EUROPESE COMMISSIE
Straatsburg, 17.6.2025
COM(2025) 821 final
2025/0172(COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende versnelde vergunningverlening voor defensiegereedheidsprojecten
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52025PC0821
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on the acceleration of permit-granting for defence readiness projects
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende versnelde vergunningverlening voor defensiegereedheidsprojecten
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende versnelde vergunningverlening voor defensiegereedheidsprojecten
COM/2025/821 final
EUROPESE COMMISSIE
Straatsburg, 17.6.2025
COM(2025) 821 final
2025/0172(COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende versnelde vergunningverlening voor defensiegereedheidsprojecten
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel van het voorstel
De Russische invasie van Oekraïne heeft duidelijk gemaakt dat er behoefte is aan een sterkere EU-brede markt voor defensieproducten, die de defensiegereedheid van de lidstaten tegen opkomende veiligheidsdreigingen kan ondersteunen. Het aanhoudende conflict heeft de kwetsbaarheden in het Europese defensielandschap blootgelegd en het belang van een samenhangende en veerkrachtige industriële defensiebasis aangetoond. Een goed functionerende EU-defensiemarkt is van essentieel belang om te waarborgen dat de lidstaten toegang hebben tot de defensievermogens, -technologieën en -producten die nodig zijn om doeltreffend te kunnen reageren op de huidige en toekomstige veiligheidsuitdagingen.
Het veranderende geopolitieke landschap heeft aanzienlijke gevolgen voor de defensiemarkt van de EU, met verstoringen van de toeleveringsketens, een groeiende vraag naar defensieproducten en een toenemende behoefte aan interoperabele en innovatieve oplossingen. De bestaande wetgeving met betrekking tot de EU-defensiemarkt is echter niet toegerust voor de huidige uitdagingen, waardoor de lidstaten niet snel en doeltreffend kunnen reageren op dreigingen. Het bestaande kader, dat in vredestijd is ontwikkeld, reageert vaak traag op de dringende behoeften van de lidstaten en biedt niet de nodige prikkels voor investeringen in onderzoek en ontwikkeling op het gebied van defensie, met name om de komende vier jaar defensie-investeringen van ten minste 800 miljard EUR te faciliteren, overeenkomstig het gezamenlijk witboek over de gereedheid van de Europese defensie 1 .
In reactie op die uitdagingen moet de EU stappen ondernemen om de EU-brede markt voor defensieproducten te versterken en een beter geïntegreerde en concurrerende industriële defensiebasis te bevorderen. Door een stevigere en veerkrachtigere EU-defensiemarkt tot stand te brengen en de benodigde infrastructuur te ontwikkelen, kan de EU de defensiegereedheid van de lidstaten ondersteunen, de Europese strategische autonomie bevorderen en bijdragen tot een stabielere en veiligere Europese veiligheidsomgeving.
Dit voorstel maakt deel uit van het omnibuspakket voor defensie. Naast de vereenvoudiging van de bestaande regelgeving in de andere handelingen, behelst dit voorstel de vaststelling van een speciale versnelde procedure voor vergunningverlening op het gebied van defensiegereedheid.
•Verenigbaarheid met bestaande bepalingen op het beleidsterrein
Het voorstel heeft tot doel de bepalingen inzake de EU-brede defensiemarkt aan te passen aan de huidige veiligheidsomstandigheden, door middel van gerichte aanpassingen om de administratieve procedures te vereenvoudigen, de administratieve rompslomp te verminderen en flexibelere oplossingen te bieden. Middels gestroomlijnde procedures en lagere bureaucratische drempels beoogt het voorstel een flexibelere en responsievere EU-defensiemarkt tot stand te brengen, die beter is toegerust om de defensiegereedheid van de lidstaten te ondersteunen en de ontwikkeling van een concurrerende en innovatieve Europese defensie-industrie te bevorderen.
•Verenigbaarheid met andere beleidsterreinen van de Unie
Het voorstel draagt bij tot de doelstellingen om de defensievermogens van de EU te versterken en haar strategische autonomie te versterken, en ondersteunt tegelijkertijd de ontwikkeling van innovatieve en duurzame defensietechnologie. De in dit voorstel vastgestelde versnelde vergunningsprocedure zal de snelle implementatie van defensiegereedheidsprojecten en de verwachte defensie-investeringen van ten minste 800 miljard EUR voor de komende vier jaar faciliteren, zodat de defensie-industrie van de EU snel kan reageren op nieuwe veiligheidsuitdagingen en de Europese burgers kan helpen beschermen. Middels gestroomlijnde vergunningsprocessen draagt dit voorstel ook bij tot een vermindering van de administratieve lasten en kosten voor defensiebedrijven, waardoor zij zich kunnen toeleggen op de behoeften van de EU-lidstaten bij de ontwikkeling van geavanceerde technologie en het scheppen van hooggekwalificeerde banen.
