EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 2.12.2020
COM(2020) 710 final
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S
Digitalisering van justitie in de Europese Unie
Een instrumentarium met mogelijkheden
{SWD(2020) 540 final}
1.Inleiding
Toegang tot de rechter en de bevordering van de samenwerking tussen de lidstaten zijn twee van de belangrijkste doelstellingen van de Europese ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid die in het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie verankerd zijn. Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten waarborgt het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht. Doeltreffende rechtsstelsels zijn ook essentieel voor de werking van de interne markt en vormen een absolute voorwaarde voor economische groei. De toegang tot de rechter moet behouden blijven en gelijke tred houden met de veranderingen, waaronder de digitale transformatie die alle aspecten van ons leven beïnvloedt.
De afgelopen tien jaar hebben de Commissie en de lidstaten de nood aan doeltreffende rechtsstelsels erkend en hebben ze een aantal initiatieven genomen die positieve resultaten hebben opgeleverd wat de digitalisering van het gerecht betreft. Er is echter nog veel werk aan de winkel. Bovendien heeft de COVID-19-crisis niet alleen een onmiddellijk effect op de gezondheid en de economie, maar heeft ze een bredere waaier aan uitdagingen doen ontstaan, ook voor de rechtsstelsels in de Unie en buiten haar onmiddellijke grenzen.
Enerzijds heeft de COVID-19-pandemie onderstreept dat de EU sneller werk moet maken van hervormingen met het oog op de digitalisering van de afhandeling van zaken door justitiële instellingen, de uitwisseling van informatie en documenten door partijen en advocaten en een permanente, vlotte toegang tot de rechter voor iedereen. Dit heeft een extra impuls gegeven aan de inspanningen van de lidstaten om in hun rechtsstelsels optimaal gebruik te maken van ICT-hulpmiddelen (informatie- en communicatietechnologie). Anderzijds heeft het aanzienlijke effect op de werking van de nationale rechtsstelsels ook de grensoverschrijdende justitiële samenwerking van de EU nadelig beïnvloed. Dat heeft in veel gevallen tot vertragingen en belemmeringen van de toegang tot de rechter voor individuen en ondernemingen geleid.
De COVID-19-crisis heeft dus de nood onderstreept om de veerkracht van het rechtsstelsel in heel de EU te versterken. Ze heeft ook het belang onderstreept van een verdere samenwerking met de internationale partners en van het bevorderen van de beste werkwijzen op dit beleidsgebied. Dit is een belangrijke component van een samenleving die gebaseerd is op Europese waarden, en van een veerkrachtiger economie.
In haar politieke richtsnoeren heeft de voorzitter van de Europese Commissie beloofd ervoor te zorgen dat Europa “de lat hoger legt” door de kansen van het digitale tijdperk te grijpen binnen veilige, ethisch verantwoorde grenzen. In het recente strategische prognoseverslag 2020 is erkend dat de digitale transformatie van overheidsdiensten en rechtsstelsels in heel de EU van cruciaal belang is. De transitie moet ten dienste staan van iedereen en moet mensen op de eerste plaats zetten en nieuwe kansen creëren voor verschillende belanghebbenden. Zij moet daarom een breed scala van thema’s behandelen.
De Europese Raad en het Europees Parlement hebben beide erkend dat de digitalisering een cruciale rol speelt om de EU-economie te helpen heropleven en te moderniseren na de COVID‑19-crisis.
In de strategie voor de veiligheidsunie van juli 2020 heeft de Commissie zich ertoe verbonden maatregelen te nemen om te verzekeren dat politie en justitie zich beter kunnen aanpassen aan de nieuwe technologie, in het bijzonder door ervoor te zorgen dat zij toegang hebben tot nieuwe instrumenten, nieuwe vaardigheden kunnen verwerven en alternatieve onderzoekstechnieken kunnen ontwikkelen.
De conclusies van de Raad over “Toegang tot justitie – de kansen van digitalisering benutten” van 13 oktober 2020 bevatten specifieke voorstellen voor de wederzijdse versterking van beleid inzake daadwerkelijke toegang tot justitie en digitalisering.
Tegen deze achtergrond is het essentieel dat de EU de digitalisering van het rechtsstelsel op kruissnelheid brengt. Er is al veel gedaan, maar zowel op nationaal als Europees niveau is er nog veel werk voor de boeg om de veerkracht van de rechtsstelsels verder te versterken en hun capaciteit om online te werken te stimuleren. De ervaring van de Commissie op het gebied van e-overheid is dat digitale transformatie één aspect is van de structurele hervormingen van de rechtsstelsels dat een blijvende positieve invloed zou moeten hebben op de stelsels. Als onderdeel van dergelijke hervormingen moeten de processen en het ontwerp van de systemen die ze ondersteunen, altijd worden ontwikkeld met aandacht voor de burgers en de ondernemingen.
Om alle vruchten van de digitale technologieën in gerechtelijke procedures ten volle te plukken is de doelstelling van deze mededeling dan ook dubbel: op nationaal niveau streeft ze ernaar de lidstaten verder te ondersteunen om hun nationale rechtsstelsels verder richting het digitale tijdperk te duwen, door de samenwerking en digitale opname van de verschillende gerechtelijke instanties te verbeteren, ten voordele van de burgers en de ondernemingen; op Europees niveau wil ze de grensoverschrijdende gerechtelijke samenwerking tussen de bevoegde autoriteiten verder verbeteren. Dit zou met name gaan over de verdere digitalisering van de openbare justitiële diensten, de bevordering van het gebruik van veilige en kwaliteitsvolle technologie voor communicatie op afstand (videoconferentie), het vergemakkelijken van de koppeling van nationale databanken en registers en het bevorderen van het gebruik van beveiligde kanalen voor elektronische verzending tussen bevoegde instanties.
Deze mededeling bevat een nieuwe aanpak van de digitalisering van justitie op basis van een “instrumentarium” – een allesomvattende reeks rechts-, financierings- en IT-instrumenten die door de verschillende actoren in onze rechtsstelsels kunnen worden gebruikt naargelang van hun behoeften.
De digitalisering van de rechtsstelsels moet steeds worden opgezet en uitgevoerd met volledige inachtneming van de in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie verankerde grondrechten. Deze benadering zou er de facto dus voor zorgen dat iedereen nieuwe of aanvullende digitale hulpmiddelen op het gebied van justitie ten volle zou kunnen benutten. Het is dan ook van essentieel belang dat ook personen met een handicap en kinderen op voet van gelijkheid met anderen daadwerkelijk toegang hebben tot de rechter. Veiligheidsoverwegingen meenemen in het ontwerp en de uitrol van digitale oplossingen op het gebied van justitie is essentieel om de opname ervan te bevorderen en het vertrouwen van de burgers op te bouwen. Door de toegang tot de rechter te verbeteren, zal de digitalisering bovendien ook de rechtsstaat in de EU helpen versterken.
2.Uitdagingen voor rechtsstelsels in het digitale tijdperk
Er bestaan diverse inherente uitdagingen voor en verschillen tussen de lidstaten. Sinds 2013 publiceert de Commissie elk jaar een EU-scorebord voor justitie, dat een beeld geeft van de situatie, ook op het gebied van digitalisering van de rechtsstelsels in de verschillende lidstaten, bijvoorbeeld met betrekking tot de onlinetoegang tot arresten of het online indienen en volgen van vorderingen. In twee recente studies werd er een analyse gemaakt van het gebruik van innovatieve technologieën en van de specifieke kwestie van digitaal strafrecht.
De Commissie heeft een grondige analyse verricht en heeft de digitalisering van justitie in alle lidstaten in kaart gebracht in het werkdocument waarvan deze mededeling vergezeld gaat. Daaruit blijkt dat niet alle lidstaten even ver staan.
Bijvoorbeeld:
-in 10 lidstaten kunnen individuen in alle soorten burgerlijke procedures een elektronisch dossier van hun aanhangige zaak raadplegen;
-in het kader van het strafrecht kunnen slachtoffers in 7 lidstaten een elektronisch dossier raadplegen; gedaagden kunnen dat in negen lidstaten;
-in 13 lidstaten is het in alle soorten strafrechtelijke procedures mogelijk om bewijsmateriaal uitsluitend in digitaal formaat aan de rechtbank over te leggen;
-in het burgerlijke en handelsrecht wordt digitaal bewijsmateriaal in 10 lidstaten in alle soorten procedures aanvaard.
