Euroopan yhteisöjen puolesta

På Europeiska gemenskapernas vägnar

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Latvijas Republikas v Eard Ea

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

BIJLAGE I

Lijst van producten bedoeld in de artikelen 9 en 18 van de Overeenkomst

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE IV

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE V

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE VI

Lijst van producten bedoeld in artikel 17 Goederen waarvoor de Gemeenschap en Letland een landbouwelement in de rechten handhaven:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE VII

Lijst van producten bedoeld in artikel 20, lid 2

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Bijlage bij bijlage VII

Minimuminvoerprijsregeling voor bepaalde voor verwerking bestemde soorten zacht fruit

1. Per verkoopseizoen zijn voor de volgende producten minimumprijzen bij de invoer vastgesteld:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Deze minimumprijzen worden door de Gemeenschap in overleg met Letland vastgesteld, rekening houdend met de prijsontwikkeling, de ingevoerde hoeveelheden en de tendensen op de markt van de Gemeenschap.

2. De minimumprijsregeling bij de invoer wordt met verwijzing naar de volgende criteria nageleefd:

- voor geen enkel kwartaal van een verkoopseizoen mag de gemiddelde eenheidswaarde van de verschillende in punt 1 opgesomde en in de Gemeenschap ingevoerde producten lager zijn dan de minimumprijs bij invoer die voor het betrokken product is vastgesteld;

- voor geen enkele periode van twee weken mag de gemiddelde eenheidswaarde van de in punt 1 opgesomde en in de Gemeenschap ingevoerde producten lager zijn dan 90 % van de minimumprijs bij invoer die voor het betrokken product is vastgesteld, vanaf het moment waarop de in de loop van deze periode ingevoerde hoeveelheden niet lager zijn dan 4 % van het normale jaarniveau van invoer.

3. Bij niet-naleving van een dezer criteria kan de Gemeenschap maatregelen invoeren waardoor wordt gewaarborgd dat de minimumprijs bij invoer voor elk van de zendingen van het betrokken uit Letland ingevoerde product wordt nageleefd.

BIJLAGE VIII

Producten bedoeld in artikel 20, lid 2

Regelingen voor de invoer van levende runderen, rundvlees, schapen- en geitenvlees in de Gemeenschap.

1. Los van de balansregelingen waarin in Verordening (EEG) nr. 805/68 is voorzien, wordt een algemeen tariefcontingent van 3 500 stuks levende runderen voor het mesten of voor de slacht, met een levend gewicht van niet minder dan 160 kg doch niet meer dan 300 kg, vallende onder GN-code 0102, geopend voor invoer uit Letland, Litouwen en Estland.

De hoogte van het verlaagde recht of het specifieke recht dat van toepassing is op dieren van dit contingent wordt vastgesteld op 25 % van het volledige bedrag van de heffing of de hoogte van het specifieke recht.

2. Ingeval uit voorspellingen blijkt dat de invoer in de Gemeenschap wellicht meer bedraagt dan 425 000 stuks voor enig jaar, kan de Gemeenschap overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 805/68, ondanks andere rechten uit de Overeenkomst, vrijwaringsmaatregelen nemen.

3. Voor invoer uit Letland, Litouwen en Estland wordt een algemeen tariefcontingent geopend van 1 500 ton vlees van runderen, vers, gekoeld of bevroren, vallende onder de GN-codes 0201 en 0202.

De krachtens dit contingent van toepassing zijnde hoogte van het verlaagde recht en van de heffing of het specifieke recht wordt vastgesteld op 40 % van hun volledige bedrag.

4. In het kader van de autonome invoerregelingen overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 3643/85 wordt voor Letland, Litouwen en Estland een algemeen contingent voorbehouden van 100 ton vlees van schapen of geiten, vers, gekoeld of bevroren, vallende onder GN-code 0204.

BIJLAGE IX

Lijst van producten bedoeld in artikel 20, lid 2

Voor invoer in de Europese Gemeenschap van de navolgende producten van oorsprong uit Letland geldt een verlaging van 60 % van de variabele heffing, het ad valorem-recht en/of de specifieke rechten, binnen de maxima van de aangegeven hoeveelheden (tariefcontingenten).

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE X

Lijst van producten bedoeld in artikel 20, lid 2

1. Voor de invoer in Letland van de hiernavolgende producten van oorsprong uit de Gemeenschap gelden de hieronder volgende rechten.

2. Van 1995 tot en met 2000 aangenomen tarieven worden met gelijke jaarlijkse bedragen verminderd.

3. Indien in Letland een gunstig handelsstelsel van kracht is, dan wordt dit op de invoer uit de Gemeenschap toegepast.

4. De invoer in Letland van andere landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap dan de in deze bijlage opgenomen producten is vrij van rechten of van heffingen met mogelijke werking.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE XI

Lijst van producten bedoeld in artikel 20, lid 2

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE XII

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE XIII

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE XIV Betreffende artikel 44, lid 1

Besluiten met betrekking tot onroerendgoedbezit in grensgebieden, overeenkomstig de geldende wetgeving in bepaalde lidstaten van de Gemeenschap.

Dit voorbehoud mag niet worden toegepast op een wijze die onverenigbaar is met de meestbegunstigingsbehandeling.

BIJLAGE XV Betreffende artikel 44, lid 2, onder i)

1. Vervaardiging en verkoop van wapens en explosieven.

2. Het organiseren en uitvoeren van kansspelen.

3. De handel in en bemiddeling met betrekking tot onroerend goed.

4. Eigendom van haveninfrastructuur.

Een communautaire vennootschap kan in de bovengenoemde sectoren geen dochteronderneming vestigen.

Deze voorbehouden mogen niet worden toegepast op een wijze die onverenigbaar is met de meestbegunstigingsbehandeling.

BIJLAGE XVI Betreffende artikel 47

Financiële diensten

FINANCIËLE DIENSTEN: DEFINITIES

Een financiële dienst is een dienst van financiële aard die door een financiële dienstverlener van een partij wordt aangeboden. Financiële diensten omvatten de volgende activiteiten:

A. Alle verzekeringsdiensten en daarmee verband houdende diensten

1. Directe verzekering (met inbegrip van co-assurantie):

i) levensverzekering;

ii) niet-levensverzekering.

2. Herverzekering en retrocessie.

3. Verzekeringsbemiddeling, zoals diensten van makelaars en agenten.

4. Nevendiensten van het verzekeringsbedrijf, zoals diensten op het gebied van advisering, actuariaat, risicobeoordeling en schaderegeling.

B. Bancaire en andere financiële diensten (verzekeringen niet inbegrepen)

1. In ontvangst nemen van deposito's en andere terugbetaalbare gelden van het publiek.

2. Verstrekken van leningen, met inbegrip van onder meer consumentenkrediet, hypothecair krediet, factoring en financiering van handelstransacties.

3. Financiële leasing.

4. Alle betalings- en geldovermakingsdiensten, met inbegrip van krediet- en betaalkaarten, reischeques en kredietbrieven.

5. Verlenen van garanties en stellen van borgtochten.

6. Transacties voor eigen rekening of voor rekening van cliënten, hetzij ter beurze, hetzij op een markt buiten de beurs, hetzij anderszins, met betrekking tot:

a) geldmarktinstrumenten (cheques, wissels, depositocertificaten en dergelijke);

b) vreemde valuta's;

c) afgeleide producten, zoals bijvoorbeeld futures en opties;

d) wisselkoers- en rente-instrumenten, met inbegrip van producten zoals swaps, rentetermijncontracten, enz.;

e) effecten;

f) andere waardepapieren en financiële activa, met inbegrip van ongemunt goud en zilver.

7. Deelneming aan emissies van diverse soorten effecten, met inbegrip van het overnemen en plaatsen van emissies als agent (openbaar of particulier) en het verlenen van daarmee verband houdende diensten.

8. Bemiddeling op de interbankmarkten.

9. Beheer van activa, bijvoorbeeld geld- of vermogensbeheer, alle vormen van beheer van collectieve belegging, beheer van pensioenfondsen alsmede bewaar-, deposito- en trustdiensten.

10. Vereffenings- en verrekeningsdiensten voor financiële activa met inbegrip van effecten, afgeleide producten en andere waardepapieren.

11. Advisering en andere financiële nevendiensten in verband met de in de punten 1 tot en met 10 genoemde activiteiten, met inbegrip van kredietreferenties en -analyse, onderzoek en advies in verband met beleggingen en portefeuillesamenstelling, alsmede advies over overnames en over bedrijfsreorganisatie en -strategie.

12. Verstrekken en overdragen van financiële informatie, financiële gegevensverwerking en bijbehorende software door verleners van andere financiële diensten.

De volgende activiteiten zijn van de definitie van financiële diensten uitgesloten:

a) activiteiten van centrale banken of andere overheidsinstellingen voor de tenuitvoerlegging van het monetaire beleid of het wisselkoersbeleid;

b) activiteiten die voor rekening of met garantie van de staat worden verricht door centrale banken, overheidsinstanties of -organisaties of openbare instellingen, behalve wanneer die activiteiten door financiële dienstverleners in concurrentie met die overheidslichamen mogen worden uitgevoerd;

c) activiteiten die deel uitmaken van een wettelijk stelsel van sociale zekerheid of van wettelijke pensioenregelingen, behalve wanneer die activiteiten door financiële dienstverleners in concurrentie met overheidslichamen of particuliere instellingen mogen worden uitgevoerd.

BIJLAGE XVII Betreffende artikel 67

Bescherming van de intellectuele, industriële en commerciële eigendom

1. Artikel 67, lid 3, heeft betrekking op de volgende multilaterale verdragen:

- Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst (Akte van Parijs 1971);

- Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties (Rome 1961);

- Overeenkomst van Nice betreffende internationale classificatie van de waren en diensten ten behoeve van de inschrijving van merken (Genève 1977, gewijzigd in 1979);

- Protocol betreffende de Schikking van Madrid inzake de internationale inschrijving van merken (Madrid 1989);

- Verdrag van Boedapest inzake de internationale erkenning van het depot van micro-organismen ten dienste van de octrooiverlening (1977, gewijzigd in 1980);

- Internationaal Verdrag tot bescherming van kweekproducten (UPOV) (Akte van Genève 1991).

De Associatieraad kan besluiten dat artikel 67, lid 3, nog op andere multilaterale verdragen van toepassing is.

2. De partijen bevestigen het belang dat zij hechten aan de verplichtingen die uit de volgende multilaterale verdragen voortvloeien:

- Schikking van Madrid betreffende de internationale inschrijving van merken (Akte van Stockholm 1967, gewijzigd in 1979);

- Overeenkomst van Parijs voor de bescherming van de industriële eigendom (Akte van Stockholm 1967, gewijzigd in 1979);

- Verdrag inzake samenwerking bij octrooien (Washington 1970, gewijzigd in 1979 en 1984).

3. Vanaf de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst verleent Letland ten aanzien van de erkenning en bescherming van de intellectuele, industriële en commerciële eigendom aan communautaire vennootschappen en onderdanen een niet minder gunstige behandeling dan die welke Letland op grond van bilaterale overeenkomsten aan derde landen verleent.

4. De bepalingen van lid 3 zijn niet van toepassing op voordelen die Letland op basis van daadwerkelijke wederkerigheid toekent aan derde landen.

BIJLAGE XVIII Betreffende artikel 109

Deelname van Letland aan Gemeenschapsprogramma's

Letland kan deelnemen aan communautaire kaderprogramma's, specifieke programma's, projecten of andere activiteiten op het gebied van:

- onderzoek

- informatiediensten

- milieu

- onderwijs, opleiding en jeugdzaken

- sociaal beleid en gezondheidszorg

- consumentenbescherming

- midden- en kleinbedrijf

- toerisme

- cultuur

- audiovisuele sector

- civiele bescherming

- vereenvoudiging van het handelsverkeer

- energie

- vervoer

- bestrijding van drugs en drugsverslaving.

De Associatieraad kan overeenkomen nieuwe terreinen van communautaire activiteiten aan de bovengenoemde toe te voegen, wanneer dit geacht wordt in het wederzijds belang te zijn, of bij te dragen tot het realiseren van de doelstellingen van de Europa-Overeenkomst.

PROTOCOL Nr. 1 bedoeld in artikel 16, lid 2, waarin andere regelingen worden vastgelegd die voor textielproducten van toepassing zijn

Dit Protocol bestaat uit de Overeenkomst tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Letland betreffende de handel in textielproducten die op 15 juni 1993 te Brussel is geparafeerd en die hier als bijlage is aangehecht.

OVEREENKOMST betreffende de handel in textielproducten tussen de Europese Economische Gemeenschap en de Republiek Letland

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN,

enerzijds, en

DE REGERING VAN DE REPUBLIEK LETLAND,

anderzijds,

STREVENDE NAAR een ordelijke en billijke ontwikkeling van de handel in textielproducten tussen de Europese Economische Gemeenschap (hierna "de Gemeenschap" genoemd) en de Republiek Letland (hierna "Letland" genoemd), met het oog op een blijvende samenwerking en onder voorwaarden die de meeste zekerheid voor het handelsverkeer bieden;

VASTBESLOTEN zoveel mogelijk rekening te houden met de ernstige economische en sociale problemen die zich momenteel in de textielindustrie, zowel in importerende als exporterende landen, voordoen, en met name te voorkomen dat de textielmarkt van de Gemeenschap en de handel in textiel met Letland wordt verstoord;

HEBBEN BESLOTEN deze Overeenkomst te sluiten en hebben te dien einde als gevolmachtigden aangewezen:

DE RAAD VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN

DE REGERING VAN DE REPUBLIEK LETLAND

DIE ALS VOLGT ZIJN OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

1. De handel in de in bijlage I opgesomde textielproducten van oorsprong uit de overeenkomstsluitende partijen wordt voor de looptijd van deze Overeenkomst onder de daarin vastgelegde voorwaarden geliberaliseerd.

2. Behoudens de bepalingen van deze of volgende overeenkomsten verbindt de Gemeenschap zich ertoe de momenteel geldende kwantitatieve invoerbeperkingen voor de in bijlage I vermelde producten op te heffen en daarvoor geen nieuwe kwantitatieve beperkingen in te voeren.

Indien deze Overeenkomst opgezegd of niet vervangen wordt, worden opnieuw kwantitatieve invoerbeperkingen ingevoerd.

3. Gedurende de looptijd van deze Overeenkomst mogen geen maatregelen worden genomen die voor de invoer in de Gemeenschap van de in bijlage I vermelde producten dezelfde gevolgen hebben als kwantitatieve beperkingen.

Artikel 2

1. Op het ogenblik dat deze Overeenkomst van kracht wordt, gelden geen kwantitatieve maxima voor de uitvoer van de in bijlage I vermelde producten van oorsprong uit Letland in de Gemeenschap. Kwantitatieve maxima mogen echter later onder de in artikel 5 genoemde voorwaarden worden ingesteld.

2. Worden kwantitatieve maxima ingesteld, dan is de uitvoer van textielproducten waarop kwantitatieve maxima van toepassing zijn, onderworpen aan het in Protocol A omschreven stelsel van dubbele controle.

3. Bij de inwerkingtreding van deze Overeenkomst wordt de uitvoer van de in bijlage II genoemde producten waarvoor geen kwantitatieve maxima gelden onderworpen aan het in lid 2 bedoelde stelsel van dubbele controle.

4. Na overleg overeenkomstig de procedure van artikel 15 kan de uitvoer van de in bijlage I genoemde producten waarop geen andere kwantitatieve maxima van toepassing zijn dan die welke in bijlage II zijn vermeld, na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst, onderworpen worden aan de in lid 2 bedoelde dubbele controle of aan een systeem van voorafgaand toezicht van de Gemeenschap.

Artikel 3

1. De bij deze Overeenkomst vastgestelde kwantitatieve maxima zijn niet van toepassing op de invoer in de Gemeenschap van onder deze Overeenkomst vallende textielproducten, indien deze voor wederuitvoer uit de Gemeenschap worden aangegeven, in ongewijzigde staat of na veredeling in het kader van het bestaande stelsel van administratieve controle in de Gemeenschap.

Producten die onder de hierboven uiteengezette voorwaarden in de Gemeenschap worden ingevoerd kunnen echter eerst voor binnenlands gebruik worden vrijgegeven na overlegging van een door de Letse autoriteiten afgegeven uitvoervergunning en een bewijs van de oorsprong dat aan de in Protocol A omschreven voorwaarden voldoet.

2. Indien de autoriteiten van de Gemeenschap vaststellen dat de invoer van textielproducten is afgeboekt op een bij deze Overeenkomst vastgesteld kwantitatief maximum, maar dat de producten nadien weer uit de Gemeenschap zijn uitgevoerd, delen zij de autoriteiten van Letland binnen vier weken mede om welke hoeveelheden het gaat en staan zij de invoer van dezelfde hoeveelheid producten van dezelfde categorie toe zonder dat deze wordt afgeboekt op het kwantitatieve maximum dat bij deze Overeenkomst voor het lopende of het daaropvolgende jaar is vastgesteld.

3. De Gemeenschap en Letland erkennen het bijzondere en wel te onderscheiden karakter van de wederinvoer van textielproducten in de Gemeenschap, na veredeling in Letland, als zijnde een bijzondere vorm van industriële en handelssamenwerking.

Worden op grond van artikel 5 kwantitatieve maxima ingesteld, dan zijn deze kwantitatieve beperkingen niet van toepassing op deze wederinvoer, mits daarbij de communautaire wetgeving inzake economische passieve veredeling in acht wordt genomen en de in Protocol C opgenomen bijzondere regelingen daarop van toepassing zijn.

Artikel 4

Worden krachtens artikel 5 kwantitatieve maxima ingesteld, dan zijn volgende bepalingen van toepassing:

1. Vervroegde benutting in een toepassingsjaar van de Overeenkomst van een gedeelte van een voor een volgend jaar vastgesteld kwantitatief maximum is voor alle categorieën producten toegestaan tot 5 % van het kwantitatieve maximum van het lopende toepassingsjaar van de Overeenkomst.

Vervroegde leveringen worden in mindering gebracht op het betrokken kwantitatieve maximum voor het volgende toepassingsjaar van de Overeenkomst.

2. Overboeking naar het overeenkomstige kwantitatieve maximum voor het volgende toepassingsjaar van de Overeenkomst van hoeveelheden die tijdens een toepassingsjaar van de Overeenkomst niet zijn benut, is voor alle categorieën producten toegestaan tot 7 % van het kwantitatieve maximum van het lopende toepassingsjaar van de Overeenkomst.

3. Overboekingen naar categorieën van Groep I zijn slechts toegestaan in de volgende gevallen:

- tussen de categorieën 2 en 3, en van categorie 1 naar de categorieën 2 en 3, tot 4 % van het kwantitatieve maximum van de categorie waarnaar wordt overgeboekt;

- tussen de categorieën 4, 5, 6, 7 en 8, tot 4 % van het kwantitatieve maximum van de categorie waarnaar wordt overgeboekt.

Overboekingen naar elke categorie van de Groepen II, III, IV en V vanuit een of meer categorieën van de Groepen I, II, III, IV en V is toegestaan tot 5 % van het kwantitatieve maximum van de categorie waarnaar wordt overgeboekt.

4. De equivalentietabel voor de bovengenoemde overboekingen is in bijlage I opgenomen.

5. De toename van een categorie producten ten gevolge van de gecumuleerde toepassing van de leden 1, 2 en 3 tijdens een toepassingsjaar van de Overeenkomst mag de volgende percentages niet overschrijden:

- 13 % voor de categorieën producten in Groep I;

- 13,5 % voor de categorieën producten in de Groepen II, III, IV en V.

6. De Letse autoriteiten stellen de andere partij minstens 15 dagen van tevoren in kennis van het feit dat zij gebruikmaken van het bepaalde in de leden 1, 2 en 3.

Artikel 5

1. Op de uitvoer van de in bijlage I van deze Overeenkomst vermelde textielproducten mogen kwantitatieve maxima worden toegepast onder de hierna omschreven voorwaarden.

2. Wanneer de Gemeenschap in het kader van de administratieve controle vaststelt dat het niveau van de invoer van producten van oorsprong uit Letland, van een bepaalde, in bijlage I vermelde categorie, in vergelijking met de totale invoer in de Gemeenschap van producten van die categorie, van welke oorsprong dan ook, in het vorige jaar, de volgende percentages overschrijdt:

- 0,4 % voor categorieën producten in Groep I,

- 2,4 % voor categorieën producten in Groep II,

- 8 % voor categorieën producten in de Groepen III, IV en V,

kan zij volgens de procedure van artikel 15 overleg aanvragen teneinde tot overeenstemming te komen over een passend niveau van beperking voor de producten van die categorie.

3. In afwachting van een voor beide partijen bevredigende oplossing verbindt Letland zich ertoe, vanaf de datum van kennisgeving van het verzoek om overleg, de uitvoer van producten van de betrokken categorie naar de Gemeenschap of naar de door de Gemeenschap aangegeven regio('s) van de Gemeenschap te schorsen of te beperken tot het door de Gemeenschap aangegeven niveau.

De Gemeenschap staat de invoer toe van producten van de desbetreffende categorie die uit Letland zijn verzonden vóór de datum waarop het verzoek om overleg werd ingediend.

4. Indien de overeenkomstsluitende partijen tijdens het overleg binnen de in artikel 15 vermelde termijn geen bevredigende oplossing kunnen vinden, heeft de Gemeenschap het recht een kwantitatief maximum in te stellen op een jaarniveau dat niet lager is dan het volgens lid 2 berekende niveau of, indien dit hoger is, 106 % van de invoer in het kalenderjaar voorafgaande aan dat waarin de invoer het volgens lid 2 berekende niveau heeft overschreden, wat tot het verzoek om overleg aanleiding heeft gegeven.

Het aldus vastgestelde jaarniveau wordt na overleg overeenkomstig artikel 15 naar boven bijgesteld, teneinde aan de voorwaarden in lid 2 te voldoen, indien de ontwikkeling van de totale invoer van het betrokken product in de Gemeenschap dit noodzakelijk maakt.

5. Het jaarlijkse groeipercentage voor de kwantitatieve maxima die op grond van dit artikel worden ingesteld, wordt vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in Protocol D.

6. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing indien de in lid 2 genoemde percentages werden bereikt door een daling van de totale invoer in de Gemeenschap en niet door een stijging van de uitvoer van producten van oorsprong uit Letland.

7. Bij toepassing van de leden 2, 3 of 4 verbindt Letland zich ertoe uitvoervergunningen af te geven voor producten die gedekt zijn door contracten die vóór de instelling van het kwantitatieve maximum zijn gesloten, tot het vastgestelde kwantitatieve maximum is bereikt.

8. Tot de datum van mededeling van de in artikel 12, lid 6, bedoelde statistieken wordt bij de toepassing van lid 2 uitgegaan van de eerder door de Gemeenschap medegedeelde jaarstatistieken.

Artikel 6

1. Met het oog op de goede uitvoering van deze Overeenkomst, komen Letland en de Gemeenschap overeen volledig samen te werken om te voorkomen dat de bepalingen van deze Overeenkomst door wederverzending of routeverlegging van de goederen, valse verklaringen inzake land of plaats van oorsprong, vervalsing van documenten, een onjuiste opgave van de vezelsamenstelling, de hoeveelheid of indeling van de goederen of anderszins worden geschonden, en daartoe het nodige onderzoek in te stellen en de nodige wettelijke en/of bestuursrechtelijke maatregelen te nemen. Letland en de Gemeenschap komen derhalve overeen de nodige juridische maatregelen en bestuursprocedures vast te stellen om tegen dergelijke schendingen te kunnen optreden, met inbegrip van de vaststelling van juridisch bindende sancties ten aanzien van de betrokken exporteurs en/of importeurs.