De voorgestelde maatregelen zullen ook bijdragen tot de veerkracht en de strategische autonomie van de EU door de voorzieningszekerheid ten aanzien van belangrijke defensietechnologieën te waarborgen, wat van cruciaal belang is voor het ondersteunen van de ontwikkeling van de defensievermogens van de EU en voor de openbare orde en veiligheid. Door de ontwikkeling van een sterke en innovatieve defensie-industrie te bevorderen, helpt dit voorstel de afhankelijkheid van de EU van leveranciers uit derde landen te verminderen en vergroot het haar vermogen om op nieuwe veiligheidsuitdagingen te reageren.
Het voorstel is in overeenstemming met het EU-beleid op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu, aangezien het niet de normen verlaagt maar bedoeld is om de procedures te versnellen. Het voorstel laat het controleniveau van de toepasselijke vergunningsprocedures onverlet.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag van dit voorstel is artikel 114 VWEU. De in deze verordening voorgestelde maatregelen hebben tot doel de goede werking van de interne markt, met name de EU-brede defensiemarkt, in stand te houden. In het licht van de huidige geopolitieke context moeten de EU-lidstaten hun gereedheid op defensiegebied snel vergroten. Daarvoor zijn investeringen in defensiegereedheid nodig met het oog op het functioneren van de EU-brede defensiemarkt (zoals productie-installaties, testfaciliteiten en de benodigde infrastructuur). Er moeten verscheidene vergunningen worden verleend voor dergelijke ontwikkelingsprojecten om de defensiegereedheid van de lidstaten of de EU te vergroten. Een situatie waarin bepaalde delen van de interne markt een veel kortere vergunningsprocedure kennen, zou een ernstig risico voor de goede werking van de interne markt vormen. Dit voorstel waarborgt dat het vergunningsproces voor defensiegereedheidsprojecten snel wordt behandeld en in alle lidstaten wordt geharmoniseerd.
•Subsidiariteit (bij niet-exclusieve bevoegdheid)
De doelstellingen van het voorstel kunnen niet door de lidstaten alleen worden verwezenlijkt, aangezien de problemen grensoverschrijdend van aard zijn. De defensie-industrie is sterk geïntegreerd en onderling verbonden, waarbij ondernemingen in verscheidene lidstaten actief zijn en afhankelijk zijn van complexe en grensoverschrijdende toeleveringsketens. De voorgestelde acties zijn gericht op gebieden waar optreden op Unieniveau een aantoonbare meerwaarde biedt door de omvang, de snelheid en de reikwijdte van de vereiste inspanningen. Met de invoering van een versnelde vergunningsprocedure op EU-niveau beoogt het voorstel een gelijk speelveld te creëren voor defensiebedrijven die actief zijn in de EU, zodat zij snel kunnen reageren en hun industriële defensieproductie doeltreffend kunnen uitbreiden. De collectieve defensie-inspanningen van de EU vergen een gecoördineerde aanpak, en het voorgestelde mechanisme zal de snelle inzet van defensiegereedheidsprojecten faciliteren.
Zonder een gecoördineerde behandeling van het vergunningsproces voor defensiegereedheidsprojecten zouden de lidstaten in een neerwaartse regelgevingswedloop kunnen raken of zouden bepaalde delen van de interne markt een concurrentievoordeel kunnen krijgen. Dit is onwenselijk, aangezien dat de voorzieningszekerheid van defensieproducten negatief kan beïnvloeden, waardoor de EU slechter op opkomende veiligheidsdreigingen zou kunnen reageren. Het voorgestelde mechanisme heeft geen invloed op de feitelijke basis voor de verlening van de betrokken vergunningen, maar regelt een centraal contactpunt in de lidstaten en een flexibelere manier om vergunningsaanvragen te behandelen. Daardoor kunnen defensiebedrijven de desbetreffende vergunningen efficiënter verkrijgen en wordt gewaarborgd dat de nodige milieu-, gezondheids- en veiligheidsnormen worden nageleefd.
•Evenredigheid
Het voorstel is in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel: het is immers beperkt tot het minimum dat vereist is om de genoemde doelstellingen op Europees niveau te verwezenlijken en gaat niet verder dan wat daarvoor nodig is.
In het licht van de ongekende geopolitieke situatie, de aanzienlijke bedreiging voor de veiligheid van de Unie en de ongekende omvang van de defensie-investeringen in de komende vier jaar, staat de voorgestelde beleidsaanpak in verhouding tot de omvang en de ernst van de vastgestelde problemen. Het voorstel is bedoeld om de defensiegereedheid van de lidstaten te versterken door middel van maatregelen voor een soepele werking van de EU-brede defensiemarkt met het oog op de zeer grote en dringende uitbreiding van de defensieproductievermogens.
•Keuze van het instrument
De Commissie stelt een verordening van het Europees Parlement en de Raad voor. Dit is het geschiktste rechtsinstrument, aangezien alleen een verordening, met uniforme toepassing, bindend karakter en rechtstreekse toepasbaarheid, de noodzakelijke mate van uniformiteit kan bieden om de implementatie van defensiegereedheidsprojecten te faciliteren.
3.EVALUATIE, RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELING
•Evaluatie van bestaande wetgeving en controle van de resultaatgerichtheid ervan
n.v.t.