In het algemeen laten de resultaten een zeer gevarieerd landschap zien in de verschillende lidstaten. Het EU-scorebord voor justitie en de in kaart gebrachte situatie laten zien dat veel gebieden van justitie baat zouden hebben bij een verdere digitalisering.
Op enkele uitzonderingen na is een van de gebieden waarop de digitalisering traag vordert dat van de registers en databanken. Individuen, ondernemingen en rechtsbeoefenaars ondervinden allemaal problemen om de informatie waarop zij recht hebben te raadplegen. In veel gevallen is de informatie niet online toegankelijk, wat de facto tot inefficiëntie leidt.
Een ander probleem op het gebied van justitie in de EU is het feit dat er zowel in nationale als in grensoverschrijdende gerechtelijke procedures nog steeds hoofdzakelijk papieren dossiers worden gebruikt. Voor juridische procedures in de EU moeten er gegevens worden uitgewisseld tussen de bevoegde nationale autoriteiten, waar vaak gestandaardiseerde formulieren of grote hoeveelheden gegevens aan te pas komen. In de huidige EU-regelgeving is echter niet bepaald welk medium of welke specifieke regelingen er voor dergelijke doorgiften moeten worden gebruikt. Daardoor verloopt de meeste communicatie nog steeds op papier, wat tot inefficiëntie leidt bij grensoverschrijdende uitwisselingen (vooral met betrekking tot de snelheid, betrouwbaarheid, traceerbaarheid en kosten), de toegang van individuen en ondernemingen tot informatie bemoeilijkt en de uitwisselingen tussen de autoriteiten van de lidstaten vertraagt.
Het gebrek aan toekomstgerichte planning en coördinatie hebben tot de ontwikkeling van uiteenlopende nationale IT-tools geleid, wat een vlotte grensoverschrijdende interoperabiliteit bemoeilijkt. Dit heeft geleid tot een toename van het gebruik van papieren bestanden op nationaal niveau. Om dit probleem aan te pakken en tegelijkertijd de reeds gedane investeringen te beschermen, hebben de lidstaten verschillende benaderingen van de digitalisering van grensoverschrijdende justitiële samenwerking verkend. Dat gebeurde vooral in het kader van vrijwillige initiatieven tussen de lidstaten, verenigingen van rechtsbeoefenaars en de Commissie. Hoewel deze samenwerking een aantal doeltreffende hulpmiddelen heeft opgeleverd (in het bijzonder e-CODEX), gebruiken de lidstaten deze oplossingen nog niet consequent.
De EU-agentschappen en -organen voor justitie en binnenlandse zaken (JBZ) hebben vastgesteld dat hun capaciteiten op het gebied van digitale samenwerking moeten worden versterkt om de desbetreffende autoriteiten van de lidstaten op doeltreffende wijze te ondersteunen in de strijd tegen grensoverschrijdende criminaliteit. Daartoe moesten zij een aantal uitdagingen aangaan, zoals het gebrek aan geavanceerde digitale infrastructuur, een betrouwbaar communicatiekanaal en de nodige toepassingen voor de uitwisseling van bewijsmateriaal tussen nationale autoriteiten en tussen die autoriteiten en de EU-agentschappen en -organen. Het is daarom van essentieel belang dat agentschappen en organen zoals het Agentschap van de EU voor justitiële samenwerking in strafzaken (Eurojust), het Europees Openbaar Ministerie (EOM), het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) en het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking op het gebied van rechtshandhaving (Europol) het eens worden over een gezamenlijke aanpak die een vlotte, veilige samenwerking met de lidstaten verzekert en tegelijkertijd voldoet aan het toepasselijke rechtskader, in het bijzonder met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens.
Het is kortom van essentieel belang dat de EU en haar lidstaten deze obstakels overwinnen om van toegang tot de rechter een integraal deel van het Europese digitale decennium te maken. Dat geldt voor alle actoren in het justitiële stelsel.
3. Een instrumentarium voor de digitalisering van justitie
Met deze mededeling wordt een instrumentarium voor de digitalisering van justitie voorgesteld om bovenstaande uitdagingen aan te pakken en de justitiële sector vooruit te brengen in het digitale tijdperk. De Commissie stelt een aanpak voor waarin er aandacht is voor de uiteenlopende nationale omstandigheden in de lidstaten en voor de nationale bevoegdheden en die volledig strookt met de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid. Tegelijkertijd is het voor de totstandbrenging van een volwaardige ruimte van vrijheid, veiligheid en rechtvaardigheid van belang dat alle lidstaten samenwerken om de bestaande digitale kloof op verschillende gebieden te verkleinen, de versnippering tussen nationale rechtsstelsels aan te pakken en de door de desbetreffende Europese financieringsmechanismen geboden kansen te benutten.
De instrumenten in het voorgestelde instrumentarium zijn ruwweg in te delen in de volgende categorieën:
1.Financiële steun aan de lidstaten, om de lidstaten snel ondersteuning te bieden en het potentieel voor langetermijneffecten te benutten;
2.Wetgevingsinitiatieven, om de vereisten voor digitalisering vast te stellen teneinde een betere toegang tot de rechter en een verbeterde grensoverschrijdende samenwerking te bevorderen; waaronder op het gebied van artificiële intelligentie;
3.IT-instrumenten, waarop op korte tot middellange termijn kan worden voortgebouwd en die in alle lidstaten kunnen worden gebruikt. Het is belangrijk dat bestaande en nieuwe IT-instrumenten standaard interoperabel zijn, toegankelijk zijn voor personen met een handicap, gebruikersgericht, snel, veilig, betrouwbaar, veerkrachtig en datagestuurd zijn en de privacy, gegevensbescherming en transparantie verzekeren;
4.Bevordering van nationale coördinatie- en toezichtsinstrumenten die een regelmatige monitoring, coördinatie, evaluatie en uitwisseling van ervaringen en beste praktijken mogelijk zouden maken.
Het instrumentarium bevat bindende en niet-bindende maatregelen. Zo lijkt een verplichte digitalisering op het gebied van grensoverschrijdende justitiële samenwerkingsprocedures noodzakelijk om een doeltreffende en vlotte grensoverschrijdende communicatie mogelijk te maken. Andere instrumenten, die niet noodzakelijk bindend zijn, zijn mogelijkheden op het gebied van informatie-uitwisseling en de uitwisseling van beste praktijken.
Bij de uitvoering van eventuele maatregelen met betrekking tot de digitalisering van justitie moeten de grondrechten steeds volledig in acht worden genomen, waaronder het recht op bescherming van persoonsgegevens, het recht op een onpartijdig gerecht en een doeltreffende voorziening in rechte en de beginselen van evenredigheid en subsidiariteit.
Bovendien moet er in het digitaliseringsproces terdege rekening worden gehouden met de behoeften van kansarme groepen. Digitale technologieën worden steeds gebruiksvriendelijker en toegankelijk voor een grote meerderheid, ongeacht leeftijd, opleidingsniveau of handicap. Tegelijkertijd zijn er institutionele, organisatorische en technische maatregelen nodig om de volwaardige toegang tot justitie te waarborgen voor kansarme groepen en kwetsbare mensen, zoals kinderen of ouderen, die mogelijk niet over de nodige middelen of digitale vaardigheden beschikken. Slachtoffers van criminaliteit dienen ook over digitale hulpmiddelen te kunnen beschikken, in overeenstemming met de specifieke behoeften van elk slachtoffer.
Het recht op een onpartijdig gerecht en een doeltreffende voorziening in rechte moet worden gewaarborgd. Meer in het bijzonder moet er bij strafprocedures in een digitale omgeving op worden toegezien dat de rechten van de verdediging, waaronder het recht op toegang tot een advocaat en het recht op toegang tot materiële bewijsstukken, op geen enkele wijze worden aangetast. Ook in burgerlijke procedures moet het beginsel van procedurele gelijkheid worden gewaarborgd.
3.1.
Financiële steun aan de lidstaten
Adequate IT-systemen ontwikkelen voor justitie vergt tijd, maar vooral ook middelen. In een allesomvattende strategie om de digitalisering van justitie in de EU aan te pakken, moet er dan ook aandacht worden geschonken aan de toegang tot financiering.
