This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 61995CJ0380
Judgment of the Court (Sixth Chamber) of 3 October 1996. # Commission of the European Communities v Hellenic Republic. # Failure by a Member State to fulfil its obligations - Directive 91/414/EEC - Failure to transpose. # Case C-380/95.
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 3 oktober 1996.
Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Helleense Republiek.
Niet-nakoming - Richtlijn 91/414/EEG - Niet-omzetting.
Zaak C-380/95.
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 3 oktober 1996.
Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Helleense Republiek.
Niet-nakoming - Richtlijn 91/414/EEG - Niet-omzetting.
Zaak C-380/95.
Jurisprudentie 1996 I-04837
ECLI identifier: ECLI:EU:C:1996:372
Arrest van het Hof (Zesde kamer) van 3 oktober 1996. - Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen Helleense Republiek. - Niet-nakoming - Richtlijn 91/414/EEG - Niet-omzetting. - Zaak C-380/95.
Jurisprudentie 1996 bladzijde I-04837
Partijen
Overwegingen van het arrest
Beslissing inzake de kosten
Dictum
++++
Lid-Staten ° Verplichtingen ° Uitvoering van richtlijnen ° Niet-betwiste niet-nakoming
(EG-Verdrag, art. 169)
In zaak C-380/95,
Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door M. Condou-Durande, lid van haar juridische dienst, als gemachtigde, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg bij C. Gómez de la Cruz, lid van haar juridische dienst, Centre Wagner, Kirchberg,
verzoekster,
tegen
Helleense Republiek, vertegenwoordigd door A. Samoni-Rantou, juridisch adviseur bij de bijzondere dienst communautaire geschillen van het Ministerie van Buitenlandse zaken, en N. Dafniou, secretaris bij diezelfde dienst, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg ter Griekse ambassade, Val Sainte-Croix 117,
verweerster,
betreffende een verzoek aan het Hof om vast te stellen dat de Helleense Republiek, door niet binnen de gestelde termijn de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen om te voldoen aan richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, de krachtens het EG-Verdrag en deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen,
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),
samengesteld als volgt: C. N. Kakouris, kamerpresident, G. Hirsch (rapporteur), G. F. Mancini, P. J. G. Kapteyn en H. Ragnemalm, rechters,
advocaat-generaal: P. Léger
griffier: R. Grass
gezien het rapport van de rechter-rapporteur,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 27 juni 1996,
het navolgende
Arrest
1 Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Hof op 5 december 1995, heeft de Commissie van de Europese Gemeenschappen krachtens artikel 169 EG-Verdrag het Hof verzocht vast te stellen dat de Helleense Republiek, door niet binnen de gestelde termijn de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen om te voldoen aan het bepaalde in richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB 1991, L 230, blz. 1; hierna: "richtlijn"), de krachtens het EG-Verdrag en deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.
2 Ingevolge artikel 23, lid 1, van de richtlijn moesten de Lid-Staten binnen een termijn van twee jaar na de kennisgeving ervan, dat wil zeggen uiterlijk op 26 juli 1993, de nodige maatregelen nemen om aan de richtlijn te voldoen.
3 De Helleense Republiek betwist niet, dat de richtlijn niet binnen de gestelde termijn is omgezet. Zij wijst er evenwel op, dat een ontwerp-presidentieel besluit door het Ministerie van Landbouw is opgesteld, dat, na zijn definitieve vorm te hebben gekregen, bij de Raad van State zal worden ingediend en vervolgens ter ondertekening aan de president van de Republiek zal worden voorgelegd.
4 Aangezien de richtlijn niet binnen de bij haar artikel 23 gestelde termijn is omgezet, moet het door de Commissie ingestelde beroep worden toegewezen.
5 Mitsdien moet worden vastgesteld dat de Helleense Republiek, door niet binnen de gestelde termijn de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen om aan de richtlijn te voldoen, de krachtens artikel 23 van de richtlijn op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.
Kosten
6 Volgens artikel 69, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen. Aangezien de Helleense Republiek in het ongelijk is gesteld, dient zij in de kosten te worden verwezen.
HET HOF VAN JUSTITIE (Zesde kamer),
rechtdoende, verstaat:
1) Door niet binnen de gestelde termijn de nodige wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen vast te stellen om te voldoen aan richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, is de Helleense Republiek de krachtens artikel 23 van deze richtlijn op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.
2) De Helleense Republiek wordt verwezen in de kosten van de procedure.