Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document C2006/261/24

    Zaak C-362/06 P: Hogere voorziening ingesteld op 4 september 2006 door Markku Sahlstedt, Juha Kankkunen, Mikko Tanner, Toini Tanner, Liisa Tanner, Eeva Jokinen, Aili Oksanen, Olli Tanner, Leena Tanner, Aila Puttonen, Risto Tanner, Tom Järvinen, Runo K. Kurko, Maa- ja metsätaloustuottajain keskusliitto MTK ry en MTK:n säätiö tegen de beschikking van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen van 22 juni 2006 in zaak T-150/05, Markku Sahlstedt e.a./Commissie van de Europese Gemeenschappen

    PB C 261 van 28.10.2006, p. 13–14 (ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, NL, PL, PT, SK, SL, FI, SV)

    28.10.2006   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 261/13


    Hogere voorziening ingesteld op 4 september 2006 door Markku Sahlstedt, Juha Kankkunen, Mikko Tanner, Toini Tanner, Liisa Tanner, Eeva Jokinen, Aili Oksanen, Olli Tanner, Leena Tanner, Aila Puttonen, Risto Tanner, Tom Järvinen, Runo K. Kurko, Maa- ja metsätaloustuottajain keskusliitto MTK ry en MTK:n säätiö tegen de beschikking van het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen van 22 juni 2006 in zaak T-150/05, Markku Sahlstedt e.a./Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak C-362/06 P)

    (2006/C 261/24)

    Procestaal: Fins

    Partijen

    Rekwiranten: Markku Sahlstedt, Juha Kankkunen, Mikko Tanner, Toini Tanner, Liisa Tanner, Eeva Jokinen, Aili Oksanen, Olli Tanner, Leena Tanner, Aila Puttonen, Risto Tanner, Tom Järvinen, Runo K. Kurko, Maa- ja metsätaloustuottajain keskusliitto MTK ry en MTK:n säätiö (vertegenwoordiger: K. Marttinen, asianajaja)

    Andere partijen in de procedure: Commissie van de Europese Gemeenschappen, Republiek Finland

    Conclusies

    Rekwiranten concluderen dat het het Hof behage:

    de beschikking van het Gerecht van eerste aanleg van 22 juni 2006 in zaak T-150/05, waarbij hun beroep niet-ontvankelijk is verklaard, te vernietigen;

    het beroep in zaak T-150/05 ontvankelijk te verklaren;

    de zaak zelf af te doen en de primaire en subsidiaire vorderingen van de partijen die zijn opgetreden als verzoekers voor het Gerecht van eerste aanleg en derhalve het beroep in zaak T-150/05 volledig toe te wijzen;

    de Commissie van de Europese Gemeenschappen te verwijzen in de kosten van de procedures voor het Gerecht van eerste aanleg en voor het Hof van Justitie.

    Middelen en voornaamste argumenten

    Volgens het Gerecht van eerste aanleg worden verzoekers door de bestreden beschikking 2005/101/EG (1) van de Commissie niet „rechtstreeks” geraakt in de zin van artikel 230 EG. De beschikking waarbij het beroep niet-ontvankelijk is verklaard, geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting en moet om de volgende redenen worden vernietigd:

    1.

    Rechtstreekse gevolgen voor de rechtspositie.

    Het Gerecht heeft artikel 6 van richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (2), onjuist uitgelegd door ervan uit te gaan dat de beschikking van de Commissie geen rechtstreekse rechtsgevolgen voor verzoekers had. Rekwiranten zijn evenwel van mening dat de beschikking wel rechtstreekse gevolgen voor hun rechtspositie heeft, omdat daarbij

    i.

    een gebied definitief als beschermingszone is aangewezen;

    ii.

    de eigenaren van de grond een verslechteringsverbod is opgelegd;

    iii.

    is voorzien in een verplichting om projecten te beoordelen.

    2.

    Automatisch optredende rechtstreekse gevolgen.

    Het Gerecht heeft artikel 6 ook onjuist uitgelegd door zich op het standpunt te stellen dat de beschikking van de Commissie enkel rechtsgevolgen sorteert wanneer de lidstaat maatregelen treft ten aanzien waarvan hij een discretionaire bevoegdheid heeft. Volgens rekwiranten vloeien uit de beschikking van de Commissie echter ten dele rechtsgevolgen voort, zoals het verslechteringsverbod en de verplichting tot beoordeling van projecten, die automatisch optreden zonder welke uitvoeringsmaatregelen van de lidstaat dan ook.

    3.

    Geen doeltreffende rechtsmiddelen.

    In het gemeenschapsrecht geldt in administratieve en gerechtelijke procedures het beginsel van contradictoire behandeling. Volgens dit beginsel moeten partijen in de praktijk beschikken over een beroepsrecht of een ander doeltreffend rechtsmiddel tegen besluiten. Zonder beroepsrecht hebben rekwiranten in geen fase van deze procedure de mogelijkheid om het besluit van de administratie aan te vechten waarbij hun gebieden zijn opgenomen in het Natura 2000-netwerk en hun beperkingen zijn opgelegd in de vorm van het verslechteringsverbod en de verplichting tot beoordeling van projecten. Het gaat om een besluit waarbij definitief is beslist over de status van gebieden als Natura 2000-gebieden.


    (1)  PB L 40, blz. 1.

    (2)  PB L 206, blz. 7.


    Top