De digitalisering van rechtsstelsels, de toepassing van bestaande digitale oplossingen en de invoering van nieuwe oplossingen vergen aanzienlijke investeringen in infrastructuur, ontwerp, implementatie, onderhoud en opleiding. Om het tempo van de veranderingen hoog genoeg te houden, is een tweeledige aanpak nodig:
·financiële steun voor de lidstaten om werk te maken van de daadwerkelijke digitale transformatie van hun rechtsstelsels en
·steun voor de uitvoering van EU-brede initiatieven.
Alle beschikbare middelen dienen te worden aangewend om de transitie naar digitale justitie te ondersteunen, ook de nieuwe instrumenten van het cohesiebeleid, de nieuwe programma’s “justitie” en “digitaal Europa” en de faciliteit voor herstel en veerkracht.
De faciliteit voor herstel en veerkracht moet in feite de nationale investeringen en hervormingen ondersteunen die van essentieel belang zijn voor een duurzaam herstel. Daarom heeft de Commissie bij het opstellen van richtsnoeren om de lidstaten te helpen bij de voorbereiding en voorstelling van hun plannen voor herstel en veerkracht ter uitvoering van de faciliteit voor herstel en veerkracht benadrukt dat de digitale transformatie van justitie een van de gebieden is waarop de lidstaten hun hervormingen en investeringen zouden moeten toespitsen. Nationale initiatieven hieromtrent kunnen worden meegeteld in de doelstelling van 20 % digitale uitgaven krachtens de faciliteit voor herstel en veerkracht, om naar een “Europa dat klaar is voor het digitale tijdperk” te gaan.
In de voorstellen voor het cohesiebeleid van de Commissie 2021-2027 wordt de brede noodzaak van digitalisering erkend en wordt het verband met de landenspecifieke aanbevelingen in het kader van het Europees semester versterkt, waarin de digitalisering van justitie voor sommige lidstaten sinds 2016 als prioriteit is aangemerkt. De lidstaten dienen de kansen in de nieuwe programmeringsperiode daarom optimaal te benutten, in het bijzonder in het kader van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Europees Sociaal Fonds plus.
Het instrument voor technische ondersteuning zal alle lidstaten ondersteuning bieden bij de uitvoering van structurele hervormingen, ook op het gebied van justitie. De Commissie heeft reeds aanzienlijke ervaring opgedaan met de uitvoering van projecten in verband met de digitalisering van rechtsstelsels in verschillende lidstaten.
De ervaring van de Commissie op het gebied van e-overheid is dat digitale transformatie één aspect is van de structurele hervormingen van de rechtsstelsels dat een blijvende positieve invloed zou moeten hebben op de stelsels zelf (governance, personeelsbeheer, dossierbeheer enz.). Een eerste vereiste voor de digitalisering van de systemen is de herstructurering van die processen en het ontwerp van onderliggende systemen, steeds met aandacht voor de burgers en de ondernemingen. Structurele hervormingen met het oog op digitale transformatie zonder aandacht voor de herstructurering van processen op hoog niveau zouden slechts beperkte voordelen opleveren.
Voor digitaliseringsinitiatieven met een EU-dimensie dient er ondersteuning beschikbaar te zijn uit hoofde van de nieuwe programma’s “justitie” en “digitaal Europa”. Beide instrumenten stimuleren de digitalisering van justitie, bijvoorbeeld door de totstandbrenging van interoperabele oplossingen voor een efficiëntere grensoverschrijdende samenwerking en door onderling verbonden registers en databanken te ondersteunen. Het programma “digitaal Europa” zal ook mogelijkheden bieden om multisectorale initiatieven rond innovatieve technologie op te zetten, in het bijzonder indien dergelijke initiatieven gebaseerd zijn op AI en gedistribueerde grootboeken (blockchain).
Voorgestelde acties
|
Door wie?
|
Wanneer?
|
De verlening van nieuwe diensten voor burgers en bedrijven ondersteunen via de digitalisering van rechtsstelsels en relevante overheidsdiensten in het kader van de nieuwe instrumenten van het cohesiebeleid
|
Commissie/lidstaten
|
Loopt tot 2027
|
Prioriteiten bepalen voor de opname van maatregelen op het gebied van digitalisering van justitie in de nationale plannen voor herstel en veerkracht
|
Lidstaten
|
Loopt tot 2026
|
Verzoeken indienen in het kader van het instrument voor technische ondersteuning voor de digitalisering van rechtsstelsels
|
Lidstaten
|
Loopt tot 2027
|
Financiële steun bieden uit hoofde van de programma’s “justitie” en “digitaal Europa” (2021‑2027) voor initiatieven die de digitalisering van justitie op EU-niveau mogelijk maken
|
Commissie/lidstaten
|
Loopt tot 2027
|
Concrete projecten voor de digitalisering van nationale rechtsstelsels en relevante overheidsdiensten uitvoeren, zoals het bouwen van elektronische registers en databanken, systemen voor dossierbeheer en veilige communicatiekanalen en het toerusten van rechterlijke instanties met hulpmiddelen voor videoconferenties en het verzekeren van toegankelijkheid bij de digitalisering
|
Lidstaten
|
Loopt tot 2027
|
3.2.
Het digitale kanaal als standaardoptie bij grensoverschrijdende justitiële samenwerking in de EU
Tot op heden was de digitalisering van procedures voor grensoverschrijdende justitiële samenwerking voornamelijk gebaseerd op vrijwillige initiatieven tussen de lidstaten. Deze aanpak heeft echter zijn kennelijke grenzen bereikt. Op het gebied van het burgerlijk recht en het handelsrecht maken bijvoorbeeld zeven lidstaten gebruik van digitale communicatiemiddelen voor alle relevante EU-rechtsinstrumenten bij de communicatie met andere bevoegde instanties, maken zes er in beperkte mate gebruik van en maken zeven er momenteel geen gebruik van. Door deze versnippering ontstaan er aanhoudende inefficiënties; zo leidt de voortdurende papieren communicatie tot onnodige financiële kosten en negatieve milieueffecten. Bovendien wordt met alleen het gebruik van digitale communicatiemiddelen niet voldaan aan de eisen van volledig gedigitaliseerde procedures, waarvoor passende rechtsregelingen nodig zijn.
De Commissie heeft reeds een voorstel gedaan voor een nieuwe aanpak van digitalisering ten aanzien van bepaalde EU-wetgeving. Op 31 mei 2018 heeft zij wijzigingen voorgesteld aan de verordening betekening en kennisgeving van stukken en de verordening bewijsverkrijging. Deze verordeningen voorzien onder andere in een rechtskader voor de communicatie tussen nationale autoriteiten in het kader van grensoverschrijdende samenwerking. Uit de effectbeoordelingen van de Commissie blijkt duidelijk dat de huidige, op papier gebaseerde samenwerking een aantal tekortkomingen vertoont, met negatieve gevolgen voor de kosten en doeltreffendheid van gerechtelijke procedures. Om de relevantie van de procedures in een steeds meer digitale wereld te waarborgen, zorgen de voorgestelde wijzigingen ervoor dat elektronische verzending de standaard wordt voor communicatie en voor de uitwisseling van documenten. In juni 2019 heeft de EU de richtlijn betreffende herstructurering en insolventie vastgesteld, op grond waarvan levensvatbare ondernemingen in moeilijkheden kunnen worden gered en eerlijke, maar failliete individuen een tweede kans kan worden geboden. Een van de doelstellingen van deze richtlijn is insolventieprocedures geleidelijk te digitaliseren, wat de kosten en duur ervan zal helpen verminderen.
Op basis van deze ervaring zal de Commissie, zoals aangekondigd in haar werkprogramma voor 2021, een stap verder gaan en wetgeving voorstellen inzake de verdere digitalisering van procedures voor justitiële samenwerking in burgerlijke, handels- en strafzaken. Een dergelijk voorstel zou:
·kunnen voorschrijven dat de lidstaten standaard gebruikmaken van digitale kanalen voor grensoverschrijdende communicatie en gegevensuitwisseling tussen bevoegde nationale instanties;
·daarnaast kunnen voorschrijven dat de lidstaten elektronische communicatie aanvaarden voor grensoverschrijdende procedures waarbij burgers en bedrijven betrokken zijn, zonder het gebruik van papier uit te sluiten;
·verwijzing naar en gebruik van de in de eIDAS-verordening uiteengezette oplossingen en beginselen kunnen garanderen, met name:
ohet beginsel dat het rechtsgevolg van een elektronisch document en de toelaatbaarheid ervan als bewijsmiddel in gerechtelijke procedures niet mogen worden ontkend louter op grond van het feit dat het document elektronisch is;
odat elektronische identificatie en handtekeningen/zegels aanvaardbaar moeten worden voor de digitale verzending van gerechtelijke stukken en de overeengekomen passende betrouwbaarheidsniveaus ervan;
·Een basis verstrekken voor de verwerking van persoonsgegevens, in de betekenis van de Algemene Verordening Gegevensbescherming en toepasselijke voorschriften van de Unie over gegevensbescherming en de verantwoordelijkheden van verschillende verwerkingsverantwoordelijken en verwerkers vastleggen;
·ervoor kunnen zorgen dat er bij elektronische toegangspunten die worden ingesteld voor gebruik door het algemene publiek, rekening wordt gehouden met personen met een handicap;
·Om ervoor te zorgen dat nationale IT-systemen interoperabel zijn en met elkaar kunnen communiceren, de brede architectuur van het onderliggende IT-systeem voor digitale communicatie kunnen bevatten.
