EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 11.8.2017
COM(2017) 424 final
2017/0190(COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52017PC0424
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL amending Regulation (EU) No 1380/2013 on the Common Fisheries Policy
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid
COM/2017/0424 final - 2017/0190 (COD)
EUROPESE COMMISSIE
Brussel, 11.8.2017
COM(2017) 424 final
2017/0190(COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid
TOELICHTING
1.ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
•Motivering en doel van het voorstel
Bij Verordening (EU) nr. 1380/2013 1 is de zogeheten aanlandingsverplichting ingevoerd. Deze verplichting houdt in dat stapsgewijs alle vangsten van bestanden waarvoor een vangstbeperking of een minimuminstandhoudingsreferentiegrootte geldt, moeten worden aangeland. De aanlandingsverplichting moet in principe nader worden ingevuld in regionale meerjarige beheersplannen die via de medebeslissingsprocedure worden aangenomen. Omdat er echter van uit werd gegaan dat het nog enige tijd zou duren voordat deze meerjarige plannen aangenomen zouden zijn, is in Verordening (EU) nr. 1380/2013 bepaald dat de Commissie tijdelijk door middel van gedelegeerde handelingen teruggooiplannen vaststelt die op een gezamenlijke aanbeveling van de betrokken lidstaten berusten en voor ten hoogste drie jaar gelden. Teruggooiplannen kunnen bepalingen bevatten voor visserijen of soorten die al onder de aanlandingsverplichting vallen, of kunnen deze verplichting soms al invoeren vóór de in Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgelegde uiterste datum. In deze plannen kunnen onder meer de-minimisvrijstellingen en vrijstellingen voor soorten met hoge overlevingskansen, voorschriften voor de documentatie van vangsten en, in passende gevallen, voorschriften voor minimuminstandhoudingsreferentiegrootten zijn opgenomen.
De eerste gedelegeerde handelingen van de Commissie tot vaststelling van teruggooiplannen zijn op 1 januari 2015 in werking getreden en verstrijken eind 2017. Na het verstrijken van de eerste periode van drie jaar is de Commissie op grond van Verordening (EU) nr. 1380/2013 uitsluitend bevoegd om gedelegeerde handelingen met de-minimisvrijstellingen vast te stellen, omdat het doel van een duurzame exploitatie van de biologische rijkdommen van de zee die is afgestemd op de specifieke kenmerken van elke visserij, in principe moet worden bereikt met meerjarenplannen, die de nodige bevoegdheden moeten bevatten voor de vaststelling van gedelegeerde handelingen, waaronder de andere flexibele regelingen die vereist zijn voor een soepele implementatie van de aanlandingsverplichting.
Tot dusver bestaat er alleen een meerjarenplan voor de Oostzee 2 , terwijl over twee voorstellen van de Commissie voor een meerjarenplan voor demersale bestanden in de Noordzee en voor kleine pelagische bestanden in de Adriatische Zee nog wordt onderhandeld tussen de twee medewetgevers 3 . Derhalve moet aan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om voor nog eens maximaal drie jaar teruggooiplannen vast te stellen die de implementatie van de aanlandingsverplichting vergemakkelijken.
•Samenhang met de huidige bepalingen op dit beleidsgebied
Het voorstel houdt verband met een fundamentele bepaling van het hervormde gemeenschappelijk visserijbeleid: de aanlandingsverplichting. Het moet een soepele invoering van deze verplichting vergemakkelijken door de Commissie de bevoegdheid te verlenen om door middel van gedelegeerde handelingen de nodige flexibele regelingen vast te stellen zolang nog geen regionale meerjarenplannen zijn ingevoerd via de medebeslissingsprocedure.
•Samenhang met andere beleidsgebieden van de Unie
Door bij te dragen aan een soepele implementatie van de aanlandingsverplichting, die bedoeld is om de selectiviteit te verhogen en ongewenste vangsten te verlagen, bevordert het voorstel de ecologische, de sociale en de economische duurzaamheid, die de hoofddoelstelling van diverse beleidsgebieden van de Unie vormen.
