This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 02009R1010-20200327
Commission Regulation (EC) No 1010/2009 of 22 October 2009 laying down detailed rules for the implementation of Council Regulation (EC) No 1005/2008 establishing a Community system to prevent, deter and eliminate illegal, unreported and unregulated fishing
Consolidated text: Verordening (EG) nr. 1010/2009 van de Commissie van 22 oktober 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen
Verordening (EG) nr. 1010/2009 van de Commissie van 22 oktober 2009 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen
02009R1010 — NL — 27.03.2020 — 005.001
Onderstaande tekst dient louter ter informatie en is juridisch niet bindend. De EU-instellingen zijn niet aansprakelijk voor de inhoud. Alleen de besluiten die zijn gepubliceerd in het Publicatieblad van de Europese Unie (te raadplegen in EUR-Lex) zijn authentiek. Deze officiële versies zijn rechtstreeks toegankelijk via de links in dit document
VERORDENING (EG) Nr. 1010/2009 VAN DE COMMISSIE van 22 oktober 2009 (PB L 280 van 27.10.2009, blz. 5) |
Gewijzigd bij:
|
|
Publicatieblad |
||
nr. |
blz. |
datum |
||
VERORDENING (EU) Nr. 86/2010 VAN DE COMMISSIE van 29 januari 2010 |
L 26 |
1 |
30.1.2010 |
|
VERORDENING (EU) Nr. 395/2010 VAN DE COMMISSIE van 7 mei 2010 |
L 115 |
1 |
8.5.2010 |
|
VERORDENING (EU) Nr. 202/2011 VAN DE COMMISSIE van 1 maart 2011 |
L 57 |
10 |
2.3.2011 |
|
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 1222/2011 VAN DE COMMISSIE van 28 november 2011 |
L 314 |
2 |
29.11.2011 |
|
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 336/2013 VAN DE COMMISSIE van 12 april 2013 |
L 105 |
4 |
13.4.2013 |
|
UITVOERINGSVERORDENING (EU) Nr. 865/2013 VAN DE COMMISSIE van 9 september 2013 |
L 241 |
1 |
10.9.2013 |
|
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2020/423 VAN DE COMMISSIE van 19 maart 2020 |
L 84 |
15 |
20.3.2020 |
VERORDENING (EG) Nr. 1010/2009 VAN DE COMMISSIE
van 22 oktober 2009
tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad houdende de totstandbrenging van een communautair systeem om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen
TITEL I
INSPECTIE VAN VISSERSVAARTUIGEN VAN DERDE LANDEN IN HAVENS VAN LIDSTATEN
HOOFDSTUK I
Voorwaarden voor de toegang van vissersvaartuigen van derde landen tot een haven
Artikel 1
Voorafgaande kennisgeving
In afwijking van artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 nemen vaartuigen die de in bijlage I bij de onderhavige verordening opgenomen soorten visserijproducten aanlanden, een voorafgaande-kennisgevingstermijn van vier uur in acht.
Artikel 2
Formulier voor voorafgaande kennisgeving
1. Het formulier voor de in artikel 6, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde voorafgaande kennisgeving wordt vastgesteld in bijlage II A bij de onderhavige verordening.
2. Indien alle vangsten vergezeld gaan van een gevalideerd vangstcertificaat, kan gebruik worden gemaakt van het in bijlage II B opgenomen formulier voor vereenvoudigde voorafgaande kennisgeving.
Artikel 3
Procedures en formulieren voor voorafgaande aangifte van aanlanding of overlading
1. Het formulier voor de in artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde voorafgaande aangifte van aanlanding wordt vastgesteld in bijlage III A bij de onderhavige verordening.
2. Het formulier voor de in artikel 8, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde voorafgaande aangifte van overlading wordt vastgesteld in bijlage III B bij de onderhavige verordening.
3. Een vissersvaartuig van een derde land kan de voorafgaande aangifte van aanlanding of overlading elektronisch indienen, indien de lidstaat waarvan dat vaartuig de in de aangewezen havens gelegen aanlandings- of overladingsvoorzieningen wil gebruiken, en de vlaggenstaat van het betrokken vaartuig zich akkoord hebben verklaard met de elektronische uitwisseling van gegevens.
4. Tenzij in het in lid 3 bedoelde akkoord anders is bepaald, dient een vissersvaartuig van een derde land de voorafgaande aangifte van aanlanding of overlading in:
in de officiële taal van de lidstaat van aanlanding of overlading, of
in het Engels indien de lidstaat van aanlanding of overlading daarvoor toestemming verleent.
5. De voorafgaande aangifte van aanlanding of overlading wordt ten minste vier uur vóór de geplande aanlanding of overlading ingediend.
HOOFDSTUK II
Haveninspecties
Artikel 4
Benchmarks voor haveninspecties
De benchmarks voor de in artikel 9, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde haveninspecties bestaan uit de volgende criteria:
de betrokken soorten vallen onder een beheers- of een herstelplan;
het vissersvaartuig wordt ervan verdacht de geldende bepalingen inzake VMS niet toe te passen overeenkomstig hoofdstuk IV van Verordening (EG) nr. 2244/2003 van de Commissie van 18 december 2003 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen inzake satellietvolgsystemen (VMS) ( 1 );
op het vissersvaartuig is gedurende de afgelopen drie maanden geen havencontrole in de havenlidstaat uitgevoerd;
het vissersvaartuig is gedurende de afgelopen zes maanden niet gecontroleerd door de havenlidstaat;
het vissersvaartuig staat niet op de in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad ( 2 ) bedoelde lijst van inrichtingen waaruit invoer van gespecificeerde producten van dierlijke oorsprong is toegestaan;
de invoer, uitvoer of verhandeling van visserijproducten die zijn verkregen van soorten met een grote handelswaarde;
de binnenbrenging van nieuwe soorten visserijproducten, of de constatering van nieuwe handelspatronen;
incoherenties tussen de handelspatronen en de bekende visserijactiviteiten van een vlaggenstaat, met name op het gebied van vissoorten, volume of kenmerken van de visserijvloot van dat land;
incoherenties tussen de handelspatronen en de bekende visserijgerelateerde activiteiten van een derde land, met name op het gebied van de kenmerken van de verwerkingssector van dat land of de handel van dat land in visserijproducten;
een handelspatroon dat op basis van economische criteria niet kan worden gerechtvaardigd;
betrokkenheid van een nieuwkomer op de markt;
significante en plotse toename van het handelsvolume voor een bepaalde soort;
indiening van kopieën van vangstcertificaten met daarbij overeenkomstig bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1005/2008 opgestelde verklaringen van verwerking, bijv. wanneer de vangst tijdens de productie is opgesplitst;
niet-tijdige indiening van de krachtens artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 vereiste voorafgaande kennisgeving, of indiening van een onvolledige versie van die kennisgeving;
incoherenties tussen de door de marktdeelnemer aangegeven vangstgegevens en andere gegevens waarover de bevoegde autoriteit beschikt;
het vaartuig of de eigenaar ervan wordt verdacht van betrokkenheid (nu of in het verleden) bij IOO-visserij;
het vaartuig is recent van naam, vlag of registratienummer veranderd;
de vlaggenstaat is niet aangemeld overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1005/2008, of er is informatie beschikbaar over eventuele onregelmatigheden bij de validering van de vangstcertificaten door een bepaalde vlaggenstaat (zoals verlorengegane, gestolen of vervalste stempels of valideringszegels van een bevoegde autoriteit);
vermoede tekortkomingen in de controleregeling van een vlaggenstaat;
de marktdeelnemers waren reeds betrokken bij illegale activiteiten die een potentieel risico vormen op het gebied van IOO-visserij;
het vissersvaartuig is de toegang tot of het gebruik van de haven ontzegd op grond van de overeenkomst inzake havenstaatmaatregelen om illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij te voorkomen, tegen te gaan en te beëindigen, die is gesloten in het kader van de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties (FAO).
Ten aanzien van de eerste alinea, onder c) en d), moeten de lidstaten de naam en de vlag van het geïnspecteerde vaartuig van het derde land en de datum van inspectie onverwijld aan de Commissie meedelen. De Commissie stelt deze informatie beschikbaar aan de andere lidstaten.
Artikel 5
Rapportage over de toepassing van de benchmarks
1. De lidstaten rapporteren over de toepassing van de in artikel 4 vermelde benchmarks in het verslag dat zij overeenkomstig artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 om de twee jaar bij de Commissie moeten indienen.
2. De benchmarks worden door de Commissie aan de hand van deze verslagen en haar eigen bevindingen geëvalueerd en eventueel aangepast.
TITEL II
VANGSTCERTIFICERINGSREGELING VOOR DE INVOER EN DE UITVOER VAN VISSERIJPRODUCTEN
HOOFDSTUK I
Vangstcertificaten
Artikel 6
Vereenvoudigd vangstcertificaat
1. Dit artikel is van toepassing op vaartuigen van derde landen:
met een lengte over alles van minder dan 12 meter, zonder gesleept tuig, of
met een lengte over alles van minder dan 8 meter, met gesleept tuig, of
zonder bovenbouw, of
met een gemeten brutotonnage van minder dan 20.
2. Door een in lid 1 bedoeld vissersvaartuig van een derde land gevangen vis die slechts wordt aangeland in de vlaggenstaat van dat vaartuig en die samen één zending vormt, mag vergezeld gaan van een vereenvoudigd vangstcertificaat in plaats van het in artikel 12 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde vangstcertificaat. Het vereenvoudigde vangstcertificaat bevat alle gegevens die zijn gespecificeerd in het in bijlage IV bij de onderhavige verordening opgenomen model, en wordt gevalideerd door een tot de vlaggenstaat behorende overheidsinstantie die gemachtigd is om de juistheid van de gegevens te bevestigen.
