Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52019PC0361

Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van een protocol bij de Euromediterrane Interim-associatieovereenkomst voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds, betreffende een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Palestijnse Autoriteit aan programma’s van de Unie

COM/2019/361 final

Brussel, 2.8.2019

COM(2019) 361 final

2019/0164(NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van een protocol bij de Euromediterrane Interim-associatieovereenkomst voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds, betreffende een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Palestijnse Autoriteit aan programma’s van de Unie


TOELICHTING

1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

De geleidelijke openstelling van bepaalde programma’s en agentschappen van de Europese Unie voor ENB-partnerlanden is een van de vele maatregelen in het kader van het Europees nabuurschapsbeleid (ENB) om hervorming, modernisering en overgang in de buurlanden van de Europese Unie te bevorderen. De Europese Commissie heeft dit aspect van het beleid uiteengezet in haar mededeling van december 2006 over de algemene aanpak om de ENB-partnerlanden te laten deelnemen aan communautaire agentschappen en programma’s 1 .

De Raad heeft deze aanpak in zijn conclusies van 5 maart 2007 goedgekeurd 2 .

Op basis van de mededeling van de Commissie en van de conclusies van 5 maart 2007 heeft de Raad op 18 juni 2007 de Commissie richtsnoeren gegeven om met Algerije, Armenië, Azerbeidzjan, Egypte, Georgië, Israël, Jordanië, Libanon, Marokko, Moldavië, Oekraïne, de Palestijnse Autoriteit en Tunesië te onderhandelen over kaderovereenkomsten inzake de algemene beginselen voor de deelname van die landen aan communautaire programma’s 3 .

De Europese Raad van juni 2007 4 bevestigde opnieuw het grote belang van het ENB en hechtte zijn goedkeuring aan een voortgangsverslag van het voorzitterschap 5 dat was ingediend voor de vergadering van de Raad van 18 en 19 juni 2007, alsook de daarmee verband houdende conclusies van de Raad 6 . In het verslag wordt verwezen naar de richtsnoeren van de Raad voor onderhandelingen over de desbetreffende aanvullende protocollen.

In de gezamenlijke mededeling van de Commissie en de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid “Inspelen op de veranderingen in onze buurlanden” 7 , goedgekeurd bij de conclusies van de Raad van 20 juni 2011, wordt verder met nadruk gewezen op de intentie van de EU om de deelname van de partnerlanden aan EU-programma’s te faciliteren.

Tot dusver werden vergelijkbare protocollen ondertekend met Algerije 8 , Armenië 9 , Azerbeidzjan 10 , Georgië 11 , Israël 12 , Jordanië 13 , Libanon 14 , Moldavië 15 , Marokko 16 , Tunesië 17 en Oekraïne 18 ; over een protocol met Egypte wordt onderhandeld. In september 2018 gaf de Palestijnse Autoriteit tijdens de vergadering van het Gemengd Comité EU-Palestijnse Autoriteit te kennen een protocol te willen ondertekenen bij een kaderovereenkomst met het oog op potentiële volledige deelname aan een aantal uitgekozen EU-programma’s.

Het protocol heeft ten doel de financiële en technische regels vast te leggen volgens welke de Palestijnse Autoriteit aan bepaalde EU-programma's kan deelnemen. Het horizontale kader van het protocol stelt de beginselen vast voor economische, financiële en technische samenwerking en maakt het voor de Palestijnse Autoriteit mogelijk van de Europese Unie steun te ontvangen, in het bijzonder financiële steun, in het kader van die programma's. Dit kader geldt alleen voor de programma's waarvoor de toepasselijke oprichtingshandeling voorziet in de mogelijkheid van deelname door de Palestijnse Autoriteit. De ondertekening en voorlopige toepassing van het protocol heeft derhalve niet tot gevolg dat de bevoegdheden in het kader van de diverse sectorale beleidsmaatregelen worden uitgeoefend; die bevoegdheden worden bij de vaststelling van de programma's uitgeoefend.

