Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52017IR5423

    Advies van het Europees Comité van de Regio’s over het handelspakket

    COR 2017/05423

    PB C 247 van 13.7.2018, p. 28–37 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    13.7.2018   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 247/28


    Advies van het Europees Comité van de Regio’s over het handelspakket

    (2018/C 247/06)

    Rapporteur:

    Micaela Fanelli (IT/PSE), burgemeester van Riccia, Campobasso

    Referentiedocumenten:

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Europese Unie

    COM(2017) 487 final

    Mededeling over de lijst van 2017 van voor de EU kritieke grondstoffen

    COM(2017) 490 final

    Verslag over de uitvoering van de strategie voor handelsbeleid — Handel voor iedereen — Zorgen voor een vooruitstrevend handelsbeleid om de mondialisering in goede banen te leiden

    COM(2017) 491 final

    Mededeling over Een evenwichtig en vooruitstrevend handelsbeleid om de mondialisering in goede banen te leiden

    COM(2017) 492 final

    Mededeling Buitenlandse directe investeringen verwelkomen, maar vitale belangen beschermen

    COM(2017) 494 final

    Aanbeveling voor besluiten van de Raad

    COM(2017) 469 final, COM(2017) 472 final en COM(2017) 493 final

    I.   AANBEVELINGEN VOOR WIJZIGINGEN

    Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de Europese Unie

    COM(2017) 487 final

    Wijzigingsvoorstel 1

    Overweging 13

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    (13)

    Het is dienstig de essentiële elementen van het procedurele kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen door lidstaten vast te stellen om investeerders, de Commissie en andere lidstaten een inzicht te verschaffen in de wijze waarop dergelijke investeringen waarschijnlijk worden gescreend en tevens om een transparante screening zonder discriminatie tussen derde landen te waarborgen. Deze elementen moeten ten minste de vaststelling van termijnen voor de screening en de mogelijkheid voor buitenlandse investeerders om tegen een screeningbesluit in beroep te gaan, omvatten.

    (13)

    Het is dienstig de essentiële elementen van het procedurele kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen door lidstaten vast te stellen om investeerders, de Commissie en andere lidstaten , evenals de lokale en regionale overheden en de belanghebbende sociale partners, een inzicht te verschaffen in de wijze waarop dergelijke investeringen waarschijnlijk worden gescreend en tevens om een transparante screening zonder discriminatie tussen derde landen te waarborgen. Deze elementen moeten ten minste de vaststelling van termijnen voor de screening en de mogelijkheid voor buitenlandse investeerders om tegen een screeningbesluit in beroep te gaan, omvatten.

    Motivering

    Aangezien de screeningsbesluiten van de lidstaten een belangrijke impact hebben op regionale overheden waarin de buitenlandse directe investering (BDI) wordt gepland of is voltooid, dienen deze overheden bij dergelijke besluiten te worden betrokken.

    Wijzigingsvoorstel 2

    Overweging 18

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    (18)

    Daarom is het ook belangrijk om te voorzien in een minimumhoeveelheid informatie en coördinatie met betrekking tot binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallende buitenlandse directe investeringen in alle lidstaten. Deze informatie moet op verzoek van de lidstaten of de Commissie worden verstrekt door de lidstaten waarin de buitenlandse directe investering wordt gepland of is voltooid. Onder relevante informatie vallen aspecten zoals de eigendomsstructuur van de buitenlandse investeerder alsook de financiering van de geplande of voltooide investering, inclusief — in voorkomend geval — informatie over subsidies van derde landen.

    (18)

    Daarom is het ook belangrijk om te voorzien in een minimumhoeveelheid informatie en coördinatie met betrekking tot binnen het toepassingsgebied van deze verordening vallende buitenlandse directe investeringen in alle lidstaten. Deze informatie moet op verzoek van de lidstaten of de Commissie worden verstrekt door de lidstaten waarin de buitenlandse directe investering wordt gepland of is voltooid, maar pas nadat de lokale en regionale overheden zijn geraadpleegd . Onder relevante informatie vallen aspecten zoals de eigendomsstructuur van de buitenlandse investeerder alsook de financiering van de geplande of voltooide investering, inclusief — in voorkomend geval — informatie over subsidies van derde landen.

    Motivering

    Aangezien de screeningsbesluiten van de lidstaten een belangrijke impact hebben op regionale overheden waarin de buitenlandse directe investering (BDI) wordt gepland of is voltooid, dienen deze overheden bij dergelijke besluiten te worden betrokken.

