This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62019CA0724
Case C-724/19: Judgment of the Court (Fourth Chamber) of 16 December 2021 (request for a preliminary ruling from the Spetsializiran nakazatelen sad — Bulgaria) — Criminal proceedings against HP (Reference for a preliminary ruling — Judicial cooperation in criminal matters — European Investigation Order (EIO) — Directive 2014/41/EU — Article 2(c)(i) — Concept of ‘issuing authority’ — Article 6 — Conditions for issuing an EIO — Article 9(1) and (3) — Recognition of an EIO — EIO seeking to obtain traffic and location data associated with telecommunications, issued by a public prosecutor designated as ‘issuing authority’ by the national measure transposing Directive 2014/41 — Exclusive competence of the judge, in a similar domestic case, to order the investigative measure indicated in that order)
Zaak C-724/19: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 16 december 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Spetsializiran nakazatelen sad — Bulgarije) — Strafzaak tegen HP [Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in strafzaken – Europees onderzoeksbevel – Richtlijn 2014/41/EU – Artikel 2, onder c), i) – Begrip “uitvaardigende autoriteit” – Artikel 6 – Voorwaarden voor de uitvaardiging van een Europees onderzoeksbevel – Artikel 9, leden 1 en 3 – Erkenning van een Europees onderzoeksbevel – Europees onderzoeksbevel om verkeers- en locatiegegevens in verband met telecommunicatie te verkrijgen dat is uitgevaardigd door een openbare aanklager die volgens de nationale handeling ter omzetting van richtlijn 2014/41 de “uitvaardigende autoriteit” is – Exclusieve bevoegdheid van de rechter om in een vergelijkbare binnenlandse zaak de in dat bevel aangegeven onderzoeksmaatregel te gelasten]
Zaak C-724/19: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 16 december 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Spetsializiran nakazatelen sad — Bulgarije) — Strafzaak tegen HP [Prejudiciële verwijzing – Justitiële samenwerking in strafzaken – Europees onderzoeksbevel – Richtlijn 2014/41/EU – Artikel 2, onder c), i) – Begrip “uitvaardigende autoriteit” – Artikel 6 – Voorwaarden voor de uitvaardiging van een Europees onderzoeksbevel – Artikel 9, leden 1 en 3 – Erkenning van een Europees onderzoeksbevel – Europees onderzoeksbevel om verkeers- en locatiegegevens in verband met telecommunicatie te verkrijgen dat is uitgevaardigd door een openbare aanklager die volgens de nationale handeling ter omzetting van richtlijn 2014/41 de “uitvaardigende autoriteit” is – Exclusieve bevoegdheid van de rechter om in een vergelijkbare binnenlandse zaak de in dat bevel aangegeven onderzoeksmaatregel te gelasten]
PB C 84 van 21.2.2022, p. 5–5
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
PB C 84 van 21.2.2022, p. 3–3
(GA)
21.2.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 84/5 |
Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 16 december 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Spetsializiran nakazatelen sad — Bulgarije) — Strafzaak tegen HP
(Zaak C-724/19) (1)
(Prejudiciële verwijzing - Justitiële samenwerking in strafzaken - Europees onderzoeksbevel - Richtlijn 2014/41/EU - Artikel 2, onder c), i) - Begrip “uitvaardigende autoriteit” - Artikel 6 - Voorwaarden voor de uitvaardiging van een Europees onderzoeksbevel - Artikel 9, leden 1 en 3 - Erkenning van een Europees onderzoeksbevel - Europees onderzoeksbevel om verkeers- en locatiegegevens in verband met telecommunicatie te verkrijgen dat is uitgevaardigd door een openbare aanklager die volgens de nationale handeling ter omzetting van richtlijn 2014/41 de “uitvaardigende autoriteit” is - Exclusieve bevoegdheid van de rechter om in een vergelijkbare binnenlandse zaak de in dat bevel aangegeven onderzoeksmaatregel te gelasten)
(2022/C 84/05)
Procestaal: Bulgaars
Verwijzende rechter
Spetsializiran nakazatelen sad
Partij in de strafzaak
HP
in tegenwoordigheid van: Spetsializirana prokuratura
Dictum
1) |
Artikel 2, onder c), i), van richtlijn 2014/41/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende het Europees onderzoeksbevel in strafzaken moet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat een openbare aanklager in de fase van het opsporingsonderzoek bevoegd is om een Europees onderzoeksbevel in de zin van deze richtlijn uit te vaardigen teneinde verkeers- en locatiegegevens in verband met telecommunicatie te verkrijgen, wanneer in een vergelijkbare binnenlandse zaak enkel de rechter bevoegd is om een onderzoeksmaatregel ter verkrijging van dergelijke gegevens te bevelen. |
2) |
Artikel 6 en artikel 9, leden 1 en 3, van richtlijn 2014/41 moeten aldus worden uitgelegd dat de erkenning door de uitvoerende autoriteit van een Europees onderzoeksbevel dat is uitgevaardigd om verkeers- en locatiegegevens in verband met telecommunicatie te verkrijgen, niet in de plaats kan komen van de vereisten die in de uitvaardigende staat gelden wanneer dit bevel ten onrechte door een openbare aanklager is uitgevaardigd terwijl in een vergelijkbare binnenlandse zaak enkel een rechter bevoegd is om een onderzoeksmaatregel ter verkrijging van dergelijke gegevens te bevelen. |