2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID

De Euromediterrane Interim-associatieovereenkomst voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds, werd op 24 februari 1997 ondertekend en is op 1 juli 1997 in werking getreden.

De Europese Raad van 17 en 18 juni 2004 verwelkomde de voorstellen van de Commissie voor het ENB en hechtte zijn goedkeuring aan de conclusies van de Raad van 14 juni 2004.

De Raad heeft op 5 maart 2007 zijn steun betuigd aan de algemene en alomvattende aanpak die is uiteengezet in de mededeling van de Commissie van 4 december 2006, die tot doel heeft de ENB-partnerlanden, naargelang van hun verdiensten en voor zover de rechtsgrondslagen het mogelijk maken, aan communautaire agentschappen en programma’s te laten deelnemen.

Op basis van deze mededeling en van de conclusies van 5 maart 2007 heeft de Raad op 18 juni 2007 de Commissie richtsnoeren gegeven om met de ENB-landen te onderhandelen over kaderovereenkomsten inzake de algemene beginselen voor de deelname van die landen aan communautaire programma’s 19 .

De materiële rechtsgrondslag voor de sluiting van het protocol is artikel 209 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU). De procedurele rechtsgrondslag is artikel 218, lid 6, onder a), en lid 7, VWEU.

3.RESULTATEN VAN DE EVALUATIES ACHTERAF, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN

Niet van toepassing.

4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

De Palestijnse Autoriteit draagt financieel bij aan de algemene begroting van de Europese Unie in overeenstemming met de specifieke programma's waaraan de Palestijnse Autoriteit deelneemt.

De specifieke voorwaarden betreffende de deelname van de Palestijnse Autoriteit aan elk programma, met name de te betalen financiële bijdrage, worden vastgesteld in een memorandum van overeenstemming tussen de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de Palestijnse Autoriteit, op grond van de criteria die door de betrokken programma's zijn bepaald.

In elk memorandum van overeenstemming dat krachtens artikel 5 van het protocol wordt gesloten, wordt overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 vastgesteld dat financiële controles, audits of andere controles, met inbegrip van administratieve onderzoeken, worden uitgevoerd door of onder het gezag van de Commissie, OLAF en de Rekenkamer.

Er worden gedetailleerde bepalingen vastgesteld inzake financiële controle en audits, administratieve maatregelen, sancties en invordering, waarbij aan de Europese Commissie, OLAF en de Rekenkamer bevoegdheden worden toegekend die gelijkwaardig zijn met hun bevoegdheden ten aanzien van begunstigden of contractanten die in de Unie zijn gevestigd.

5.OVERIGE ELEMENTEN

Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van dit protocol, en vervolgens iedere drie jaar, kunnen de partijen de tenuitvoerlegging van het protocol evalueren aan de hand van de werkelijke deelname van de Palestijnse Autoriteit aan programma's van de Unie.

De specifieke voorwaarden betreffende de deelname van de Palestijnse Autoriteit aan elk programma, met name de rapportage- en evaluatieprocedures, worden vastgesteld in een memorandum van overeenstemming tussen de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de Palestijnse Autoriteit, op grond van de criteria die door de betrokken programma's zijn bepaald.

2019/0164 (NLE)

Voorstel voor een

BESLUIT VAN DE RAAD

betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van een protocol bij de Euromediterrane Interim-associatieovereenkomst voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds, betreffende een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Palestijnse Autoriteit aan programma’s van de Unie

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 209, in samenhang met artikel 218, lid 6, onder a), en lid 7,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Gezien de instemming van het Europees Parlement,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)Het protocol bij de Euromediterrane Interim-associatieovereenkomst voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds, betreffende een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Palestijnse Autoriteit aan programma’s van de Unie (hierna “het protocol” genoemd) werd namens de Unie ondertekend op ...