    Wijzigingsvoorstel 3

    Artikel 3.2

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Artikel 3

    Artikel 3

    Screening van buitenlandse directe investeringen

    Screening van buitenlandse directe investeringen

    2.   De Commissie kan buitenlandse directe investeringen die waarschijnlijk gevolgen hebben voor projecten of programma’s van Uniebelang screenen om redenen van veiligheid of openbare orde.

    2.   De Commissie kan buitenlandse directe investeringen die waarschijnlijk gevolgen hebben voor bestaande of op verantwoorde wijze geplande projecten of programma’s van Uniebelang screenen om redenen van veiligheid of openbare orde.

    Wijzigingsvoorstel 4

    Artikel 6.1 en 6.2

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Artikel 6

    Artikel 6

    Kader voor de screening door de lidstaten

    Kader voor de screening door de lidstaten

    1.   De screeningmechanismen van de lidstaten zijn transparant en maken geen onderscheid tussen derde landen. De lidstaten stellen met name de omstandigheden die de screening in gang zetten, de redenen voor screening en de geldende gedetailleerde procedurevoorschriften vast.

    1.   De screeningmechanismen van de lidstaten zijn transparant en maken geen onderscheid tussen derde landen. De lidstaten stellen met name de omstandigheden die de screening in gang zetten, de redenen voor screening en de geldende gedetailleerde procedurevoorschriften vast. In het kader van deze procedure en voor zover mogelijk informeren en raadplegen de lidstaten bovendien de lokale en regionale overheden waarin de buitenlandse directe investering wordt gepland of is voltooid.

    2.   De lidstaten stellen termijnen voor de uitvaardiging van screeningbesluiten vast. Deze termijnen zijn van die aard dat de lidstaten de mogelijkheid hebben om rekening te houden met de in artikel 8 bedoelde opmerkingen van lidstaten en met het in de artikelen 8 en 9 bedoelde advies van de Commissie.

    2.   De lidstaten stellen termijnen voor de uitvaardiging van screeningbesluiten vast. Deze termijnen zijn van die aard dat de lidstaten de mogelijkheid hebben om rekening te houden met de opmerkingen van de lokale en regionale overheden waarin de buitenlandse directe investering wordt gepland of is voltooid, met de in artikel 8 bedoelde opmerkingen van lidstaten, en met het in de artikelen 8 en 9 bedoelde advies van de Commissie.

    […]

    […]

    Motivering

    Aangezien de screeningsbesluiten van de lidstaten een belangrijke impact hebben op regionale overheden waarin de buitenlandse directe investering (BDI) wordt gepland of is voltooid, dienen deze overheden bij dergelijke besluiten te worden betrokken.

    Wijzigingsvoorstel 5

    Artikel 8.1

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Artikel 8

    Artikel 8

    Samenwerkingsmechanisme

    Samenwerkingsmechanisme

    1.   De lidstaten geven de Commissie en de andere lidstaten binnen vijf werkdagen vanaf het begin van de screening kennis van alle buitenlandse investeringen die in het kader van hun screeningmechanismen aan screening worden onderworpen. In voorkomend geval streven de lidstaten die de screening uitvoeren ernaar in het kader van die kennisgeving aan te geven of zij van oordeel zijn dat de buitenlandse directe investering die aan screening wordt onderworpen, waarschijnlijk binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 valt.

    1.   De lidstaten raadplegen de lokale en regionale overheden waarin de buitenlandse directe investering wordt gepland of is voltooid en geven de Commissie en de andere lidstaten binnen vijf werkdagen vanaf het begin van de screening kennis van alle buitenlandse investeringen die in het kader van hun screeningmechanismen aan screening worden onderworpen. In voorkomend geval streven de lidstaten die de screening uitvoeren ernaar in het kader van die kennisgeving aan te geven of zij van oordeel zijn dat de buitenlandse directe investering die aan screening wordt onderworpen, waarschijnlijk binnen het toepassingsgebied van Verordening (EG) nr. 139/2004 valt.

    Motivering

    Het is van belang dat lokale en regionale overheden worden geraadpleegd in het kader van de screening van een bepaalde BDI.

    Wijzigingsvoorstel 6

    Artikel 8.6

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Artikel 8

    Artikel 8

    Samenwerkingsmechanisme

    Samenwerkingsmechanisme

    6.   De lidstaten waarin de buitenlandse directe investering wordt gepland of is voltooid, moeten naar behoren rekening houden met de in lid 2 bedoelde opmerkingen van de andere lidstaten en het in lid 3 bedoelde advies van de Commissie.

