Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 62015CN0428

    Zaak C-428/15: Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Supreme Court (Ierland) op 4 augustus 2015 — Child and Family Agency (CAFA)/J. D.

    PB C 320 van 28.9.2015, p. 22–23 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    28.9.2015   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 320/22


    Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Supreme Court (Ierland) op 4 augustus 2015 — Child and Family Agency (CAFA)/J. D.

    (Zaak C-428/15)

    (2015/C 320/30)

    Procestaal: Engels

    Verwijzende rechter

    Supreme Court

    Partijen in het hoofdgeding

    Verzoekende partij: Child and Family Agency (CAFA)

    Verwerende partij: J. D.

    Andere partij: R.P.D.

    Prejudiciële vragen

    1)

    Is artikel 15 van verordening nr. 2201/2003 (1) van toepassing op publiekrechtelijke vorderingen inzake kinderbescherming van een lokale instantie in een lidstaat wanneer, indien de rechter van een andere lidstaat zich bevoegd verklaart, een ander lichaam afzonderlijke procedures zal dienen te beginnen op grond van andere wetgeving en mogelijk, zo niet waarschijnlijk, met betrekking tot andere feiten.

    2)

    Zo ja, in welke mate, voor zover van toepassing, dient een rechter de mogelijke gevolgen van een verzoek op grond artikel 15, indien ingewilligd, voor het recht van vrij verkeer van de betrokken individuen in aanmerking te nemen?

    3)

    Indien het „belang van het kind” in artikel 15, lid 1, van verordening nr. 2201/2003 slechts verwijst naar de beslissing omtrent het forum, welke factoren mag een rechter onder dat begrip in aanmerking nemen die nog niet in aanmerking zijn genomen bij het oordeel over de vraag of een andere rechter „beter in staat” is de zaak te behandelen?

    4)

    Mag een rechter voor de toepassing van artikel 15 van verordening nr. 2201/2003 rekening houden met het materiële recht, procedurele bepalingen of de rechterlijke praktijk in de desbetreffende lidstaat?

    5)

    In welke mate moet een nationale rechter bij de toepassing van artikel 15 van verordening nr. 2201/2003 rekening houden met de specifieke omstandigheden van de zaak, waaronder de wens van een moeder om zich buiten het bereik van het maatschappelijk werk van haar staat van oorsprong te begeven en daarna van haar kind te bevallen in een ander rechtsgebied met een systeem van maatschappelijk werk dat zij als gunstiger beschouwt?

    6)

    Met wat dient een nationale rechter precies rekening te houden om vast te stellen welke rechter het beste in staat is over de zaak te oordelen?


    (1)  Verordening (EG) nr. 2201/2003 van de Raad van 27 november 2003 betreffende de bevoegdheid en de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 1347/2000 (PB L 338, blz. 1).


    Top