This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62020CA0181
Case C-181/20: Judgment of the Court (Grand Chamber) of 25 January 2022 (request for a preliminary ruling from the Nejvyšší soud — Czech Republic) — VYSOČINA WIND a.s. v Česká republika — Ministerstvo životního prostředí (Reference for a preliminary ruling — Environment — Directive 2012/19/EU — Waste electrical and electronic equipment — Obligation to finance the costs relating to the management of waste from photovoltaic panels — Retroactive effect — Principle of legal certainty — Incorrect transposition of a directive — Liability of the Member State)
Zaak C-181/20: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 25 januari 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Nejvyšší soud České republiky — Tsjechië) — VYSOČINA WIND a.s. / Česká republika — Ministerstvo životního prostředí (Prejudiciële verwijzing – Milieu – Richtlijn 2012/19/EU – Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur – Verplichting tot financiering van de kosten van beheer van afvalstoffen afkomstig van fotovoltaïsche panelen – Terugwerkende kracht – Rechtzekerheidsbeginsel – Onjuiste omzetting van een richtlijn – Aansprakelijkheid van de lidstaat)
Zaak C-181/20: Arrest van het Hof (Grote kamer) van 25 januari 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Nejvyšší soud České republiky — Tsjechië) — VYSOČINA WIND a.s. / Česká republika — Ministerstvo životního prostředí (Prejudiciële verwijzing – Milieu – Richtlijn 2012/19/EU – Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur – Verplichting tot financiering van de kosten van beheer van afvalstoffen afkomstig van fotovoltaïsche panelen – Terugwerkende kracht – Rechtzekerheidsbeginsel – Onjuiste omzetting van een richtlijn – Aansprakelijkheid van de lidstaat)
PB C 119 van 14.3.2022, p. 9–9
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
PB C 119 van 14.3.2022, p. 4–4
(GA)
14.3.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 119/9 |
Arrest van het Hof (Grote kamer) van 25 januari 2022 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Nejvyšší soud České republiky — Tsjechië) — VYSOČINA WIND a.s. / Česká republika — Ministerstvo životního prostředí
(Zaak C-181/20) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Milieu - Richtlijn 2012/19/EU - Afgedankte elektrische en elektronische apparatuur - Verplichting tot financiering van de kosten van beheer van afvalstoffen afkomstig van fotovoltaïsche panelen - Terugwerkende kracht - Rechtzekerheidsbeginsel - Onjuiste omzetting van een richtlijn - Aansprakelijkheid van de lidstaat)
(2022/C 119/12)
Procestaal: Tsjechisch
Verwijzende rechter
Nejvyšší soud (hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken, Tsjechië)
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: VYSOČINA WIND a.s.
Verwerende partij: Česká republika — Ministerstvo životního prostředí
Dictum
1) |
Artikel 13, lid 1, van richtlijn 2012/19/EU van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur (AEEA) is ongeldig voor zover deze bepaling de producenten verplicht om de kosten te financieren van het beheer van afvalstoffen afkomstig van fotovoltaïsche panelen die tussen 13 augustus 2005 en 13 augustus 2012 in de handel zijn gebracht. Artikel 13, lid 1, van richtlijn 2012/19 moet aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale wettelijke regeling op grond waarvan de verplichting om te voorzien in de financiering van de kosten voor het beheer van afvalstoffen afkomstig van fotovoltaïsche panelen die vanaf 13 augustus 2012, de datum van inwerkingtreding van deze richtlijn, in de handel zijn gebracht, aan de gebruikers van die panelen en niet aan de producenten ervan wordt opgelegd. |
2) |
Het Unierecht moet aldus worden uitgelegd dat de omstandigheid dat een lidstaat vóór de vaststelling van een richtlijn van de Unie een wettelijke regeling heeft vastgesteld die in strijd is met die richtlijn van de Unie, op zich geen schending van het Unierecht oplevert, aangezien de verwezenlijking van het door deze richtlijn voorgeschreven resultaat niet kan worden geacht ernstig in gevaar te zijn gebracht voordat deze richtlijn deel uitmaakte van de rechtsorde van de Unie. |