    6.   De lidstaten waarin de buitenlandse directe investering wordt gepland of is voltooid, moeten naar behoren rekening houden met de in lid 1 bedoelde opmerkingen van de lokale en regionale overheden waarin de buitenlandse directe investering wordt gepland of is voltooid, met de in lid 2 bedoelde opmerkingen van de andere lidstaten en met het in lid 3 bedoelde advies van de Commissie.

    Motivering

    Het is van belang dat lokale en regionale overheden worden geraadpleegd in het kader van de screening van een bepaalde BDI.

    Wijzigingsvoorstel 7

    Artikel 12

    Door de Europese Commissie voorgestelde tekst

    Wijzigingsvoorstel van het CvdR

    Artikel 12

    Artikel 12

    Contactpunten

    Contactpunten

    Met het oog op de screening van buitenlandse directe investeringen duidt elke lidstaat een contactpunt voor de screening van buitenlandse directe investeringen aan. De Commissie en de andere lidstaten betrekken deze contactpunten voor de screening van buitenlandse directe investeringen bij alle kwesties die verband houden met de uitvoering van deze verordening.

    Met het oog op de screening van buitenlandse directe investeringen duidt elke lidstaat ten minste één contactpunt voor de screening van buitenlandse directe investeringen aan. De Commissie en de andere lidstaten betrekken deze contactpunten voor de screening van buitenlandse directe investeringen bij alle kwesties die verband houden met de uitvoering van deze verordening. De contactpunten voor de screening van buitenlandse directe investeringen moeten tevens, op verzoek van de betrokken lokale en regionale overheden, hen alle relevante informatie verschaffen met betrekking tot de screening van deze investeringen.

    Motivering

    i)

    Aangezien het handelsbeleid in sommige lidstaten wordt overgelaten aan het regionale niveau, lijkt het passend om in deze gevallen ook regionale contactpunten aan te duiden.

    ii)

    De lokale en regionale overheden moeten over zo veel mogelijk informatie kunnen beschikken wanneer zij een standpunt innemen over de screening van een specifieke BDI.

    II.   BELEIDSAANBEVELINGEN

    HET EUROPEES COMITÉ VAN DE REGIO’S (CvdR)

    1.

    is ingenomen met het pakket voorstellen inzake handel en investeringen dat de Commissie heeft ingediend naar aanleiding van de Discussienota over het in goede banen leiden van de mondialisering, als antwoord op de uitdagingen waarvoor het EU-handelsbeleid zich gesteld ziet.

    2.

    Het handelsbeleid dient een oplossing te vinden voor verschillende soorten uitdagingen, door het juiste evenwicht te vinden tussen uiteenlopende doelstellingen: versterking van de handelspositie van de EU door deze te koppelen aan mondiale groeicentra, een leidende rol spelen bij het ondersteunen van het multilaterale handelsstelsel, het aanzwengelen van de economische groei en het terugdringen van armoede, het beschermen van bedrijven, burgers en gebieden in de EU tegen oneerlijke concurrentie, en het beheersen van sociale en territoriale kosten, met name in kwetsbare sectoren en onder laagopgeleiden.

    3.

    Het CvdR deelt de opvatting dat de internationale handel in de loop der jaren de groei heeft gestimuleerd en het concurrentievermogen zowel binnen als buiten de EU heeft aangewakkerd. Het wijst er echter op dat er steeds meer bezorgdheid bestaat over de ongelijke sociale verdeling van de voordelen, over het feit dat de internationale handel onmiskenbaar leidt tot agglomeratievorming en territoriale marginalisatie, en met name over het feit dat de veerkracht van sommige lokale economieën en gemeenschappen hierdoor onder zware druk komt te staan.

    4.

    Het CvdR staat volledig achter het standpunt van de Commissie dat het handelsbeleid een belangrijke rol speelt om ervoor te zorgen dat de mondialisering positieve economische, sociale, territoriale en milieueffecten heeft voor burgers en bedrijven in Europa en elders.

    5.

    Het CvdR wijst op de fundamentele rol van het Europees Fonds voor aanpassing aan de globalisering (EFAG), namelijk het ondersteunen van mensen die hun baan verliezen als gevolg van structurele veranderingen in de wereldhandelspatronen naar aanleiding van de globalisering. Het herhaalt (1) echter dat de operationele mechanismen moeten worden herzien door de goedkeuringsprocedure van het EFAG te vereenvoudigen, door de drempel om van het EFAG gebruik te kunnen aanzienlijk te verlagen (2) en door de begroting ervan te verhogen tot minstens 500 miljoen per jaar, en deze op te nemen in het MFK om rekening te kunnen houden met het feit dat het EFAG sinds 2014 ook NEET’s omvat en wellicht verder moet worden uitgebreid met preventieve maatregelen. Het dringt aan op complementariteit tussen het EFAG en het Europees Sociaal Fonds als onderdeel van de Europese structuur- en investeringsfondsen (ESIF), aangezien het EFAG een mechanisme is dat kortetermijnsteun biedt, terwijl de langetermijnmaatregelen onder de ESIF vallen, die als follow-upmaatregelen ingezet kunnen worden in EFAG-steungebieden.

