EUR-Lex Access to European Union law

Back to EUR-Lex homepage

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 02014L0023-20200101

Consolidated text: Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (Voor de EER relevante tekst)Voor de EER relevante tekst

ELI: http://data.europa.eu/eli/dir/2014/23/2020-01-01

02014L0023 — NL — 01.01.2020 — 003.001


Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document

►B

RICHTLIJN 2014/23/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 26 februari 2014

betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten

(Voor de EER relevante tekst)

(PB L 094 van 28.3.2014, blz. 1)

Gewijzigd bij:

 

 

Publicatieblad

  nr.

blz.

datum

 M1

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2015/2172 VAN DE COMMISSIE van 24 november 2015

  L 307

9

25.11.2015

 M2

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2017/2366 VAN DE COMMISSIE van 18 december 2017

  L 337

21

19.12.2017

►M3

GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2019/1827 VAN DE COMMISSIE van 30 oktober 2019

  L 279

23

31.10.2019


Gerectificeerd bij:

►C1

Rectificatie, PB L 114, 5.5.2015, blz.  24 (2014/23/EU)

►C2

Rectificatie, PB L 082, 26.3.2018, blz.  17 (2014/23/EU)




▼B

RICHTLIJN 2014/23/EU VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

van 26 februari 2014

betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten

(Voor de EER relevante tekst)



TITEL I:

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED, ALGEMENE BEGINSELEN EN DEFINITIES

HOOFDSTUK I:

Toepassingsgebied, algemene beginselen en definities

AFDELING I:

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED, ALGEMENE BEGINSELEN, DEFINITIES EN DREMPELBEDRAG

Artikel 1:

Onderwerp en toepassingsgebied

Artikel 2:

Beginsel van de bestuurlijke vrijheid van de overheid

Artikel 3:

Beginsel van gelijke behandeling, non-discriminatie en transparantie

Artikel 4:

Vrijheid om diensten van algemeen economisch belang te definiëren

Artikel 5:

Definities

Artikel 6:

Aanbestedende diensten

Artikel 7:

Aanbestedende instanties

Artikel 8:

Drempelbedrag en berekeningsmethoden voor de geraamde waarde van concessies

Artikel 9:

Herziening van het drempelbedrag

AFDELING II:

UITSLUITINGEN

Artikel 10:

Uitsluitingen die van toepassing zijn op door aanbestedende diensten en aanbestedende instanties gegunde concessies

Artikel 11:

Specifieke uitsluitingen op het gebied van elektronische communicatie

Artikel 12:

Specifieke uitsluitingen op het gebied van water

Artikel 13:

Aan een verbonden onderneming gegunde concessies

Artikel 14:

Aan een gemeenschappelijke onderneming of aan een aanbestedende instantie die deel uitmaakt van een gemeenschappelijke onderneming gegunde concessies

Artikel 15:

Kennisgeving van informatie door aanbestedende instanties

Artikel 16:

Uitsluiting van activiteiten die rechtstreeks aan concurrentie blootstaan

Artikel 17:

Concessies tussen instanties in de overheidssector

AFDELING III:

ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 18:

Looptijd van de concessie

Artikel 19:

Sociale diensten en andere specifieke diensten

Artikel 20:

Gemengde overeenkomsten

Artikel 21:

Gemengde overeenkomsten waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn

Artikel 22:

Overeenkomsten voor zowel activiteiten als bedoeld in bijlage II als andere activiteiten

Artikel 23:

Concessies voor zowel activiteiten als bedoeld in bijlage II als activiteiten waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn

AFDELING IV:

SPECIFIEKE SITUATIES

Artikel 24:

Voorbehouden concessies

Artikel 25:

Onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten

HOOFDSTUK II:

Beginselen

Artikel 26:

Ondernemers

Artikel 27:

Nomenclaturen

Artikel 28:

Vertrouwelijkheid

Artikel 29:

Regels betreffende communicatiemiddelen

TITEL II:

REGELS INZAKE DE GUNNING VAN CONCESSIES: ALGEMENE BEGINSELEN EN PROCEDURELE WAARBORGEN

HOOFDSTUK I:

Algemene beginselen

Artikel 30:

Algemene beginselen

Artikel 31:

Concessieaankondigingen

Artikel 32:

Aankondigingen van concessiegunningen

Artikel 33:

Opmaak en wijze van bekendmaking van aankondigingen

Artikel 34:

Elektronische beschikbaarheid van concessiedocumenten

Artikel 35:

Bestrijding van corruptie en voorkoming van belangenconflicten

HOOFDSTUK II:

Procedurele waarborgen

Artikel 36:

Technische en functionele eisen

Artikel 37:

Procedurele waarborgen

Artikel 38:

Selectie en kwalitatieve beoordeling van gegadigden

Artikel 39:

Termijnen voor de ontvangst van aanvragen en inschrijvingen voor de concessie

Artikel 40:

Informatieverstrekking aan gegadigden en inschrijvers

Artikel 41:

Gunningscriteria

TITEL III:

REGELS INZAKE DE UITVOERING VAN CONCESSIES

Artikel 42:

Uitvoering door onderaannemers

Artikel 43:

Wijziging van overeenkomsten gedurende de looptijd

Artikel 44:

Beëindiging van concessies

Artikel 45:

Toezicht en rapportage

TITEL IV:

WIJZIGINGEN VAN DE RICHTLIJNEN 89/665/EEG EN 92/13/EEG

Artikel 46:

Wijzigingen in Richtlijn 89/665/EEG

Artikel 47:

Wijzigingen in Richtlijn 92/13/EEG

TITEL V:

GEDELEGEERDE BEVOEGDHEDEN, UITVOERINGSBEVOEGDHEDEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 48:

Uitoefening van de delegatie

Artikel 49:

Spoedprocedure

Artikel 50:

Comitéprocedure

Artikel 51:

Omzetting

Artikel 52:

Overgangsbepalingen

Artikel 53:

Toezicht en rapportage

Artikel 54:

Inwerkingtreding

Artikel 55:

Adressaten

BIJLAGEN

BIJLAGE I:

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 5, PUNT 7, BEDOELDE ACTIVITEITEN

BIJLAGE II:

ACTIVITEITEN UITGEOEFEND DOOR DE IN ARTIKEL 7 BEDOELDE AANBESTEDENDE INSTANTIES

BIJLAGE III:

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 7, LID 2, ONDER b), BEDOELDE RECHTSHANDELINGEN VAN DE UNIE

BIJLAGE IV:

DIENSTEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 19

BIJLAGE V:

INFORMATIE DIE IN DE ARTIKEL 31 BEDOELDE CONCESSIE-AANKONDIGINGEN MOET WORDEN OPGENOMEN

BIJLAGE VI:

INFORMATIE DIE IN DE IN ARTIKEL 31, LID 3, BEDOELDE VOOR-AANKONDIGINGEN BETREFFENDE CONCESSIES VOOR SOCIALE EN ANDERE SPECIFIEKE DIENSTEN MOET WORDEN OPGENOMEN

BIJLAGE VII:

INFORMATIE DIE IN DE IN ARTIKEL 32 BEDOELDE AANKONDIGINGEN VAN DE GUNNING VAN CONCESSIES MOET WORDEN OPGENOMEN

BIJLAGE VIII:

INFORMATIE DIE IN AANKONDIGINGEN VAN DE GUNNING VAN CONCESSIES BETREFFENDE CONCESSIES VOOR SOCIALE EN ANDERE SPECIFIEKE DIENSTEN (ARTIKEL 32) MOET WORDEN OPGENOMEN

BIJLAGE IX:

SPECIFICATIES BETREFFENDE DE BEKENDMAKING

BIJLAGE X:

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 30, LID 3, BEDOELDE INTERNATIONALE SOCIALE EN MILIEUOVEREENKOMSTEN

BIJLAGE XI:

INFORMATIE DIE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 43 IN AANKONDIGINGEN VAN WIJZIGINGEN VAN EEN CONCESSIE GEDURENDE DE LOOPTIJD ERVAN MOET WORDEN OPGENOMEN



TITEL I

ONDERWERP, TOEPASSINGSGEBIED, ALGEMENE BEGINSELEN EN DEFINITIES



HOOFDSTUK I

Toepassingsgebied, algemene beginselen en definities



Afdeling I

Onderwerp, toepassingsgebied, algemene beginselen, definities en drempel

Artikel 1

Onderwerp en toepassingsgebied

1.  Deze richtlijn stelt regels vast betreffende de procedures voor aanbesteding door aanbestedende diensten en aanbestedende instanties door middel van een concessie waarvan de geraamde waarde niet lager is dan de in artikel 8 genoemde drempel.

2.  Deze richtlijn is van toepassing op de gunning van concessies voor werken of diensten aan ondernemers door:

a) aanbestedende diensten, of

b) aanbestedende instanties, mits de werken of diensten bestemd zijn voor de uitoefening van een van de activiteiten als bedoeld in bijlage II.

3.  De toepassing van deze richtlijn is onderworpen aan artikel 346 VWEU.

4.  Overeenkomsten, besluiten of andere rechtsinstrumenten waarbij de overdracht van bevoegdheden en verantwoordelijkheden voor het verrichten van taken van openbaar belang tussen aanbestedende diensten of aanbestedende instanties of groepen van aanbestedende diensten of aanbestedende instanties georganiseerd wordt en die niet voorzien in een vergoeding van contractuele prestaties, moeten worden beschouwd als een aangelegenheid van interne organisatie van de betrokken lidstaat en worden als zodanig door onderhavige richtlijn geheel onverlet gelaten.

Artikel 2

Beginsel van de bestuurlijke vrijheid van de overheid

1.  In deze richtlijn wordt, in overeenstemming met het nationale recht en het Unierecht, het beginsel van de bestuurlijke vrijheid van nationale, regionale en lokale autoriteiten erkend. Deze autoriteiten zijn vrij te beslissen hoe zij de uitvoering van werken of het verrichten van diensten het best beheren teneinde in het bijzonder een bijzonder hoog niveau van kwaliteit, veiligheid en betaalbaarheid, gelijke behandeling en bevordering van universele toegang en van gebruikersrechten in openbarediensten zeker te stellen.

Deze autoriteiten kunnen kiezen of zij hun taken van openbaar belang uitvoeren hetzij met hun eigen middelen, hetzij in samenwerking met andere autoriteiten, of deze aan ondernemers opdragen.

2.  Deze richtlijn laat de stelsel van de lidstaten inzake het eigendomsrecht onverlet. Zij verlangt in het bijzonder niet de privatisering van overheidsbedrijven die diensten verstrekken aan de gemeenschap.

Artikel 3

Beginsel van gelijke behandeling, non-discriminatie en transparantie

1.  Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties behandelen ondernemers op gelijke wijze zonder te discrimineren, en handelen op transparante en evenredige wijze.

Procedures voor het gunnen van concessies, met inbegrip van de raming van de waarde, worden niet opgezet met het doel deze buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn te houden of bepaalde ondernemers of bepaalde werken, leveringen of diensten onrechtmatig te bevoordelen of te benadelen.

2.  Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties streven ernaar de transparantie van de gunningsprocedure en van de uitvoering van de overeenkomst te waarborgen, waarbij zij tegelijkertijd voldoen aan artikel 28.

Artikel 4

Vrijheid om diensten van algemeen economisch belang te definiëren

1.  Deze richtlijn laat de vrijheid van de lidstaten onverlet om in overeenstemming met het Unierecht te bepalen wat zij onder diensten van algemeen economisch belang verstaan, hoe die diensten conform de regels inzake staatssteun moeten worden georganiseerd en gefinancierd, en aan welke specifieke verplichtingen die moeten voldoen. Deze richtlijn laat evenzeer de wijze waarop de lidstaten hun socialezekerheidsstelsels inrichten, onverlet.

2.  Niet-economische diensten van algemeen belang vallen buiten de reikwijdte van deze Richtlijn.

Artikel 5

Definities

In deze richtlijn gelden de volgende definities:

1.

„concessies” :

concessies voor werken of diensten, als gedefinieerd onder a) en b):

a)

een „concessie voor werken” : een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel waarbij één of meer aanbestedende diensten of aanbestedende instanties werken laten uitvoeren door één of meer ondernemers, waarvoor de tegenprestatie bestaat hetzij uitsluitend in het recht het werk dat het voorwerp van de overeenkomst vormt, te exploiteren, hetzij in dit recht en een betaling;

b)

een „concessie voor diensten” : een schriftelijke overeenkomst onder bezwarende titel waarbij één of meer aanbestedende diensten of aanbestedende instanties de verrichting van diensten met uitzondering van de uitvoering van werken als bedoeld onder a) laten uitvoeren door één of meer ondernemers, waarvoor de tegenprestatie bestaat hetzij uitsluitend in het recht de diensten die het voorwerp van het contract vormen, te exploiteren, hetzij in dit recht en een betaling.

De gunning van een concessie voor werken of voor diensten houdt de overdracht aan de concessiehouder in van het operationeel risico dat inherent is aan de exploitatie van de werken of diensten en dat het vraagrisico of het aanbodrisico of beide omvat. De concessiehouder wordt geacht het operationeel risico op zich te nemen wanneer er onder normale exploitatieomstandigheden geen garantie bestaat dat de gedane investeringen of de kosten die gemaakt zijn bij het exploiteren van de werken of diensten die het voorwerp van de concessie vormen, kunnen worden terugverdiend. Het deel van het aan de concessiehouder overgedragen risico behelst een werkelijke blootstelling aan de grillen van de markt, hetgeen betekent dat elk potentieel door de concessiehouder te lijden verlies niet louter nominaal of te verwaarlozen is;

2.

„ondernemer” : elke natuurlijke of rechtspersoon of elk openbaar lichaam of een combinatie van deze personen of lichamen, waaronder een tijdelijk samenwerkingsverband van ondernemers, die de uitvoering van werken en/of een werk, de levering van producten of de verrichting van diensten op de markt aanbiedt;

3.

„gegadigde” : een ondernemer die heeft verzocht om een uitnodiging of uitgenodigd is om deel te nemen aan een concessiegunningsprocedure;

4.

„inschrijver” : een ondernemer die een inschrijving heeft ingediend;

5.

„concessiehouder” : een ondernemer aan wie een concessie is gegund;

6.

„schriftelijk” : elk uit woorden of cijfers bestaand geheel dat kan worden gelezen, gereproduceerd en vervolgens meegedeeld, met inbegrip van informatie die via elektronische middelen wordt overgebracht en opgeslagen;

7.

„uitvoering van werken” : de uitvoering of het ontwerp en de uitvoering van werken die betrekking hebben op een van de in bijlage I bedoelde activiteiten, of van een werk, dan wel het verwezenlijken, met welke middelen dan ook, van een werk dat voldoet aan de eisen van de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie die een beslissende invloed uitoefenen op het soort werk of op het ontwerp van het werk;

8.

„werk” : het product van een geheel van bouw- of civieltechnische werken dat ertoe bestemd is als zodanig een economische of technische functie te vervullen;

9.

„elektronisch middel” : elektronische apparatuur voor gegevensverwerking (met inbegrip van digitale compressie) en gegevensopslag, alsmede van verspreiding, overbrenging en ontvangst door middel van draden, straalverbindingen, optische middelen of andere elektromagnetische middelen;

10.

„uitsluitend recht” : een recht dat door een bevoegde autoriteit van een lidstaat is verleend op grond van een met de Verdragen verenigbare wettelijke of bekendgemaakte bestuursrechtelijke bepaling die tot gevolg heeft dat de uitoefening van een activiteit wordt beperkt tot één enkele ondernemer en die de bevoegdheid van andere ondernemers om een dergelijke activiteit uit te oefenen, wezenlijk beïnvloedt;

11.

„bijzonder recht” : een recht dat door een bevoegde autoriteit van een lidstaat is verleend op grond van een met de Verdragen verenigbare wettelijke of bekendgemaakte bestuursrechtelijke bepaling die tot gevolg heeft dat de uitoefening van een activiteit wordt beperkt tot twee of meer ondernemers en die de bevoegdheid van andere ondernemers om een dergelijke activiteit uit te oefenen, wezenlijk beïnvloed;

12.

„concessiedocument” : elk document dat door de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie wordt opgesteld of vermeld ter omschrijving of ter bepaling van onderdelen van de concessie of de procedure, met inbegrip van de aankondiging van de concessie, de technische en functionele eisen, de voorgestelde concessievoorwaarden, formats voor de presentatie van documenten door gegadigden en inschrijvers, informatie over algemeen geldende verplichtingen en alle aanvullende documenten;

13.

„innovatie” : de toepassing van een nieuw of aanmerkelijk verbeterd product, dienst of proces, waaronder doch niet uitsluitend het productie- of bouwproces, een nieuwe verkoopmethode of een nieuwe organisatiemethode in de bedrijfsvoering, organisatie op de werkvloer of de externe betrekkingen, onder meer om maatschappelijke problemen te helpen op te lossen dan wel de Europa 2020-strategie te ondersteunen.

Artikel 6

Aanbestedende diensten

1.  Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder „aanbestedende diensten” verstaan: de staat, regionale of lokale autoriteiten, publiekrechtelijke instellingen of samenwerkingsverbanden gevormd door één of meer van deze autoriteiten of één of meer van deze publiekrechtelijke instellingen, met uitzondering van die autoriteiten, publiekrechtelijke instellingen of samenwerkingsverbanden die een van de in bijlage II bedoelde activiteiten verrichten en een concessie gunnen voor het uitoefenen van een van deze activiteiten.

2.  „Regionale overheden” omvatten alle overheden van de bestuurlijke eenheden die niet limitatief zijn opgesomd in NUTS 1 en 2, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad ( 1 ).

3.  „Lokale overheden” omvatten alle overheden van de onder NUTS 3 vallende bestuurlijke eenheden en kleinere bestuurlijke eenheden, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1059/2003.

4.  Onder „publiekrechtelijke instellingen” wordt verstaan, instellingen die alle volgende kenmerken vertonen:

a) zij zijn opgericht met het specifieke doel te voorzien in behoeften van algemeen belang die niet van industriële of commerciële aard zijn;

b) zij bezitten rechtspersoonlijkheid, en

c) zij worden in de hoofdzaak door de staat, de regionale of lokale overheden of andere publiekrechtelijke lichamen gefinancierd, of hun beheer staat onder toezicht van laatstgenoemde overheden of lichamen, of hebben een bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan waarvan de leden voor meer dan de helft door de staat, de regionale of lokale overheden of andere publiekrechtelijke instellingen zijn aangewezen.

Artikel 7

Aanbestedende instanties

1.  Voor de toepassing van deze richtlijn wordt onder „aanbestedende instanties” verstaan: instanties die een van de in bijlage II bedoelde activiteiten verrichten en een concessie gunnen voor de uitoefening van een van die activiteiten, en die een van de volgende instanties zijn:

a) de staat, regionale of lokale overheden, publiekrechtelijke instellingen en samenwerkingsverbanden gevormd door één of meer van deze overheden of één of meer van deze publiekrechtelijke instellingen;

b) overheidsbedrijven in de zin van lid 4 van dit artikel;

c) andere dan de onder a) en b) van dit lid genoemde instanties die werken op grond van bijzondere of uitsluitende rechten, welke hun zijn verleend voor de uitoefening van een van de in bijlage II bedoelde activiteiten.

2.  Instanties waaraan bijzondere of uitsluitende rechten zijn verleend door middel van een procedure waarbij voor toereikende publiciteit is gezorgd en waarbij de verlening van die rechten gebaseerd was op objectieve criteria, vormen geen „aanbestedende instanties” in de zin van lid 1, onder c). Deze procedures omvatten:

a) aanbestedingsprocedures met voorafgaande oproep tot mededinging overeenkomstig Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ) en Richtlijn 2014/25/EU, Richtlijn 2009/81/EG of deze richtlijn;

b) procedures uit hoofde van andere rechtshandelingen van de Unie, opgenomen in de lijst van bijlage III, die zorgen voor toereikende voorafgaande transparantie voor het verlenen van vergunningen op basis van objectieve criteria.

3.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 48 gedelegeerde handelingen vast te stellen in verband met wijzigingen van de in bijlage III opgenomen lijst van wetgevingshandelingen van de Unie, wanneer deze wijzigingen noodzakelijk zijn ten gevolge van de intrekking of de wijziging van deze handelingen, of de vaststelling van nieuwe wetgeving.

4.  Een „overheidsonderneming” is een onderneming waarop aanbestedende diensten al dan niet rechtstreeks een overheersende invloed kunnen uitoefenen uit hoofde van eigendom, financiële deelneming of de op de onderneming van toepassing zijnde voorschriften.

Een overheersende invloed wordt vermoed aanwezig te zijn in de volgende gevallen, wanneer de aanbestedende diensten, rechtstreeks of middellijk:

a) de meerderheid van het geplaatste kapitaal van de onderneming bezitten;

b) over de meerderheid van de stemrechten verbonden aan de door de onderneming uitgegeven aandelen beschikken, of

c) meer dan de helft van de leden van het bestuursorgaan, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van de onderneming kunnen benoemen.

Artikel 8

Drempelbedrag en berekeningsmethoden voor de geraamde waarde van concessies

1.  Deze richtlijn is van toepassing op concessies waarvan de waarde gelijk is aan of groter is dan ►M3  5 350 000  EUR ◄ .