3. De exporteur van de zending verzoekt, na overlegging aan de overheidsinstantie van alle gegevens die zijn gespecificeerd in het in bijlage IV opgenomen model, om validering van het vereenvoudigde vangstcertificaat.
Artikel 7
In het kader van ROVB’s erkende vangstdocumentatieregelingen
1. De vangstdocumentatieregelingen die zijn aangenomen door de in bijlage V, deel I, bij de onderhavige verordening opgenomen regionale organisaties voor visserijbeheer, worden met het oog op de toepassing van artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 zonder aanvullende voorwaarden erkend als regelingen die aan de eisen van die verordening voldoen.
2. De vangstdocumentatieregelingen die zijn aangenomen door de in bijlage V, deel II, bij de onderhavige verordening opgenomen regionale organisaties voor visserijbeheer, worden met het oog op de toepassing van artikel 13, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 mét aanvullende voorwaarden erkend als regelingen die aan de eisen van die verordening voldoen.
Artikel 8
Termijn voor de indiening van de vangstcertificaten
In afwijking van artikel 16, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 gelden voor de indiening van vangstcertificaten voor de invoer van zendingen visserijproducten die met de in bijlage VI bij de onderhavige verordening genoemde vervoermiddelen worden getransporteerd, de in die bijlage genoemde kortere termijnen.
HOOFDSTUK II
Erkende marktdeelnemers
Artikel 9
Algemene bepalingen
Marktdeelnemers kunnen met het oog op de toepassing van artikel 16 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 op verzoek slechts een certificaat van „erkend marktdeelnemer” (APEO — approved economic operator) (hierna „APEO-certificaat” genoemd) ontvangen, indien zij:
houder zijn van een certificaat van „geautoriseerd marktdeelnemer” (AEO — authorised economic operator) (hierna „AEO-certificaat” genoemd) overeenkomstig Verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie ( 3 ) (hierna „uitvoeringsbepalingen van het communautair douanewetboek” genoemd), en
voldoen aan de voorwaarden die zijn vastgesteld in artikel 16, lid 3, onder a) tot en met g), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 en zijn gespecificeerd in de artikelen 10 tot en met 13 van de onderhavige verordening.
Artikel 10
Voldoende invoer
1. Het in artikel 16, lid 3, onder b), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde toereikende aantal invoeroperaties met een toereikend invoervolume moeten worden verwezenlijkt in de lidstaat van vestiging.
2. Elke lidstaat bepaalt de minimumdrempel voor het aantal invoeroperaties met een toereikend invoervolume en stelt de Commissie daarvan in kennis.
Artikel 11
Staat van dienst
1. De in artikel 16, lid 3, onder c), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde staat van dienst op het gebied van de naleving van de vereisten van instandhoudings- en beheersmaatregelen wordt als passend beschouwd indien de aanvrager gedurende de laatste drie jaar vóór de indiening van de aanvraag:
geen ernstige inbreuk heeft gepleegd op de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid,
geen herhaalde inbreuken heeft gepleegd op de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid,
niet rechtstreeks of onrechtstreeks heeft deelgenomen aan of steun heeft verleend aan activiteiten van vaartuigen of marktdeelnemers die betrokken zijn bij IOO-visserij of die momenteel aan een onderzoek op dat gebied zijn onderworpen, en
niet rechtstreeks of onrechtstreeks heeft deelgenomen aan of steun heeft verleend aan activiteiten van vaartuigen die op een door een ROVB aangenomen lijst van IOO-vaartuigen zijn opgenomen.
2. Onverminderd lid 1 kan de staat van dienst op het gebied van de naleving van de vereisten van instandhoudings- en beheersmaatregelen als passend worden beschouwd indien de bevoegde autoriteit van de lidstaat een door de aanvrager begane inbreuk beschouwt als:
niet ernstig, en
uit kwantitatief oogpunt van verwaarloosbaar belang, afgezet tegen het aantal of het volume van de door de aanvrager verrichte importgerelateerde activiteiten.
Artikel 12
Documentenbeheer
Het in artikel 16, lid 3, onder d), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde systeem voor het beheer van vangstcertificaten en, in voorkomend geval, vervoers-, be- en verwerkingsregisters, wordt als toereikend beschouwd indien het borg staat voor:
de verwerking van de vangstcertificaten die verbonden zijn aan de handel in visserijproducten;
de archivering van de documenten en gegevens van de aanvrager, en
de bescherming tegen verlies van informatie.
Artikel 13
Voorzieningen
De in artikel 16, lid 3, onder e), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde voorzieningen van de aanvrager worden als adequaat beschouwd indien:
de onrechtmatige toegang tot opslagruimten, verzendingsruimten, los- en laadkades en los- en laaddekken er wordt voorkomen;
de visserijproducten er kunnen worden behandeld en daarbij bescherming wordt geboden tegen manipulatie van de los- en laaddekken;
er is voorzien in methoden die de behandeling van de invoer- en/of uitvoercertificaten in verband met verboden en beperkingen garanderen en die het mogelijk maken om wel en niet onder vangstcertificaten vallende visserijproducten van elkaar te onderscheiden.
Artikel 14
Indiening van de aanvraag
1. De aanvraag voor een APEO-certificaat wordt volgens het in bijlage VII opgenomen model ingediend bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat op het grondgebied waarvan de importeur is gevestigd.
2. De aanvraag bevat stukken en documenten aan de hand waarvan de bevoegde autoriteit van de lidstaat de naleving van de in de artikelen 9 tot en met 13 van de onderhavige verordening vastgestelde criteria kan verifiëren en controleren, inclusief een kopie van het AEO-certificaat dat overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen van het communautair douanewetboek is afgegeven. De aanvragers dienen de nodige gegevens in bij de bevoegde autoriteit van de lidstaat.
3. Indien een deel van de ter zake relevante stukken en documenten in een andere lidstaat wordt bewaard, is de in artikel 17 bedoelde raadplegingsprocedure van toepassing.
4. Wanneer de bevoegde autoriteit van de lidstaat vaststelt dat de aanvraag niet alle vereiste gegevens bevat, verzoekt zij de aanvrager binnen 30 kalenderdagen na ontvangst van de aanvraag haar de nodige gegevens te verstrekken.
5. Wanneer de autoriteit alle nodige gegevens heeft ontvangen, stelt zij de aanvrager ervan in kennis dat de aanvraag als volledig wordt beschouwd en specificeert zij daarbij de datum vanaf wanneer de in artikel 18, lid 2, van de onderhavige verordening vastgestelde termijnen ingaan.
6. Een marktdeelnemer die in een bepaalde lidstaat de status van erkend marktdeelnemer heeft gekregen, voegt, wanneer hij dezelfde status in een andere lidstaat aanvraagt, een kopie van het door de eerstbedoelde lidstaat afgegeven APEO-certificaat bij.
Artikel 15
Niet-ontvankelijke aanvragen
In de volgende gevallen is de in artikel 14 bedoelde aanvraag niet ontvankelijk:
de aanvraag voldoet niet aan het bepaalde in artikel 14, of
de aanvraag wordt ingediend binnen een periode van drie jaar nadat het APEO-certificaat krachtens artikel 27, lid 1, onder a), b) of d), is ingetrokken.
Artikel 16
Onderzoek van de aanvraag
1. De lidstaat van afgifte onderzoekt of is voldaan aan de in de artikelen 9 tot en met 13 vastgestelde criteria. Zowel het onderzoek als het resultaat ervan wordt door de bevoegde autoriteit van de lidstaat gedocumenteerd.
2. Wanneer de aanvrager houder is van een AEO-certificaat „veiligheid” of een AEO-certificaat „douanevereenvoudigingen/veiligheid”, als bedoeld in artikel 14 bis van de uitvoeringsbepalingen van het communautair douanewetboek, hoeft de naleving van de in artikel 13 vastgestelde criteria niet te worden onderzocht.
3. Wanneer de aanvrager eerder reeds in een andere lidstaat de status van erkend marktdeelnemer heeft gekregen, gaat de autoriteit van afgifte na of aan de volgende criteria is voldaan:
de in de artikelen 12 en 13 vastgestelde criteria;
eventueel, de in de artikelen 10 en 11 vastgestelde criteria.
4. De autoriteit van afgifte kan de door een deskundige op een van de in de artikelen 12 en 13 bedoelde gebieden verstrekte conclusies aanvaarden met betrekking tot de in die artikelen vastgestelde criteria. De deskundige mag geen enkele band hebben met de aanvrager.
Artikel 17
Raadpleging van andere lidstaten
1. De autoriteit van afgifte raadpleegt de bevoegde autoriteiten van andere lidstaten, indien zij de naleving van een of meer van de in de artikelen 9 tot en met 13 vastgestelde criteria niet kan onderzoeken wegens een gebrek aan informatie of de onmogelijkheid deze te verifiëren. De geraadpleegde bevoegde autoriteiten van de lidstaten antwoorden binnen 60 kalenderdagen vanaf de datum waarop het verzoek door de autoriteit van de lidstaat van afgifte is meegedeeld.
2. Indien de geraadpleegde bevoegde autoriteit binnen de in lid 1 vastgestelde termijn van 60 kalenderdagen nog niet heeft geantwoord, mag de autoriteit van afgifte ervan uitgaan dat de aanvrager voldoet aan de criteria waarover het raadplegingsverzoek is uitgegaan.
Artikel 18
Afgifte van een APEO-certificaat
1. De autoriteit van afgifte geeft het APEO-certificaat af, dat moet overeenstemmen met het in bijlage VIII opgenomen model.