Het proces van de digitalisering van de justitiële samenwerking in de EU brengt zeker ook niet te verwaarlozen kosten met zich mee. In dit verband moeten de lidstaten in aanmerking kunnen komen voor financiële ondersteuning van de EU. Door op EU-niveau generieke IT-oplossingen te ontwikkelen voor gebruik door alle lidstaten, kunnen de kosten aanzienlijk worden verlaagd.
Voorgestelde maatregelen
|
Door wie?
|
Wanneer?
|
Wetgevingsvoorstel inzake de digitalisering van grensoverschrijdende justitiële samenwerking (zie het werkprogramma van de Commissie voor 2021)
|
Commissie
|
Vierde kwartaal van 2021
|
3.3.
Artificiële intelligentie (AI)
Uit een studie van de Commissie is gebleken dat de snelheid waarmee nieuwe technologieën, zoals artificiële intelligentie, worden opgenomen, sterk verschilt tussen en binnen lidstaten, maar dat de opname ervan over het algemeen overal traag verloopt. Het gebruik van AI-toepassingen kan talrijke voordelen opleveren, bijvoorbeeld door het mogelijk te maken informatie op nieuwe, bijzonder efficiënte manieren aan te wenden en door de toegang tot de rechter te verbeteren, onder meer door de duur van gerechtelijke procedures te verkorten. Tegelijkertijd kan het potentieel voor ondoorzichtigheid of vooroordelen dat inherent is aan bepaalde AI-toepassingen ook risico’s en uitdagingen met zich meebrengen voor de eerbiediging en effectieve handhaving van de grondrechten, waaronder met name het recht op een doeltreffende voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht.
Om de door AI-technologie geboden kansen te benutten en tegelijkertijd de bijbehorende risico’s aan te pakken, is de Commissie in het kader van de follow-up van het witboek over AI van februari 2020gestart met een openbare raadpleging en heeft zij standpunten van diverse belanghebbenden ontvangen inzake het gebruik van AI-toepassingen op het gebied van justitie als mogelijk risicovol scenario, in het bijzonder wanneer AI wordt gebruikt als onderdeel van besluitvormingsprocessen die significante effecten hebben op de rechten van personen. De in het witboek voorgestelde vereisten ten aanzien van meer transparantie, menselijk toezicht, nauwkeurigheid en robuustheid van deze systemen zijn bedoeld om het nuttige gebruik ervan te vergemakkelijken en tegelijkertijd te waarborgen dat de grondrechten (waaronder het recht om niet te worden gediscrimineerd op grond van geslacht, ras of etnische oorsprong, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele geaardheid) worden geëerbiedigd en de rechtsstaat en de beginselen van de eerlijke rechtsgang gehandhaafd blijven. Het gebruik van AI-hulpmiddelen kan de beslissingsbevoegdheid van rechters en de rechterlijke onafhankelijkheid ondersteunen, maar mag deze niet belemmeren.
Uit recent onderzoek van de Commissie is gebleken dat rechterlijke autoriteiten in toenemende mate gebruikmaken van op AI gebaseerde toepassingen. Op het gebied van justitie zijn de anonimisering van rechterlijke beslissingen, spraak-naar-tekstomzetting en -transcriptie, machinevertaling, chatbots ter ondersteuning van de toegang tot justitie en robotprocesautomatisering van bijzonder belang.
Net als in andere sectoren kan het gebruik van AI-toepassingen in de sector justitie zeer nuttig zijn. Een betere coördinatie op EU-niveau zou dubbel werk op nationaal niveau kunnen voorkomen en belangrijke synergieën tot stand kunnen brengen. Daarnaast kan het zorgen voor interoperabiliteit en uiteindelijk voor de omzetting van goede proefprojecten naar EU-brede oplossingen. Veel van de AI-oplossingen die momenteel worden gebruikt, zijn gebaseerd op technologie voor machinaal leren. Hiervoor moeten systemen worden “getraind” met relevante gegevens. Daarom moet er onderzoek worden gedaan en worden gestreefd naar uitbreiding van de beschikbaarheid van door justitie geproduceerde openbare datasets voor hergebruik met onder andere verschillende AI-oplossingen, in volledige overeenstemming met de regels inzake de bescherming van persoonsgegevens, zoals beschreven in de mededeling “Een Europese datastrategie”.
De voordelen van de invoering van op AI gebaseerde toepassingen in het justitiële systeem zijn duidelijk, maar aan het gebruik ervan voor geautomatiseerde besluitvorming en “voorspellend politiewerk” / “voorspellende justitie” zijn ook grote risico’s verbonden. De Commissie is van mening dat bepaalde toepassingen van AI-applicaties in de justitiële sector specifieke risico’s voor de grondrechten met zich meebrengen. Dit standpunt wordt door belanghebbenden zoals Europese en nationale orden van advocaten, rechtsbeoefenaars, academici en maatschappelijke organisaties gedeeld in hun reacties op de openbare raadpleging over het witboek over AI (februari-juni 2020). Als vervolg op het witboek werkt de Commissie aan een algemeen kader om de risico’s van AI-technologieën, waaronder met name AI-toepassingen met een hoog risico, het hoofd te bieden. Voor toepassingen die een hoog risico inhouden moeten potentiële vertekeningen worden aangepakt. Hiertoe overweegt de Commissie eisen met betrekking tot mogelijke tests van toepassingen en gaat ze na of er relevante documentatie moet worden verstrekt over de doeleinden en functionaliteiten ervan.
Wanneer er gebruik wordt gemaakt van machinaal leren, bestaat er een groot risico op vertekende resultaten en potentiële discriminatie van vrouwen en bepaalde groepen, zoals personen die tot een etnische minderheid behoren of een raciale achtergrond hebben. Die risico’s moeten worden aangepakt. Daarom moet er bijzondere aandacht worden besteed aan de kwaliteit van de gebruikte opleidingsgegevens, inclusief de representativiteit en relevantie ervan in verband met het doel en de context van de beoogde toepassing en de manier waarop deze systemen worden ontworpen en ontwikkeld om ervoor te zorgen dat ze kunnen worden gebruikt met volledige naleving van de grondrechten. De ondoorzichtigheid van bepaalde AI-toepassingen kan een uitdaging vormen met betrekking tot de noodzaak om beslissingen te motiveren, de wapengelijkheid van de partijen in een gerechtelijke procedure en andere beginselen. Er zijn passende waarborgen nodig om de bescherming van de grondrechten, met inbegrip van gelijke behandeling en gegevensbescherming, te verzekeren, en om te zorgen voor een verantwoorde, mensgerichte ontwikkeling en toepassing van AI-instrumenten waar het gebruik daarvan in beginsel een juiste keuze is.
De definitieve besluitvorming moet echter een menselijke activiteit en beslissing blijven. Alleen een rechter kan echte eerbiediging van de grondrechten garanderen, tegenstrijdige belangen met elkaar in evenwicht brengen en de voortdurende veranderingen in de samenleving weerspiegelen in de analyse van een zaak. Tegelijkertijd is het belangrijk dat uitspraken worden gedaan door rechters die volledig inzicht hebben in de AI-toepassingen en in alle daarin in aanmerking genomen informatie die ze bij hun werk zouden kunnen gebruiken, zodat ze hun beslissingen kunnen toelichten. Het gebruik van AI-toepassingen mag niet betekenen dat een overheidsinstantie geen uitleg kan geven over haar beslissingen. Het is dan ook belangrijk dat rechters en aanklagers worden opgeleid in het gebruik van AI-toepassingen.