2.  De waarde van een concessie wordt gevormd door de totale tijdens de looptijd van het contract te behalen omzet van de concessiehouder, exclusief btw, zoals deze door de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie is geraamd, als tegenprestatie voor de werken en diensten die het voorwerp van de concessie uitmaken, en ook voor de bijkomende leveringen die in het kader van deze werken en diensten zijn verricht.

De raming dient geldig te zijn op het moment waarop de concessieaankondiging wordt gezonden of, in gevallen waarin niet in een dergelijke aankondiging is voorzien, op het moment waarop de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie de concessiegunningsprocedure aanvangt, bijvoorbeeld, in voorkomend geval, door ondernemers te contacteren in verband met de concessies.

Indien de waarde van de concessie op het tijdstip van de gunning meer dan 20 % hoger is dan het geraamde bedrag, is voor de toepassing van lid 1 de geldige geraamde waarde de waarde van de concessie op het tijdstip van de gunning.

3.  De geraamde waarde van de concessie wordt berekend volgens een objectieve methode die wordt gespecificeerd in de concessiedocumenten. Bij de berekening van de geraamde waarde van de concessie houden de aanbestedende diensten en aanbestedende instanties in voorkomend geval met name rekening met:

a) de waarde van elke vorm van optie en eventuele verlenging van de looptijd van de concessie;

b) de inkomsten uit de betaling van andere honoraria en boeten door de gebruikers van de werken of diensten dan die welke worden geïnd namens de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie;

c) de betalingen of financiële voordelen, in welke vorm dan ook, die door de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie of een andere overheidsinstantie worden verstrekt aan de concessiehouder, met inbegrip van compensatie voor de nakoming van een openbaredienstverplichting en overheidsinvesteringssubsidies;

d) de waarde van subsidies of andere financiële voordelen, in welke vorm dan ook, van derden voor de uitvoering van de concessie;

e) de inkomsten uit verkopen van activa die deel van de concessie uitmaken;

f) de waarde van alle leveringen en diensten die door de aanbestedende diensten of aanbestedende instanties aan de concessiehouder ter beschikking worden gesteld, mits deze noodzakelijk zijn voor de uitvoering van de werken of de verlening van de diensten;

g) alle prijzen voor of de betalingen aan gegadigden of inschrijvers.

4.  De wijze waarop de geraamde waarde van een concessie wordt berekend, mag niet bedoeld zijn om de concessie aan de toepassing van de richtlijn te onttrekken. Een concessie mag niet worden gesplitst om deze buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn te houden, tenzij objectieve redenen dit rechtvaardigen.

5.  Indien een voorgenomen werk of dienst aanleiding kan geven tot concessies die in afzonderlijke percelen worden gegund, wordt de geraamde totale waarde van deze percelen als grondslag genomen.

6.  Wanneer de samengetelde waarde van de percelen gelijk is aan of groter is dan het in dit artikel bepaalde drempelbedrag, is deze richtlijn van toepassing op de gunning van elk perceel.

Artikel 9

Herziening van de drempel

1.  De Commissie gaat met ingang van 30 juni 2013 elke twee jaar na of de in artikel 8, lid 1, bedoelde drempel overeenstemt met de in de Overeenkomst van de Wereldhandelsorganisatie inzake overheidsopdrachten („de GPA-overeenkomst”) vastgestelde drempel voor concessies voor werken en herziet zij indien nodig deze drempel, overeenkomstig dit artikel.

Overeenkomstig de in de GPA-overeenkomst vastgestelde berekeningsmethode berekent de Commissie de waarde van de drempel op basis van de gemiddelde dagwaarde van de euro uitgedrukt in bijzondere trekkingsrechten (BTR), over een periode van 24 maanden die eindigt op 31 augustus voorafgaande aan de datum van 1 januari waarop de herziening ingaat. De waarde van de aldus herziene drempel in euro wordt zo nodig naar beneden afgerond op het naaste veelvoud van duizend euro, met dien verstande dat de in de overeenkomst bepaalde drempel, uitgedrukt in BTR, wordt nageleefd.

2.  De Commissie bepaalt met ingang van 1 januari 2014 elke twee jaar de waarde, in de nationale valuta van de lidstaten die niet de euro als munt hebben, van de in artikel 8, lid 1, genoemde drempels die overeenkomstig lid 1 van dit artikel zijn herzien.

Deze waarden worden in overeenstemming met de in de GPA-overeenkomst opgenomen berekeningsmethode bepaald op basis van de gemiddelde dagwaarde van deze valuta die in overeenstemming is met de toepasselijke drempel uitgedrukt in euro over een periode van 24 maanden die eindigt op 31 augustus voorafgaande aan de herziening die van kracht wordt op 1 januari.

3.  De Commissie maakt de in lid 1 bedoelde herziene drempel bekend, alsmede de tegenwaarde ervan in de in lid 2, eerste alinea, bedoelde nationale valuta en de overeenkomstig lid 2, tweede alinea, vastgestelde waarde aan het begin van de maand november volgend op de herziening bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

4.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 48 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de in lid 1, tweede alinea, van dit artikel vastgestelde methodologie aan te passen aan elke verandering van de in de GPA-overeenkomst vastgestelde methodologie voor de herziening van de in artikel 8, lid 1, bedoelde drempels en voor de vaststelling van de corresponderende waarden in de nationale valuta van de lidstaten die niet de euro als munt hebben, als bedoeld in lid 2 van dit artikel.

De Commissie is eveneens bevoegd overeenkomstig artikel 48 gedelegeerde handelingen vast te stellen om het in artikel 8, lid 1, genoemd drempelbedrag te herzien overeenkomstig lid 1 van dit artikel.

5.  Wanneer dat drempelbedrag moet worden herzien en er te weinig tijd is voor de procedure van artikel 48, en dwingende redenen van urgentie dit bijgevolg noodzakelijk maken, dan geldt voor gedelegeerde handelingen die zijn vastgesteld op grond van lid 4, tweede alinea van dit artikel, de procedure van artikel 49.



Afdeling II

Uitsluitingen

Artikel 10

Uitsluitingen die van toepassing zijn op door aanbestedende diensten en aanbestedende instanties gegunde concessies

1.  Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies voor diensten die worden gegund aan een aanbestedende dienst of aan een aanbestedende instantie als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), of aan een samenwerkingsverband daarvan, op basis van een uitsluitend recht.

Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies voor diensten die aan een ondernemer worden gegund op basis van een uitsluitend recht dat is verleend in overeenstemming met het VWEU en met rechtshandelingen van de Unie tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften betreffende de toegang tot de markt die van toepassing zijn op in bijlage II bedoelde activiteiten.

2.  In afwijking van lid 1, tweede alinea, van dit artikel is artikel 32 van toepassing, indien de in die alinea bedoelde sectorale Uniewetgeving niet in sectorspecifieke transparantieverplichtingen voorziet.

Wanneer een lidstaat een ondernemer een uitsluitend recht verleent voor de verrichting van een van de in bijlage II bedoelde activiteiten, stelt deze lidstaat de Commissie daarvan binnen een maand na de verlening van dat uitsluitend recht in kennis.

3.  Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies voor luchtvervoerdiensten op basis van de verlening van een exploitatievergunning in de zin van Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad ( 3 ) noch op concessies betreffende openbaar personenvervoer in de zin van Verordening (EG) nr. 1370/2007.

4.  Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies die de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie verplicht is te gunnen of te organiseren overeenkomstig andere procedures dan die van deze richtlijn, en waarin voorzien is bij:

a) een rechtsinstrument dat internationaalrechtelijke verplichtingen creëert, zoals een overeenkomstig het VWEU tot stand gekomen internationale overeenkomst of regeling tussen een lidstaat en één of meer derde landen of deelgebieden daarvan met betrekking tot werken, leveringen of diensten die bestemd zijn voor de gezamenlijke verwezenlijking of exploitatie van een project door de ondertekenende staten;

b) een internationale organisatie.

Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies die door de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie gegund worden in overeenstemming met door een internationale organisatie of een internationale financiële instellingen bepaalde aanbestedingsregels, indien de concessies volledig door deze organisatie of instelling worden gefinancierd. In het geval van concessies die voor het grootste deel mede door een internationale organisatie of een internationale financiële instelling gefinancierd worden, komen de partijen overeen welke aanbestedingsprocedures worden toegepast.

De lidstaten melden alle rechtsinstrumenten bedoeld in de eerste alinea, onder a), aan de Commissie, die het in artikel 50 bedoelde Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten kan raadplegen.

Dit lid is niet van toepassing op concessie op het gebied van defensie en veiligheid zoals bedoeld in Richtlijn 2009/81/EG.

5.  Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies op het gebied van defensie en veiligheid, als bedoeld in Richtlijn 2009/81/EG waarvoor specifieke procedurevoorschriften van toepassing zijn:

a) uit hoofde van een tussen één of meer lidstaten en één of meer derde landen gesloten internationale overeenkomst of regeling;

b) uit hoofde van een in verband met de legering van strijdkrachten gesloten internationale overeenkomst of regeling die betrekking heeft op ondernemingen in een lidstaat of in een derde land, of

c) van een internationale organisatie die aankopen doet voor eigen doeleinden of op concessies die door een lidstaat overeenkomstig deze voorschriften moeten worden gegund.

6.  Deze richtlijn is van toepassing op de gunning van concessies op het gebied van defensie en veiligheid, bedoeld in Richtlijn 2009/81/EG, met uitzondering van de volgende overeenkomsten:

a) concessies waarbij de toepassing van de regels van deze richtlijn een lidstaat ertoe zou verplichten informatie te verstrekken waarvan de openbaarmaking naar zijn opvatting strijdig is met zijn wezenlijke veiligheidsbelangen, of indien de aanbesteding en de uitvoering van de concessie geheim zijn verklaard of gepaard moeten gaan met bijzondere veiligheidsmaatregelen overeenkomstig de in een lidstaat vigerende wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen, op voorwaarde dat de lidstaat heeft vastgesteld dat de betrokken essentiële belangen niet kunnen worden gegarandeerd met minder ingrijpende maatregelen, zoals die als bedoeld in lid 7;

b) concessies die worden gegund in het kader van een samenwerkingsprogramma als bedoeld in artikel 13, onder c), van Richtlijn 2009/81/EG;

c) concessies die door een regering aan een andere regering gegund zijn voor werken en diensten die betrekking hebben op de levering van militair materiaal of gevoelig materiaal, of werken en diensten specifiek bedoeld voor militaire diensten, of gevoelige werken en gevoelige diensten;

d) concessies gegund in een derde land, wanneer strijdkrachten zijn ingezet buiten het grondgebied van de Unie, als de operationele omstandigheden vereisen dat de contracten worden gesloten met ondernemers die in het operatiegebied zijn gevestigd, en

e) concessies die anderszins krachtens deze richtlijn zijn vrijgesteld.

7.  Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies die niet anderszins op grond van lid 6 zijn uitgezonderd, voor zover de bescherming van de essentiële veiligheidsbelangen van een lidstaat niet kan worden gewaarborgd door minder ingrijpende maatregelen, bijvoorbeeld door eisen te stellen ter bescherming van het vertrouwelijke karakter van de informatie die de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie in een concessiegunningsprocedure overeenkomstig deze richtlijn beschikbaar stelt.

8.  Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies voor diensten betreffende:

a) de verwerving of huur, ongeacht de financiële modaliteiten ervan, van grond, bestaande gebouwen of andere onroerende zaken of betreffende de rechten hierop;

b) betreffende de aankoop, de ontwikkeling, de productie of de coproductie van programmamateriaal bestemd voor audiovisuele mediadiensten of radio-omroepdiensten, die worden gegund door aanbieders van mediadiensten of radio-omroepdiensten, of concessies betreffende zendtijd of betreffende de levering van programma’s die worden gegund aan aanbieders van audiovisuele mediadiensten of radio-omroepdiensten. Voor de toepassing van dit punt, hebben de begrippen „audiovisuele mediadiensten” en „aanbieders van mediadiensten” dezelfde betekenis als in artikel 1, lid 1, onder a) en d), van Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 4 ). „Programma” heeft dezelfde betekenis als in artikel 1, lid 1, onder b), van die richtlijn, maar het omvat ook radioprogramma’s en radioprogrammamateriaal. Voorts wordt voor de toepassing van deze bepaling onder „programmamateriaal” hetzelfde verstaan als onder „programma”.

c) arbitrage- en bemiddelingsdiensten;

d) een van de hierna genoemde rechtskundige diensten:

i) vertegenwoordiging in rechte van een cliënt door een advocaat in de zin van artikel 1 van Richtlijn 77/249/EEG van de Raad ( 5 ) in:

 in een arbitrage- of bemiddelingszaak in een lidstaat, een derde land of voor een internationale arbitrage- of bemiddelingsinstantie, of

 in gerechtelijke procedures voor de hoven, rechtbanken of overheidsinstanties van een lidstaat, een derde land of internationale hoven, rechtbanken of instellingen;

ii) juridisch advies dat wordt gegeven voorafgaand aan of ter voorbereiding van de procedures als bedoeld in onder i), van dit punt, of indien er tastbare aanwijzingen en een grote waarschijnlijkheid bestaan dat er over de kwestie waarop het advies betrekking heeft, zodanige procedures zullen worden gevoerd, mits het advies door een advocaat is gegeven in de zin van artikel 1 van Richtlijn 77/249/EEG;

iii) de door een notaris te verlenen certificatie- en authenticatiediensten;

iv) juridische dienstverlening door trustees en aangestelde curatoren, en andere rechtskundige diensten waarvan de aanbieders zijn aangewezen door een rechterlijke instantie van de betrokken lidstaat of die bij wettelijk voorschrift zijn aangewezen voor het verrichten van specifieke diensten onder het toezicht van deze rechterlijke instanties;

v) andere juridische diensten die in de betrokken lidstaat al dan niet incidenteel verband houden met de uitoefening van het openbaar gezag;

e) financiële diensten betreffende de uitgifte, de aankoop, de verkoop of de overdracht van effecten of andere financiële instrumenten, in de zin van Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 6 ), door de centrale banken verleende diensten en operaties die worden uitgevoerd met de Europese Faciliteit voor financiële stabiliteit en het Europees Stabiliteitsmechanisme;

f) leningen, al dan niet in samenhang met de uitgifte, de aankoop, de verkoop en de overdracht van effecten of andere financiële instrumenten;

g) diensten inzake civiele verdediging, civiele bescherming en risicopreventie die door organisaties of verenigingen zonder winstoogmerk worden verricht, en die vallen onder de volgende CPV-codes: 75250000-3, 75251000-0, 75251100-1, 75251110-4, 75251120-7, 75252000-7, 75222000-8, 98113100-9 en 85143000-3, met uitzondering van ambulancediensten voor gewoon ziekenvervoer;

h) diensten inzake politieke campagnes die vallen onder de CPV-codes 79341400-0, 92111230-3 en 92111240-6, indien deze worden gegund door een politieke partij in het kader van een verkiezingscampagne;

9.  Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies voor loterijen, die onder CPV-code 92351100-7 vallen, en die door een lidstaat aan een ondernemer zijn gegund op basis van een uitsluitend recht. Voor de toepassing van dit lid heeft het begrip „uitsluitend recht” geen betrekking op de rechten als bedoeld in artikel 7, lid 2.

De toekenning van een dergelijk exclusief recht geschiedt op grond van bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

10.  Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies die de aanbestedende instanties gunnen voor de uitoefening van hun activiteiten in een derde land, in omstandigheden waarbij er geen fysieke exploitatie is van een net of van een geografisch gebied binnen de Unie.

Artikel 11

Specifieke uitsluitingen op het gebied van elektronische communicatie

Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies die in hoofdzaak tot doel hebben de aanbestedende diensten in staat te stellen openbare communicatienetten beschikbaar te stellen of te exploiteren of aan het publiek één of meer elektronischecommunicatiediensten te verlenen.

In dit artikel hebben de begrippen „openbaar communicatienetwerk” en „elektronischecommunicatienetwerkdienst” dezelfde betekenis als in Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 7 ).

Artikel 12

Specifieke uitsluitingen op het gebied van water

1.  Deze richtlijn is niet van toepassing op concessies die worden gegund met het oog op:

a) de beschikbaarstelling of exploitatie van vaste netten bestemd voor openbaredienstverlening op het gebied van de productie, het vervoer of de distributie van drinkwater;

b) de drinkwatertoevoer aan deze netten.

2.  Deze richtlijn is evenmin van toepassing op concessies die betrekking hebben op één van of beide onderstaande onderwerpen, indien zij verband houden met een in lid 1 bedoelde activiteit:

a) waterbouwtechnische projecten, bevloeiing of drainage voor zover de voor drinkwatervoorziening bestemde hoeveelheid water groter is dan 20 % van de totale hoeveelheid water die door middel van deze projecten of deze bevloeiings- of drainage-installaties ter beschikking wordt gesteld, of

b) de afvoer of behandeling van afvalwater.

Artikel 13

Aan een verbonden onderneming gegunde concessies

1.  Voor de toepassing van dit artikel wordt onder „verbonden onderneming” verstaan, elke onderneming waarvan de jaarrekening is geconsolideerd met die van de aanbestedende instantie overeenkomstig de eisen van Richtlijn 2013/34/EU van de Raad.

2.  Indien het instanties betreft die niet onder Richtlijn 2013/34/EU vallen, wordt onder „verbonden onderneming” verstaan, elke onderneming die:

a) al dan niet rechtstreeks onderworpen kan zijn aan een overheersende invloed van de aanbestedende instantie;

b) die een overheersende invloed op de aanbestedende instantie kan uitoefenen, of;

c) die gezamenlijk met de aanbestedende instantie aan de overheersende invloed van een andere onderneming is onderworpen uit hoofde van eigendom, financiële deelneming of de op de onderneming van toepassing zijnde voorschriften.

Voor de toepassing van dit lid heeft het begrip „overheersende invloed” dezelfde betekenis als in artikel 7, lid 4.

3.  Niettegenstaande artikel 17 en mits aan de voorwaarden van lid 4 van dit artikel is voldaan, is deze richtlijn niet van toepassing op:

a) concessies die een aanbestedende instantie aan een met hem verbonden onderneming gunt, of;

b) concessies die een gemeenschappelijke onderneming, uitsluitend bestaande uit een aantal aanbestedende instanties, voor de uitoefening van de in bijlage II bedoelde activiteiten aan een met een van deze aanbestedende instanties verbonden onderneming gunt.

4.  Lid 3 is van toepassing:

a) op concessies voor diensten, mits ten minste 80 % van de gemiddelde totale omzet die de verbonden onderneming over de laatste drie jaar heeft behaald, rekening houdend met alle diensten die zij heeft verleend, afkomstig is van het verlenen van diensten aan de aanbestedende dienst of aan andere ondernemingen waarmee zij verbonden is;

b) op concessies voor werken, mits ten minste 80 % van de gemiddelde totale omzet die de verbonden onderneming over de laatste drie jaar heeft behaald, rekening houdend met alle werken die zij heeft verricht, afkomstig is van het verrichten van werken voor de aanbestedende dienst of aan andere ondernemingen waarmee zij verbonden is.

5.  Wanneer in verband met de datum van oprichting of aanvang van de ondernemings- activiteiten van de verbonden onderneming de omzet over de afgelopen drie jaar niet beschikbaar is, kan deze onderneming ermee volstaan onder andere door het extrapoleren van activiteiten aan te tonen dat de in lid 4, onder a) of b), bedoelde omzet aannemelijk is.

6.  Wanneer dezelfde of soortgelijke diensten of werken worden verricht door meer dan één met de aanbestedende instantie verbonden ondernemingen waarmee zij een combinatie van ondernemingen vormt, wordt bij de berekening van de percentages als bedoeld in lid 4 rekening gehouden met de totale omzet die voortvloeit uit het verrichten van respectievelijk diensten of werken door deze verbonden ondernemingen.

Artikel 14

Concessies die zijn gegund aan een gemeenschappelijke onderneming of aan een aanbestedende instantie die deel uitmaakt van een gemeenschappelijke onderneming

Niettegenstaande artikel 17 en mits de gemeenschappelijke onderneming is opgericht om de betrokken activiteit gedurende een periode van ten minste drie jaar uit te oefenen en het instrument tot oprichting van die gemeenschappelijke onderneming bepaalt dat de aanbestedende instanties waaruit zij bestaat, daar deel van uitmaken voor ten minste dezelfde termijn, is deze richtlijn niet van toepassing op concessies die:

a) door een gemeenschappelijke onderneming, uitsluitend bestaande uit een aantal aanbestedende instanties voor de uitoefening van in bijlage II bedoelde activiteiten, zijn gegund aan een van deze aanbestedende instanties, of

b) door een aanbestedende instantie worden gegund aan een dergelijke gemeenschappelijke onderneming waarvan zij deel uitmaakt.

Artikel 15

Kennisgeving van informatie door aanbestedende instanties

Aanbestedende instanties verstrekken de Commissie desgevraagd de volgende informatie betreffende de toepassing van artikel 13, leden 2 en 3, en artikel 14:

a) de namen van de betrokken ondernemingen of gemeenschappelijke ondernemingen,

b) de aard en de waarde van de desbetreffende concessies,

c) de gegevens die de Commissie noodzakelijk acht voor het bewijs dat de betrekkingen tussen de aanbestedende instantie en de onderneming of de gemeenschappelijke onderneming waaraan de concessies worden gegund, voldoen aan de vereisten van artikel 13 of artikel 14.