    6.

    Zoals werd benadrukt in een analyse (3) van de handelsstromen in sommige lidstaten, zijn de exportcijfers van deze regio’s positief gecorreleerd aan het bbp en aan de indicator voor het regionale concurrentievermogen (RCI), en is de deelname van de productiesector aan de export sterk geconcentreerd in een paar regio’s.

    7.

    Het CvdR stelt met bezorgdheid vast dat deze analyse wordt bevestigd door een andere studie (4), volgens welke de voordelen van BDI in plattelands-, niet-grootstedelijke en minder ontwikkelde gebieden veel geringer zijn dan in andere regio’s, en dat de productiviteitswinst in plattelands- en niet-grootstedelijke gebieden veel kleiner is, en in minder ontwikkelde gebieden zelfs nihil. Vandaar dat de directe gevolgen van BDI en de openstelling van de markt waarschijnlijk slechts in zeer beperkte mate zullen bijdragen tot de convergentie.

    8.

    Het cohesiebeleid speelt een fundamentele rol om een adequaat niveau van overheidsinvesteringen te waarborgen in de regio’s en gebieden van de EU die van deze stromen zijn uitgesloten, om hun concurrentievermogen te vergroten door tegelijkertijd DBI te stimuleren en de groei van niet-Europese ondernemingen die al actief zijn in Europa te bevorderen.

    9.

    Het CvdR herinnert eraan dat in het 7e cohesieverslag van de Europese Commissie (9 oktober 2017) werd benadrukt dat het in goede banen leiden van de mondialisering, door het ondersteunen van de economische omschakeling in regio’s, innovatie, industriële modernisering en de invoering van nieuwe technologieën, één van de drie prioriteiten voor het toekomstige cohesiebeleid na 2020 moet blijven.

    10.

    Het CvdR vestigt de aandacht op het feit dat verdere overeenkomsten voor handelsliberalisering het bedrag aan douanerechten, die een belangrijke bron van eigen middelen vormen voor de begroting van de EU, verlagen, en dringt er bij de Commissie op aan om eerdaags een voorstel voor een ingrijpende hervorming van de eigen middelen van de EU in te dienen, zoals gevraagd in het CvdR-advies 2017/1530 over de hervorming van de eigen middelen van de EU in het kader van het volgende MFK na 2020.

    Transparantie en democratische legitimiteit van het EU-handelsbeleid

    11.

    Het CvdR is ingenomen met de toezegging van de Commissie om handelsbesprekingen transparanter te maken en vertrouwt erop dat deze aanpak de lidstaten de mogelijkheid biedt om lokale en regionale overheden en/of andere actoren te betrekken bij de formulering van de doelstellingen van het handelsbeleid die specifiek zijn voor bepaalde onderhandelingsprocessen in het kader van de handel met landen buiten de EU.

    12.

    Het verwijst in dat verband naar de CvdR-studie over De democratische dimensie van de onderhandelingen van de EU over de handelsovereenkomsten: rol en verantwoordelijkheden van de burgers en van de lokale en regionale overheden. Hierin wordt benadrukt dat louter de beschikbaarheid van informatie ontoereikend is om te zorgen voor een transparant en op participatie stoelend proces, en dat bijzondere aandacht moet worden besteed aan mechanismen op nationaal en lokaal niveau om de toegang tot deze informatie te garanderen. De lokale en regionale overheden benadrukken in het bijzonder dat formele mechanismen voor dialoog met de respectieve nationale overheden over het handelsbeleid vaak ontbreken, een gemis dat nog sterker wordt gevoeld op het niveau van de EU.

    13.

    Het CvdR is ingenomen met de inspanningen van de Commissie om meer duidelijkheid te scheppen over het gemengde karakter van veel handelsovereenkomsten, door een apart investeringshoofdstuk op te nemen. Wel is het van mening dat het uitblijven van consensus over de wereldwijde openstelling van de markten en de vaststelling van nieuwe handelsovereenkomsten grotendeels te wijten is aan het gebrek aan documentatie over de positieve en negatieve gevolgen van bepaalde overeenkomsten, en het gebrek aan duidelijkheid over de verantwoordelijkheden van de regeringen om te reageren op de specifieke negatieve verdelingseffecten van dergelijke overeenkomsten.