Deze kwesties zullen nader worden onderzocht, maar er kunnen al bepaalde gerichte maatregelen worden voorgesteld:
Voorgestelde acties
|
Door wie?
|
Wanneer?
|
Uitwisselen van beste praktijken en kennis die is opgedaan bij het gebruik van innovatieve technologieën binnen justitie door de lidstaten en de EU-instellingen, JBZ-agentschappen en ‑organen en juridische beroepsorganisaties; hiertoe zal de Commissie elk kwartaal thematische expertwebinars organiseren volgens onderwerp
|
Commissie/lidstaten /JHA-agentschappen
|
Eerste kwartaal van 2021 e.v.
|
Manieren onderzoeken om de beschikbaarheid van relevante machineleesbare, door justitie geproduceerde gegevens te vergroten om te komen tot betrouwbare AI-oplossingen voor machinaal leren die kunnen worden gebruikt door belanghebbenden, zoals rechterlijke autoriteiten en rechtsbeoefenaars, met inbegrip van de particuliere sector
|
Commissie/lidstaten
|
2021 e.v.
|
3.4.
Betere IT-hulpmiddelen voor toegang tot informatie door de onderlinge koppeling van registers
Om hun rechten te kunnen uitoefenen en volwaardige toegang te hebben tot de rechter, moeten individuen toegang hebben tot informatie. Zij kunnen reeds gebruikmaken van voorlichtingsinstrumenten zoals EUR-Lex, dat toegang geeft tot juridische informatie, en het Europees e-justitieportaal, dat toegang geeft tot informatie over justitie, maar hebben betere, efficiëntere manieren nodig om persoonsgegevens en documenten te raadplegen. In dat verband is het ook belangrijk om de toegankelijkheid voor personen met een handicap te verzekeren. Ondernemingen hebben digitale hulpmiddelen nodig om informatie te raadplegen, contact te houden met de nationale autoriteiten en daadwerkelijk toegang te krijgen tot de rechter. De digitale toegang tot justitie kan de werking vergemakkelijken, de kosten en regelgevingslasten drukken en de toegang tot de interne markt verbeteren voor alle ondernemingen, in het bijzonder kmo’s. Rechtsbeoefenaars moeten hun cliënten de best mogelijke ondersteuning kunnen bieden, in het bijzonder door veilig en efficiënt met de rechtbanken te communiceren en stukken in te dienen. Het is belangrijk dat nationale en Europese autoriteiten over passende hulpmiddelen beschikken om veilig te communiceren over de grenzen heen en om bewijsmateriaal en documenten uit te wisselen. De EU-agentschappen voor justitie en binnenlandse zaken hebben efficiënte middelen nodig om de nationale autoriteiten te ondersteunen en een effectieve onderlinge samenwerking te verzekeren.
De afgelopen tien jaar hebben de Commissie en de lidstaten naast hun werkzaamheden rond e-overheid talrijke initiatieven opgezet die positieve resultaten hebben opgeleverd wat de digitalisering van justitie betreft. Burgers, overheidsinstanties en ondernemingen profiteren nu al van digitale hulpmiddelen die de transparantie vergroten, de toegang tot bewijsmateriaal in strafrechtelijke procedures vergemakkelijken en vertragingen en onnodige administratieve kosten beperken. Zo geldt het e-justitieportaal als belangrijkste EU-bron van juridische en praktische informatie op het gebied van justitie voor het brede publiek. Het portaal verschaft ook toegang tot onderling verbonden registers, onder meer via het systeem van gekoppelde registers (BRIS), waarin de ondernemingsregisters van de lidstaten en de EER-landen zijn gebundeld en dat publieke toegang biedt tot informatie over meer dan twintig miljoen naamloze vennootschappen in heel Europa en dat ondernemingsregisters in staat stelt om informatie uit te wisselen over grensoverschrijdende zaken.
Van bewaarplaatsen voor jurisprudentie tot bedrijfsinformatie, de lidstaten beheren al meerdere registers en databanken met informatie van openbaar of specifiek belang. Deze worden gebruikt door individuen en bedrijven en zijn vaak van essentieel belang voor het werk van rechtsbeoefenaars. Veel van dit soort registers staan reeds online en in sommige gevallen zijn of worden er EU-brede koppelingen opgezet.
De lidstaten wisselen sinds april 2012 gegevens uit strafregisters uit met behulp van door de Commissie ter beschikking gestelde referentie-implementatiesoftware. Deze aanpak is in april 2019 versterkt met de vaststelling van een verordening tot invoering van een gecentraliseerd systeem voor de vaststelling welke lidstaten over informatie beschikken inzake veroordelingen van onderdanen van niet-EU-landen en staatlozen (Ecris-TCN). Ook worden de uitwisseling van informatie tussen autoriteiten en de toegang tot meertalige informatie vergemakkelijkt door het systeem van gekoppelde registers (BRIS), dat toegang biedt tot meer dan twintig miljoen Europese naamloze vennootschappen, en het systeem van gekoppelde insolventieregisters (IRI). Met Richtlijn (EU) 2019/1151 en Richtlijn (EU) 2019/2121 worden er nieuwe voorschriften ingevoerd voor de digitalisering van ondernemingsregisters en de informatieverstrekking tussen ondernemingsregisters en aan het publiek via het BRIS. De onderlinge koppeling van kadasters (LRI) wordt door een klein aantal lidstaten getest. Om de mogelijkheden ervan ten volle te benutten, moet het echter de hele EU bestrijken. Op grond van Richtlijn (EU) 2015/849 moeten de lidstaten hun nationale registers van uiteindelijk begunstigden onderling koppelen. Het systeem van gekoppelde registers van uiteindelijk begunstigden (Boris) dient als centrale zoekdienst voor alle daarmee verband houdende informatie. Hierdoor wordt de transparantie van uiteindelijk begunstigden vergroot met het oog op een betere voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering.
Toegang tot jurisprudentie van de nationale rechterlijke instanties in machineleesbare vorm is ook een eerste voorwaarde voor, onder andere, grotere transparantie, de uniforme toepassing van het EU-recht en het bouwen van interoperabele IT-systemen. De Europese identificatiecode voor jurisprudentie (ECLI), een uniforme identificatiecode met in alle lidstaten en EU-rechtbanken hetzelfde herkenbare format, is ontwikkeld om het nauwkeurig aanhalen van gerechtelijke uitspraken te vergemakkelijken. De Commissie buigt zich over manieren om het gebruik van de ECLI te bevorderen en mogelijk verplicht te maken.
De lidstaten moeten prioriteit geven aan de invoering van elektronische registers en databanken. Elektronische databanken zijn eenvoudig te raadplegen, zorgen dat gebruikers zo weinig mogelijk tijd en kosten kwijt zijn en zijn bestand tegen crises zoals COVID‑19. De digitalisering van databanken en registers is een eerste voorwaarde voor de onderlinge koppeling ervan op EU-niveau ten behoeve van grensoverschrijdende gebruikers en ter ondersteuning van de eengemaakte markt. Op grond van de verordening inzake één digitale toegangspoort is de volledige digitalisering van de gebruikersinterface van bepaalde belangrijke levensgebeurtenissen en procedures voor grensoverschrijdende gebruikers vereist. Koppelingen verminderen bovendien het risico op fraude door gericht onderzoek in meerdere landen tegelijkertijd te vergemakkelijken.
De digitalisering van registers en databanken is ook een essentiële factor voor de naleving van het “eenmaligheidsbeginsel” en de totstandbrenging van gemeenschappelijke Europese justitiële dataruimtes overeenkomstig de mededeling “Een Europese datastrategie”.
Verder moeten de lidstaten indien mogelijk gebruikmaken van videoconferentie. Het gebruik van videoconferenties in gerechtelijke procedures, indien wettelijk toegestaan, vermindert de noodzaak van omslachtige en dure reizen aanzienlijk en kan procedures vergemakkelijken. Hoewel heel wat videoconferentieoplossingen reeds op nationaal niveau worden gebruikt, wordt het gebruik van videoconferenties in grensoverschrijdende procedures in het “e‐justitie”-actieplan voor 2019-2023 als een prioriteit aangeduid. Dit vereist echter de ontwikkeling van nationale systemen in nauwe coördinatie op EU-niveau om wederzijds vertrouwen, interoperabiliteit en veiligheid te waarborgen. Daarom moeten de lidstaten regelmatig informatie uitwisselen over lopende werkzaamheden op dit gebied en over beste praktijken. Het gebruik van videoconferenties mag geen inbreuk maken op het recht op een eerlijk proces en op de rechten van verdediging, zoals het recht op aanwezigheid bij zijn of haar eigen proces, het recht om vertrouwelijk te communiceren met de advocaat, om vragen te stellen aan getuigen en om bewijs aan te vechten.