Artikel 16

Uitsluiting van activiteiten die rechtstreeks aan concurrentie blootstaan

Deze richtlijn is niet van toepassing op door aanbestedende instanties gegunde concessies wanneer, voor de lidstaat waarin dergelijke concessies moeten worden uitgevoerd, overeenkomstig artikel 35 van Richtlijn 2014/25/EU is vastgesteld dat de activiteit rechtstreeks blootstaat aan concurrentie overeenkomstig artikel 34 van die Richtlijn.

Artikel 17

Concessies tussen instanties in de overheidssector

1.  Een concessie die door een aanbestedende dienst of een aanbestedende instantie als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), is gegund aan een andere privaat- of publiekrechtelijke rechtspersoon valt buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn wanneer aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie oefent op de betrokken rechtspersoon toezicht uit zoals op zijn eigen diensten, en

b) meer dan 80 % van de activiteiten van de rechtspersoon op wie toezicht wordt uitgeoefend, betreft het verrichten van taken die haar zijn toegewezen door de controlerende aanbestedende dienst of aanbestedende instantie of door andere, door die aanbestedende dienst of aanbestedende instantie gecontroleerde rechtspersonen, en

c) er is geen rechtstreekse participatie van privékapitaal in de gecontroleerde rechtspersoon, met uitzondering van de krachtens de nationale wetgeving vereiste niet-controlerende en niet-blokkerende vormen van participatie van privékapitaal, in overeenstemming met het Verdrag, die geen beslissende invloed uitoefenen op gecontroleerde rechtspersoon.

Een aanbestedende dienst of een aanbestedende instantie als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), wordt geacht op een rechtspersoon toezicht zoals op zijn eigen diensten uit te oefenen in de zin van punt a) van de eerste alinea van dit lid wanneer hij zowel op strategische doelstellingen als significante beslissingen van de gecontroleerde rechtspersoon een beslissende invloed uitoefent. Dat toezicht kan ook worden uitgeoefend door een andere rechtspersoon, die zelf op dezelfde wijze door de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie wordt gecontroleerd.

2.  Lid 1 is eveneens van toepassing wanneer een gecontroleerde rechtspersoon die een aanbestedende dienst of een aanbestedende instantie is als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), een concessie gunt aan haar controlerende aanbestedende dienst of aanbestedende instantie, of aan een andere rechtspersoon die door dezelfde aanbestedende dienst of aanbestedende instantie wordt gecontroleerd, mits er geen rechtstreekse participatie van privékapitaal is in de rechtspersoon waaraan de concessie wordt gegund, met uitzondering van de krachtens de nationale wet- en regelgeving vereiste niet-controlerende en niet-blokkerende vormen van participatie van privékapitaal, in overeenstemming met het Verdrag, die geen enkele beslissende invloed uitoefenen op gecontroleerde rechtspersoon.

3.  Een aanbestedende dienst of een aanbestedende instantie als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), die geen toezicht over een privaat- of publiekrechtelijke rechtspersoon uitoefent in de zin van lid 1 van dit artikel, kan niettemin zonder toepassing van de bepalingen van deze richtlijn een concessie gunnen aan die rechtspersoon, indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), oefent samen met andere aanbestedende diensten of aanbestedende instanties over die rechtspersoon toezicht uit zoals op de eigen diensten;

b) meer dan 80 % van de activiteiten van die rechtspersoon betreft het verrichten taken die haar zijn toegewezen door de controlerende aanbestedende diensten of aanbestedende instanties of door andere, door dezelfde aanbestedende diensten of aanbestedende instanties gecontroleerde rechtspersonen, en

c) er is geen rechtstreekse participatie van privékapitaal in de gecontroleerde rechtspersoon, met uitzondering van de krachtens de nationale wetgeving vereiste niet-controlerende en niet-blokkerende vormen van participatie van privékapitaal, in overeenstemming met het Verdrag, die geen enkele beslissende invloed uitoefenen op gecontroleerde rechtspersoon.

Voor de toepassing van de eerste alinea, onder a), van dit lid, oefenen de aanbestedende diensten of de aanbestedende instanties als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), gezamenlijk toezicht uit over een rechtspersoon indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

i) de besluitvormingsorganen van de gecontroleerde rechtspersoon zijn samengesteld uit vertegenwoordigers van alle deelnemende aanbestedende diensten of aanbestedende instanties. Individuele vertegenwoordigers kunnen verscheidene of alle deelnemende aanbestedende diensten of aanbestedende instanties vertegenwoordigen;

ii) deze aanbestedende diensten of aanbestedende instanties zijn in staat gezamenlijk beslissende invloed uit te oefenen op de strategische doelstellingen en belangrijke beslissingen van de gecontroleerde rechtspersoon, en

iii) de gecontroleerde rechtspersoon streeft geen belangen na die in strijd zijn met die van de controlerende aanbestedende diensten of aanbestedende instanties.

4.  Een overeenkomst die uitsluitend tussen twee of meer aanbestedende diensten of aanbestedende instanties als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), is gesloten, valt buiten het toepassingsgebied van deze richtlijn wanneer aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan:

a) de overeenkomst brengt een samenwerking tussen de deelnemende aanbestedende diensten of aanbestedende instanties tot stand of geeft er een invulling aan, teneinde ervoor te zorgen dat de openbare diensten die zij moeten verlenen, worden verricht met het oog op de verwezenlijking van de doelstellingen die zij met elkaar gemeen hebben;

b) de invulling van die samenwerking berust uitsluitend op overwegingen in verband met het openbaar belang, en

c) de deelnemende aanbestedende diensten of aanbestedende instanties verrichten op de open markt minder dan 20 % van de activiteiten waarop de samenwerking betrekking heeft.

5.  Het percentage van de activiteiten als bedoeld in lid 1, eerste alinea, onder b), lid 3, eerste alinea, onder b), en lid 4, onder c), wordt bepaald op grond van de totale omzet of een op een passende alternatieve activiteit gebaseerde maatstaf, zoals de kosten die de betrokken rechtspersoon, de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), voor de diensten, leveringen en werken in de drie jaar voorafgaand aan de gunning van de concessie heeft gemaakt.

Indien vanwege de datum van oprichting van de betrokken rechtspersoon, de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie of vanwege een reorganisatie van zijn activiteiten, de omzet of de op een alternatieve op activiteiten gebaseerde maatstaf, zoals de kosten, over de drie voorafgaande jaren niet beschikbaar of niet langer relevant is, volstaat het om aan te tonen dat met name op grond van bedrijfsmatige vooruitzichten wordt aangetoond dat de meting van de activiteit aannemelijk is.



Afdeling III

Algemene bepalingen

Artikel 18

Looptijd van de concessie

1.  De looptijd van concessies wordt beperkt. De looptijd wordt door de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie geraamd op basis van de gevraagde werken of diensten.

2.  Voor concessies die langer duren dan vijf jaar, wordt de maximale looptijd van de concessie beperkt tot de periode waarin van een concessiehouder redelijkerwijs verwacht mag worden de investeringen die hij heeft gemaakt voor de exploitatie van de werken en diensten, samen met een rendement op geïnvesteerde vermogen terug te verdienen, rekening houdend met de investeringen die nodig zijn om de specifieke contractuele doelstellingen te halen.

Voor de berekening worden zowel de initiële investeringen als de investeringen tijdens de looptijd van de concessie in aanmerking genomen.

Artikel 19

Sociale diensten en andere specifieke diensten

Concessies voor sociale en andere specifieke diensten die voorkomen op de lijst van bijlage IV en binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn vallen, zijn uitsluitend onderworpen aan de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 31, lid 3, en de artikelen 32, 46 en 47.

Artikel 20

Gemengde overeenkomsten

1.  Concessies die zowel betrekking hebben op werken als op diensten, worden gegund in overeenstemming met de bepalingen die van toepassing zijn op het soort concessie dat het hoofdvoorwerp van de betrokken overeenkomst vormt.

Voor gemengde overeenkomsten die ten dele bestaan uit sociale en andere bijzondere diensten genoemd in bijlage IV en ten dele uit andere diensten, wordt het hoofdvoorwerp bepaald volgens welke geraamde waarde van de desbetreffende diensten de hoogste is.

2.  Wanneer de verschillende onderdelen van een bepaalde overeenkomst objectief van elkaar te scheiden zijn, zijn de leden 3 en 4 van toepassing. Wanneer de verschillende onderdelen van een bepaalde overeenkomst objectief niet van elkaar te scheiden zijn, is lid 5 van toepassing.

Wanneer een onderdeel van een overeenkomst onder artikel 346 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie of onder Richtlijn 2009/81/EG valt, is artikel 21 van deze richtlijn van toepassing.

In het geval van overeenkomsten waarmee wordt beoogd verscheidene activiteiten te omvatten, waarvan er een onder bijlage II van deze richtlijn of onder Richtlijn 2014/25/EU valt, worden de toepasselijke bepalingen vastgesteld op grond van artikel 22 van deze richtlijn respectievelijk artikel 6 van Richtlijn 2014/25/EU.

3.  In het geval van overeenkomsten die als hun hoofdvoorwerp zowel elementen die onder deze richtlijn vallen als andere elementen, kunnen de aanbestedende diensten of aanbestedende instanties besluiten om voor de afzonderlijke onderdelen afzonderlijke overeenkomsten te gunnen. Wanneer de aanbestedende diensten of de aanbestedende instanties besluiten voor onderscheiden onderdelen afzonderlijke overeenkomsten te gunnen, wordt het besluit wat betreft welk juridisch kader op elk van deze afzonderlijke overeenkomsten van toepassing is, genomen op grond van de kenmerken van het betrokken afzonderlijke onderdeel.

Wanneer de aanbestedende diensten of de aanbestedende instanties besluiten om één enkele overeenkomst te gunnen, dan is deze richtlijn, tenzij anders bepaald in 4 van dit artikel of in artikel 21, van toepassing op de daaruit voortvloeiende gemengde overeenkomst, ongeacht de waarde van de onderdelen die anders onder een ander juridisch kader zouden vallen en ongeacht het juridisch kader waaronder deze onderdelen anders zouden gevallen.

4.  In het geval van gemengde overeenkomsten die zowel elementen van concessies als elementen van onder Richtlijn 2014/24/EU vallende overheidsopdrachten of onder Richtlijn 2014/25/EU vallende opdrachten bevatten, wordt de gemengde overeenkomst gegund overeenkomstig de bepalingen van Richtlijn 2014/24/EU respectievelijk Richtlijn 2014/25/EU.

5.  Indien de verschillende onderdelen van een bepaalde overeenkomst objectief gezien niet van elkaar te scheiden zijn, wordt het toepasselijk juridisch kader bepaald door het hoofdvoorwerp van de overeenkomst.

Indien dergelijke overeenkomsten zowel elementen van een concessie voor diensten als overeenkomsten voor leveringen omvatten, wordt het hoofdvoorwerp bepaald door de diensten respectievelijk de leveringen waarvan de geraamde waarde het hoogst is.

Artikel 21

Gemengde overeenkomsten waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn

1.  Dit artikel is van toepassing in het geval van gemengde overeenkomsten die als hoofdvoorwerp elementen van een onder deze richtlijn vallende concessie hebben, en van aanbestedingen en andere elementen die onder artikel 346 VWEU of Richtlijn 2009/81/EG vallen.

In het geval van overeenkomsten waarmee wordt beoogd verscheidene activiteiten te omvatten, waarvan er een onder bijlage II van deze richtlijn of Richtlijn 2014/25/EU valt en een andere onder artikel 346 VWEU of Richtlijn 2009/81/EG, worden de toepasselijke bepalingen bepaald op grond van artikel 23 van deze richtlijn, respectievelijk artikel 26 van Richtlijn 2014/25/EU.

2.  Indien de verschillende onderdelen van een bepaalde overeenkomst objectief van elkaar te scheiden zijn, kunnen de aanbestedende diensten of de aanbestedende instanties besluiten voor de onderscheiden onderdelen afzonderlijke overeenkomsten te gunnen of één enkele overeenkomst te gunnen.

Wanneer de aanbestedende diensten of de aanbestedende instanties besluiten voor onderscheiden onderdelen afzonderlijke overeenkomsten te gunnen, wordt het besluit welke wettelijke regeling op elk van deze afzonderlijke overeenkomsten van toepassing is, genomen op grond van de kenmerken van het betrokken afzonderlijke onderdeel.

Wanneer de aanbestedende diensten of de aanbestedende instanties besluiten één enkele overeenkomst te gunnen, gelden de volgende criteria voor het bepalen van de toepasselijke wettelijke regeling:

a) wanneer een bepaalde overeenkomst ten dele onder artikel 346 VWEU valt, of verschillende onderdelen onder respectievelijk artikel 346 VWEU en Richtlijn 2009/81/EG vallen, kan de overeenkomst worden gegund zonder deze richtlijn toe te passen, mits de gunning als een enkele overeenkomst op objectieve gronden gerechtvaardigd is;

b) wanneer een bepaalde overeenkomst ten dele onder Richtlijn 2009/81/EG valt, kan de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie besluiten een overeenkomst overeenkomstig deze richtlijn of overeenkomstig Richtlijn 2009/81/EG te gunnen, mits de gunning van één enkele overeenkomst op objectieve gronden gerechtvaardigd is.

Het besluit om één enkele overeenkomst te gunnen mag evenwel niet bedoeld zijn om overeenkomsten uit te sluiten van de toepassing van deze richtlijn of Richtlijn 2009/81/EG.

3.  Wanneer de verschillende onderdelen van een bepaalde overeenkomst objectief niet van elkaar te scheiden zijn, kan de overeenkomst worden gegund zonder deze richtlijn toe te passen indien deze elementen bevat waarop artikel 346 VWEU van toepassing is. De aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie kan hoe dan ook besluiten de overeenkomst te gunnen overeenkomstig deze richtlijn of overeenkomstig Richtlijn 2009/81/EG.

Artikel 22

Overeenkomsten voor zowel activiteiten als bedoeld in bijlage II als andere activiteiten

1.  In afwijking van artikel 20 kunnen de aanbestedende instanties, in het geval van overeenkomsten waarmee wordt beoogd verschillende activiteiten te omvatten, besluiten per afzonderlijke activiteit afzonderlijke overeenkomsten te gunnen of één enkele overeenkomst te gunnen. Wanneer aanbestedende instanties besluiten een afzonderlijke overeenkomst te gunnen, wordt het besluit betreffende de regels die voor elk van de afzonderlijke overeenkomsten moeten gelden, genomen op grond van de kenmerken van de betrokken afzonderlijke activiteit.

Niettegenstaande artikel 20, zijn de leden 2 en 3 van dit artikel van toepassing indien de aanbestedende instanties besluiten één enkele overeenkomst te gunnen. Indien een van de betrokken activiteiten evenwel onder artikel 346 VWEU of Richtlijn 2009/81/EG valt, is artikel 23 van deze richtlijn van toepassing.

De keuze tussen de gunning van één overeenkomst voor meerdere activiteiten of van verschillende afzonderlijke overeenkomsten mag niet bedoeld zijn om de overeenkomst of de overeenkomsten uit te sluiten van het toepassingsgebied van deze richtlijn, of, in voorkomend geval, van het toepassingsgebied van Richtlijnen 2014/24/EU of 2014/25/EU.

2.  Een overeenkomst waarmee wordt beoogd meerdere activiteiten te omvatten, wordt onderworpen aan de voorschriften die van toepassing zijn op de activiteit waarop de overeenkomst in hoofdzaak betrekking heeft.

3.  In het geval van overeenkomsten waarbij niet objectief vast te stellen is op welke activiteit de overeenkomst in hoofdzaak betrekking heeft, worden de toepasselijke regels bepaald overeenkomstig het volgende:

a) de concessie wordt gegund overeenkomstig de bepalingen van deze richtlijn die toepasselijk zijn op door aanbestedende diensten gegunde concessies, indien een van de activiteiten waarop de overeenkomst betrekking heeft, valt onder de bepalingen van deze richtlijn die van toepassing zijn op door aanbestedende diensten gegunde concessies, en de andere valt onder de bepalingen van deze richtlijn die van toepassing zijn op door aanbestedende instanties gegunde concessies;

b) de overeenkomst wordt overeenkomstig Richtlijn 2014/24/EU gegund, indien een van de activiteiten waarop de overeenkomst betrekking heeft, onder deze richtlijn valt en de andere activiteit onder Richtlijn 2014/24/EU valt;

c) de overeenkomst wordt overeenkomstig deze richtlijn gegund, indien een van de activiteiten waarop de overeenkomst betrekking heeft, onder deze richtlijn valt en de andere activiteit noch onder deze richtlijn noch onder Richtlijn 2014/24/EU noch onder Richtlijn 2014/25/EU valt.

Artikel 23

Concessies voor zowel activiteiten als bedoeld in bijlage II als activiteiten waaraan defensie- of veiligheidsaspecten verbonden zijn

1.  De aanbestedende instanties kunnen, in het geval van overeenkomsten die betrekking hebben op verschillende activiteiten, besluiten om per afzonderlijke activiteit afzonderlijke overeenkomsten te gunnen of om één enkele overeenkomst te gunnen. Wanneer de aanbestedende instanties besluiten voor afzonderlijke onderdelen afzonderlijke overeenkomsten te gunnen, wordt het besluit welke wettelijke regeling op elk van deze afzonderlijke overeenkomsten van toepassing is, genomen op grond van de kenmerken van de betrokken afzonderlijke activiteit.

Niettegenstaande artikel 21, is lid 2 van dit artikel van toepassing indien de aanbestedende instanties besluiten één enkele overeenkomst te gunnen.

Het besluit om één overeenkomst of van verschillende afzonderlijke overeenkomsten te gunnen, mag echter niet worden genomen met de bedoeling de overeenkomst of de overeenkomsten uit te sluiten van het toepassingsgebied van deze richtlijn of van Richtlijn 2009/81/EG.

2.  In het geval van overeenkomsten die betrekking hebben op een onder deze richtlijn vallende activiteit en een andere die:

a) valt onder artikel 346 VWEU, of

b) onderworpen is aan Richtlijn 2009/81/EG,

kan de aanbestedende instantie:

i) een overeenkomst gunnen zonder deze richtlijn toe te passen in de onder a) genoemde gevallen, of

ii) ervoor kiezen een overeenkomst te gunnen in overeenstemming met hetzij deze richtlijn, hetzij Richtlijn 2009/81/EG, in de onder b) genoemde gevallen. De eerste alinea van dit lid laat de in richtlijn 2009/81/EG voorziene drempels en uitzonderingen onverlet.

Overeenkomsten als bedoeld onder b), die daarnaast aanbestedingen of andere elementen bevatten waarop artikel 346 VWEU van toepassing is, kunnen worden gegund zonder deze richtlijn toe te passen.

Voor de toepassing van deze alinea geldt evenwel als voorwaarde dat de gunning van één enkele overeenkomst objectief gerechtvaardigd is en de beslissing om één enkele overeenkomst te gunnen niet is ingegeven door het oogmerk overeenkomsten van de toepassing van deze richtlijn uit te zonderen.



Afdeling IV

Specifieke situaties

Artikel 24

Voorbehouden concessies

De lidstaten mogen het recht om deel te nemen aan procedures voor de gunning van concessies voorbehouden aan beschermde werkplaatsen en ondernemers waarvan het hoofddoel de sociale en professionele integratie van personen met een handicap of kansarmen is of mogen erin voorzien dat die concessies worden uitgevoerd in de context van programma’s voor beschermde arbeid mits ten minste 30 % van de werknemers van die werkplaatsen, ondernemers of programma’s personen met een handicap of kansarmen zijn. De concessieaankondiging of, in het geval van concessies voor diensten als bedoeld in artikel 19, de vooraankondiging, moet melding maken van dit artikel.

Artikel 25

Onderzoeks- en ontwikkelingsdiensten

Deze richtlijn is van toepassing op concessies voor diensten van onderzoek en ontwikkeling die uitsluitend vallen onder CPV-codes 73000000-2 tot en met 73120000-9, 73300000-5, 73420000-2 en 73430000-5, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de winsten komen in hun geheel toe aan de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie voor gebruik bij de uitoefening van de eigen werkzaamheden, en

b) de dienstverlening wordt volledig door de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie betaald.



HOOFDSTUK II

Beginselen

Artikel 26

Ondernemers

1.  Ondernemers die krachtens de wetgeving van de lidstaat waarin zij zijn gevestigd, gerechtigd zijn de betrokken dienst te leveren, mogen niet worden afgewezen louter op grond van het feit dat zij krachtens de wetgeving van de lidstaat waarin de overeenkomst wordt gegund, hetzij een natuurlijke persoon, hetzij een rechtspersoon moeten zijn.

Van rechtspersonen kan worden verlangd dat zij in de inschrijving of in de aanvraag de namen en de ter zake dienende beroepskwalificaties vermelden van het personeel dat met het verrichten van de betrokken overeenkomst wordt belast.