    14.

    In overeenstemming met wat het hierboven heeft uiteengezet, verwijst het CvdR naar zijn eerdere standpunt dat het van essentieel belang is dat iedere volgende stap in de liberalisering van de handel wordt voorafgegaan door territoriale effectbeoordelingen, die een krachtig instrument kunnen zijn om voorafgaand aan het onderhandelingsproces over een bepaalde handelsovereenkomst de gevolgen ervan voor de Europese regio’s te identificeren en te kwantificeren, zodat zowel beter onderbouwde, goed geïnformeerde, transparante en op feiten gebaseerde besluiten over de inhoud ervan kunnen worden genomen, als steun op maat voor de betrokken regio’s kan worden goedgekeurd, om de gevolgen ervan te beheersen of hierop te anticiperen.

    15.

    Het CvdR betreurt in dit verband dat de effectbeoordeling bij de Aanbeveling voor een besluit van de Raad houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen over een vrijhandelsovereenkomst met Australië en Nieuw-Zeeland, in het hoofdstuk Wat zijn de gevolgen van de verschillende beleidsopties en wie zullen deze gevolgen ondervinden?, niet voorziet in zo’n territoriale effectbeoordeling (5).

    16.

    De door het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek uitgevoerde studie over de cumulatieve economische effecten van lopende en toekomstige vrijhandelsovereenkomsten tussen de EU en 12 handelspartners voor de landbouw in de EU (6), is een goed voorbeeld van hoe effectbeoordelingen kunnen bijdragen tot een solide, transparant en op feiten gebaseerd handelsbeleid.

    17.

    Het CvdR juicht het toe dat bovengenoemde studie een op concrete data gebaseerde wetenschappelijke onderbouwing geeft aan het Europese beleidsvormingsproces, aangezien EU-landbouwers hiermee worden geïnformeerd over wat zij kunnen verwachten van handelsovereenkomsten, in het bijzonder met Australië en Nieuw-Zeeland. Het is van mening dat de Commissie in het kader van deze onderhandelingen bijzondere nadruk moet leggen op de verwachte negatieve gevolgen voor bepaalde landbouwsectoren, zoals in de studie wordt benadrukt, en deze sectoren moet beschermen, rekening houdend met de basisbeginselen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en met het feit dat landbouw in veel gebieden van de EU de belangrijkste en enige activiteit is die zorgt voor werkgelegenheid, ondernemerschap en lokale voedselvoorziening. Dit is bijvoorbeeld het geval in berggebieden, waar landbouwers de plattelandsgebieden in leven houden onder moeilijke omstandigheden, en o.a. bijdragen tot het behoud van het belangrijke ecologische evenwicht.

    18.

    Zeker met het oog op de onderhandelingen met Australië en Nieuw-Zeeland herhaalt het CvdR zijn standpunt dat de EU-handelsovereenkomsten overheden op welk niveau dan ook er nooit van mogen weerhouden om openbare diensten aan te bieden, te ondersteunen of te reguleren, en evenmin om het aanbod van diensten aan de burgers uit te breiden (7) of om bepaalde sociale clausules op te nemen teneinde, in overeenstemming met de conclusies van de Europese Raad van 7 december 2015, de ontwikkeling van de sociale economie te bevorderen.

    19.

    Het CvdR is ermee ingenomen dat de Commissie op 22 december 2017 een adviesgroep over de handelsovereenkomsten van de EU heeft opgericht met als doel de transparantie en inclusiviteit van het handelsbeleid van de EU te vergroten. In het licht van het bovenstaande betreurt het echter dat geen van de 28 deskundigen (8) een lokale of regionale overheid of een vereniging vertegenwoordigt. Indien de Commissie bij haar standpunt blijft dat geen enkele EU-instelling of orgaan in de adviesgroep vertegenwoordigd zal zijn, verwacht het CvdR dat het ten minste wordt uitgenodigd om als waarnemer deel te nemen.

    20.

    De in de EU en in de lidstaten geldende normen van het arbeidsrecht en de wettelijke normen voor productveiligheid en de bescherming van gegevens, consumenten, de volksgezondheid, het milieu en het dierenwelzijn moeten kunnen worden gegarandeerd zonder naar beneden te worden bijgesteld. Op nationaal niveau moeten ze kunnen worden aangepast in overeenstemming met het EU-recht. In dit verband mag de regelgevende en financiële beslissingsbevoegdheid van het regionale en lokale niveau niet onder druk worden gezet door internationale handels- en investeringsovereenkomsten.