2. Is de Gemeenschap op grond van beschikbare gegevens van oordeel dat de bepalingen van deze Overeenkomst worden geschonden, dan pleegt zij overleg met Letland teneinde een voor beide partijen bevredigende oplossing te vinden. Dit overleg vindt zo spoedig mogelijk plaats en uiterlijk 30 dagen na indiening van het verzoek daartoe.

3. In afwachting van de resultaten van het in lid 2 bedoelde overleg neemt Letland, op verzoek van de Gemeenschap, bij voldoende bewijs dat de Overeenkomst is geschonden, alle nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat de aanpassing van de krachtens artikel 5 ingestelde kwantitatieve maxima waartoe eventueel bij het in lid 2 bedoelde overleg wordt besloten, kan worden verricht voor het contingentjaar waarin het verzoek om het in lid 2 bedoelde overleg is gedaan, of voor het volgende jaar indien het maximum van het lopende jaar reeds is bereikt.

4. Kunnen partijen tijdens het in lid 2 bedoelde overleg geen bevredigende oplossing vinden, dan heeft de Gemeenschap het recht:

a) bij voldoende bewijs dat producten van oorsprong uit Letland in strijd met deze Overeenkomst zijn ingevoerd, de betrokken hoeveelheden af te boeken op de bij artikel 5 vastgestelde maxima;

b) bij voldoende bewijs dat valse verklaringen inzake vezelsamenstelling, hoeveelheid, aard of indeling van producten van oorsprong uit Letland zijn afgegeven, de invoer van deze producten te weigeren;

c) wanneer blijkt dat wederverzending of routeverlegging plaatsvindt op het grondgebied van Letland van producten die niet uit dit land van oorsprong zijn, kwantitatieve maxima in te voeren voor dezelfde categorieën producten van oorsprong uit Letland, indien daarvoor nog geen kwantitatieve maxima golden, of andere dienstige maatregelen te nemen.

5. Partijen komen, overeenkomstig het bepaalde in Protocol A bij deze Overeenkomst, overeen een systeem van administratieve samenwerking op te zetten om te voorkomen dat de Overeenkomst wordt geschonden en om problemen in verband met schendingen van de Overeenkomst te regelen.

Artikel 7

1. De bij deze Overeenkomst vastgestelde kwantitatieve maxima voor invoer in de Gemeenschap van textielproducten van oorsprong uit Letland worden door de Gemeenschap niet in regionale quota onderverdeeld.

2. Partijen werken samen om plotselinge en schadeveroorzakende wijzigingen in de traditionele handelsstromen die tot een regionale concentratie van de rechtstreekse invoer in de Gemeenschap leiden, te voorkomen.

3. Letland houdt toezicht op de uitvoer van aan beperkingen of controle onderworpen producten naar de Gemeenschap. Mochten zich plotselinge en schade veroorzakende wijzigingen in de traditionele handelsstromen voordoen, dan kan de Gemeenschap vragen dat overleg wordt gepleegd om voor dit probleem een bevredigende oplossing te vinden. Dit overleg moet binnen 15 werkdagen plaatsvinden nadat hierom door de Gemeenschap is verzocht.

4. Letland streeft ernaar de uitvoer in de Gemeenschap van textielproducten waarop kwantitatieve beperkingen van toepassing zijn zo gelijkmatig mogelijk over het jaar te spreiden, waarbij evenwel meer bepaald met seizoensinvloeden rekening moet worden gehouden.

Artikel 8

Bij opzegging van deze Overeenkomst overeenkomstig artikel 19, lid 3, worden de krachtens deze Overeenkomst vastgestelde kwantitatieve maxima in verhouding tot de tijdsduur aangepast, tenzij de overeenkomstsluitende partijen in onderling overleg anders beslissen.

Artikel 9

De Letse uitvoer van weefsels van de huisindustrie, geweven op met de hand of met de voet bediende weefgetouwen, van kledingstukken of andere textielartikelen die met de hand uit dergelijke weefsels zijn vervaardigd en van traditionele met de hand gemaakte folkloristische producten is niet aan kwantitatieve maxima onderworpen, mits deze producten van oorsprong uit Letland aan de in Protocol B neergelegde voorwaarden voldoen.

Artikel 10

1. Indien de Gemeenschap van oordeel is dat een onder deze Overeenkomst vallend textielproduct uit Letland in de Gemeenschap wordt ingevoerd tegen prijzen die onder de prijzen liggen bij normale concurrentieverhoudingen, waardoor de producenten van de Gemeenschap van soortgelijke of rechtstreeks concurrerende producten ernstige schade lijden of dreigen te lijden, kan zij om overleg krachtens artikel 15 verzoeken en zijn de hiernavolgende bepalingen van toepassing.

2. Wordt na dergelijk overleg gezamenlijk overeengekomen dat de in lid 1 omschreven situatie zich voordoet, dan neemt Letland, binnen de grenzen van zijn bevoegdheden, de nodige maatregelen om hiervoor een oplossing te vinden, met name ten aanzien van de verkoopprijs van het product.

3. Teneinde te bepalen of de prijs van een textielproduct onder het normale concurrentieniveau ligt, kan deze worden vergeleken met:

- de prijzen die algemeen worden toegepast voor soortgelijke producten die op normale handelsvoorwaarden door andere exporterende landen in het land van invoer worden verkocht;

- de prijzen van soortgelijke eigen producten op een vergelijkbaar handelsniveau in het land van invoer;

- de laagste prijzen waartegen dezelfde producten in het kader van normale handelstransacties door een ander derde land worden verkocht in de drie maanden voorafgaande aan het verzoek om overleg en die niet tot maatregelen van de Gemeenschap hebben geleid.

4. Is tijdens het in lid 2 bedoelde overleg binnen 30 dagen nadat de Gemeenschap om overleg heeft verzocht geen overeenstemming bereikt, dan kan de Gemeenschap de invoer van dat product tegen de in lid 1 bedoelde lage prijzen tijdelijk schorsen tot dit overleg een voor beide partijen bevredigende oplossing heeft opgeleverd.

5. In buitengewoon ernstige omstandigheden, wanneer bepaalde textielproducten uit Letland tegen dermate onder het normale concurrentieniveau liggende prijzen in de Gemeenschap worden ingevoerd dat dit waarschijnlijk tot moeilijk te herstellen schade zal leiden, kan de Gemeenschap, in afwachting van de resultaten van het overleg, dat zo spoedig mogelijk plaatsvindt, deze invoer tijdelijk schorsen. Partijen zullen er zoveel mogelijk naar streven binnen tien werkdagen na opening van het overleg tot een wederzijds aanvaardbare oplossing te komen.

6. Neemt de Gemeenschap een van de in de leden 4 en 5 genoemde maatregelen, dan kan Letland steeds om overleg verzoeken teneinde de mogelijkheid te bespreken deze maatregelen op te schorten of te wijzigen, voorzover de oorzaak van die maatregelen heeft opgehouden te bestaan.

Artikel 11

1. De indeling van de onder deze Overeenkomst vallende producten geschiedt aan de hand van de nomenclatuur van het gemeenschappelijk douanetarief en de tarief- en statistieknomenclatuur van de Gemeenschap (hierna "gecombineerde nomenclatuur" of, afgekort, "GN" genoemd) en de wijzigingen daarop.

Houdt een indelingsbesluit een wijziging in van de indelingspraktijk of van de categorie van een onder deze Overeenkomst vallend product, dan geldt voor dat product de handelsregeling die na die wijziging op die praktijk of categorie van toepassing is.

Wijzigingen in de gecombineerde nomenclatuur (GN), overeenkomstig de in de Gemeenschap geldende procedures, die betrekking hebben op onder deze Overeenkomst vallende categorieën producten, of besluiten in verband met de indeling van goederen, mogen geen vermindering van de bij deze Overeenkomst vastgestelde kwantitatieve maxima tot gevolg hebben.

2. De oorsprong van de onder deze Overeenkomst vallende producten wordt overeenkomstig de in de Gemeenschap geldende regels vastgesteld.

Wijzigingen in deze regels van oorsprong worden aan Letland medegedeeld en mogen geen vermindering van de krachtens deze Overeenkomst vastgestelde kwantitatieve maxima tot gevolg hebben.

De wijze waarop de oorsprong van bovenbedoelde textielproducten wordt gecontroleerd is in Protocol A omschreven.

Artikel 12

1. Letland verstrekt de Gemeenschap nauwkeurige statistische gegevens over alle afgegeven uitvoervergunningen voor categorieën producten waarvoor de bij deze Overeenkomst vastgestelde kwantitatieve maxima gelden of waarop de dubbele controle van toepassing is, per lidstaat van de Gemeenschap, uitgedrukt in hoeveelheden en waarde, en over alle door de bevoegde overheden van Letland afgegeven certificaten voor de in artikel 9 genoemde producten waarop Protocol B van toepassing is.

2. De Gemeenschap verstrekt van haar kant de autoriteiten van Letland nauwkeurige statistische gegevens over invoervergunningen die door de autoriteiten van de Gemeenschap zijn afgegeven en over de invoer van producten waarop de in artikel 5, lid 2, bedoelde administratieve controle van toepassing is.

3. De bovengenoemde gegevens worden voor alle categorieën producten verstrekt vóór het eind van de maand volgende op de maand waarop de statistieken betrekking hebben.

4. Letland verstrekt op verzoek van de Gemeenschap invoerstatistieken voor alle in bijlage I opgenomen producten.

5. Mocht bij onderzoek van de uitgewisselde gegevens blijken dat er significante verschillen bestaan tussen de uitvoer- en de invoercijfers, dan kan tot overleg worden overgegaan volgens de procedure van artikel 15 van deze Overeenkomst.

6. Voor de toepassing van de bepalingen van artikel 5 verplicht de Gemeenschap zich ertoe de autoriteiten van Letland vóór 15 april van elk jaar de statistieken te verstrekken betreffende de invoer van alle onder deze Overeenkomst vallende textielproducten in het voorafgaande jaar, onderverdeeld per leveranciersland en lidstaat van de Gemeenschap.

Artikel 13

1. Letland schept gunstige voorwaarden voor de invoer van de in bijlage I genoemde producten van oorsprong uit de Gemeenschap en behandelt deze producten onder andere op niet-discriminerende wijze wat betreft de toepassing van kwantitatieve beperkingen, de toekenning van vergunningen en de toewijzing van deviezen voor de betaling van deze invoer. Letland zal haar importeurs eveneens aanbevelen de mogelijkheden te benutten die de producenten in de Gemeenschap van bovenbedoelde textielproducten bieden, en, rekening houdend met de ontwikkeling van de handel tussen de overeenkomstsluitende partijen, deze invoer zoveel mogelijk te liberaliseren.

2. Bij extra behoeften aan leveranties, en in het bijzonder bij een behoefte aan diversificatie van de invoer van textielproducten in Letland, kent Letland de invoer van textielproducten van oorsprong uit de Gemeenschap een niet-discriminerende behandeling toe.

Artikel 14

1. De overeenkomstsluitende partijen komen overeen de ontwikkeling van de handel in textielproducten en kleding elk jaar in het kader van het overleg zoals bedoeld in artikel 15 en aan de hand van de in artikel 12 genoemde statistieken te onderzoeken.

2. Is de Gemeenschap van oordeel dat zij zich in de in artikel 13, lid 2, van deze Overeenkomst vermelde gevallen in vergelijking met een derde land in een ongunstige positie bevindt, dan kan zij overeenkomstig de procedure van artikel 15 om overleg met Letland verzoeken, met het oog op het nemen van de nodige maatregelen.

Artikel 15

1. Behoudens andersluidende bepalingen in deze Overeenkomst, gelden voor de in deze Overeenkomst vermelde overlegprocedures de volgende bepalingen:

- voorzover mogelijk wordt regelmatig overleg gepleegd. Voorts kan eveneens bijzonder aanvullend overleg plaatsvinden;

- elk verzoek om overleg wordt schriftelijk ter kennis gebracht van de andere overeenkomstsluitende partij;

- zo nodig dient het verzoek om overleg binnen een redelijke termijn (en in elk geval binnen 15 dagen na de kennisgeving) te worden gevolgd door een verslag waarin de aanvrager van het overleg uiteenzet waarom hij het overleg heeft aangevraagd;

- het overleg tussen de overeenkomstsluitende partijen wordt binnen een maand na kennisgeving van het verzoek geopend teneinde uiterlijk binnen de volgende maand tot overeenstemming of tot een wederzijds aanvaardbare conclusie te komen;

- de bovengenoemde periode van één maand waarin overeenstemming of een wederzijds aanvaardbare conclusie dient te worden bereikt, kan in onderling overleg worden verlengd.

2. De Gemeenschap kan overeenkomstig lid 1 om overleg verzoeken wanneer zij vaststelt dat er in een bepaald toepassingsjaar van de Overeenkomst moeilijkheden in de Gemeenschap of een van haar regio's ontstaan als gevolg van de, in vergelijking met het voorgaande jaar, sterke stijging van de invoer van een bepaalde categorie producten van groep I, waarop de krachtens deze Overeenkomst vastgestelde kwantitatieve maxima van toepassing zijn.

3. Op verzoek van een der overeenkomstsluitende partijen kan overleg plaatsvinden over alle vraagstukken die uit de toepassing van deze Overeenkomst voortvloeien. Het overleg krachtens dit artikel vindt plaats in een geest van samenwerking en met de wil om de onderlinge geschillen tussen de overeenkomstsluitende partijen te regelen.

Artikel 16

De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe de uitwisseling van personen, groepen en delegaties uit de economische, handels- en industriële wereld te bevorderen, contacten op industrieel, commercieel en technisch gebied in verband met handel en samenwerking in de textiel- en kledingsector te vergemakkelijken, en de organisatie van beurzen en tentoonstellingen van wederzijds belang te ondersteunen.

Artikel 17

Wat de intellectuele eigendom betreft, plegen de overeenkomstsluitende partijen op verzoek van één van hen overleg, volgens de procedure van artikel 15, om een billijke oplossing te vinden voor problemen die zich in verband met de bescherming van merken, tekeningen en modellen van kledingsartikelen en textielproducten mochten voordoen.

Artikel 18

Deze Overeenkomst is van toepassing, enerzijds, op de gebieden waar het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap van toepassing is en onder de in dat Verdrag neergelegde voorwaarden, en, anderzijds, op het grondgebied van de Republiek Letland.

Artikel 19

1. Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de overeenkomstsluitende partijen elkaar in kennis stellen van de voltooiing van de hiertoe noodzakelijke procedures. Zij blijft tot en met 31 december 1997 van toepassing.

2. Deze Overeenkomst is van toepassing met ingang van 1 januari 1993.

3. Partijen kunnen te allen tijde wijzigingen in deze Overeenkomst voorstellen of deze Overeenkomst opzeggen, met inachtneming van een termijn van ten minste zes maanden. In dat geval verstrijkt de Overeenkomst aan het einde van de opzeggingstermijn.

4. De overeenkomstsluitende partijen komen overeen ten laatste zes maanden voor het verstrijken van deze Overeenkomst overleg te plegen teneinde eventueel een nieuwe overeenkomst te sluiten.

5. De bijlagen, Protocollen, processen-verbaal van overeenkomst, gezamenlijke verklaringen en brieven bij deze Overeenkomst maken daarvan deel uit.

Artikel 20

Deze Overeenkomst is in twee exemplaren opgesteld, in de Deense, de Duitse, de Engelse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Italiaanse, de Nederlandse, de Portugese, de Spaanse, de Zweedse en de Letse taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Voor de regering van de Republiek Letland

Voor de Raad van de Europese Gemeenschappen

BIJLAGE I

LIJST VAN PRODUCTEN BEDOELD IN ARTIKEL 1

1. Onverminderd de regels voor de interpretatie van de gecombineerde nomenclatuur wordt de omschrijving van de goederen slechts geacht een indicatieve waarde te hebben, aangezien de producten van elke categorie in het kader van deze bijlage worden bepaald door de draagwijdte van de GN-codes. Wanneer "ex" GN-codes zijn vermeld, is de GN-code tezamen met de daarbijhorende omschrijving bepalend.

2. Kleding welke niet herkenbaar is als heren- of jongenskleding of als dames- of meisjeskleding, wordt bij laatstgenoemde ingedeeld.

3. De term "babykleding" omvat kleding tot en met handelsmaat 86.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

Producten waarvoor geen kwantitatieve maxima gelden, maar die wel onderworpen zijn aan de in artikel 2, lid 3, van de Overeenkomst bedoelde dubbele controle

(De omschrijving van de in deze bijlage genoemde categorieën is in bijlage I opgenomen).

Categorieën

1

2

3

4

5

6

7

8

9

12

15

24

26

27

31

Protocol A

TITEL I INDELING

Artikel 1

1. De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap verbinden zich ertoe Letland van wijzigingen in de gecombineerde nomenclatuur (GN) in kennis te stellen voordat deze in de Gemeenschap in werking treden.

2. De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap stellen de bevoegde autoriteiten van Letland in kennis van alle besluiten betreffende de indeling van onder deze Overeenkomst vallende producten, binnen één maand nadat deze besluiten zijn genomen. Een dergelijke mededeling omvat:

a) een omschrijving van de betrokken producten;

b) de betrokken categorie en GN-code;

c) de redenen die tot het besluit hebben geleid.

3. Houdt het indelingsbesluit een wijziging in van de indelingspraktijk of van de categorie van een onder deze Overeenkomst vallend product, dan staan de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap voor de inwerkingtreding van het besluit een termijn van 30 dagen toe, vanaf de mededeling van de Gemeenschap. Voor producten die vóór de datum van inwerkingtreding van het besluit zijn verzonden blijft de vroegere indelingspraktijk gelden, mits deze goederen binnen 60 dagen na die datum voor invoer worden aangeboden.

4. Heeft een indelingsbesluit van de Gemeenschap tot gevolg dat de indelingspraktijk of de categorie van een onder de Overeenkomst vallend product wordt gewijzigd, en heeft dit besluit betrekking op een categorie waarvoor kwantitatieve maxima gelden, dan houden de overeenkomstsluitende partijen overeenkomstig de procedure van artikel 15 overleg in verband met de in artikel 11, lid 1, tweede alinea, genoemde verplichting.

5. Bij verschil van mening tussen Letland en de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap op de plaats van binnenkomst in de Gemeenschap over de indeling van de onder deze Overeenkomst vallende producten, wordt de indeling voorlopig gebaseerd op de aanwijzingen van de Gemeenschap, tot bij het overleg overeenkomstig artikel 15 overeenstemming is bereikt over de definitieve indeling van het betrokken product.

TITEL II OORSPRONG

Artikel 2

1. Producten van oorsprong uit Letland mogen overeenkomstig de bij deze Overeenkomst vastgestelde regeling naar de Gemeenschap worden uitgevoerd, indien zij vergezeld gaan van een certificaat van oorsprong uit Letland dat met het bij dit Protocol gevoegde model overeenstemt.

2. Dit certificaat van oorsprong wordt door de bevoegde autoriteiten van Letland overeenkomstig de Letse wetgeving afgegeven indien de producten overeenkomstig de communautaire wetgeving beschouwd kunnen worden van oorsprong uit Letland te zijn.

3. Producten van de Groepen III, IV en V kunnen echter volgens de bij deze Overeenkomst vastgestelde regeling in de Gemeenschap worden ingevoerd op overlegging van een verklaring van de exporteur op de factuur of een ander handelsdocument dat de betrokken producten overeenkomstig de communautaire wetgeving van oorsprong zijn uit Letland.

4. Het in lid 1 bedoelde certificaat van oorsprong is niet vereist voor de invoer van goederen die van een certificaat van oorsprong formulier A of formulier APR vergezeld gaan dat overeenkomstig de desbetreffende EG-regels is afgegeven teneinde voor het algemeen preferentiestelsel in aanmerking te komen.

Artikel 3

Het certificaat van oorsprong wordt op schriftelijk verzoek van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, op schriftelijk verzoek van zijn vertegenwoordiger afgegeven. De autoriteiten van Letland die hiertoe volgens de Letse wetgeving bevoegd zijn zien erop toe dat de certificaten van oorsprong correct zijn ingevuld. Zij kunnen te dien einde alle bewijsmateriaal opvragen of alle controles verrichten die zij dienstig achten.

Artikel 4

Wanneer verschillende criteria gelden voor het vaststellen van de oorsprong van producten van dezelfde categorie, dienen de certificaten of verklaringen van oorsprong een voldoende gedetailleerde beschrijving van de goederen te bevatten om het Letse criterium te kunnen bepalen op grond waarvan het certificaat werd afgegeven of de verklaring opgesteld.

Artikel 5

Worden geringe verschillen vastgesteld tussen de gegevens op het certificaat van oorsprong en die op de documenten die in verband met de formaliteiten bij invoer bij het douanekantoor worden aangeboden, dan zijn de gegevens op het certificaat daardoor niet automatisch ongeldig.

TITEL III DUBBELE CONTROLE

Afdeling I Uitvoer

Artikel 6

De bevoegde autoriteiten van Letland geven een uitvoervergunning af voor de uitvoer uit Letland van alle textielproducten waarop op grond van artikel 5 van de Overeenkomst definitieve of voorlopige kwantitatieve maxima van toepassing zijn tot deze maxima, die eventueel op grond van de artikelen 4, 6 en 8 van de Overeenkomst zijn gewijzigd, zijn bereikt, en voor de uitvoer van alle textielproducten waarvoor geen kwantitatieve maxima gelden, maar die wel aan een dubbele controle zijn onderworpen, als bedoeld in artikel 2, leden 3 en 4 van de Overeenkomst.

Artikel 7

1. De uitvoervergunning voor producten waarop de in deze Overeenkomst vermelde kwantitatieve maxima van toepassing zijn, stemt overeen met model 1 in de bijlage bij dit Protocol en is geldig voor uitvoer naar het gehele douanegebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap van toepassing is. Doet de Gemeenschap echter een beroep op de artikelen 5 en 7 van de Overeenkomst, overeenkomstig het Proces-verbaal van Overeenkomst nr. 1 of op het Proces-verbaal van Overeenkomst nr. 2, dan kunnen de door de uitvoervergunningen gedekte textielproducten uitsluitend in de in deze vergunningen genoemde regio('s) van de Gemeenschap in het vrije verkeer worden gebracht.

2. Op uitvoervergunningen voor producten waarvoor bij deze Overeenkomst kwantitatieve maxima zijn vastgesteld, moet onder meer worden vermeld dat de betrokken hoeveelheid is afgeboekt op het kwantitatieve maximum dat voor de betrokken productcategorie is vastgesteld. Een uitvoervergunning kan slechts betrekking hebben op één productcategorie waarop kwantitatieve maxima van toepassing zijn, maar kan worden gebruikt voor een of meer zendingen van de betrokken producten.

3. De uitvoervergunning voor producten waarop geen kwantitatieve maxima van toepassing zijn, maar die wel aan een dubbele controle zijn onderworpen, stemt overeen met model 2 in de bijlage bij dit Protocol en kan slechts betrekking hebben op één productcategorie. Zij kan wel voor een of meer zendingen van de betrokken producten worden gebruikt.