2. Het APEO-certificaat wordt afgegeven binnen 90 kalenderdagen vanaf de datum van ontvangst van alle krachtens artikel 14 vereiste gegevens.
3. De in lid 2 vastgestelde periode van 90 kalenderdagen kan met 30 kalenderdagen worden verlengd indien de bevoegde autoriteit de termijn niet in acht kan nemen. In dergelijke gevallen deelt de bevoegde autoriteit van de lidstaat de aanvrager de reden van de verlenging mee, voordat de in lid 2 vastgestelde termijn is verstreken.
4. De in lid 2 vastgestelde termijn kan ook worden verlengd indien de aanvrager tijdens het onderzoek van de naleving van de in de artikelen 9 tot en met 13 vastgestelde criteria aanpassingen aanbrengt om aan die criteria te voldoen, en hij deze aan de bevoegde autoriteit meedeelt.
Artikel 19
Afwijzing van een aanvraag
1. Wanneer het resultaat van het overeenkomstig de artikelen 16 en 17 uitgevoerde onderzoek waarschijnlijk tot afwijzing van de aanvraag zal leiden, deelt de autoriteit van afgifte de bevindingen mee aan de aanvrager en stelt zij hem in de gelegenheid om binnen 30 kalenderdagen te reageren, voordat zij de aanvraag afwijst. De in lid 2 bedoelde periode wordt dienovereenkomstig opgeschort.
2. Indien de aanvraag wordt afgewezen, deelt de bevoegde autoriteit de motivering van dit besluit mee aan de aanvrager. Het besluit tot afwijzing van de aanvraag wordt binnen de in artikel 18, leden 2, 3 en 4 en in lid 1 van het onderhavige artikel vastgestelde termijnen aan de aanvrager betekend.
3. Afwijzingen van aanvragen worden zo spoedig mogelijk door de autoriteit van afgifte aan de Commissie meegedeeld. De Commissie stelt deze informatie langs elektronische weg ter beschikking aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten.
Artikel 20
Verificaties
1. Wanneer de houder van een APEO-certificaat de bevoegde autoriteit van een lidstaat in kennis heeft gesteld van de aankomst van visserijproducten en de betrokken zending als gevolg van een overeenkomstig artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 uitgevoerde risicoanalyse voor verdere verificatie is geselecteerd, kan die autoriteit vóór aankomst van de zending in die lidstaat de erkende marktdeelnemer in kennis stellen van die selectie. Deze kennisgeving wordt slechts gedaan wanneer de uit te voeren verificatie daardoor niet in gevaar komt.
2. Ten aanzien van de houder van een APEO-certificaat worden minder fysieke en documentaire verificaties uitgevoerd dan ten aanzien van andere importeurs, tenzij de bevoegde autoriteit van de lidstaat anders beslist om rekening te houden met een specifiek risico of met in andere Gemeenschapswetgeving vastgestelde controleverplichtingen.
3. Wanneer de bevoegde autoriteit van een lidstaat naar aanleiding van een risicoanalyse een zending die vergezeld gaat van een door een erkend marktdeelnemer ingediend vangstcertificaat, voor verder onderzoek selecteert, krijgt de uitvoering van deze verificaties door die autoriteit voorrang. Op verzoek van de erkende marktdeelnemer kunnen deze verificaties, indien de betrokken bevoegde autoriteit van de lidstaat hiermee instemt, op een andere plaats worden verricht dan het kantoor van de bevoegde autoriteit van de lidstaat.
Artikel 21
Algemene bepalingen
1. Het APEO-certificaat treedt in werking op de tiende werkdag na de dag van afgifte ervan. De geldigheidsduur van het certificaat is niet beperkt in de tijd.
2. Het APEO-certificaat is slechts geldig in de lidstaat van de autoriteit van afgifte.
3. De bevoegde autoriteiten houden toezicht op de naleving van de in de artikelen 9 tot en met 13 vastgestelde criteria.
4. Indien een APEO-certificaat is afgegeven aan een aanvrager die minder dan drie jaar is gevestigd, wordt in het eerste jaar na afgifte nauwlettend toezicht verricht.
5. De autoriteit van afgifte voert in de volgende gevallen een herbeoordeling uit van de naleving van de in de artikelen 9 tot en met 13 vastgestelde criteria:
de ter zake relevante Gemeenschapswetgeving heeft aanzienlijke wijzigingen ondergaan;
er is een redelijk vermoeden dat de erkende marktdeelnemer niet langer aan de ter zake relevante criteria voldoet.
6. Artikel 16, lid 4, is van toepassing op de herbeoordeling.
7. De resultaten van de herbeoordeling worden zo spoedig mogelijk door de autoriteit van afgifte aan de Commissie meegedeeld. De Commissie stelt deze informatie langs elektronische weg ter beschikking aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten.
Artikel 22
Schorsing van de status van erkend marktdeelnemer
1. In de volgende gevallen wordt de status van erkend marktdeelnemer door de autoriteit van afgifte geschorst:
indien wordt geconstateerd dat de in de artikelen 9 tot en met 13 vastgestelde criteria niet worden nageleefd;
indien de bevoegde autoriteiten van de lidstaat voldoende redenen hebben om aan te nemen dat de erkende marktdeelnemer een daad heeft begaan die aanleiding geeft tot een juridische procedure en die in verband staat met een inbreuk op de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid of van Verordening (EG) nr. 1005/2008;
indien de status van geautoriseerd marktdeelnemer is geschorst overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen van het communautair douanewetboek;
indien de erkende marktdeelnemer om de schorsing verzoekt omdat hij tijdelijk niet kan voldoen aan een of meerdere van de in de artikelen 9 tot en met 13 vastgestelde criteria.
2. Alvorens een besluit te nemen op grond van het bepaalde in lid 1, onder a), b) en c), delen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat hun bevindingen mee aan de betrokken marktdeelnemer. De marktdeelnemer heeft het recht zijn standpunt kenbaar te maken binnen 30 kalenderdagen vanaf de datum van ontvangst van deze mededeling.
3. De schorsing gaat echter onmiddellijk in wanneer dit noodzakelijk is vanwege de aard of de ernst van het risico voor de instandhoudingsmaatregelen voor een bepaald bestand of voor bepaalde bestanden. De autoriteit die de schorsing oplegt, stel de Commissie daar onmiddellijk van in kennis om andere lidstaten in de gelegenheid te stellen passende maatregelen te nemen.
4. De in lid 1 bedoelde schorsing wordt van kracht op de dag nadat de erkende marktdeelnemer ervan in kennis is gesteld. De schorsing is evenwel niet van invloed op invoerprocedures die reeds vóór de schorsingsdatum zijn begonnen en nog niet zijn beëindigd.
Artikel 23
Schorsing vanwege niet-naleving van ter zake relevante criteria
1. Indien de erkende marktdeelnemer in het in artikel 22, lid 1, onder a), bedoelde geval zijn situatie niet regulariseert binnen de in lid 2 van dat artikel vastgestelde termijn, wordt zijn status van erkend marktdeelnemer voor 30 kalenderdagen geschorst. De bevoegde autoriteit van de lidstaat stelt de marktdeelnemer en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten onverwijld in kennis van deze schorsing.
2. Wanneer de betrokken marktdeelnemer zijn situatie binnen de in lid 1 vastgestelde schorsingsperiode van 30 kalenderdagen niet heeft geregulariseerd, maar kan aantonen dat aan de voorwaarden kan worden voldaan indien de schorsingsperiode wordt verlengd, schorst de autoriteit van afgifte de status van erkend marktdeelnemer voor nogmaals 30 kalenderdagen. De bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten worden van die verlenging in kennis gesteld.
3. Wanneer de betrokken marktdeelnemer binnen de in lid 1 of lid 2 vastgestelde termijn de nodige maatregelen heeft genomen om aan de in de artikelen 9 tot en met 13 vastgestelde criteria te voldoen, trekt de autoriteit van afgifte de schorsing in en stelt zij de betrokken marktdeelnemer en de Commissie daarvan in kennis. De schorsing kan worden ingetrokken voordat de in lid 1 of lid 2 vastgestelde termijn is verstreken.
Artikel 24
Schorsing in het geval van juridische procedures
1. In het in artikel 22, lid 1, onder b), bedoelde geval schorst de autoriteit van afgifte de status van erkend marktdeelnemer gedurende de looptijd van de juridische procedures. Zij stelt de erkende marktdeelnemer daarvan in kennis. Deze kennisgeving wordt tevens aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten toegezonden.
2. De bevoegde autoriteit van de lidstaat kan evenwel beslissen de status van erkend marktdeelnemer niet te schorsen indien zij van mening is dat de inbreuk uit kwantitatief oogpunt van verwaarloosbaar belang is, afgezet tegen het aantal of het volume van de door die marktdeelnemer verrichte importgerelateerde activiteiten.
Artikel 25
Schorsing in verband met de status van geautoriseerd marktdeelnemer
In het in artikel 22, lid 1, onder c), bedoelde geval schorst de autoriteit van afgifte de status van erkend marktdeelnemer tot de schorsing van de status van geautoriseerd marktdeelnemer is ingetrokken. Zij stelt de erkende marktdeelnemer daarvan in kennis. Zij stelt ook de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten daarvan in kennis.
Artikel 26
Schorsing op verzoek
1. In het in artikel 22, lid 1, onder d), bedoelde geval meldt de erkende marktdeelnemer aan de autoriteit van afgifte dat hij tijdelijk de in de artikelen 9 tot en met 13 vastgestelde criteria niet kan naleven en specificeert hij daarbij vanaf wanneer hij weer aan de criteria kan voldoen. De erkende marktdeelnemer stelt de autoriteit van afgifte ook in kennis van eventuele voorgenomen maatregelen en van het tijdschema voor uitvoering daarvan.