(2)Het protocol heeft ten doel de financiële en technische regels vast te leggen volgens welke de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook aan bepaalde EU-programma's kan deelnemen. Het horizontale kader van het protocol stelt de beginselen vast voor economische, financiële en technische samenwerking en maakt het voor de Palestijnse Autoriteit mogelijk van de Europese Unie technische steun te ontvangen, in het bijzonder financiële steun, in het kader van die programma's. Dit kader geldt alleen voor die programma's van de Unie waarvoor de toepasselijke oprichtingshandeling voorziet in de mogelijkheid van deelname door de Palestijnse Autoriteit. De sluiting van het protocol heeft derhalve niet tot gevolg dat de bevoegdheden op grond van de verscheidene door de programma's nagestreefde sectorale beleidsmaatregelen worden uitgeoefend; die bevoegdheden worden bij de vaststelling van de programma's uitgeoefend.

(3)Het protocol dient namens de Unie te worden goedgekeurd,

HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

Artikel 1

Het protocol bij de Euromediterrane Interim-associatieovereenkomst voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds, betreffende een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Palestijnse Autoriteit aan programma’s van de Unie wordt hierbij namens de Unie goedgekeurd 20 .

Artikel 2

De voorzitter van de Raad wijst de persoon aan die bevoegd is om namens de Europese Unie de in artikel 10 van het protocol bedoelde kennisgeving te doen 21 teneinde kenbaar te maken dat de Europese Unie ermee instemt door het protocol gebonden te zijn.

De datum van inwerkingtreding van de overeenkomst wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Artikel 3

De Commissie wordt gemachtigd namens de Unie de specifieke voorwaarden voor de deelname van de Palestijnse Autoriteit aan een bepaald programma vast te stellen, met inbegrip van de verschuldigde financiële bijdrage. De Commissie houdt de bevoegde werkgroep van de Raad op de hoogte.

Artikel 4

Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt vastgesteld.

Gedaan te Brussel,

   Voor de Raad

   De voorzitter

(1)    COM(2006) 724 final van 4 december 2006.
(2)    Conclusies van de Raad Algemene Zaken en Externe Betrekkingen van 5 maart 2007.
(3)    Besluit van de Raad tot machtiging van de Commissie om te onderhandelen over protocollen […] (beperkte verspreiding), doc. nr. 10412/07.
(4)    Conclusies van het voorzitterschap – Brussel, 21 en 22 juni 2007, doc. 11177/07.
(5)    Voortgangsverslag van het voorzitterschap over de versterking van het Europees nabuurschapsbeleid, doc. nr. 10874/07.
(6)    Conclusies van de Raad over de versterking van het Europees nabuurschapsbeleid, goedgekeurd door de Raad Algemene Zaken en externe Betrekkingen van 18 juni 2007, doc. nr. 11016/07.
(7)    COM(2011) 303 final van 25 mei 2011.
(8)    PB L 14 van 18.1.2017, blz. 2.
(9)    PB L 174 van 13.6.2014, blz. 1.
(10)    PB L 199 van 26.7.2016, blz. 1.
(11)    PB L 165 van 4.6.2014, blz. 16.
(12)    PB L 129 van 17.5.2008, blz. 39.
(13)    PB L 89 van 25.3.2014, blz. 6.
(14)    PB L 202 van 28.7.2016, blz. 3.
(15)    PB L 131 van 18.5.2011, blz. 1.
(16)    PB L 90 van 28.3.2012, blz. 1.
(17)    PB L 297 van 13.11.2015, blz. 1.
(18)    PB L 133 van 20.5.2011, blz. 1.
(19)    Besluit van de Raad tot machtiging van de Commissie om te onderhandelen over protocollen […] (beperkte verspreiding), doc. nr. 10412/07.
(20)    Het protocol is samen met het besluit betreffende de ondertekening bekendgemaakt in [PB ...].
(21)    De datum betreffende de inwerkingtreding van het protocol zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.
Top

Brussel, 2.8.2019

COM(2019) 361 final

BIJLAGE

bij het

Voorstel voor een besluit van de Raad

betreffende de sluiting, namens de Europese Unie, van een protocol bij de Euromediterrane Interim-associatieovereenkomst voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds, betreffende een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Palestijnse Autoriteit aan programma’s van de Unie


