This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014PC0221
Proposal for a DECISION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on establishing a European Platform to enhance cooperation in the prevention and deterrence of undeclared work
Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot oprichting van een Europees platform voor de intensivering van de samenwerking bij het voorkomen en tegengaan van zwartwerk
Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot oprichting van een Europees platform voor de intensivering van de samenwerking bij het voorkomen en tegengaan van zwartwerk
/* COM/2014/0221 final - 2014/0124 (COD) */
Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD tot oprichting van een Europees platform voor de intensivering van de samenwerking bij het voorkomen en tegengaan van zwartwerk /* COM/2014/0221 final - 2014/0124 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Op EU-niveau wordt zwartwerk gedefinieerd als
"alle betaalde werkzaamheden die op zichzelf wettig zijn, maar niet aan de
overheid worden gemeld; er moet echter wel rekening worden gehouden met
verschillen in de wetgeving van de lidstaten"[1]. Omdat zwartwerk niet wordt waargenomen of
geregistreerd en in de nationale wetgevingen telkens anders wordt gedefinieerd,
is het moeilijk betrouwbare ramingen te verkrijgen over de omvang ervan in
de diverse lidstaten. Het gevolg hiervan is dat die ramingen sterk uiteenlopen[2]. Volgens de laatste Eurobarometer-enquête[3] van 2013[4] gaf slechts 4% van de
respondenten toe zwartwerk te hebben verricht. 11% gaf echter toe vorig jaar
goederen of diensten te hebben gekocht waarvan zij op goede gronden konden
aannemen dat daarbij zwartwerk betrokken was. Er zijn echter grote verschillen
binnen de EU. In het hoofdstuk "Zwartwerk: recente ontwikkelingen" van
de jaarlijkse evaluatie van de ontwikkelingen op het gebied van de
werkgelegenheid en op sociaal gebied in Europa 2013[5] wordt een analyse
gegeven van de incidentie van zwartwerk en het beleid ter bestrijding ervan. Zwartwerk heeft ernstige budgettaire gevolgen
omdat daardoor de opbrengst van de belastingen en sociale premies wordt verminderd.
Het heeft nadelige gevolgen voor de werkgelegenheid, de productiviteit en de
arbeidsvoorwaarden, evenals voor de ontwikkeling van vaardigheden en een leven
lang leren; het tast de pensioenrechten en de toegang tot gezondheidszorg aan,
en het veroorzaakt oneerlijke concurrentie tussen bedrijven. Het omzetten van
informeel werk of zwartwerk in reguliere arbeid kan ook een bijdrage leveren
aan de verwezenlijking van de werkgelegenheidsdoelstelling als onderdeel van de
Europa 2020-strategie[6]. Onjuist aangemelde werknemers en
schijnzelfstandigheid zijn verschijnselen die hier nauw verband mee houden. Het
laatste is het geval als de werknemer formeel wordt aangemeld als zelfstandige
op basis van een dienstverleningscontract terwijl het werk dat hij of zij verricht
voldoet aan alle criteria die in de nationale wetgeving en praktijk worden
gehanteerd als kenmerken van een arbeidsverhouding. Schijnzelfstandigheid heeft
negatieve gevolgen voor de gezondheid en veiligheid en de
socialezekerheidsbescherming van de betrokken werknemers, alsook voor de
belastingopbrengst, hoewel schijnzelfstandigheid in de regel minder schadelijk
is dan zwartwerk. In haar mededeling "Naar een banenrijk
herstel"[7]
benadrukt de Commissie dat het stimuleren van een banenrijke groei een werkgelegenheidsbeleid
vereist dat gunstige voorwaarden schept voor het creëren van banen, en dat het
omzetten van informele arbeid of zwartwerk in reguliere arbeid een gunstig
effect kan hebben op de vraag naar arbeidskrachten. Richtsnoer 7: "de arbeidsmarktparticipatie
van vrouwen en mannen opvoeren, de structurele werkloosheid terugdringen en
arbeidskwaliteit bevorderen"[8]
zet daarom de lidstaten ertoe aan de sociale dialoog te intensiveren en de
segmentatie op de arbeidsmarkt te bestrijden met maatregelen tegen onzekere
arbeid, onvolledige werkgelegenheid en zwartwerk. In de landenspecifieke aanbevelingen 2012 en
2013[9] werden diverse
lidstaten aanbevelingen gedaan met betrekking tot de strijd tegen zwartwerk, de
schaduweconomie, belastingontduiking en/of de naleving van de
belastingwetgeving. Het Europees Parlement heeft in zijn resolutie
van 14 januari 2014 aangedrongen op een intensievere samenwerking en een
versterking van de arbeidsinspectie om zwartwerk te bestrijden[10]. De nieuwe richtlijn betreffende de handhaving
van de richtlijn betreffende de terbeschikkingstelling van werknemers zal
bijdragen tot een betere bestrijding van fraude en misbruik en bepaalde vormen
van zwartwerk. De hoofdverantwoordelijkheid voor de
bestrijding van zwartwerk ligt bij de lidstaten. Bij de bestrijding van
zwartwerk wordt meestal een beroep gedaan op drie soorten handhavingsorganen:
a) de arbeidsinspectie voor het bestrijden van misbruik met betrekking tot de
arbeidsvoorwaarden en/of de gezondheids- en veiligheidsnormen, b) de
socialezekerheidsinspectie voor het bestrijden van fraude met
socialeverzekeringspremies, en c) de belastingdienst voor het aanpakken van
belastingontduiking. In een aantal lidstaten zijn ook de sociale partners[11] bij deze taken
betrokken. Daarnaast spelen in sommige lidstaten de douaneautoriteiten, de
immigratiedienst, de politie en het openbaar ministerie hierbij een rol.
Opvallend is echter dat in sommige gevallen de samenwerking tussen deze
verschillende nationale organen niet zo gestructureerd en effectief verloopt
als noodzakelijk is. Daar het meten van zwartwerk nog steeds een
grote uitdaging is, is het geen gemakkelijke taak om gericht beleid te
ontwikkelen en de inspectiepraktijk te verbeteren teneinde zwartwerk te
voorkomen en de incidentie ervan te verminderen of ten minste te bewaken. Bij
het beperken van zwartwerk en het waarborgen van fatsoenlijke
arbeidsvoorwaarden voor zwartwerkers worden alle regeringen met dezelfde
uitdaging geconfronteerd, en daarom moeten de regerings- en overheidsinstellingen
gecoördineerde stappen ondernemen. Er is behoefte aan beleid dat ervoor zorgt
dat werkgevers minder stimulansen hebben om gebruik te maken van zwartwerkers
en werknemers tegelijkertijd minder stimulansen hebben om zwartwerk te
aanvaarden. Zwartwerk doet zich voor in diverse sectoren.
De sector die het vaakst en verhoudingsgewijs het sterkst getroffen wordt door
zwartwerk is de bouw[12].
Andere getroffen sectoren zijn huishoudelijke diensten, waaronder
schoonmaakdiensten en kinder- en ouderenzorg, persoonlijke diensten,
particuliere veiligheidsdiensten, industriële schoonmaakdiensten en diensten in
de landbouw en horeca. Zwartwerk komt voor in een brede reeks
arbeidscontexten en daarbij zijn werknemers betrokken met verschillende
profielen en achtergronden. Door deze heterogeniteit is het moeilijk een
benadering vast te stellen en moeten er specifieke strategieën worden gevolgd. Met het voorkomen en tegengaan van zwartwerk
wordt bijgedragen tot een betere handhaving van de Europese en nationale
wetgeving, met name op het gebied van de werkgelegenheid, de arbeidswetgeving,
de gezondheid en veiligheid en de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels.