2. De autoriteit van afgifte zendt deze kennisgeving toe aan de Commissie en aan de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten.
3. Wanneer de erkende marktdeelnemer zijn situatie niet binnen de in zijn kennisgeving vastgestelde termijn kan regulariseren, kan de autoriteit van afgifte een redelijke verlenging toestaan, mits de erkende marktdeelnemer te goeder trouw heeft gehandeld. De Commissie en de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten worden in kennis gesteld van de verlenging.
Artikel 27
Intrekking van een APEO-certificaat
1. Het APEO-certificaat wordt in de volgende gevallen ingetrokken:
indien de erkende marktdeelnemer de in artikel 23, lid 3, bedoelde maatregelen die nodig zijn voor de naleving van de in de artikelen 9 tot en met 13 vastgestelde criteria, niet neemt;
indien is vastgesteld dat de erkende marktdeelnemer een ernstige inbreuk of herhaalde inbreuken op de voorschriften van het gemeenschappelijk visserijbeleid of van Verordening (EG) nr. 1005/2008 heeft begaan en er geen recht op beroep meer is;
indien de erkende marktdeelnemer de in artikel 26 bedoelde maatregelen die nodig zijn voor de naleving van de in de artikelen 9 tot en met 13 vastgestelde criteria, niet neemt;
indien de status van geautoriseerd marktdeelnemer die is verleend overeenkomstig de uitvoeringsbepalingen van het communautair douanewetboek, is ingetrokken;
op verzoek van de erkende marktdeelnemer.
2. In het in lid 1, onder b), bedoelde geval kan de bevoegde autoriteit beslissen het APEO-certificaat niet in te trekken indien de inbreuken uit kwantitatief oogpunt van verwaarloosbaar belang zijn, afgezet tegen het aantal of het volume van de door die marktdeelnemer verrichte importgerelateerde activiteiten.
3. De intrekking gaat in op de dag na de kennisgeving ervan aan de erkende marktdeelnemer.
4. De autoriteit van afgifte stelt de Commissie onmiddellijk in kennis van de intrekking van een APEO-certificaat.
Artikel 28
Verzoeken om informatie
1. De erkende marktdeelnemer stelt de autoriteit van afgifte in kennis van elk feit dat zich na de toekenning van het certificaat voordoet en dat gevolgen kan hebben voor de handhaving daarvan.
2. Alle relevante informatie waarover de autoriteit van afgifte met betrekking tot de door haar erkende marktdeelnemers beschikt, wordt op verzoek ter beschikking gesteld van de Commissie en van de bevoegde autoriteiten van de andere lidstaten waar de erkende marktdeelnemer importgerelateerde activiteiten verricht.
Artikel 29
Het delen van informatie over erkende marktdeelnemers
1. De Commissie en de bevoegde autoriteiten in alle lidstaten slaan de volgende informatie drie jaar of langer overeenkomstig de nationale voorschriften op en hebben toegang tot die informatie:
de elektronisch toegezonden gegevens van de aanvragen;
de APEO-certificaten en, indien van toepassing, wijzigingen en intrekkingen van deze certificaten, en schorsingen van de status van erkend marktdeelnemer.
2. Het in artikel 51 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde informatiesysteem over IOO-visserij kan worden gebruikt als kanaal voor het informatie- en communicatieproces tussen de bevoegde autoriteiten en voor de in dit hoofdstuk bedoelde kennisgevingen aan de Commissie en de erkende marktdeelnemers.
3. De lijst van erkende marktdeelnemers kan door de Commissie op het internet worden bekendgemaakt, indien de betrokken erkende marktdeelnemers hiervoor toestemming geven. Deze lijst wordt bijgewerkt.
Artikel 30
Rapportageverplichtingen en evaluatie
1. De lidstaten nemen informatie over de toepassing van de in dit hoofdstuk vastgestelde regeling inzake erkende marktdeelnemers op in het verslag dat zij overeenkomstig artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 om de twee jaar bij de Commissie moeten indienen.
2. De regeling inzake erkende marktdeelnemers wordt door de Commissie aan de hand van deze verslagen en haar eigen bevindingen geëvalueerd en eventueel aangepast.
HOOFDSTUK III
Verificaties met betrekking tot de vangstcertificaten
Artikel 31
Communautaire criteria voor de verificaties
De in artikel 17 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde verificaties ter waarborging van de naleving van de in die verordening vastgestelde bepalingen zijn gericht op risico's die aan de hand van de volgende communautaire criteria worden bepaald:
de invoer, uitvoer of verhandeling van visserijproducten die zijn verkregen van soorten met een grote handelswaarde;
de binnenbrenging van nieuwe soorten visserijproducten, of de constatering van nieuwe handelspatronen;
incoherenties tussen de handelspatronen en de bekende visserijactiviteiten van een vlaggenstaat, met name op het gebied van vissoorten, volume of kenmerken van de visserijvloot van dat land;
incoherenties tussen de handelspatronen en de bekende visserijgerelateerde activiteiten van een derde land, met name op het gebied van de kenmerken van de verwerkingssector van dat land of de handel van dat land in visserijproducten;
een handelspatroon dat op basis van economische criteria niet kan worden gerechtvaardigd;
betrokkenheid van een nieuwkomer op de markt;
significante en plotse toename van het handelsvolume voor een bepaalde soort;
indiening van kopieën van vangstcertificaten met daarbij overeenkomstig bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 1005/2008 opgestelde verklaringen van verwerking, bijv. wanneer de vangst tijdens de productie is opgesplitst;
niet-tijdige indiening van de krachtens artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 vereiste voorafgaande kennisgeving of indiening van een onvolledige versie van die kennisgeving;
incoherenties tussen de door de marktdeelnemer aangegeven vangstgegevens en andere gegevens waarover de bevoegde autoriteit beschikt;
het vaartuig of de eigenaar ervan wordt verdacht van betrokkenheid (nu of in het verleden) bij IOO-visserij;
het vaartuig is recent van naam, vlag of registratienummer veranderd;
de vlaggenstaat is niet aangemeld overeenkomstig artikel 20 van Verordening (EG) nr. 1005/2008, of er is informatie beschikbaar over eventuele onregelmatigheden bij de validering van de vangstcertificaten door een bepaalde vlaggenstaat (zoals verlorengegane, gestolen of vervalste stempels of valideringszegels van een bevoegde autoriteit);
vermoede tekortkomingen in de controleregeling van een vlaggenstaat;
de marktdeelnemers waren reeds betrokken bij illegale activiteiten die een potentieel risico vormen op het gebied van IOO-visserij.
Artikel 32
Rapportageverplichtingen en evaluatie
1. De lidstaten nemen informatie over de toepassing van de in artikel 31 vastgestelde communautaire criteria op in het verslag dat zij overeenkomstig artikel 55, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 om de twee jaar bij de Commissie moeten indienen.
2. De communautaire criteria worden door de Commissie aan de hand van deze verslagen en haar eigen bevindingen geëvalueerd en eventueel aangepast.
HOOFDSTUK IV
Samenwerking met derde landen
Artikel 33
Administratieve samenwerking met derde landen met betrekking tot vangstcertificaten
1. De administratieve regelingen die in het kader van de in artikel 20, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde administratieve samenwerking gelden voor het elektronisch opstellen, valideren en indienen van het vangstcertificaat of voor het vervangen van het vangstcertificaat door elektronische traceerbaarheidssystemen die hetzelfde niveau van controle door de autoriteiten bieden, worden opgenomen in bijlage IX bij de onderhavige verordening.
2. Zodra een nieuwe administratieve regeling met betrekking tot de uitvoering van de vangstcertificeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1005/2008 wordt vastgesteld, stelt de Commissie de bevoegde autoriteiten van de lidstaten binnen 15 werkdagen na de vaststelling daarvan in kennis, stelt zij de betrokken informatie zo snel mogelijk ter beschikking op haar website en werkt zij bijlage IX bij de onderhavige verordening dienovereenkomstig bij.
TITEL III
WAARNEMINGEN
Artikel 34
Formulier voor de verstrekking van informatie over waargenomen vissersvaartuigen
1. Het formulier voor de in artikel 49, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde verstrekking van informatie over waargenomen vissersvaartuigen wordt vastgesteld in bijlage X A bij de onderhavige verordening.
2. De instructies voor het invullen van het in lid 1 bedoelde formulier worden vastgesteld in bijlage X B bij de onderhavige verordening.
TITEL IV
WEDERZIJDSE BIJSTAND
HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
Artikel 35
Toepassingsgebied
1. In deze titel wordt vastgesteld onder welke voorwaarden de lidstaten administratief moeten samenwerken met elkaar, met derde landen, met de Commissie en met de door de Commissie tot handhaving van Verordening (EG) nr. 1005/2008 en van de onderhavige verordening aangewezen instantie.
2. De in deze titel vastgestelde bepalingen verplichten de lidstaten niet tot wederzijdse bijstand wanneer de waarschijnlijkheid bestaat dat hun nationale rechtsbestel, openbaar beleid, veiligheid of andere fundamentele belangen daardoor in gevaar worden gebracht. Alvorens een verzoek om wederzijdse bijstand af te wijzen, pleegt de aangezochte lidstaat overleg met de verzoekende lidstaat om vast te stellen of onder specifieke voorwaarden gedeeltelijk op het bijstandsverzoek kan worden ingegaan. Indien niet op een bijstandsverzoek kan worden ingegaan, worden de verzoekende lidstaat en de Commissie daarvan onverwijld in kennis gesteld, onder vermelding van de redenen waarom het verzoek niet kan worden ingewilligd.