•Raadpleging van belanghebbenden
De belanghebbenden zijn uitgebreid geraadpleegd, onder meer via een openbare raadpleging die tot en met 22 april 2025 openstond en via gerichte vergaderingen met de lidstaten, relevante vertegenwoordigers van het bedrijfsleven in de Unie en andere cruciale belanghebbenden. Middels dat raadplegingsproces, in combinatie met de ervaring van de Commissie met de uitvoering van de desbetreffende wetgeving, zijn belangrijke blokkades en uitdagingen in de regelgeving van de EU vastgesteld. Op basis van de ontvangen waardevolle input en de ervaring van de Commissie zijn de in deze verordening uiteengezette voorstellen erop gericht die belangrijke kwesties aan te pakken en de algehele doeltreffendheid van het regelgevingskader van de EU te verbeteren.
•Bijeenbrengen en gebruik van expertise
n.v.t.
•Effectbeoordeling
De Europese Raad heeft in zijn conclusies van 6 maart 2025 de Commissie opgeroepen om vaart te zetten achter de werkzaamheden op alle gebieden om de defensiegereedheid van Europa de komende vijf jaar resoluut op te voeren. Bovendien heeft de Europese Raad in dezelfde conclusies de Commissie uitdrukkelijk verzocht snel werk te maken van vereenvoudiging op het gebied van veiligheid en defensie.
Vanwege het dringende karakter van het voorstel, dat bedoeld is om de snelle aanpassing van de Europese defensie-industrie aan het nieuwe geopolitieke klimaat te ondersteunen en vanaf begin 2023 een land in oorlog te helpen, was het niet mogelijk om voorafgaand aan de vaststelling van het omnibuspakket voor defensie een effectbeoordeling uit te voeren. De Commissie zal binnen drie maanden na de goedkeuring van dit voorstel een werkdocument van de diensten van de Commissie voorleggen om deze wetgevingsmaatregel nader te motiveren en de geschiktheid voor de verwezenlijking van de vastgestelde beleidsdoelstellingen te onderbouwen, overeenkomstig de desbetreffende regels voor betere regelgeving.
Het voorstel betreft beperkte en gerichte wijzigingen van de wetgeving. Deze wijzigingen berusten op de ervaring die is opgedaan met de uitvoering van de wetgeving. Ze hebben geen significante gevolgen voor het beleid, maar zorgen slechts voor een efficiëntere en effectievere uitvoeringspraktijk. Door het gerichte karakter en het gebrek aan relevante beleidsopties is een effectbeoordeling niet nodig. In de bijgaande mededeling wordt evenwel ingegaan op het effect van dergelijke maatregelen en op de analyse van de resultaten van een in dit verband gehouden openbare raadpleging van de EU.
•Resultaatgerichtheid en vereenvoudiging
Het voorstel tot oprichting van een centraal contactpunt voor vergunningsprocedures voor de defensiesector, naast een versnelde vergunningsprocedure, heeft naar verwachting een positief effect op het minimaliseren van de nalevingskosten voor kleine en middelgrote ondernemingen, grote ondernemingen en andere belanghebbenden in de defensiesector. Middels de oprichting van een centraal contactpunt in de lidstaten hoeven ondernemingen niet langer langs meerdere autoriteiten en administratieve instanties te navigeren om een vergunning te verkrijgen, zodat de tijd en middelen voor administratieve taken worden beperkt. Deze vereenvoudiging van de administratieve procedures zal de onzekerheid aanzienlijk verminderen, waardoor defensiebedrijven hun activiteiten op het gebied van defensiegereedheid op basis van grotere zekerheid en voorspelbaarheid met meer vertrouwen kunnen plannen.
De versnelde procedure, waarbij een vergunning wordt geacht te zijn verleend indien er binnen de gestelde termijn geen antwoord is ontvangen, zal ook het vergunningsproces versnellen, waardoor defensiebedrijven hun projecten sneller kunnen starten, de vertragingen worden beperkt en de bijbehorende kosten tot een minimum worden beperkt. Dit gestroomlijnde proces zal het concurrentievermogen van de defensiesector van de EU versterken, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen, die sneller op veranderende behoeften van klanten en marktomstandigheden kunnen inspelen. Een efficiënter en voorspelbaarder vergunningsproces zal de defensiesector van de EU aantrekkelijker maken voor zowel binnenlandse als buitenlandse investeerders, wat tot meer investeringen en groei in de sector kan leiden.
Dit zal de handel in de defensiesector faciliteren, met name voor kleine en middelgrote ondernemingen, die hun producten en diensten gemakkelijker zullen kunnen uitvoeren, wat bijdraagt tot de groei van de internationale handel. De instelling van een centraal contactpunt en een versnelde procedure zullen ook de samenwerking tussen EU-defensiebedrijven en hun internationale partners vergemakkelijken, wat de ontwikkeling van gezamenlijke projecten en samenwerkingsverbanden bevordert en zorgt voor de naleving van internationale overeenkomsten en voor evenredige vereisten om de administratieve lasten voor kleine en middelgrote ondernemingen en andere belanghebbenden tot een minimum te beperken.