Artikel 8

De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap worden onverwijld in kennis gesteld van iedere intrekking of wijziging van reeds afgegeven uitvoervergunningen.

Artikel 9

1. De uitvoer wordt afgeboekt op de kwantitatieve maxima van het jaar waarin de goederen zijn verzonden, zelfs indien de uitvoervergunning na de verzending werd afgegeven.

2. Voor de toepassing van lid 1 worden de goederen geacht te zijn verzonden op de datum waarop zij, met het oog op de uitvoer, in het vliegtuig, het voertuig of het schip werden geladen.

Artikel 10

De uitvoervergunning wordt, overeenkomstig artikel 12, niet later aangeboden dan op de 31e maart van het jaar volgende op het jaar waarin de goederen waarop ze betrekking heeft, werden verzonden.

Afdeling II Invoer

Artikel 11

Textielproducten die op grond van deze Overeenkomst aan kwantitatieve maxima of een dubbele controle zijn onderworpen kunnen uitsluitend na overlegging van een invoervergunning in de Gemeenschap worden ingevoerd.

Artikel 12

1. De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap geven de in artikel 11 bedoelde invoervergunning binnen vijf werkdagen af nadat de importeur het origineel van de overeenkomstige uitvoervergunning heeft overgelegd.

2. De invoervergunningen voor producten waarop overeenkomstig deze Overeenkomst kwantitatieve maxima van toepassing zijn, zijn na afgifte zes maanden geldig voor invoer in het gehele douanegebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap van toepassing is. Doet de Gemeenschap echter een beroep op de artikelen 5 en 7 van de Overeenkomst, overeenkomstig het Proces-verbaal van Overeenkomst nr. 1, of op het Proces-verbaal van Overeenkomst nr. 2, dan kunnen de door de invoervergunningen gedekte producten slechts in de in die vergunningen genoemde regio('s) in het vrije verkeer worden gebracht.

3. De invoervergunningen voor producten waarop geen kwantitatieve maxima van toepassing zijn, maar die wel aan een dubbele controle zijn onderworpen, zijn na afgifte zes maanden geldig voor invoer in het gehele douanegebied waarop het Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap van toepassing is.

4. De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap annuleren de reeds afgegeven invoervergunning indien de overeenkomstige uitvoervergunning wordt ingetrokken.

Indien de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap echter eerst in kennis worden gesteld van de intrekking of annulering van de uitvoervergunning nadat de producten in de Gemeenschap zijn ingevoerd, worden de betrokken hoeveelheden afgeboekt op de kwantitatieve maxima voor de betrokken categorie en het betrokken contingentjaar.

Artikel 13

1. Stellen de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap vast dat Letland voor een bepaalde categorie producten uitvoervergunningen heeft afgegeven voor grotere hoeveelheden dan de maximumhoeveelheid die voor deze categorie overeenkomstig artikel 5 van deze Overeenkomst is vastgesteld, en eventueel overeenkomstig de artikelen 4, 6 en 8 van deze Overeenkomst gewijzigd, dan mogen deze autoriteiten de verdere afgifte van invoervergunningen schorsen. Deze beslissing wordt de autoriteiten van Letland onmiddellijk medegedeeld en de bijzondere overlegprocedure overeenkomstig artikel 15 van deze Overeenkomst wordt onmiddellijk ingeleid.

2. De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap kunnen weigeren een invoervergunning af te geven voor producten van oorsprong uit Letland die aan kwantitatieve maxima of een dubbele controle zijn onderworpen en die niet worden gedekt door een Letse uitvoervergunning die overeenkomstig de bepalingen van dit Protocol is afgegeven.

Indien de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap echter toestaan dat dergelijke producten in de Gemeenschap worden ingevoerd, worden de betrokken hoeveelheden eerst afgeboekt op de desbetreffende kwantitatieve maxima die krachtens deze Overeenkomst zijn vastgesteld, nadat Letland hiertoe uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven, behoudens het bepaalde in artikel 6 van de Overeenkomst.

TITEL IV VORM EN WIJZE VAN OVERLEGGING VAN UITVOERVERGUNNINGEN EN CERTIFICATEN VAN OORSPRONG EN ALGEMENE BEPALINGEN BETREFFENDE DE UITVOER NAAR DE GEMEENSCHAP

Artikel 14

1. De uitvoervergunning en het certificaat van oorsprong mogen in meerdere exemplaren worden opgesteld, indien op de extra exemplaren duidelijk is aangegeven dat het om kopieën gaat. Zij worden in het Engels of het Frans opgesteld. Indien ze met de hand worden ingevuld, moet dit met inkt en in blokletters gebeuren.

Het formaat van deze documenten is 210 × 297 mm. Het te gebruiken papier is wit, zo gelijmd dat het goed te beschrijven is en met een gewicht van ten minste 25 g/m².

Indien de documenten uit verschillende exemplaren bestaan heeft alleen het bovenste blad, dat het origineel is, een geguillocheerde ondergrond. Op dit blad dient duidelijk "origineel" en op de andere exemplaren "kopie" te zijn vermeld. Slechts het origineel wordt door de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap als geldig erkend voor de controle op de uitvoer naar de Gemeenschap overeenkomstig het bepaalde in de Overeenkomst.

2. Elk document is ter identificatie van een al dan niet gedrukt volgnummer voorzien dat als volgt is samengesteld:

- twee letters om het land van uitvoer aan te geven: LV;

- twee letters om het land van inklaring aan te geven, namelijk:

AT = Oostenrijk,

BL = Benelux,

DE = Bondsrepubliek Duitsland,

DK = Denemarken,

EL = Griekenland,

ES = Spanje,

FI = Finland,

FR = Frankrijk,

GB = Verenigd Koninkrijk,

IE = Ierland,

IT = Italië,

PT = Portugal,

SE = Zweden;

- een cijfer dat het contingentjaar aangeeft, overeenkomend met het laatste cijfer van het betrokken jaar, bijvoorbeeld 3 voor 1993;

- een getal van twee cijfers, uit de reeks van 01 tot en met 99, om het kantoor van afgifte in het land van uitvoer aan te geven;

- een volgnummer van vijf cijfers, uit de reeks van 00001 tot en met 99999, dat aan de lidstaat van inklaring wordt toegekend.

Artikel 15

De uitvoervergunning en het certificaat van oorsprong mogen worden afgegeven na verzending van de producten waarop zij betrekking hebben. In dergelijk geval wordt daarop "issued retrospectively" of "délivré a posteriori" vermeld.

Artikel 16

1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een uitvoervergunning of een certificaat van oorsprong, kan de exporteur bij de bevoegde Letse instantie die het document heeft afgegeven een duplicaat aanvragen dat wordt opgesteld aan de hand van exportdocumenten waarover hij beschikt. Op het aldus afgegeven duplicaat wordt "duplicate" of "duplicata" vermeld.

2. Het duplicaat draagt de datum van de originele uitvoervergunning of van het originele certificaat van oorsprong.

TITEL V ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 17

De Gemeenschap en Letland werken nauw samen bij de tenuitvoerlegging van de bepalingen van dit Protocol. Beide partijen zorgen er te dien einde voor dat contacten en gedachtenwisselingen, ook over technische aangelegenheden, kunnen plaatsvinden.

Artikel 18

Met het oog op de correcte toepassing van dit Protocol verlenen de Gemeenschap en Letland elkaar bijstand bij de controle op de echtheid en de juistheid van de in het kader van dit Protocol afgegeven uitvoervergunningen, certificaten van oorsprong en verklaringen.

Artikel 19

Letland doet de Commissie van de Europese Gemeenschappen de namen en adressen toekomen van de instanties die bevoegd zijn uitvoervergunningen en certificaten van oorsprong af te geven en te controleren, tezamen met de afdrukken van de stempels die door deze instanties worden gebruikt en voorbeelden van de handtekeningen van de beambten die bevoegd zijn de uitvoervergunningen te ondertekenen. Letland stelt de Commissie in kennis van elke wijziging van deze gegevens.

Artikel 20

1. De certificaten van oorsprong en uitvoervergunningen worden achteraf door middel van steekproeven gecontroleerd en wanneer de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van het certificaat of de vergunning of aan de juistheid van de daarop vermelde gegevens inzake de werkelijke oorsprong van de betrokken producten.

2. In dergelijke gevallen zenden de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap het certificaat van oorsprong, de uitvoervergunning of een kopie daarvan terug aan de bevoegde Letse autoriteiten, zo nodig, onder opgave van de formele en/of materiële redenen van het verzoek om controle. Indien de factuur werd voorgelegd, wordt deze, of een kopie daarvan, bij het certificaat of de vergunning, of een kopie daarvan, gevoegd. De autoriteiten geven tevens alle beschikbare informatie door waardoor het vermoeden is ontstaan dat de gegevens op bedoeld certificaat of bedoelde vergunning niet juist zijn.

3. Lid 1 is ook van toepassing op controles achteraf van de verklaringen inzake de oorsprong als bedoeld in artikel 2 van dit Protocol.

4. De resultaten van de controle achteraf die overeenkomstig de leden 1 en 2 wordt verricht, worden de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap binnen drie maanden medegedeeld. Uit deze mededeling moet blijken of het betwiste certificaat, of de betwiste vergunning of verklaring, van toepassing is op de uitgevoerde goederen en of deze goederen in aanmerking komen om volgens de regels van deze Overeenkomst te worden uitgevoerd. Op verzoek van de Gemeenschap worden bij deze mededeling tevens kopieën gevoegd van alle documenten die nodig zijn om de feiten, en met name de werkelijke oorsprong van de goederen, te kunnen vaststellen.

Mocht bij dergelijke controles blijken dat stelselmatig onregelmatigheden plaatsvinden bij het gebruik van verklaringen inzake de oorsprong, dan kan de Gemeenschap artikel 2, lid 1, van dit Protocol toepassen op de invoer van de betrokken producten.

5. Met het oog op de controle achteraf van de certificaten van oorsprong of de uitvoervergunningen, worden kopieën van deze certificaten en van de bijbehorende uitvoerdocumenten ten minste twee jaar door de bevoegde Letse autoriteiten bewaard.

6. De steekproeven voor de controle achteraf, zoals in dit artikel bedoeld, mogen geen belemmering vormen voor toelating tot het vrije verkeer van de betrokken producten.

Artikel 21

1. Wanneer de in artikel 20 bedoelde controles of informatie waarover de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap of van Letland beschikken erop wijzen of lijken te wijzen dat de bepalingen van deze Overeenkomst worden geschonden, werken beide partijen nauw en met de nodige spoed samen om dergelijke schendingen tegen te gaan.

2. De bevoegde autoriteiten van Letland voeren te dien einde, op eigen initiatief of op verzoek van de Gemeenschap, het nodige onderzoek uit, of laten dit uitvoeren, naar de transacties die met de bepalingen van deze Overeenkomst strijdig zijn of volgens de Gemeenschap lijken te zijn. De bevoegde autoriteiten van Letland delen de resultaten van een dergelijk onderzoek aan de Gemeenschap mede en stellen de Gemeenschap tevens in kennis van alle andere gegevens aan de hand waarvan de werkelijke oorsprong van de goederen kan worden vastgesteld.

3. Bij overeenkomst tussen de Gemeenschap en Letland kunnen door de Gemeenschap aangewezen vertegenwoordigers bij het in lid 2 bedoelde onderzoek aanwezig zijn.

4. In het kader van de in lid 1 bedoelde samenwerking, wisselen de bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap en van Letland alle gegevens uit die zij met het oog op het voorkomen van inbreuken op de bepalingen van deze Overeenkomst nuttig achten. Deze uitwisseling kan informatie omvatten over de textielproductie in Letland en de handel tussen Letland en derde landen in het soort textielproducten waarop deze Overeenkomst betrekking heeft, met name wanneer de Gemeenschap redenen heeft om aan te nemen dat deze producten over het grondgebied van Letland worden vervoerd, alvorens in de Gemeenschap te worden ingevoerd. Deze informatie kan, op verzoek van de Gemeenschap, kopieën van alle terzake dienende documenten omvatten.

5. Zijn er voldoende gegevens waaruit blijkt dat inbreuk is gemaakt op de bepalingen van deze Overeenkomst, dan kunnen de bevoegde autoriteiten van Letland en de Gemeenschap overeenkomen de in artikel 6, lid 4, van de Overeenkomst bedoelde maatregelen of andere maatregelen te nemen om herhaling te voorkomen.

Bijlage bij Protocol A, artikel 2, lid 1

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

1 Exporter (name, full address, country) Exportateur (nom, adresse complète, pays) 5 Consignee (name, full address, country) Destinataire (nom, adresse complète, pays) ORIGINAL 2No 3 Quota year Année contingentaire 4 Category number Numéro de catégorie CERTIFICATE OF ORIGIN (Textile products) CERTIFICAT D'ORIGINE (Produits textiles) 6 Country of origin Pays d'origine 7 Country of destination Pays de destination 8 Place and date of shipment - Means of transport Lieu et date d'embarquement - Moyen de transport 9 Supplementary details Données supplémentaires 10 Marks and numbers - Number and kind of packages - DESCRIPTION OF GOODS Marques et numéros - Nombre et nature des colis - DÉSIGNATION DES MARCHANDISES 11 Quantity (1) Quantité (1) 12 FOB value (2) Valeur fob (2) 13 CERTIFICATION BY THE COMPETENT AUTHORITY - VISA DE L'AUTORITÉ COMPÉTENTE I, the undersigned, certify that the goods described above originated in the country shown in box No 6, in accordance with the provisions in force in the European Community. Je soussigné certifie que les marchandises désignées ci-dessus sont originaires du pays figurant dans la case 6, conformément aux dispositions en vigueur dans la Communauté européenne. 14 Competent authority (name, full address, country) Autorité compétente (nom, adresse complète, pays) At - À . , on - le . (Signature) (Stamp - Cachet) (1) Show net weight (kg) and also quantity in the unit prescribed for category where other than net weight - Indiquer le poids net en kilogrammes ainsi que la quantité dans l'unité prévue pour la catégorie si cette unité n'est pas le poids net. (2) In the currency of the sale contract - Dans la monnaie du contrat de vente.>EIND VAN DE GRAFIEK>

Bijlage bij Protocol A, artikel 7, lid 1: model 1

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

1 Exporter (name, full address, country) Exportateur (nom, adresse complète, pays) 5 Consignee (name, full address, country) Destinataire (nom, adresse complète, pays) ORIGINAL 2No 3 Quota year Année contingentaire 4 Category number Numéro de catégorie EXPORT LICENCE (Textile products) LICENCE D'EXPORTATION (Produits textiles) 6 Country of origin Pays d'origine 7 Country of destination Pays de destination 8 Place and date of shipment - Means of transport Lieu et date d'embarquement - Moyen de transport 9 Supplementary details Données supplémentaires 10 Marks and numbers - Number and kind of packages - DESCRIPTION OF GOODS Marques et numéros - Nombre et nature des colis - DÉSIGNATION DES MARCHANDISES 11 Quantity (1) Quantité (1) 12 FOB value (2) Valeur fob (2) 13 CERTIFICATION BY THE COMPETENT AUTHORITY - VISA DE L'AUTORITÉ COMPÉTENTE I, the undersigned, certify that the goods described above have been charged against the quantitative limit established for the year shown in box No 3 in respect of the category shown in box No 4 by the provisions regulating trade in textile products with the European Community. Je soussigné certifie que les marchandises désignées ci-dessus ont été imputées sur la limite quantitative fixée pour l'année indiquée dans la case 3 pour la catégorie désignée dans la case 4 dans le cadre des dispositions régissant les échanges de produits textiles avec la Communauté européenne. 14 Competent authority (name, full address, country) Autorité compétente (nom, adresse complète, pays) At - À . , on - le . (Signature) (Stamp - Cachet) (1) Show net weight (kg) and also quantity in the unit prescribed for category where other than net weight - Indiquer le poids net en kilogrammes ainsi que la quantité dans l'unité prévue pour la catégorie si cette unité n'est pas le poids net. (2) In the currency of the sale contract - Dans la monnaie du contrat de vente.>EIND VAN DE GRAFIEK>

Bijlage bij Protocol A, artikel 7, lid 3: model 2

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

1 Exporter (name, full address, country) Exportateur (nom, adresse complète, pays) 5 Consignee (name, full address, country) Destinataire (nom, adresse complète, pays) ORIGINAL 2 No BD 3 Export year Année d'exportation 4 Category number Numéro de catégorie EXPORT LICENCE (Textile products) LICENCE D'EXPORTATION (Produits textiles) 6 Country of origin Pays d'origine 7 Country of destination Pays de destination 8 Place and date of shipment - Means of transport Lieu et date d'embarquement - Moyen de transport 9 Supplementary details Données supplémentaires NON-RESTRAINED TEXTILE CATEGORY CATÉGORIE TEXTILE NON LIMITÉE 10 Marks and numbers - Number and kind of packages - DESCRIPTION OF GOODS Marques et numéros - Nombre et nature des colis - DÉSIGNATION DES MARCHANDISES 11 Quantity (1) Quantité (1) 12 FOB value (2) Valeur fob (2) 13 CERTIFICATION BY THE COMPETENT AUTHORITY - VISA DE L'AUTORITÉ COMPÉTENTE I, the undersigned, certify that the goods described above originated in the country shown in box No 6, in accordance with the provisions in force in the Agreement on trade in textile products between the European Community and the Republic of Latvia. Je soussigné certifie que les marchandises désignées ci-dessus sont originaires du pays figurant dans la case 6, conformément aux dispositions en vigueur dans l'accord sur le commerce des produits textiles entre la Communauté européenne et la République de Lettonie. 14 Competent authority (name, full address, country) Autorité compétente (nom, adresse complète, pays) At - À . , on - le . (Signature) (Stamp - Cachet) (1) Show net weight (kg) and also quantity in the unit prescribed for category where other than net weight - Indiquer le poids net en kilogrammes ainsi que la quantité dans l'unité prévue pour la catégorie si cette unité n'est pas le poids net. (2) In the currency of the sale contract - Dans la monnaie du contrat de vente.>EIND VAN DE GRAFIEK>

Protocol B zoals bedoeld in artikel 9

Huisindustrie- en folkloreproducten van oorsprong uit Letland

1. De vrijstelling bedoeld in artikel 9 met betrekking tot producten van de huisindustrie geldt alleen voor de volgende producten:

a) weefsels die zijn vervaardigd op met de hand of met de voet bediende weefgetouwen, van het soort dat traditioneel in de huisindustrie van Letland wordt vervaardigd;

b) kledingstukken of andere textielartikelen die traditioneel in de huisindustrie van Letland worden gemaakt, met de hand vervaardigd uit de hierboven beschreven weefsels en uitsluitend met de hand ineengenaaid zonder gebruikmaking van machines;

c) traditionele folkloristische, in de huisindustrie van Letland met de hand vervaardigde textielproducten, als vermeld in een tussen de Gemeenschap en Letland overeen te komen lijst van dergelijke producten.

De vrijstelling geldt alleen voor producten die vergezeld gaan van een door de bevoegde autoriteiten van Letland afgegeven certificaat dat overeenkomt met het aan dit Protocol gehechte model en waarop de reden van de vrijstelling is aangegeven. De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap aanvaarden deze certificaten na te hebben nagegaan dat de betrokken producten aan de in dit Protocol vermelde voorwaarden voldoen. Certificaten die betrekking hebben op de onder c) bedoelde producten zijn op duidelijke wijze van het stempel "FOLKLORE" voorzien. Bij verschil van mening tussen partijen over de aard van deze producten, wordt binnen een maand overleg gepleegd teneinde een oplossing te vinden.

Indien de invoer van een van bovenbedoelde producten zulk een omvang aanneemt dat hierdoor in de Gemeenschap problemen ontstaan, wordt zo spoedig mogelijk, overeenkomstig de procedure van artikel 15 van deze Overeenkomst, met Letland overleg gepleegd, teneinde een oplossing te vinden, zonodig door het invoeren van een kwantitatief maximum.

2. De bepalingen van de titels IV en V van Protocol A zijn van overeenkomstige toepassing op de in lid 1 van dit Protocol bedoelde producten.

Bijlage bij Protocol B

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

1 Exporter (name, full address, country) Exportateur (nom, adresse complète, pays) 3 Consignee (name, full address, country) Destinataire (nom, adresse complète, pays) ORIGINAL 2No CERTIFICATE in regard to HANDLOOMS, TEXTILE HANDICRAFTS and TRADITIONAL TEXTILE PRODUCTS, OF THE COTTAGE INDUSTRY, issued in conformity with and under the conditions regulating trade in textile products with the European Community CERTIFICAT relatif aux TISSUS, TISSÉS SUR MÉTIERS À MAIN, aux PRODUITS TEXTILES FAITS À LA MAIN, et aux PRODUITS TEXTILES RELEVANT DU FOLKLORE TRADITIONNEL, DE FABRICATION ARTISANALE, délivré en conformité avec et sous les conditions régissant les échanges de produits textiles avec la Communauté européenne 4 Country of origin Pays d'origine 5 Country of destination Pays de destination 6 Place and date of shipment - Means of transport Lieu et date d'embarquement - Moyen de transport 7 Supplementary details Données supplémentaires 8 Marks and numbers - Number and kind of packages - DESCRIPTION OF GOODS Marques et numéros - Nombre et nature des colis - DÉSIGNATION DES MARCHANDISES 9 Quantity Quantité 10 FOB value (1) Valeur fob (1) 11 CERTIFICATION BY THE COMPETENT AUTHORITY - VISA DE L'AUTORITÉ COMPÉTENTE I, the undersigned, certify that the consignment described above includes only the following textile products of the cottage industry of the country shown in box No 4: (a) fabrics woven on looms operated solely by hand or foot (handlooms) (2); (b) garments or other textile articles obtained manually from the fabrics described under (a) and sewn solely by hand without the aid of any machine (handicrafts) (2); (c) traditional folklore handicraft textile products made by hand, as defined in the list agreed between the European Community and the country shown in box No 4. Je soussigné certifie que l'envoi décrit ci-dessus contient exclusivement les produits textiles suivants relevant de la fabrication artisanale du pays figurant dans la case 4: (a) tissus tissés sur des métiers actionnés à la main ou au pied (handlooms) (2); (b) vêtements ou autres articles textiles obtenus manuellement à partir de tissus décrits sous (a) et cousus uniquement à la main sans l'aide d'une machine (handicrafts) (2); (c) produits textiles relevant du folklore traditionnel fabriqués à la main, comme définis dans la liste convenue entre la Communauté européenne et le pays indiqué dans la case 4. 12 Competent authority (name, full address, country) Autorité compétente (nom, adresse complète, pays) At - À . , on - le . (Signature) (Stamp - Cachet) (1) In the currency of the sale contract - Dans la monnaie du contrat de vente. (2) Delete as appropriate - Biffer la (les) mention(s) inutile(s).>EIND VAN DE GRAFIEK>

Protocol C

De bepalingen van deze Overeenkomst zijn van toepassing bij de wederinvoer in de Gemeenschap, in de zin van artikel 3, lid 3, van deze Overeenkomst, van de in de bijlage bij dit Protocol genoemde producten, tenzij hieronder anders is bepaald:

1. Onder voorbehoud van punt 2, wordt uitsluitend de wederinvoer in de Gemeenschap van producten waarop de in de bijlage bij dit Protocol vastgestelde bijzondere kwantitatieve maxima van toepassing zijn, beschouwd als wederinvoer in de zin van artikel 3, lid 3, van de Overeenkomst.

