Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 61998CJ0470

    Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 15 juni 2000.
    Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Helleense Republiek.
    Niet-nakoming - Onvolledige omzetting van richtlijn 90/675/EEG.
    Zaak C-470/98.

    Jurisprudentie 2000 I-04657

    ECLI identifier: ECLI:EU:C:2000:326

    61998J0470

    Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 15 juni 2000. - Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Helleense Republiek. - Niet-nakoming - Onvolledige omzetting van richtlijn 90/675/EEG. - Zaak C-470/98.

    Jurisprudentie 2000 bladzijde I-04657


    Samenvatting
    Partijen
    Overwegingen van het arrest
    Beslissing inzake de kosten
    Dictum

    Trefwoorden


    Lidstaten - Verplichtingen - Uitvoering van richtlijnen - Niet-nakoming - Rechtvaardiging - Ontoelaatbaarheid

    [EG-Verdrag, art. 169 (thans artikel 226 EG)]

    Samenvatting


    $$Een lidstaat kan zich niet op nationale bepalingen, praktijken of situaties beroepen ter rechtvaardiging van de niet-nakoming van door een richtlijn voorgeschreven verplichtingen of termijnen.

    ( cf. punt 11 )

    Partijen


    In zaak C-470/98,

    Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. Kontou-Durande, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van dezelfde dienst, Centre Wagner, Kirchberg,

    verzoekster,

    tegen

    Helleense Republiek, vertegenwoordigd door I.-K. Chalkias, adjunct-juridisch adviseur bij de juridische dienst van de staat, en N. Dafniou, auditeur bij de bijzondere juridische dienst, sectie Europees recht, van het Ministerie van Buitenlandse zaken, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Griekse ambassade, Val Sainte-Croix 117,

    verweerster,

    betreffende een verzoek om vast te stellen dat de Helleense Republiek, door niet binnen de gestelde termijn de nodige maatregelen te treffen om te verzekeren dat de kosten van de veterinaire en administratieve controles op andere producten van agrarische oorsprong dan vers vlees en vlees van pluimvee, afkomstig uit derde landen, welke worden voorgeschreven in de artikelen 3, sub ii, en 4 van richtlijn 90/675/EEG van de Raad van 10 december 1990 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht (PB L 373, blz. 1), zonder schadeloosstelling van de kant van de staat ten laste komen van de afzender, de geadresseerde of hun gemachtigde, de krachtens het EG-Verdrag en die richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen,

    wijst

    HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

    samengesteld als volgt: J. C. Moitinho de Almeida, kamerpresident, R. Schintgen (rapporteur), C. Gulmann, J.-P. Puissochet en F. Macken, rechters,

    advocaat-generaal: N. Fennelly

    griffier: R. Grass

    gezien het rapport van de rechter-rapporteur,

    gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 6 april 2000,

    het navolgende

    Arrest

    Overwegingen van het arrest


    1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 18 december 1998, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen het Hof krachtens artikel 169 EG-Verdrag (thans artikel 226 EG) verzocht, vast te stellen dat de Helleense Republiek, door niet binnen de gestelde termijn de nodige maatregelen te treffen om te verzekeren dat de kosten van de veterinaire en administratieve controles op andere producten van agrarische oorsprong dan vers vlees en vlees van pluimvee, afkomstig uit derde landen, welke worden voorgeschreven in de artikelen 3, sub ii, en 4 van richtlijn 90/675/EEG van de Raad van 10 december 1990 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht (PB L 373, blz. 1; hierna: richtlijn"), zonder schadeloosstelling van de kant van de staat ten laste komen van de afzender, de geadresseerde of hun gemachtigde, de krachtens het EG-Verdrag en de richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

    2 Artikel 3 van de richtlijn luidt:

    De lidstaten zien erop toe dat de douaneautoriteit invoer tot verbruik op het in bijlage I omschreven grondgebied slechts toestaat indien - onverminderd de overeenkomstig artikel 17 vast te stellen bijzondere bepalingen - wordt aangetoond dat:

    (...)

    ii) de kosten van de veterinaire controles zijn voldaan en dat, in voorkomend geval, een zekerheid is gesteld ter dekking van de eventuele kosten als bedoeld in artikel 16, lid 3. Indien noodzakelijk, worden de uitvoeringsbepalingen van dit artikel vastgesteld volgens de procedure van artikel 24."

    3 Artikel 4 van de richtlijn luidt:

    1. Alle uit derde landen afkomstige partijen producten worden onderworpen aan een controle van de documenten en een overeenstemmingscontrole, ongeacht de douanebestemming van deze producten, teneinde zich te vergewissen van:

    - hun oorsprong,

    - hun verdere bestemming, met name in het geval van producten waarvan het handelsverkeer niet op communautair niveau is geharmoniseerd,

    - het feit dat de erop voorkomende vermeldingen overeenstemmen met de garanties die worden verlangd door de communautaire regelgeving of, indien het gaat om producten waarvan het handelsverkeer niet op communautair niveau is geharmoniseerd, met de garanties die worden verlangd door de nationale regels die gelden voor de verschillende gevallen voorzien bij deze richtlijn.

