Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62018CA0679

    Zaak C-679/18: Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 5 maart 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Okresní soud v Ostravě — Tsjechië) — OPR-Finance s.r.o. / GK („Prejudiciële verwijzing – Consumentenbescherming – Richtlijn 2008/48/EG – Consumentenkredietovereenkomsten – Artikel 8 – Verplichting voor de kredietgever om de kredietwaardigheid van de consument na te gaan – Nationale regeling – Tegenwerpbaarheid van de verjaring van de door de consument opgeworpen exceptie van nietigheid van de overeenkomst – Artikel 23 – Sancties – Doeltreffende, evenredige en afschrikkende werking – Nationale rechter – Ambtshalve te verrichten onderzoek naar de naleving van voornoemde verplichting)

    PB C 137 van 27.4.2020, p. 17–17 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    27.4.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 137/17


    Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 5 maart 2020 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Okresní soud v Ostravě — Tsjechië) — OPR-Finance s.r.o. / GK

    (Zaak C-679/18) (1)

    („Prejudiciële verwijzing - Consumentenbescherming - Richtlijn 2008/48/EG - Consumentenkredietovereenkomsten - Artikel 8 - Verplichting voor de kredietgever om de kredietwaardigheid van de consument na te gaan - Nationale regeling - Tegenwerpbaarheid van de verjaring van de door de consument opgeworpen exceptie van nietigheid van de overeenkomst - Artikel 23 - Sancties - Doeltreffende, evenredige en afschrikkende werking - Nationale rechter - Ambtshalve te verrichten onderzoek naar de naleving van voornoemde verplichting)

    (2020/C 137/21)

    Procestaal: Tsjechisch

    Verwijzende rechter

    Okresní soud v Ostravě

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: OPR-Finance s.r.o.

    Verwerende partij: GK

    Dictum

    De artikelen 8 en 23 van richtlijn 2008/48/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2008 inzake kredietovereenkomsten voor consumenten en tot intrekking van richtlijn 87/102/EEG van de Raad moeten aldus worden uitgelegd dat zij een nationale rechter verplichten om ambtshalve te onderzoeken of de uit dat artikel 8 voortvloeiende precontractuele verplichting voor de kredietgever om de kredietwaardigheid van de consument te beoordelen is nagekomen, en om aan de niet-nakoming van die verplichting de consequenties te verbinden die naar nationaal recht daaruit voortvloeien, op voorwaarde dat de sancties voldoen aan de vereisten van voornoemd artikel 23. De artikelen 8 en 23 van richtlijn 2008/48 moeten tevens aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling op grond waarvan de niet-nakoming, door de kredietgever, van zijn precontractuele verplichting om de kredietwaardigheid van de consument te beoordelen, enkel en alleen op voorwaarde dat de consument de nietigheid inroept, en wel binnen een verjaringstermijn van drie jaar, met nietigheid van de kredietovereenkomst wordt bestraft, met daaraan gekoppeld de verplichting voor de consument om de hoofdsom binnen een op zijn financiële draagkracht afgestemde termijn aan de kredietgever terug te betalen.


    (1)  PB C 25 van 21.1.2019.


    Top