2.  Combinaties van ondernemers, waaronder tijdelijke samenwerkingsverbanden, mogen deelnemen aan procedures voor de gunning van concessies. Een aanbestedende dienst of aanbestedende instantie kan niet eisen dat zij voor het indienen van een inschrijving of een verzoek tot deelname een bepaalde rechtsvorm aannemen. Indien nodig kunnen de aanbestedende diensten of de aanbestedende instanties in de concessiedocumenten verduidelijken op welke wijze combinaties van ondernemers aan de vereisten op het gebied van economische en financiële draagkracht en technische en beroepsbekwaamheid als bedoeld in artikel 38 moeten voldoen, mits deze gerechtvaardigd zijn op basis van objectieve gronden en evenredig zijn. De lidstaten kunnen standaardvoorwaarden opstellen voor de wijze waarop ondernemers aan deze eisen moeten voldoen.

Elke voorwaarde voor de uitvoering van een concessie door dergelijke combinaties van ondernemers, die verschillend is van die welke worden opgelegd aan individuele deelnemers, moet eveneens objectief te rechtvaardigen en evenredig zijn.

3.  Niettegenstaande leden 1 en 2, mogen de aanbestedende diensten of aanbestedende instanties eisen dat combinaties van ondernemers een bepaalde rechtsvorm aannemen nadat de overeenkomst aan hen is gegund, voor zover deze verandering nodig is voor de goede uitvoering van de overeenkomst.

Artikel 27

Nomenclaturen

1.  Bij elke verwijzing naar nomenclaturen in verband met de gunning van concessies wordt gebruikgemaakt van de „Gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten” (CPV) als vastgesteld bij Verordening (EG) nr. 2195/2002 van het Europees Parlement en de Raad ( 8 ).

2.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 48 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot aanpassing van de in deze richtlijn bedoelde CPV-codes, telkens wanneer wijzigingen van de CPV-nomenclatuur in deze richtlijn moeten worden aangebracht en deze geen wijziging van het toepassingsgebied van deze richtlijn inhouden.

Artikel 28

Vertrouwelijkheid

1.  Tenzij anders bepaald in deze richtlijn of in de nationale wetgeving waaraan de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie is onderworpen, in het bijzonder de wetgeving inzake de toegang tot informatie, en onverminderd de verplichtingen inzake bekendmaking van gegunde concessieovereenkomsten en de informatieverstrekking aan gegadigden en inschrijvers overeenkomstig de artikelen 32 en 40, maakt een aanbestedende dienst of aanbestedende instantie de informatie die hem of haar door een ondernemer als vertrouwelijk is verstrekt, met inbegrip van — zij het niet uitsluitend — de fabrieks- of bedrijfsgeheimen en de vertrouwelijke aspecten van de inschrijving, niet bekend.

Dit artikel staat openbaarmaking van de niet-vertrouwelijke onderdelen van gegunde overeenkomsten, met inbegrip van eventuele latere wijzigingen, niet in de weg.

2.  De aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie kan aan ondernemers eisen stellen ter bescherming van het vertrouwelijke karakter van de informatie die hij of zij in de loop van de concessiegunningsprocedure ter beschikking stelt.

Artikel 29

Regels betreffende de communicatiemiddelen

1.  Uitgezonderd wanneer het gebruik van elektronische middelen overeenkomstig artikel 33, lid 2, en artikel 34 verplicht is, kunnen lidstaten of aanbestedende diensten en aanbestedende instanties voor elke mededeling en uitwisseling van informatie kiezen tussen één of meer van de volgende communicatiemiddelen:

a) elektronische middelen;

b) post of fax;

c) mondelinge communicatie, ook via de telefoon, met betrekking tot andere communicatie dan de essentiële elementen van de gunning van een concessie en op voorwaarde dat de inhoud van de mondelinge communicatie in voldoende mate op een duurzame gegevensdrager kan worden gestaafd;

d) persoonlijke afgifte tegen ontvangstbewijs.

Lidstaten kunnen voor concessies het gebruik van elektronische communicatiemiddelen verplicht stellen en verder gaan dan de in artikel 33, lid 2, en artikel 34 gestelde verplichtingen.

2.  De gekozen communicatiemiddelen moeten algemeen beschikbaar en niet-discriminerend zijn en mogen de toegang van de ondernemers tot de concessiegunningsprocedure niet beperken. De voor mededelingen langs elektronische weg te gebruiken middelen, en de technische kenmerken daarvan, moeten in combinatie met algemeen gebruikte informatie- en communicatietechnologieproducten kunnen functioneren.

Bij alle mededelingen, uitwisseling en opslag van informatie zorgen de aanbestedende diensten en aanbestedende instanties ervoor dat de integriteit van de gegevens en de vertrouwelijkheid van de aanvragen en de inschrijvingen gewaarborgd zijn. Zij nemen pas na het verstrijken van de termijn voor de indiening kennis van de inhoud van aanvragen en inschrijvingen.



TITEL II

REGELS INZAKE DE GUNNING VAN CONCESSIES:

ALGEMENE BEGINSELEN EN PROCEDURELE WAARBORGEN



HOOFDSTUK I

Algemene beginselen

Artikel 30

Algemene beginselen

1.  De aanbestedende dienst of aanbestedende instantie mag de procedure die tot de keuze van de concessiehouder leidt, naar eigen goeddunken organiseren, mits deze strookt met deze richtlijn.

2.  De procedure voor de gunning van concessies moet zodanig worden opgesteld dat de in artikel 3 genoemde beginselen worden geëerbiedigd. Met name verstrekt de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie tijdens de procedure voor de gunning van concessies geen informatie op een discriminerende wijze die sommige gegadigden of inschrijvers kan bevoordelen boven andere.

3.  De lidstaten nemen passende maatregelen om te waarborgen dat ondernemers die concessieovereenkomsten uitvoeren, voldoen aan de toepasselijke verplichtingen op het gebied van het milieu-, sociaal en arbeidsrecht uit hoofde van het Unierecht, nationaal recht of collectieve arbeidsovereenkomsten of uit hoofde van de in bijlage X vermelde bepalingen van internationaal milieu-, sociaal en arbeidsrecht.

4.  De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 48 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de lijst in bijlage X, wanneer dit noodzakelijk is, om nieuwe internationale overeenkomsten toe te voegen die door alle lidstaten zijn geratificeerd of wanneer de bestaande internationale overeenkomsten waarnaar wordt verwezen niet langer door alle lidstaten zijn geratificeerd of anderszins zijn gewijzigd, bijvoorbeeld wat betreft het toepassingsgebied, de inhoud of de benaming ervan.

Artikel 31

Concessieaankondigingen

1.  Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties die een concessie wensen te gunnen, maken hun voornemen hiertoe bekend op grond van een concessieaankondiging.

2.  De concessieaankondigingen bevatten de in bijlage V genoemde inlichtingen en in voorkomend geval ook alle door de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie nuttig geachte inlichtingen, overeenkomstig de vorm van de standaardformulieren.

3.  Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties die een concessie voor sociale en andere specifieke diensten, bedoeld in bijlage IV, wensen te gunnen, maken hun voornemen om de concessie te gunnen bekend op grond van de publicatie van een vooraankondiging. Deze aankondigingen bevatten de in bijlage VI vastgestelde informatie.

4.  In afwijking van lid 1 zijn de aanbestedende diensten en de aanbestedende instanties niet verplicht een concessieaankondiging bekend te maken wanneer de werken of diensten alleen door een bepaalde ondernemer kunnen worden verricht om een van de volgende redenen:

a) de concessie heeft als doel het vervaardigen of verwerving van een uniek kunstwerk of een unieke artistieke prestatie;

b) concurrentie ontbreekt om technische redenen;

c) er is sprake van een uitsluitend recht;

d) omwille van de bescherming van intellectuele-eigendomsrechten en andere uitsluitende rechten dan die welke zijn omschreven in artikel 5, punt 10.

De uitzonderingen als bedoeld in de eerste alinea, onder b), c) en d), gelden alleen indien er geen redelijk alternatief of substituut bestaat en het ontbreken van concurrentie niet het gevolg is van een kunstmatige beperking van de voorwaarden van de concessiegunning.

5.  In afwijking van lid 1 dient de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie geen nieuwe concessieaankondiging bekend te maken wanneer er als reactie op een voorafgaande concessieprocedure geen aanvragen, geen inschrijvingen, geen geschikte aanvragen of geen geschikte inschrijvingen zijn ingediend, mits de initiële voorwaarden van de concessieovereenkomst niet wezenlijk worden gewijzigd en aan de Commissie een verslag wordt toegezonden wanneer zij daarom verzoekt.

Voor de toepassing van de eerste alinea wordt een inschrijving ongeschikt bevonden indien zij niet relevant is voor de concessie, omdat zij, zonder ingrijpende wijzigingen, klaarblijkelijk niet voorziet in de behoeften en eisen van de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie, zoals omschreven in de concessiedocumenten.

Voor de toepassing van de eerste alinea wordt een aanvraag ongeschikt bevonden:

▼C1

a) indien de betrokken aanvrager overeenkomstig artikel 38, leden 4 tot en met 9, kan of moet worden uitgesloten, of niet voldoet aan de uit hoofde van artikel 38, lid 1, door de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie bepaalde selectiecriteria;

▼B

b) indien de aanvragen inschrijvingen bevatten die ongeschikt zijn in de zin van de tweede alinea.

Artikel 32

Aankondigingen van de gunning van een concessie

1.  De aanbestedende diensten en aanbestedende instanties zenden uiterlijk 48 dagen na de gunning van een concessie, in overeenstemming met de in artikel 33 bedoelde procedure, een aankondiging van de gunning van een concessie betreffende de resultaten van de concessiegunningsprocedure. Voor in bijlage IV genoemde sociale en andere specifieke diensten kunnen dergelijke aankondigingen evenwel per kwartaal worden gebundeld. In dat geval worden de gebundelde aankondigingen binnen 48 dagen na het einde van elk kwartaal toegezonden.

2.  Aankondigingen van de gunning van concessies bevatten de in bijlage VII vastgestelde informatie of, in verband met concessies voor sociale en andere specifieke in bijlage IV genoemde diensten, de in bijlage VIII bedoelde informatie, en worden bekendgemaakt overeenkomstig artikel 33.

Artikel 33

Opmaak en wijze van bekendmaking van aankondigingen

▼C1

1.  Concessieaankondigingen, aankondigingen van de gunning van een concessie en de in artikel 43, lid 1, tweede alinea, bedoelde aankondiging bevatten de in de bijlagen V, VI, VII, VIII en IX bedoelde informatie in de vorm van standaardformulieren, met inbegrip van standaardformulieren voor corrigenda.

▼B

De Commissie stelt deze standaardformulieren middels uitvoeringshandelingen vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 50 bedoelde raadplegingsprocedure vastgesteld.

2.  De in lid 1 bedoelde aankondigingen worden opgesteld, langs elektronische weg naar het Bureau voor publicaties van de Europese Unie verzonden en bekendgemaakt overeenkomstig bijlage IX. Het Bureau voor publicaties van de Europese Unie verstrekt de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie een bevestiging van ontvangst van de aankondiging en van bekendmaking van de verzonden informatie, met vermelding van de datum van bekendmaking, waarbij deze bevestiging het bewijs van de bekendmaking vormt. Aankondigingen worden uiterlijk vijf dagen na verzending bekendgemaakt. De kosten voor de bekendmaking van de aankondigingen door het Bureau voor publicaties van de Europese Unie worden gedragen door de Unie.

3.  Concessieaankondigingen worden onverkort bekendgemaakt in één of meer van de officiële talen van de instellingen van de Unie die door de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie zijn gekozen. Alleen de tekst of teksten in deze taalversie of taalversies is of zijn authentiek. In de andere officiële talen van de instellingen van de Unie wordt een samenvatting met de belangrijke gegevens van elke aankondiging bekendgemaakt.

4.  Concessieaankondigingen en aankondigingen van de gunning van een concessie worden niet op nationaal niveau bekendgemaakt vóór de datum waarop zij door het Bureau voor publicaties van de Europese Unie worden bekendgemaakt, tenzij de bekendmaking door de Unie niet is geschied 48 uur nadat het Bureau voor publicaties van de Europese Unie de ontvangst van de in lid 2 bedoelde aankondiging door de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie heeft bevestigd. Aankondigingen van een concessie en aankondigingen van de gunning van een concessie die op nationaal niveau worden bekendgemaakt, mogen geen andere informatie bevatten dan de informatie in de aankondigingen die aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie zijn toegezonden en vermelden de datum van toezending van de aankondiging aan het Bureau voor publicaties van de Europese Unie.

Artikel 34

Elektronische beschikbaarheid van concessiedocumenten

1.  Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties bieden met elektronische middelen vrije, rechtstreekse en volledige kosteloze toegang tot de concessiedocumenten, vanaf de datum van bekendmaking van de concessieaankondiging of, indien de concessieaankondiging niet de uitnodiging tot indiening van inschrijvingen omvat, vanaf de datum waarop een uitnodiging tot indiening van een inschrijving is verzonden. De tekst van de concessieaankondiging of van deze uitnodigingen vermeldt het internetadres waar de concessiedocumenten toegankelijk zijn.

2.  Indien in gerechtvaardigde gevallen wegens uitzonderlijke veiligheids- of technische redenen of wegens het bijzonder gevoelige karakter van commerciële gegevens waarvoor een zeer hoog niveau van bescherming nodig is, geen kosteloze vrije, rechtstreekse en volledige toegang langs elektronische weg tot bepaalde concessiedocumenten kan worden geboden, geven de aanbestedende diensten of aanbestedende instanties in de aankondiging of in de uitnodiging tot indiening van een inschrijving aan dat de concessiedocumenten met andere dan elektronische middelen zullen worden gezonden en wordt de termijn voor de indiening van inschrijvingen verlengd.

3.  De aanbestedende diensten en aanbestedende instanties of de bevoegde diensten verstrekken alle aanvragers of inschrijvers die aan de concessiegunningsprocedure deelnemen, nadere inlichtingen over de concessiedocumenten, mits dit tijdig is aangevraagd, uiterlijk zes dagen vóór de uiterste datum van ontvangst van de inschrijvingen.

Artikel 35

Bestrijding van corruptie en voorkoming van belangenconflicten

De lidstaten zorgen ervoor dat de aanbestedende diensten en aanbestedende instanties passende maatregelen nemen om fraude, bevoordeling en corruptie te voorkomen en belangenconflicten tijdens concessiegunningsprocedures doeltreffend te voorkomen, te onderkennen en op te lossen, teneinde vervalsing van de mededinging te vermijden, de transparantie van de gunningsprocedure te waarborgen en gelijke behandeling van alle gegadigden en inschrijvers te verzekeren.

Het begrip belangenconflicten omvat ten minste iedere situatie waarin personeelsleden van de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie die betrokken zijn bij de uitvoering van de concessiegunningsprocedure of invloed kunnen hebben op het resultaat van deze procedure, direct of indirect, financiële, economische of andere persoonlijke belangen hebben die geacht kunnen worden hun onpartijdigheid en onafhankelijkheid bij de concessiegunningsprocedure in het gedrang te brengen.

Met betrekking tot belangenconflicten mogen de vastgestelde maatregelen niet verder gaan dan hetgeen strikt noodzakelijk is om een potentieel belangenconflict te voorkomen of het vastgestelde belangenconflict uit te sluiten.



HOOFDSTUK II

Procedurele waarborgen

Artikel 36

Technische en functionele eisen

1.  De technische en functionele eisen bepalen welke kenmerken worden voorgeschreven voor de werken of diensten die het voorwerp van de concessie vormen. Zij zijn opgenomen in de concessiedocumenten.

Die kenmerken kunnen ook verwijzen naar het specifieke proces van productie dan wel verrichting of verlening van de gevraagde werken of diensten, voor zover zij gerelateerd zijn aan het voorwerp van de overeenkomst en in verhouding staan tot de waarde en de doelstellingen daarvan. Tot deze kenmerken behoren bijvoorbeeld het kwaliteitsniveau, prestaties op het gebied van milieu en klimaat, geschiktheid van het ontwerp voor alle eisen (met inbegrip van de toegankelijkheid voor personen met een handicap) en conformiteitsbeoordeling, prestaties, veiligheid of afmetingen, terminologie, symbolen, proefnemingen en proefnemingsmethoden, markering en etikettering, of gebruiksaanwijzingen.

2.  Behalve indien dit door het voorwerp van de overeenkomst gerechtvaardigd is, mag in de technische en functionele eisen geen melding worden gemaakt van een bepaald fabricaat of een bepaalde herkomst of van een bijzondere werkwijze die kenmerkend is voor de producten of diensten van een bepaalde ondernemer, en evenmin van een merk, een octrooi of een type, een bepaalde productie, waardoor bepaalde ondernemingen of bepaalde producten worden bevoordeeld of geëlimineerd. Deze vermelding is bij wijze van uitzondering toegestaan wanneer een voldoende nauwkeurige en begrijpelijke omschrijving van het voorwerp van de overeenkomst niet mogelijk is. Een dergelijke vermelding of verwijzing gaat vergezeld van de woorden „of gelijkwaardig”.

3.  Een aanbestedende dienst of aanbestedende instantie wijst een inschrijving niet af op grond van het feit dat de aangeboden werken of diensten niet overeenstemmen met de betrokken technische en functionele eisen, indien de inschrijver in zijn inschrijving met elk passend middel aantoont dat de voorgestelde oplossingen op gelijkwaardige wijze aan de technische en functionele eisen voldoen.

Artikel 37

Procedurele waarborgen

1.  Concessies worden gegund op basis van de door de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie overeenkomstig artikel 41 vastgestelde gunningscriteria, mits aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de inschrijving voldoet aan de minimumeisen die, voor zover van toepassing, door de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie zijn vastgesteld.

b) de inschrijver voldoet aan de in artikel 38, lid 1, bedoelde voorwaarden voor deelneming, en

c) de inschrijver is niet uitgesloten van deelname aan de gunningsprocedure overeenkomstig artikel 38, leden 4 tot en met 7, en behoudens artikel 38, lid 9.

De onder a) bedoelde minimumeisen bevatten de (met name technische, materiële, functionele en juridische) voorwaarden en kenmerken waaraan elke inschrijving moet voldoen of moet omvatten.

2.  De aanbestedende dienst of aanbestedende instantie verstrekt het volgende:

a) in de concessieaankondiging, een beschrijving van de concessie en de voorwaarden voor deelneming;

b) in de concessieaankondiging, in de uitnodiging tot indiening van een inschrijving of in andere concessiedocumenten, een beschrijving van de gunningscriteria, en, voor zover van toepassing, de minimumeisen waaraan voldaan moet worden.

3.  De aanbestedende dienst of aanbestedende instantie kan het aantal gegadigden beperken, of het aantal inschrijvers beperken op basis van de gunningscriteria, tot een passend aantal, op voorwaarde dat dit geschiedt op transparante wijze en op basis van objectieve criteria. Het aantal gegadigden dat wordt uitgenodigd, dient voldoende te zijn om daadwerkelijke concurrentie te waarborgen.

4.  De aanbestedende dienst of aanbestedende instantie deelt alle deelnemers de beschrijving van de voorgenomen organisatie van de procedure mee, alsook een indicatief tijdschema voor de voltooiing ervan. Elke wijziging wordt aan alle deelnemers meegedeeld, en voor zover zij betrekking heeft op de elementen die in de concessieaankondiging openbaar worden gemaakt, aan alle ondernemers bekendgemaakt.

5.  De aanbestedende dienst of aanbestedende instantie garandeert een passende documentatie van de belangrijkste stappen van de procedure op de manier die hij of zij geschikt acht, met inachtneming van artikel 28, lid 1.

6.  De aanbestedende dienst of aanbestedende instantie kan met de gegadigden en inschrijvers onderhandelingen voeren. Het voorwerp van de concessie, de gunningscriteria en de minimumeisen zoals omschreven in de concessiedocumenten mogen in de loop van de onderhandelingen niet worden gewijzigd.

Artikel 38

Selectie en kwalitatieve beoordeling van gegadigden

1.  De aanbestedende diensten en aanbestedende instanties gaan na of aan de voorwaarden voor deelneming is voldaan wat betreft de beroepsbekwaamheid, de technische bekwaamheid en de financiële en economische draagkracht van de gegadigden of inschrijvers, op basis van eigen verklaringen en referentie(s) die als bewijs moeten worden overgelegd overeenkomstig de eisen van de concessieaankondiging, welke eisen niet-discriminerend mogen zijn en in verhouding dienen te staan tot het voorwerp van de concessie. Alle deelnemingsvoorwaarden houden verband met en staan in verhouding tot de noodzaak ervoor te zorgen dat de concessiehouder de concessie kan uitvoeren, rekening houdend met het voorwerp van de concessie en de doelstelling om voor daadwerkelijke concurrentie te zorgen.

2.  Om te voldoen aan de in lid 1 neergelegde voorwaarden voor deelname kan een ondernemer in voorkomend geval en voor een bepaalde concessie steunen op de draagkracht van andere instanties, ongeacht de juridische aard van zijn banden met die instanties. Indien een ondernemer zich op de capaciteit van andere instanties wil beroepen, toont hij ten behoeve van de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie aan dat hij gedurende de concessieperiode zal kunnen beschikken over de nodige middelen, bijvoorbeeld door overlegging van een door deze instanties aangegane verbintenis. Ten aanzien van de financiële draagkracht kan de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie vereisen dat de ondernemer en die instanties gezamenlijk instaan voor de uitvoering van de overeenkomst.

