Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62019CA0521

Zaak C-521/19: Arrest van het Hof (Derde kamer) van 1 juli 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Superior de Justicia de Galicia — Spanje) — CB / Tribunal Económico Administrativo Regional de Galicia [Prejudiciële verwijzing – Fiscale bepalingen – Belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Belastingcontrole – Levering van diensten als artiestenmakelaar – Handelingen die aan btw zijn onderworpen – Handelingen die niet bij de belastingdienst zijn aangegeven en waarvoor geen factuur is opgemaakt – Fraude – Reconstructie van de heffingsgrondslag voor de inkomstenbelasting – Beginsel van btw-neutraliteit – Opname van btw in de gereconstrueerde heffingsgrondslag]

PB C 329 van 16.8.2021, p. 2–2 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

16.8.2021   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 329/2


Arrest van het Hof (Derde kamer) van 1 juli 2021 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunal Superior de Justicia de Galicia — Spanje) — CB / Tribunal Económico Administrativo Regional de Galicia

(Zaak C-521/19) (1)

(Prejudiciële verwijzing - Fiscale bepalingen - Belasting over de toegevoegde waarde (btw) - Richtlijn 2006/112/EG - Belastingcontrole - Levering van diensten als artiestenmakelaar - Handelingen die aan btw zijn onderworpen - Handelingen die niet bij de belastingdienst zijn aangegeven en waarvoor geen factuur is opgemaakt - Fraude - Reconstructie van de heffingsgrondslag voor de inkomstenbelasting - Beginsel van btw-neutraliteit - Opname van btw in de gereconstrueerde heffingsgrondslag)

(2021/C 329/02)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Tribunal Superior de Justicia de Galicia

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: CB

Verwerende partij: Tribunal Económico Administrativo Regional de Galicia

Dictum

Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, en met name de artikelen 73 en 78 ervan, gelezen in het licht van het beginsel van neutraliteit van de belasting over de toegevoegde waarde (btw), moet aldus worden uitgelegd dat wanneer btw-plichtigen op frauduleuze wijze de belastingdienst niet in kennis hebben gesteld van het bestaan van een handeling, noch een factuur hebben opgemaakt, noch de inkomsten uit deze handeling hebben opgenomen in een aangifte voor de directe belastingen, er bij de door de betrokken belastingdienst in het kader van de controle van die aangifte verrichte reconstructie van de in verband met de aan de orde zijnde handeling betaalde en ontvangen bedragen van moet worden uitgegaan dat de prijs inclusief btw is, tenzij de belastingplichtigen krachtens het nationale recht de mogelijkheid hebben om de btw niettegenstaande de fraude later door te berekenen en af te trekken.


(1)  PB C 363 van 28.10.2019.


Top