•Grondrechten
n.v.t.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
Op verzoek van een lidstaat komt steun voor capaciteitsopbouw ter ondersteuning van de oprichting of de werking van een centraal contactpunt in aanmerking voor financiering in het kader van het programma voor de Europese defensie-industrie (EDIP), als dit wordt vastgesteld en binnen het overeengekomen budget van het programma valt. De steun voor capaciteitsopbouw in het kader van dit voorstel valt binnen het toepassingsgebied van ondersteuningsacties in het kader van het EDIP. Vanwege de beperkte gevolgen voor de begroting wordt geen financieel memorandum opgesteld.
5.OVERIGE ELEMENTEN
•Uitvoeringsplanning en regelingen betreffende controle, evaluatie en rapportage
n.v.t.
•Artikelsgewijze toelichting
Bij deze verordening worden gestroomlijnde vergunningsprocedures voor defensiegereedheidsprojecten ingesteld. Alle defensiegereedheidsprojecten zullen baat hebben bij het feit dat de lidstaten één nationale bevoegde instantie aanwijzen die optreedt als centraal aanspreekpunt, verantwoordelijk is voor de coördinatie en facilitering van vergunningen, ondernemers aanstuurt, ervoor zorgt dat informatie openbaar toegankelijk is en dat alle documenten digitaal kunnen worden ingediend. De verordening regelt gedetailleerde termijnen voor vergunningsprocedures. Het voorstel is in overeenstemming met de wetgeving van de Unie inzake vergunningen.
2025/0172 (COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
betreffende versnelde vergunningverlening voor defensiegereedheidsprojecten
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 2 ,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)De Unie wordt geconfronteerd met een acute en groeiende dreiging, zoals benadrukt in het Gezamenlijk witboek over de gereedheid van de Europese defensie 2030 3 , die samenhangt met de terugkeer van grootschalige conflicten in Europa. In reactie op deze escalerende uitdaging is het absoluut noodzakelijk dat de Unie doorpakt om haar defensiegereedheid te versterken. De Europese defensiegereedheid moet dringend worden opgevoerd zodat Europa uiterlijk 2030 een sterke en toereikende Europese defensiepositie heeft. Op basis van prognoses van een geleidelijke benutting van de instrumenten die in het kader van het ReArm Europe-plan worden voorgesteld, zouden de defensie-investeringen de komende vier jaar ten minste 800 miljard EUR kunnen bereiken. Een cruciaal aspect van deze inspanning is de noodzaak om de productiecapaciteit van de Unie op defensiegebied op te voeren, zodat doeltreffend op opkomende veiligheidsdreigingen kan worden gereageerd. Daartoe zijn vereenvoudiging en harmonisatie van de regelgeving van essentieel belang. Door de regelgevingskaders te stroomlijnen en op elkaar af te stemmen, kan de Unie een gunstiger klimaat creëren voor defensie-industrieën om te werken, te innoveren en de benodigde vermogens te produceren om de Europese gereedheid op het gebied van veiligheid en defensie te waarborgen.
(2)In dit verband moet onder gereedheid op defensiegebied worden verstaan het vermogen van de lidstaten om door middel van een proactieve en gecoördineerde aanpak te anticiperen op defensiegerelateerde crisissituaties, zoals bedoeld in Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad 4 , die te voorkomen en erop te reageren. Dit omvat het waarborgen van de beschikbaarheid van de industriële defensiecapaciteit om de benodigde middelen, capaciteit en infrastructuur te verwerven en in stand te houden met het oog op een doeltreffende respons op dergelijke crises.
(3)Voor het opzetten of uitbreiden van faciliteiten, infrastructuur en activiteiten in verband met de gereedheid op defensiegebied moeten vaak verscheidene vergunningen en goedkeuringen worden aangevraagd. De bestaande procedures voor het beoordelen van vergunningen op uiteenlopende gebieden zijn vaak lang en omslachtig. Die procedures ontberen momenteel Uniebreed geldende bepalingen voor versnelde processen die specifiek zijn voor activiteiten op het gebied van defensiegereedheid, hetgeen een belemmering vormt voor de tijdige uitbreiding van de defensieproductie en de bijbehorende infrastructuur, en voor activiteiten en investeringen op het gebied van defensiegereedheid die cruciaal zijn om aan nieuwe veiligheidsbehoeften te voldoen.
(4)Met nationale vergunningsprocedures wordt ervoor gezorgd dat projecten inzake defensiegereedheid veilig en duurzaam zijn en aan milieu-, maatschappelijke en andere veiligheidsvereisten voldoen. In de milieuwetgeving van de Unie zijn gemeenschappelijke voorwaarden voor de inhoud van de nationale vergunningsprocedure vastgesteld, waarmee een hoog niveau van milieubescherming wordt gewaarborgd en waardoor het potentieel van de Unie in de hele grondstoffenwaardeketen op duurzame wijze kan worden benut.