Daar zich in alle lidstaten dezelfde uitdagingen voordoen en zwartwerk vaak een
grensoverschrijdende dimensie heeft, kan optreden op EU-niveau een belangrijke
rol spelen bij de intensivering van de samenwerking tussen de
handhavingsautoriteiten – zowel binnen de lidstaten als daartussen – bij het
voorkomen en tegengaan van zwartwerk. Momenteel is er geen formeel mechanisme beschikbaar
voor alle betrokken autoriteiten in de lidstaten voor het aanpakken van
kwesties in verband met de grensoverschrijdende aspecten van zwartwerk. Optreden op EU-niveau kan de lidstaten daarom
helpen zwartwerk doelmatiger en doeltreffender te bestrijden. Daarmee kan er
ook toe worden bijgedragen dat de uitdagingen in verband met de
arbeidsmobiliteit op een positieve en opbouwende manier op EU-niveau worden
aangepakt en tegelijkertijd het vrij verkeer van werknemers als een van de fundamentele
vrijheden van de EU wordt gevrijwaard. Er is reeds samenwerking op EU-niveau tussen
nationale handhavingsautoriteiten en er zijn meerdere comités en werkgroepen waarvan
de werkzaamheden verband houden met zwartwerk. Deze samenwerking is echter van occasionele
en beperkte aard: het Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie
(SLIC) houdt zich bezig met zwartwerk vanuit een gezondheids- en
veiligheidsperspectief; het Comité van deskundigen inzake de detachering van
werknemers buigt zich over zwartwerk in verband met de omzeiling van de regels
inzake detachering van werknemers; het Comité voor de werkgelegenheid (EMCO)
bespreekt de weerslag van het werkgelegenheidsbeleid op zwartwerk; de
Administratieve Commissie voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels
houdt zich bezig met fouten en fraude in het kader van die coördinatie. De Werkgroep
inzake administratieve samenwerking op het gebied van de directe belastingen heeft
tot doel de uitwisseling van informatie, ervaringen en goede praktijken op dat
terrein te vergemakkelijken. Bovendien heeft er een nuttige uitwisseling
van ervaringen plaatsgevonden in de context van het programma voor wederzijds
leren uit hoofde van de Europese werkgelegenheidsstrategie of als onderdeel van
multilaterale projecten[13].
Dit toont aan dat de lidstaten belangstelling hebben voor samenwerking bij het
aanpakken van zwartwerk. Lidstaten hebben ook multilaterale projecten
uitgevoerd betreffende bepaalde aspecten van zwartwerk en bilaterale
overeenkomsten gesloten. Het platform zal geen belemmering vormen voor
bilaterale overeenkomsten of regelingen betreffende administratieve
samenwerking. Uit de geleerde lessen blijkt echter dat niet
alle lidstaten aan deze werkzaamheden deelnemen. In het geval van een dergelijke
vrijwillige multilaterale samenwerking zijn de lidstaten niet verplicht om deel
te nemen. Evenmin is er een mechanisme waarmee deelname verplicht kan worden
gesteld indien andere lidstaten deelname noodzakelijk vinden. Samenwerking op EU-niveau
is daarom nog steeds fragmentarisch wat betreft zowel de betrokkenheid van de
lidstaten als de behandelde vraagstukken. Het feit dat de handhavingsautoriteiten in
alle lidstaten met gemeenschappelijke uitdagingen worden geconfronteerd, is
eveneens een stimulans voor de lidstaten om samen te werken. De
inspectieautoriteiten stuiten op problemen in grensoverschrijdende situaties,
met name wanneer zij gevallen van zwartwerk moeten opsporen of bestraffen,
omdat de traditionele mechanismen waarover ze beschikken meestal zijn bedoeld
om binnenlandse aspecten van zwartwerk aan te pakken. Het verrichten van
inspecties op de aard en/of voorwaarden van de arbeidsverhoudingen van
migrerende werknemers kan bemoeilijkt worden door communicatieproblemen, door
een gebrek aan kennis van de regels of door de aanwezigheid van georganiseerde
netwerken die in de marge van de wet opereren, vaak gebruik maken van
ingewikkelde rechtsconstructies met agentschappen of tussenpersonen in meerdere
lidstaten, en soms hun toevlucht nemen tot vormen van schijnzelfstandige arbeid.
Veel lidstaten ondervinden moeilijkheden bij het onderhouden van goede
communicatie en samenwerking tussen de verschillende handhavingsorganen binnen
de lidstaten en in een grensoverschrijdende context. Bovendien bestaat algemeen de indruk dat
buitensporig hoge belastingen of een excessieve arbeidswetgeving zwartwerk in
de hand werken en dat er mogelijke effectieve, niet bestraffende manieren zijn
om werkgevers ertoe aan te moedigen werknemers aan te melden en de wet te eerbiedigen.
Tot slot zijn de lidstaten het algemeen
gesproken met elkaar eens dat zwartwerk moet worden voorkomen en tegengegaan.
In de praktijk echter komt hun bereidheid om zich voor dit doel in te zetten op
verschillende manieren en op verschillende niveaus tot uiting, met als gevolg
dat deze strijd uiteindelijk slechts een geringe beleidsprioriteit is en de
aanpak van zwartwerk niet als een urgente aangelegenheid wordt beschouwd. In de mededeling "Naar een banenrijk
herstel" werd daarom de noodzaak onderstreept de samenwerking tussen de
lidstaten te intensiveren, en werd aangekondigd dat er raadplegingen zouden
plaatsvinden over de oprichting van een door arbeidsinspecties en andere
handhavingsorganen gevormd EU-platform met als doel de samenwerking te verbeteren,
goede praktijken uit te wisselen en gemeenschappelijke beginselen voor
inspectie vast te stellen. 2. RESULTATEN VAN DE
RAADPLEGINGEN VAN DE BETROKKEN PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELINGEN Dit voorstel is gebaseerd op diverse studies
en recente raadplegingen. In 2010 werd een externe haalbaarheidsstudie[14] verricht met
betrekking tot de oprichting van een Europees platform voor samenwerking tussen
arbeidsinspecties en andere relevante monitoring- en handhavingsorganen bij het
voorkomen en bestrijden van zwartwerk. In de studie werden de bestaande
nationale institutionele raamwerken en beleidsmaatregelen, de door de
handhavingsorganen op nationaal en internationaal niveau ondervonden
moeilijkheden en de bestaande grensoverschrijdende samenwerking en goede praktijken
aan een analyse onderworpen en werd aangegeven over welke opties een Europees
platform beschikt om zwartwerk te voorkomen en te bestrijden. Aan de voorbereiding van dit initiatief werd
tevens een bijdrage geleverd door de speciale Eurobarometer[15] inzake zwartwerk en
een recent verslag van Eurofound over de bestrijding van zwartwerk in de
lidstaten[16].
Dit verslag ging vergezeld van een geactualiseerde gegevensbank[17] met de in de periode
2008-2013 genomen maatregelen. Deze gegevensbank omvat 186 casestudy´s uit alle
EU-lidstaten en uit kandidaat-lidstaten, en kan worden gebruikt voor het zoeken
van maatregelen per land, type maatregel, doelgroep en sector. De raadpleging van belanghebbenden werd
uitgevoerd in het kader van de groep van directeuren-generaal voor
arbeidsverhoudingen (DG IR), het Comité van hoge functionarissen van de
arbeidsinspectie (SLIC) en de Administratieve Commissie voor de coördinatie van
de socialezekerheidsstelsels. In het algemeen hebben de vertegenwoordigers van
de lidstaten erkend dat met optreden op EU-niveau meerwaarde wordt gecreëerd
voor het voorkomen en tegengaan van zwartwerk. Ook hebben ze het voornemen van
de Commissie om zich sterker op dit beleidsterrein in te zetten, begroet. De standpunten van de Europese sociale partners
werden tijdens de eerste raadplegingsronde[18]
(4 juli 2013 tot 4 oktober 2013) verzameld. De Commissie heeft de belangrijkste
problemen met betrekking tot het voorkomen en tegengaan van zwartwerk op een
rijtje gezet, herinnerd aan de meest recente door de Commissie ondernomen
activiteiten en de doelstellingen en de mogelijke inhoud van het initiatief
gepresenteerd. Het doel van de raadpleging was managers en werknemers te vragen
naar hun mening over de mogelijke koers van het EU-optreden. De Commissie heeft
van hen 15 antwoorden ontvangen (2 gezamenlijke antwoorden, 3 antwoorden van
werknemersvertegenwoordigers en 10 antwoorden van werkgeversorganisaties). De
sociale partners waren het eens met de algemene beschrijving van het probleem
en gaven aan dat optreden op EU-niveau gerechtvaardigd is met als hoofddoel de
nationale autoriteiten, zoals arbeidsinspecties, socialezekerheidsinspecties en
belastingautoriteiten, bij te staan bij het voorkomen en tegengaan van
zwartwerk. In het algemeen waren de sociale partners het erover eens dat een
Europees platform een geschikt vehikel zou kunnen zijn voor de intensivering
van de samenwerking tussen de lidstaten. Op andere punten liepen de standpunten
van de sociale partners echter uiteen. Een meerderheid van de werkgeversvertegenwoordigers
stemde in met de oprichting van een platform. Zij meenden echter dat er geen
behoefte was aan een aparte, nieuwe structuur, en er in plaats daarvan andere
opties in overweging genomen moesten worden, zoals de oprichting van een subgroep
binnen een bestaande groep of een betere coördinatie van de bestaande groepen.