2. Bijzondere kwantitatieve maxima kunnen worden ingevoerd voor de wederinvoer van producten die niet in de bijlage bij dit Protocol zijn vermeld, overeenkomstig de in artikel 15 van de Overeenkomst omschreven procedure, maar die op grond van deze Overeenkomst aan kwantitatieve beperkingen, aan een dubbele controle of toezicht zijn onderworpen.

3. Met inachtneming van de belangen van beide partijen kan de Gemeenschap op eigen initiatief, of in het kader van een op grond van artikel 15 van de Overeenkomst ingediend verzoek, onderzoeken welke mogelijkheden er zijn voor:

a) overboekingen tussen categorieën, vervroegde benutting of overdracht naar het volgende jaar, van gedeelten van bijzondere kwantitatieve maxima;

b) een verhoging van de bijzondere kwantitatieve maxima.

4. De Gemeenschap kan echter de in punt 3 genoemde mogelijkheden tot flexibiliteit slechts binnen de volgende begrenzingen automatisch toestaan:

a) wanneer tussen categorieën niet meer wordt overgeboekt dan 20 % van de hoeveelheid waarnaar wordt overgeboekt;

b) wanneer de overdracht van een bijzonder kwantitatief maximum naar een volgend jaar niet meer bedraagt dan 10,5 % van de hoeveelheid voor het jaar van daadwerkelijke benutting;

c) wanneer de vervroegde benutting van een bijzonder kwantitatief maximum niet meer bedraagt dan 7,5 % van de hoeveelheid voor het jaar van daadwerkelijke benutting.

5. De Gemeenschap stelt Letland in kennis van de maatregelen die op grond van bovenstaande bepalingen zijn genomen.

6. De bevoegde autoriteiten van de Gemeenschap boeken de in punt 1 bedoelde bijzondere kwantitatieve maxima af op het moment dat de voorafgaande vergunning die volgens de regels inzake economische passieve veredeling is vereist (Verordening (EEG) nr. 636/82 van de Raad), wordt afgegeven. De afboeking op een bijzonder kwantitatief maximum geschiedt voor het jaar waarin de voorafgaande vergunning is afgegeven.

7. Een certificaat van oorsprong wordt door de instanties die hiertoe volgens het Letse recht bevoegd zijn, overeenkomstig Protocol A bij de Overeenkomst, afgegeven voor alle onder dit Protocol vallende producten. Op dit certificaat wordt verwezen naar de in punt 6 bedoelde voorafgaande vergunning als bewijs van het feit dat de daarin omschreven veredelingswerkzaamheden in Letland zijn verricht.

8. De Gemeenschap doet Letland de namen en adressen toekomen van de autoriteiten in de Gemeenschap die bevoegd zijn de in punt 6 bedoelde voorafgaande vergunning af te geven, alsmede afdrukken van de stempels die deze autoriteiten gebruiken.

9. Onverminderd de punten 1 tot en met 8, blijven Letland en de Gemeenschap overleg plegen teneinde voor beide partijen aanvaardbare oplossingen te vinden waardoor de bepalingen van de Overeenkomst betreffende passieve veredeling beide partijen tot voordeel strekken, om zodoende daadwerkelijk bij te dragen tot de ontwikkeling van de handel in textielproducten tussen Letland en de Gemeenschap.

Bijlage bij Protocol C

(De omschrijvingen van de in deze bijlage genoemde categorieën is in bijlage I opgenomen)

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

Protocol D

Het jaarlijkse groeipercentage dat op grond van artikel 5 van de Overeenkomst kan worden ingesteld voor de onder de Overeenkomst vallende producten, wordt in onderling overleg tussen de partijen volgens de overlegprocedures van artikel 15 van de Overeenkomst vastgesteld.

Proces-verbaal van Overeenkomst nr. 1

In het kader van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Letland betreffende de handel in textiel- en kledingproducten die op 15 juni 1993 te Brussel werd geparafeerd, zijn partijen overeengekomen dat artikel 5 van de Overeenkomst niet belet dat de Gemeenschap, indien de voorwaarden daartoe zijn vervuld, vrijwaringsmaatregelen neemt ten behoeve van een of meer regio's, met inachtneming van de beginselen van de interne markt.

In dergelijk geval zal Letland tevoren worden medegedeeld welke bepalingen van Protocol A bij deze Overeenkomst worden toegepast.

Voor de regering van de Republiek Letland

Voor de Raad van de Europese Unie

Proces-verbaal van Overeenkomst nr. 2

In afwijking van artikel 7, lid 1, van deze Overeenkomst, kan de Gemeenschap, om dwingende technische of administratieve redenen, om een oplossing te vinden voor de economische problemen die door de regionale concentratie van de invoer ontstaan, of om ontduiking van de bepalingen van deze Overeenkomst en fraude tegen te gaan, voor een beperkte tijd een bijzonder systeem van beheer instellen, zulks in overeenstemming met de beginselen van de interne markt.

Zijn partijen echter niet in staat tijdens het in artikel 7, lid 3, bedoelde overleg een bevredigende oplossing te vinden, dan verbindt Letland zich ertoe, indien de Gemeenschap hierom verzoekt, tijdelijk maxima in acht te nemen bij uitvoer naar een of meer regio's van de Gemeenschap. In dergelijk geval belet de toepassing van deze maxima niet dat in de betrokken regio('s) producten worden ingevoerd die reeds uit Letland waren verzonden op grond van uitvoervergunningen die waren afgegeven voordat de Gemeenschap Letland officieel in kennis stelde van de invoering van voornoemde maxima.

De Gemeenschap zal Letland in kennis stellen van de technische en administratieve maatregelen die door beide partijen genomen moeten worden teneinde het bovenstaande overeenkomstig de beginselen van de interne markt ten uitvoer te leggen.

Voor de regering van de Republiek Letland

Voor de Raad van de Europese Unie

Proces-verbaal van Overeenkomst nr. 3

In het kader van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en Letland betreffende de handel in textiel- en kledingproducten die op 15 juni 1993 te Brussel werd geparafeerd, zijn partijen overeengekomen dat Letland zal trachten bepaalde regio's van de Gemeenschap die traditioneel slechts over een betrekkelijk klein EG-quotum beschikten voor de invoer van producten die als grondstof voor hun industrie dienden, te blijven bevoorraden.

De Gemeenschap en Letland zijn voorts overeengekomen zo nodig overleg te plegen om problemen die zich in dit verband zouden kunnen voordoen te voorkomen.

Voor de regering van de Republiek Letland

Voor de Raad van de Europese Unie

Proces-verbaal van Overeenkomst nr. 4

In het kader van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Letland betreffende de handel in textiel- en kledingproducten die op 15 juni 1993 werd geparafeerd, heeft Letland erin toegestemd, vanaf de datum waarop een verzoek tot overleg als bedoeld in artikel 7, lid 3, wordt ingediend en in afwachtig van de resultaten van dit overleg, medewerking te verlenen door geen uitvoervergunningen meer af te geven die de problemen die door de regionale concentratie van de rechtstreekse invoer in de Gemeenschap zijn ontstaan, nog zouden verergeren.

Voor de regering van de Republiek Letland

Voor de Raad van de Europese Unie

Uitwisseling van nota's

Het Directoraat-generaal Buitenlandse Betrekkingen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen biedt het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Letland zijn complimenten aan en heeft de eer te verwijzen naar de Overeenkomst betreffende de handel in textielproducten tussen Letland en de Gemeenschap die op 15 juni 1993 te Brussel werd geparafeerd.

Het Directoraat-generaal stelt het Ministerie ervan in kennis dat de Gemeenschap, in afwachting van de voltooiing van de noodzakelijke procedures voor de sluiting en het van kracht worden van de verlengde Overeenkomst, bereid is de bepalingen van de Overeenkomst met ingang van 1 januari 1993 de facto te doen toepassen, met dien verstande dat elke partij deze de facto-toepassing van de Overeenkomst steeds kan beëindigen, mits daarbij een opzeggingstermijn van éénhonderdtwintig dagen in acht wordt genomen.

Het Directoraat-generaal Buitenlandse Betrekkingen zou het Ministerie erkentelijk zijn indien het zou bevestigen met het voorafgaande in te stemmen.

Het Directoraat-generaal Buitenlandse Betrekkingen maakt van deze gelegenheid gebruik om het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Letland nogmaals zijn bijzondere hoogachting te betuigen.

Uitwisseling van nota's

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Letland biedt het Directoraat-generaal Buitenlandse Betrekkingen van de Commissie van de Europese Gemeenschappen zijn complimenten aan en heeft de eer te verwijzen naar de Overeenkomst betreffende de handel in textielproducten tussen de Gemeenschap en Letland die op 15 juni 1993 te Brussel werd geparafeerd.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Letland stelt het Directoraat-generaal ervan in kennis dat de regering van de Republiek Letland, in afwachting van de voltooiing van de noodzakelijke procedures voor de sluiting en het van kracht worden van de Overeenkomst, bereid is de bepalingen van de Overeenkomst met ingang van 1 januari 1993 de facto te doen toepassen, met dien verstande dat elke partij deze de facto-toepassing van de Overeenkomst steeds kan beëindigen, mits daarbij een opzeggingstermijn van éénhonderdtwintig dagen in acht wordt genomen.

Het Ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Letland maakt van deze gelegenheid gebruik om het Directoraat-generaal Buitenlandse Betrekkingen van de Commissie van Europese Gemeenschappen nogmaals zijn bijzondere hoogachting te betuigen.

PROTOCOL Nr. 2 betreffende het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Letland van verwerkte landbouwproducten

Artikel 1

1. De Gemeenschap verleent voor verwerkte landbouwproducten van oorsprong uit Letland de in bijlage I bedoelde tariefconcessies. Voor de producten van bijlage II worden de verlagingen van het landbouwelement evenwel toegepast binnen de grenzen van de hierin vastgestelde hoeveelheden.

2. Letland verleent de overeenkomstig artikel 4 vastgestelde tariefconcessies.

3. Het Gemengd Comité kan:

- de lijst van de in dit Protocol bedoelde verwerkte landbouwproducten uitbreiden;

- de hoeveelheden verwerkte landbouwproducten waarop de in dit Protocol vastgestelde tariefconcessies van toepassing zijn verhogen.

4. Het Gemengd Comité kan de concessies vervangen door een stelsel van compenserende bedragen, zonder kwantitatieve beperking, vastgesteld op basis van de op de respectieve markten van de Gemeenschap en Letland geconstateerde prijsverschillen voor landbouwproducten die daadwerkelijk bij de vervaardiging van de onder dit Protocol vallende verwerkte landbouwproducten zijn gebruikt. Het maakt de lijst op van de goederen waarop deze bedragen van toepassing zijn, evenals de lijst van de basisproducten, en stelt te dien einde de algemene uitvoeringsbepalingen vast.

Artikel 2

Voor de toepassing van dit Protocol wordt verstaan onder:

- goederen: de in dit Protocol bedoelde verwerkte landbouwproducten;

- landbouwelement: het gedeelte van de heffing dat overeenkomt met het verschil tussen de prijzen op de binnenlandse markt van de overeenkomstsluitende partijen van de landbouwproducten die voor de productie van de goederen zouden zijn gebruikt en de prijzen van die landbouwproducten die in de invoer uit derde landen zijn opgenomen;

- niet-landbouwelement: het deel van de heffing dat overblijft wanneer het landbouwelement van de totale heffing wordt afgetrokken;

- basisproducten: de landbouwproducten die voor de vervaardiging van de goederen in de zin van Verordening (EG) nr. 3448/93 zouden zijn gebruikt;

- basisbedrag: het bedrag dat ingevolge artikel 3 van Verordening (EEG) nr. 3448/93 voor een basisproduct is berekend en dat ertoe dient het landbouwelement vast te stellen dat, overeenkomstig de bewoordingen van deze verordening, op goederen van een bepaalde soort van toepassing is.

Artikel 3

1. De Gemeenschap verleent Letland de volgende concessies:

- het niet-landbouwelement van de heffing zal overeenkomstig bijlage I worden verlaagd;

- voor de goederen waarvoor in bijlage I in een verlaagd landbouwelement (MOBR) wordt voorzien, wordt dit berekend door de basishoeveelheden van de basisproducten waarvoor een verlaging van de heffing wordt toegekend, in 1995 met 20 %, in 1996 met 40 % en vanaf 1997 met 60 % te verminderen en door het basisbedrag voor de andere basisproducten voor dezelfde jaren respectievelijk met 10 %, 20 % en 30 % te verminderen. Deze verlagingen worden binnen de grenzen van de in bijlage II vastgestelde tariefcontingenten toegekend. Voor de hoeveelheden die deze tariefcontingenten overschrijden, wordt ten aanzien van derde landen het landbouwelement toegepast.

2. De landbouwelementen worden door verlaagde landbouwelementen vervangen in het geval van goederen die overeenkomstig de in artikel 1, lid 3, beschreven procedure zijn toegevoegd.

Artikel 4

1. Vóór 31 december 1996 bepaalt Letland het landbouwelement van de heffing op de goederen van Verordening (EG) nr. 3448/93 aan de hand van de invoerrechten voor de meestbegunstigde natie die in bijlage III zijn aangegeven en die van toepassing zijn op de basislandbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap die worden geacht voor de vervaardiging van deze goederen te zijn gebruikt. Letland verstrekt de gegevens aan het Gemengd Comité.

2. Letland past het in bijlage III aangeduide recht toe op de invoer van verwerkte landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap en vallende onder Verordening (EG) nr. 3448/93. Doch indien hervorming van het Letse landbouwbeleid er de oorzaak van is dat het landbouwelement van de in artikel 2 omschreven heffing stijgt, stelt Letland het Gemengd Comité er dienovereenkomstig van in kennis, waarbij het Comité met de hoogte van het betrokken recht dat met de omvang van het landbouwelement overeenkomt, kan instemmen.

3. Letland verlaagt de rechten die van toepassing zijn op goederen van Verordening (EG) nr. 3448/93 overeenkomstig het volgende tijdschema:

- het niet-landbouwelement van de heffing wordt per 31 december 2001 verwijderd;

- het landbouwelement wordt door het Gemengd Comité verlaagd volgens de in artikel 3 genoemde beginselen.

BIJLAGE I

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE II

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

Lijst van de in artikel 4 bedoelde producten

1. Voor de invoer in Letland van de volgende producten van oorsprong uit de Gemeenschap gelden de hierondergenoemde rechten. Indien in Letland evenwel een gunstigere handelsregeling van kracht is, wordt deze op de invoer uit de Gemeenschap toegepast.

2. De tariefverlagingen van 1995 tot en met 2000 zullen in gelijke jaarlijkse stappen geschieden indien de verlagingen meer bedragen dan 1 %; in het andere geval worden de verlagingen in het jaar 2000 ineens doorgevoerd.

3. De invoer in Letland van andere verwerkte landbouwproducten van oorsprong uit de Gemeenschap dan die in deze bijlage zijn vrij van rechten.

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE IV

Lijst van in artikel 4 bedoelde producten

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

PROTOCOL Nr. 3 betreffende de definitie van het begrip "producten van oorsprong" en methoden van administratieve samenwerking

TITEL I ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit Protocol wordt verstaan onder:

a) "vervaardiging": elke soort be- of verwerking, met inbegrip van assemblage of speciale behandelingen;

b) "materiaal": alle ingrediënten, grondstoffen, componenten, delen enz., die bij de vervaardiging van het product worden gebruikt;

c) "product": het verkregen product, zelfs indien het bestemd is om later bij de vervaardiging van een ander product te worden gebruikt;

d) "goederen": zowel materialen als producten;

e) "douanewaarde": de waarde zoals bepaald overeenkomstig de op 12 april 1979 te Genève ondertekende Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VII van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel;

f) "prijs af fabriek": de prijs die voor het product af fabriek is betaald aan de fabrikant in wiens bedrijf de laatste be- of verwerking is verricht, voorzover in die prijs de waarde is begrepen van alle gebruikte materialen, verminderd met alle binnenlandse belastingen die worden of kunnen worden terugbetaald wanneer het verkregen product wordt uitgevoerd;

g) "waarde van de materialen": de douanewaarde ten tijde van de invoer van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, of, indien deze niet bekend is en niet kan worden vastgesteld, de eerste controleerbare prijs die voor de materialen in de betrokken gebieden is betaald;

h) "waarde van de materialen van oorsprong": de waarde van deze materialen als omschreven onder g), welke omschrijving van dienovereenkomstige toepassing is;

i) "toegevoegde waarde": de prijs af fabriek verminderd met de douanewaarde van elk van de erin opgenomen producten die niet van oorsprong waren in het land waar die producten werden verkregen;

j) "hoofdstukken" en "posten": de hoofdstukken en posten (viercijfercodes) van de nomenclatuur die het geharmoniseerde systeem inzake de omschrijving en codering van goederen vormt, in dit Protocol "het geharmoniseerde systeem" of "GS" genoemd;

k) "ingedeeld": de indeling van een product of materiaal onder een bepaalde post;

l) "zending": producten die gelijktijdig van een exporteur naar een geadresseerde worden verzonden of vergezeld gaan van een enkel vervoersdocument dat de verzending van de exporteur naar de geadresseerde dekt, of bij gebreke daarvan, een enkele factuur.

TITEL II DEFINITIE VAN HET BEGRIP "PRODUCTEN VAN OORSPRONG"

Artikel 2

Oorsprongscriteria

Onverminderd het bepaalde in de artikelen 3 en 4 van dit Protocol worden voor de toepassing van deze Overeenkomst beschouwd als:

1. producten van oorsprong uit de Gemeenschap:

a) geheel en al in de Gemeenschap verkregen producten in de zin van artikel 5 van dit Protocol;

b) in de Gemeenschap verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in de Gemeenschap een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6 van dit Protocol;

2. producten van oorsprong uit Letland:

a) geheel en al in Letland verkregen producten, in de zin van artikel 5 van dit Protocol;

b) in Letland verkregen producten, waarin materialen zijn verwerkt die daar niet geheel en al zijn verkregen, mits deze materialen in Letland een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6 van dit Protocol.

Artikel 3

Bilaterale cumulatie

1. In afwijking van artikel 2, lid 1, onder b), worden materialen van oorsprong uit Letland in de zin van dit Protocol beschouwd als materialen van oorsprong uit de Gemeenschap en is het niet noodzakelijk dat deze in de Gemeenschap een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits ze evenwel een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 7 van dit Protocol genoemde be- of verwerkingen.

2. In afwijking van artikel 2, lid 2, onder b), worden materialen van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van dit Protocol beschouwd als materialen van oorsprong uit Letland en is het niet noodzakelijk dat deze in Letland een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits ze evenwel een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 7 van dit Protocol genoemde be- of verwerkingen.

Artikel 4

Cumulatie met materialen van oorsprong uit Estland en Litouwen

1. a) In afwijking van artikel 2, lid 1, onder b), en onder voorbehoud van de leden 2 en 3 worden materialen van oorsprong uit Estland of Litouwen in de zin van Protocol nr. 3 bij de Overeenkomsten tussen de Gemeenschap en deze landen beschouwd als materialen van oorsprong uit de Gemeenschap en is het niet noodzakelijk dat deze in de Gemeenschap een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits ze evenwel een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 7 van dit Protocol genoemde be- of verwerkingen.

b) In afwijking van artikel 2, lid 2, onder b), en onder voorbehoud van de leden 2 en 3, worden materialen van oorsprong uit Estland of Litouwen in de zin van Protocol nr. 3 bij de Overeenkomsten tussen de Gemeenschap en deze landen beschouwd als materialen van oorsprong uit Letland en is het niet noodzakelijk dat deze materialen een toereikende be- of verwerking hebben ondergaan, mits ze evenwel een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 7 van dit Protocol genoemde be- of verwerkingen.

2. Producten die het karakter van product van oorsprong door toepassing van lid 1 hebben verkregen worden slechts als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Letland beschouwd indien de aldaar toegevoegde waarde de waarde van de gebruikte materialen uit Estland of Litouwen overschrijdt.

Indien dit niet het geval is, worden de betrokken producten met het oog op de toepassing van deze Overeenkomst of van de Overeenkomsten tussen de Gemeenschap en Estland of Litouwen beschouwd als van oorsprong uit Estland of Litouwen al naar gelang van de hoogste waarde van de gebruikte materialen van oorsprong uit een van deze landen.

3. Voor de toepassing van dit artikel gelden de in dit Protocol omschreven regels van oorsprong in het handelsverkeer tussen de Gemeenschap en Estland en Litouwen en in het handelsverkeer tussen Letland en deze twee landen, alsmede in het handelsverkeer tussen deze drie landen onderling.

Artikel 5

Geheel en al verkregen producten

1. Als geheel en al in de Gemeenschap of in Letland verkregen, in de zin van artikel 2, lid 1, onder a), en lid 2, onder a), worden beschouwd:

a) uit hun bodem of hun zeebodem gewonnen producten;

b) aldaar geoogste producten van het plantenrijk;

c) aldaar geboren en opgefokte levende dieren;

d) producten afkomstig van aldaar opgefokte levende dieren;

e) voortbrengselen van de aldaar bedreven jacht en visserij;

f) producten van de zeevisserij en andere door hun schepen uit de zee gewonnen producten;

g) producten uitsluitend uit de onder f) bedoelde producten aan boord van hun fabrieksschepen vervaardigd;

h) aldaar verzamelde gebruikte artikelen die slechts voor de terugwinning van grondstoffen kunnen dienen; met inbegrip van gebruikte banden die uitsluitend geschikt zijn om van een nieuw loopvlak te worden voorzien of slechts als afval kunnen worden gebruikt;

i) afval afkomstig van aldaar verrichte fabrieksbewerkingen;

j) producten, gewonnen van of vanonder de zeebodem buiten de territoriale wateren, mits zij alleen het recht hebben op ontginning van deze bodem of ondergrond;

k) goederen die aldaar uitsluitend uit de onder a) tot en met j) bedoelde producten zijn vervaardigd.

2. De termen "hun schepen" en "hun fabrieksschepen" in lid 1, onder f) en g), zijn slechts van toepassing op schepen en fabrieksschepen

- die in Letland of een lidstaat van de Gemeenschap zijn ingeschreven of geregistreerd;

- die de vlag van Letland of van een lidstaat van de Gemeenschap voeren;

- die voor minstens de helft toebehoren aan onderdanen van Letland of van lidstaten van de Gemeenschap of aan een vennootschap die haar hoofdkantoor in een van deze staten of in Estland heeft en waarvan de bedrijfsvoerder(s), de voorzitter van de raad van beheer of van toezicht en de meerderheid van de leden van deze raden onderdanen zijn van Letland of van lidstaten van de Gemeenschap, en waarvan bovendien, in het geval van personenvennootschappen of vennootschappen met beperkte aansprakelijkheid, ten minste de helft van het kapitaal toebehoort aan deze staten, aan Letland of aan de openbare lichamen of onderdanen van deze staten of

- waarvan de kapitein en de officieren allen onderdanen zijn van Letland of van een lidstaat van de Gemeenschap;

- waarvan de bemanning voor ten minste 75 % bestaat uit onderdanen van Letland of van een lidstaat van de Gemeenschap.

3. De termen "Letland" en "de Gemeenschap" hebben ook betrekking op de territoriale wateren van Letland en de lidstaten van de Gemeenschap.