3.  Onder dezelfde voorwaarden kan een combinatie van ondernemers zoals bedoeld in artikel 26 zich beroepen op de draagkracht van de deelnemers aan de combinatie of van andere instanties.

4.  Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), sluiten een ondernemer uit van deelname aan een procedure voor de gunning van een concessie wanneer zij hebben vastgesteld dat deze ondernemer bij onherroepelijk vonnis veroordeeld is om een van de volgende redenen:

a) deelneming aan een criminele organisatie in de zin van artikel 2, lid 1, van Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad ( 9 );

b) corruptie in de zin van artikel 3 van de Overeenkomst betreffende de Europese Unie ter bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn ( 10 ) en van artikel 2, lid 1, van Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad ( 11 ) alsmede corruptie als omschreven in het nationale recht van de aanbestedende dienst of instantie of de ondernemer;

c) fraude in de zin van artikel 1 van de Overeenkomst aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen ( 12 );

d) terroristische misdrijven of strafbaar feiten in verband met terroristische activiteiten in de zin van respectievelijk de artikelen 1 en 3 van Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad ( 13 ), dan wel uitlokking van, medeplichtigheid aan of poging tot het plegen van een dergelijk misdrijf of strafbaar feit als bedoeld in artikel 4 van genoemd kaderbesluit;

e) witwassen van geld of financiering van terrorisme in de zin van artikel 1 van Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad ( 14 );

f) kinderarbeid en andere vormen van mensenhandel in de zin van artikel 2 van Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad ( 15 ).

De verplichting tot uitsluiting van een ondernemer is ook van toepassing wanneer de bij onherroepelijk vonnis veroordeelde persoon lid is van het bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan van deze ondernemer of daarin vertegenwoordigings-, beslissings- of controlebevoegdheid heeft.

Andere aanbestedende instanties dan die bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), kunnen een ondernemer uitsluiten van deelname aan een concessiegunningsprocedure wanneer zij ervan op de hoogte zijn dat deze ondernemer bij onherroepelijk vonnis veroordeeld is om een van de in de eerste alinea van dit lid genoemde redenen.

5.  Aanbestedende diensten of aanbestedende instanties als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), sluiten de ondernemer uit van deelname aan een concessiegunningsprocedure wanneer zij ervan op de hoogte zijn dat de ondernemer niet voldoet aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of sociale premies en wanneer dit is vastgesteld bij een rechterlijke of administratieve beslissing die onherroepelijk en bindend is overeenkomstig de wettelijke bepalingen van het land waar hij is gevestigd of van de lidstaat van de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie.

Voorts mogen aanbestedende diensten en aanbestedende instanties als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder a), een ondernemer uitsluiten, of door lidstaten worden verplicht dat te doen, van deelname aan een concessiegunningsprocedure wanneer de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie met elk passend middel kan aantonen dat de ondernemer niet voldoet aan zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen.

Dit lid is niet langer van toepassing indien de ondernemer zijn verplichtingen is nagekomen door verschuldigde belastingen of socialezekerheidsbijdragen, met inbegrip van lopende rente of boeten, indien toepasselijk, te betalen of een bindende regeling tot betaling daarvan aan te gaan.

6.  De lidstaten kunnen bij wijze van uitzondering voorzien in een afwijking van de verplichte uitsluiting als bepaald in de leden 4 en 5 om dwingende redenen van algemeen belang, zoals de volksgezondheid of de bescherming van het milieu.

De lidstaten kunnen ook voorzien in een afwijking van de verplichte uitsluiting als bepaald in lid 5, wanneer indien een uitsluiting kennelijk onevenredig zou zijn, met name wanneer slechts kleine bedragen aan belastingen of socialezekerheidsbijdragen niet zijn betaald of wanneer de ondernemer na de schending van zijn verplichtingen tot betaling van belastingen of socialezekerheidsbijdragen van het precieze verschuldigde bedrag op de hoogte was gesteld op een tijdstip waarop hij niet in de mogelijkheid verkeerde de in lid 5, derde alinea, genoemde maatregelen te treffen. vóór het verstrijken van de termijn voor de indiening van zijn inschrijving.

7.  De aanbestedende diensten of aanbestedende instanties kunnen elke ondernemer van deelname aan een concessiegunningsprocedure uitsluiten, of daartoe door een lidstaat worden verplicht, indien voldaan is aan één van de volgende voorwaarden:

a) indien zij met alle passende middelen aantonen dat een van de in artikel 30, lid 3, genoemde verplichtingen is geschonden;

b) indien de ondernemer failliet is of in insolventie of liquidatie verkeert, indien zijn activa worden beheerd door een curator of door de rechtbank, indien hij een regeling met schuldeisers heeft getroffen, indien de werkzaamheden zijn gestaakt of indien de onderneming in een andere vergelijkbare toestand verkeert ingevolge een soortgelijke procedure uit hoofde van nationale wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen. De aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie kan evenwel besluiten een ondernemer die in één van de bovenstaande situaties verkeert, niet uit te sluiten of kan daartoe door een lidstaat worden verplicht, indien bewezen is dat de ondernemer in kwestie in staat zal zijn de concessie uit te voeren, rekening houdend met de geldende nationale voorschriften en maatregelen betreffende de voortzetting van de activiteiten in deze situaties;

c) indien de aanbestedende dienst op enige passende wijze aannemelijk kan maken dat de ondernemer in de uitoefening van zijn beroep een ernstige fout heeft begaan, waardoor zijn integriteit in twijfel kan worden getrokken;

d) indien een belangenconflict in de zin van artikel 35, tweede lid, niet effectief kan worden verholpen met andere minder ingrijpende maatregelen;

e) indien de aanbestedende dienst over voldoende aannemelijke aanwijzingen beschikt om te concluderen dat de ondernemer met andere ondernemers overeenkomsten heeft gesloten die gericht zijn op vervalsing van de mededinging;

f) indien de ondernemer blijk heeft gegeven van aanzienlijke of voortdurende tekortkomingen bij de uitvoering van een wezenlijk voorschrift tijdens een eerdere concessie of een eerdere overeenkomst met een aanbestedende dienst of een aanbestedende instantie zoals gedefinieerd in deze richtlijn of in Richtlijn 2014/25/EU en dit geleid heeft tot vroegtijdige beëindiging van die eerdere overeenkomst, schadevergoeding of andere vergelijkbare sancties;

g) indien de ondernemer zich in ernstige mate schuldig heeft gemaakt aan valse verklaringen bij het verstrekken van de informatie die nodig is voor de controle op het ontbreken van gronden voor uitsluiting of de naleving van de selectiecriteria, of die informatie heeft achtergehouden, of niet in staat was de ondersteunende documenten tot staving van deze inlichtingen over te leggen;

h) indien de ondernemer heeft getracht het besluitvormingsproces van de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie onrechtmatig te beïnvloeden, om vertrouwelijke informatie te verkrijgen die hem onrechtmatige voordelen in de concessiegunningsprocedure kan bezorgen, of om verwijtbaar misleidende informatie te verstrekken die een belangrijke invloed kan hebben op besluiten inzake uitsluiting, selectie of gunning;

i) in het geval van concessies op het gebied van defensie en veiligheid als bedoeld in Richtlijn 2009/81/EG, indien ten aanzien van de ondernemer is vastgesteld, op basis van welk bewijsmiddel ook, inclusief beschermde gegevensbronnen, dat hij niet de betrouwbaarheid vertoont die nodig is om risico’s voor de veiligheid van de lidstaat uit te sluiten.

8.  De in artikel 7, lid 1, onder a) bedoelde aanbestedende diensten en aanbestedende sluiten op ieder moment tijdens de procedure een ondernemer uit, indien blijkt dat de desbetreffende ondernemer zich als gevolg van handelingen die hij vóór of tijdens de procedure heeft gepleegd of heeft nagelaten te plegen, in één van de in lid 4 van dit artikel en lid 5, eerste alinea, van dit artikel, bedoelde situaties bevindt.

De aanbestedende diensten en aanbestedende instanties kunnen een ondernemer op ieder moment tijdens de procedure uitsluiten of daartoe door een lidstaat worden verplicht, indien blijkt dat de ondernemer zich als gevolg van handelingen die hij vóór of tijdens de procedure heeft gepleegd of heeft nagelaten te plegen, in één van de in lid 5, tweede alinea, en lid 7, bedoelde situaties bevindt.

9.  Elke ondernemer die zich in een van de in de leden 4 en 7 bedoelde situaties bevindt, mag bewijzen dat de maatregelen die de ondernemer heeft genomen voldoende zijn om zijn betrouwbaarheid aan te tonen ondanks de toepasselijke uitsluitingsgrond. Indien dit bewijs toereikend wordt geacht, wordt de betrokken ondernemer niet uitgesloten van de procedure.

Hiertoe bewijst de ondernemer dat hij eventuele schade als gevolg van strafrechtelijke inbreuken of beroepsfouten heeft betaald of heeft toegezegd te zullen vergoeden, de feiten en omstandigheden heeft opgehelderd door actief mee te werken met de onderzoekende autoriteiten en concrete technische, organisatorische en persoonlijke maatregelen heeft genomen die geschikt zijn om verdere strafrechtelijke inbreuken of fouten te voorkomen. De door de ondernemers genomen maatregelen worden beoordeeld met inachtneming van de ernst en de bijzondere omstandigheden van de strafrechtelijke inbreuken of de beroepsfout. Wanneer de maatregelen onvoldoende worden geacht, worden aan de betrokken ondernemer de redenen daarvoor meegedeeld.

Een ondernemer die bij onherroepelijk vonnis is uitgesloten van deelneming aan aanbestedings- of concessiegunningsprocedures mag in de lidstaat waar dat vonnis uitvoerbaar is, gedurende de uit het vonnis voortvloeiende periode van uitsluiting geen gebruik kunnen maken van de in dit lid geboden mogelijkheid.

10.  De lidstaten bepalen bij wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling en met inachtneming van het Unierecht de voorwaarden voor de toepassing van dit artikel. Zij bepalen met name de maximumduur van de uitsluiting indien de ondernemer geen in 9 omschreven maatregelen heeft getroffen om zijn betrouwbaarheid aan te tonen. Wanneer de duur van de uitsluiting niet is vastgesteld bij onherroepelijk vonnis, mag deze niet langer zijn dan vijf jaar vanaf de datum van de veroordeling bij onherroepelijk vonnis in de gevallen bedoeld in lid 4, en drie jaar na de datum van de betrokken gebeurtenis in de gevallen bedoeld in lid 7.

Artikel 39

Termijnen voor de ontvangst van aanvragen en inschrijvingen voor de concessie

1.  Bij de vaststelling van de termijnen voor de ontvangst van aanvragen of van inschrijvingen moeten de aanbestedende diensten of aanbestedende instanties inzonderheid rekening houden met de complexiteit van de overeenkomst en met de voor de voorbereiding van de aanvragen of inschrijvingen benodigde tijd, onverminderd de in dit artikel vastgestelde minimumtermijnen.

2.  Wanneer aanvragen of inschrijvingen pas kunnen worden opgesteld na een bezoek van de locatie of na een onderzoek ter plaatse van de documenten die tot staving dienen van de documenten voor de gunning van de concessie, worden de termijnen voor de ontvangst van aanvragen voor de concessies of voor de ontvangst van inschrijvingen zodanig bepaald dat alle betrokken ondernemers kunnen beschikken over alle voor het opstellen van de aanvragen of inschrijvingen benodigde informatie, en in elk geval zijn de termijnen langer dan de minimumtermijnen van leden 3 en 4.

3.  De minimumtermijn voor de ontvangst van aanvragen, al dan niet met inschrijvingen voor de concessie, bedraagt 30 dagen vanaf de verzending van de concessieaankondiging.

4.  Wanneer de procedure verloopt in opeenvolgende fasen bedraagt de termijn voor ontvangst van eerste inschrijvingen ten minste 22 dagen, te rekenen vanaf de verzenddatum van de uitnodiging tot het doen van een inschrijving.

5.  De termijn voor ontvangst van inschrijvingen kan met vijf dagen worden verkort wanneer de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie aanvaardt dat inschrijvingen krachtens artikel 29 met elektronische middelen kunnen worden ingediend.

Artikel 40

Informatieverstrekking aan gegadigden en inschrijvers

1.  De aanbestedende dienst of aanbestedende instantie informeert zo spoedig mogelijk elke gegadigde en inschrijver over besluiten die zijn bereikt betreffende de gunning van een concessie, inclusief de naam van de gekozen inschrijver, de redenen voor de afwijzing van hun aanvraag of offerte en de gronden voor enig besluit geen overeenkomst te gunnen waarvoor publicatie van een concessieaankondiging heeft plaatsgevonden of de procedure opnieuw te beginnen.

Voorts stelt de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie op verzoek van de betrokken partij zo spoedig mogelijk, en in elk geval binnen 15 dagen na de ontvangst van een schriftelijk verzoek, iedere inschrijver die een geldige offerte heeft ingediend in kennis van de kenmerken en relatieve voordelen van de gekozen offerte.

2.  De aanbestedende dienst of aanbestedende instantie kan besluiten bepaalde informatie betreffende de overeenkomst in het kader van lid 1 niet mee te delen indien openbaarmaking van die informatie de toepassing van de wet in de weg zou staan, op een andere wijze met het openbaar belang in strijd zou zijn, de rechtmatige commerciële belangen van publieke of particuliere ondernemers zou kunnen schaden, of afbreuk aan de eerlijke concurrentie tussen deze ondernemers zou kunnen doen.

Artikel 41

Gunningscriteria

1.  Concessies worden gegund op basis van objectieve criteria die voldoen aan de in artikel 3 genoemde beginselen en die ervoor zorgen dat de inschrijvingen onder voorwaarden van daadwerkelijke mededinging worden beoordeeld waardoor een algeheel economisch voordeel voor de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie kan worden vastgesteld.

2.  De gunningscriteria houden verband met het voorwerp van de concessie en verschaffen de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie geen onbeperkte keuzevrijheid. Zij kunnen onder meer sociale, innovatiegerelateerde of milieucriteria omvatten.

Deze criteria gaan van eisen vergezeld die het mogelijk maken de door de inschrijvers verstrekte informatie daadwerkelijk te controleren.

De aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie gaat na of de inschrijvingen daadwerkelijk voldoen aan de gunningscriteria.

3.  De aanbestedende dienst of aanbestedende instantie somt de criteria op in afnemende volgorde van belangrijkheid.

Niettegenstaande de eerste alinea kan de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie, wanneer zij een offerte ontvangt waarin een innovatieve oplossing met een uitzonderlijk hoog functioneel prestatieniveau wordt voorgesteld dat door een zorgvuldig handelende aanbestedende dienst of aanbestedende instantie niet kon worden voorzien, bij wijze van uitzondering de volgorde van de gunningscriteria wijzigen om rekening te houden met de nieuwe mogelijkheden die door de innovatieve oplossing worden geboden. In dat geval stelt de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie alle inschrijvers op de hoogte van de wijziging van de volgorde van de gunningscriteria in kennis en doet zij een nieuwe oproep tot het indienen van inschrijvingen uitgaan, met inachtneming van de in artikel 39, lid 4, bedoelde termijnen. Indien de gunningscriteria zijn bekendgemaakt op het tijdstip van de bekendmaking van de concessieaankondiging, maakt de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie een nieuwe concessieaankondiging bekend met inachtneming van de in artikel 39, lid 3, vermelde minimumtermijn.

Wijziging van de volgorde mag niet leiden tot discriminatie.



TITEL III

REGELS INZAKE DE UITVOERING VAN CONCESSIES

Artikel 42

Onderaanneming

1.  De bevoegde nationale autoriteiten, die handelen binnen hun verantwoordelijkheid en bevoegdheid, zorgen er door middel van passende maatregelen voor dat de onderaannemers de in artikel 30, lid 3, bedoelde verplichtingen nakomen.

2.  In de concessiedocumenten kan de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie de inschrijver of de aanvrager verzoeken, of zij kunnen door een lidstaat ertoe worden verplicht deze te verzoeken, in zijn offerte aan te geven welk gedeelte van de concessie hij eventueel voornemens is aan derden in onderaanneming te geven en welke onderaannemers hij voorstelt. Dit lid laat de aansprakelijkheid van de hoofdconcessiehouder onverlet.

3.  In het geval van concessies voor werken en concessies voor diensten die ter plaatse onder rechtstreeks toezicht van de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie moeten worden verricht, verlangt de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie, na de gunning van de concessie en uiterlijk bij de aanvang van de uitvoering van de concessie dat de concessiehouder haar in kennis stelt van de namen, de contactgegevens en de wettelijke vertegenwoordigers van zijn onderaannemers die bij die werken of diensten betrokken zijn, voor zover op dat tijdstip bekend. De aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie verlangt van de concessiehouder dat hij haar in kennis stelt van alle veranderingen die gedurende de looptijd van de concessie in deze informatie optreden alsmede van de vereiste informatie betreffende nieuwe onderaannemers die bij dit werk of deze diensten worden betrokken.

Niettegenstaande de eerste alinea kunnen de lidstaten de verplichting om de vereiste gegevens te verstrekken ook rechtstreeks aan de concessiehouder opleggen.

De eerste en tweede alinea zijn niet van toepassing op leveranciers.

Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties kunnen de in de eerste alinea vastgelegde verplichtingen uitbreiden, of zij kunnen door een lidstaat ertoe worden verplicht deze uit te breiden, bijvoorbeeld tot:

a) andere concessies voor diensten dan de concessies voor diensten die ter plaatse onder toezicht van de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie worden verricht of voor leveranciers die betrokken zijn bij concessies voor werken of diensten;

b) voor onderaannemers van de onderaannemers van de concessiehouder of verderop in de keten van onderaannemers.

4.  Ter voorkoming van inbreuken op de in artikel 30, lid 3, genoemde verplichtingen kunnen passende maatregelen worden genomen, bijvoorbeeld:

a) wanneer het nationale recht van een lidstaat voorziet in een regeling voor gezamenlijke aansprakelijkheid tussen de onderaannemers en de concessiehouder, zorgt de betrokken lidstaat ervoor dat de toepasselijke regels worden toegepast overeenkomstig de voorwaarden in artikel 30, lid 3;

b) Aanbestedende diensten en aanbestedende instanties kunnen onderzoeken, of kunnen door de lidstaten ertoe worden verplicht te onderzoeken, of er ingevolge artikel 38, leden 4 tot en met 10, gronden zijn voor uitsluiting van onderaannemers. In dat geval verlangt de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie dat de ondernemer overgaat tot vervanging van een onderaannemer waarvan het onderzoek heeft uitgewezen dat er dwingende gronden voor uitsluiting zijn. De aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie kan verlangen, of kan door een lidstaat ertoe worden verplicht te verlangen, dat de ondernemer overgaat tot vervanging van een onderaannemer waarvan het onderzoek heeft uitgewezen dat er niet-dwingende gronden voor uitsluiting zijn.

5.  De lidstaten kunnen in hun nationale recht voorzien in strengere aansprakelijkheidsregelingen.

6.  Lidstaten die ervoor gekozen hebben ingevolge de leden 1 en 3 te voorzien in maatregelen, leggen de uitvoeringsvoorwaarden voor die maatregelen met inachtneming van het Unierecht vast in wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen. De lidstaten kunnen het toepassingsgebied daarvan beperken tot bijvoorbeeld bepaalde soorten overeenkomsten, bepaalde categorieën aanbestedende diensten, aanbestedende instanties of ondernemers of tot bedragen vanaf een bepaalde som.

Artikel 43

Wijziging van overeenkomsten gedurende de looptijd

1.  Concessies kunnen in overeenstemming met deze richtlijn zonder een nieuwe concessiegunningsprocedure worden gewijzigd in de volgende gevallen:

a) wanneer de oorspronkelijke concessiedocumenten duidelijke, nauwkeurige en ondubbelzinnige herzieningsclausules, met inbegrip van waardeherzieningsclausules, of opties bevatten die voorzien in die wijzigingen, ongeacht hun monetaire waarde. Deze clausules omschrijven de omvang en de aard van mogelijke wijzigingen of opties alsmede de voorwaarden waaronder deze kunnen worden gebruikt. Zij voorzien niet in wijzigingen of opties die de algehele aard van de concessie zouden veranderen;

b) voor door de concessiehouder te verrichten aanvullende werken of diensten die noodzakelijk zijn geworden en die niet in de oorspronkelijke concessie waren opgenomen indien een verandering van concessiehouder:

i) niet mogelijk is om economische of technische redenen, zoals uitwisselbaarheid of interoperabiliteit met bestaande uitrusting, diensten of installaties die in het kader van de oorspronkelijk concessie zijn geleverd, en

ii) aanzienlijk ongemak of substantiële extra kosten voor de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie zou veroorzaken.