2.RECHTSGRONDSLAG, SUBSIDIARITEIT EN EVENREDIGHEID
•Rechtsgrondslag
De rechtsgrondslag van het voorstel is artikel 43, lid 2, VWEU, waarin is bepaald dat het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure bepalingen kunnen vaststellen die nodig zijn om de doelstellingen van het gemeenschappelijk visserijbeleid na te streven.
•Subsidiariteit (voor niet-exclusieve bevoegdheden)
Niet van toepassing omdat dit voorstel onder de exclusieve bevoegdheid van de EU valt.
•Evenredigheid
Het voorstel is alleen bedoeld om de bevoegdheid van de Commissie om gedelegeerde handelingen voor teruggooiplannen vast te stellen, met drie jaar te verlengen omdat de goedkeuring van meerjarenplannen vertraging heeft opgelopen. Deze verlenging is nodig en wenselijk voor een soepele implementatie van de aanlandingsverplichting. Omdat het om een strikt afgebakende periode gaat, is de evenredigheid niet in het geding.
•Keuze van het instrument
Een verordening die het Europees Parlement en de Raad volgens de gewone wetgevingsprocedure overeenkomstig artikel 43, lid 2, VWEU hebben aangenomen, kan alleen worden gewijzigd met een verordening van het Europees Parlement en de Raad.
3.RESULTATEN VAN EX-POSTEVALUATIES, RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDEN EN EFFECTBEOORDELINGEN
•Ex-postevaluaties/geschiktheidscontroles van bestaande wetgeving
Niet van toepassing.
Het gaat om een simpele, tijdelijke verlenging van de bevoegdheid van de Commissie om door middel van gedelegeerde handelingen teruggooiplannen vast te stellen, totdat er meerjarenplannen zijn waarin ook de implementatie van de aanlandingsverplichting op het niveau van zeegebieden en soorten overeenkomstig artikel 10, lid 1, onder a), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is geregeld. Een evaluatie van het gehele hervormde gemeenschappelijk visserijbeleid is dus niet nodig.
•Raadpleging van belanghebbenden
Hoewel vanwege de urgentie van het probleem geen formele raadpleging heeft plaatsgevonden, heeft de Commissie diverse brieven van zowel nationale autoriteiten als belanghebbenden ontvangen waarin zij hun zorg hebben geuit over het feit dat er momenteel geen bevoegdheid bestaat voor een verlenging van de teruggooiplannen die aan het eind van het jaar aflopen.
De aanlandingsverplichting is een belangrijke paradigmaverschuiving met ingrijpende gevolgen voor de sector. Derhalve moet worden gezorgd voor de mogelijkheid om de nodige flexibele regelingen in te voeren die de infasering van de aanlandingsverplichting vergemakkelijken.
Vóór de goedkeuring van het voorstel van de Commissie voor een verordening tot hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid zijn het grote publiek en deskundigen uitgebreid geraadpleegd over dat voorstel en dus ook over de aanlandingsverplichting.
•Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid
N.v.t.
Het gaat alleen om een tijdelijke verlenging van de bevoegdheid van de Commissie om door middel van gedelegeerde handelingen teruggooiplannen vast te stellen, totdat er meerjarenplannen zijn waarin ook de implementatie van de aanlandingsverplichting op zeegebiedniveau is geregeld. Vóór de goedkeuring van het voorstel van de Commissie voor een verordening tot hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid zijn het grote publiek en deskundigen al uitgebreid geraadpleegd over dat voorstel en dus ook over de aanlandingsverplichting.
•Effectbeoordeling
N.v.t.
Het gaat alleen om een tijdelijke verlenging van de bevoegdheid van de Commissie om door middel van gedelegeerde handelingen teruggooiplannen vast te stellen, totdat er meerjarenplannen zijn waarin ook de implementatie van de aanlandingsverplichting op zeegebiedniveau is geregeld. Omdat het voorstel geen significante economische, ecologische of sociale gevolgen heeft, is er geen nieuwe effectbeoordeling vereist.