Schepen waarmede in volle zee wordt gevist, met inbegrip van fabrieksschepen waarop de gevangen vis wordt be- of verwerkt, worden geacht deel uit te maken van het grondgebied van de Gemeenschap of van Estland voorzover zij voldoen aan de voorwaarden van lid 2.

Artikel 6

Toereikende bewerking of verwerking

1. Voor de toepassing van artikel 2 worden niet van oorsprong zijnde materialen geacht een toereikende bewerking of verwerking te hebben ondergaan, wanneer het verkregen product onder een andere post wordt ingedeeld dan die waaronder alle niet van oorsprong zijnde materialen vallen die bij de vervaardiging zijn gebruikt, onder voorbehoud van de leden 2 en 3.

2. Wanneer een product in de kolommen 1 en 2 van de lijst in bijlage II is vermeld, moet aan de voorwaarden worden voldaan die voor dit product in kolom 3 zijn vermeld in plaats van aan het bepaalde in lid 1.

Wanneer in de lijst van bijlage II een percentageregel wordt toegepast voor de bepaling van de oorsprong van een in de Gemeenschap of in Letland verkregen product, stemt de door de be- of verwerking toegevoegde waarde overeen met de prijs af fabriek van het verkregen product, verminderd met de waarde van de in de Gemeenschap of in Letland uit derde landen ingevoerde materialen.

3. Deze voorwaarden geven voor alle producten welke onder de Overeenkomst vallen, aan welke be- of verwerkingen de gebruikte, niet van oorsprong zijnde materialen moeten hebben ondergaan bij de vervaardiging van deze producten en zijn slechts op deze materialen van toepassing. Hieruit volgt dat wanneer een product dat het karakter van product van oorsprong heeft verkregen omdat het aan de voorwaarden in de lijst voor dit product heeft voldaan, bij de vervaardiging van een ander product wordt gebruikt, de voorwaarden die van toepassing zijn op het product waarin het is verwerkt niet van toepassing zijn op het verwerkte product. Er wordt dan evenmin rekening gehouden met de niet van oorsprong zijnde materialen die bij de vervaardiging van het verwerkte product kunnen zijn gebruikt.

Artikel 7

Ontoereikende bewerking of verwerking

Voor de toepassing van artikel 6 worden de volgende be- of verwerkingen als ontoereikend beschouwd om het karakter van product van oorsprong te verlenen, ongeacht het feit of er een verandering van post plaatsvindt:

a) behandelingen welke dienen om de producten tijdens vervoer en opslag in goede staat te bewaren (luchten, uitspreiden, drogen, koelen, in water zetten waaraan zout, zwaveldioxide of andere producten zijn toegevoegd, verwijderen van beschadigde gedeelten en soortgelijke verrichtingen);

b) eenvoudige verrichtingen zoals stofvrij maken, zeven, sorteren, classificeren, assorteren (daaronder begrepen het samenstellen van sets van artikelen), wassen, verven en snijden;

c) i) veranderen van verpakkingen, splitsen en samenvoegen van colli;

ii) eenvoudig bottelen, verpakken in flacons, zakken, etuis, dozen of blikken, bevestigen op kaartjes of plankjes, enzovoort, en alle andere handelingen in verband met de opmaak;

d) het aanbrengen van merken, etiketten of soortgelijke onderscheidingstekens op de producten zelf of op hun verpakkingen;

e) eenvoudig mengen van producten, ook van verschillende soorten, indien een of meer bestanddelen van het mengsel niet voldoen aan de voorwaarden van dit Protocol om als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Letland te worden beschouwd;

f) eenvoudig samenvoegen van delen tot een volledig product;

g) twee of meer van de onder a) tot en met f) vermelde behandelingen tezamen;

h) het slachten van dieren.

Artikel 8

Determinerende eenheid

1. De determinerende eenheid voor de toepassing van de bepalingen van dit Protocol is het product dat bij het vaststellen van indeling in de nomenclatuur volgens het geharmoniseerde systeem als de basiseenheid wordt beschouwd.

Hieruit volgt dat:

a) wanneer een product, bestaande uit een groep of verzameling van artikelen, volgens het geharmoniseerde systeem onder één enkele post wordt ingedeeld, het geheel de in aanmerking te nemen eenheid vormt;

b) wanneer een zending bestaat uit een aantal eendere producten die onder dezelfde post van het geharmoniseerde systeem worden ingedeeld, elk product voor de toepassing van de bepalingen van dit Protocol afzonderlijk moet worden genomen.

2. Wanneer volgens algemene regel 5 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem de verpakking meetelt voor het vaststellen van de indeling, telt deze ook mee voor het vaststellen van de oorsprong.

Artikel 9

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen

Accessoires, vervangingsonderdelen en gereedschappen die samen met materieel, machines, apparaten of voertuigen worden geleverd en deel uitmaken van de normale uitrusting daarvan en in de prijs daarvan zijn begrepen of niet afzonderlijk in rekening worden gebracht, worden geacht één geheel te vormen met het materieel en de machines, apparaten of voertuigen in kwestie.

Artikel 10

Stellen of assortimenten

Stellen of assortimenten in de zin van algemene regel 3 voor de interpretatie van het geharmoniseerde systeem, worden als van oorsprong beschouwd indien alle samenstellende delen van oorsprong zijn. Een stel of assortiment bestaande uit producten van oorsprong en producten die niet van oorsprong zijn, wordt evenwel als van oorsprong beschouwd indien de waarde van de producten die niet van oorsprong zijn niet meer dan 15 procent van de prijs af fabriek van het stel of assortiment bedraagt.

Artikel 11

Neutrale elementen

Om te bepalen of een product van oorsprong is uit de Gemeenschap of uit Letland wordt niet nagegaan of de energie, brandstof, fabrieksuitrusting, machines en werktuigen die zijn gebruikt om dit product te verkrijgen van oorsprong zijn en wordt ook niet nagegaan of goederen die tijdens het productieproces zijn gebruikt, maar die in de uiteindelijke samenstelling van het product niet voorkomen en ook niet bedoeld waren daarin voor te komen, van oorsprong zijn.

TITEL III TERRITORIALE VOORWAARDEN

Artikel 12

Territorialiteitsbeginsel

Aan de in titel II genoemde voorwaarden met betrekking tot het verkrijgen van het karakter van product van oorsprong moet zonder onderbreking in de Gemeenschap of in Letland zijn voldaan, behoudens het bepaalde in de artikelen 3 en 4.

Artikel 13

Wederinvoer van goederen

Behoudens het bepaalde in de artikelen 3 en 4 worden producten van oorsprong uit de Gemeenschap of Letland die naar een ander land worden uitgevoerd en teruggezonden, niet als van oorsprong beschouwd tenzij ten genoegen van de douaneautoriteiten kan worden aangetoond dat:

a) de teruggekeerde goederen dezelfde zijn als de eerder uitgevoerde goederen, en

b) zij in dat land toen, bij uitvoer geen andere behandelingen hebben ondergaan dan die welke nodig waren om ze in goede staat te bewaren.

Artikel 14

Rechtstreeks vervoer

1. De in de Overeenkomst vastgestelde preferentiële regeling is slechts van toepassing op producten of materialen die niet via het grondgebied van een ander land tussen het grondgebied van de Gemeenschap en dat van Letland of wanneer artikel 4 van toepassing is, van Estland of Litouwen, worden vervoerd. Goederen van oorsprong uit Letland of de Gemeenschap die één enkele zending vormen die niet wordt gesplitst, kunnen via een ander grondgebied dan dat van de Gemeenschap of van Letland of, wanneer artikel 4 van toepassing is, van Estland of van Litouwen worden vervoerd met eventueel overslag of tijdelijke opslag op dit grondgebied, voorzover de goederen in het land van doorvoer of opslag onder toezicht van de douaneautoriteiten zijn gebleven, en aldaar geen andere behandelingen hebben ondergaan dan lossen en opnieuw laden of behandelingen om ze in goede staat te bewaren.

Het vervoer per pijpleiding van producten van oorsprong uit Estland of de Gemeenschap mag via een ander grondgebied gaan dan dat van de Gemeenschap of van Letland.

2. Het bewijs dat aan de in lid 1 bedoelde voorwaarden is voldaan, wordt geleverd door overlegging van de volgende stukken aan de douaneautoriteiten van het land van invoer:

a) hetzij een in het land van uitvoer afgegeven doorvoercognossement ter dekking van het vervoer door het land van doorvoer;

b) hetzij een door de douaneautoriteiten van het land van doorvoer afgegeven certificaat, waarin:

i) de producten nauwkeurig zijn omschreven,

ii) de data zijn vermeld waarop de producten gelost en opnieuw geladen zijn, in voorkomend geval onder opgave van de naam van de gebruikte schepen; en

iii) een verklaring betreffende de voorwaarden waarop de producten in het land van doorvoer verbleven;

c) hetzij, bij gebreke van bovengenoemde stukken, enig ander bewijsstuk.

Artikel 15

Tentoonstellingen

1. Op producten die uit een van de overeenkomstsluitende partijen naar een tentoonstelling in een derde land worden gezonden en na de tentoonstelling voor invoer in een andere overeenkomstsluitende partij worden verkocht, zijn bij invoer de bepalingen van de Overeenkomst van toepassing, voorzover de producten aan de voorwaarden van dit Protocol voldoen om als producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Letland te worden beschouwd, en voorzover ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat:

a) een exporteur deze producten vanuit een van de overeenkomstsluitende partijen naar het land van de tentoonstelling heeft verzonden en ze daar heeft tentoongesteld;

b) de exporteur de producten heeft verkocht of op andere wijze afgestaan aan een geadresseerde in een andere overeenkomstsluitende partij;

c) de producten tijdens of onmiddellijk na de tentoonstelling in dezelfde staat als waarin zij naar de tentoonstelling zijn gegaan naar laatstgenoemde overeenkomstsluitende partij zijn verzonden; en

d) de producten, vanaf het moment dat zij naar de tentoonstelling werden verzonden, niet voor andere doeleinden zijn gebruikt dan om op de tentoonstelling te worden vertoond.

2. Een bewijs van de oorsprong wordt overeenkomstig de bepalingen van titel IV afgegeven of opgesteld en op de normale wijze bij de douaneautoriteiten van de staat van invoer ingediend. Op dit bewijs staan de naam en het adres van de tentoonstelling vermeld. Zo nodig kunnen aanvullende bewijsstukken worden gevraagd ten aanzien van de aard van de producten en de voorwaarden waarop zij werden tentoongesteld.

3. Lid 1 is van toepassing op alle tentoonstellingen, beurzen of soortgelijke openbare evenementen met een commercieel, industrieel, agrarisch of ambachtelijk karakter, welke niet voor particuliere doeleinden in winkels of bedrijfsruimten met het oog op de verkoop van buitenlandse producten worden gehouden, gedurende welke de producten onder douanetoezicht blijven.

TITEL IV BEWIJS VAN DE OORSPRONG

Artikel 16

Certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

Het karakter van product van oorsprong, in de zin van dit Protocol, wordt aangetoond door middel van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, waarvan een model in bijlage III bij dit Protocol is opgenomen.

Artikel 17

Normale procedure voor de afgifte van certificaten inzake goederenverkeer EUR.1

1. Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van de staat van uitvoer op schriftelijke aanvraag van de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, van zijn gemachtigde vertegenwoordiger.

2. Te dien einde vult de exporteur of diens gemachtigde vertegenwoordiger zowel het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 als het aanvraagformulier in. Modellen van beide formulieren zijn in Bijlage III opgenomen.

Deze formulieren worden ingevuld in een van de talen waarin de Overeenkomst is opgesteld, overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van het land van uitvoer. Indien de formulieren met de hand worden ingevuld, dient dit met inkt en in blokletters te gebeuren. De producten moeten worden omschreven in het daartoe bestemde vak en er mogen geen regels worden opengelaten. Indien dit vak niet volledig is ingevuld, wordt onder de laatste regel een horizontale lijn getrokken en het niet-ingevulde gedeelte doorgekruist.

3. De exporteur die om de afgifte van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 verzoekt, moet op verzoek van de douaneautoriteiten van het land van uitvoer waar dit certificaat wordt afgegeven, op ieder moment de nodige documenten kunnen overleggen waaruit blijkt dat de betrokken producten van oorsprong zijn en dat aan alle andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan.

De exporteur bewaart de in dit lid bedoelde bewijsstukken gedurende ten minste twee jaar.

Aanvragen om certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden door de douaneautoriteiten van de staat van uitvoer gedurende ten minste twee jaar bewaard.

4. Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van een lidstaat van de Europese Gemeenschap indien de uit te voeren goederen kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit de Gemeenschap in de zin van artikel 2, lid 1, van dit Protocol. Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt afgegeven door de douaneautoriteiten van Letland indien de uit te voeren goederen kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong uit Letland in de zin van artikel 2, lid 2, van dit Protocol.

5. Wanneer de bepalingen inzake cumulatie van de artikelen 2 tot en met 4 van toepassing zijn, kunnen de douaneautoriteiten van de lidstaten van de Gemeenschap of van Letland certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 afgeven op de in dit Protocol vermelde voorwaarden, indien de uit te voeren goederen kunnen worden beschouwd als producten van oorsprong in de zin van dit Protocol, en voorzover de goederen waarop de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking hebben zich in de Gemeenschap of in Letland bevinden.

In deze gevallen worden de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 afgegeven na overlegging van bewijsstukken ten aanzien van de oorsprong die eerder werden afgegeven of opgesteld. Dit bewijs van de oorsprong wordt gedurende ten minste drie jaar door de douaneautoriteiten van de staat van uitvoer bewaard.

6. De met de afgifte belaste douaneautoriteiten nemen alle nodige maatregelen om te controleren of de producten inderdaad van oorsprong zijn en gaan na of aan alle andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan. Met het oog hierop zijn zij gerechtigd bewijsstukken op te vragen, de boeken van de exporteur in te zien en alle andere controles te verrichten die zij dienstig achten.

De met de afgifte belaste douaneautoriteiten zien er ook op toe dat de in lid 2 genoemde formulieren correct zijn ingevuld. Zij gaan met name na of het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak zo is ingevuld dat frauduleuze toevoegingen niet mogelijk zijn.

7. De datum van afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt vermeld in dat deel van het certificaat dat voor de douaneautoriteiten is bestemd.

8. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer afgegeven wanneer de producten waarop het betrekking heeft worden uitgevoerd. Het wordt ter beschikking van de exporteur gesteld zodra de goederen werkelijk worden uitgevoerd of wanneer het zeker is dat ze zullen worden uitgevoerd.

Artikel 18

Afgifte a posteriori van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

1. In afwijking van artikel 17, lid 8, kan een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 bij wijze van uitzondering worden afgegeven na de uitvoer van de goederen waarop het betrekking heeft, wanneer

a) dit door een vergissing, onopzettelijk verzuim of andere bijzondere omstandigheden niet bij de uitvoer is gebeurd;

b) ten genoegen van de douaneautoriteiten wordt aangetoond dat het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wel was afgegeven, maar bij invoer om technische redenen niet is aanvaard.

2. Met het oog op de toepassing van lid 1 dient de exporteur in zijn aanvraag de plaats en de datum van uitvoer te vermelden van de producten waarop het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 betrekking heeft, onder opgave van de redenen van zijn aanvraag.

3. De douaneautoriteiten kunnen eerst tot afgifte achteraf van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 overgaan na te hebben vastgesteld dat de in de aanvraag van de exporteur voorkomende gegevens overeenstemmen met die in het desbetreffende dossier.

4. Op a posteriori afgegeven certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 komt een van de volgende aantekeningen voor:

"NACHTRÄGLICH AUSGESTELLT", "DÉLIVRÉ A POSTERIORI", "RILASCIATO A POSTERIORI", "AFGEGEVEN A POSTERIORI", "ISSUED RETROSPECTIVELY", "UDSTEDT EFTERFØLGENDE", "ÅÊÄÏÈÅÍ ÅÊ ÔÙÍ ÕÓÔÅÑÙÍ", "EXPEDIDO A POSTERIORI", "EMITADO A POSTERIORI", "IZDOTS P EEC PRE OCU EKSPORTA", "ANNETTU JÄLKIKÄTEEN", "UTFÄRDAT I EFTERHAND".

5. De in lid 4 bedoelde aantekening wordt aangebracht in het vak "Opmerkingen" van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

Artikel 19

Afgifte van een duplicaat van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1

1. In geval van diefstal, verlies of vernietiging van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, kan de exporteur de douaneautoriteiten die dit certificaat hadden afgegeven, verzoeken een duplicaat op te maken aan de hand van de uitvoerdocumenten die in hun bezit zijn.

2. Op het aldus afgegeven certificaat wordt een van de volgende aantekeningen aangebracht:

"DUPLIKAT", "DUPLICATA", "DUPLICATO", "DUPLICAAT", "DUPLICATE", "ÁÍÔÉÃÑÁÈÏ", "DUPLICADO", "SEGUNDA VIA", "DUBLIKATS", "KAKSOISKAPPALE", "DUPLIKAT".

3. De in lid 2 bedoelde aantekening, de datum van afgifte en het serienummer van het oorspronkelijke certificaat worden aangebracht in het vak "Opmerkingen" van het duplicaat van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

4. Het duplicaat, dat dezelfde datum van afgifte draagt als het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1, geldt vanaf die datum.

Artikel 20

Vervanging van certificaten

1. Vervanging van een of meer certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 door een of meer andere certificaten is steeds mogelijk, voorzover dit geschiedt door het douanekantoor of de andere bevoegde instanties die met het toezicht op de goederen zijn belast.

2. Het vervangende certificaat wordt met het oog op de toepassing van dit Protocol, met inbegrip van dit artikel, als een definitief certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 beschouwd.

3. Het vervangende certificaat wordt afgegeven op schriftelijk verzoek van degene die de wederuitvoer verricht, nadat de betrokken instanties de door de aanvrager verstrekte gegevens hebben gecontroleerd. De datum en het volgnummer van het oorspronkelijke certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 worden in vak 7 vermeld.

Artikel 21

Vereenvoudigde procedure voor de afgifte van certificaten

1. In afwijking van de artikelen 17, 18 en 19 kan volgens onderstaande bepalingen een vereenvoudigde procedure voor de afgifte van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 worden toegepast.

2. De douaneautoriteiten van de staat van uitvoer kunnen een exporteur, hierna "toegelaten exporteur" genoemd, die veelvuldig goederen verzendt waarvoor certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 kunnen worden afgegeven en die, ten genoegen van de bevoegde instanties, de nodige waarborgen biedt wat de controle van de oorsprong van de producten betreft, vergunning verlenen om bij uitvoer bij het douanekantoor van de staat van uitvoer noch de goederen, noch een aanvraag om een certificaat EUR.1 ten aanzien van deze goederen aan te bieden teneinde een certificaat EUR.1 te verkrijgen onder de bij artikel 17 vastgestelde voorwaarden.

3. In de in lid 2 bedoelde vergunning wordt naar keuze van de bevoegde instanties bepaald dat vak 11 "Visum van de douane" van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1:

a) hetzij van tevoren wordt voorzien van het stempel van het bevoegde douanekantoor van de staat van uitvoer, alsmede van de geschreven of anderszins aangebrachte handtekening van een ambtenaar van dit kantoor,

b) hetzij door de toegelaten exporteur wordt voorzien van een speciaal stempel dat door de douaneautoriteiten van de staat van uitvoer is goedgekeurd en overeenkomt met het model dat in bijlage V is opgenomen. Dit stempel mag ook van tevoren op de formulieren worden gedrukt.

4. In de in lid 3, onder a), bedoelde gevallen wordt in vak 7 "Opmerkingen" van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 een van de volgende vermeldingen aangebracht:

"PROCEDIMENTO SIMPLIFICADO", "FORENKLET PROCEDURE", "VEREINFACHTES VERFAHREN", "ÁÐËÏÕÓÔÅÕÌÅÍÇ ÄÉÁÄÉÊÁÓÉÁ", "SIMPLIFIED PROCEDURE", "PROCÉDURE SIMPLIFIÉE", "PROCEDURA SEMPLIFICATA", "VEREENVOUDIGDE PROCEDURE", "PROCEDIMENTO SIMPLIFICADO", "VIENK EAR OSOTA PROCED EURA", "YKSINKERTAISTETTU MENETTELY", "FÖRENKLAD PROCEDUR".

5. Vak 11 "Visum van de douane" van het certificaat EUR.1 wordt zo nodig door de toegelaten exporteur ingevuld.

6. De toegelaten exporteur vermeldt zo nodig in vak 13 "Verzoek om controle" van het certificaat EUR.1 naam en adres van de instantie die bevoegd is dit certificaat te controleren.

7. De douaneautoriteiten van de staat van uitvoer kunnen voorschrijven dat bij toepassing van de vereenvoudigde procedure de certificaten EUR.1 van een speciaal merkteken worden voorzien.

8. De bevoegde instanties geven in de in lid 2 bedoelde vergunning met name aan:

a) op welke wijze de aanvragen om certificaten EUR.1 worden ingediend;

b) op welke wijze deze aanvragen gedurende ten minste drie jaar worden bewaard;

c) in de in lid 3, onder b), bedoelde gevallen, de instantie die bevoegd is de in artikel 30 bedoelde controle achteraf uit te voeren.

9. De douaneautoriteiten van de staat van uitvoer mogen bepaalde categorieën goederen van de in lid 2 bedoelde speciale behandeling uitsluiten.

10. De in lid 2 bedoelde vergunning wordt geweigerd wanneer de exporteur niet alle waarborgen biedt die de douaneautoriteiten nodig achten. De bevoegde instanties kunnen de vergunning steeds intrekken. Zij moeten dit doen wanneer de toegelaten exporteur niet meer aan de voorwaarden voldoet of niet langer de nodige waarborgen biedt.

11. De toegelaten exporteur kan worden verplicht de bevoegde instanties, op de wijze die deze bepalen, over zijn voorgenomen zendingen in te lichten, zodat deze instanties eventueel de door hen nodig geachte controles kunnen uitvoeren alvorens de goederen worden verzonden.

12. De douaneautoriteiten van de staat van uitvoer kunnen elke door hen nodig geachte controle uitvoeren bij de toegelaten exporteurs. Deze exporteurs kunnen zich hiertegen niet verzetten.

13. De bepalingen in dit artikel doen geen afbreuk aan de in de Gemeenschap, de lidstaten en Letland geldende voorschriften inzake douaneformaliteiten en het gebruik van douanedocumenten.

Artikel 22

Geldigheid van het bewijs van oorsprong

1. Een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 is vier maanden geldig vanaf de datum van afgifte in de staat van uitvoer. Het moet binnen deze periode worden ingediend bij de douaneautoriteiten van de staat van invoer.

2. Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 die na het verstrijken van de in lid 1 genoemde termijn bij de douaneautoriteiten van het land van invoer worden ingediend, kunnen met het oog op de toepassing van de preferentiële behandeling worden aanvaard wanneer de verlate indiening het gevolg is van overmacht of buitengewone omstandigheden.

3. In andere gevallen van verlate indiening kunnen de douaneautoriteiten van de staat van invoer de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 aanvaarden wanneer de producten vóór het verstrijken van genoemde termijn bij hen zijn aangebracht.

Artikel 23

Overlegging van het bewijs van oorsprong

Certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 worden bij de douaneautoriteiten van de staat van invoer ingediend overeenkomstig de aldaar geldende procedures. Bedoelde autoriteiten kunnen een vertaling van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of de factuurverklaring verlangen. Zij kunnen voorts eisen dat de aangifte ten invoer vergezeld gaat van een verklaring van de importeur dat de producten aan de voorwaarden voor de toepassing van de Overeenkomst voldoen.