(5)De onvoorspelbaarheid, de complexiteit en de vaak buitensporig lange duur van nationale vergunningsprocedures ondermijnen momenteel echter de investeringszekerheid die nodig is voor de doeltreffende versterking van de defensiegereedheid van de lidstaten. De structuur en de duur van een vergunningsprocedure voor relevante projecten kunnen ook sterk verschillen tussen de lidstaten. Om de doeltreffende uitvoering van die projecten te waarborgen en te bespoedigen, moeten de lidstaten daarom gestroomlijnde en voorspelbare vergunningsprocedures op defensiegereedheidsprojecten toepassen.
(6)Hoewel bepaalde lidstaten maatregelen hebben genomen of die naar verwachting zullen nemen om de vergunningsprocedures voor de defensie-industrie te versnellen, kan dit op uiteenlopende manieren gebeuren, wat zou leiden tot belemmeringen voor de werking van de interne markt in de defensiesector. Uiteenlopende nationale wetgeving met betrekking tot de vergunningsprocedure voor defensieprojecten is een knelpunt gebleken voor de relevante toeleveringsketens van Europese defensieproducten. Om de werking van de interne markt te waarborgen, moeten geharmoniseerde regels worden vastgesteld om de vergunningsprocedures te versnellen.
(7)De instellingen van de Unie kunnen richtsnoeren en kaders bieden, maar de verantwoordelijkheid voor en het faciliteren van versnelde vergunningsprocedures ligt in de eerste plaats bij de lidstaten. De lidstaten zijn het best geplaatst om wijzigingen door te voeren die tegemoetkomen aan hun specifieke bestuurlijke en regelgevende kaders.
(8)Het is dringend noodzakelijk de complexiteit en de duur van vergunningsprocedures voor defensiegereedheidsprojecten in te perken. Door nationale vergunningskaders vast te stellen waarin prioriteit wordt gegeven aan dergelijke projecten en wordt gewaarborgd dat ze snel worden verwerkt, streeft de Unie ernaar haar productiecapaciteit en gereedheid op defensiegebied uiterlijk 2030 te versterken.
(9)Met het oog op die uitdagingen zou de defensie-industrie moeten gebruikmaken van regels die doeltreffend zijn gebleken bij het stroomlijnen van vergunningsprocedures voor de industrie. Die zijn erop gericht de termijnen voor vergunningen voor activiteiten van de defensie-industrie te verkorten, met inbegrip van de bouw van nieuwe fabrieken en de bijbehorende infrastructuur, de uitbreiding van bestaande faciliteiten, de bouw van testlocaties, opleiding en certificering, en tegelijkertijd voort te bouwen op bestaande toepasselijke bepalingen en die te verbreden.
(10)De naleving van het Unierecht, bijvoorbeeld met betrekking tot water, afvalbeheer, lucht, ecosystemen, habitats, archeologie, biodiversiteit en vogelbescherming, maakt integraal deel uit van de vergunningsprocedure, ook voor de defensiesector. Dergelijke regels zijn een essentiële waarborg om negatieve effecten te voorkomen of tot een minimum te beperken. Om er echter voor te zorgen dat de vergunningsprocedures voor defensiegereedheidsprojecten voorspelbaar zijn en tijdig worden afgerond, moet elke mogelijk worden benut om de vereiste beoordelingen en vergunningen te stroomlijnen zonder dat het niveau van bijvoorbeeld milieubescherming daardoor wordt verlaagd. In dat verband moet worden gewaarborgd dat de nodige beoordelingen worden gebundeld om onnodige overlappingen te voorkomen.
(11)Om de efficiënte en tijdige verwerking van administratieve vergunningsaanvragen in verband met activiteiten op het gebied van defensiegereedheid en de uitbreiding van de defensieproductie te faciliteren, moeten de lidstaten waarborgen dat de nationale bevoegde autoriteiten versnelde procedures toepassen. Die autoriteiten moeten dergelijke aanvragen zo snel mogelijk juridisch behandelen, zodat tijdig op defensiegereedheidsbehoeften kan worden gereageerd.
(12)De oprichting van een centraal contactpunt voor aanvragen van de industrie met betrekking tot vergunningen in verband met defensieactiviteiten is bedoeld om de communicatie te stroomlijnen, de administratieve lasten te verminderen en het vergunningsproces met duidelijke en juridisch bindende termijnen verder te versnellen, en zo een efficiënt traject voor defensiegerelateerde industriële toepassingen te bieden. Bovendien zal het investeerders zekerheid bieden door te waarborgen dat vergunningsaanvragen snel worden behandeld en door de investeringsrisico’s in verband met langdurige procedures te beperken.
(13)Om de centrale contactpunten zo snel mogelijk volledig operationeel te maken, moeten de lidstaten, voor zover mogelijk, gebruikmaken van mogelijke complementariteit met bestaande centrale contactpunten, bijvoorbeeld die welke zijn opgericht bij Verordening (EU) 2024/1735 van het Europees Parlement en de Raad 5 of bij Verordening (EU) 2024/1252 van het Europees Parlement en de Raad 6 .