    Het streven naar billijkheid buiten de EU

    21.

    Het handelsbeleid heeft niet alleen betrekking op economische belangen, maar is ook een belangrijk instrument van solidariteit met de ontwikkelingslanden en landen die verwikkeld zijn in regionale crisissituaties. Het gezamenlijke besluit van de EU en Jordanië over de versoepeling van de oorsprongsregels die van toepassing zijn op het handelsverkeer is een uitstekend voorbeeld hiervan.

    22.

    Het CvdR is ingenomen met de non-paper van de Commissie over de opname van de hoofdstukken inzake handel en duurzame ontwikkeling (TSD) in het kader van de vrijhandelsovereenkomsten van de EU (9), waarmee het startsein werd gegeven voor het debat over naleving en handhaving en manieren om de duurzaamheidsbepalingen te koppelen aan de handel.

    23.

    Wat betreft de vraag of de schending van een bepaling in het TSD-hoofdstuk commerciële gevolgen of zelfs sancties met zich meebrengt, steunt het CvdR het idee dat landen die zich schuldig maken aan oneerlijke concurrentie door de normen van fundamentele arbeidsverdragen, zoals kinderarbeid, te verlagen, aan mogelijke sancties moeten worden onderworpen. Het wijst erop dat verdere studies en onderzoeksprojecten nodig zijn om ervoor te zorgen dat het nieuw uit te stippelen beleid op overtuigende bewijzen wordt gebaseerd.

    24.

    Het CvdR is ingenomen met de toezegging van de Commissie om het multilaterale handelsstelsel te versterken, waardoor de WTO een centrale plaats krijgt, en wijst erop dat de wereldhandel zonder de WTO meer een speelbal zal zijn van de mondiale machtsverhoudingen tussen staten en minder zal zijn gebaseerd op waarden. De WTO zou het ideale kader kunnen bieden om de negatieve externe gevolgen van bilaterale handelsovereenkomsten voor derde landen tot een minimum te beperken, om de samenwerking op regelgevingsgebied tussen landen die dezelfde beginselen aanhangen een multilateraal karakter te geven, en om andere geïnteresseerde WTO-leden een expliciete weg naar toetreding te bieden.

    Het multilateraal investeringsgerecht

    25.

    Het CvdR is verheugd over de Aanbeveling voor een besluit van de Raad houdende machtiging tot het openen van onderhandelingen over de oprichting van een multilateraal investeringsgerecht, dat een oplossing moet bieden voor veel van de problemen met het ISDS-systeem (voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staten), met name het gebrek aan legitimiteit en garanties voor onafhankelijkheid, het gebrek aan voorspelbaarheid en consistentie van de rechtspraak, het ontbreken van een beroepsmogelijkheid, de hoge kosten, het gebrek aan transparantie bij de beslechting van geschillen tussen investeerders en staten en de moeizame toegankelijkheid voor het mkb.

    26.

    Volgens de CvdR-studie over De democratische dimensie van de onderhandelingen over de handelsovereenkomsten: rol en verantwoordelijkheden van de burgers en van de lokale en regionale overheden, is het aspect dat het vaakst wordt genoemd door lokale en regionale overheden wanneer zij worden gevraagd naar de gevolgen van de vrijhandelsovereenkomsten, het feit dat het ISDS-systeem naar hun mening particuliere bedrijven in staat stelt om besluiten van lokale overheden aan te vechten.

    27.

    Het CvdR benadrukt dat er een evenwicht moet worden gevonden tussen de bescherming van de rechten van particuliere investeerders door middel van sanctiemechanismen en de bescherming van de rechten van werknemers, die het momenteel zonder dergelijke mechanismen moeten stellen. Het verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat het voorstel voor de oprichting van een multilateraal investeringsgerecht niet leidt tot de instandhouding van een parallel rechtsstelsel met een speciale rechtbank voor buitenlandse investeerders, die het mogelijk maakt de nationale rechtsstelsels te omzeilen, uitsluitend ten gunste van deze investeerders. Ook vraagt het dat het multilateraal investeringsgerecht niet alleen de rechten van investeerders beschermt, maar ook het recht van staten om wetten uit te vaardigen, en de rechten van derden.

    28.

    Het CvdR hoopt dat de Commissie zo spoedig mogelijk duidelijk maakt of dit multilaterale investeringsgerecht kan worden beschouwd als een unilaterale instelling of als een instelling die verbonden is met de jurisdictie van een andere instelling, en hoe belanghebbende gemeenschappen kunnen deelnemen aan gerechtelijke procedures.