Voorgestelde acties
|
Door wie?
|
Wanneer?
|
Volledige deelname van de lidstaten aan het systeem van gekoppelde insolventieregisters ingevolge Verordening (EU) 2015/848
|
Lidstaten
|
30 juni 2021
|
Het BRIS bijwerken ter ondersteuning van nieuwe functionaliteiten ingevolge Richtlijn (EU) 2019/1151
|
Commissie/lidstaten
|
Eerste reeks wijzigingen:
1 augustus 2021
Tweede reeks wijzigingen: 1 augustus 2023
|
Het BRIS bijwerken ter ondersteuning van nieuwe functionaliteiten ingevolge Richtlijn (EU) 2019/2121
|
Commissie/lidstaten
|
31 januari 2023
|
Volledige deelname van de lidstaten aan de koppeling van kadasters
|
Commissie/lidstaten
|
2024
|
De lidstaten aanmoedigen om in nauwe onderlinge samenwerking videoconferentiefaciliteiten te ontwikkelen in overeenstemming met de nationale wetgeving en in dit verband, waar mogelijk, gebruik te maken van EU-financiering
|
Lidstaten
|
Q1 2021 e.v.
|
3.5.
IT-instrumenten voor veilige grensoverschrijdende samenwerking in burgerlijke, handels- en strafzaken
e-CODEX als de gouden standaard voor veilige digitale communicatie in grensoverschrijdende gerechtelijke procedures
e-CODEX is het voornaamste instrument voor de totstandbrenging van een interoperabel, veilig en gedecentraliseerd communicatienetwerk tussen nationale IT-systemen in grensoverschrijdende civiele en strafrechtelijke procedures. Het is een softwarepakket dat het mogelijk maakt om nationale systemen met elkaar te verbinden, waardoor gebruikers, zoals rechterlijke autoriteiten, rechtsbeoefenaars en leden van het publiek, snel en veilig documenten, juridische formulieren, bewijsmateriaal en andere informatie kunnen verzenden en ontvangen. e-CODEX wordt reeds gebruikt door het digitaal systeem voor de uitwisseling van elektronisch bewijsmateriaal (eEDES) en bepaalde proefprojecten. Het is ook bedoeld om het gedecentraliseerde IT-systeem te ondersteunen dat in het kader van de nieuwe verordening betekening en kennisgeving van stukken en de nieuwe verordening bewijsverkrijging moet worden opgezet
Op dit moment wordt e‑CODEX beheerd door een consortium van lidstaten en andere organisaties. Om de duurzaamheid ervan op lange termijn te waarborgen heeft de Commissie een voorstel aangenomen om de verdere ontwikkeling en het onderhoud ervan toe te vertrouwen aan het Agentschap van de EU voor het operationeel beheer van grootschalige IT-systemen op het gebied van vrijheid, veiligheid en recht (eu-LISA) Het is belangrijk dat dergelijke wetgeving al van kracht is vóór de voorgenomen overname van e‑CODEX door eu‑LISA met ingang van 1 juli 2023. Derhalve zal de Commissie nauw met de medewetgevers samenwerken om gevolg te geven aan haar voorstel. De ophanden zijnde strategie inzake cyberveiligheid van de EU zal daarenboven een horizontaal kader scheppen, vergezeld van wetgevingsvoorstellen om de veiligheid van netwerken en informatiesystemen verder te verbeteren.
Uitbreiding van het toepassingsgebied van het eEDES
Het digitaal systeem voor de uitwisseling van elektronisch bewijsmateriaal (eEDES) is een IT-instrument waarmee de autoriteiten van de lidstaten veilig Europese onderzoeksbevelen, verzoeken om wederzijdse rechtshulp en daarmee verband houdend bewijsmateriaal in digitaal formaat kunnen uitwisselen. Op dit moment verzenden de autoriteiten verzoeken en ontvangen de autoriteiten bewijsmateriaal per (trage) post of langs elektronische weg, waardoor het benodigde beveiligingsniveau niet altijd wordt gewaarborgd. Tegen deze achtergrond en door de toenemende behoefte om elektronisch bewijsmateriaal in grensoverschrijdende strafrechtelijke onderzoeken snel veilig te kunnen stellen, hebben de lidstaten opgeroepen tot de oprichting van een veilig platform. Het eEDES is bedoeld om de efficiëntie en snelheid van bestaande samenwerkingsprocedures direct te verbeteren, terwijl de veiligheid van uitwisselingen wordt gewaarborgd en de authenticiteit en integriteit van de verzonden documenten kan worden geverifieerd. Het is bovendien zodanig ontworpen dat het interoperabel is met nationale casemanagementsystemen. Alle lidstaten moeten zich op korte termijn op het eEDES aansluiten om daadwerkelijk Europese meerwaarde te genereren.
Het eEDES moet verder worden ontwikkeld. Het moet met name worden uitgebreid om veilige communicatie tussen bevoegde autoriteiten en relevante dienstverleners mogelijk te maken in het kader van de nieuwe verordening inzake elektronisch bewijsmateriaal, na de vaststelling daarvan, alsook tussen de autoriteiten van de lidstaten en de relevante JBZ-instanties. In de toekomst zouden de voor het eEDES ontwikkelde technische componenten zich kunnen ontwikkelen tot herbruikbare instrumenten voor de digitalisering van grensoverschrijdende civiel-, handels- en strafrechtelijke rechtshandelingen van de EU. In dit verband zal het toekomstige toepassingsgebied van het eEDES worden vastgelegd in het wetgevingsvoorstel inzake de digitalisering van procedures voor justitiële samenwerking.
Voorgestelde actie
|
Door wie?
|
Wanneer?
|
De lidstaten steunen bij de ontwikkeling en uitbreiding van gemeenschappelijke instrumenten voor de digitalisering van grensoverschrijdende samenwerking in burgerlijke, handels- en strafzaken (op basis van het werk aan het eEDES)
|
Commissie
|
2024
|
3.6.
Digitaal strafrecht
De modernisering van digitale instrumenten voor justitiële samenwerking en informatie-uitwisseling in strafrechtelijk onderzoek en strafzaken in de EU is van cruciaal belang in het licht van de steeds veranderende veiligheidsbedreigingen en het tempo van de technologische ontwikkelingen JBZ-instanties en ‑organen zoals het EOM, Eurojust en Europol moeten voldoende zijn toegerust om hun taak te vervullen, met elkaar en met de autoriteiten van de lidstaten samen te werken en te zorgen voor coördinatie met betrekking tot strafzaken.
De volgende maatregelen zijn aangemerkt als de dringendste maatregelen op het gebied van het strafrecht:
·Er bestaat een brede consensus over de noodzaak om het casemanagementsysteem (CMS) van Eurojust te moderniseren. Dit zal financieel in stand moeten worden gehouden. De Commissie wil Eurojust bij deze werkzaamheden steunen via het programma ‘Digitaal Europa’;
·‘hit/no-hit’-koppelingen tussen de CMS’en van Eurojust, Europol en het EOM zorgen ervoor dat deze organisaties altijd op de hoogte zijn van eventuele verbanden tussen onderzoeken of vervolgingen waaraan ze werken. In deze onderlinge koppelingen, waardoor deze organisaties kunnen zien of er sprake is van een “hit” tussen de in hun bezit zijnde informatie en informatie van andere EU-agentschappen en ‑instanties, wordt in de meeste van de respectieve rechtshandelingen tot oprichting van deze organisaties reeds voorzien. Belangrijk is nu dat ervoor wordt gezorgd dat deze koppelingen werken zoals in de wetgeving is vastgelegd. Daarnaast bestaan er momenteel geen bepalingen met betrekking tot hit/no‑hit-koppelingen tussen het EOM en Europol. Het rechtskader van Europol moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd. De Commissie zal dit aanpakken als onderdeel van haar voorstel ter versterking van het mandaat van Europol, dat in december 2020 wordt voorgesteld.