Wel is vóór de goedkeuring van het voorstel van de Commissie voor een verordening tot hervorming van het gemeenschappelijk visserijbeleid een volledige effectbeoordeling van dat voorstel en dus ook van de aanlandingsverplichting uitgevoerd.
•Gezonde regelgeving en vereenvoudiging
N.v.t.
•Grondrechten
N.v.t.
Het gaat alleen om een tijdelijke verlenging van de bevoegdheid van de Commissie om door middel van gedelegeerde handelingen teruggooiplannen vast te stellen. Een en ander heeft geen gevolgen voor de bescherming van de grondrechten.
4.GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING
N.v.t.
Het gaat alleen om een tijdelijke verlenging van de bevoegdheid van de Commissie om door middel van gedelegeerde handelingen teruggooiplannen vast te stellen. Een en ander heeft geen gevolgen voor de begroting.
5.OVERIGE ELEMENTEN
•Uitvoeringsplanning en monitoring-, evaluatie en rapportageregelingen
Op grond van artikel 46 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 moet de Commissie regelmatig verslag uitbrengen over de uitoefening van de aan haar gedelegeerde bevoegdheden. Voorts kunnen het Europees Parlement en de Raad de bevoegdheid te allen tijde intrekken.
•Toelichtende stukken (bij richtlijnen)
N.v.t.
Het gaat om een voorstel voor een verordening.
•Toelichting bij de specifieke bepalingen van het voorstel
Het voorstel bevat slechts één inhoudelijke bepaling waarbij artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 wordt gewijzigd om de bevoegdheid van de Commissie om door middel van gedelegeerde handelingen teruggooiplannen vast te stellen, met drie jaar te verlengen, als er geen meerjarenplannen voor de betrokken zeegebieden zijn.
2017/0190 (COD)
Voorstel voor een
VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD
tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1380/2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid
HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Na toezending van het ontwerp van wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,
Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité 4 ,
Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,
Overwegende hetgeen volgt:
(1)Artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad 5 bevat de verplichting tot aanlanding van alle vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden, en in de Middellandse Zee, ook van vangsten van soorten waarvoor minimummaten gelden ("de aanlandingsverplichting").
(2)De in artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde meerjarenplannen en de in artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1967/2006 6 bedoelde beheersplannen moeten nadere bepalingen bevatten die de implementatie van de aanlandingsverplichting vergemakkelijken ("teruggooiplannen").
(3)In artikel 15, lid 6, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 is bepaald dat de Commissie, indien er geen meerjarenplan of beheersplan is, op tijdelijke basis en voor een termijn van ten hoogste drie jaar teruggooiplannen mag vaststellen.
(4)De ervaring heeft geleerd dat de voorbereiding en vaststelling van meerjaren- en beheersplannen die een teruggooiplan bevatten, langer duurt dan bij de goedkeuring van Verordening (EU) nr. 1380/2013 was voorzien.
(5)Daarom moet worden bepaald gedurende welke periode de Commissie teruggooiplannen mag vaststellen als er geen meerjaren- of beheersplan is.
(6)Verordening (EU) nr. 1380/2013 moet dienovereenkomstig worden gewijzigd,
HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
In artikel 15 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 wordt lid 6 vervangen door:
"6. Indien voor de betrokken visserij geen meerjarenplan of geen beheersplan overeenkomstig artikel 18 van Verordening (EG) nr. 1967/2006 is vastgesteld, is de Commissie bevoegd overeenkomstig artikel 18 van deze verordening gedelegeerde handelingen overeenkomstig artikel 46 van deze verordening vast te stellen die op tijdelijke basis een specifiek teruggooiplan bevatten waarin de in lid 5, onder a) tot en met e), van dit artikel bedoelde specificaties zijn vervat, zulks voor een initiële termijn van ten hoogste drie jaar, die met in totaal drie jaar kan worden verlengd. De lidstaten kunnen overeenkomstig artikel 18 van deze verordening samenwerken bij het opstellen van een dergelijk plan, met als doel dat de Commissie dergelijke handelingen vaststelt of een voorstel indient volgens de gewone wetgevingsprocedure.".
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Brussel,
Voor het Europees Parlement Voor de Raad
De voorzitter De voorzitter