    29.

    Het CvdR verzoekt de Commissie meer duidelijkheid te verschaffen inzake de voorzienbare gevolgen voor geschillen in het kader van bestaande bilaterale investeringsverdragen (BIT’s) en de dwarsverbanden tussen het multilateraal investeringsgerecht en de nationale rechtbanken, met name wat betreft de uitputting van nationale rechtsmiddelen. Met betrekking tot intra-EU BIT’s en tegen de achtergrond van de lopende zaak C-284/16 Achmea steunt het CvdR het standpunt van de Commissie dat ISDS-mechanismen in intra-EU BIT’s (pretoetreding) conflicteren met de EU-wetgeving inzake de exclusieve bevoegdheid van EU-rechtbanken voor vorderingen waarbij EU-wetgeving een rol speelt.

    30.

    Het CvdR vertrouwt erop dat het Belgische verzoek van 6 september 2017 om een advies van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ-EU) inzake de rechtmatigheid van het nieuwe bilaterale stelsel van investeringsrechtbanken (ICS) waarin de overeenkomst tussen de EU en Canada (CETA) voorziet, meer duidelijk zal verschaffen ten behoeve van de hele discussie over de bescherming van investeringen.

    31.

    Het merkt met bezorgdheid op dat een aantal van de belangrijkste handelspartners van de EU, zoals de VS en Japan, geen voorstander zijn van de oprichting van een multilateraal investeringsgerecht, en dat de voorkeur van Japan voor een ISDS-systeem een van de belangrijkste onopgeloste problemen is bij de follow-up van het beginselakkoord over een vrijhandelsovereenkomst van 6 juli 2016.

    Het voorstel voor een verordening tot vaststelling van een kader voor de screening van buitenlandse directe investeringen in de EU

    32.

    Het CvdR benadrukt het belang van BDI voor de Europese economie als geheel, en meer in het bijzonder voor sommige van haar regio’s, gezien het feit dat, in de periode 2003-2015, niet-Europese investeerders meer dan 52 000 BDI-projecten hebben uitgevoerd in Europa, met een totale waarde van meer dan 2 600 miljard EUR (10).

    33.

    Het CvdR is het met de Commissie eens dat de openheid ten aanzien van BDI een essentieel beginsel blijft voor de EU en een belangrijke bron van groei, maar wel gepaard moet gaan met een krachtdadig en doeltreffend beleid dat enerzijds inzet op het openstellen van andere economieën en op het waarborgen dat iedereen zich aan dezelfde regels houdt, en anderzijds op het beschermen van cruciale Europese activa tegen investeringen die de gewettigde belangen van de Unie of haar lidstaten zouden schaden.

    34.

    Het is dan ook ingenomen met de beginselen die ten grondslag liggen aan het voorstel van de Europese Commissie voor een verordening, aangezien BDI op dit moment op verschillende wijze kunnen worden behandeld door de lidstaten nu er geen uniforme EU-wetgeving bestaat voor hun screening.

    35.

    Het CvdR spreekt zijn bezorgdheid uit over het recht van de Europese Commissie om buitenlandse directe investeringen die gevolgen kunnen hebben voor projecten of programma’s van Uniebelang te screenen met het oog op de veiligheid en openbare orde, aangezien dit criterium zeer vaag is en betrekking kan hebben op alle soorten BDI, en de desbetreffende lijst in de bijlage niet uitputtend is. Bovendien is er geen duidelijke definitie van veiligheid en openbare orde, waardoor er geen rechtszekerheid bestaat over de reikwijdte van de bevoegdheden van de Europese Commissie om in te grijpen. Dit zou ertoe kunnen leiden dat de lidstaten om redenen van veiligheid en openbare orde niet langer autonoom kunnen beslissen over BDI.

    36.

    Het CvdR betreurt het dat de Commissie een dergelijk belangrijk voorstel heeft ingediend zonder voorafgaande effectbeoordeling. Het is van mening dat de in de bijbehorende mededeling aangekondigde studie over investeringsstromen in de EU en de effectbeoordeling vooraf hadden moeten gaan aan de indiening van het voorstel, om ervoor te zorgen dat de interinstitutionele besprekingen over het voorstel op concrete gegevens zouden zijn gebaseerd.

    37.

    In het voorstel voor een verordening moet worden verduidelijkt dat de bestaande beperkingen op het vrije kapitaalverkeer met derde landen gehandhaafd kunnen blijven zonder beperkingen om redenen van openbare orde en veiligheid of zonder specifiek procedureel kader.