BIJLAGE

Protocol
bij de Euro-mediterrane Interim-associatieovereenkomst

voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds,

en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds,

betreffende een kaderovereenkomst tussen de Europese Unie en de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook

inzake de algemene beginselen voor de deelname van de Palestijnse Autoriteit aan programma’s van de Unie

DE EUROPESE UNIE, hierna “de Unie” genoemd, enerzijds,

en

de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, hierna de “Palestijnse Autoriteit” genoemd, anderzijds,

hierna “de partijen” genoemd,

Overwegende hetgeen volgt:

1.De Euromediterrane Interim-associatieovereenkomst voor handel en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap, enerzijds, en de Palestijnse Bevrijdingsorganisatie (PLO) ten behoeve van de Palestijnse Autoriteit van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook, anderzijds (hierna “de interim-associatieovereenkomst” genoemd), werd op 24 februari 1997 ondertekend en is op 1 juli 1997 in werking getreden.

2.De Europese Raad heeft in zijn bijeenkomst van 17 en 18 juni 2004 zijn tevredenheid uitgesproken over de voorstellen van de Europese Commissie voor een Europees nabuurschapsbeleid (ENB) en zijn goedkeuring gehecht aan de conclusies van de Raad van 14 juni 2004.

3.In zijn conclusies heeft de Raad herhaaldelijk blijk gegeven van zijn instemming met dit beleid.

4.De Raad heeft op 5 maart 2007 zijn steun betuigd aan de algemene en alomvattende aanpak die is uiteengezet in de mededeling van de Europese Commissie van 4 december 2006, die tot doel heeft de ENB-partnerlanden, naargelang van hun verdiensten en voor zover de rechtsgrondslagen het mogelijk maken, aan communautaire agentschappen en programma’s te laten deelnemen.

5.De Palestijnse Autoriteit heeft de wens geuit aan een aantal EU-programma's deel te nemen.

6.De specifieke voorwaarden betreffende de deelname van de Palestijnse Autoriteit aan elk programma, met name de financiële bijdrage en de rapportage- en evaluatieprocedures, worden vastgesteld in een memorandum van overeenstemming tussen de Europese Commissie en de bevoegde autoriteiten van de Palestijnse Autoriteit,

ZIJN HET VOLGENDE OVEREENGEKOMEN:

Artikel 1

De Palestijnse Autoriteit mag deelnemen aan alle huidige en toekomstige programma’s van de Unie die overeenkomstig de bepalingen tot vaststelling van die programma’s voor de Palestijnse Autoriteit openstaan.

Artikel 2

De Palestijnse Autoriteit verstrekt een financiële bijdrage aan de algemene begroting van de Europese Unie in overeenstemming met de specifieke programma’s waaraan de Palestijnse Autoriteit deelneemt.

Artikel 3

Vertegenwoordigers van de Palestijnse Autoriteit mogen als waarnemers de vergaderingen bijwonen van de beheerscomités die belast zijn met het toezicht op de programma’s waaraan de Palestijnse Autoriteit een financiële bijdrage levert, voor zover deze betrekking hebben op onderwerpen die de Palestijnse Autoriteit aangaan.

Artikel 4

Ten aanzien van projecten en initiatieven die door deelnemers uit de Palestijnse Autoriteit worden ingediend, gelden in het kader van de betrokken programma's zoveel mogelijk dezelfde voorwaarden, regels en procedures als voor de lidstaten.

Artikel 5

De specifieke voorwaarden betreffende de deelname van de Palestijnse Autoriteit aan elk programma, met name de financiële bijdrage en de rapportage- en evaluatieprocedures, worden vastgesteld in een memorandum van overeenstemming tussen de Commissie en de bevoegde autoriteiten van de Palestijnse Autoriteit, op grond van de criteria die door deze programma's zijn bepaald.