In het geval van concessies die door een aanbestedende dienst worden gegund met het oog op andere dan de in bijlage II bedoelde activiteiten, kan een waardeverhoging echter niet meer bedragen dan 50 % van de waarde van de oorspronkelijke concessie. In het geval van verscheidene achtereenvolgende wijzigingen geldt deze beperking voor de waarde van elke wijziging. Achtereenvolgende wijzigingen mogen niet ten doel hebben deze richtlijn te omzeilen;

c) indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

i) de behoefte aan wijziging is het gevolg van omstandigheden die een zorgvuldige aanbestedende dienst of aanbestedende instantie niet kon voorzien;

ii) de wijziging verandert de algehele aard van de concessie niet;

iii) in het geval van concessies die door de aanbestedende dienst worden gegund met het oog op andere dan de in bijlage II bedoelde activiteiten, kan een waardeverhoging niet meer bedragen dan 50 % van de waarde van de oorspronkelijke concessie. In het geval van verscheidene achtereenvolgende wijzigingen geldt deze beperking voor de waarde van elke wijziging. Achtereenvolgende wijzigingen mogen niet ten doel hebben de richtlijn te omzeilen.

d) indien de concessiehouder aan wie de concessie aanvankelijk door de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie was gegund, wordt vervangen als gevolg van:

i) een ondubbelzinnige herzieningsclausule of optie overeenkomstig punt a);

ii) rechtsopvolging onder algemene of bijzondere titel in de positie van de oorspronkelijke concessiehouder, ten gevolge van herstructurering van de onderneming, met inbegrip van overname, fusie, acquisitie of insolventie, door een andere ondernemer die voldoet aan de aanvankelijk vastgestelde criteria voor kwalitatieve selectie, mits dit geen andere wezenlijke wijzigingen in de overeenkomst meebrengt en niet is bedoeld om de toepassing van deze richtlijn te omzeilen, of

iii) het op zich nemen van de verplichtingen van de hoofdconcessiehouder ten aanzien van zijn onderaannemers door de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie zelf, indien de nationale wetgeving in die mogelijkheid voorziet;

e) indien de wijzigingen, ongeacht hun waarde, niet wezenlijk zijn in de zin van lid 4.

Aanbestedende diensten of aanbestedende instanties die in de onder de punten b) en c) van dit lid genoemde gevallen een concessie hebben gewijzigd, maken een daartoe strekkende aankondiging bekend in het Publicatieblad van de Europese Unie. Een dergelijke aankondiging bevat de in bijlage XI omschreven informatie en wordt gepubliceerd overeenkomstig artikel 33;

2.  Concessies kunnen zonder toetsing aan de voorwaarden van de punten a) tot en met d) van lid 4 en zonder nieuwe concessieprocedure overeenkomstig deze richtlijn eveneens worden gewijzigd indien de waarde van de wijziging beneden beide volgende waarden blijft:

i) de drempel bepaald in artikel 8, en

ii) 10 % van de waarde van de oorspronkelijke concessie.

De wijziging mag de algehele aard van de concessie niet wijzigen. In het geval van verscheidene opeenvolgende wijzigingen wordt de waarde beoordeeld op basis van de netto cumulatieve waarde van de opeenvolgende wijzigingen.

3.  Voor de berekening van de in lid 2 en lid 1, onder b) en c), van dit artikel bedoelde waarde wordt — voor zover de overeenkomst in een indexeringsclausule voorziet — de geactualiseerde waarde als referentiewaarde gehanteerd. Indien de concessie geen indexeringsclausule bevat, wordt bij de berekening van de geactualiseerde waarde rekening gehouden met de gemiddelde inflatie in de lidstaat van de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie.

4.  Een wijziging van een concessie gedurende de looptijd ervan wordt wezenlijk geacht in de zin van lid 1, onder e), wanneer de concessie hierdoor materieel komt te verschillen van de oorspronkelijke concessie. Behoudens leden 1 en 2 wordt een wijziging in elk geval geacht wezenlijk te zijn wanneer aan één of meer van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de wijziging voorziet in voorwaarden die, als zij deel hadden uitgemaakt van de oorspronkelijke concessiegunningsprocedure, de toelating van andere dan de aanvankelijk geselecteerde inschrijvers en de aanvaarding van een andere inschrijving dan het oorspronkelijk aanvaarde mogelijk zouden hebben gemaakt of bijkomende deelnemers aan de concessiegunningsprocedure zouden hebben aangetrokken;

b) de wijziging verandert het economische evenwicht van de concessie ten gunste van de concessiehouder op een wijze die niet was voorzien in de oorspronkelijke concessie;

c) de wijziging verruimt de reikwijdte van de concessie in aanzienlijke mate;

d) indien de concessiehouder aan wie de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie de concessie aanvankelijk had gegund, wordt vervangen door een nieuwe concessiehouder in andere gevallen dan die bedoeld in lid 1, onder d).

5.  Een nieuwe concessiegunningsprocedure overeenkomstig deze richtlijn is vereist voor andere wijzigingen van de bepalingen van een concessie gedurende de looptijd dan die bedoeld in de leden 1 en 2.

Artikel 44

Beëindiging van concessies

De lidstaten zorgen ervoor dat aanbestedende diensten en aanbestedende instanties onder de bij het toepasselijke nationale recht bepaalde voorwaarden een concessie gedurende de looptijd ervan kunnen beëindigen wanneer aan één of meer van de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de concessie is gewijzigd, waardoor een nieuwe concessiegunningsprocedure in de zin van artikel 43 vereist zou zijn geweest;

b) de concessiehouder verkeerde op het moment van de gunning van de concessie in een van de situaties als bedoeld in artikel 38, lid 4, en had derhalve uitgesloten moeten worden van de concessiegunningsprocedure;

c) het Hof van Justitie van de Europese Unie stelt in een procedure overeenkomstig artikel 258 VWEU vast dat een lidstaat zijn verplichtingen krachtens de Verdragen niet is nagekomen wegens het feit dat een tot die lidstaat behorende aanbestedende dienst of aanbestedende instantie de betrokken concessie heeft gegund zonder te voldoen aan haar verplichtingen krachtens de Verdragen en deze richtlijn.

Artikel 45

Toezicht en rapportage

1.  Teneinde een correcte en efficiënte uitvoering te kunnen garanderen, zorgen de lidstaten ervoor dat ten minste de in dit artikel beschreven taken worden uitgevoerd door één of meer instanties of structuren. Zij stellen de Commissie in kennis van alle instanties of structuren die bevoegd zijn voor deze taken.

2.  De lidstaten zorgen ervoor dat toezicht wordt gehouden op de toepassing van de regels voor de gunning van concessieovereenkomsten. Wanneer de toezichtinstanties of -structuren specifieke schendingen, zoals fraude, corruptie, belangenconflicten en andere ernstige onregelmatigheden, of systeemgebonden problemen constateren, zijn zij bevoegd deze schendingen of problemen ter attentie te brengen van nationale auditinstanties, rechterlijke instanties of andere passende instanties of structuren, zoals de ombudsman, nationale parlementen of commissies daarvan.

3.  De resultaten van de toezichtactiviteiten op grond van lid 2 worden aan het publiek beschikbaar gesteld door middel van passende informatiemiddelen.

De Commissie kan, maar niet vaker dan om de drie jaar, de lidstaten verzoeken haar een toezichtverslag toe te zenden met een overzicht van de meest voorkomende oorzaken van verkeerde toepassing van de regels voor de gunning van concessieovereenkomsten, met inbegrip van mogelijke structurele of herhaaldelijk terugkerende problemen bij de toepassing van de regels, waaronder eventuele gevallen van fraude en andere onwettige gedragingen.

4.  De lidstaten zorgen ervoor dat er gratis informatie en toelichting inzake de interpretatie en toepassing van het Unierecht voor de gunning van concessies beschikbaar is, teneinde aanbestedende diensten en aanbestedende instanties en ondernemers te begeleiden bij het op correcte wijze toepassen van de Unieregels.



TITEL IV

WIJZIGINGEN VAN DE RICHTLIJNEN 89/665/EEG EN 92/13/EEG

Artikel 46

Wijzigingen in Richtlijn 89/665/EEG

Richtlijn 89/665/EG wordt als volgt gewijzigd:

1) Artikel 1 wordt lid 1 wordt vervangen door:

„1.  Deze richtlijn is van toepassing op opdrachten als bedoeld in Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad ( *1 ) tenzij deze opdrachten overeenkomstig de artikelen 7, 8, 9, 10, 11, 12, 15, 16, 17 en 37 van die richtlijn worden uitgesloten.

Deze richtlijn is eveneens van toepassing op concessies die worden gegund door aanbestedende diensten, als bedoeld in Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad ( *2 ) tenzij die concessies zijn uitgesloten overeenkomstig de artikelen 10, 11, 12, 17 en 25 van die richtlijn.

Tot de opdrachten in de zin van deze richtlijn behoren overheidsopdrachten, raamovereenkomsten, concessies voor werken en diensten en dynamische aankoopsystemen.

De lidstaten nemen met betrekking tot opdrachten die binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2014/24/EU of Richtlijn 2014/23/EU vallen, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat tegen door de aanbestedende diensten genomen besluiten op doeltreffende wijze en vooral zo snel mogelijk beroep kan worden ingesteld overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 2 septies van deze richtlijn, op grond van het feit dat door die besluiten het Unierecht inzake overheidsopdrachten of de nationale voorschriften waarin dat Unierecht is omgezet, geschonden zijn.

2) Artikel 2 bis, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:

a) de eerste alinea wordt vervangen door:

„Het sluiten van de overeenkomst volgende op het besluit tot gunning van een onder Richtlijn 2014/24/EU of Richtlijn 2014/23/EU vallende opdracht kan niet geschieden vóór het verstrijken van een termijn van ten minste 10 kalenderdagen, ingaande op de dag na de datum waarop het besluit tot gunning van de opdracht per faxbericht of langs elektronische weg aan de betrokken inschrijvers en gegadigden is gezonden of, indien andere communicatiemiddelen worden gebruikt, vóór het verstrijken van een termijn van hetzij ten minste 15 kalenderdagen, ingaande op de dag na de datum waarop het besluit tot gunning van de opdracht aan de betrokken inschrijvers en gegadigden is gezonden, of, hetzij van ten minste 10 kalenderdagen, ingaande op de dag na de datum waarop het besluit tot gunning van de opdracht is ontvangen.”;

b) in de vierde alinea wordt het eerste streepje vervangen door:

„— een samenvattende beschrijving van de relevante redenen uiteengezet in artikel 55, lid 2, van Richtlijn 2014/24/EU, behoudens de bepalingen van artikel 55, lid 3, van die richtlijn, of in artikel 40, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2014/23/EU, behoudens artikel 40, lid 2, van die richtlijn, en”.

3) Artikel 2 ter wordt als volgt gewijzigd:

a) in het eerste lid:

i) wordt punt a) vervangen door:

„a) indien Richtlijn 2014/24/EU of, in voorkomend geval, Richtlijn 2014/23/EU geen voorafgaande bekendmaking van de aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie vereist;”;

ii) punt c) wordt vervangen door:

„c) wanneer het gaat om opdrachten op grond van een raamovereenkomst, als bepaald in artikel 33 van Richtlijn 2014/24/EU, en wanneer het gaat om specifieke opdrachten op grond van een dynamisch aankoopsysteem, als bepaald in artikel 34 van die richtlijn.”;

b) in de tweede alinea worden het eerste en het tweede streepje vervangen door:

 het een inbreuk op artikel 33, lid 4, onder c), of op artikel 34, lid 6, van Richtlijn 2014/24/EU betreft, en

 de geraamde waarde van de opdracht gelijk is aan of groter is dan de in artikel 4 van Richtlijn 2014/24/EU beschreven drempelbedragen”.

4) In artikel 2 quater wordt „Richtlijn 2004/18/EG” vervangen door „Richtlijn 2014/24/EU of Richtlijn 2014/23/EU”.

5) Artikel 2 quinquies wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1:

i) wordt punt a) vervangen door:

„a) indien de aanbestedende dienst een opdracht heeft gegund zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie, zonder dat dit op grond van Richtlijn 2014/24/EU of Richtlijn 2014/23/EU is toegestaan”;

ii) in punt b) wordt „Richtlijn 2004/18/EG” vervangen door „Richtlijn 2014/24/EU of Richtlijn 2014/23/EU”;

b) in lid 4 wordt het eerste streepje vervangen door:

„— de aanbestedende dienst van mening is dat de gunning van een opdracht zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie op grond van Richtlijn 2014/24/EU of Richtlijn 2014/23/EU is toegestaan”;

c) in lid 5 wordt het eerste streepje vervangen door:

„— de aanbestedende dienst van oordeel is dat de gunning van een opdracht in overeenstemming is met artikel 33, lid 4, onder c), of artikel 34, lid 6, van Richtlijn 2014/24/EU,”.

6) Artikel 2 septies, lid 1, onder a), wordt vervangen door het volgende:

„a) voor er minstens 30 kalenderdagen zijn verstreken na de dag na de datum waarop:

 de aanbestedende dienst de aankondiging van de gegunde opdracht bekendmaakte overeenkomstig artikelen 50 en 51 van Richtlijn 2014/24/EU of de artikelen 31 en 32 van Richtlijn 2014/23/EU, mits deze aankondiging ook de rechtvaardiging bevat van de beslissing van de aanbestedende dienst om de opdracht te gunnen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging van de opdracht in het Publicatieblad van de Europese Unie, of

 de aanbestedende dienst de betrokken inschrijvers en gegadigden in kennis stelde van de sluiting van de overeenkomst, op voorwaarde dat die kennisgeving vergezeld gaat van een samenvattende beschrijving van de relevante redenen beschreven in artikel 55, lid 2, van Richtlijn 2014/24/EU, behoudens artikel 55, lid 3, van die richtlijn, of in artikel 40, lid 1, van Richtlijn 2014/23/EU, behoudens de bepalingen van artikel 40, lid 2, van die richtlijn. Deze keuzemogelijkheid is ook van toepassing op de in artikel 2 ter, lid 1, onder c), van deze richtlijn bedoelde gevallen.”;

7) Artikel 3, lid 1, wordt vervangen door:

„1.  De Commissie kan de procedure van de leden 2 tot en met 5 hanteren, wanneer zij, vóór de sluiting van een overeenkomst, van oordeel is dat er een ernstige inbreuk op de Uniewetgeving inzake overheidsopdrachten is gepleegd tijdens een gunningsprocedure die binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2014/24/EU of Richtlijn 2014/23/EU valt.”.

Artikel 47

Wijzigingen in Richtlijn 92/13/EEG

Richtlijn 92/13/EG wordt als volgt gewijzigd:

1) Artikel 1, lid 1, wordt vervangen door:

„1.  Deze richtlijn is van toepassing op opdrachten als bedoeld in Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad ( *3 ) tenzij deze opdrachten overeenkomstig de artikelen 18 tot en met 24, artikelen 27 tot en met 30, artikel 34 of 55 van die richtlijn zijn uitgesloten.

Tot de opdrachten in de zin van deze richtlijn behoren opdrachten voor leveringen, werken en diensten, concessies voor werken en concessies voor diensten, raamovereenkomsten en dynamische aankoopsystemen.

Deze richtlijn is eveneens van toepassing op concessies die worden gegund door aanbestedende instanties, als bedoeld in Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad ( *4 ) tenzij die opdrachten zijn uitgesloten overeenkomstig de artikelen 10, 12, 13, 14, 16, 17 en 25 van die richtlijn.

De lidstaten nemen met betrekking tot opdrachten die binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2014/25/EU of Richtlijn 2014/23/EU vallen, de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat tegen door de aanbestedende instanties genomen besluiten op doeltreffende wijze en vooral zo snel mogelijk beroep kan worden ingesteld overeenkomstig de artikelen 2 tot en met 2 septies van deze richtlijn, op grond van het feit dat door die besluiten het Unierecht inzake overheidsopdrachten of de nationale voorschriften waarin dat Unierecht is omgezet, geschonden zijn

2) Artikel 2 bis, lid 2, wordt als volgt gewijzigd:

a) de eerste alinea wordt vervangen door:

„Het sluiten van de overeenkomst volgende op het besluit tot gunning van een onder Richtlijn 2014/25/EU of Richtlijn 2014/23/EU vallende opdracht kan niet geschieden vóór het verstrijken van een termijn van ten minste 10 kalenderdagen, ingaande op de dag na de datum waarop het besluit tot gunning van de opdracht per faxbericht of langs elektronische weg aan de betrokken inschrijvers en gegadigden is gezonden of, indien andere communicatiemiddelen worden gebruikt, vóór het verstrijken van een termijn van hetzij ten minste 15 kalenderdagen, ingaande op de dag na de datum waarop het besluit tot gunning van de opdracht aan de betrokken inschrijvers en gegadigden is gezonden, of, hetzij van ten minste 10 kalenderdagen, ingaande op de dag na de datum waarop het besluit tot gunning van de opdracht is ontvangen.”;

b) in de vierde alinea wordt het eerste streepje vervangen door:

„— een samenvattende beschrijving van de relevante redenen als bedoeld in artikel 75, lid 2, van Richtlijn 2014/25/EU behoudens artikel 75, lid 3, van die richtlijn of in artikel 40, lid 1, van Richtlijn 2014/23/EU, behoudens de bepalingen van artikel 40, lid 2, van die richtlijn, en”.

3) Artikel 2 ter wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1:

i) wordt punt a) vervangen door:

„a) wanneer Richtlijn 2014/25/EU of, in voorkomend geval, Richtlijn 2014/23/EU geen voorafgaande bekendmaking van een aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie vereist;”;

ii) wordt punt c) vervangen door:

„c) wanneer het gaat om specifieke opdrachten op grond van een dynamiscaankoopsysteem overeenkomstig artikel 52 van Richtlijn 2014/25/EU.”;

b) in lid 2 het eerste en het tweede streepje vervangen door:

„— er een inbreuk is op artikel 52, lid 6, van Richtlijn 2014/25/EU, en

 de geraamde waarde van de opdracht gelijk is aan of groter is dan de in artikel 15 van Richtlijn 2014/25/EU beschreven drempelbedragen.”.

4) Artikel 2 quater wordt „Richtlijn 2004/17/EG” vervangen door „Richtlijn 2014/25/EU of Richtlijn 2014/23/EU.”.

5) Artikel 2 quinquies wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1

i) wordt punt a) vervangen door:

„a) indien de aanbestedende instantie een opdracht heeft gegund zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie, zonder dat dit op grond van Richtlijn 2014/25/EU of Richtlijn 2014/23/EU is toegestaan”;

ii) wordt „Richtlijn 2004/17/EG” vervangen door „Richtlijn 2014/25/EU of Richtlijn 2014/23/EU”;

b) in lid 4 wordt het eerste streepje vervangen door:

„— de aanbestedende instantie van mening is dat de gunning van een opdracht zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie op grond van Richtlijn 2014/25/EU of Richtlijn 2014/23/EU is toegestaan;”;

c) in lid 5 wordt het eerste streepje vervangen door:

„— de aanbestedende dienst van oordeel is dat de gunning van een opdracht in overeenstemming is met artikel 52, lid 6, van Richtlijn 2014/25/EU,”.

6) In artikel 2 septies, lid 1, wordt punt a) vervangen door:

„a) voor er minstens 30 kalenderdagen zijn verstreken na de dag na de datum waarop

 de aanbestedende instantie de aankondiging van de gegunde opdracht bekendmaakte overeenkomstig de artikelen 70 en 71 van Richtlijn 2014/25/EU of de artikelen 31 en 32 van Richtlijn 2014/23/EU op voorwaarde dat deze aankondiging ook de rechtvaardiging bevat van de beslissing van de aanbestedende instantie om de opdracht te gunnen zonder voorafgaande bekendmaking van een aankondiging in het Publicatieblad van de Europese Unie, of

 de aanbestedende instantie de betrokken inschrijvers en gegadigden in kennis stelde van de sluiting van de overeenkomst, op voorwaarde dat die kennisgeving vergezeld gaat van een samenvattende beschrijving van de relevante redenen beschreven in artikel 75, lid 2, van Richtlijn 2014/25/EU, onder voorbehoud van artikel 75, lid 3, van die richtlijn of in artikel 40, lid 1, tweede alinea, van Richtlijn 2014/23/EU, behoudens artikel 40, lid 2, van die richtlijn. Deze optie is ook van toepassing op de in artikel 2 ter, onder c), eerste alinea, bedoelde gevallen;”.

7) In artikel 8 wordt lid 1 vervangen door:

„1.  De Commissie kan de procedure voorzien in de leden 2 tot en met 5 hanteren wanneer zij, vóór de sluiting van een overeenkomst, van oordeel is dat er een ernstige inbreuk op de Uniewetgeving inzake overheidsopdrachten is gepleegd tijdens een gunningsprocedure die binnen de werkingssfeer van Richtlijn 2014/25/EU of Richtlijn 2014/23/EU valt, dan wel met betrekking tot artikel 26, lid 1,van Richtlijn 2014/25/EU voor de aanbestedende instanties waarop die bepaling van toepassing is.”.



TITEL V

GEDELEGEERDE BEVOEGDHEDEN, UITVOERINGSBEVOEGDHEDEN EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 48

Uitoefening van de bevoegdheidsdelegatie

1.  De bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen, wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit artikel neergelegde voorwaarden.

2.  De in de artikel 7, lid 3, artikel 9, lid 4, artikel 27, lid 2, artikel 30, lid 4, bedoelde bevoegdheid om gedelegeerde handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met ingang van 17 april 2014.