(14)Voorts moeten de lidstaten de nodige administratieve steun verlenen aan defensiegereedheidsprojecten op hun grondgebied, om de tijdige en doeltreffende uitvoering ervan te faciliteren, met bijzondere aandacht voor de behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen en midcap-ondernemingen die bij die projecten betrokken zijn, door bijstand te verlenen met betrekking tot de naleving van de toepasselijke administratieve en rapportageverplichtingen, informatie aan het publiek voor een grotere acceptatie van de projecten, en via het begeleiden van projectontwikkelaars door het vergunningsproces.
(15)De Commissie kan het centrale contactpunt steun voor capaciteitsopbouw bieden, inclusief technische bijstand, opleiding, monitoring en evaluatie, met het oog op de ontwikkeling en de versterking van de capaciteiten, processen en middelen die de centrale contactpunten voor de toepassing van deze verordening moeten ontwikkelen. De lidstaten kunnen dergelijke steun aanvragen en die valt binnen het toepassingsgebied van ondersteunende acties in het kader van het programma voor de Europese defensie-industrie [reference to be added once EDIP is adopted].
(16)Om ervoor te zorgen dat de vergunningsstatus van defensiegereedheidsprojecten duidelijk is en om mogelijk oneigenlijk gebruik van procesrecht minder doeltreffend te maken zonder daarbij daadwerkelijke rechterlijke toetsing te ondermijnen, moeten de lidstaten waarborgen dat geschillen met betrekking tot de vergunningsprocedure voor defensiegereedheidsprojecten tijdig worden afgehandeld. De lidstaten moeten daartoe waarborgen dat de projectontwikkelaars toegang hebben tot eenvoudige geschillenbeslechtingsprocedures en dat defensiegereedheidsprojecten in alle bestuurlijke, gerechtelijke en geschillenbeslechtingsprocedures met betrekking tot de projecten met spoed worden behandeld, voor zover de nationale wetgeving dergelijke spoedprocedures kent.
(17)Om projectontwikkelaars en andere investeerders de zekerheid en duidelijkheid te bieden die nodig zijn om meer defensiegereedheidsprojecten te ontwikkelen, moeten de lidstaten waarborgen dat de vergunningsprocedure voor dergelijke projecten niet langer duurt dan de vastgestelde termijnen.
(18)Deze verordening laat in voorkomend geval de verplichtingen uit internationaal recht onverlet.
(19)Daar de doelstelling van deze verordening niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt maar wegens de omvang of de gevolgen van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om die doelstelling te verwezenlijken,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
(1)“defensiegereedheidsproject”: activiteiten, investeringen en maatregelen die gericht zijn op het verbeteren van de defensiegereedheid van een of meer lidstaten van de EU, onder meer door ontwikkeling van de defensie-industrie;
(2)“defensie-industrie”: ondernemingen die actief zijn in de ontwikkeling, de productie en de vervaardiging van defensiegerelateerde producten in de zin van artikel 3, lid 1, van Richtlijn 2009/43/EG van het Europees Parlement en de Raad 7 ;
(3)“defensiegereedheid”: de staat van paraatheid van een of meer lidstaten om te reageren op een defensiegerelateerde crisissituatie in de zin van artikel 1, punt 10, van Richtlijn 2009/81/EG van het Europees Parlement en de Raad 8 ;
(4)“middelgrote beursgenoteerde onderneming” of “midcap”: een middelgrote beursgenoteerde onderneming in de zin van artikel 2, punt 15, van Verordening (EU) 2021/697 van het Europees Parlement en de Raad 9 ;
(5)“kleine midcapondernemingen”: ondernemingen in de zin van de bijlage bij Aanbeveling (EU) 2025/1099 van de Commissie 10 ;
(6)“vergunningsprocedure”: een proces dat alle relevante vergunningen bestrijkt, met inbegrip van vergunningen voor de bouw, de uitbreiding, de omzetting en de exploitatie van defensiegereedheidsprojecten en alle noodzakelijke administratieve stappen vanaf de bevestiging dat de aanvraag volledig is tot de kennisgeving van het definitieve besluit over die aanvraag door het betrokken centrale contactpunt;
(7)“projectontwikkelaar”: een onderneming die of een consortium van ondernemingen dat een defensiegereedheidsproject ontwikkelt;
(8)“kleine en middelgrote ondernemingen”: kleine en middelgrote ondernemingen in de zin van artikel 2 van de bijlage bij Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie 11 .
Artikel 2
Centraal contactpunt
1.Uiterlijk ... [3 maanden na de datum van inwerkingtreding van deze verordening] richt elke lidstaat één autoriteit op of duidt die aan als centraal contactpunt op het relevante bestuurlijke niveau.
2.Het centrale contactpunt is verantwoordelijk voor het faciliteren en coördineren van het vergunningsproces voor defensiegereedheidsprojecten, en voor het verstrekken van informatie over het stroomlijnen van de administratieve processen overeenkomstig artikel 3, met inbegrip van informatie aan de projectontwikkelaar ten aanzien van het moment waarop een aanvraag overeenkomstig artikel 5, lid 6, als volledig wordt beschouwd.