3. De in deze titel vastgestelde bepalingen laten de toepassing in de lidstaten van de regels inzake de strafrechtelijke vervolging en de wederzijdse rechtshulp in strafzaken, met inbegrip van de regels betreffende het geheim van het onderzoek, onverlet.
Artikel 36
Bescherming van persoonsgegevens
1. Deze verordening doet niet af aan noch vormt zij een aantasting van het niveau van bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens krachtens de bepalingen van het Gemeenschapsrecht en nationaal recht, en zij houdt met name geen wijziging in van de verplichtingen van de lidstaten bij de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG noch van de verplichtingen van de communautaire instellingen en organen bij de verwerking van persoonsgegevens overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001 in het kader van de uitoefening van hun bevoegdheden. De lidstaten en de Commissie zien toe op de inachtneming van alle toepasselijke bepalingen van Verordening (EG) nr. 45/2001 en Richtlijn 95/46/EG.
2. De rechten van personen met betrekking tot de registratiegegevens die over hen in nationale, respectievelijk communautaire systemen worden verwerkt, worden uitgeoefend overeenkomstig de wetgeving van de lidstaat die deze persoonsgegevens heeft opgeslagen, en met name de bepalingen ter uitvoering van Richtlijn 95/46/EG, respectievelijk overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001.
Artikel 37
Gebruik van informatie en bescherming van het beroepsgeheim en het handelsgeheim
1. De verzoekende lidstaat gebruikt de overeenkomstig deze titel meegedeelde informatie uitsluitend met het oog op de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1005/2008 en doet dit te allen tijde overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG. Het gebruik van dergelijke informatie voor andere doeleinden is slechts toegestaan indien daarover vooraf schriftelijk overleg is gepleegd met de aangezochte lidstaat die de informatie heeft verstrekt. In dat geval mag de informatie slechts worden gebruikt met inachtneming van de voorwaarden die de aangezochte lidstaat overeenkomstig Richtlijn 95/46/EG stelt met betrekking tot het niet-bekendmaken van informatie. Het gebruik van persoonsgegevens voor andere doeleinden dient in overeenstemming te zijn met de in Richtlijn 95/46/EG vastgestelde voorwaarden.
2. De verzoekende lidstaat houdt bij elk verzoek rekening met aspecten betreffende de bekendmaking van informatie, zoals de veiligheid en de persoonlijke levenssfeer van personen die op basis van de informatie worden geïdentificeerd of identificeerbaar zijn.
3. Voor dergelijke informatie geldt dezelfde bescherming als die welke op soortgelijke gegevens van toepassing is krachtens de nationale wetgeving van de lidstaat die deze ontvangt en krachtens de overeenkomstige bepalingen van de communautaire instelling die deze ontvangt. De lidstaat die deze informatie ontvangt, mag deze bescherming overeenkomstig zijn wetgeving inroepen in administratieve of strafrechtelijke procedures.
4. Informatie die in om het even welke vorm wordt meegedeeld aan personen die voor de nationale overheid of de Commissie werken, valt onder de vertrouwelijkheidsplicht en het beroepsgeheim, indien de bekendmaking van deze informatie een gevaar zou vormen voor:
de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de integriteit van het individu, in het bijzonder gelet op de Gemeenschapswetgeving inzake de bescherming van persoonsgegevens;
de commerciële belangen van een natuurlijke of een rechtspersoon, met inbegrip van de intellectuele eigendom;
gerechtelijke procedures en juridisch advies, of
het doel van controles en onderzoeken.
5. Lid 4 is niet van toepassing wanneer het bekendmaken van de informatie nodig is om een einde te maken aan IOO-visserij of ernstige inbreuken als vermeld in artikel 42, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 1005/2008, en indien de autoriteit die de informatie meedeelt, toestemt in de bekendmaking ervan.
Artikel 38
Kosten
De lidstaten nemen hun eigen kosten voor de uitvoering van een bijstandsverzoek op zich en zien af van het recht aanvragen in te dienen voor de vergoeding van in het kader van deze titel gedane uitgaven.
Artikel 39
Eén autoriteit
1. Elke lidstaat wijst één verbindingsbureau aan dat bevoegd is voor de toepassing van de in deze titel vastgestelde bepalingen.
2. Elke lidstaat deelt de identiteit van het ene verbindingsbureau mee aan de Commissie en de andere lidstaten en werkt deze informatie bij.
3. De Commissie publiceert de lijst van verbindingsbureaus in het Publicatieblad van de Europese Unie en zij werkt deze lijst bij.
Artikel 40
Follow-upmaatregelen
1. Nationale autoriteiten die besluiten om als reactie op een naar aanleiding van deze titel ingediend informatie-uitwisselingverzoek of in aansluiting op een spontane informatie-uitwisseling maatregelen te nemen die slechts met toestemming of op verzoek van een rechterlijke instantie kunnen worden uitgevoerd, delen met betrekking tot deze maatregelen aan de betrokken lidstaat en aan de Commissie alle informatie mee die in verband staat met IOO-visserij, met in artikel 42, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde ernstige inbreuken of met inbreuken op de onderhavige verordening.
2. Voor dergelijke mededelingen moet de voorafgaande toestemming van de rechterlijke instantie worden verkregen indien die toestemming krachtens de nationale wetgeving vereist is.
HOOFDSTUK II
Informatieverstrekking zonder voorafgaand verzoek
Artikel 41
Informatieverstrekking zonder voorafgaand verzoek
1. Lidstaten die hetzij vernemen dat mogelijk IOO-visserijactiviteiten of in artikel 42, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde ernstige inbreuken plaatsvinden, hetzij gegronde vermoedens hebben dat dergelijke activiteiten of inbreuken kunnen plaatsvinden, stellen de andere betrokken lidstaten en de Commissie daarvan onverwijld in kennis. Deze kennisgeving gaat vergezeld van alle nodige informatie en wordt gedaan via de in artikel 39 bedoelde ene autoriteit.
2. Lidstaten die handhavingsmaatregelen nemen in verband met een in lid 1 bedoelde IOO-visserijactiviteit of inbreuk, stellen de andere betrokken lidstaten en de Commissie daarvan in kennis via de in artikel 39 bedoelde ene autoriteit.
3. Alle in dit artikel bedoelde kennisgevingen worden schriftelijk gedaan.
HOOFDSTUK III
Bijstandsverzoeken
Artikel 42
Definities
Voor de toepassing van deze titel wordt onder „bijstandsverzoek” verstaan een verzoek dat door een lidstaat aan een andere lidstaat wordt gericht met het oog op het verkrijgen van:
informatie;
handhavingsmaatregelen, of
administratieve kennisgevingen.
Artikel 43
Algemene vereisten
1. De verzoekende lidstaat zorgt ervoor dat alle bijstandsverzoeken voldoende informatie bevatten om de aangezochte lidstaat in staat te stellen aan het verzoek te voldoen, inclusief noodzakelijk bewijsmateriaal dat op het grondgebied van de verzoekende lidstaat kan worden verkregen.
2. Bijstandsverzoeken mogen slechts betrekking hebben op onderbouwde gevallen waarin om gegronde redenen wordt aangenomen dat IOO-visserijactiviteiten of in artikel 42, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde ernstige inbreuken hebben plaatsgevonden en waarin de verzoekende lidstaat zonder hulp van buitenaf de gevraagde informatie niet kan verkrijgen of de gevraagde maatregelen niet kan nemen.
Artikel 44
Toezending van verzoeken en antwoorden
1. Verzoeken mogen alleen door de ene autoriteit van de verzoekende lidstaat of door de Commissie worden gericht aan de ene autoriteit van de aangezochte lidstaat. Voor de antwoorden wordt hetzelfde communicatiekanaal gebruikt.
2. Verzoeken om wederzijdse bijstand en antwoorden daarop worden schriftelijk overgelegd.
3. Alvorens verzoeken worden gedaan, komt de ene autoriteit van de verzoekende lidstaat met de ene autoriteit van de aangezochte lidstaat overeen welke talen voor de verzoeken en de informatieverstrekking worden gebruikt. Indien hierover geen overeenstemming kan worden bereikt, worden de verzoeken toegezonden in de officiële taal of talen van de verzoekende lidstaat, en de antwoorden in de officiële taal of talen van de aangezochte lidstaat.
Artikel 45
Verzoek om informatie
1. De aangezochte lidstaat stelt op verzoek van de verzoekende lidstaat of van de Commissie alle relevante informatie ter beschikking om vast te stellen of IOO-visserijactiviteiten of in artikel 42, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde ernstige inbreuken hebben plaatsgevonden of naar redelijkerwijs kan worden vermoed, zullen plaatsvinden. De informatie wordt verstrekt via de in artikel 39 bedoelde ene autoriteit.
2. De aangezochte lidstaat voert op verzoek van de verzoekende lidstaat of van de Commissie de nodige administratieve onderzoeken uit met betrekking tot handelingen die overeenkomen met IOO-visserij of in artikel 42, lid 1, onder b) of c), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde ernstige inbreuken of daarmee volgens de verzoekende lidstaat lijken overeen te komen. De aangezochte lidstaat deelt de resultaten van dergelijke administratieve onderzoeken mee aan de verzoekende lidstaat en aan de Commissie.
3. Op verzoek van de verzoekende lidstaat of van de Commissie kan de aangezochte lidstaat een bevoegd functionaris van de verzoekende lidstaat toestemming verlenen om de functionarissen van de aangezochte lidstaat of van de Commissie tijdens de in lid 2 bedoelde administratieve onderzoeken te vergezellen. Voor zover op grond van de nationale bepalingen inzake strafrechtelijke procedures bepaalde handelingen voorbehouden zijn aan functionarissen die daartoe specifiek bij de nationale wet zijn aangewezen, nemen de functionarissen van de verzoekende lidstaat niet deel aan deze handelingen. Zij nemen in geen geval deel aan huiszoekingen of formele verhoren van personen krachtens het nationale strafrecht. De functionarissen van de verzoekende lidstaat die aanwezig zijn in de aangezochte lidstaat, moeten hun identiteit en officiële functie te allen tijde aan de hand van een schriftelijke machtiging kunnen aantonen.
