This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 62011CA0254
Case C-254/11: Judgment of the Court (Fourth Chamber) of 21 March 2013 (request for a preliminary ruling from the Magyar Köztársaság Legfelsőbb Bírósága — Hungary) — Szabolcs-Szatmár-Bereg Megyei Rendőrkapitányság Záhony Határrendészeti Kirendeltsége v Oskar Shomodi (Area of freedom, security and justice — ‘Local border traffic’ at the external land borders of the Member States — Regulation (EC) No 1931/2006 — Regulation (EC) No 562/2006 — Maximum duration of stay — Rules for calculation)
Zaak C-254/11: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 21 maart 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Magyar Köztársaság Legfelsőbb Bírósága — Hongarije) — Szabolcs-Szatmár-Bereg Megyei Rendőrkapitányság Záhony Határrendészeti Kirendeltsége/Oskar Shomodi (Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid — Klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten — Verordening (EG) nr. 1931/2006 — Verordening (EG) nr. 562/2006 — Maximumduur van verblijf — Berekeningsregels)
Zaak C-254/11: Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 21 maart 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Magyar Köztársaság Legfelsőbb Bírósága — Hongarije) — Szabolcs-Szatmár-Bereg Megyei Rendőrkapitányság Záhony Határrendészeti Kirendeltsége/Oskar Shomodi (Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid — Klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten — Verordening (EG) nr. 1931/2006 — Verordening (EG) nr. 562/2006 — Maximumduur van verblijf — Berekeningsregels)
PB C 156 van 1.6.2013, p. 4–4
(BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)
1.6.2013 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 156/4 |
Arrest van het Hof (Vierde kamer) van 21 maart 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Magyar Köztársaság Legfelsőbb Bírósága — Hongarije) — Szabolcs-Szatmár-Bereg Megyei Rendőrkapitányság Záhony Határrendészeti Kirendeltsége/Oskar Shomodi
(Zaak C-254/11) (1)
(Ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid - Klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten - Verordening (EG) nr. 1931/2006 - Verordening (EG) nr. 562/2006 - Maximumduur van verblijf - Berekeningsregels)
2013/C 156/05
Procestaal: Hongaars
Verwijzende rechter
Magyar Köztársaság Legfelsőbb Bírósága
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: Szabolcs-Szatmár-Bereg Megyei Rendőrkapitányság Záhony Határrendészeti Kirendeltsége
Verwerende partij: Oskar Shomodi
Voorwerp
Verzoek om een prejudiciële beslissing — Magyar Köztársaság Legfelsőbb Bírósága — Uitlegging van de artikelen 2, sub a, 3, punt 3, en 5 van verordening (EG) nr. 1931/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van regels inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en tot wijziging van de bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst (PB L 405, blz. 1), en van de overige relevante bepalingen van het Schengenacquis — Weigering om een onderdaan van een derde land in het kader van de regeling inzake klein grensverkeer toegang te verlenen tot het grondgebied van een lidstaat, op grond dat de totale duur van de afzonderlijke verblijven van de betrokkene in de lidstaat in kwestie binnen een periode van zes maanden voorafgaand aan het bestreden verzoek om toegang de maximaal toegestane duur heeft overschreden — Regels voor de berekening van de maximumduur van het verblijf onder de regeling inzake klein grensverkeer
Dictum
1) |
Verordening (EG) nr. 1931/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot vaststelling van regels inzake klein grensverkeer aan de landbuitengrenzen van de lidstaten en tot wijziging van de bepalingen van de Schengenuitvoeringsovereenkomst, moet aldus worden uitgelegd dat de houder van een vergunning voor klein grensverkeer, die is afgegeven in het kader van de bij deze verordening ingestelde specifieke regeling voor klein grensverkeer, zich binnen de grenzen die zijn vastgelegd in deze verordening en in de bilaterale overeenkomst die ter uitvoering van deze verordening tussen het derde land waarvan hij onderdaan is en de aangrenzende lidstaat is gesloten, vrij in de grenszone moet kunnen verplaatsen wanneer zijn verblijf aldaar niet wordt onderbroken, en na elke onderbreking van zijn verblijf aanspraak moet kunnen maken op een nieuw verblijfsrecht voor drie maanden. |
2) |
Artikel 5 van verordening nr. 1931/2006 moet aldus worden uitgelegd dat een onderbreking van het verblijf als bedoeld in dat artikel zich voordoet wanneer de grens tussen de naburige lidstaat en het derde land waar de houder van de vergunning voor klein grensverkeer verblijft in overeenstemming met de in die vergunning vastgestelde voorwaarden wordt overschreden, ongeacht de frequentie van deze overschrijding en zelfs indien zij meerdere keren per dag plaatsvindt. |