    (...)

    7. Alle kosten die voortvloeien uit de toepassing van dit artikel komen zonder schadeloosstelling van de kant van de lidstaat ten laste van de afzender, de geadresseerde of hun gemachtigde."

    4 Ingevolge artikel 32, lid 1, eerste alinea, van de richtlijn moesten de lidstaten de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen in werking doen treden om uiterlijk op 31 december 1991 aan de richtlijn te voldoen, en de Commissie daarvan onverwijld in kennis stellen.

    5 Nadat de Commissie de lidstaten op 1 december 1994 om inlichtingen had verzocht over de toepassing van hun nationale stelsel van retributies voor veterinaire keuringen en controle van producten van agrarische oorsprong uit hoofde van de richtlijn, bleek dat de Griekse autoriteiten bij de invoer in Griekenland geen enkele nationale retributie hieven voor de keuring van andere producten van agrarische oorsprong dan vers vlees en vlees van pluimvee.

    6 Van oordeel, dat deze situatie niet strookte met de artikelen 3 en 4 van de richtlijn, volgens welke alle uit derde landen afkomstige partijen van de betrokken producten moeten worden onderworpen aan een veterinaire controle waarvan de kosten ten laste komen van de afzender, de geadresseerde of hun gemachtigde, maande de Commissie de Helleense Republiek bij brief van 27 december 1996 aan, binnen een termijn van twee maanden haar opmerkingen in te dienen.

    7 Bij brief van 14 maart 1997 antwoordde de Helleense Republiek, dat de richtlijn in nationaal recht was omgezet bij presidentieel besluit nr. 420/93 (FEK A' 179), maar dat de bevoegde nationale autoriteiten in het bijzonder met betrekking tot de retributies voor de in de richtlijn bedoelde controles een ontwerpmaatregel hadden opgesteld houdende vaststelling van de nationale retributies, waarvan het bedrag zou worden bepaald bij besluit van de minister van Landbouw. Dit ontwerp werd aan de Commissie meegedeeld.

    8 Toen de Commissie geen verdere informatie van de Griekse autoriteiten ontving, deed zij de Helleense Republiek op 13 maart 1998 een met redenen omkleed advies toekomen met het verzoek, binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving ervan de nodige maatregelen vast te stellen om te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de artikelen 3, sub ii, en 4 van de richtlijn.

    9 Daar de Helleense Republiek aan het met redenen omkleed advies geen enkel gevolg gaf, heeft de Commissie het onderhavige beroep ingesteld.

    10 De Helleense Republiek betwist de niet-nakoming, zoals zij door de Commissie wordt beschreven, niet. Zij beperkt zich ertoe te stellen, dat een ontwerp van presidentieel besluit tot uitvoering van de betrokken bepalingen van de richtlijn door de Raad van State is afgewezen, en dat de procedure voor de inwerkingtreding van een nieuw ontwerp nog niet is afgesloten.

    11 Dienaangaande zij eraan herinnerd, dat volgens vaste rechtspraak een lidstaat zich niet op nationale bepalingen, praktijken of situaties kan beroepen ter rechtvaardiging van de niet-nakoming van door een richtlijn voorgeschreven verplichtingen of termijnen (zie, onder meer, arrest van 15 oktober 1998, Commissie/België, C-326/97, Jurispr. blz. I-6107, punt 7).

    12 Daar de richtlijn niet volledig is uitgevoerd binnen de gestelde termijn, moet het beroep van de Commissie gegrond worden geacht.

    13 Mitsdien moet worden vastgesteld dat de Helleense Republiek, door niet binnen de gestelde termijn de nodige maatregelen te treffen om te verzekeren dat de kosten van de in de artikelen 3, sub ii, en 4 van de richtlijn voorgeschreven veterinaire en administratieve controles op andere producten van agrarische oorsprong dan vers vlees en vlees van pluimvee, afkomstig uit derde landen, zonder schadeloosstelling van de kant van de staat ten laste komen van de afzender, de geadresseerde of hun gemachtigde, de krachtens die richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

    Beslissing inzake de kosten


    Kosten

    14 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, indien dat is gevorderd. Aangezien de Helleense Republiek in het ongelijk is gesteld, moet zij overeenkomstig de vordering van de Commissie in de kosten worden verwezen.

    Dictum


    HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),

    rechtdoende, verstaat:

    1) Door niet binnen de gestelde termijn de nodige maatregelen te treffen om te verzekeren dat de kosten van de veterinaire en administratieve controles op andere producten van agrarische oorsprong dan vers vlees en vlees van pluimvee, afkomstig uit derde landen, welke worden voorgeschreven in de artikelen 3, sub ii, en 4 van richtlijn 90/675/EEG van de Raad van 10 december 1990 tot vaststelling van de beginselen voor de organisatie van de veterinaire controles voor producten uit derde landen die in de Gemeenschap worden binnengebracht, zonder schadeloosstelling van de kant van de staat ten laste komen van de afzender, de geadresseerde of hun gemachtigde, is de Helleense Republiek de krachtens die richtlijn op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

    2) De Helleense Republiek wordt verwezen in de kosten.

    Top