4. De aangezochte lidstaat stelt de verzoekende lidstaat, op diens verzoek, alle in zijn bezit zijnde documenten of gewaarmerkte kopieën ter beschikking die betrekking hebben op IOO-visserij of op in artikel 42, lid 1, onder b) of c), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde ernstige inbreuken.
5. Het modelformulier voor informatieverstrekking op verzoek wordt vastgesteld in bijlage XI.
Artikel 46
Verzoek om handhavingsmaatregelen
1. De aangezochte lidstaat neemt op basis van het in artikel 43 bedoelde bewijsmateriaal en op verzoek van de verzoekende lidstaat of van de Commissie alle handhavingsmaatregelen die nodig zijn voor de onmiddellijke stopzetting van IOO-visserij of in artikel 42, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde ernstige inbreuken op zijn grondgebied of in onder zijn soevereiniteit of jurisdictie vallende maritieme wateren.
2. De aangezochte lidstaat kan met de verzoekende lidstaat en de Commissie overleg plegen bij het nemen van de in lid 1 bedoelde handhavingsmaatregelen.
3. De aangezochte lidstaat rapporteert via de in artikel 39 bedoelde ene autoriteit onverwijld aan de verzoekende lidstaat, de andere betrokken lidstaten en de Commissie welke maatregelen, met welke resultaten, zijn genomen.
Artikel 47
Termijn voor antwoorden op verzoeken om informatie en om handhavingsmaatregelen
1. De aangezochte lidstaat verstrekt de in artikel 45, lid 1, en in artikel 46, lid 3, bedoelde informatie zo snel mogelijk, maar niet later dan vier weken na de datum van ontvangst van het verzoek. De aangezochte lidstaat en de verzoekende lidstaat of de Commissie kunnen andere termijnen afspreken.
2. Wanneer de aangezochte lidstaat niet binnen de gestelde termijn aan het verzoek kan voldoen, deelt hij de verzoekende lidstaat of de Commissie schriftelijk mee waarom hij de termijn niet kan nakomen, en wanneer hij denkt aan het verzoek te kunnen voldoen.
Artikel 48
Verzoek om administratieve kennisgeving
1. De aangezochte lidstaat meldt de geadresseerde op verzoek van de verzoekende lidstaat en overeenkomstig zijn nationale voorschriften inzake kennisgeving van soortgelijke instrumenten en besluiten, welke instrumenten en besluiten in het kader van Verordening (EG) nr. 1005/2008 zijn vastgesteld door de administratieve autoriteiten van de verzoekende lidstaat en die op het grondgebied van de aangezochte lidstaat ten uitvoer moeten worden gelegd.
2. Verzoeken om kennisgeving worden ingediend volgens het in bijlage XII opgenomen modelformulier.
3. De aangezochte lidstaat zendt zijn antwoord onmiddellijk na de kennisgeving via de in artikel 39 bedoelde ene autoriteit toe aan de verzoekende lidstaat. Het antwoord wordt ingediend volgens het in bijlage XII opgenomen modelformulier.
HOOFDSTUK IV
Betrekkingen met de Commissie
Artikel 49
Communicatie tussen de lidstaten en de Commissie
1. Elke lidstaat zendt de door hem als relevant beschouwde informatie over methoden, praktijken of geconstateerde tendensen waarvan met het oog op IOO-visserij of in artikel 42, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde ernstige inbreuken gebruik is gemaakt of vermoedelijk gebruik is gemaakt, toe aan de Commissie zodra hij over deze informatie beschikt.
2. De Commissie stelt de lidstaten in kennis van informatie die hen kan helpen de handhaving van Verordening (EG) nr. 1005/2008 te versterken, en doet dat zodra zij over dergelijke informatie beschikt.
Artikel 50
Coördinatie door de Commissie
1. Lidstaten die vernemen dat specifiek voor de Gemeenschap relevante handelingen plaatsvinden die overeenkomen met IOO-visserij of in artikel 42, lid 1, onder b) of c), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde ernstige inbreuken of daarmee lijken overeen te komen, delen aan de Commissie zo snel mogelijk relevante informatie mee die nodig is voor de vaststelling van de feiten. De Commissie zendt deze informatie door aan de andere betrokken lidstaten.
2. Met het oog op de toepassing van lid 1 worden handelingen die overeenkomen met IOO-visserij of in artikel 42, lid 1, onder b) of c), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde ernstige inbreuken, met name als specifiek voor de Gemeenschap relevante handelingen beschouwd wanneer:
deze handelingen in andere lidstaten vertakkingen hebben of zouden kunnen hebben, of
soortgelijke handelingen volgens de lidstaat waarschijnlijk ook in andere lidstaten zijn verricht.
3. Wanneer de Commissie van mening is dat in één of meer lidstaten handelingen hebben plaatsgevonden die overeenkomen met IOO-visserij of in artikel 42, lid 1, onder b) of c), van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde ernstige inbreuken, meldt zij dit aan de betrokken lidstaten, die zo snel mogelijk onderzoeken verrichten. De betrokken lidstaten stellen de Commissie zo snel mogelijk in kennis van de bevindingen van deze onderzoeken.
HOOFDSTUK V
Betrekkingen met derde landen
Artikel 51
Informatie-uitwisseling met derde landen
1. Een lidstaat die van een derde land informatie ontvangt die relevant is voor de efficiënte toepassing van Verordening (EG) nr. 1005/2008 en de onderhavige verordening, stelt de andere betrokken lidstaten via de ene autoriteit van die informatie in kennis, voor zover dat is toegestaan op grond van met dat derde land gesloten bilaterale bijstandsovereenkomsten.
2. Een lidstaat kan informatie die hij in het kader van deze titel ontvangt, via zijn ene autoriteit aan een derde land meedelen in het kader van een met dat derde land gesloten bilaterale bijstandsovereenkomst. Dergelijke mededelingen vinden plaats na raadpleging van de lidstaat die de informatie oorspronkelijk heeft meegedeeld en overeenkomstig de communautaire en nationale wetgeving inzake de bescherming van personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens.
3. In het kader van tussen de Gemeenschap en derde landen gesloten visserijovereenkomsten of in het kader van regionale organisaties voor visserijbeheer of soortgelijke regelingen waarbij de Gemeenschap verdragsluitende partij of niet-verdragsluitende samenwerkende partij is, kan de Commissie relevante informatie over IOO-visserij of in artikel 42, lid 1, onder b) en c), van Verordening (EG) nr. 1005/208 bedoelde ernstige inbreuken meedelen aan andere bij die overeenkomsten, organisaties of regelingen aangesloten partijen, mits de lidstaat die deze informatie heeft verstrekt, daarmee instemt.
HOOFDSTUK VI
Overgangsbepaling
Artikel 52
Invoering van een informatiesysteem over IOO-visserij
In afwachting van de invoering van het in artikel 51, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde informatiesysteem over IOO-visserij werken de bevoegde autoriteiten van de lidstaten in het kader van de onderhavige titel onderling en met de Commissie samen via de bestaande informatieregelingen.
TITEL V
WIJZIGINGEN
Artikel 53
Wijzigingen van Verordening (EG) nr. 1005/2008
Bijlage I bij Verordening (EG) nr. 1005/2008, met daarin de lijst van producten die zijn uitgesloten van de definitie van „visserijproducten” in artikel 2, punt 8, van die verordening, wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage XIII bij de onderhavige verordening.
TITEL VI
SLOTBEPALINGEN
Artikel 54
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de zevende dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2010.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
BIJLAGE I
Voorafgaande kennisgevingstermijn voor in artikel 1 bedoelde soorten visserijproducten
Termijn van vier uur voor voorafgaande kennisgeving
Aanlanding, door vissersvaartuigen, van verse visserijproducten in aangewezen havens van de Gemeenschap
BIJLAGE IIA
Voor in artikel 2, lid 1, bedoelde vissersvaartuigen van derde landen bestemd formulier voor voorafgaande kennisgeving
BIJLAGE IIB
Voor in artikel 2, lid 2, bedoelde vissersvaartuigen van derde landen bestemd formulier voor voorafgaande kennisgeving
BIJLAGE III A
In artikel 3, lid 1, bedoeld formulier voor de voorafgaande aangifte van aanlanding
BIJLAGE III B
In artikel 3, lid 2, bedoeld formulier voor de voorafgaande aangifte van overlading
(verplicht in te vullen door het overladende en het ontvangende vaartuig)
BIJLAGE IV
VANGSTCERTIFICAAT VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAP
Vereenvoudigd formulier voor visserijproducten overeenkomstig de voorschriften van artikel 6 van de onderhavige verordening
Aanhangsel
Gegevens in verband met het vervoer
BIJLAGE V
Vangstdocumentatieregelingen die zijn aangenomen door regionale organisaties voor visserijbeheer en zijn erkend als zijnde in overeenstemming met de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1005/2008
Deel I Vangstdocumentatieregelingen die zijn erkend als zijnde in overeenstemming met de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1005/2008:
Deel II Vangstdocumentatieregelingen die, behoudens aanvullende voorwaarden, zijn erkend als zijnde in overeenstemming met de voorschriften van Verordening (EG) nr. 1005/2008:
BIJLAGE VI
Termijnen voor de indiening van vangstcertificaten met betrekking tot in artikel 8 bedoelde zendingen
Termijn van vier uur voor de indiening van vangstcertificaten vóór binnenkomst in de Gemeenschap
Zendingen visserijproducten die de Gemeenschap via luchtvervoer binnenkomen
Termijn van twee uur voor de indiening van vangstcertificaten vóór binnenkomst in de Gemeenschap
Zendingen visserijproducten die de Gemeenschap via wegvervoer binnenkomen
Termijn van vier uur voor de indiening van vangstcertificaten vóór binnenkomst in de Gemeenschap
Zendingen visserijproducten die de Gemeenschap via spoorvervoer binnenkomen
BIJLAGE VII
BIJLAGE VIII
BIJLAGE IX
Administratieve regeling met vlaggenstaten in verband met de tenuitvoerlegging van de vangstcertificeringsbepalingen (artikel 12, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1005/2008)
Afdeling 1
NOORWEGEN
VANGSTCERTIFICERINGSREGELING
Overeenkomstig artikel 12, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 wordt het in artikel 12 en bijlage II van die verordening bedoelde vangstcertificaat voor visserijproducten van vangsten door vissersvaartuigen die de vlag van Noorwegen voeren, vervangen door het Noorse vangstcertificaat op basis van het door de Noorse autoriteiten beheerde Noorse elektronische traceerbaarheidssysteem voor het wegen en registreren van vangsten dat hetzelfde niveau van controle door de autoriteiten garandeert als op grond van de vangstcertificeringsregeling van de Europese Unie is vereist.