Artikel 24

Invoer in deelzendingen

Wanneer, op verzoek van de importeur en op de voorwaarden die door de douaneautoriteiten van de staat van invoer zijn vastgesteld, gedemonteerde of niet-gemonteerde producten in de zin van algemene regel 2 a) voor de interpretatie van het geharmoniseerd systeem, vallende onder de hoofdstukken 84 en 85 van het geharmoniseerd systeem, in deelzendingen worden ingevoerd, wordt voor dergelijke producten één enkel bewijs van oorsprong bij de douaneautoriteiten ingediend bij de invoer van de eerste deelzending.

Artikel 25

Formulier EUR.2

1. In afwijking van artikel 16 wordt het bewijs van oorsprong, in de zin van dit Protocol, voor zendingen die slechts producten van oorsprong bevatten en waarvan de waarde niet meer bedraagt dan 3 000 ECU per zending, geleverd door formulier EUR.2, waarvan het model in bijlage IV bij dit Protocol is opgenomen.

2. Het formulier EUR.2 wordt door de exporteur of, onder diens verantwoordelijkheid, door zijn gemachtigde vertegenwoordiger, overeenkomstig dit Protocol, ingevuld en ondertekend.

3. Voor elke zending wordt een formulier EUR.2 ingevuld.

4. Wanneer de douaneautoriteiten van de staat van uitvoer hierom verzoeken, overlegt de exporteur die het formulier EUR.2 heeft aangevraagd alle bewijsstukken betreffende het gebruik van dit formulier.

5. De artikelen 22 en 23 zijn van overeenkomstige toepassing op het formulier EUR.2.

Artikel 26

Vrijstelling van bewijs van de oorsprong

1. Producten die door particulieren in kleine zendingen aan particulieren worden verzonden of deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers worden als producten van oorsprong toegelaten zonder dat het nodig is een formeel bewijs van oorsprong over te leggen, voorzover aan zulke producten ieder handelskarakter vreemd is en verklaard wordt dat zij aan de voorwaarden voor de toepassing van dit Protocol voldoen en er over de juistheid van een dergelijke verklaring geen twijfel bestaat. In geval van postzendingen kan deze verklaring op het douaneaangifteformulier C2/CP3 of op een daaraan gehecht blad worden gesteld.

2. Als invoer waaraan ieder handelskarakter vreemd is wordt beschouwd de invoer van incidentele aard van producten die uitsluitend bestemd zijn voor het persoonlijke gebruik van de geadresseerde, de reiziger of de leden van zijn gezin, voorzover noch de aard noch de hoeveelheid van de producten op commerciële doeleinden wijzen.

3. Voorts mag de totale waarde van deze producten niet meer bedragen dan 300 ECU voor kleine zendingen of 800 ECU voor producten die deel uitmaken van de persoonlijke bagage van reizigers.

Artikel 27

Verschillen en vormfouten

1. Worden geringe verschillen vastgesteld tussen de gegevens die voorkomen op het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op een formulier EUR.2 en die welke voorkomen op de documenten die met het oog op het vervullen van de douaneformaliteiten bij de invoer van producten bij het douanekantoor worden ingediend, dan is het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of het formulier EUR.2 hierdoor niet automatisch ongeldig, indien wordt vastgesteld dat het document wel degelijk met de aangebrachte producten overeenstemt.

2. Kennelijke vormfouten zoals typefouten op het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 of op het formulier EUR.2 maken dit document niet ongeldig indien deze fouten niet van dien aard zijn dat zij twijfel doen rijzen over de juistheid van de in dit document vermelde gegevens.

Artikel 28

In ECU uitgedrukte bedragen

1. Het land van uitvoer stelt de bedragen in zijn nationale valuta vast die gelijk zijn aan de in ECU uitgedrukte bedragen en deelt deze aan de andere partijen mede.

Indien deze bedragen hoger zijn dan de overeenkomstige door het land van invoer vastgestelde bedragen, worden ze door laatstgenoemd land aanvaard indien de producten gefactureerd zijn in de valuta van het land van uitvoer of van een van de andere in artikel 4 van dit Protocol bedoelde landen.

Indien de producten gefactureerd zijn in de valuta van een andere lidstaat van de Gemeenschap, aanvaardt het land van invoer het door het betrokken land medegedeelde bedrag.

2. Tot en met 30 april 2000 is de waarde van de in een bepaalde nationale valuta uitgedrukte ECU gelijk aan de waarde van de ECU in die nationale valuta per 1 oktober 1994.

Voor iedere daaropvolgende periode van vijf jaar worden de in ECU uitgedrukte bedragen en hun tegenwaarde in de nationale valuta van de staten door het Gemengd Comité herzien aan de hand van de wisselkoers van de ECU op de eerste werkdag in oktober van het onmiddellijk aan die periode van vijf jaar voorafgaande jaar.

Bij deze herziening ziet het Gemengd Comité erop toe dat de te gebruiken bedragen in nationale valuta niet worden verminderd en zal voorts onderzoeken of het wenselijk is de gevolgen van de betreffende limieten in reële termen te handhaven. Te dien einde kan het besluiten de in ECU uitgedrukte bedragen te wijzigen.

TITEL V REGELINGEN VOOR ADMINISTRATIEVE SAMENWERKING

Artikel 29

Toezending van de stempelafdrukken en adressen

De douaneautoriteiten van de lidstaten en van Letland doen elkaar, via de Commissie van de Europese Gemeenschappen, afdrukken toekomen van de stempels die in hun douanekantoren worden gebruikt bij de afgifte van certificaten EUR.1, alsmede de adressen van de douaneautoriteiten die belast zijn met de afgifte van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en de controle van deze certificaten en de formulieren EUR.2.

Artikel 30

Controle van de certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en de formulieren EUR.2

1. De certificaten inzake goederenverkeer EUR.1 en de formulieren EUR.2 worden achteraf door middel van steekproeven gecontroleerd en wanneer de douaneautoriteiten van de staat van invoer redenen hebben om te twijfelen aan de echtheid van deze documenten, de oorsprong van de betrokken producten of de naleving van de andere voorwaarden van dit Protocol.

2. Met het oog op de toepassing van lid 1 zenden de douaneautoriteiten van het land van invoer het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 en het formulier EUR.2, of een kopie van deze documenten, terug aan de douaneautoriteiten van de staat van uitvoer, onder vermelding van de formele of materiële redenen waarom een onderzoek wordt aangevraagd.

3. De controle wordt verricht door de douaneautoriteiten van het land van uitvoer. Te dien einde zijn zij gerechtigd bewijsmateriaal op te vragen en de boeken van de exporteur in te zien en elke andere controle te verrichten die zij dienstig achten.

4. Indien de douaneautoriteiten van het land van invoer besluiten de preferentiële behandeling niet toe te kennen zolang de uitslag van de controle niet bekend is, stellen zij de importeur voor de producten vrij te geven onder voorbehoud van de noodzakelijk geachte conservatoire maatregelen.

5. De douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd worden binnen ten hoogste tien maanden van de resultaten van deze controle in kennis gesteld. In deze mededeling moet duidelijk worden aangegeven of de documenten al dan niet echt zijn, of de betrokken producten werkelijk beschouwd kunnen worden als van oorsprong en of aan de andere voorwaarden van dit Protocol is voldaan.

6. Indien bij gegronde twijfel binnen de termijn van tien maanden geen antwoord is ontvangen of indien het antwoord niet voldoende gegevens bevat om de echtheid van het betrokken document of de werkelijke oorsprong van de producten vast te stellen, worden door de aanvragende douaneautoriteiten de algemene tariefpreferenties niet toegekend, behoudens overmacht of buitengewone omstandigheden.

Artikel 31

Regeling van geschillen

Geschillen ten aanzien van de in artikel 30 bedoelde controleprocedures die niet onderling geregeld kunnen worden door de douaneautoriteiten die de controle hebben aangevraagd en de douaneautoriteiten die met deze controle zijn belast, en problemen in verband met de interpretatie van dit Protocol worden aan het Gemengd Comité voorgelegd.

In alle gevallen is de regeling van geschillen tussen de importeur en de douaneautoriteiten van de staat van invoer onderworpen aan de wetgeving van deze staat.

Artikel 32

Sancties

Tegen eenieder die een document met onjuiste gegevens opstelt of laat opstellen met het doel producten onder de preferentiële regeling te doen vallen, worden sancties getroffen.

Artikel 33

Vrije zones

1. De lidstaten en Letland nemen alle nodige maatregelen om te voorkomen dat producten die onder geleide van een certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 worden verhandeld en tijdens hun vervoer in een op hun grondgebied gelegen vrije zone verblijven, door andere goederen worden vervangen of andere behandelingen ondergaan dan die welke gebruikelijk zijn om ze in goede staat te bewaren.

2. In afwijking van het bepaalde in lid 1 dienen de bevoegde douaneautoriteiten, wanneer producten van oorsprong uit de Gemeenschap of uit Letland die onder dekking van een certificaat EUR.1 in een vrije zone worden ingevoerd een be- of verwerking ondergaan, op verzoek van de exporteur een nieuw certificaat EUR.1 af te geven indien de be- of verwerking waartoe is overgegaan overeenstemt met het in dit Protocol bepaalde.

TITEL VI CEUTA EN MELILLA

Artikel 34

Toepassing van het Protocol

1. De in dit Protocol gebruikt term "Gemeenschap" heeft geen betrekking op Ceuta en Melilla. De term "producten van oorsprong uit de Gemeenschap" heeft geen betrekking op producten van oorsprong uit deze gebieden.

2. Dit Protocol is van overeenkomstige toepassing op producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla, met inachtneming van de in artikel 35 vastgestelde bijzondere voorwaarden.

Artikel 35

Bijzondere voorwaarden

1. De volgende bepalingen zijn van toepassing in plaats van artikel 2 en de verwijzingen naar dat artikel zijn van overeenkomstige toepassing op onderhavig artikel.

2. Mits zij rechtstreeks zijn vervoerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 14, worden beschouwd als:

1. producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla:

a) geheel en al in Ceuta en Melilla verkregen producten;

b) in Ceuta en Melilla verkregen producten bij de vervaardiging waarvan andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, mits:

i) deze producten be- of verwerkingen hebben ondergaan die toereikend zijn in de zin van artikel 6, of

ii) deze producten van oorsprong zijn uit Letland of de Gemeenschap in de zin van dit Protocol, mits zij be- of verwerkingen hebben ondergaan die meer omvatten dan de in artikel 7 bedoelde ontoereikende be- of verwerkingen;

2. producten van oorsprong uit Letland:

a) geheel en al in Letland verkregen producten;

b) in Letland verkregen producten waarin andere dan de onder a) bedoelde producten zijn gebruikt, voorzover:

i) deze producten een be- of verwerking hebben ondergaan die toereikend is in de zin van artikel 6 van dit Protocol, of voorzover

ii) deze producten van oorsprong zijn uit Ceuta en Melilla of de Gemeenschap in de zin van dit Protocol, mits zij een be- of verwerking hebben ondergaan die meer omvat dan de in artikel 7 omschreven ontoereikende be- of verwerkingen.

3. Ceuta en Melilla worden als één enkel grondgebied beschouwd.

4. De exporteur of zijn gemachtigde vertegenwoordiger vermeldt "Letland" en "Ceuta en Melilla" in vak 2 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1. In het geval van producten van oorsprong uit Ceuta en Melilla wordt dit bovendien vermeld in vak 4 van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1.

5. De Spaanse douaneautoriteiten zijn belast met de toepassing van dit Protocol in Ceuta en Melilla.

TITEL VII SLOTBEPALINGEN

Artikel 36

Wijziging van het Protocol

Het Gemengd Comité stelt om de twee jaar, of wanneer Letland of de Gemeenschap hierom verzoekt, een onderzoek in naar de toepassing van dit Protocol teneinde eventueel noodzakelijk geachte wijzigingen of aanpassingen aan te brengen.

Bij dit onderzoek wordt met name rekening gehouden met de deelname van de overeenkomstsluitende partijen aan vrijhandelszones of douane-unies met derde landen.

Artikel 37

Comité douanesamenwerking

1. Er wordt een Comité douanesamenwerking ingesteld, dat belast is met de tenuitvoerlegging van de administratieve samenwerking met het oog op de juiste en uniforme toepassing van dit Protocol en dat met elke andere taak op douanegebied kan worden belast.

2. Het Comité is samengesteld uit deskundigen van de lidstaten en met douanezaken belaste ambtenaren van de diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen enerzijds en door Letland benoemde deskundigen anderzijds.

Artikel 38

Bijlagen

De bijlagen bij dit Protocol maken deel uit van dit Protocol.

Artikel 39

Uitvoering

De Gemeenschap en Letland nemen, ieder voor zich, de maatregelen die nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van dit Protocol.

Artikel 40

Regelingen met Estland en Litouwen

De partijen bij deze overeenkomst nemen de nodige maatregelen om met Estland en Litouwen regelingen met het oog op de toepassing van dit Protocol te treffen. De partijen bij deze Overeenkomst stellen elkaar van deze maatregelen in kennis.

Artikel 41

Goederen in doorvoer of in opslag

De Overeenkomst kan worden toegepast op goederen die aan de bepalingen van dit Protocol voldoen en die op de datum van inwerkingtreding van de Overeenkomst betreffende vrijhandel en met handel verband houdende zaken in doorvoer zijn of die in de Gemeenschap of in Letland zijn, of, voorzover de bepalingen van artikel 2 van toepassing zijn, in Estland of Litouwen tijdelijk in douane-entrepots zijn opgeslagen of zich daar in een vrije zone bevinden, mits binnen vier maanden na die datum een certificaat EUR.1 bij de douaneautoriteiten van de staat van invoer wordt ingediend dat achteraf door de bevoegde instanties van de staat van uitvoer is afgetekend, vergezeld van documenten waaruit blijkt dat de goederen rechtstreeks zijn vervoerd.

BIJLAGE I

AANTEKENINGEN

Voorwoord

Deze aantekeningen zijn van toepassing op alle producten die vervaardigd zijn met gebruikmaking van materialen die niet van oorsprong zijn, zelfs op producten waarvoor de speciale voorwaarden van de lijst in bijlage II niet gelden, maar waarop de in artikel 6, lid 1, bedoelde regel "verandering van post" van toepassing is.

Aantekening 1

1.1. De eerste twee kolommen van de lijst geven het verkregen product aan. In kolom 1 staat het nummer van de post of het hoofdstuk volgens het geharmoniseerd systeem en in kolom 2 de omschrijving van de goederen van die post of dat hoofdstuk volgens dat systeem. Voor iedere post of ieder hoofdstuk in de kolommen 1 en 2 is in kolom 3 een regel gegeven. Een nummer in kolom 1 voorafgegaan door "ex" betekent dat de regel in kolom 3 alleen geldt voor het gedeelte van die post of dat hoofdstuk dat in kolom 2 is omschreven.

1.2. Wanneer in kolom 1 verscheidene postnummers zijn gegroepeerd of wanneer een hoofdstuknummer is vermeld en de omschrijving van het product in kolom 2 derhalve in algemene bewoordingen is gesteld, dan is de regel daarnaast in kolom 3 van toepassing op alle producten die volgens het geharmoniseerd systeem onder de posten van het hoofdstuk of onder elk van de in kolom 1 gegroepeerde posten werden ingedeeld.

1.3. Wanneer de lijst verschillende regels geeft voor verschillende producten binnen één post, is bij ieder gedachtestreepje dat gedeelte van de post omschreven waarop de daarnaast in kolom 3 vermelde regel van toepassing is.

Aantekening 2

2.1. Wanneer een post of een deel van een post niet in de lijst voorkomt, geldt de regel "verandering van post" als bedoeld in artikel 6, lid 1. Indien de regel "verandering van post" van toepassing is op een in de lijst opgenomen product, is dit in kolom 3 aangegeven.

2.2. De be- of verwerking die volgens de regel in kolom 3 is vereist, dient alleen te worden uitgevoerd met betrekking tot de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn. De beperkingen die in kolom 3 zijn aangegeven, zijn eveneens slechts van toepassing op de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.

2.3. Wanneer volgens een regel "materialen van iedere post" mogen worden gebruikt, dan mogen ook materialen van dezelfde post als het product worden gebruikt, voorzover de regel verder geen beperkingen inhoudt. De uitdrukking "vervaardiging uit materialen van om het even welke post met inbegrip van andere materialen van post . . ." betekent evenwel dat materialen van dezelfde post als het product slechts gebruikt mogen worden als de omschrijving ervan verschilt van die van het product in kolom 2.

2.4. Indien een product, vervaardigd van niet van oorsprong zijnde materialen, dat door de vervaardiging de oorsprong heeft verkregen krachtens de regel "verandering van post" of krachtens een regel in de lijst, gebruikt wordt als materiaal bij de vervaardiging van een ander product, geldt de regel die van toepassing is op het product waarin het is verwerkt daarvoor niet.

Bijvoorbeeld:

Een motor van post 8407 waarvoor de regel geldt dat de waarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die daarin worden verwerkt niet meer mag bedragen dan 40 % van de prijs af fabriek, is vervaardigd van "ander gelegeerd staal, enkel ruw voorgesmeed" van post 7224.

Werd dit smeedijzer in het betrokken land vervaardigd van niet van oorsprong zijnde ingots, dan heeft het smeedijzer reeds oorsprong verkregen krachtens de regel vermeld in de lijst voor post ex 7224. Bij de waardeberekening van de motor telt het dan als materiaal van oorsprong, of het nu in dezelfde fabriek werd vervaardigd of niet. De waarde van de niet van oorsprong zijnde ingots wordt dus niet meegerekend bij het berekenen van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.

2.5. Zelfs al wordt aan de regel "verandering van post" of aan de andere regels in de lijst voldaan, dan wordt een product niet als van oorsprong beschouwd indien de be- of verwerking, als geheel genomen, ontoereikend is in de zin van artikel 7.

Aantekening 3

3.1. De regel in de lijst geeft de minimumbewerking of -verwerking aan die vereist is; meer be- of verwerking verleent eveneens de oorsprong; omgekeerd kan minder be- of verwerking geen oorsprong verlenen. Is volgens de regel het gebruik van niet van oorsprong zijnd materiaal in een bepaald productiestadium toegestaan, dan is het gebruik ervan in een vroeger productiestadium wel, maar in een later productiestadium niet toegestaan.

3.2. Wanneer volgens een regel in de lijst een product van meer dan een materiaal mag worden vervaardigd, betekent dit dat een of meer van deze materialen kunnen worden gebruikt. Het is niet noodzakelijk dat zij alle worden gebruikt.

Bijvoorbeeld:

Volgens de regel voor weefsels mogen natuurlijke vezels en andere materialen, waaronder chemische stoffen, worden gebruikt. Dit betekent niet dat beide moeten worden gebruikt; het ene of het andere materiaal of beide kunnen worden gebruikt.

Indien evenwel volgens dezelfde regel voor een bepaald materiaal een beperking geldt en voor de andere materialen andere beperkingen, dan gelden de beperkingen alleen voor de werkelijk gebruikte materialen.

Bijvoorbeeld:

Volgens de regel voor naaimachines moet het gebruikte draadspanmechanisme van oorsprong zijn evenals het zigzagmechanisme; beide beperkingen gelden alleen indien de betrokken mechanismen daadwerkelijk in de naaimachine zijn ingebouwd.

3.3. Wanneer volgens een regel in de lijst een product van een bepaald materiaal vervaardigd moet worden, betekent dit evenwel niet dat geen andere materialen mogen worden gebruikt die vanwege hun aard niet aan de regel kunnen voldoen.

Bijvoorbeeld:

De regel voor post 1904 sluit nadrukkelijk het gebruik uit van granen en derivaten daarvan. Minerale zouten, chemicaliën en andere additieven die niet van granen zijn vervaardigd mogen evenwel worden gebruikt.

Bijvoorbeeld:

Indien in geval van een artikel vervaardigd van gebonden textielvlies slechts het gebruik van garen dat niet van oorsprong is, is toegestaan, dan is het niet mogelijk uit te gaan van stof van gebonden textielvlies - zelfs al kan gebonden textielvlies normalerwijze niet van garen worden vervaardigd. In een dergelijk geval zou het uitgangsmateriaal zich in het stadium vóór garen moeten bevinden, dat wil zeggen in het vezelstadium.

Zie ook aantekening 6.3 in verband met textielproducten.

3.4. Indien een regel in de lijst twee of meer percentages geeft als maximumwaarde van de niet van oorsprong zijnde materialen die kunnen worden gebruikt, dan mogen deze percentages niet bij elkaar worden opgeteld. De maximumwaarde van alle gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn, mag het hoogste van de opgegeven percentages nooit overschrijden. Bovendien mogen de afzonderlijke percentages met betrekking tot bepaalde materialen niet worden overschreden.

Aantekening 4

4.1. De term "natuurlijke vezels" in de lijst heeft betrekking op andere dan kunstmatige of synthetische vezels, met inbegrip van afval, in het stadium vóór het spinnen. Tenzij anders vermeld omvat de term "natuurlijke vezels" vezels die zijn gekaard, gekamd of anderszins bewerkt, doch niet gesponnen.

4.2. De term "natuurlijke vezels" omvat paardenhaar van post 0503, zijde van de posten 5002 en 5003 en wol, fijn of grof haar van de posten 5101 tot en met 5105, katoen van de posten 5201 tot en met 5203 en ander plantaardige vezels van de posten 5301 tot en met 5305.

4.3. De termen "textielmassa", "chemische stoffen" en "materialen voor het vervaardigen van papier" in de lijst hebben betrekking op materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 vallen, maar die gebruikt kunnen worden bij de vervaardiging van kunstmatige, synthetische of papieren vezels of garens.

4.4. De term "synthetische en kunstmatige stapelvezels" in de lijst heeft betrekking op kabel van synthetische of kunstmatige filamenten, op synthetische of kunstmatige stapelvezels en op synthetisch of kunstmatig afval van de posten 5501 tot en met 5507.

Aantekening 5

5.1. In het geval van producten die zijn ingedeeld onder die posten in de lijst die naar deze aantekening verwijzen, zijn de in kolom 3 van de lijst genoemde voorwaarden niet van toepassing op basistextielmaterialen die bij hun vervaardiging zijn gebruikt en die, samen genomen, ten hoogste 10 % van het totale gewicht van alle gebruikte basistextielmaterialen uitmaken (zie ook de aantekeningen 5.3 en 5.4).

5.2. Deze tolerantie is evenwel slechts van toepassing op gemengde producten die van twee of meer basistextielmaterialen zijn vervaardigd.

Basistextielmaterialen zijn:

- zijde,

- wol,

- grof haar,

- fijn haar,

- paardenhaar (crin),

- katoen,

- papier en materiaal voor het vervaardigen van papier,

- vlas,

- hennep,

- jute en andere bastvezels,

- sisal en andere textielvezels van het geslacht Agave,

- kokosvezels, abaca, ramee en andere plantaardige textielvezels,

- synthetische filamenten,

- kunstmatige filamenten,

- synthetische stapelvezels,

- kunstmatige stapelvezels.