Alle vakbonden en een aantal werkgeversvertegenwoordigers waren voor de
oprichting van een onafhankelijk, nieuw orgaan, om te waarborgen dat alle
facetten van zwartwerk aan de orde komen, hetgeen niet het geval zou zijn als
bestaande structuren worden gebruikt. Wat betreft de deelname aan het platform
pleitten de vakbonden en enkele werkgeversvertegenwoordigers voor verplichte deelname
van de lidstaten, terwijl andere werkgeversorganisaties de voorkeur gaven aan
een benadering op basis van vrijwilligheid. De sociale partners gaven steun aan
het voornemen van de Commissie om een initiatief te presenteren maar wilden
geen onderhandelingen over dit vraagstuk openen. De tweede raadplegingsronde met de sociale
partners vond plaats van 30 januari tot 13 maart 2014[19]. In deze raadpleging
heeft de Commissie een overzicht gegeven van de resultaten van de eerste
raadplegingsronde en de inhoud van het geplande initiatief beschreven. Het doel
van de raadpleging was de meningen te vernemen van de sociale partners over de
inhoud van het beoogde initiatief voor de intensivering van de samenwerking van
de lidstaten bij het voorkomen en tegengaan van zwartwerk. De Commissie heeft
zestien antwoorden ontvangen (één gezamenlijk antwoord, vier antwoorden van de
werknemersvertegenwoordigers en elf antwoorden van werkgeversorganisaties). Over
het algemeen steunden de sociale partners een optreden op EU-niveau voor het
voorkomen en tegengaan van zwartwerk en bevestigden zij de standpunten die zij
naar voren hadden gebracht tijdens de eerste raadplegingsronde met betrekking
tot de doelstellingen, de reikwijdte, de taken/initiatieven, de deelname en de vorm
van het platform. Er werden nieuwe aspecten naar voren gebracht met betrekking
tot de deelname van de sociale partners aan het platform. De vakbonden en de werkgeversvertegenwoordigers
waren het ermee eens dat de sociale partners op EU-niveau, zowel
bedrijfstakoverkoepelend als in de sectoren met een hoge incidentie van zwartwerk,
als waarnemers betrokken moeten worden bij het platform. Enkele vakbonden en
werkgeversvertegenwoordigers stelden voor de sociale partners de status van lid
te verlenen[20]. De effectbeoordeling omvatte diverse opties
voor de intensivering van de EU-samenwerking bij het voorkomen en tegengaan van
zwartwerk. De eerste in ogenschouw genomen optie was geen nieuwe actie te
ondernemen, naast hetgeen nu reeds wordt gedaan binnen de bestaande werkgroepen
en initiatieven. Ook de optie van een betere coördinatie van het werk in de
verschillende bestaande werkgroepen en comités werd overwogen. De derde optie betrof de oprichting van een
Europees platform voor de intensivering van de EU-samenwerking bij het
voorkomen en tegengaan van zwartwerk. Er werden verschillende subopties
overwogen met betrekking tot de oprichting van een platform, zoals een platform
met een verplicht of een vrijwillig lidmaatschap en het belasten van Eurofound
met de coördinatie van de maatregelen van de lidstaten tegen zwartwerk. Er is
ook nagedacht over de mogelijkheid om een gedecentraliseerd agentschap op te
richten met als taak de handhaving van de EU-wetgeving en de strijd tegen
zwartwerk. De analyse leidde tot de conclusie dat de
oprichting van een Europees platform met verplicht lidmaatschap de
voorkeursoptie was. Het platform zal ervoor zorgen dat alle relevante
autoriteiten van alle lidstaten betrokken worden bij de activiteiten op
EU-niveau en er een regelmatige en operationele samenwerking op dit gebied tot stand
wordt gebracht. De suboptie met betrekking tot een vrijwillige multilaterale
samenwerking werd als suboptimaal beschouwd omdat EU-samenwerking voor de op
dit punt meer ambitieuze lidstaten aanzienlijk aan waarde zou verliezen als andere
lidstaten zouden weigeren deel te nemen. Verplichte deelname werd met name als
noodzakelijk beschouwd omdat bij de aanpak van de grensoverschrijdende aspecten
van zwartwerk geen volledige samenwerking tot stand kan worden gebracht als bepaalde
lidstaten (de lidstaten die een hoge prioriteit toekennen aan de behandeling
van dergelijke aspecten, meestal bestemmingslanden) er wel aan zouden deelnemen
en andere niet. De grensoverschrijdende aspecten van zwartwerk hebben mogelijk
ook negatieve gevolgen voor de werking van de interne markt daar werkgevers die
diensten aanbieden in andere lidstaten en daarbij zwartwerkers gebruiken
oneerlijke concurrentie kunnen veroorzaken. Deze werkgevers kunnen goedkopere diensten
aanbieden omdat zij geen belasting betalen en niet voldoen aan de
verplichtingen op grond van bijvoorbeeld de regelgeving inzake gezondheid en
veiligheid en arbeidsvoorwaarden. Gelet op het bovenstaande – de behoefte aan
versterkte samenwerking op EU-niveau, grensoverschrijdende aspecten van
zwartwerk en de gevolgen ervan voor de werking van de interne markt – is het
noodzakelijk te voorzien in een verplichte deelname van alle lidstaten aan de
intensievere samenwerking. Met de andere opties kan de betrokkenheid van
alle relevante autoriteiten van alle lidstaten niet worden gegarandeerd, blijft
de samenwerking beperkt tot de uitwisseling van goede praktijken, of is het
onmogelijk de handhavingsvraagstukken op de juiste manier aan te pakken. Daarom
ondersteunen deze ook geen holistische benadering, ofschoon deze nodig is om
het probleem te bestrijden. Bovendien dragen de andere opties in mindere mate
bij tot de zichtbaarheid en prioriteitsstelling van het probleem op EU-niveau. De relevante handhavingsautoriteiten van alle
lidstaten zullen zich in het platform verenigen en als lid daarvan deel
uitmaken. Andere belanghebbenden, met name de sociale partners op EU-niveau, de
betrokken gedecentraliseerde agentschappen van de Unie, zoals Eurofound en het
Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk (EU-OSHA),
en internationale organisaties zoals de Internationale Arbeidsorganisatie en
vertegenwoordigers van EER-landen zullen de status van waarnemer krijgen. Het platform zal een aantal taken vervullen
die zullen worden vastgesteld en uitgevoerd op grond van gezamenlijk overeengekomen
werkprogramma's. De uitwisseling van goede praktijken is een eerste praktische
stap in de samenwerking. Daarmee wordt de kennis van het verschijnsel verbeterd
en wordt meer inzicht verkregen in de manier waarop zwartwerk wordt bestreden
en wie de belangrijkste actoren zijn in de andere lidstaten. Om optimaal
gebruik te maken van deze uitwisseling kan op basis van een gegevensbank van
Eurofound een kennisbank wordt opgericht waarmee onder meer
handhavingsvraagstukken onder de loep kunnen worden genomen en
gemeenschappelijke richtsnoeren en beginselen kunnen worden uitgewerkt. Het platform
zal zich geleidelijk aan ontwikkelen van een forum voor de uitwisseling van
informatie en goede praktijken tot complexere vormen van samenwerking, naarmate
wederzijds vertrouwen wordt opgebouwd en ervaringen worden opgedaan.