Het besluit van de Raad over informatie-uitwisseling en samenwerking in verband met strafbare feiten van terroristische aard en het gerechtelijk register voor terrorismebestrijding van Eurojust moeten worden verbeterd. Het besluit van de Raad is een van de weinige instrumenten op grond waarvan de lidstaten informatie over hun gevallen van terrorismebestrijding met Europol en Eurojust moeten delen. Als zodanig is het een hoeksteen van het werk van die instanties om de lidstaten te helpen terrorisme te bestrijden. Teneinde de voordelen optimaal te benutten, moeten alle partijen het eens worden over welke informatie in welke fase van de procedure moet worden verstrekt. Tegelijkertijd moeten gegevensbescherming en gegevensbeveiliging worden gewaarborgd overeenkomstig de richtlijn wetshandhaving en moet het register voor terrorismebestrijding van Eurojust veilig in het rechts- en technisch kader van Eurojust worden geïntegreerd. Hiertoe zal de Commissie een wetgevingsvoorstel presenteren voor uitwisselingen met betrekking tot digitale grensoverschrijdende gevallen van terrorisme en mogelijke verdere verbeteringen van het kader voor gegevensverwerking van Eurojust in kaart brengen.
Het opzetten van een gemeenschappelijk onderzoeksteam (GOT) wordt algemeen erkend als een van de meest efficiënte maatregelen bij de uitvoering van een grensoverschrijdend onderzoek. In een GOT worden onderzoekers en aanklagers van de lidstaten en niet-EU-landen bij elkaar gebracht, indien nodig ondersteund door Europol en Eurojust. De efficiëntie ervan kan verder worden verbeterd door een specifieke IT-omgeving die precies op hun behoeften is afgestemd. Hierdoor zou samenwerking eenvoudiger en sneller worden, waardoor GOT’s doeltreffender kunnen worden opgezet en kunnen werken, bv. door instrumenten voor communicatie, opslag van documenten/bewijsmateriaal en uitwisseling. De Commissie is voornemens een wetgevingsvoorstel in te dienen voor een verordening inzake een samenwerkingsplatform voor GOT’s.
Grensoverschrijdende digitale uitwisselingen moeten ook worden aangepast met het oog op de uitwisseling van grote bestanden.
Rechtsbeoefenaars moeten zaken kunnen identificeren en koppelen. Zowel wetshandhavingsinstanties als rechterlijke autoriteiten moeten kunnen achterhalen of er naar een bepaald individu al een onderzoek of vervolging is ingesteld in een andere lidstaat. Wat betreft de uitwisseling van grote bestanden (zie hierboven) worden in de studie naar grensoverschrijdend digitaal strafrecht gecentraliseerde en gedecentraliseerde opties voor de aanpak van dit vraagstuk voorgesteld, waarbij wordt voortgebouwd op reeds beschikbare deeloplossingen. Alle acties op dit gebied moeten worden uitgevoerd in volledige overeenstemming met de toepasselijke voorschriften voor de bescherming van persoonsgegevens.
Voorgestelde acties
|
Door wie?
|
Wanneer?
|
Een nieuw casemanagementsysteem opzetten voor Eurojust in het kader van het programma “Digitaal Europa”
|
Commissie/Eurojust
|
Eerste kwartaal van 2021 e.v.
|
Een technische taskforce oprichten waarin de Commissie en JBZ-actoren worden samengebracht, teneinde de uitvoering van “hit/no‑hit-mechanismen” tussen relevante instanties te ondersteunen
|
Commissie, Eurojust, Europol, EOM, OLAF
|
Eerste kwartaal van 2021
|
Een bepaling over een “hit/no‑hit-koppeling” tussen het EOM en Europol opnemen in het rechtskader van Europol (moet nog worden bevestigd)
|
Commissie
|
Vierde kwartaal van 2020
|
Wetgevingsvoorstel inzake uitwisselingen met betrekking tot digitale grensoverschrijdende gevallen van terrorisme (zie het werkprogramma van de Commissie voor 2021)
|
Commissie
|
Vierde kwartaal van 2021
|
Wetgevingsvoorstel voor een verordening inzake een samenwerkingsplatform voor GOT’s (zie het werkprogramma van de Commissie voor 2021)
|
Commissie
|
Vierde kwartaal van 2021
|
Blauwdruk voor het delen van grote bestanden en het opzetten van een mechanisme voor de controle van grensoverschrijdende rechtszaken
|
Commissie
|
2021
|
3.7.
Mijn e-justitieruimte
In een aantal lidstaten hebben particulieren reeds elektronische toegang tot verschillende diensten van de rechterlijke macht en het openbaar bestuur, bv. het verstrekken van gewaarmerkte afschriften (in het kader van een controle op een blanco strafblad voor een sollicitatie, een verklaring van burgerlijke staat, een geboorteakte of een testament).
Deze diensten besparen tijd, zijn overal toegankelijk en zelfs beschikbaar in moeilijke situaties, zoals tijdens de COVID-19-pandemie. Burgers en bedrijven zijn echter vaak niet volledig op de hoogte van het bestaan ervan. Hoewel overheidsinstanties hun websites en inhoud toegankelijk moeten maken voor personen met een beperking, ondervinden deze personen vaak nog steeds obstakels bij het gebruik ervan. De Commissie is dan ook van mening dat er een “Mijn e-justitieruimte” moet worden opgezet die dient als toegangspunt met koppelingen naar beschikbare nationale diensten. Deze ruimte moet deel uitmaken van het e-justitieportaal en in nauwe samenwerking met alle lidstaten worden beheerd. Het instrument zou enkel van toepassing zijn op gerechtelijke documenten die een persoon of zijn wettelijke vertegenwoordiger mag raadplegen en/of verkrijgen. Het mag geen toegang bieden tot alle gerechtelijke documenten betreffende een persoon, met name de documenten in strafprocedures waarvoor een evenwicht moet worden gevonden tussen de vertrouwelijkheid van het onderzoek, het recht van de verdachte/beklaagde op informatie en het recht van het slachtoffer op informatie en bescherming, en wanneer er overeenkomstig het EU-recht specifieke bepalingen gelden.
Als eerste stap zou er een uitgebreide verzameling koppelingen op het e-justitieportaal kunnen worden geplaatst om de toegang tot beschikbare nationale elektronische diensten van de rechterlijke macht en de relevante overheidsdiensten te vergemakkelijken. Vervolgens kan worden overwogen om het instrument nauwer aan de nationale systemen te koppelen, zodat particulieren en bedrijven rechtstreeks vanaf het e-justitieportaal verzoeken kunnen indienen en documenten kunnen ontvangen. Dit zou zorgen voor een uniforme gebruikerservaring in alle officiële talen van de EU, terwijl nationale systemen vaak beperkt zijn tot de landstaal of -talen. Het doel zou niet zijn om bestaande of toekomstige nationale systemen te vervangen.
“Mijn e-justitieruimte” moet ook de toegang tot de rechter vergemakkelijken in grensoverschrijdende EU-procedures, met name met betrekking tot geringe Europese vorderingen en Europese betalingsopdrachten. In die context zou het particulieren, bedrijven en hun wettelijke vertegenwoordigers een toegangspunt op EU-niveau bieden van waaruit ze elektronisch vorderingen kunnen indienen en naadloos met de nationale bevoegde autoriteiten kunnen communiceren. Dit kan praktische belemmeringen helpen wegnemen met het oog op de gebruikersvriendelijkheid en de snelheid van toepassing van de relevante instrumenten; momenteel worden vorderingen meestal per post verzonden, wat risico’s en inherente vertragingen met zich meebrengt.
Voorgestelde maatregelen
|
Door wie?
|
Wanneer?
|
Op het e-justitieportaal een verzameling koppelingen aanmaken naar nationale elektronische diensten die door de rechterlijke macht en de overheidsdiensten worden aangeboden
|
Commissie/lidstaten
|
2023
|
Een toegangspunt op EU-niveau bieden zodat particulieren en bedrijven geringe Europese vorderingen en Europese betalingsopdrachten kunnen indienen en elektronisch kunnen communiceren met de bevoegde nationale autoriteiten
|
Commissie/lidstaten
|
2024
|
3.8.