Bijvoorbeeld:

Garen van post 5205, vervaardigd van katoenvezels van post 5203 en van synthetische stapelvezels van post 5506, is een gemengd garen. Derhalve mogen niet van oorsprong zijnde stapelvezels die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische stoffen of textielmassa is vereist) worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het garen.

Bijvoorbeeld:

Een weefsel van wol van post 5112, vervaardigd van garens van wol van post 5107 en van synthetische garens van stapelvezels van post 5509, is een gemengd weefsel. Derhalve mogen synthetische garens die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging uit chemische stoffen of textielmassa is vereist) of garens van wol die niet voldoen aan de regels van oorsprong (volgens welke een vervaardiging is vereist uit natuurlijke vezels die niet gekaard zijn of gekamd, noch anderszins met het oog op het spinnen bewerkt) of een combinatie van deze twee soorten garens worden gebruikt tot 10 gewichtspercenten van het weefsel.

Bijvoorbeeld:

Getuft textielweefsel van post 5802, vervaardigd van garens van katoen van post 5205 en van weefsels van katoen van post 5210, is slechts een gemengd product wanneer het katoenweefsel zelf een gemengd product is, vervaardigd van onder twee verschillende posten ingedeelde garens, of wanneer de gebruikte katoengarens zelf gemengde garens zijn.

Bijvoorbeeld:

Indien het betrokken getufte textielweefsel is vervaardigd van katoengarens van post 5205 en van synthetisch weefsel van post 5407, dan zijn de gebruikte garens uiteraard twee verschillende soorten basistextielmateriaal en is het getufte textielweefsel bijgevolg een gemengd product.

Bijvoorbeeld:

Een getuft tapijt, vervaardigd van zowel kunstmatige garens als van katoengarens en met een grondlaag van jute, is een gemengd product omdat drie basistextielmaterialen zijn gebruikt. Derhalve mogen alle niet van oorsprong zijnde materialen die in een later productiestadium zijn dan de regel toelaat, worden gebruikt, voorzover hun totale gewicht niet meer bedraagt dan 10 % van het gewicht van de textielmaterialen van het tapijt. Zo zouden in dit productiestadium zowel de jutegrondlaag als de kunstmatige garens ingevoerd kunnen zijn, voorzover aan de voorwaarden inzake het gewicht wordt voldaan.

5.3. In het geval van weefsels die garens bevatten, "gemaakt van polyurethaan, met soepele segmenten van polyether, ook indien omwoeld", bedraagt de tolerantie voor dit garen ten hoogste 20 %.

5.4. In het geval van weefsels die strippen bevatten bestaande uit een kern van aluminiumfolie of een kern van kunststoffolie, al dan niet bedekt met aluminiumpoeder, met een breedte van niet meer dan 5 mm, welke kern met behulp van een kleefmiddel is bevestigd tussen twee strippen kunststof, bedraagt de tolerantie voor de strippen ten hoogste 20 %.

Aantekening 6

6.1. In het geval van textielproducten die in de lijst van een voetnoot zijn voorzien die naar deze aantekening verwijst, mogen textielmaterialen, met uitzondering van voeringen en tussenvoeringen, die niet voldoen aan de regel in kolom 3 van de lijst voor de betreffende geconfectioneerde producten, worden gebruikt voorzover zij onder een andere post vallen dan het product en de waarde ervan niet meer bedraagt dan 8 % van de prijs af fabriek van het product.

6.2. Materialen die niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld kunnen vrij worden gebruikt, of ze nu textiel bevatten of niet.

Bijvoorbeeld:

Wanneer volgens een regel in de lijst voor een bepaald textielartikel, zoals een broek, garen moet worden gebruikt, dan sluit dit het gebruik van artikelen van metaal, zoals knopen, niet uit, omdat deze niet onder de hoofdstukken 50 tot en met 63 zijn ingedeeld. Om dezelfde reden is het gebruik van bijvoorbeeld ritssluitingen toegelaten, al bevatten deze normalerwijze ook textiel.

6.3. Wanneer een percentageregel van toepassing is, moet met de waarde van garnituren en toebehoren rekening worden gehouden bij de berekening van de waarde van de gebruikte materialen die niet van oorsprong zijn.

Aantekening 7

7.1. Onder "aangewezen behandeling" in de zin van de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 wordt verstaan:

a) vacuümdistillatie,

b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing (1);

c) kraken,

d) reforming,

e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen,

f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet,

g) polymeriseren,

h) alkyleren,

i) isomeriseren.

7.2. Onder "aangewezen behandeling" in de zin van de posten 2710 tot en met 2712 wordt verstaan:

a) vacuümdistillatie,

b) herdistillatie volgens een proces van ver doorgevoerde splitsing,

c) kraken,

d) reforming,

e) extractie met behulp van selectieve oplosmiddelen,

f) een bewerking bestaande uit alle navolgende behandelingen: behandelen met geconcentreerd zwavelzuur, met rokend zwavelzuur of met zwavelzuuranhydride, neutraliseren met behulp van alkalische stoffen, ontkleuren en zuiveren met behulp van van nature actieve aarde, van geactiveerde aarde, van actieve koolstof of van bauxiet,

g) polymeriseren,

h) alkyleren,

i) isomeriseren,

k) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: ontzwavelen met gebruikmaking van waterstof, waardoor het zwavelgehalte van de behandelde producten met ten minste 85 % wordt verlaagd (methode ASTM D 1 266-59 T),

l) uitsluitend voor de producten van post 2710: ontparaffineren, anders dan door enkel filtreren,

m) uitsluitend voor de zware oliën van post ex 2710: behandelen met waterstof, uitgezonderd ontzwavelen, waarbij de waterstof actief deelneemt aan een scheikundige reactie die, met behulp van een katalysator, onder een druk van meer dan 20 bar en bij een temperatuur van meer dan 250 °C wordt teweeggebracht. Eindbehandeling met waterstof van smeeroliën van post ex 2710 die in het bijzonder verbetering van de kleur of de stabiliteit ten doel heeft (bijvoorbeeld "hydrofinishing" of ontkleuren), wordt daarentegen niet als een aangewezen behandeling aangemerkt,

n) uitsluitend voor stookolie van post ex 2710: atmosferische distillatie, mits deze producten, distillatieverliezen inbegrepen, voor minder dan 30 % van het volume ervan overdistilleren bij 300 °C, een en ander bepaald volgens de methode ASTM D 86,

o) uitsluitend voor andere zware oliën dan gasolie of stookolie van post ex 2710: behandelen met gebruikmaking van hoogfrequente glimontlading.

7.3. In de zin van de posten ex 2707, 2713 tot en met 2715, ex 2901, ex 2902 en ex 3403 wordt geen oorsprong verleend door eenvoudige behandelingen zoals reinigen, decanteren, ontzouten, afsplitsen van water, filtreren, kleuren, merken, het verkrijgen van een bepaald zwavelgehalte door het mengen van producten met uiteenlopende zwavelgehaltes, alle combinaties van die behandelingen of soortgelijke behandelingen.

(1) Zie aanvullende aantekening (GN) 4 b) bij hoofdstuk 27 van de gecombineerde nomenclatuur.

BIJLAGE II

LIJST VAN BE- OF VERWERKINGEN VAN MATERIALEN DIE NIET VAN OORSPRONG ZIJN WAARDOOR HET VERVAARDIGDE PRODUCT HET KARAKTER VAN PRODUCT VAN OORSPRONG VERKRIJGT

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

BIJLAGE III

CERTIFICAAT INZAKE GOEDERENVERKEER EUR.1

1. Het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 wordt ingevuld op een formulier waarvan in deze bijlage een model is opgenomen. Het formulier wordt gedrukt in een of meer van de talen waarin de Overeenkomst is opgesteld. Het certificaat wordt in een van deze talen ingevuld overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van de staat van uitvoer. Indien een certificaat met de hand wordt ingevuld, moet dit met inkt en in blokletters gebeuren.

2. De afmetingen van het certificaat inzake goederenverkeer EUR.1 zijn 210 × 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van ten hoogste 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan. Het te gebruiken papier is wit, goed beschrijfbaar en houtvrij, met een gewicht van ten minste 25 g/m². Het is voorzien van een groene geguillocheerde onderdruk die vervalsingen met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt.

3. De bevoegde instanties van de lidstaten van de Gemeenschap en Letland kunnen zich het recht voorbehouden de certificaten zelf te drukken of te laten drukken door daartoe gemachtigde drukkerijen. In het laatste geval wordt op ieder certificaat van deze vergunning melding gemaakt. Op elk certificaat worden bovendien de naam en het adres van de drukker vermeld of wordt een merkteken ter identificatie van de drukker aangebracht. Om de certificaten van elkaar te kunnen onderscheiden wordt elk exemplaar van een al dan niet gedrukt volgnummer voorzien.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

BIJLAGE IV

FORMULIER EUR.2

1. Het formulier EUR.2 stemt overeen met het in deze bijlage opgenomen model. Het wordt gedrukt in een of meer van de talen waarin de Overeenkomst is opgesteld. Het formulier wordt in een van deze talen ingevuld overeenkomstig de bepalingen van het nationale recht van de staat van uitvoer. Indien een formulier met de hand wordt ingevuld, moet dit met inkt en in blokletters gebeuren.

2. De afmetingen van het formulier EUR.2 zijn 210 × 148 mm, waarbij in de lengte een afwijking van ten hoogste 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan. Het te gebruiken papier is wit, goed beschrijfbaar en houtvrij, met een gewicht van ten minste 64 g/m².

3. De bevoegde instanties van de lidstaten van de Gemeenschap en Letland kunnen zich het recht voorbehouden de formulieren zelf te drukken of te laten drukken door daartoe gemachtigde drukkerijen. In het laatste geval wordt op ieder formulier van deze vergunning melding gemaakt. Op elk formulier worden bovendien de naam en het adres van de drukker vermeld of wordt een merkteken ter identificatie van de drukker aangebracht. Om de formulieren van elkaar te kunnen onderscheiden wordt elk exemplaar van een al dan niet gedrukt volgnummer voorzien.

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

BIJLAGE V

Model van de in artikel 21, lid 3, onder b), bedoelde stempelafdruk

>

REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

>BEGIN VAN DE GRAFIEK>

(1) Teken of wapen van de staat van uitvoer.

(2) Gegevens ter identificatie van de toegelaten exporteur.

>EIND VAN DE GRAFIEK>

PROTOCOL Nr. 4 inzake specifieke bepalingen betreffende de handel tussen Letland en Spanje en Portugal

HOOFDSTUK I Specifieke bepalingen betreffende de handel tussen Spanje en Letland

Artikel 1

De bepalingen van titel II van de Overeenkomst betreffende het handelsverkeer worden als volgt gewijzigd teneinde rekening te houden met de maatregelen en verbintenissen die zijn opgenomen in de Akte van Toetreding van het Koninkrijk Spanje tot de Europese Gemeenschappen (hierna de "Toetredingsakte" genoemd).

Artikel 2

Krachtens de Toetredingsakte past Spanje ten aanzien van producten van oorsprong uit Letland geen gunstiger behandeling toe dan ten aanzien van de invoer van producten van oorsprong uit andere lidstaten of van producten die zich in andere lidstaten in het vrije verkeer bevinden.

Artikel 3

De uitvoering door Spanje van de verplichtingen uit hoofde van artikel 4 van deze Overeenkomst geschiedt op het tijdstip dat voor de overige lidstaten is vastgesteld, op voorwaarde dat Letland is geschrapt van de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 519/94 inzake gemeenschappelijke regels voor de invoer uit bepaalde derde landen.

Artikel 4

De invoer in Spanje van de in bijlage A vermelde producten van oorsprong uit Letland kan tot en met 31 december 1995 aan kwantitatieve beperkingen worden onderworpen.

Artikel 5

Dit Protocol is van toepassing onverminderd het bepaalde in Verordening (EEG) nr. 1911/91 van de Raad van 26 juni 1991 betreffende de toepassing van de bepalingen van het Gemeenschapsrecht op de Canarische Eilanden en het bepaalde in Besluit 91/314/EEG van de Raad van 26 juni 1991 tot instelling van een programma van speciaal op het afgelegen en insulaire karakter van de Canarische Eilanden afgestemde maatregelen (Poseican).

HOOFDSTUK II Specifieke bepalingen betreffende de handel tussen Portugal en Letland

Artikel 6

De bepalingen van titel II van de Overeenkomst betreffende het handelsverkeer worden als volgt gewijzigd teneinde rekening te houden met de maatregelen en verplichtingen die zijn opgenomen in de Akte van Toetreding van de Portugese Republiek tot de Europese Gemeenschappen (hierna "Toetredingsakte" genoemd).

Artikel 7

Krachtens de Toetredingsakte past Portugal ten aanzien van producten van oorsprong uit Letland geen gunstiger behandeling toe dan ten aanzien van de invoer van producten van oorsprong uit andere lidstaten of van producten die zich in andere lidstaten in het vrije verkeer bevinden.

Artikel 8

De uitvoering door Portugal van de verplichtingen uit hoofde van artikel 4 van deze Overeenkomst geschiedt op het tijdstip dat voor de overige lidstaten is vastgesteld, op voorwaarde dat Letland is geschrapt van de werkingssfeer van Verordening (EG) nr. 519/94 inzake gemeenschappelijke regels voor de invoer uit bepaalde derde landen.

Artikel 9

De invoer in Portugal van de in bijlage B vermelde producten van oorsprong uit Letland kan tot en met 31 december 1995 aan kwantitatieve beperkingen worden onderworpen.

BIJLAGE A

GN-code

ex 0102 90 10 (1)

ex 0102 90 31 (2)

ex 0102 90 33 (3)

ex 0102 90 35 (4)

ex 0102 90 37 (5)

0103 91 10

0103 92 11

0103 92 19

0203 11 10

0203 12 11

0203 12 19

0203 19 11

0203 19 13

0203 19 15

0203 19 55

0203 19 59

0203 21 10

0203 22 11

0203 22 19

0203 29 11

0203 29 13

0203 29 15

0203 29 55

0203 29 59

0206 30 21

0206 30 31

0206 41 91

0206 49 91

0208 10 10

0209 00 11

0209 00 19

0209 00 30

0210 11 11

0210 11 19

0210 11 31

0210 11 39

0210 12 11

0210 12 19

0210 19 10

0210 19 20

0210 19 30

0210 19 40

0210 19 51

0210 19 59

0210 19 60

0210 19 70

0210 19 81

0210 19 89

0210 90 31

0210 90 39

ex 0210 90 90 (6)

ex 0401 (7)

0403 10 22

0403 10 24

0403 10 26

ex 0403 90 51

ex 0403 90 53 (8)

ex 0403 90 59 (9)

0404 10 91

0404 90 11

0404 90 13

0404 90 19

0404 90 31

0404 90 33

0404 90 39

ex 1601 (10)

ex 1602 10 00 (11)

ex 1602 20 90 (12)

1602 41 10

1602 42 10

1602 49 11

1602 49 13

1602 49 15

1602 49 19

1602 49 30

1602 49 50

ex 1602 90 10 (13)

1602 90 51

ex 1902 20 30 (14)

(1) Uitgezonderd dieren voor stierengevechten.

(2) Alleen varkens (huisdieren).

(3) In verpakkingen met een netto-inhoud van niet meer dan 2 liter.

(4) Niet geconserveerd of geconcentreerd of verpakt, alleen bestemd voor menselijke consumptie.

(5) Alleen die welke vlees of eetbare slachtafvallen van varkens (huisdieren) bevatten.

(6) Alleen die welke bloed van varkens bevatten.

(7) Alleen

- worst van vlees, eetbare slachtafvallen of bloed van varkens (huisdieren),

- conserven of bereidingen, vlees of slachtafvallen van varkens (huisdieren) bevattend.

BIJLAGE B

GN-code

0701 10 00

0701 90 10

0701 90 51

0701 90 59

PROTOCOL Nr. 5 betreffende wederzijdse bijstand tussen administratieve autoriteiten in douanezaken

Artikel 1

Definities

Voor de toepassing van dit Protocol wordt verstaan onder:

a) douanewetgeving: de door de Gemeenschap en Letland vastgestelde voorschriften betreffende de invoer, de uitvoer en de doorvoer van goederen en de plaatsing daarvan onder enige andere douaneregeling, met inbegrip van de ingestelde verboden, beperkingen en controlemaatregelen;

b) douanerechten: alle rechten, belastingen, vergoedingen en andere heffingen die ter uitvoering van de douanewetgeving op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen worden toegepast en ingevorderd, met uitzondering van de vergoedingen en heffingen waarvan het bedrag bij benadering gelijk is aan de kosten van de verleende diensten;

c) verzoekende autoriteit: een bevoegde administratieve autoriteit welke hiertoe door een overeenkomstsluitende partij is aangewezen en die een verzoek om administratieve bijstand in douanezaken indient;

d) aangezochte autoriteit: een bevoegde administratieve autoriteit welke hiertoe door een overeenkomstsluitende partij is aangewezen en die een verzoek om administratieve bijstand in douanezaken ontvangt;

e) overtreding: elke inbreuk op de douanewetgeving en elke poging daartoe.

Artikel 2

Werkingssfeer

1. De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar binnen hun bevoegdheden bijstand, op de wijze en onder de voorwaarden vastgesteld in dit Protocol, met het oog op de correcte toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder wat de preventie, de opsporing en het onderzoek van overtredingen van deze wetgeving betreft.

2. De bijstand in douanezaken waarin dit Protocol voorziet, geldt voor elke administratieve autoriteit van de overeenkomstsluitende partijen die bevoegd is voor de toepassing van dit Protocol. De bijstand in douanezaken doet geen afbreuk aan de regels betreffende de wederzijdse bijstand in strafzaken en geldt niet voor informatie die is verkregen krachtens bevoegdheden welke op verzoek van de rechterlijke autoriteiten worden uitgeoefend, tenzij deze autoriteiten hiermee instemmen.

Artikel 3

Bijstand op verzoek

1. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit verschaft de aangezochte autoriteit eerstgenoemde alle terzake dienende informatie die deze nodig heeft voor de correcte toepassing van de douanewetgeving, met inbegrip van informatie betreffende transacties waarvan bekend is dat zij hebben plaatsgevonden of gepland zijn en die een overtreding vormen of zouden vormen van deze wetgeving.

2. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit deelt de aangezochte autoriteit haar mede of goederen die uit het grondgebied van een der partijen zijn uitgevoerd, op regelmatige wijze naar het grondgebied van de andere overeenkomstsluitende partij zijn ingevoerd, onder vermelding, in voorkomend geval, van de douaneregeling waaronder deze goederen zijn geplaatst.

3. Op aanvraag van de verzoekende autoriteit zorgt de aangezochte autoriteit ervoor dat toezicht wordt gehouden op:

a) natuurlijke personen of rechtspersonen ten aanzien waarvan een gegrond vermoeden bestaat dat zij de douanewetgeving overtreden of overtreden hebben;

b) plaatsen waar er op dusdanige wijze voorraden goederen zijn bijeengebracht dat er gerede aanleiding is om te veronderstellen dat deze bedoeld zijn als leveranties voor verrichtingen die met de wetgeving van de andere partij strijdig zijn;

c) goederenbewegingen waarvan wordt bericht dat zij aanleiding kunnen geven tot ernstige overtredingen van de douanewetgeving;

d) vervoermiddelen waarvan op redelijke gronden wordt vermoed dat zij voor het plegen van inbreuken op de douanewetgeving werden gebruikt, worden gebruikt of zouden kunnen worden gebruikt.

Artikel 4

Bijstand op eigen initiatief

De overeenkomstsluitende partijen verlenen elkaar, ongevraagd, in overeenstemming met hun wetten, regels en andere rechtsinstrumenten, bijstand indien zij zulks noodzakelijk achten voor de juiste toepassing van de douanewetgeving, in het bijzonder bij het verkrijgen van informatie omtrent:

- transacties die een inbreuk vormden, vormen of zouden vormen op deze wetgeving en die van belang kunnen zijn voor de andere overeenkomstsluitende partijen;

- nieuwe middelen of methoden die bij dergelijke transacties worden gebruikt;

- goederen waarvan bekend is dat zij het voorwerp vormen van een ernstige overtreding van de douanewetgeving in verband met de invoer, de uitvoer of de doorvoer, dan wel van enige andere douaneregeling.

Artikel 5

Afgifte van documenten/Kennisgeving van besluiten

Op aanvraag van de verzoekende autoriteit neemt de aangezochte autoriteit, overeenkomstig haar eigen wetgeving, de nodige maatregelen voor:

- de afgifte van alle documenten,

- de kennisgeving van alle besluiten,

waarop het bepaalde in dit Protocol van toepassing is, aan een geadresseerde die op haar grondgebied verblijft of gevestigd is. In een dergelijk geval is artikel 6, lid 3, van toepassing.

Artikel 6

Vorm en inhoud van verzoeken om bijstand

1. Verzoeken in het kader van dit Protocol worden schriftelijk gedaan en gaan vergezeld van de voor de behandeling ervan noodzakelijke bescheiden. In spoedeisende gevallen kunnen verzoeken mondeling worden gedaan, mits zij onmiddellijk schriftelijk worden bevestigd.

2. De overeenkomstig het bepaalde in lid 1 ingediende verzoeken bevatten de hiernavolgende gegevens:

a) de naam van de verzoekende autoriteit,

b) de gevraagde maatregel,

c) het voorwerp en de reden van het verzoek,

d) de relevante wetten, regels en andere voorschriften,

e) zo nauwkeurig en volledig mogelijke informatie betreffende de natuurlijke personen of rechtspersonen waarop het onderzoek betrekking heeft,

f) een overzicht van de relevante feiten, behalve in de in artikel 5 bedoelde gevallen.

3. De verzoeken worden ingediend in een officiële taal van de aangezochte autoriteit of in een voor deze autoriteit aanvaardbare taal.

4. Indien een verzoek niet in de juiste vorm wordt gedaan, kan om correctie of aanvulling daarvan worden verzocht. Er kunnen echter voorzorgsmaatregelen worden genomen.

Artikel 7

Behandeling van verzoeken

1. De aangezochte autoriteit of, indien deze niet tot zelfstandig handelen bevoegd is, de administratieve dienst waaraan het verzoek door deze autoriteit werd gericht, behandelt verzoeken om bijstand, binnen de perken van de haar verleende bevoegdheden en met de middelen waarover zij beschikt, alsof zij voor eigen rekening of in opdracht van een andere autoriteit van dezelfde overeenkomstsluitende partij handelde, met name door reeds beschikbare informatie te verstrekken en het nodige onderzoek te verrichten of te doen verrichten.

2. Verzoeken om bijstand worden behandeld overeenkomstig de wetten, reglementen en andere rechtsvoorschriften van de aangezochte overeenkomstsluitende partij.

3. Terzake bevoegde ambtenaren van een overeenkomstsluitende partij kunnen, met instemming van de andere betrokken partij en onder de door deze laatste vastgestelde voorwaarden, van de diensten van de aangezochte autoriteit of van een andere autoriteit die onder de aangezochte autoriteit ressorteert, informatie betreffende inbreuken op de douanewetgeving verkrijgen die de verzoekende autoriteit nodig heeft ter uitvoering van het bepaalde in dit Protocol.

4. Ambtenaren van een overeenkomstsluitende partij kunnen, met instemming van de andere overeenkomstsluitende partij, aanwezig zijn bij onderzoek dat op het grondgebied van laatstgenoemde partij wordt verricht.