Uiteindelijk zal het platform in staat moeten zijn om gezamenlijke opleidingen
en uitwisseling van personeel te organiseren en operationele acties te
coördineren, met inbegrip van gezamenlijke inspecties en gegevensuitwisseling. Het voorstel zal de ontwikkeling, uitvoering,
bewaking en beoordeling van de instrumenten, de wetgeving en de beleidsvormen
van de Unie verbeteren (door hoogwaardige en duurzame werkgelegenheid te
bevorderen, adequate en waardige sociale bescherming te waarborgen, sociale
uitsluiting en armoede te bestrijden en de werkomstandigheden te verbeteren),
en goed onderbouwde beleidsvorming en sociale vooruitgang bevorderen, in
samenwerking met de verschillende belanghebbenden. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET
VOORSTEL 3.1. Rechtsgrondslag De EU heeft op grond van de artikelen van het
VWEU betreffende het sociaal beleid de bevoegdheid om op te treden op het
gebied van zwartwerk. In het bijzonder bepaalt artikel 151 VWEU dat de
Unie en de lidstaten zich "ten doel stellen de bevordering van de
werkgelegenheid, de gestage verbetering van de levensomstandigheden en de
arbeidsvoorwaarden, […] een adequate sociale bescherming, […] om een duurzaam
hoog werkgelegenheidsniveau mogelijk te maken, en de bestrijding van
uitsluiting." Artikel 153 VWEU somt de gebieden op waarop de Unie
de activiteiten van de lidstaten ondersteunt en aanvult, zoals
arbeidsomstandigheden, integratie van personen die zijn uitgesloten van de
arbeidsmarkt en bestrijding van sociale uitsluiting. Het voorstel tot intensivering van de
samenwerking op EU-niveau bij het tegengaan en voorkomen van zwartwerk is
gebaseerd op artikel 153, lid 2, onder a) VWEU, op grond waarvan het
Europees Parlement en de Raad de bevoegdheid hebben om maatregelen vast te
stellen ter aanmoediging van de samenwerking tussen de lidstaten door middel
van gerichte initiatieven voor het verwerven van meer kennis, het ontwikkelen
van de uitwisseling van informatie en goede praktijken, het bevorderen van
innoverende benaderingen en het evalueren van ervaringen, met inbegrip van een
eventuele harmonisatie van wet- en regelgevingen van de lidstaten. De belangrijkste doelstellingen die met dit
initiatief bereikt moeten worden, zijn de bevordering van de werkgelegenheid en
de verbetering van de arbeidsvoorwaarden (artikel 151 VWEU). Gelet op het feit
dat de strijd tegen zwartwerk in de diverse lidstaten wordt gevoerd door
verschillende typen handhavingsorganen (zoals uitgelegd in hoofdstuk 1), is het
noodzakelijk bij dit initiatief alle nationale autoriteiten te betrekken, ook
de autoriteiten die weliswaar niet actief zijn op werkgelegenheids- en sociaal
gebied maar wel een verantwoordelijkheid hebben voor of een rol vervullen in
het tegengaan of voorkomen van zwartwerk, zoals de belastingdienst en de
immigratie- en douaneautoriteiten. 3.2. Subsidiariteitsbeginsel
en evenredigheidsbeginsel Als rechtsinstrument is gekozen voor een
besluit van het Europees Parlement en de Raad. Dit is het meest geschikte
instrument, aangezien het relevante artikel voor de aanneming van een dergelijk
initiatief in de gewone wetgevingsprocedure voorziet. De belangrijkste bevoegdheden voor de
bestrijding van zwartwerk komen weliswaar aan de lidstaten toe, maar de uitdagingen
waaraan het hoofd moet worden geboden, zoals de negatieve gevolgen van
zwartwerk voor de economie en de samenleving, de moeilijkheden bij de
grensoverschrijdende bestrijding van de diverse vormen van zwartwerk, de
afweging tussen enerzijds een gepast niveau van belasting en wetgeving en
anderzijds de noodzaak te voorkomen dat werkgevers worden aangemoedigd hun
toevlucht te nemen tot zwartwerk, en het gebrek aan samenwerking tussen de
diverse handhavingsorganen, zijn kwesties die zich in alle lidstaten voordoen.
Het EU-optreden ter intensivering van de samenwerking op EU-niveau zal de
lidstaten steun bieden bij hun inspanningen om zwartwerk tegen te gaan en te
bestrijden, omdat deze daardoor doelmatiger en doeltreffender worden. Aldus
wordt toegevoegde waarde gecreëerd voor de maatregelen van de lidstaten. Het
niveau van de nationale handhavingsautoriteiten is inderdaad het meest geschikt
om de met zwartwerk verband houdende uitdagingen aan te gaan, terwijl
grensoverschrijdende aspecten beter op EU-niveau kunnen worden aangepakt. Het
voorstel strookt derhalve met het subsidiariteitsbeginsel. Het voorstel strookt met het
evenredigheidsbeginsel omdat het gaat om een maatregel ter aanmoediging van de
samenwerking tussen de lidstaten waarbij evenwel geen sprake is van
harmonisatie van de wet- en regelgevingen van de lidstaten. De optie die
voorzag in de oprichting van een nieuw, gedecentraliseerd EU-agentschap is
weliswaar onderzocht maar uiteindelijk terzijde geschoven omdat de oprichting
van een nieuw agentschap aanzienlijke administratieve kosten met zich mee zou
brengen. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING Met Verordening (EU) nr. 1296/2013 van het Europees Parlement en de
Raad[21]
wordt een programma van de Europese Unie voor werkgelegenheid en sociale
innovatie ("EaSI") voor de periode 2014-2020 vastgesteld. De
financiële middelen voor het platform zullen uit de Progress-pijler komen. Voor
de uitvoering van de taken van het platform – zoals het ontwikkelen van
praktische instrumenten, ondersteuning door dienstverleners, het publiceren van
gemeenschappelijke richtsnoeren en beginselen en gidsen, het ontwikkelen van
een permanente opleidingscapaciteit en van een gemeenschappelijk kader voor het
verrichten van gezamenlijke opleidingen, en het organiseren van collegiale
toetsingen en Europese campagnes – is een indicatief bedrag van 2,1 miljoen
euro per jaar vastgesteld, en er zal jaarlijks een bedrag van maximaal 224 000
euro worden gebruikt voor vergoeding van kosten in verband met deelneming aan
de vergaderingen van het platform.
Er zij tevens aan herinnerd dat de lidstaten uit het Europees Sociaal Fonds
(ESF) steun krijgen voor hun inspanningen om de kwaliteit van de
overheidsadministratie en het overheidsbestuur te verbeteren en aldus hun
structurele hervormingen te bevorderen. Hiervoor zijn financiële middelen
uitgetrokken in het meerjarig financieel kader 2014-2020. De lidstaten worden
ertoe aangemoedigd het ESF te gebruiken om de capaciteit van hun nationale
autoriteiten voor de strijd tegen zwartwerk te versterken.
Het wetgevingsvoorstel is begrotingsneutraal en er zijn geen extra personele
middelen nodig. Het personeel van de Commissie – 2,5 voltijdse werknemers die
momenteel werken binnen Directoraat-generaal Werkgelegenheid, sociale zaken en
inclusie – zal het secretariaat van het platform waarnemen. Verdere details
worden verstrekt in het aan dit voorstel gehecht financiële memorandum. De deelname van gedecentraliseerde agentschappen van de Europese Unie, Eurofound
en het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk, aan
de werkzaamheden van het platform in de hoedanigheid van waarnemers leidt niet
tot een uitbreiding van hun mandaat. Wat deze agentschappen betreft, is het
voorstel begrotingsneutraal. .