3.  Het Europees Parlement of de Raad kan de in de artikelen 7, lid 3, artikel 9, lid 4, artikel 27, lid 2, en artikel 30, lid 4, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de bekendmaking ervan in hetPublicatieblad van de Europese Unie of op een daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht zijnde gedelegeerde handelingen onverlet

4.  Zodra de Commissie een gedelegeerde handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het Europees Parlement en de Raad.

5.  Een overeenkomstig artikel 7, lid 3, artikel 9, lid 4, artikel 27, lid 2 en artikel 30, lid 4, vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het Europees Parlement noch de Raad binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad daartegen bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor het verstrijken van de termijn van twee maanden de Commissie heeft meegedeeld daartegen geen bezwaar te zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd.

Artikel 49

Spoedprocedure

1.  Een overeenkomstig dit artikel vastgestelde gedelegeerde handeling treedt onverwijld in werking en is van toepassing zolang geen bezwaar wordt gemaakt overeenkomstig lid 2. In de kennisgeving van de gedelegeerde handeling aan het Europees Parlement en de Raad wordt vermeld om welke redenen gebruik wordt gemaakt van de spoedprocedure.

2.  Het Europees Parlement of de Raad kan overeenkomstig de in artikel 48, lid 5, bedoelde procedure bezwaar maken tegen een gedelegeerde handeling. In dat geval trekt de Commissie de handeling onverwijld in na de kennisgeving van het besluit waarbij het Europees Parlement of de Raad bezwaar maakt.

Artikel 50

Comitéprocedure

1.  De Commissie wordt bijgestaan door het Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten, dat is ingesteld bij Besluit 71/306/EEG van de Raad ( 16 ). Dat comité is een comité in de zin van Verordening (EU) nr. 182/2011.

2.  Wanneer naar dit artikel wordt verwezen, is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing.

Artikel 51

Omzetting

1.  De lidstaten doen de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op 18 april 2016 aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de Commissie de tekst van deze bepalingen onverwijld mee.

Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen, wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking ervan naar deze richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de lidstaten.

2.  De lidstaten delen de Commissie de tekst van de belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze richtlijn vallende gebied vaststellen.

Artikel 52

Overgangsbepalingen

Verwijzingen naar lid 3, onder a) en b), van artikel 1 van Richtlijn 2004/17/EG en artikel 1, leden 3 en 4, en titel III van Richtlijn 2004/18/EG worden als verwijzingen naar deze richtlijn opgevat.

Artikel 53

Toezicht en rapportage

De Commissie evalueert de economische gevolgen voor de interne markt, met name in verband met factoren als de grensoverschrijdende gunning van overeenkomsten en transactiekosten, die voortvloeien uit de toepassing van de in artikel 8 vastgestelde drempelbedragen en brengt daarover uiterlijk op 18 april 2019 verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad. Tijdens de onderhandelingen in het kader van de GPA-overeenkomst wordt, rekening houdend met de inflatie en de transactiekosten, onderzocht of de drempelwaarden passend zijn. De Commissie overweegt waar mogelijk en passend of zij in de volgende onderhandelingsronde een verhoging van de in het kader van de GPA-overeenkomst geldende drempelbedragen moet voorstellen.

In geval van wijziging van de krachtens de GPA-overeenkomst geldende drempelbedragen wordt het verslag, in voorkomend geval, gevolgd door een wetgevingsvoorstel tot wijziging van de in deze richtlijn vastgestelde drempelwaarden.

De Commissie beoordeelt tevens, rekening houdend met de specifieke structuren van de watersector, de economische gevolgen van de in artikel 12 vastgestelde uitsluitingen voor de interne markt en brengt daarover op 18 april 2019 verslag uit aan het Europees Parlement en de Raad.

De Commissie evalueert het functioneren van deze richtlijn en brengt uiterlijk op 18 april 2021 en vervolgens om de vijf jaar aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit op basis van de informatie die de lidstaten overeenkomstig artikel 45, lid 3, verstrekken.

De Commissie maakt de resultaten van de overeenkomstig de vierde alinea uitgevoerde evaluatie openbaar.

Artikel 54

Inwerkingtreding

Deze richtlijn treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Deze richtlijn is niet van toepassing op de gunning van concessies die vóór 17 april 2014 zijn aanbesteed of gegund.

Artikel 55

Adressaten

Deze richtlijn is gericht tot de lidstaten.




BIJLAGE I



LIJST VAN DE IN ARTIKEL 5, PUNT 7), BEDOELDE ACTIVITEITEN (1)

NACE Rev.1 (2)

CPV-code

SECTIE F

BOUWNIJVERHEID

Afdeling

Groep

Klasse

Omschrijving

Opmerkingen

45

 

 

Bouwnijverheid

Deze afdeling omvat:

nieuwbouw, restauratiewerk en gewone reparaties.

45000000

 

45.1

 

Het bouwrijp maken van terreinen

 

45100000

 

 

45.11

Slopen van gebouwen; grondverzet

Deze klasse omvat:

— het slopen van gebouwen en andere bouwwerken;

— het ruimen van bouwterreinen,

— grondverzet: graven, ophogen, egaliseren en nivelleren van bouwterreinen, graven van sleuven en geulen, verwijderen van rotsen, grondverzet met behulp van explosieven enz.

— het geschikt maken van terreinen voor mijnbouw:

— verwijderen van deklagen en overige werkzaamheden in verband met de ontsluiting van delfstoffen en de voorbereiding van de ontginning.

Deze klasse omvat voorts:

— de drainage van bouwterreinen.

— de drainage van land- en bosbouwgrond.

45110000

 

 

45.12

Proefboren en boren

Deze klasse omvat:

— het proefboren en het nemen van bodemmonsters ten behoeve van de bouw of voor geofysische, geologische of dergelijke doeleinden.

Deze klasse omvat niet:

— het boren van putten voor de aardolie- of aardgaswinning, zie 11.20;

— het boren van waterputten, zie 45.25;

— het delven van mijnschachten, zie 45.25;

— de aardolie- en aardgasexploratie en geofysisch, geologisch en seismisch onderzoek, zie 74.20.

45120000

 

45.2

 

Burgerlijke en utiliteitsbouw; weg- en waterbouw

 

45200000

 

 

45.21

Algemene bouwkundige en civieltechnische werken

Deze klasse omvat:

— de bouw van alle soorten gebouwen; de uitvoering van civieltechnische werken;

— bruggen, inclusief die voor verhoogde wegen, viaducten, tunnels en ondergrondse doorgangen;

— pijpleidingen, kabels en hoogspanningsleidingen over lange afstand;

— pijpleidingen, kabels en hoogspanningsleidingen in de bebouwde kom;

— bijkomende werken;

— het monteren en optrekken van geprefabriceerde constructies ter plaatse.

Deze klasse omvat niet:

— diensten in verband met aardolie- en aardgaswinning, zie 11.20;

— het optrekken van volledige geprefabriceerde constructies van zelfvervaardigde onderdelen, niet van beton, zie 20, 26, 28;

— bouwwerkzaamheden aan of in stadions, zwembaden, sporthallen, tennisbanen, golfterreinen en andere sportaccommodaties, andere dan het optrekken van gebouwen, zie 45.23;

— installatiewerkzaamheden, zie 45.3;

— de afwerking van gebouwen, zie 45.4;

— architecten en ingenieurs, zie 74.20;

— projectbeheer voor de bouw, zie 74.20.

45210000

behalve:

– 45213316

45220000

45231000

45232000

 

 

45.22

Dakbedekking en bouw van dakconstructies

Deze klasse omvat:

— de bouw van daken;

— dakbedekking;

— het waterdicht maken.

45261000

 

 

45.23

Bouw van autowegen en andere wegen, vliegvelden en sportfaciliteiten

Deze klasse omvat:

— de bouw van autowegen, straten en andere wegen en paden voor voertuigen en voetgangers;

— de bouw van spoorwegen;

— de bouw van start- en landingsbanen;

— bouwwerkzaamheden aan of in stadions, zwembaden, sporthallen, tennisbanen, golfterreinen en andere sportaccommodaties, andere dan het optrekken van gebouwen;

— het schilderen van markeringen op wegen en parkeerplaatsen.

Deze klasse omvat niet:

— voorafgaand grondverzet, zie 45.11.

45212212 en DA03

45230000

behalve:

– 45231000

– 45232000

– 45234115

 

 

45.24

Waterbouw

Deze klasse omvat:

— het verrichten of aanleggen van: — waterwegen, haven- en rivierwerken, jachthavens, sluizen, enz.;

— dammen en dijken;

— baggerwerk;

— werkzaamheden onder water.

45240000

 

 

45.25

Overige gespecialiseerde werkzaamheden in de bouw

Deze klasse omvat:

— gespecialiseerde bouwwerkzaamheden ten behoeve van diverse bouw werken, waarvoor specifieke ervaring of een speciale uitrusting nodig is;

— bouw van funderingen, inclusief heien;

— boren en aanleggen van waterputten, delven van mijnschachten;

— opbouw van niet zelf vervaardigde elementen van staal;

— buigen van staal;

— metselen, inclusief zetten van natuursteen;

— optrekken en afbreken van steigers en werkplatforms, inclusief verhuur van steigers en werkplatforms;

— bouw van schoorstenen en industriële ovens.

Deze klasse omvat niet:

— de verhuur van steigers zonder optrekken en afbreken, zie 71.32.

45250000

45262000

 

45.3

 

Bouwinstallatie

 

45300000

 

 

45.31

Elektrische installatie

Deze klasse omvat:

de installatie in gebouwen en andere bouwwerken van:

— elektrische bedrading en toebehoren;

— telecommunicatiesystemen;

— elektrischeverwarmingssystemen;

— antennes;

— brandalarmsystemen;

— inbraakalarmsystemen;

— liften en roltrappen;

— bliksemafleiders enz.

45213316

45310000

behalve:

– 45316000

 

 

45.32

Isolatie

Deze klasse omvat:

— het aanbrengen in gebouwen en andere bouwwerken van isolatie materiaal (warmte, geluid, trillingen).

Deze klasse omvat niet:

— het waterdicht maken, zie 45.22.

45320000

 

 

45.33

Loodgieterswerk

Deze klasse omvat:

— de installatie in gebouwen en andere bouwwerken van:

— waterleidingen en artikelen voor sanitair gebruik;

— gasaansluitingen;

— apparatuur en leidingen voor verwarming, ventilatie, koeling en klimaatregeling;

— sprinklerinstallaties.

Deze klasse omvat niet:

— de installatie van elektrischeverwarmings installaties, zie 45.31.

45330000

 

 

45.34

Overige bouwinstallatie

Deze klasse omvat:

— de installatie van verlichtings- en signaleringssystemen voor wegen, spoorwegen, luchthavens en havens;

— de installatie in en aan gebouwen en andere bouwwerken van toebehoren, niet elders geklasseerd.

45234115

45316000

45340000

 

45.4

 

Afwerking van gebouwen

 

45400000

 

 

45.41

Stukadoorswerk

Deze klasse omvat:

— het aanbrengen van pleister- en stukadoorswerk (inclusief het aanbrengen van een hechtgrond) aan de binnen- of buitenzijde van gebouwen en andere bouwwerken.

45410000

 

 

45.42

Schrijnwerk

Deze klasse omvat:

— het plaatsen van niet zelf vervaardigde deuren, vensters, kozijnen, inbouwkeukens, trappen, winkelinrichtingen en dergelijke, van hout of van ander materiaal;

— de binnenafwerking, zoals plafonds, wandbekleding van hout, verplaatsbare tussenwanden enz.

Deze klasse omvat niet:

— het leggen van parket of andere houten vloerbedekking, zie 45.43.

45420000

 

 

45.43

Vloer- en wandafwerking

Deze klasse omvat:

— het aanbrengen in gebouwen en andere bouwwerken van:

— vloer- of wandtegels van keramische stoffen, beton of gehouwen steen;

— parket of andere houten vloerbedekking, tapijt en vloerbedekking van linoleum,

— rubber of kunststof;

— vloerbedekking en wandbekleding van terrazzo, marmer, graniet of lei;

— behang.

45430000

 

 

45.44

Schilderen en glaszetten

Deze klasse omvat:

— het schilderen van het binnen- en buitenwerk van gebouwen;

— het schilderen van wegen- en waterbouwkundige werken;

— het aanbrengen van glas, spiegels enz.

Deze klasse omvat niet:

— de installatie van vensters, zie 45.42.

45440000

 

 

45.45

Overige werkzaamheden in verband met de afwerking van gebouwen

Deze klasse omvat:

— de installatie van particuliere zwembaden;

— gevelreiniging met behulp van stoom, door middel van zandstralen enz.;

— overige werkzaamheden in verband met de afwerking van gebouwen, n.e.g.

Deze klasse omvat niet:

— het reinigen van het interieur van gebouwen en andere bouwwerken, zie 74.70.

45212212 en DA04

45450000

 

45.5

 

Verhuur van bouw- of sloopmachines met bedieningspersoneel

 

45500000

 

 

45.50

Verhuur van bouw- of sloopmachines met bedieningspersoneel

Deze klasse omvat niet

— de verhuur van bouw- en sloopmachines zonder bedienings personeel, zie 71.32.

45500000

(1)   Bij verschillen tussen CPV en NACE, is de CPV-nomenclatuur van toepassing.

(2)   Verordening (EEG) nr. 3037/90 van de Raad van 9 oktober 1990 betreffende de statistische nomenclatuur van de economische activiteiten in de Europese Gemeenschap (PB L 293 van 24.10.1990, blz. 1).




BIJLAGE II

ACTIVITEITEN UITGEOEFEND DOOR DE IN ARTIKEL 7 BEDOELDE AANBESTEDENDE INSTANTIES

De bepalingen van deze richtlijn betreffende door aanbestedende instanties gegunde concessies zijn van toepassing op de volgende activiteiten:

1. Wat gas en warmte betreft:

a) de beschikbaarstelling of exploitatie van vaste netten bestemd voor openbaredienstverlening op het gebied van de productie, het vervoer of de distributie van gas of warmte;

b) de gas- of warmtetoevoer aan deze netten.

▼C1

De toevoer van gas of warmte aan vaste netten bestemd voor openbaredienstverlening door een aanbestedende instantie als bedoeld in artikel 7, lid 1, onder b) en c), wordt niet als een in de eerste alinea bedoelde activiteit beschouwd, wanneer alle volgende voorwaarden zijn vervuld:

▼B

i) de productie van gas of warmte door de aanbestedende instantie is het onvermijdelijke resultaat van de uitoefening van een andere activiteit dan de in dit punt of in de punten 2 en 3 van deze bijlage bedoelde activiteiten;

ii) de toevoer aan het openbare net heeft uitsluitend tot doel deze productie op economisch verantwoorde wijze te exploiteren en stemt overeen met ten hoogste 20 % van de omzet van de aanbestedende instantie berekend als het gemiddelde over de laatste drie jaren, met inbegrip van het lopende jaar.

Voor de toepassing van deze richtlijn omvat toevoer de (productie van en) de groothandel en kleinhandel in gas. De productie van gas in de vorm van winning valt echter onder punt 4 van deze bijlage.

2. Wat elektriciteit betreft:

a) de beschikbaarstelling of exploitatie van vaste netten bestemd voor openbaredienstverlening op het gebied van de productie, het vervoer of de distributie van elektriciteit;

b) de elektriciteitstoevoer aan deze vaste netten.

Voor de toepassing van deze richtlijn omvat elektriciteitstoevoer de productie van en de groothandel en kleinhandel in elektriciteit.

▼C1

De toevoer van elektriciteit aan netten bestemd voor openbaredienstverlening door een aanbestedende instantie als bedoeld in artikel 4, lid 1, onder b) en c), wordt niet als een in de eerste alinea van dit lid bedoelde activiteit beschouwd, wanneer alle volgende voorwaarden zijn vervuld:

▼B

a) de elektriciteitsproductie door de aanbestedende instantie vindt plaats omdat het verbruik ervan noodzakelijk is voor de uitoefening van een andere activiteit dan de in de punten 1 en 3 van deze bijlage bedoelde activiteiten;

b) de toevoer aan het openbare net hangt slechts van het eigen verbruik van de aanbestedende instantie af en heeft niet meer bedragen dan 30 % van de totale energieproductie van de aanbestedende instantie berekend als het gemiddelde over de laatste drie jaar, met inbegrip van het lopende jaar.

3. Activiteiten die het ter beschikking stellen of exploiteren van netten bestemd voor openbaredienstverlening op het gebied van vervoer per trein, automatische systemen, tram, trolleybus of autobus of kabel beogen.

Ten aanzien van vervoerdiensten wordt een net geacht te bestaan indien de dienst wordt verricht onder door een bevoegde instantie van een lidstaat gestelde operationele voorwaarden, zoals de te volgen routes, de beschikbaar te stellen capaciteit of de frequentie van de dienst.

4. Activiteiten die de exploitatie van een geografisch gebied beogen met het oog op de terbeschikkingstelling aan lucht-, zee- of riviervervoerders van luchthaven-, zeehaven-, binnenhaven- of andere aanlandingsfaciliteiten.

5. Activiteiten betreffende de verrichting van:

a) postdiensten;

b) andere diensten dan postdiensten, op voorwaarde dat dergelijke diensten worden aangeboden door een instantie die ook postdiensten in de zin van dit punt, onder ii), aanbiedt, en dat met betrekking tot de onder de tweede alinea, onder ii), vallende diensten niet is voldaan aan de in artikel 34, lid 1, van Richtlijn 2014/25/EU genoemde voorwaarden.

Voor de toepassing van deze richtlijn en onverminderd Richtlijn 97/67/EG wordt verstaan onder:

i) „postzending”: geadresseerde zending in de definitieve vorm waarin zij moet worden verstuurd, ongeacht het gewicht. Naast brievenpost worden bijvoorbeeld als postzending aangemerkt: boeken, catalogi, kranten, tijdschriften en postpakketten die goederen met of zonder handelswaarde bevatten, ongeacht het gewicht;

ii) „postdiensten”: diensten welke bestaan in het ophalen, sorteren, vervoeren en bestellen van postzendingen. Deze diensten omvatten zowel diensten die binnen als diensten die buiten het toepassingsgebied van de overeenkomstig Richtlijn 97/67/EG ingestelde universele dienst vallen;

iii) „andere diensten dan postdiensten”: diensten die op de volgende gebieden worden geleverd:

 beheer van postdiensten (diensten die zowel voor als na de zending worden geleverd, inclusief „mailroom management services”);

 diensten die geen betrekking hebben op onder a) vallende postdiensten, zoals niet-geadresseerde direct mail.

6. Activiteiten die de exploitatie van een geografisch gebied beogen met het oog op:

a) de winning van olie of gas;

b) de prospectie of winning van steenkool of andere vaste brandstoffen.




BIJLAGE III

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 7, LID 2, ONDER b), BEDOELDE RECHTSHANDELINGEN VAN DE EUROPESE UNIE

Rechten die zijn verleend door middel van een procedure waarbij voor toereikende publiciteit is gezorgd en waarbij de verlening van die rechten gebaseerd was op objectieve criteria, vormen geen „bijzondere of uitsluitende rechten” in de zin van deze richtlijn. Hieronder volgt een lijst van procedures, die voor toereikende voorafgaande transparantie zorgen, voor het verlenen van vergunningen op basis van andere wetgevingshandelingen van de Europese Unie die geen „bijzondere of uitsluitende rechten” in de zin van deze richtlijn vormen:

a) het verlenen van een vergunning om aardgasinstallaties te exploiteren in overeenstemming met de procedures vastgesteld in artikel 4 van Richtlijn 2009/73/EG;

b) een vergunning of uitnodiging tot het doen van een offerte voor de bouw van nieuwe installaties voor elektriciteitsproductie in overeenstemming met Richtlijn 2009/72/EG;

c) het verlenen van vergunningen met betrekking tot een postdienst die niet is voorbehouden en niet zal worden voorbehouden, in overeenstemming met de procedures vastgesteld in artikel 9 van Richtlijn 97/67/EG;

d) een procedure voor het verlenen van een vergunning voor activiteiten die de exploitatie van koolwaterstoffen inhouden, in overeenstemming met Richtlijn 94/22/EG;

e) openbaredienstcontracten in de zin van Verordening (EG) nr. 1370/2007 voor het aanbieden van openbare personenvervoersdiensten per bus, tram, spoor of metro, die overeenkomstig artikel 5, lid 3, van die verordening op basis van een aanbestedingsprocedure zijn gegund, mits de duur ervan in overeenstemming is met artikel 4, lid 3 of lid 4, van de verordening.