In aanhangsel 1 zijn exemplaren van het Noorse vangstcertificaat opgenomen dat het vangstcertificaat en het wederuitvoercertificaat van de Europese Unie vervangt.
De in artikel 14, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde documenten mogen elektronisch worden doorgestuurd.
Noorwegen eist een vangstcertificaat voor de aanlanding en de invoer in Noorwegen van vangsten van vissersvaartuigen die de vlag voeren van een lidstaat van de Europese Unie.
WEDERZIJDSE BIJSTAND
Ter bevordering van de uitwisseling van informatie en de wederzijdse bijstand tussen de bevoegde autoriteiten van Noorwegen en van de lidstaten van de Europese Unie wordt op basis van de bij Verordening (EG) nr. 1010/2009 vastgestelde uitvoeringsbepalingen inzake wederzijdse bijstand een systeem voor wederzijdsebijstandsverlening als bedoeld in artikel 51 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 ingesteld.
Aanhangsel I
Afdeling 2
VERENIGDE STATEN
VANGSTCERTIFICERINGSREGELING
Overeenkomstig artikel 12, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 wordt het in artikel 12 van en bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde vangstcertificaat, wat betreft visserijproducten van vangsten door vissersvaartuigen die de vlag van de Verenigde Staten voeren, vervangen door het vangstcertificaat van de VS dat is gebaseerd op het vangstcertificeringssysteem van de VS (zoals beschreven in aanhangsel 2), d.i. een elektronisch rapportagesysteem en een systeem voor het bijhouden van een register dat door de autoriteiten van de VS wordt beheerd en dat dezelfde mate van controle door de autoriteiten garandeert als op grond van de vangstcertificeringsregeling van de Europese Unie vereist is.
In aanhangsel 1 is een exemplaar opgenomen van het vangstcertificaat van de VS, dat het vangstcertificaat van de Europese Unie en het wederuitvoercertificaat vervangt. Dit herziene vangstcertificaat van de VS kan worden gebruikt voor visserijproducten van vangsten van een of meer afzonderlijke vaartuigen of groepen vaartuigen, zoals beschreven in aanhangsel 2.
WEDERZIJDSE BIJSTAND
Wederzijdse bijstand als bedoeld in artikel 51 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 wordt tot stand gebracht om de uitwisseling van informatie en de administratieve samenwerking tussen de respectieve bevoegde autoriteiten in de Verenigde Staten en de lidstaten van de Europese Unie te vergemakkelijken, op basis van de bij Verordening (EG) nr. 1010/2009 vastgestelde uitvoeringsbepalingen inzake wederzijdse bijstand.
Aanhangsel 1
Aanhangsel 2
De vangstdocumentatieregeling van de VS, zoals herzien in 2019, is bedoeld om één enkel vangstcertificaat af te geven voor uitvoerzendingen van rauwe en verwerkte visserijproducten van de Verenigde Staten naar de Europese Unie (EU).
Amerikaanse exporteurs moeten op het vangstcertificaat van de VS 1) het enkele vaartuig vermelden dat verantwoordelijk is voor de gevangen vis of de visserijproducten waaruit de respectieve zending bestaat, alsmede alle toepasselijke informatie die vereist is voor de verklaring inzake legale vangst van de Verenigde Staten; of 2) de naam opgeven van de groep vaartuigen die verantwoordelijk is voor de gevangen vis of de visserijproducten waaruit de respectieve zending bestaat, alsmede alle toepasselijke informatie die vereist is voor de verklaring inzake legale vangst van de Verenigde Staten.
De mogelijkheid om te groeperen wordt gebruikt voor visserijen waarvan de vangst op zee of aan de wal aanzienlijk wordt vermengd (bijvoorbeeld, maar niet uitsluitend, visserijen waarbij de oorspronkelijke vangsten vóór de verdere verzending naar grootte worden ingedeeld, bv. zeekreeft, of waarbij meerdere vissersvaartuigen op zee vis overladen op tendervaartuigen).
De groepen worden beheerd door de Amerikaanse producent of verwerker die het certificaat aanvraagt, en worden aan een audit onderworpen. Rekening houdend met de huidige praktijken van de VS, is de Amerikaanse producent of verwerker verantwoordelijk voor het bewaren van alle informatie in verband met de vaartuigen of de lijst van vaartuigen die aan de zending hebben bijgedragen, en voor het verstrekken, op verzoek, van die informatie aan de bevoegde autoriteit van de VS.
De mogelijkheid om een enkel vaartuig dan wel een groep vaartuigen te vermelden stelt de Verenigde Staten in staat om één certificaat per zending over te leggen en tezelfdertijd toegang te hebben tot de volledige vaartuiginformatie met betrekking tot de zending.
De bevoegde autoriteit van de VS stelt deze informatie op verzoek ter beschikking van de autoriteiten in de invoerende lidstaten.
AFDELING 3
NIEUW-ZEELAND
VANGSTCERTIFICERINGSREGELING
Overeenkomstig artikel 12, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 wordt het in artikel 12 en bijlage II van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde vangstcertificaat, wat betreft visserijproducten van vangsten door vissersvaartuigen die de vlag van Nieuw-Zeeland voeren, vervangen door een Nieuw-Zeelands vangstcertificaat, een elektronisch traceerbaarheidssysteem dat door de Nieuw-Zeelandse autoriteiten wordt beheerd en dat dezelfde mate van controle door de autoriteiten garandeert als op grond van de communautaire vangstcertificeringsregeling vereist is.
In aanhangsel I is een exemplaar te vinden van het Nieuw-Zeelandse vangstcertificaat, dat met ingang van 1 januari 2010 het vangstcertificaat van de Europese Gemeenschap en het wederuitvoercertificaat vervangt voor vangsten door in Nieuw-Zeeland geregistreerde vissersvaartuigen die in Nieuw-Zeeland worden aangeland.
In bijlage II vindt u een ondersteunende toelichting over het Nieuw-Zeelandse vangstcertificaat.
De in artikel 14, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde documenten mogen elektronisch worden doorgestuurd.
WEDERZIJDSE BIJSTAND
Wederzijdse bijstand als bedoeld in artikel 51 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 wordt tot stand gebracht om de uitwisseling van informatie tussen en de onderlinge ondersteuning van de respectieve bevoegde autoriteiten in Nieuw-Zeeland en de lidstaten van de Europese Gemeenschap te vergemakkelijken, op basis van de bij Verordening (EG) nr. 1010/2009 van de Commissie vastgestelde uitvoeringsbepalingen inzake wederzijdse bijstand.
Aanhangsel I
Exemplaar van het Nieuw-Zeelandse vangstcertificaat
BIJLAGE II
Ondersteunende toelichting over het Nieuw-Zeelandse vangstcertificaat
De „consignor” is de exporteur.
Informatie in het vak „unofficial information” en informatie die na de handtekeningen van de Nieuw-Zeelandse regering volgt, is niet door de regering van Nieuw-Zeeland gevalideerd.
Afdeling 4
IJSLAND
VANGSTCERTIFICERINGSREGELING
Overeenkomstig artikel 12, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 wordt het in artikel 12 en bijlage II bij Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde vangstcertificaat voor visserijproducten van vangsten door vissersvaartuigen die de vlag van IJsland voeren, met ingang van 1 januari 2010 vervangen door een IJslands vangstcertificaat op basis van een door de IJslandse autoriteiten beheerd, IJslands elektronisch traceerbaarheidssysteem voor het wegen en registreren van vangsten dat hetzelfde niveau van controle door de autoriteiten biedt als op grond van de vangstcertificeringsregeling van de Europese Unie is vereist.
In het aanhangsel is een voorbeeldexemplaar van het IJslandse vangstcertificaat opgenomen.
De in artikel 14, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde documenten mogen elektronisch worden doorgestuurd.
IJsland eist een vangstcertificaat voor de aanlanding en de invoer in IJsland van vangsten van vissersvaartuigen die de vlag van een lidstaat van de Europese Unie voeren.
WEDERZIJDSE BIJSTAND
Ter bevordering van de uitwisseling van informatie en de wederzijdse bijstand tussen de respectieve bevoegde autoriteiten van IJsland en van de lidstaten van de Europese Unie wordt op basis van de bij Verordening (EG) nr. 1010/2009 van de Commissie vastgestelde uitvoeringsbepalingen inzake wederzijdse bijstand een systeem voor wederzijdsebijstandsverlening als bedoeld in artikel 51 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 ingesteld.