2014/0124 (COD) Voorstel voor een BESLUIT VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE
RAAD tot oprichting van een Europees platform voor
de intensivering van de samenwerking bij het voorkomen en tegengaan van
zwartwerk (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 153, lid 2, onder a), Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het voorstel aan de
nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[22], Gezien het advies van het Comité van de Regio's[23], Na raadpleging van de Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming, Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) In haar mededeling van 18
april 2012[24]
benadrukte de Commissie de noodzaak van een verbeterde samenwerking tussen de
lidstaten en kondigde zij aan raadplegingen te zullen houden over de
oprichting van een platform op EU-niveau bestaande uit arbeidsinspecties en
andere handhavingsorganen voor de strijd tegen zwartwerk, met als doel de
samenwerking te verbeteren, goede praktijken te delen en gemeenschappelijke
beginselen voor controles vast te stellen. (2) Overeenkomstig artikel 148,
lid 4, van het Verdrag heeft de Raad bij Besluit 2010/707/EU[25] richtsnoeren
vastgesteld[26]
voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten. Deze
geïntegreerde richtsnoeren geven aan in welke richting de lidstaten moeten gaan
bij de vaststelling van hun nationale hervormingsprogramma's en bij de tenuitvoerlegging
van hervormingen. De werkgelegenheidsrichtsnoeren vormen de grondslag voor de
landenspecifieke aanbevelingen die de Raad op grond van dat artikel aan
de lidstaten doet. In de afgelopen jaren omvatten deze aanbevelingen landenspecifieke aanbevelingen met betrekking tot de bestrijding
van zwartwerk. (3) In artikel 151 van het
Verdrag worden de bevordering van de werkgelegenheid en de verbetering van de
levensomstandigheden en de arbeidsvoorwaarden genoemd als de doelstellingen op
het gebied van het sociaal beleid. Om deze doelstellingen te verwezenlijken,
kan de Unie de activiteiten van de lidstaten op het gebied van gezondheid en
veiligheid op het werk, de arbeidsvoorwaarden, de integratie van personen die
zijn uitgesloten van de arbeidsmarkt en de bestrijding van sociale uitsluiting,
ondersteunen en aanvullen. (4) Het Europees Parlement heeft
in zijn resolutie over "doeltreffende arbeidsinspecties als middel om de
arbeidsomstandigheden in Europa te verbeteren" het initiatief van de
Commissie om een Europees platform op te richten toegejuicht en aangedrongen op
een betere samenwerking op EU-niveau bij de strijd tegen zwartwerk[27]. (5) Op Europees niveau wordt
zwartwerk gedefinieerd als "alle betaalde werkzaamheden die op zichzelf
wettig zijn, maar niet aan de overheid worden gemeld; er moet echter wel
rekening worden gehouden met verschillen in de wetgeving van de lidstaten"[28], waarmee dus alle
onwettige activiteiten zijn uitgesloten. (6) Misbruik van de hoedanigheid
van zelfstandige op nationaal niveau of in grensoverschrijdende situaties is
iets dat dikwijls in verband wordt gebracht met zwartwerk. Er is sprake van
schijnzelfstandigheid wanneer iemand die voldoet aan de voorwaarden van een
arbeidsverhouding wordt aangemeld als zelfstandige, met als doel te ontkomen
aan bepaalde juridische of fiscale verplichtingen. Daarom is
schijnzelfstandigheid vals aangemeld werk, dat onder het toepassingsgebied van
het platform moet worden gebracht. (7) Zwartwerk heeft ernstige
gevolgen voor de begroting omdat daardoor de opbrengst van de belastingen en
sociale premies wordt verminderd. Het heeft nadelige gevolgen voor de
werkgelegenheid, de productiviteit en de arbeidsvoorwaarden, evenals voor de
ontwikkeling van vaardigheden en een leven lang leren. Het ondermijnt de
financiële duurzaamheid van de socialezekerheidsstelsels, berooft werknemers
van adequate sociale uitkeringen, tast de pensioenrechten aan en beperkt de
toegang tot gezondheidszorg. (8) De lidstaten hebben een uitgebreide
reeks beleidsbenaderingen en beleidsmaatregelen ingevoerd om zwartwerk te
bestrijden. De lidstaten hebben eveneens bilaterale overeenkomsten gesloten en
multilaterale projecten uitgevoerd met betrekking tot bepaalde aspecten van
zwartwerk. Het platform zal geen belemmering vormen voor bilaterale
overeenkomsten of regelingen betreffende administratieve samenwerking. (9) De samenwerking op EU-niveau
is allesbehalve volledig, zowel wat de deelname van de lidstaten als de
behandelde vraagstukken betreft. De relevante autoriteiten van de lidstaten
beschikken niet over een formeel mechanisme voor grensoverschrijdende
samenwerking bij de aanpak van vraagstukken in verband met zwartwerk. (10) Het is noodzakelijk de
samenwerking tussen de lidstaten op EU-niveau te versterken om de lidstaten te
helpen zwartwerk doelmatiger en doeltreffender te voorkomen en tegen te gaan. (11) Het platform zal tot doel
hebben de uitwisseling van goede praktijken en informatie te vergemakkelijken,
een raamwerk te verschaffen op EU-niveau voor de ontwikkeling van expertise en
analyse, en de operationele coördinatie van de maatregelen tussen de
verschillende nationale handhavingsorganen van de lidstaten te verbeteren. (12) Het platform dient gebruik te
maken van alle relevante informatiebronnen, met name studies, bilaterale
overeenkomsten tussen de lidstaten en multilaterale samenwerkingsprojecten, en
synergieën tot stand brengen tussen de op EU-niveau bestaande instrumenten en
structuren teneinde het afschrikkende en preventieve effect van deze
maatregelen te maximaliseren. De operationele coördinatie van de maatregelen
van de lidstaten kan de vorm aannemen van gezamenlijke opleidingen, collegiale
toetsingen en oplossingen voor het delen van gegevens. Europese campagnes of
gemeenschappelijke strategieën kunnen ervoor zorgen dat het bewustzijn met
betrekking tot zwartwerk wordt verbeterd. (13) Er zijn voornamelijk drie
verschillende nationale handhavingsautoriteiten die zich bezig houden met
zwartwerk: de arbeidsinspectie, de socialezekerheidsinspectie en de belastingautoriteiten.
In sommige gevallen zijn hierbij eveneens de immigratieautoriteiten, de
diensten voor arbeidsbemiddeling, de politie, het openbaar ministerie en de
sociale partners betrokken. (14) Om het vraagstuk van zwartwerk
succesvol en alomvattend aan te pakken moet in de lidstaten een beleidsmix
worden geïmplementeerd, waarvan de uitvoering wordt vergemakkelijkt door een
gestructureerde samenwerking van de betrokken autoriteiten. Bij deze
samenwerking dienen alle nationale autoriteiten die een leidende rol vervullen
of actief zijn in het voorkomen en/of tegengaan van zwartwerk, betrokken te
worden. (15) Om het platform in staat te
stellen zijn doelstellingen te bereiken moet het in elke lidstaat ondersteund
worden door een enig contactpunt dat over de noodzakelijke bevoegdheid beschikt
om contact te onderhouden met de nationale autoriteiten die zich bezig houden
met zwartwerk in al zijn veelzijdige aspecten. (16) Bij het platform moeten de
sociale partners op EU-niveau worden betrokken, zowel bedrijfstakoverkoepelend
als in de sterkst door zwartwerk getroffen sectoren, en er moet worden
samengewerkt met de relevante internationale organisaties, zoals de
Internationale Arbeidsorganisatie (ILO), en de gedecentraliseerde agentschappen
van de Unie, met name Eurofound en het Europees Agentschap voor veiligheid en
gezondheid op het werk. De deelname, als waarnemers, van deze twee
agentschappen aan de werkzaamheden van het platform betekent geen uitbreiding
van hun mandaat. (17) Het Platform moet zijn eigen
reglement van orde vaststellen, werkprogramma´s opstellen en regelmatig verslag
uitbrengen. (18) Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober
1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de
verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die
gegevens[29] en de nationale omzettingsmaatregelen zijn van
toepassing op de verwerking van persoonlijke gegevens door de lidstaten in het
kader van dit besluit. Aangezien de Commissie deel uitmaakt van het Europees
platform is tevens Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en
de Raad van 18 december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke
personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de