    38.

    Ook zou de Commissie moeten nagaan welk beleid ten grondslag ligt aan de omstandigheden die tot problematische investeringen hebben geleid, aangezien BDI in infrastructuur of voormalige staatsbedrijven in veel gevallen het resultaat zijn van bezuinigingsmaatregelen en de liberalisering van strategische sectoren.

    39.

    Het beperken van BDI om redenen van nationale veiligheid en openbare orde is niet hetzelfde als het beperken van BDI uit vrees voor marktverstoring. Het CvdR verzoekt de Commissie dan ook ervoor te zorgen dat het mechanisme niet wordt gebruikt als een verkapte protectionistische maatregel. Het merkt in dit verband op dat een BDI-screeningmechanisme dat investeringen beperkt louter omdat een BDI wordt gesubsidieerd, geen voldoende reden kan zijn om een investering te blokkeren, en dat moet worden aangetoond dat de BDI in kwestie de strategische of nationale industriële doelstellingen van een derde land dienen.

    40.

    Het CvdR verzoekt de Commissie duidelijker aan te geven wat het effect is indien een lidstaat het standpunt van de Commissie niet in acht neemt en in hoeverre het voorgestelde kader ruimte biedt voor tijdige en evenredige reacties, aangezien de screening van investeringen door de EU niet langer mag duren dan de tijd die is vastgesteld voor nationale procedures.

    41.

    Het CvdR pleit voor een dialoog over de screening van investeringen met de belangrijkste handelspartners van de EU. Een internationale harmonisatie van de screeningsvoorschriften voor buitenlandse directe investeringen kan helpen om conflicten te beperken en de investeringszekerheid te bevorderen.

    42.

    Het CvdR is verheugd over het feit dat de medewetgevers overeenstemming hebben bereikt over de wijziging van de huidige antidumpingmethodologie van de EU, waarbij rekening moet worden gehouden met de belangrijkste IAO-verdragen voor de beoordeling van het bestaan van verstoringen van betekenis.

    43.

    Het merkt echter op dat de nieuwe regels alleen volledig doeltreffend zullen zijn als de EU haar handelsbeschermingsinstrumenten (TDI’s) actualiseert, en dat eventuele positieve gevolgen voor het bedrijfsleven afhangen van het succes van de in 2013 voorgestelde plannen voor de modernisering van die TDI’s.

    44.

    Het CvdR is het ermee eens dat de Europese Unie exclusief bevoegd is voor buitenlandse directe investeringen, omdat die krachtens artikel 207, lid 1, VWEU onder de gemeenschappelijke handelspolitiek vallen. Het wijst er echter op dat de Commissie deze verordening alleen voorstelt voor lidstaten die mechanismen voor de screening van investeringen hebben ingevoerd en dat het voorstel de lidstaten niet verplicht om een eigen screeningsmechanisme in te voeren. Het voorstel is derhalve volledig in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel.

    Brussel, 23 maart 2018.

    De voorzitter van het Europees Comité van de Regio's

    Karl-Heinz LAMBERTZ


    (1)  Advies van het CvdR over de Discussienota over het in goede banen leiden van de mondialisering, rapporteur: Micaela Fanelli, goedgekeurd op 10 oktober 2017.

    (2)  In aanmerking nemend dat er met name in het Amerikaanse vergelijkbare programma (Trade Adjustment Assistance/TAA) geen sprake is van een vereist minimumaantal ontslagen.

    (3)  EPRS.

    (4)  ESPON, The World in Europe, global FDI flows towards Europe.

    (5)  Op bladzijde 18, document hier beschikbaar (uitsluitend in het Engels, onofficiële vertaling): https://eur-lex.europa.eu/legal-content/EN/TXT/?qid=1505372743628&uri=SWD:2017:293:FIN

    (6)  Studie gepubliceerd op 15 november 2016, hier te vinden: https://ec.europa.eu/jrc/en/publication/eur-scientific-and-technical-research-reports/cumulative-economic-impact-future-trade-agreements-eu-agriculture

    (7)  CvdR-advies Een meer verantwoord handels- en investeringsbeleid, rapporteur: Neale Richmond (IE/EVP), goedgekeurd op 8 april 2016.

    (8)  http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2017/december/tradoc_156487.pdf

    (9)  Hier te raadplegen: http://trade.ec.europa.eu/doclib/press/index.cfm?id=1689

    (10)  ESPON-onderzoeksproject The World in Europe, global FDI flows towards Europe („De wereld in Europa, de mondiale stromen van buitenlandse directe investeringen naar Europa”).


    Top