Aanhangsel
Afdeling 5
CANADA
VANGSTCERTIFICERINGSREGELING
Overeenkomstig artikel 12, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 van de Raad wordt het in artikel 12 en bijlage II bij die verordening bedoelde vangstcertificaat voor visserijproducten van vangsten door vissersvaartuigen die de vlag van Canada voeren, vervangen door een Canadees vangstcertificaat dat op basis van het (in aanhangsel 3 beschreven) Canadese visserijcertificatensysteem (VCS) wordt afgegeven in het kader van een door de Canadese autoriteiten beheerd elektronisch traceerbaarheidssysteem dat hetzelfde niveau van controle door de autoriteiten biedt als op grond van de vangstcertificeringsregeling van de Europese Unie is vereist.
In de aanhangsels 1 en 2 zijn voorbeeldexemplaren van de Canadese vangstcertificaten opgenomen die met ingang van 1 januari 2010 het vangstcertificaat en het wederuitvoercertificaat van de Europese Gemeenschap vervangen.
Vangsten die zijn verkregen volgens traditionele vistechnieken van de oorspronkelijke gemeenschappen of door vissersvaartuigen als gedefinieerd in artikel 6 van Verordening (EG) nr. 1010/2009 van de Commissie, gaan vergezeld van een in aanhangsel 2 opgenomen vereenvoudigd Canadees vangstcertificaat.
De in artikel 14, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde documenten mogen elektronisch worden doorgestuurd.
WEDERZIJDSE BIJSTAND
Ter bevordering van de uitwisseling van informatie en van de wederzijdse bijstand tussen de respectieve bevoegde autoriteiten van Canada en van de lidstaten van de Europese Unie wordt op basis van de bij Verordening (EG) nr. 1010/2009 van de Commissie vastgestelde uitvoeringsbepalingen inzake wederzijdse bijstand een systeem voor wederzijdsebijstandsverlening als bedoeld in artikel 51 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 ingesteld.
Aanhangsel 1
Aanhangsel 2
Aanhangsel 3
Het Canadese visserijcertificatensysteem (VCS) is bedoeld om normale en vereenvoudigde vangstcertificaten af te geven.
Het VCS wordt gebruikt voor het afgeven en het valideren van vangstcertificaten voor de uitvoer uit Canada naar de Europese Unie van zendingen gangbare visserijproducten (met inbegrip van levende, verse, ingevroren, gezouten, ingeblikte, gerookte en gedroogde vis) waarvoor grondstoffen worden gebruikt die afkomstig zijn van de niet met vaartuigen verrichte visserij, van de traditionele visserij van oorspronkelijke gemeenschappen of van kleine en grote vissersvaartuigen en/of waarvoor een productieproces met verschillende fasen nodig is.
Voor meer efficiëntie groepeert Canada bepaalde vaartuigen op vereenvoudigde certificaten. Het VCS voorziet echter in een volledig koppeling naar de gegroepeerde vaartuigen en in een verdere koppeling tussen deze vaartuigen en de respectieve vergunnings- of registratiegegevens en de op het certificaat gedeclareerde vangst.
De mogelijkheid om te groeperen wordt gebruikt voor bepaalde productvormen en met name voor visserijtakken waarin gebruik wordt gemaakt van verzamelschepen die inkopen bij verschillende vissersvaartuigen en op zee verkoopsdocumenten afgeven, voor de niet met vaartuigen verrichte visserij, waarin bijvoorbeeld wordt gevist met de strandzegen, op het strand schelpdieren worden verzameld of wordt gevist op ijs, voor bepaalde kustvisserijtakken, en voor de traditionele visserij in het kader van oorspronkelijke gemeenschappen. De groepen zijn specifiek per exportbedrijf en worden voor elk zending, voor zover nodig, aangepast.
De mogelijkheid om te groeperen stelt Canada in staat om één certificaat per zending over te leggen en tezelfdertijd alle informatie met betrekking tot het certificaat (vaartuigvergunning/-registratie) ter beschikking te houden in de gegevensbank.
Deze informatie staat via onze website of via een directe telefoonlijn met onze certificeringsdienst ter beschikking van de autoriteiten van de EU-lidstaten in de landen van invoer.
Ook derde landen kunnen contact opnemen met de certificeringsdienst voor informatie over indirecte uitvoer.
Afdeling 6
Faeröer
VANGSTCERTIFICERINGSREGELING
Overeenkomstig artikel 12, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 wordt het in artikel 12 en bijlage II bij die verordening bedoelde vangstcertificaat voor visserijproducten van vangsten door vissersvaartuigen die de vlag van de Faeröer voeren, vervangen door een Faeröers vangstcertificaat dat wordt afgegeven op basis van het Faeröerse systeem van verkoopsdocumenten en logboeken in het kader van een door de Faeröerse autoriteiten beheerd traceerbaarheidssysteem dat hetzelfde niveau van controle door de autoriteiten biedt als op grond van de vangstcertificeringsregeling van de Europese Unie is vereist.
In het aanhangsel is een voorbeeldexemplaar van het Faeröerse vangstcertificaat opgenomen dat met ingang van 1 januari 2010 het vangstcertificaat en het wederuitvoercertificaat van de Europese Gemeenschap vervangt.
De in artikel 14, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde documenten mogen elektronisch worden doorgestuurd.
WEDERZIJDSE BIJSTAND
Ter bevordering van de uitwisseling van informatie en van de wederzijdse bijstand tussen de respectieve bevoegde autoriteiten van de Faeröer en van de lidstaten van de Europese Unie wordt op basis van de bij Verordening (EG) nr. 1010/2009 van de Commissie vastgestelde uitvoeringsbepalingen inzake wederzijdse bijstand een systeem voor wederzijdsebijstandsverlening als bedoeld in artikel 51 van Verordening (EG) nr. 1005/2008 ingesteld.
Aanhangsel
Afdeling 7
ZUID-AFRIKA
VANGSTCERTIFICERINGSREGELING
Overeenkomstig artikel 12, lid 4, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 wordt het in artikel 12 en bijlage II van die verordening bedoelde vangstcertificaat voor visserijproducten van vangsten door vissersvaartuigen die de vlag van Zuid-Afrika voeren, vervangen door Zuid-Afrikaanse vangstcertificaten, een door de Zuid-Afrikaanse autoriteiten beheerd elektronisch traceerbaarheidssysteem dat hetzelfde niveau van controle door de autoriteiten garandeert als op grond van de vangstcertificeringsregeling van de Europese Unie is vereist.
In aanhangsel 1 zijn exemplaren van de Zuid-Afrikaanse vangstcertificaten opgenomen die het vangstcertificaat en het wederuitvoercertificaat van de Europese Unie vervangen.
De in artikel 14, leden 1 en 2, van Verordening (EG) nr. 1005/2008 bedoelde documenten mogen elektronisch worden doorgestuurd.
Aanhangsel I
BIJLAGE X A
Formulier voor de verstrekking van informatie over waargenomen vissersvaartuigen
BIJLAGE X B
Instructies voor het invullen van het in bijlage X A opgenomen formulier
ZO VEEL MOGELIJK INFORMATIE INVULLEN
1. De naam van het vaartuig, de radioroepnaam, de vlag en, zo mogelijk, het registratienummer en het Lloyds/IMO-nummer, worden visueel of via radiocontact met het vaartuig vastgesteld (de bron van de informatie moet worden gerapporteerd).
2. Onderscheidende merktekens: vermeld of de naam en de haven van registratie van het vaartuig al dan niet zichtbaar zijn. Noteer de kleuren van de romp en de bovenbouw, het aantal masten, de positie van de brug, de lengte van de schoorsteen, enz.
3. Type vaartuig: beschrijf het type vaartuig en het waargenomen tuig (bijv. vaartuig met drijvende beug, trawler, fabrieksschip, transportvaartuig).
4. Positie: registreer de plaats waar het vaartuig voor het eerst is waargenomen, met vermelding van vangstgebied/sector/deelsector.
5. Activiteit van het waargenomen vaartuig: registreer het tijdstip van de waarneming, de activiteit van het vaartuig en de (in graden uitgedrukte) richting die het vaartuig volgt. Registreer de activiteit van het vaartuig: vissen, uitzetten van vistuig, trawlen, inhalen van het tuig of andere. Bij meer dan vijf waarnemingen van het betrokken vaartuig: registreer de informatie op de achterkant van het formulier of op een afzonderlijk blad. Vermeld of al dan niet een vogelverschrikkerlijn werd gebruikt.
6. Registratie van de waarneming: vermeld of de waarneming werd geregistreerd op foto of video (vermeld onder opmerkingen de locatie van de documenten).
7. Opmerkingen: geef de doorvaartrichting van het vaartuig aan. Vat het radiocontact beknopt samen, met vermelding van door de perso(o)n(en) aan boord van het waargenomen vaartuig opgegeven naam, nationaliteit, positie.
8. Schets van het vaartuig: teken het profiel van het vaartuig, met opgave van onderscheidende merktekens die de identificatie kunnen vergemakkelijken.
BIJLAGE XI
Modelformulier voor de in artikel 45 bedoelde uitwisseling van informatie op verzoek
BIJLAGE XII
Modelformulier voor het in artikel 48 bedoelde verzoek om administratieve kennisgeving
▼M3 —————
( 1 ) PB L 333 van 20.12.2003, blz. 17.
( 2 ) PB L 226 van 25.6.2004, blz. 83.
( 3 ) PB L 253 van 11.10.1993, blz. 1.
( 4 ) PB L 145 van 31.5.2001, blz. 1.
( 5 ) PB L 194 van 24.7.2010, blz. 1.