BIJLAGE IV



DIENSTEN IN DE ZIN VAN ARTIKEL 19

▼C2

CPV-Code

Beschrijving

▼B

79611000-0; 75200000-8; 75231200-6; 75231240-8; 79622000-0 [Diensten voor de terbeschikkingstelling van huishoudelijke hulp]; 79624000-4 [Diensten voor de terbeschikkingstelling van verpleegkundig personeel] en 79625000-1 [Diensten voor de terbeschikkingstelling van medisch personeel] van 85000000-9 tot en met 85323000-9; 85143000-3

98133100-5, 98133000-4, 98200000-5 en 98500000-8 [Particuliere huishoudens met personeel] en 98513000-2 tot en met 98514000-9 [Personeelsdiensten voor huishoudens, Uitzendkrachtdiensten voor huishoudens, Kantoorpersoneelsdiensten voor huishoudens, Tijdelijk personeel voor huishoudens, Thuishulpdiensten en Huishoudelijke diensten]

Gezondheidszorg en maatschappelijke en aanverwante dienstverlening

85321000-5 en 85322000-2, 75000000-6 [Diensten voor openbaar bestuur, defensie en sociale verzekering], 75121000-0, 75122000-7, 75124000-1; van 79995000-5 tot en met 79995200-7; van 80000000-4 [Diensten voor onderwijs en opleiding] tot en met 80660000-8; van 92000000-1 tot en met 92342200-2; van 92360000-2 tot en met 92700000-8;

79950000-8 [Organiseren van tentoonstellingen, beurzen en congressen], 79951000-5 [Organiseren van seminars], 79952000-2 [Diensten voor het organiseren van evenementen], 79952100-3 [Diensten voor het organiseren van culturele evenementen], 79953000-9 [Diensten voor het organiseren van festivals], 79954000-6 [Diensten voor het organiseren van feesten], 79955000-3 [Diensten voor het organiseren van modeshows], 79956000-0 [Diensten voor het organiseren van beurzen en tentoonstellingen]

Administratieve, sociale, onderwijs-, gezondheidszorg- en culturele diensten

75300000-9

Diensten voor verplichte sociale verzekering (1)

75310000-2, 75311000-9, 75312000-6,

75313000-3, 75313100-4, 75314000-0,

75320000-5, 75330000-8, 75340000-1

Uitkeringsdiensten

98000000-3; 98120000-0; 98132000-7; 98133110-8 en 98130000-3

Overige gemeenschaps-, sociale en persoonlijke diensten, met name diensten verleend door vakbonden, door politieke organisaties, door jongerenverenigingen, alsmede diverse diensten door ledenverenigingen

98131000-0

Religieuze diensten

55100000-1 tot en met 55410000-7; 55521000-8 tot en met 55521200-0

[55521000-8 Cateringdiensten voor particulieren, 55521100-9

Warmemaaltijddiensten, 55521200-0 Maaltijdbezorgingsdiensten].

55520000-1 Cateringdiensten, 55522000-5 Catering voor transportbedrijven, 55523000-2 Catering voor ondernemingen of instellingen, uitgezonderd transportbedrijven, 55524000-9 Catering voor scholen

55510000-8 Kantinediensten, 55511000-5 Diensten voor kantines en andere niet-openbare cafetaria’s, 55512000-2 Kantinebeheer, 55523100-3 Verstrekken van schoolmaaltijden

Hotels en restaurants

79100000-5 tot en met 79140000-7; 75231100, -5

Juridische dienstverlening, voor zover niet uitgesloten overeenkomstig artikel 10, lid 8, onder d)

75100000-7 tot en met 75120000-3; 75123000, -4 75125000-8 tot en met 75131000-3

Andere administratieve diensten en overheidsdiensten

75200000-8 tot en met 75231000-4

Diensten ten behoeve van de gemeenschap

75231210-9 tot en met 75231230-5; 75240000-0 tot en met 75252000-7; 794300000, -7 98113100-9

Gevangenis- en aanverwante diensten, diensten voor openbare orde en reddingsdiensten, voor zover niet uitgesloten ingevolge artikel 10, lid 8, onder g)

79700000-1 tot en met 79721000-4 [Opsporings- en beveiligingsdiensten, Beveiligingsdiensten, Diensten voor alarmbewaking, Bewakingsdiensten, Surveillancediensten, Diensten voor opsporingssysteem, Diensten voor het opsporen van voortvluchtigen, Patrouillediensten, Diensten voor het verstrekken van identificatiebadges, Onderzoeksdiensten en Diensten van detectivebureau]

79722000-1 [Grafologische diensten], 79723000-8 [Diensten voor afvalanalyse]

Opsporings- en beveiligingsdiensten

64000000-6 [Post- en telecommunicatiediensten], 64100000-7 [Post- en koeriersdiensten], 64110000-0 [Postdiensten], 64111000-7 [Postdiensten voor kranten en tijdschriften], 64112000-4 [Brievenpostdienst], 64113000-1 [Pakketpostdienst], 64114000-8 [Postkantoordiensten], 64115000-5 [Verhuur van postbussen], 64116000-2 [Poste-restantediensten], 64122000-7 [Interne kantoorbodediensten]

Postdiensten

50116510-9 [Coveren van banden], 71550000-8 [Smederijdiensten]

Diverse diensten

98900000-2 [Diensten verleend door extraterritoriale organisaties en instanties] en 98910000-5 [Diensten specifiek voor internationale organisaties]

Internationale diensten

(1)   Deze diensten vallen niet onder deze richtlijn wanneer zij worden georganiseerd als niet-economische diensten van algemeen belang. Het staat de lidstaten vrij om de verstrekking van verplichte sociale diensten of andere diensten te organiseren als diensten van algemeen belang of als niet-economische diensten van algemeen belang.




BIJLAGE V

INFORMATIE DIE IN CONCESSIEAANKONDIGINGEN IN ARTIKEL 31 BEDOELD MOET WORDEN OPGENOMEN

1. Naam, identificatienummer (wanneer de nationale wetgeving daarin voorziet), adres inclusief NUTS-code, telefoon, fax, e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie en, wanneer verschillend, van de dienst waar aanvullende informatie te verkrijgen is.

2. Soort aanbestedende dienst of instantie en uitgeoefende hoofdactiviteit.

3. Indien de aanvragen inschrijvingen moeten bevatten, het e-mail- of internetadres waar de concessiedocumenten onbeperkt, volledig, rechtstreeks en kosteloos toegankelijk zijn. Wanneer er in de in artikel 34, lid 2, bedoelde gevallen geen kosteloze, rechtstreekse en volledige toegang is, is aangegeven hoe de aanbestedingsstukken kunnen worden ingezien.

4. Beschrijving van de concessie: aard en omvang van de werken, aard en omvang van de diensten, orde van grootte of indicatieve waarde, en, indien mogelijk, looptijd van de overeenkomst. Wanneer de concessie in percelen is verdeeld, wordt deze informatie voor elk perceel verstrekt. In voorkomend geval beschrijving van elke optie.

5. CPV-codes. Wanneer de concessie in percelen is verdeeld, wordt deze informatie voor elk perceel verstrekt.

6. NUTS-code voor de hoofdlocatie van de werken in geval van concessies voor werken of NUTS-code voor de hoofdplaats van uitvoering van concessies voor diensten; wanneer de concessie in percelen is verdeeld, wordt deze informatie voor elk perceel verstrekt.

7. Deelnemingsvoorwaarden, inclusief:

a) in voorkomend geval, vermelding of de concessie is voorbehouden aan sociale werkplaatsen dan wel of de uitvoering ervan is voorbehouden in het kader van programma’s voor beschermde arbeid;

b) in voorkomend geval, vermelding of het verrichten van de dienst ingevolge wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen aan een bepaalde beroepscategorie is voorbehouden; verwijzing naar de desbetreffende wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen;

c) een lijst en korte beschrijving van de selectiecriteria indien van toepassing; eventueel vereiste specifieke minimumeisen ten aanzien van de bekwaamheid; vermelding van vereiste informatie (eigen verklaringen, documentatie).

8. Termijn voor de indiening van aanvragen of de ontvangst van inschrijvingen.

9. De criteria die bij de gunning van de concessie zullen worden toegepast, indien zij niet in andere concessiedocumenten zijn vermeld.

10. Datum van verzending van de aankondiging.

11. Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en, in voorkomend geval, bemiddelingsprocedures. Preciseringen betreffende de termijnen voor het starten van beroepsprocedures of, in voorkomend geval, naam, adres, telefoonnummer, fax en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen kunnen worden verkregen.

12. In voorkomend geval, de bijzondere voorwaarden voor de uitvoering van de concessie.

13. Adres waaraan aanvragen of inschrijvingen worden gezonden.

14. In voorkomend geval, vermelding van de eisen en voorwaarden met betrekking tot het gebruik van elektronische communicatiemiddelen.

15. Vermelding wat betreft de vraag of de concessie betrekking heeft op een project en/of programma gefinancierd met middelen van de Unie.

16. Voor concessies voor werken, een vermelding of de concessie onder de GPA-overeenkomst valt.




BIJLAGE VI

INFORMATIE DIE IN VOORAANKONDIGINGEN BETREFFENDE CONCESSIES VOOR SOCIALE EN ANDERE SPECIFIEKE DIENSTEN MOET WORDEN OPGENOMEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 31, LID 3

1. Naam, identificatienummer (wanneer de nationale wetgeving daarin voorziet), adres inclusief NUTS-code, telefoon, fax, e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie, wanneer verschillend, van de dienst waar aanvullende informatie te verkrijgen is.

2. In voorkomend geval, e-mail- of internetadres waar de specificaties en alle bewijsstukken beschikbaar zijn.

3. Soort aanbestedende dienst of aanbestedende instantie en uitgeoefende hoofdactiviteit.

4. Codenummer(s) van de CPV-nomenclatuur. Indien de overeenkomst in percelen is verdeeld, moet deze informatie voor elk perceel worden verstrekt.

5. NUTS-code voor de hoofdplaats van levering of uitvoering van concessies voor diensten.

6. Beschrijving van de diensten, indicatieve orde van grootte of waarde.

7. Deelnemingsvoorwaarden.

8. In voorkomend geval, termijn(en) voor het contacteren van de aanbestedende dienst of aanbestedende instantie met het oog op deelname.

9. In voorkomend geval, korte beschrijving van de hoofdkenmerken van de gunningsprocedure die zal worden toegepast.

10. Andere inlichtingen.




BIJLAGE VII

INFORMATIE DIE IN OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 32 GEPUBLICEERDE AANKONDIGINGEN VAN DE GUNNING VAN CONCESSIES MOET WORDEN OPGENOMEN

1. Naam, identificatienummer (wanneer de nationale wetgeving daarin voorziet), adres inclusief NUTS-code, en in voorkomend geval, telefoon- en faxnummers e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie en, wanneer verschillend, van de dienst waar aanvullende informatie te verkrijgen is.

2. Soort aanbestedende dienst of instantie en uitgeoefende hoofdactiviteit.

3. CPV-codes.

4. NUTS-code voor de hoofdlocatie van de werken in geval van concessies voor werken of NUTS-code voor de hoofdplaats van uitvoering in geval van concessies voor diensten.

5. Beschrijving van de concessie: aard en omvang van de werken, aard en omvang van de diensten, looptijd van de overeenkomst. Wanneer de concessie in percelen is verdeeld, wordt deze informatie voor elk perceel verstrekt. In voorkomend geval beschrijving van elke optie.

6. Beschrijving van de gebruikte gunningsprocedure, in geval van gunning zonder voorafgaande publicatie, motivering.

7. De criteria als bedoeld in artikel 41 die zijn gebruikt voor de gunning van de concessie of de concessies.

8. Datum van het besluit of de besluiten tot gunning van de concessie.

9. Het aantal met betrekking tot elke gunning ontvangen inschrijvingen, inclusief:

a) het aantal inschrijvingen dat ontvangen is van ondernemers die kleine of middelgrote ondernemingen zijn,

b) het aantal uit het buitenland ontvangen inschrijvingen,

c) het aantal elektronisch ontvangen inschrijvingen.

10. Per gunning, naam, adres inclusief NUTS-code, en indien van toepassing telefoonnummer, fax, e-mail- en internetadres van de begunstigde(n) met inbegrip van:

a) vermelding of de geselecteerde inschrijver een kleine of middelgrote onderneming is;

b) vermelding of de concessie aan een consortium is gegund.

11. Waarde en belangrijkste financiële voorwaarden van de gegunde concessie, waaronder

a) vergoedingen, prijzen en eventuele boeten;

b) prijzengeld en eventuele betalingen;

c) eventuele andere bijzonderheden die relevant zijn voor de waarde van de concessie als bepaald in artikel 8, lid 3.

12. Vermelding of de concessie betrekking heeft op een project en/of programma gefinancierd met middelen van de Unie.

13. Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en, in voorkomend geval, bemiddelingsprocedures. Preciseringen betreffende de termijnen voor beroepsprocedures of, indien nodig, naam, adres, telefoon- en faxnummers, en e-mailadres van de dienst waar deze informatie kan worden verkregen.

14. Datum (data) en referentie(s) van eerdere bekendmakingen in het Publicatieblad van de Europese Unie betreffende de in deze aankondiging gepubliceerde concessie(s).

15. Datum van verzending van de aankondiging.

16. Methode die wordt gebruikt voor het berekenen van de geraamde waarde van de concessie, indien die niet in overeenstemming met artikel 8 is vermeld in andere concessiedocumenten.

17. Andere inlichtingen.




BIJLAGE VIII

INFORMATIE DIE IN AANKONDIGINGEN VAN DE GUNNING VAN CONCESSIES BETREFFENDE CONCESSIES VOOR SOCIALE EN ANDERE SPECIFIEKE DIENSTEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 32 MOET WORDEN OPGENOMEN

1. Naam, identificatienummer (wanneer de nationale wetgeving daarin voorziet), adres, inclusief NUTS-code, indien van toepassing, telefoon, fax, e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie en, indien verschillend, van de dienst waar aanvullende informatie te verkrijgen is.

2. Soort aanbestedende dienst of instantie en uitgeoefende hoofdactiviteit.

3. CPV-codes. Indien de overeenkomst in percelen is verdeeld, moet deze informatie voor elk perceel worden verstrekt.

4. Beknopte beschrijving van het voorwerp van de concessie.

5. Aantal ontvangen inschrijvingen.

6. Waarde van de geselecteerde offerte, met inbegrip van vergoedingen en prijzen.

7. Naam en adres inclusief NUTS-code, telefoon, fax, e-mailadres en internetadres van de geselecteerde ondernemer(s).

8. Andere inlichtingen.




BIJLAGE IX

SPECIFICATIES BETREFFENDE DE BEKENDMAKING

1.   Bekendmaking van aankondigingen

De in de artikelen 31 en 32 bedoelde aankondigingen moeten door de aanbestedende diensten of aanbestedende instanties naar het Bureau voor publicaties van de Europese Unie worden gezonden en bekend worden gemaakt volgens onderstaande regels:

De in de artikelen 31 en 32 bedoelde aankondigingen worden bekendgemaakt door het Bureau voor publicaties van de Europese Unie.

Het Bureau voor publicaties van de Europese Unie zendt de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie de bevestiging van de bekendmaking zoals bedoeld in artikel 33, lid 2.

2.   Formaat en procedures voor de elektronische verzending van aankondigingen

Het formaat en de procedure voor de elektronische verzending van aankondigingen als door de Commissie vastgesteld zijn op te vragen via de website http://simap.europa.eu




BIJLAGE X

LIJST VAN DE IN ARTIKEL 30, LID 3, BEDOELDE INTERNATIONALE SOCIALE EN MILIEUOVEREENKOMSTEN

IAO-Verdrag 87 betreffende de vrijheid tot het oprichten van vakverenigingen en de bescherming van het vakverenigingsrecht;

IAO-Verdrag 98 betreffende de toepassing van de beginselen van het recht zich te organiseren en collectief te onderhandelen;

IAO-Verdrag 29 betreffende de gedwongen of verplichte arbeid;

IAO-Verdrag 105 betreffende de afschaffing van gedwongen arbeid;

IAO-Verdrag 138 betreffende de minimumleeftijd voor toelating tot het arbeidsproces;

IAO-Verdrag nr. 111 betreffende discriminatie in arbeid en beroep;

IAO-Verdrag 100 betreffende gelijke beloning;

IAO-Verdrag 182 over de ernstigste vormen van kinderarbeid;

Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag en het bijbehorende Protocol van Montreal betreffende stoffen die de ozonlaag afbreken;

Verdrag van Bazel inzake de beheersing van de grensoverschrijdende overbrenging van gevaarlijke afvalstoffen en de verwijdering ervan (Verdrag van Bazel);

Verdrag van Stockholm inzake persistente organische verontreinigende stoffen (POPs-verdrag van Stockholm);

Verdrag inzake de procedure met betrekking tot voorafgaande geïnformeerde toestemming ten aanzien van bepaalde gevaarlijke chemische stoffen en pesticiden in de internationale handel (UNEP/FAO) (PIC-Verdrag), en de 3 regionale protocollen.




BIJLAGE XI

INFORMATIE DIE OVEREENKOMSTIG ARTIKEL 43 IN AANKONDIGINGEN VAN WIJZIGINGEN VAN EEN CONCESSIE GEDURENDE DE LOOPTIJD ERVAN MOET WORDEN OPGENOMEN

1. Naam, identificatienummer (wanneer de nationale wetgeving daarin voorziet), adres inclusief NUTS-code, telefoon, fax, e-mail- en internetadres van de aanbestedende dienst of de aanbestedende instantie en, wanneer verschillend, van de dienst waar aanvullende informatie te verkrijgen is.

2. CPV-codes.

3. NUTS-code voor de hoofdlocatie van de werken in het geval van concessies voor werken of NUTS-code voor de hoofdplaats van uitvoering in het geval van concessies voor diensten.

4. Beschrijving van de concessie vóór en na de wijziging: aard en omvang van de werken, aard en omvang van de diensten.

5. In voorkomend geval, wijziging van de waarde van de concessie, inclusief verhoging van prijzen of vergoedingen als gevolg van de wijziging.

6. Omschrijving van de omstandigheden die de wijziging noodzakelijk hebben gemaakt.

7. Datum van het besluit tot gunning van de concessie.

8. Indien van toepassing, naam, adres inclusief NUTS-code, telefoonnummer, fax, e-mail- en internetadres van de nieuwe ondernemer(s).

9. Vermelding of de concessie betrekking heeft op een project en/of programma gefinancierd met middelen van de Unie.

10. Naam en adres van de instantie die bevoegd is voor beroepsprocedures en eventueel bemiddelingsprocedures. Preciseringen betreffende de termijnen voor beroepsprocedures of, indien nodig, naam, adres, telefoon- en faxnummers, en e-mailadres van de dienst waar deze inlichtingen kunnen worden verkregen.

11. Datum (data) en referentie(s) van eerdere bekendmakingen in het Publicatieblad van de Europese Unie die relevant zijn voor de overeenkomst(en) waarop deze aankondiging betrekking heeft.

12. Datum van verzending van de aankondiging.

13. Andere inlichtingen.



( 1 ) Verordening (EG) nr. 1059/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 26 mei 2003 betreffende de opstelling van een gemeenschappelijke nomenclatuur van territoriale eenheden voor de statistiek (NUTS) (PB L 154 van 21.6.2003, blz. 1).

( 2 ) Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (zie bladzijde 65 van dit Publicatieblad).

( 3 ) Verordening (EG) nr. 1008/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 inzake gemeenschappelijke regels voor de exploitatie van luchtdiensten in de Gemeenschap (PB L 293 van 31.10.2008, blz. 3).

( 4 ) Richtlijn 2010/13/EU van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2010 betreffende de coördinatie van bepaalde wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in de lidstaten inzake het aanbieden van audiovisuele mediadiensten (richtlijn audiovisuele mediadiensten (PB L 95 van 15.4.2010, blz. 1).

( 5 ) Richtlijn 77/249/EEG van de Raad van 22 maart 1977 tot vergemakkelijking van de daadwerkelijke uitoefening door advocaten van het vrij verrichten van diensten (PB L 78 van 26.3.1977, blz. 17).

( 6 ) Richtlijn 2004/39/EG van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende markten voor financiële instrumenten, tot wijziging van de Richtlijnen 85/611/EEG en 93/6/EEG van de Raad en van Richtlijn 2000/12/EG van het Europees Parlement en de Raad en houdende intrekking van Richtlijn 93/22/EEG van de Raad (PB L 145 van 30.4.2004, blz. 1).

( 7 ) Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronischecommunicatienetwerken en -diensten (kaderrichtlijn) (PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33).

( 8 ) Verordening (EG) nr. 2195/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 5 november 2002 betreffende de gemeenschappelijke woordenlijst overheidsopdrachten (CPV) (PB L 340 van 16.12.2002, blz. 1).

( 9 ) Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24 oktober 2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit (PB L 300 van 11.11.2008, blz. 42)

( 10 ) PB C 195 van 25.6.1997, blz. 1.

( 11 ) Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de bestrijding van corruptie in de privésector (PB L 192 van 31.7.2003, blz. 54).

( 12 ) PB C 316 van 27.11.1995, blz. 48.

( 13 ) Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 inzake terrorismebestrijding (PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3).

( 14 ) Richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 oktober 2005 tot voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de financiering van terrorisme (PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15).

( 15 ) Richtlijn 2011/36/EU van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2011 inzake de voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad (PB L 101 van 15.4.2011, blz. 1).

( *1 ) Richtlijn 2014/24/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten en tot intrekking van Richtlijn 2004/18/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 65).

( *2 ) Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1).”.

( *3 ) Richtlijn 2014/25/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten in de sectoren water- en energievoorziening, vervoer en postdiensten en houdende intrekking van Richtlijn 2004/17/EG (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 243).

( *4 ) Richtlijn 2014/23/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende het plaatsen van concessieovereenkomsten (PB L 94 van 28.3.2014, blz. 1).”.

( 16 ) Besluit 71/306/EEG van de Raad van 26 juli 1971 tot instelling van een Raadgevend Comité inzake overheidsopdrachten voor de uitvoering van werken (PB L 185 van 16.8.1971, blz. 15).

Top