3.Het overeenkomstig lid 1 opgerichte of aangeduide centrale contactpunt is het enige contactpunt voor de projectontwikkelaar in het vergunningsproces voor een defensiegereedheidsproject. Het stelt de projectontwikkelaar in kennis van het definitieve besluit in dat proces.
4.Projectontwikkelaars mogen alle documenten die relevant zijn voor het vergunningsproces in elektronische vorm indienen.
5.De bevoegde instanties waarborgen dat alle relevante studies die zijn uitgevoerd, of vergunningen of toestemmingen die zijn verleend, voor een bepaald project in aanmerking worden genomen, en dat er geen duplicaten van studies, vergunningen of toestemmingen vereist zijn, tenzij het Unierecht of het nationale recht anders bepaalt.
6.De lidstaten zorgen ervoor dat het centrale contactpunt en alle bevoegde instanties die voor de verschillende stappen van de vergunningsprocessen, met inbegrip van alle procedurele stappen, verantwoordelijk zijn, over voldoende gekwalificeerd personeel en voldoende financiële, technische en technologische middelen, waaronder, indien nodig, middelen voor bij- en omscholing, beschikken om hun taken uit hoofde van deze verordening doeltreffend te kunnen uitvoeren.
7.De bij het vergunningsproces betrokken instanties en andere betrokken instanties specificeren de vereisten en alle van een projectontwikkelaar gevraagde informatie en stellen die ter beschikking van het betrokken centrale contactpunt voordat het vergunningsproces begint.
8.Op verzoek van een lidstaat kan de Commissie de autoriteiten van die lidstaat bijstaan bij capaciteitsopbouw ter ondersteuning van de uitvoering van deze verordening, met name bij de instelling of de werking van het centrale contactpunt.
Artikel 3
Online-toegankelijkheid van informatie
De lidstaten bieden het grote publiek online en op gecentraliseerde en eenvoudig toegankelijke wijze toegang tot de volgende informatie over vergunningsprocedures die relevant zijn voor defensiegereedheidsprojecten:
(a)de in artikel 2, lid 1 genoemde centrale contactpunten;
(b)de vergunningsprocedure, met inbegrip van informatie over geschillenbeslechting betreffende de vergunningsprocedure, met inbegrip van, in voorkomend geval, alternatieve geschillenbeslechtingsmechanismen, indien het nationale recht dergelijke procedures kent;
(c)financierings- en investeringsdiensten;
(d)financieringsmogelijkheden op het niveau van de Unie of de lidstaten;
(e)bedrijfsondersteunende diensten, met inbegrip van, maar niet beperkt tot, de aangifte voor de vennootschapsbelasting, lokale belastingwetgeving of het arbeidsrecht.
Artikel 4
Versnelde uitvoering
De lidstaten verlenen administratieve ondersteuning voor defensiegereedheidsprojecten op hun grondgebied, met bijzondere aandacht voor kleine en middelgrote ondernemingen en midcaps, met inbegrip van kleine midcap-ondernemingen, die bij die projecten betrokken zijn, onder meer door middel van:
(a)steun met betrekking tot de naleving van de toepasselijke administratieve en verslagleggingsverplichtingen;
(b)steun voor projectontwikkelaars om het publiek te informeren;
(c)steun aan projectontwikkelaars tijdens het vergunningverleningsproces, met name aan kleine en middelgrote ondernemingen en kleine midcap-ondernemingen.
Artikel 5
Duur van het vergunningverleningsproces
1.De vergunningsprocedure voor defensiegereedheidsprojecten, met inbegrip van de verlening van de desbetreffende vergunning, duurt niet langer dan [60] dagen.
2.Indien voor defensiegereedheidsprojecten verscheidene faciliteiten of eenheden op één locatie moeten worden gebouwd, kunnen de projectontwikkelaar en het centraal contactpunt overeenkomen het project in verschillende kleinere projecten op te splitsen met het oog op de naleving van de toepasselijke termijnen.
3.In uitzonderlijke gevallen waarin dat gezien de aard, de complexiteit, de locatie of de omvang van het voorgestelde defensiegereedheidsproject vereist is, kan een lidstaat de in lid 1 vermelde termijn vóór afloop daarvan en per geval eenmalig met maximaal 30 dagen verlengen.
4.Indien een lidstaat van oordeel is dat het defensiegereedheidsproject uitzonderlijke risico’s voor de gezondheid en de veiligheid van werknemers of van de bevolking in het algemeen met zich meebrengt, en indien extra tijd nodig is om te bepalen of er maatregelen voorhanden zijn om aanwijsbare risico’s aan te pakken, kan hij de in lid 1 bedoelde termijnen met 60 dagen verlengen; dit moet binnen 30 dagen na de start van het vergunningsproces gebeuren.
5.Bij het toepassen van lid 3 of lid 4 stelt het centraal contactpunt de projectontwikkelaar schriftelijk in kennis van de redenen voor de verlenging van de termijn en van de datum waarop het definitieve besluit schriftelijk wordt verwacht.