Instrumenten voor samenwerking, coördinatie en monitoring
De stand van de digitalisering van de rechtsstelsels wordt reeds regelmatig weerspiegeld onder verscheidene monitoringkaders, zoals het EU-scorebord voor justitie, het verslag over de rechtsstaat en het Europees Semester. Aangezien een aantal IT-hulpmiddelen verder zal worden ontwikkeld, zal het belangrijk zijn ook te zorgen voor samenhang tussen de verschillende instrumenten en voor een nauwe samenwerking met de EU-lidstaten en agentschappen van de JBZ van de EU, en voor verdere coördinatie tussen de lidstaten. Daarom zal de Commissie toezicht blijven houden op ontwikkelingen op het vlak van digitalisering van de rechtsstelsels en de samenwerking bevorderen via nieuwe initiatieven en zorgen voor een regelmatige inventarisatie.
EU-scorebord voor justitie
Het EU-scorebord voor justitie biedt al vergelijkende gegevens over verschillende aspecten van de digitalisering van nationale rechtsstelsels, zoals de beschikbaarheid en het gebruik van ICT. De Commissie streeft ernaar om vanaf 2021 meer gegevens op te nemen over de digitalisering in de lidstaten. Hierdoor zouden voortgangsgebieden en uitdagingen grondiger kunnen worden onderzocht.
Informatie delen over nationale initiatieven voor digitalisering
De Commissie zal de lidstaten voorstellen doen voor het opzetten van een aparte rubriek op het e-justitieportaal over nationale initiatieven inzake de digitalisering van justitie. Dit zal een allesomvattend overzicht van projecten opleveren, waardoor de convergentie wordt gestimuleerd.
Ministerieel forum over digitale justitie en regelmatige inventarisatie
De digitalisering loopt en vereist samenwerking met partners op zowel nationaal als EU-niveau. Een gecoördineerde aanpak ter ondersteuning van de digitalisering en de voortzetting van de samenwerking met alle partners is essentieel en er is een sterke politieke impuls nodig.
Om de vaart erin te houden, zal de Commissie in 2021 online een ministerieel forum over digitale justitie op ministerieel niveau organiseren, met deelname op hoog niveau door de EU-instellingen en de belangrijkste belanghebbenden. Aangezien oplossingen in de praktijk moeten werken voor alle betrokkenen, zal zij zich op langere termijn buigen over verdere vormen van samenwerking en coördinatie op het gebied van de digitalisering van justitie. Nationale en EU-aangelegenheden die coördinatie vereisen, zijn onder meer lopende ontwikkelingen, geplande activiteiten, financieringsmogelijkheden op nationaal en EU-niveau en prognoses over toekomstige technologieën. Regelmatige uitwisselingen zullen het begrip en de uitwisseling van beste praktijken bevorderen en het mogelijk maken om de genomen maatregelen, waaronder de in deze mededeling voorgestelde, te volgen.
Voorgestelde maatregelen
|
Door wie?
|
Wanneer?
|
De voortgang van de digitalisering op nationaal niveau beter monitoren via het EU-scorebord voor justitie
|
Commissie
|
2021 e.v.
|
Op het e-justitieportaal informatie verzamelen over nationale initiatieven voor de digitalisering van justitie
|
Commissie/lidstaten
|
Eerste kwartaal van 2021 e.v.
|
Een ministerieel forum over digitale justitie organiseren
|
Commissie, lidstaten, belanghebbenden
|
2021
|
Regelmatige inventarisatie van de voortgang van de digitalisering van justitie
|
Commissie, lidstaten, belanghebbenden
|
2021 e.v.
|
3.9.
De digitalisering van justitie — klaar voor de toekomst
Digitale technologie is voortdurend in ontwikkeling. Er verschijnen continu nieuwe benaderingen en oplossingen voor het beheren, beveiligen en uitwisselen van informatie. Deze ontwikkelingen hebben ook gevolgen voor de digitalisering van justitie. Zonder een duidelijk en actueel beeld van de richting waarin zij zich ontwikkelen, lopen investeringen in digitale rechtsstelsels het risico ondoeltreffend te zijn en leveren ze niet de beste prijs-kwaliteitverhouding op. Bovendien brengt de opkomst van nieuwe technologie de noodzaak met zich mee om voortdurend de impact ervan te beoordelen, met name wat grondrechten en gegevensbescherming betreft, zoals blijkt uit de ontwikkelingen op het gebied van artificiële intelligentie.
Iedereen die meewerkt aan de digitalisering van justitie moet op de hoogte blijven van de ontwikkelingen. Alle actoren moeten toegang hebben tot regelmatig bijgewerkte informatie om deze vanuit juridisch, technisch en budgettair oogpunt te kunnen beoordelen alvorens beslissingen te nemen over investeringen en waarborgen. Bovendien kan de aanzienlijke onderzoekscapaciteit op zowel lidstaat- als EU-niveau worden gebruikt om aspecten van technologie te onderzoeken die belangrijk zijn voor de samenleving als geheel, maar die in commercieel opzicht minder van belang zijn en onderontwikkeld blijven.
Lopende onderzoeks- en prognoseactiviteiten die worden uitgevoerd door verschillende entiteiten, bijvoorbeeld het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek van de Commissie, zouden gerichter kunnen zijn en de activiteiten beter gecoördineerd, zodat alle aspecten van de digitalisering van justitie de aandacht krijgen die ze verdienen. Er moet worden gestreefd naar synergie met de werkzaamheden op het gebied van innovatie en prognose in het kader van het EU-innovatiecentrum voor interne veiligheid dat momenteel wordt opgezet.
Verder is er, net als met vele andere beleidsgebieden, nood aan samenwerking, niet alleen op Europees niveau, maar ook met onze partners over heel de wereld om optimaal gebruik te maken van de digitalisering voor een veiliger en doeltreffender justitie. Criminelen maken ook misbruik van de voordelen van de digitalisering, hetzij door online misdaden te plegen, hetzij door gebruik te maken van digitale tools om zich aan criminele activiteiten te bezondigen. Ze waren er als de kippen bij om de nieuwe kansen te grijpen die door de coronacrisis ontstonden. Het is dan ook cruciaal dat de gerechtelijke autoriteiten en de rechtshandhavingsinstanties op Europees niveau en in het kader van internationale samenwerking over de juiste tools beschikken om toegang te hebben tot relevant elektronisch bewijs dat nodig is om dergelijke misdaden doeltreffend te onderzoeken en te vervolgen. Het pakket e-bewijsmateriaal zal nationale rechtshandhavingsinstanties en gerechtelijke autoriteiten het Europees bevel tot verstrekking en het Europees bevel tot bewaring bezorgen om digitaal bewijsmateriaal te vergaren bij serviceproviders voor strafonderzoeken, ongeacht de locatie of vestiging van de provider of de bewaring van de informatie. Het is belangrijk dat de medewetgevers snel werk maken van de voorstellen van de Commissie. Verder moeten er lopende onderhandelingen worden gesloten met onze internationale partners, zowel met de VS als in het kader van de onderhandelingen over een tweede aanvullend protocol bij het Verdrag van Boedapest inzake cybercriminaliteit van de Raad van Europa.
Voorgestelde actie
|
Door wie?
|
Wanneer?
|
Samen met het Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek een monitoring-, analyse- en prognoseprogramma voor justitie relevante digitale technologie ontwikkelen
|
Commissie/lidstaten
|
Tweede kwartaal van 2021
|
Op het e-justitieportaal een mechanisme opzetten voor regelmatige rapportage, analyse, feedback en uitwisseling van beste praktijken op het gebied van voor justitie relevante IT
|
Commissie/lidstaten
|
Tweede kwartaal van 2021
|
4. Conclusies
Hoewel de inspanningen in de EU al resultaten hebben opgeleverd, blijkt uit de gegevens dat er een stapsgewijze verandering nodig is om het volledige potentieel van moderne digitale instrumenten te benutten, met volledige eerbiediging van de grondrechten.
De COVID-19-crisis heeft uitdagingen en risico’s blootgelegd met betrekking tot de effectieve werking van rechtsstelsels in uitzonderlijke omstandigheden en duidelijk gemaakt dat de veerkracht van het justitieel apparaat in de hele EU moet worden versterkt. Aan de andere kant heeft het ook geleid tot een aanzienlijke verschuiving en een breder gebruik van digitale technologieën in onze samenlevingen. Voortbouwend op deze verschuiving is het belangrijk om een nieuwe impuls te geven aan de totstandbrenging van een overkoepelende benadering van de digitalisering van justitie in de EU. Daarbij moeten alle mogelijke kansen worden aangegrepen en tegelijkertijd passende waarborgen worden geboden.