communautaire instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die
gegevens[30] van toepassing op de verwerking van persoonlijke
gegevens in het kader van dit besluit. (19) Het platform kan werkgroepen
instellen voor de behandeling van specifieke vraagstukken en moet een beroep
kunnen doen op expertise van professionals met specifieke competenties. (20) Het platform zal samenwerken
met de op EU-niveau relevante deskundigengroepen en comités waarvan de
activiteiten verband houden met zwartwerk. (21) Het platform en zijn taken
moeten worden gefinancierd via de Progress-pijler van het programma voor
werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI) binnen de door de
begrotingsautoriteit vastgestelde toewijzingen. (22) De Commissie zal de
noodzakelijke administratieve stappen zetten om het netwerk op te richten, HEBBEN HET VOLGENDE BESLUIT
VASTGESTELD: Hoofdstuk I Algemene
bepalingen Artikel 1 Oprichting van
het platform (1)
Hierbij wordt een platform opgericht voor de
intensivering van de samenwerking op EU-niveau bij het voorkomen en tegengaan
van zwartwerk, hierna "het platform" genoemd. (2)
Het platform bestaat uit: (a)
de nationale handhavingsautoriteiten die zijn
aangewezen door alle lidstaten, (b)
de Commissie. (3)
De volgende partijen kunnen in de hoedanigheid van
waarnemer deelnemen aan de vergaderingen van het platform onder de in het
reglement van orde uiteengezette voorwaarden: (a)
vertegenwoordigers van bedrijfstakoverkoepelende
sociale partners op EU-niveau, evenals de sociale partners in sectoren waar
zwartwerk veel voorkomt, (b)
een vertegenwoordiger van de Europese Stichting tot
verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden (Eurofound) en een
vertegenwoordiger van het Europees Agentschap voor veiligheid en gezondheid op
het werk (EU-OSHA), (c)
een vertegenwoordiger van de Internationale Arbeidsorganisatie
(ILO), (d)
vertegenwoordigers van EER-landen. Artikel 2 Doelstellingen Zoals aangegeven in artikel 1, lid 1, draagt het
platform bij tot een betere handhaving van de EU- en nationale wetgeving, tot
de afname van zwartwerk en de toename van formele banen, waardoor de
achteruitgang van de kwaliteit van banen kan worden voorkomen, alsmede tot de
bevordering van de integratie op de arbeidsmarkt en van inclusie, door: (a)
de samenwerking op EU-niveau tussen de diverse
handhavingsautoriteiten van de lidstaten te verbeteren bij het doelmatiger en
doeltreffender voorkomen en tegengaan van zwartwerk, waaronder
schijnzelfstandigheid; (b)
de technische capaciteit van de diverse
handhavingsorganen van de lidstaten voor de aanpak van de grensoverschrijdende
aspecten van zwartwerk te verbeteren; (c)
het bewustzijn van het publiek ten aanzien van de
noodzaak van snel optreden te vergroten en de lidstaten ertoe aan te moedigen
hun inspanningen voor de aanpak van zwartwerk op te voeren. Hoofdstuk II Opdracht en taken Artikel 3 Opdracht Teneinde de in artikel 2 genoemde doelstellingen
te verwezenlijken, zorgt het platform voor: (a)
uitwisseling van goede praktijken en informatie; (b)
ontwikkeling van expertise en analyse; (c)
coördinatie van operationele acties. Artikel 4 Taken (1)
Bij de uitvoering van zijn opdracht vervult het
platform in het bijzonder de volgende taken: (a)
het verbeteren van de kennis over zwartwerk door
middel van gemeenschappelijke begrippen en meetinstrumenten en het bevorderen
van gezamenlijke vergelijkende analyses en de daarmee verbonden relevante indicatoren; (b)
het ontwikkelen van de analyse van de effectiviteit
van de diverse beleidsmaatregelen, met inbegrip van zowel preventie- en
strafmaatregelen als afschrikkende maatregelen in het algemeen, om de
incidentie van zwartwerk tegen te gaan; (c)
het tot stand brengen van instrumenten als een
kennisbank van de verschillende praktijken/maatregelen, waaronder de in de
lidstaten toegepaste bilaterale overeenkomsten voor het tegengaan en voorkomen
van zwartwerk; (d)
het vaststellen van niet-bindende richtsnoeren voor
inspecteurs, handboeken van goede praktijken en gemeenschappelijke beginselen
voor inspecties ter bestrijding van zwartwerk; (e)
het ontwikkelen van vormen van samenwerking ter
versterking van de technische capaciteit voor het grensoverschrijdend aanpakken
van zwartwerk door de vaststelling van een gemeenschappelijk raamwerk voor
gezamenlijke operaties op het gebied van inspecties en de uitwisseling van
personeel; (f)
het overwegen van manieren om het delen van
gegevens te verbeteren overeenkomstig de gegevensbeschermingsregels van de EU,
waarbij onder meer moet worden onderzocht welke mogelijkheden er zijn om
gebruik te maken van het informatiesysteem voor de interne markt (IMI) en het
systeem voor de elektronische uitwisseling van gegevens betreffende de sociale
zekerheid (EESSI); (g)
het ontwikkelen van een permanente
opleidingscapaciteit voor handhavingsautoriteiten en het vaststellen van een
gemeenschappelijk raamwerk voor gezamenlijke opleidingen; (h)
het organiseren van collegiale toetsingen (peer
reviews) om de vooruitgang van de lidstaten in de strijd tegen zwartwerk te
kunnen volgen, waarbij ook steun moet worden gegeven aan de tenuitvoerlegging
van de door de Raad vastgestelde landenspecifieke aanbevelingen met betrekking
tot de bestrijding of de preventie van zwartwerk; (i)
het versterken van het bewustzijn van zwartwerk
door gemeenschappelijke activiteiten uit te voeren, zoals Europese campagnes,
en door regionale of EU-brede strategieën vast te stellen, waaronder sectorale
benaderingen. (2)
Bij de tenuitvoerlegging van zijn taken maakt het
platform gebruik van alle relevante informatiebronnen, waaronder studies en
multilaterale samenwerkingsprojecten, en houdt het rekening met de relevante
instrumenten en structuren van de Unie, evenals met de via bilaterale
overeenkomsten opgedane ervaringen. Het brengt een passende samenwerking met
Eurofound en EU-OSHA tot stand. Hoofdstuk III Werking van
het platform Artikel 5 Enig
contactpunt (1)
Elke lidstaat benoemt een enig contactpunt als lid
van het platform. De lidstaten mogen ook één plaatsvervangend lid benoemen. (2)
Bij de benoeming van hun vertegenwoordigers moeten
de lidstaten alle openbare instanties betrekken die een rol vervullen in het
voorkomen en/of tegengaan van zwartwerk, zoals arbeidsinspecties,
socialezekerheidsinstanties, belastingautoriteiten, diensten voor
arbeidsbemiddeling en immigratiediensten, hierna "handhavingsorganen"
genoemd. Zij mogen hierbij, in overeenstemming met de nationale wet en/of
praktijk, de sociale partners betrekken. (3)
De lidstaten geven de Commissie de lijst en de
contactgegevens van alle handhavingsautoriteiten die betrokken zijn bij het
voorkomen en/of tegengaan van zwartwerk. (4)
De enige contactpunten zorgen ervoor dat wat de
activiteiten van het platform betreft contact wordt onderhouden met alle bij
het voorkomen en/of tegengaan van zwartwerk betrokken handhavingsautoriteiten,
en dat zij deelnemen aan de vergaderingen en/of bijdragen aan de activiteiten
van het platform of van zijn werkgroepen, indien de besproken vraagstukken
betrekking hebben op hun bevoegdheidsgebied. Artikel 6 Vertegenwoordigers
van de sociale partners (1)
Vertegenwoordigers van de bedrijfstakoverkoepelende
sociale partners alsmede van de sociale partners in sectoren waar zwartwerk
veel voorkomt, kunnen aan de vergaderingen van het platform deelnemen in de
hoedanigheid van waarnemer, overeenkomstig de door hun organisaties
vastgestelde procedures. (2)
Op basis van de voorstellen van de
bedrijfstakoverkoepelende en sectorale sociale partners op het niveau van de
Unie bestaat deze groep van waarnemers uit: (a)
ten hoogste acht waarnemers die de
bedrijfstakoverkoepelende sociale partners vertegenwoordigen (gelijk verdeeld
over werkgevers- en werknemersorganisaties), (b)
ten hoogste tien waarnemers die de sociale partners
in sectoren waar zwartwerk veel voorkomt, vertegenwoordigen (gelijk verdeeld
over de werkgevers- en de werknemersorganisaties). Artikel 7 Werking (1)
De Commissie coördineert het werk van het platform
en zit de vergaderingen voor. (2)
Voor de uitvoering van zijn taken besluit het
platform bij meerderheid over: (a)
de aanneming van het reglement van orde, waarin