6.Uiterlijk 15 dagen na ontvangst van de vergunningsaanvraag bevestigt het betrokken centrale contactpunt dat de aanvraag volledig is en of deze verordening van toepassing is, of verzoekt het de projectontwikkelaar, indien die niet alle voor de verwerking van de aanvraag benodigde informatie heeft toegestuurd, onverwijld een volledige aanvraag in te dienen, waarbij wordt gespecificeerd welke informatie ontbreekt. Indien de ingediende aanvraag voor een tweede maal onvolledig wordt geacht, kan het centrale contactpunt uiterlijk [15] dagen na de tweede indiening een tweede verzoek om informatie indienen. Het centrale contactpunt verzoekt niet om informatie betreffende gebieden die niet onder het eerste verzoek om informatie vallen en is enkel bevoegd om aanvullend bewijsmateriaal te verzoeken om de ontbrekende informatie aan te vullen. De datum van de bevestiging van de volledigheid van de aanvraag door het centrale contactpunt dient als startdatum van het vergunningsproces voor die aanvraag.
7.De in dit artikel vastgestelde termijnen voor de vergunningsprocedures laten eventuele kortere termijnen die door de lidstaten worden vastgesteld, onverlet.
8.Indien het centrale contactpunt de projectontwikkelaar niet binnen de in lid 1 gestelde en, in voorkomend geval, binnen de overeenkomstig de leden 3 en 4 verlengde termijn in kennis stelt van het resultaat van het vergunningsproces, worden de vergunningen waarop de aanvraag betrekking heeft, geacht te zijn verleend. Het centrale contactpunt verstrekt de projectontwikkelaar onverwijld een schriftelijke bevestiging waaruit blijkt dat de vergunningen impliciet zijn verleend op basis van de ingediende aanvraag.
Artikel 6
Planning
1.De nationale, regionale en lokale autoriteiten die bevoegd zijn voor het opstellen van plannen, waaronder bestemmingsplannen en plannen voor ruimtelijke ordening en landgebruik, nemen daar in voorkomend geval bepalingen voor de ontwikkeling van activiteiten en projecten op het gebied van defensiegereedheid alsmede de daarvoor benodigde infrastructuur in op. Om de ontwikkeling van defensiegereedheidsprojecten te faciliteren, zorgen de lidstaten ervoor dat alle relevante gegevens inzake ruimtelijke ordening online beschikbaar zijn overeenkomstig artikel 3.
2.Indien plannen met bepalingen voor de ontwikkeling van defensiegereedheidsprojecten en de vereiste infrastructuur daarvoor onderworpen zijn aan een beoordeling overeenkomstig Richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad 12 en artikel 6 van Richtlijn 92/43/EEG van de Raad 13 , worden die beoordelingen gecombineerd. In de gecombineerde beoordeling wordt in voorkomend geval ook ingegaan op de gevolgen voor mogelijk getroffen waterlichamen als genoemd in Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad 14 . Indien de lidstaten de gevolgen van huidige en toekomstige activiteiten op het mariene milieu, met inbegrip van de wisselwerking tussen land en zee in de zin van artikel 4 van Richtlijn 2014/89/EU van het Europees Parlement en de Raad 15 , moeten beoordelen, wordt in de gecombineerde beoordeling ook op die gevolgen ingegaan. Het feit dat beoordelingen op grond van dit lid worden gecombineerd, mag geen invloed hebben op de inhoud of de kwaliteit ervan. De gecombineerde beoordeling wordt uitgevoerd binnen de in deze verordening vastgestelde termijnen.
Artikel 7
Prioritaire status van defensiegereedheidsprojecten
Alle procedures voor geschillenbeslechting, gerechtelijke procedures, bezwaarschriften en rechtsmiddelen alsmede alle bestuurlijke procedures in verband met defensiegereedheidsprojecten voor enige nationale rechterlijke instantie, ook betreffende bemiddeling of arbitrage, indien het nationale recht inzake vergunningsprocessen die kent, worden met spoed behandeld, indien en voor zover het nationale recht dergelijke spoedprocedures kent en de toepasselijke rechten van de verdediging voor personen of lokale gemeenschappen worden geëerbiedigd. Projectontwikkelaars van defensiegereedheidsprojecten nemen in voorkomend geval aan dergelijke spoedprocedures deel.
Artikel 8
Toepasselijkheid van VN/ECE-verdragen
Voor zover van toepassing laat deze verordening de verplichtingen onverlet die voortvloeien uit het Verdrag van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE) betreffende toegang tot informatie, inspraak bij besluitvorming en toegang tot de rechter inzake milieuaangelegenheden, dat op 25 juni 1998 in Aarhus is ondertekend, en uit het VN/ECE-Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, dat op 25 februari 1991 in Espoo is ondertekend en het bijbehorende protocol inzake de strategische milieueffectbeoordeling, dat op 21 mei 2003 in Kyiv is ondertekend.
Artikel 9
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is alleen van toepassing op vergunningsaanvragen voor defensiegereedheidsprojecten die na die datum worden ingediend.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Straatsburg,
Voor het Europees Parlement Voor de Raad
De voorzitter De voorzitter