Als de Palestijnse Autoriteit op grond van Verordening (EG) nr. 232/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2014 houdende algemene bepalingen tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument of van een soortgelijke toekomstige verordening betreffende externe bijstand van de Unie aan de Palestijnse Autoriteit, de Unie om externe bijstand voor deelname aan een bepaald EU-programma verzoekt, worden de voorwaarden voor het gebruik door de Palestijnse Autoriteit van de externe bijstand van de Unie in een financieringsovereenkomst vastgesteld, met inachtneming van Verordening (EG) nr. 232/2014.

Artikel 6

In elk memorandum van overeenstemming dat krachtens artikel 5 van het protocol wordt gesloten, wordt overeenkomstig Verordening (EU, Euratom) 2018/1046 van het Europees Parlement en de Raad van 18 juli 2018 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op de algemene begroting van de Unie, tot wijziging van de Verordeningen (EU) nr. 1296/2013, (EU) nr. 1301/2013, (EU) nr. 1303/2013, (EU) nr. 1304/2013, (EU) nr. 1309/2013, (EU) nr. 1316/2013, (EU) nr. 223/2014, (EU) nr. 283/2014 en Besluit nr. 541/2014/EU en tot intrekking van Verordening (EU, Euratom) nr. 966/2012 vastgesteld dat financiële controles, audits of andere controles, met inbegrip van administratieve onderzoeken, worden uitgevoerd door of onder het gezag van de Commissie, OLAF en de Rekenkamer.

Er worden gedetailleerde bepalingen goedgekeurd inzake financiële controle en audits, administratieve onderzoeken, invordering, geldelijke sancties en andere administratieve sancties, waarbij aan de Europese Commissie, OLAF en de Rekenkamer bevoegdheden worden toegekend die gelijkwaardig zijn met hun bevoegdheden ten aanzien van begunstigden of contractanten die in de Unie zijn gevestigd.

Artikel 7

Dit protocol is van toepassing gedurende de looptijd van de interim-associatieovereenkomst.

Dit protocol wordt door de partijen volgens hun eigen procedures ondertekend en goedgekeurd.

Elk van beide partijen kan dit protocol opzeggen door schriftelijke kennisgeving aan de andere partij. Dit protocol verstrijkt zes maanden na de datum van die kennisgeving.

De opzegging van het protocol door een partij is niet van invloed op de controles die, waar passend, overeenkomstig de artikelen 5 en 6 moeten worden uitgevoerd.

Artikel 8

Uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van dit protocol, en vervolgens iedere drie jaar, kunnen de partijen de tenuitvoerlegging van het protocol evalueren aan de hand van de werkelijke deelname van de Palestijnse Autoriteit aan programma's van de Unie.

Artikel 9

Dit protocol is van toepassing op enerzijds het grondgebied waar het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing is, overeenkomstig de bepalingen van dat Verdrag, en anderzijds het grondgebied van de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook.

Artikel 10

Dit protocol treedt in werking op de eerste dag van de maand volgende op de datum waarop de partijen elkaar langs diplomatieke weg in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures.

In afwachting van de inwerkingtreding van het protocol komen de partijen overeen dat zij dit protocol voorlopig zullen toepassen vanaf de datum van ondertekening ervan, onder voorbehoud van sluiting op een latere datum.

Artikel 11

Dit protocol maakt een integrerend deel uit van de interim-associatieovereenkomst.

Artikel 12

Dit protocol is opgesteld in tweevoud in de Bulgaarse, de Deense, de Duitse, de Engelse, de Estse, de Finse, de Franse, de Griekse, de Hongaarse, de Ierse, de Italiaanse, de Kroatische, de Letse, de Litouwse, de Maltese, de Nederlandse, de Poolse, de Portugese, de Roemeense, de Sloveense, de Slowaakse, de Spaanse, de Tsjechische, de Zweedse en de Arabische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authentiek.

Gedaan te Brussel, …

Voor de Europese Unie                    Voor de Palestijnse Autoriteit

Top