onder meer de besluitvormingsregelingen van het platform zijn opgenomen; (b)
de goedkeuring van het tweejarig werkprogramma van
het platform met onder meer een gedetailleerde beschrijving van zijn taken, en
van de tweejaarlijkse verslagen; (c)
de oprichting van werkgroepen voor de behandeling
van de in de werkprogramma's van het platform vastgestelde vraagstukken. Deze
werkgroepen worden ontbonden zodra hun mandaat is vervuld. (3)
Deskundigen met specifieke competenties ten aanzien
van de besproken onderwerpen kunnen, per geval, worden uitgenodigd om deel te
nemen aan de besprekingen van het platform of van de werkgroepen, indien dit
nuttig en/of noodzakelijk is. (4)
Het platform wordt bijgestaan door een
secretariaat, dat wordt verzorgd door de Commissie. Het secretariaat bereidt de
vergaderingen en werkprogramma´s van het platform en zijn verslagen voor. (5)
De Commissie informeert het Europees Parlement en
de Raad regelmatig over de activiteiten van het platform. Artikel 8 Samenwerking Het platform werkt indien nodig samen met andere
relevante werkgroepen en comités op EU-niveau waarvan de activiteiten verband
houden met zwartwerk, met name met het Comité van hoge functionarissen van de
arbeidsinspectie (SLIC), het Comité van deskundigen inzake de detachering van
werknemers, de Administratieve Commissie voor de coördinatie van de
socialezekerheidsstelsels, het Comité voor de werkgelegenheid (EMCO), het
Comité voor sociale bescherming (SPC) en de Werkgroep inzake administratieve
samenwerking op het gebied van belastingen. Er kunnen ook gezamenlijke
vergaderingen worden georganiseerd. Artikel 9 Kostenvergoeding De Commissie vergoedt de reiskosten en in
voorkomend geval de verblijfkosten van leden en waarnemers en van de
deskundigen die zijn uitgenodigd in verband met de activiteiten van het
platform. De leden, waarnemers en uitgenodigde deskundigen
ontvangen geen bezoldiging voor hun diensten. Artikel 10 Financiële
steun De totale middelen voor de tenuitvoerlegging van
het besluit worden vastgesteld in het kader van het programma voor
werkgelegenheid en sociale innovatie (EaSI), waarvoor de jaarlijkse kredieten
door de begrotingsautoriteit worden toegestaan binnen de grenzen van het financieel
kader. Hoofdstuk IV Slotbepalingen Artikel 11 Herziening Vier jaar na inwerkingtreding van dit besluit
dient de Commissie bij het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch
en Sociaal Comité en het Comité van de Regio´s een verslag in over de
uitvoering van het besluit. Het verslag bevat in het bijzonder een beoordeling
van de mate waarin het platform heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van de
doelstellingen van artikel 2 en de taken heeft vervuld die in artikel 3 en in
de werkprogramma´s van het platform zijn genoemd. Artikel 12 Adressaten Dit besluit is gericht tot de lidstaten. Artikel 13 Inwerkingtreding Dit besluit
treedt in werking op de dag volgende op die van zijn bekendmaking in het Publicatieblad
van de Europese Unie. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De Voorzitter De
Voorzitter Financieel memorandum 1. KADER VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het voorstel/initiatief 1.2. Betrokken
beleidsterrein(en) in de ABM/ABB-structuur 1.3. Aard
van het voorstel/initiatief 1.4. Doelstelling(en) 1.5. Motivering
van het voorstel/initiatief 1.6. Duur
en financiële gevolgen 1.7. Beheersvorm(en) 2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels
inzake het toezicht en de verslagen 2.2. Beheers-
en controlesysteem 2.3. Maatregelen
ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden 3. GERAAMDE
FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en)
van het meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor
uitgaven 3.2. Geraamde
gevolgen voor de uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de
geraamde gevolgen voor de uitgaven 3.2.2. Geraamde gevolgen
voor de beleidskredieten 3.2.3. Geraamde gevolgen
voor de administratieve kredieten 3.2.4. Verenigbaarheid met
het huidige meerjarige financiële kader 3.2.5. Bijdrage van derden
aan de financiering 3.3. Geraamde gevolgen voor de
ontvangsten FINANCIEEL
MEMORANDUM 1. KADER VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het
voorstel/initiatief Voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot oprichting van een Europees platform voor de intensivering van de EU-samenwerking bij het voorkomen en tegengaan van zwartwerk 1.2. Betrokken beleidsterrein(en)
in de ABM/ABB-structuur[31] Werkgelegenheid, sociale zaken en insluiting 1.3. Aard van het
voorstel/initiatief n Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie ¨ Het voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een
proefproject/een voorbereidende actie[32]
¨ Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een bestaande
actie ¨ Het voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar
een nieuwe actie 1.4. Doelstelling(en) 1.4.1. De met het voorstel/initiatief
beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie Bijdragen aan de Europa 2020-doelstellingen: - Bevordering van de arbeidsparticipatie - Ontwikkeling van een veilige, flexibele en mobiele Europese arbeidsmarkt - Bevordering van sociale integratie - Bevordering van de sociale en economische cohesie 1.4.2. Specifieke doelstelling(en) en
betrokken ABM/ABB-activiteiten Specifieke doelstelling nr. 1 Het
ondersteunen van de ontwikkeling, de uitvoering, de bewaking en de beoordeling
van de instrumenten en de beleidsvormen van de Unie (bevordering van
hoogwaardige en duurzame werkgelegenheid, waarborging van adequate en
behoorlijke sociale bescherming, bestrijding van sociale uitsluiting en
armoede, en verbetering van de arbeidsomstandigheden), en van de relevante
EU-wetgeving, en het bevorderen van goed onderbouwde beleidsvorming, sociale
innovatie en sociale vooruitgang, in samenwerking met de sociale partners, de
organisaties van het maatschappelijk middenveld en openbare en particuliere
instanties. Betrokken ABM/ABB-activiteit(en): Werkgelegenheid,
sociale zaken en inclusie 1.4.3. Verwacht(e) resulta(a)t(en) en
gevolg(en) Vermeld de gevolgen
die het voorstel/initiatief zou moeten hebben voor de begunstigden/doelgroepen. Het voorstel beoogt een betere samenwerking op EU-niveau tot stand te brengen tussen handhavingsorganen als arbeidsinspecties, socialezekerheidsinspecties, belastingautoriteiten en andere relevante autoriteiten, met als doel zwartwerk op een doelmatigere en doeltreffendere manier te voorkomen en tegen te gaan. 1.4.4. Resultaat- en
effectindicatoren Vermeld de
indicatoren aan de hand waarvan kan worden nagegaan in hoeverre het
voorstel/initiatief is uitgevoerd. De outputindicatoren die moeten worden gehaald, worden vastgesteld in een tweejaarlijks werkdocument van het platform. Bovendien brengt de Commissie eens per jaar verslag uit aan de Raad over het werk van het platform. Deze verslagen bevatten informatie over het gedetailleerde werkprogramma van het platform, de door het platform ondernomen initiatieven en de frequentie van de vergaderingen. Vier jaar na inwerkingtreding van het besluit worden de activiteiten van het platform geëvalueerd. 1.5. Motivering van het
voorstel/initiatief 1.5.1. Behoefte(n) waarin op korte of
lange termijn moet worden voorzien Het doel van het besluit is bij te dragen tot een betere handhaving van de EU-wetgeving, de totstandbrenging van formele banen, de kwalitatieve verbetering van de arbeidsvoorwaarden, alsmede tot integratie op de arbeidsmarkt en sociale inclusie in het algemeen door: (a) de verbetering van de samenwerking op EU-niveau tussen de diverse handhavingsorganen van de lidstaten bij het doelmatiger en doeltreffender voorkomen en tegengaan van zwartwerk; (b) de versterking van de technische capaciteit van de diverse handhavingsorganen van de lidstaten voor de aanpak van de grensoverschrijdende aspecten van zwartwerk; (c) de versterking van het bewustzijn onder de lidstaten ten aanzien van de noodzaak van optreden en de stimulering van hun inspanningen ter bestrijding van zwartwerk. 1.5.2. Toegevoegde waarde van de