Artikel 8

Vorm waarin de informatie dient te worden verstrekt

1. De aangezochte autoriteit deelt de uitslag van het ingestelde onderzoek aan de verzoekende autoriteit mede in de vorm van bescheiden, voor echt gewaarmerkte afschriften van bescheiden, rapporten en dergelijke.

2. De in lid 1 bedoelde bescheiden kunnen worden vervangen door informatie welke met behulp van systemen voor automatische gegevensverwerking in om het even welke vorm voor hetzelfde doeleinde wordt verstrekt.

Artikel 9

Gevallen waarin geen bijstand dient te worden verleend

1. De partijen kunnen de in dit Protocol bedoelde bijstand weigeren wanneer het verlenen daarvan:

a) hun soevereiniteit, openbare orde, veiligheid of andere wezenlijke belangen in het gedrang zou kunnen brengen;

b) de toepassing inhoudt van valuta- of belastingregelingen andere dan die welke betrekking hebben op de douanerechten, of

c) zou leiden tot de schending van een industrieel geheim, een handelsgeheim of een beroepsgeheim.

2. Wanneer de verzoekende autoriteit om een vorm van bijstand verzoekt die zij desgevraagd zelf niet zou kunnen verlenen, vermeldt zij dit in haar verzoek. De aangezochte autoriteit bepaalt zelf hoe zij op een dergelijk verzoek reageert.

3. Indien bijstand wordt geweigerd, dienen het daartoe strekkende besluit en de redenen welke eraan ten grondslag liggen onverwijld aan de verzoekende autoriteit te worden medegedeeld.

Artikel 10

Geheimhoudingsplicht

1. Alle informatie die ter uitvoering van dit Protocol in om het even welke vorm wordt verstrekt, heeft een vertrouwelijk karakter. Zij valt onder de geheimhoudingsplicht en geniet de bescherming van de terzake geldende wettelijke voorschriften in de overeenkomstsluitende partij die ze heeft ontvangen en van de overeenkomstige bepalingen waaraan de communautaire autoriteiten onderworpen zijn.

2. Persoonsgebonden gegevens worden niet verstrekt wanneer er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de mededeling of het gebruik daarvan strijdig zou zijn met de fundamentele rechtsbeginselen van een der partijen en, in het bijzonder, indien de betrokken persoon hiervan onrechtmatig nadeel zou ondervinden. De partij die de gegevens ontvangt, deelt de partij die de gegevens verstrekt desgevraagd mede voor welk doel deze zullen worden gebruikt en welke resultaten ermee werden bereikt.

3. Persoonsgebonden gegevens mogen uitsluitend worden medegedeeld aan douaneautoriteiten en, indien vereist ten behoeve van rechtsvervolging, aan het Openbaar Ministerie en de rechterlijke autoriteiten. Andere personen of autoriteiten kunnen dergelijke informatie uitsluitend verkrijgen na voorafgaande toestemming van de autoriteit die ze verstrekt.

4. De partij die de gegevens verstrekt, controleert de juistheid daarvan. Wanneer blijkt dat verstrekte gegevens onjuist zijn of dienen te worden geschrapt, wordt de ontvangende partij daarvan onverwijld in kennis gesteld. Laatstgenoemde partij is gehouden de correctie of de schrapping uit te voeren.

5. Behalve in gevallen waarin zulks strijdig is met het algemeen belang, kan de betrokken persoon, op zijn verzoek, informatie verkrijgen omtrent opgeslagen gegevens en de redenen welke aan deze opslag ten grondslag liggen.

Artikel 11

Gebruik van informatie

1. De verkregen informatie mag uitsluitend worden gebruikt voor de toepassing van het bepaalde in dit Protocol. Het gebruik van deze informatie door een overeenkomstsluitende partij voor andere doeleinden is afhankelijk gesteld van de voorafgaande schriftelijke toestemming van de administratieve autoriteit die ze heeft verstrekt en is aan de door deze autoriteit vastgestelde beperkingen onderworpen. Deze bepalingen zijn niet van toepassing wanneer de voor dit Protocol verkregen informatie ook kan worden gebruikt voor de bestrijding van de illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen. Dergelijke informatie mag worden doorgegeven aan andere autoriteiten die rechtstreeks bij de bestrijding van de illegale handel in verdovende middelen betrokken zijn, binnen de perken van artikel 2.

2. Het bepaalde in lid 1 vormt geen beletsel voor het gebruik van informatie in gerechtelijke of administratieve procedures die achteraf worden ingesteld wegens niet-naleving van de douanewetgeving.

3. De overeenkomstsluitende partijen kunnen de overeenkomstig het bepaalde in dit Protocol verkregen informatie en geraadpleegde bescheiden in hun rapporten, getuigenissen en gerechtelijke procedures als bewijsmateriaal gebruiken.

Artikel 12

Deskundigen en getuigen

Een onder een aangezochte autoriteit ressorterende ambtenaar kan worden gemachtigd, binnen de perken van de hem verleende machtiging, in het rechtsgebied van een andere overeenkomstsluitende partij als getuige of deskundige op te treden in gerechtelijke of administratieve procedures die betrekking hebben op onderwerpen waarop dit Protocol van toepassing is en daarbij de voor het gerechtelijk onderzoek noodzakelijke voorwerpen, bescheiden of voor echt gewaarmerkte afschriften van bescheiden voor te leggen. In de convocatie dient uitdrukkelijk te worden vermeld over welk onderwerp en in welke functie of hoedanigheid de betrokken ambtenaar zal worden ondervraagd.

Artikel 13

Kosten van de bijstand

De partijen brengen elkaar geen kosten in rekening voor uitgaven welke ter uitvoering van het bepaalde in dit Protocol zijn gemaakt, met uitzondering, in voorkomend geval, van de uitgaven voor deskundigen, getuigen, tolken en vertalers die niet in overheidsdienst zijn.

Artikel 14

Tenuitvoerlegging

1. Het beheer van dit Protocol wordt waargenomen door de centrale douaneautoriteiten van Letland, enerzijds, en de bevoegde diensten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen en, in voorkomend geval, de douaneautoriteiten van de lidstaten van de Europese Unie, anderzijds. Deze instanties stellen alle praktische maatregelen en regelingen voor de toepassing van dit Protocol vast, rekening houdend met de voorschriften op het gebied van de gegevensbescherming. Zij kunnen de bevoegde instanties aanbevelingen doen voor wijzigingen die huns inziens in dit Protocol dienen te worden aangebracht.

2. De overeenkomstsluitende partijen plegen overleg en geven elkaar vervolgens kennis van alle uitvoeringsbepalingen die overeenkomstig dit Protocol worden genomen.

Artikel 15

Complementariteit

1. Dit Protocol vormt een aanvulling op alle overeenkomsten inzake wederzijdse bijstand die zijn gesloten of kunnen worden gesloten tussen een of meer lidstaten van de Europese Unie en Letland. Het staat niet in de weg aan de toepassing van deze overeenkomsten of aan de ruimere wederzijdse bijstand die daarin eventueel is voorzien.

2. Onverminderd het bepaalde in artikel 11 doen deze overeenkomsten geen afbreuk aan de communautaire bepalingen betreffende de uitwisseling, tussen de bevoegde diensten van de Commissie en de douaneautoriteiten van de lidstaten, van alle met betrekking tot douanezaken verkregen informatie die voor de Gemeenschap van belang kan zijn.

SLOTAKTE

De gevolmachtigden van:

HET KONINKRIJK BELGIË,

HET KONINKRIJK DENEMARKEN,

DE BONDSREPUBLIEK DUITSLAND,

DE HELLEENSE REPUBLIEK,

HET KONINKRIJK SPANJE,

DE FRANSE REPUBLIEK,

IERLAND,

DE ITALIAANSE REPUBLIEK,

HET GROOTHERTOGDOM LUXEMBURG,

HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN,

DE REPUBLIEK OOSTENRIJK,

DE PORTUGESE REPUBLIEK,

DE REPUBLIEK FINLAND,

HET KONINKRIJK ZWEDEN,

HET VERENIGD KONINKRIJK VAN GROOT-BRITTANNIË EN NOORD-IERLAND,

verdragsluitende partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie, het Verdrag tot oprichting van de EUROPESE GEMEENSCHAP, het Verdrag tot oprichting van de EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR KOLEN EN STAAL en het Verdrag tot oprichting van de EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE,

hierna "de lidstaten" te noemen, en van

de EUROPESE GEMEENSCHAP, de EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR ATOOMENERGIE en de EUROPESE GEMEENSCHAP VOOR KOLEN EN STAAL,

hierna "de Gemeenschap" te noemen,

optredende in het kader van de Europese Unie,

enerzijds, en

de gevolmachtigden van de REPUBLIEK LETLAND,

hierna "Letland" te noemen,

anderzijds,

bijeengekomen te Luxemburg op twaalf juni negentienhonderd vijfennegentig, voor de ondertekening van de Europa-Overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Letland, anderzijds, hierna de "Europa-Overeenkomst" te noemen, hebben de volgende teksten aangenomen:

de Europa-Overeenkomst en de volgende protocollen:

>RUIMTE VOOR DE TABEL>

De gevolmachtigden van de lidstaten en van de Gemeenschap en de gevolmachtigden van Letland hebben de volgende gemeenschappelijke verklaringen aangenomen, die aan deze Slotakte zijn gehecht:

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 37, lid 1, van de Europa-Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 37 van de Europa-Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 38 van de Europa-Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende hoofdstuk II van titel IV van de Europa-Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 46, onder d), i), van de Europa-Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 56 van de Europa-Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 62 van de Europa-Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 66 van de Europa-Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 67 van de Europa-Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende artikel 115 van de Europa-Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende Protocol nr. 3 bij de Europa-Overeenkomst

Gemeenschappelijke verklaring betreffende Protocol nr. 5 bij de Europa-Overeenkomst

De gevolmachtigden van de lidstaten en van de Gemeenschap en de gevolmachtigden van Letland hebben kennis genomen van de volgende briefwisselingen, die aan deze Slotakte zijn gehecht:

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Letland inzake zeevervoer

Overeenkomst in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Letland betreffende de regionale afbakening van de Afrikaanse varkenspest in het Koninkrijk Spanje

De gevolmachtigden van Letland hebben kennis genomen van de volgende eenzijdige verklaring, die aan deze Slotakte is gehecht:

Verklaring van de Franse Regering

De gevolmachtigden van de lidstaten en van de Gemeenschap hebben kennis genomen van de volgende eenzijdige verklaringen, die aan de Slotakte zijn gehecht:

Verklaring van Letland betreffende artikel 34 van de Europa-Overeenkomst

Verklaring van Letland betreffende hoofdstuk I van de Europa-Overeenkomst

Verklaring van Letland betreffende artikel 79 van de Europa-Overeenkomst

Verklaring van Letland betreffende een Europa-Overeenkomst.

Hecho en Luxemburgo, el doce de junio de mil novecientos noventa y cinco.

Udfærdiget i Luxembourg den tolvte juni nitten hundrede og femoghalvfems.

Geschehen zu Luxemburg am zwölften Juni neunzehnhundertfünfundneunzig.

¸ãéíå óôï Ëïõîåìâïýñãï, óôéò äþäåêá Éïõíßïõ ÷ßëéá åííéáêüóéá åíåíÞíôá ðÝíôå.

Done at Luxembourg on the twelfth day of June in the year one thousand nine hundred and ninety-five.

Fait à Luxembourg, le douze juin mil neuf cent quatre-vingt-quinze.

Fatto a Lussemburgo, addì dodici giugno millenovecentonovantacinque.

Gedaan te Luxemburg, de twaalfde juni negentienhonderd vijfennegentig.

Feito em Luxemburgo, em doze de Junho de mil novecentos e noventa e cinco.

Tehty Luxemburgissa kahdentenatoista päivänä kesäkuuta vuonna tuhatyhdeksänsataayhdeksänkymmentäviisi.

Som skedde i Luxemburg den tolfte juni nittonhundranittiofem.

Parakst Eits Luksemburg Ea, j Eunija divpadsmitaj Ea dien Ea, t Euksto Os devii simti devidesmit piektaj Ea gad Ea.

Pour le royaume de Belgique

Voor het Koninkrijk België

Für das Königreich Belgien

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Deze handtekening verbindt eveneens de Vlaamse Gemeenschap, de Franse Gemeenschap, de Duitstalige Gemeenschap, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest.

På Kongeriget Danmarks vegne

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Für die Bundesrepublik Deutschland

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Ãéá ôçí ÅëëçíéêÞ Äçìïêñáôßá

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Por el Reino de España

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Pour la République française

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Thar ceann na hÉireann

For Ireland

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Per la Repubblica italiana

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Pour le grand-duché de Luxembourg

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Voor het Koninkrijk der Nederlanden

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Für die Republik Österreich

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Pela República Portuguesa

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Suomen tasavallan puolesta

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

För Konungariket Sverige

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

For the United Kingdom of Great Britain and Northern Ireland

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Por las Comunidades Europeas

For De Europæiske Fællesskaber

Für die Europäischen Gemeinschaften

Ãéá ôéò ÅõñùðáúêÝò Êïéíüôçôåò

For the European Communities

Pour les Communautés européennes

Per le Comunità europee

Voor de Europese Gemeenschappen

Pelas Comunidades Europeias

Euroopan yhteisöjen puolesta

På Europeiska gemenskapernas vägnar

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

Latvijas Republikas v Eard Ea

>REFERENTIE NAAR EEN GRAFIEK>

GEMEENSCHAPPELIJKE VERKLARINGEN

1. Artikel 37, lid 1

Er wordt overeengekomen dat het begrip "de in elke lidstaat geldende voorwaarden en modaliteiten" waar van toepassing ook communautaire voorschriften inhoudt.

2. Artikel 37

Er wordt overeengekomen dat het begrip "kinderen" wordt gedefinieerd overeenkomstig de nationale wetgeving van het desbetreffende gastland.

3. Artikel 38

Er wordt overeengekomen dat het begrip "gezinsleden" wordt gedefinieerd overeenkomstig de nationale wetgeving van het desbetreffende gastland.

4. Hoofdstuk II van titel IV

Onverminderd de bepalingen van hoofdstuk II van titel IV komen de partijen overeen dat de behandeling van de onderdanen of vennootschappen van een partij geacht wordt minder gunstig te zijn dan de behandeling welke wordt verleend aan die van de andere partij, indien deze behandeling formeel of de facto minder gunstig is dan de behandeling welke wordt verleend aan die van de andere partij.

5. Artikel 46, onder d), i)

Onverminderd het bepaalde in artikel 46 komen de partijen overeen dat geen van de bepalingen van de Overeenkomst zodanig kan worden uitgelegd dat zij de partijen het recht ontzegt op controle en regelgeving met het doel zich ervan te verzekeren dat natuurlijke personen voor wie het recht van vestiging geldt daadwerkelijk als zelfstandigen werkzaam zijn.

6. Artikel 56

Het feit dat voor natuurlijke personen uit bepaalde lidstaten door Letland een visum verplicht wordt gesteld, en niet voor die uit andere lidstaten, of het feit dat voor natuurlijke personen uit Letland door bepaalde lidstaten een visum verplicht wordt gesteld, en niet door andere, wordt op zich niet geacht de voordelen op grond van een specifieke verbintenis te niet te doen of te belemmeren.

7. Artikel 62

De bepalingen van artikel 62 zijn niet van toepassing op de verwerving van Letlandse privatiseringscertificaten door niet-ingezetenen.

De Associatieraad kan maatregelen onderzoeken om deze beperkingen te verminderen.

8. Artikel 66

De partijen komen overeen dat artikel 66 van de Overeenkomst tot en met 31 december 1999 niet van toepassing is op ondernemingen aan welke door Letland speciale of exclusieve rechten op het gebied van telecommunicatie zijn verleend, op voorwaarde dat

- met ingang van de in artikel 66 bepaalde datum ten behoeve van bedrijfsnetwerken en gesloten gebruikersgroepen voor eigen gebruik op verzoek binnen een redelijke termijn huurlijnen ter beschikking worden gesteld, met inbegrip van spraaktelefonie en datadiensten;

- met ingang van de in artikel 66 bepaalde datum met de regeling een van de telecommunicatieorganisatie onafhankelijke instantie wordt belast.

9. Artikel 67

De partijen komen overeen dat voor de toepassing van de Overeenkomst de intellectuele, industriële en commerciële eigendom in het bijzonder inhoudt: auteursrecht voor computerprogramma's en naburige rechten, rechten met betrekking tot octrooien, industriële ontwerpen, geografische aanduidingen, waaronder oorsprongsbenamingen, handelsmerken en dienstmerken, topografieën van geïntegreerde schakelingen, alsmede bescherming tegen oneerlijke concurrentie als bedoeld in artikel 10 bis van de Overeenkomst van Parijs voor de bescherming van de industriële eigendom, en de bescherming van niet openbaar gemaakte informatie met betrekking tot know-how.

10. Artikel 115

De partijen komen overeen dat de Associatieraad overeenkomstig artikel 115 van de Overeenkomst de mogelijkheid zal onderzoeken om een raadgevend lichaam op te richten bestaande uit leden van het Economisch en Sociaal Comité van de Gemeenschap en hun Letlandse equivalenten.

11. Protocol nr. 3 bij de Overeenkomst

De partijen stemmen ermee in dat toekomstige ontwikkelingen in regionale samenwerking tussen de Baltische staten tot een verdieping van de gevolgen van de regels van oorsprong zouden kunnen leiden.

12. Protocol nr. 5 bij de Overeenkomst

Partijen stemmen ermee in dat bijstand krachtens dit Protocol zich niet uitstrekt tot de inning van douanerechten, belastingen, boetes en andere heffingen namens de andere partij.

OVEREENKOMST in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Letland inzake zeevervoer

A. Brief van de Gemeenschap

Mijnheer,

Wij zouden het op prijs stellen indien u kunt bevestigen dat uw regering met het navolgende instemt:

Toen de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en Letland werd ondertekend, hebben partijen zich ertoe verbonden om zaken met betrekking tot de scheepvaart, in het bijzonder ingeval de ontwikkeling van de handel zou worden gehinderd, op passende wijze aan te vatten. Wederzijds bevredigende oplossingen inzake de scheepvaart zullen worden nagestreefd, terwijl het beginsel van een vrije en eerlijke mededinging op commerciële grondslag in acht wordt genomen.

Tevens is ermee ingestemd dat dergelijke zaken eveneens door het Gemengd Comité moeten worden besproken.

Gelieve, Mijnheer, de verzekering van onze bijzondere hoogachting te aanvaarden.

Namens de Raad van de Europese Unie

B. Brief van de Republiek Letland

Mijnheer,

Ik heb de eer de ontvangst van uw brief te bevestigen en tevens te bevestigen dat mijn regering met het navolgende instemt:

"Toen de Vrijhandelsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en Letland werd ondertekend, hebben partijen zich ertoe verbonden om zaken met betrekking tot de scheepvaart, in het bijzonder ingeval de ontwikkeling van de handel zou worden gehinderd, op passende wijze aan te vatten. Wederzijds bevredigende oplossingen inzake de scheepvaart zullen worden nagestreefd, terwijl het beginsel van een vrije en eerlijke mededinging op commerciële grondslag in acht wordt genomen.

Tevens is ermee ingestemd dat dergelijke zaken eveneens door het Gemengd Comité moeten worden besproken.".

Gelieve, Mijnheer, de verzekering van onze bijzondere hoogachting te aanvaarden.

Voor de regering van de Republiek Letland

OVEREENKOMST in de vorm van een briefwisseling tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Letland betreffende de regionale afbakening van de Afrikaanse varkenspest in het Koninkrijk Spanje

A. Brief van de Republiek Letland

Mijnheer,

Ik heb de eer te verwijzen naar de besprekingen tussen de Gemeenschap en Letland betreffende de handelsregelingen voor bepaalde landbouwproducten, die in het bestek van de onderhandelingen van de Vrijhandelsovereenkomst hebben plaatsgevonden.

Ik bevestig hierbij dat Letland aanvaardt te erkennen dat het grondgebied van het Koninkrijk Spanje, met uitzondering van de provincies Badajoz, Huelva, Sevilla en Córdoba, vrij is van Afrikaanse varkenspest onder dezelfde termen als is vastgesteld in Beschikking 89/21/EEG van de Raad van 14 december 1988.

Letland aanvaardt deze afwijking zonder dat dit afdoet aan alle andere vereisten van de Letlandse veterinaire wetgeving.

Ik moge u verzoeken de aanvaarding door de Gemeenschap van de inhoud van deze brief te willen bevestigen.

Gelieve, Mijnheer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.

Voor de regering van de Republiek Letland

B. Brief van de Gemeenschap

Mijnheer,

Ik heb de eer de ontvangst te bevestigen van uw brief van heden die als volgt luidt:

"Ik heb de eer te verwijzen naar de besprekingen tussen de Gemeenschap en Letland betreffende de handelsregelingen voor bepaalde landbouwproducten, die in het bestek van de onderhandelingen van de Vrijhandelsovereenkomst hebben plaatsgevonden.

Ik bevestig hierbij dat Letland aanvaardt te erkennen dat het grondgebied van het Koninkrijk Spanje, met uitzondering van de provincies Badajoz, Huelva, Sevilla en Córdoba, vrij is van Afrikaanse varkenspest onder dezelfde termen als is vastgesteld in Beschikking 89/21/EEG van de Raad van 14 december 1988.

Letland aanvaardt deze afwijking zonder dat dit afdoet aan alle andere vereisten van de Letlandse veterinaire wetgeving.

Ik moge u verzoeken de aanvaarding door de Gemeenschap van de inhoud van deze brief te willen bevestigen.".

Ik heb de eer u te bevestigen dat de Gemeenschap met de inhoud van uw brief kan instemmen.

Gelieve, Mijnheer, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.

Namens de Raad van de Europese Unie

EENZIJDIGE VERKLARINGEN

Verklaring van de Franse regering

Frankrijk merkt op dat de Europa-Overeenkomst met de Republiek Letland niet van toepassing is op de landen en gebieden overzee welke uit hoofde van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap met de Europese Gemeenschap geassocieerd zijn.

Verklaringen van de Republiek Letland

1. Artikel 34

De bestaande diagonale cumulatie wordt ingevoerd tussen de Europese Unie en de als één grondgebied behandelde Baltische staten, teneinde deze te betrekken bij het Europese cumulatieproces, met het oog op de uiteindelijke volledige cumulatie en verbetering van de toegang tot de markten voor producten van oorsprong.

2. Hoofdstuk I

VERKEER VAN WERKNEMERS

Interpretatie van de termen "nationaliteit" en "onderdaan"

De Republiek Letland interpreteert de in de tekst van de Overeenkomst gebruikte termen:

- "nationaliteit" als gelijkwaardig met de term "staatsburgerschap",

- "Letlandse onderdanen" als gelijkwaardig met de term "personen van Letlands staatsburgerschap".

3. Artikel 79

Letland acht de uitwisseling van informatie over het niveau van de landbouwprijzen op de communautaire markt van vitaal belang voor deze samenwerking.

4. Rekening houdend met het voornemen van beide partijen zo spoedig mogelijk onderhandelingen inzake een Europa-Overeenkomst aan te vragen, heeft Letland naar voren gebracht dat het in zijn belang is dat gedurende deze onderhandelingen over de handel in textiel- en landbouwproducten opnieuw zou kunnen worden onderhandeld om, ter verdieping van een wederzijdse handelsliberalisatie na de toetreding van de Scandinavische landen tot de Europese Unie, tot een dienstige aanpassing te komen.

Top