deelname van de EU Met het voorkomen en tegengaan van zwartwerk wordt bijgedragen tot een betere handhaving van de EU- en nationale wetgeving, met name op het gebied van de werkgelegenheid, het arbeidsrecht, de gezondheid en veiligheid en de coördinatie van sociale zekerheid. Overeenkomstig de in artikel 151 uiteengezette doelstellingen wordt met optreden op EU-niveau in de strijd tegen zwartwerk bijgedragen tot de totstandbrenging van formele banen, de kwalitatieve verbetering van de arbeidsomstandigheden, alsmede tot integratie op de arbeidsmarkt en sociale integratie in het algemeen. Overeenkomstig artikel 153 VWEU worden, ingeval de lidstaten en de Unie gedeelde bevoegdheden hebben, de inspanningen van de lidstaten ondersteund door het EU-optreden ter verbetering van de samenwerking bij het tegengaan en voorkomen van zwartwerk op EU-niveau, waardoor dit doelmatiger en doeltreffender wordt gemaakt en aldus toegevoegde waarde wordt gecreëerd voor het optreden van de lidstaten. 1.5.3. Nuttige ervaring die bij
soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan Tot nu toe was er geen alomvattende benadering voor de bestrijding van zwartwerk op EU-niveau met betrokkenheid van alle relevante autoriteiten van alle lidstaten. 1.5.4. Verenigbaarheid en mogelijke
synergie met andere toepasselijke instrumenten Grondrechten: Het voorstel strookt met de EU-strategie inzake grondrechten (COM(2010) 573 definitief) Europa-2020 strategie: Het initiatief zal bijdragen aan het scheppen van werkgelegenheid en aan sociale insluiting in het kader van de strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei. (COM(2010) 2020) 1.6. Duur en financiële gevolgen ¨ Voorstel/initiatief met een beperkte
geldigheidsduur –
¨ Voorstel/initiatief is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ –
¨ Financiële gevolgen vanaf JJJJ tot en met JJJJ n Voorstel/initiatief met een onbeperkte
geldigheidsduur –
Uitvoering met een opstartperiode vanaf de datum
van aanneming van het besluit, –
gevolgd door een volledige uitvoering. 1.7. Beheersvorm(en)[33] n Direct beheer
door de Commissie –
n door haar diensten, met inbegrip van haar personeel in de
EU-delegaties; –
¨ door uitvoerende agentschappen; ¨ Gedeeld beheer met
de lidstaten ¨ Indirect beheer door
uitvoeringstaken te delegeren aan: –
¨ derde landen of de door derde landen aangewezen organen; –
¨ internationale organisaties en hun agentschappen (nader te bepalen); –
¨de EIB en het Europees Investeringsfonds; –
¨ organen als bedoeld in de artikelen 208 en 209 van het Financieel
Reglement; –
¨ publiekrechtelijke organen; –
¨ privaatrechtelijke entiteiten met een openbare dienstverleningstaak
mits zij voldoende financiële garanties bieden; –
¨ privaatrechtelijke entiteiten van een lidstaat waaraan de uitvoering
van een publiek-privaat partnerschap is toevertrouwd en die voldoende
financiële garanties bieden; –
¨ personen aan wie de uitvoering van specifieke acties in het kader van
het GBVB overeenkomstig titel V van het Verdrag betreffende de Europese Unie is
toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit. – Geef indien meer dan een beheersvorm is
aangekruist aanvullende informatie onder "Opmerkingen". – Opmerkingen 2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels inzake het toezicht en
de verslagen Vermeld frequentie en
voorwaarden. Vier jaar na de inwerkingtreding van het besluit worden de activiteiten van het platform geëvalueerd. De evaluatie wordt gebaseerd op resultaatindicatoren, zoals de kwaliteit van de samenwerking met andere lidstaten, regelmatige verslaglegging en verder onderzoek. In de evaluatie wordt nagegaan in welke mate het platform heeft bijgedragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van het platform. Dit verslag wordt voorgelegd aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's. 2.2. Beheers- en controlesysteem 2.2.1. Mogelijke risico's Aangaande begeleidende maatregelen op grond van het EU-programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie ("EaSI"): op grond van dit programma gaat direct beheer gepaard met de toekenning van contracten en subsidies voor specifieke activiteiten en de betaling van subsidies aan gouvernementele en niet-gouvernementele organisaties. Het grootste risico houdt verband met het vermogen van (met name) kleine organisaties om effectieve controle te verrichten op de uitgaven en te zorgen voor transparantie in de uitgevoerde acties. 2.2.2. Informatie betreffende het
opgezette interne controlesysteem Aangaande begeleidende maatregelen op grond van het EU-programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie ("EaSI"): er wordt gebruik gemaakt van de in Verordening 1296/2013 aangegeven controlemaatregelen. 2.2.3. Raming van de kosten en baten
van de controles en beoordeling van het verwachte niveau van het foutenrisico 2.3. Maatregelen ter voorkoming
van fraude en onregelmatigheden Vermeld de bestaande
en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen. Aangaande begeleidende maatregelen op grond van het EU-programma voor werkgelegenheid en sociale innovatie ("EaSI"): er wordt gebruik gemaakt van de maatregelen ter voorkoming van fraude en onregelmatigheden zoals aangegeven in Verordening 1296/2013. 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN
VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en) van het meerjarige
financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven · Bestaande begrotingsonderdelen In volgorde van de
rubrieken van het meerjarige financiële kader en de begrotingsonderdelen. Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgaven || Bijdrage Nummer […]Rubriek………………………………………...……….] || GK/NGK ([34]) || van EVA-landen[35] || van kandidaat-lidstaten[36] || van derde landen || in de zin van artikel 21, lid 2, onder b), van het Financieel Reglement 1 || 04.03.02.01 EaSI || GK || JA || JA || NEE || NEE 1 || 04.01.04.02 EaSI || NGK || JA || NEE || NEE || NEE 3.2. Geraamde gevolgen voor de
uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde
gevolgen voor de uitgaven miljoen EUR (tot op drie decimalen) Rubriek van het meerjarige financiële kader || 1 || Slimme en inclusieve groei DG: EMPL || || || Jaar 2014[37] || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL Beleidskredieten || || || || || || || || 04.03.02.01 (EaSI) || Vastleggingen || (1) || 0,150 || 2,100 || 1,200 || 1,800 || 1,100 || 1,800 || 1,000 || 9,150 Betalingen || (2) || 0 || 2,100 || 1,200 || 1,800 || 1,100 || 1,800 || 1,000 || 9,000 Nummer begrotingsonderdeel || Vastleggingen || (1a) || || || || || || || || Betalingen || (2a) || || || || || || || || Uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten[38] || || || || || || || || 04.01.04.02 (EaSI) || || (3) || 0,115 || 0,224 || 0,224 || 0,224 || 0,224 || 0,224 || 0,224 || 1,459 TOTAAL kredieten voor DG EMPL || Vastleggingen || =1+1a +3 || 0,265 || 2,324 || 1,424 || 2,024 || 1,324 || 2,024 || 1,224 || 10,609 Betalingen || =2+2a +3 || 0,115 || 2,324 || 1,424 || 2,024 || 1,324 || 2,024 || 1,224 || 10,459 TOTAAL beleidskredieten || Vastleggingen || (4) || 0,150 || 2,100 || 1,200 || 1,800 || 1,100 || 1,800 || 1,000 || 9,150 Betalingen || (5) || 0 || 2,100 || 1,200 || 1,800 || 1,100 || 1,800 || 1,000 || 9,000 TOTAAL uit het budget van specifieke programma's gefinancierde administratieve kredieten || (6) || 0,115 || 0,224 || 0,224 || 0,224 || 0,224 || 0,224 || 0,224 || 1,459 TOTAAL kredieten voor RUBRIEK <….> van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || =4+ 6 || 0,265 || 2,324 || 1,424 || 2,024 || 1,324 || 2,024 || 1,224 || 10,609 Betalingen || =5+ 6 || 0,115 || 2,324 || 1,424 || 2.024 || 1,324 || 2,024 || 1,224 || 10,459 Betalingen || =5+ 6 || || || || || || || || Rubriek van het meerjarige financiële kader || 5 || " Administratieve uitgaven " miljoen EUR (tot op drie decimalen) || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL DG: EMPL || || Personele middelen || 0,330 || 0,330 || 0,330 || 0,330 || 0,330 || 0,330 || 0,330 || 2,310 Andere administratieve uitgaven || || || || || || || || TOTAAL DG EMPL || Kredieten || 0,330 || 0,330 || 0,330 || 0,330 || 0,330 || 0,330 || 0,330 || 2,310 TOTAAL kredieten voor RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 0,330 || 0,330 || 0,330 || 0,330 || 0,330 || 0,330 || 0,330 || 2,310 miljoen EUR (tot op drie decimalen) || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL TOTAAL kredieten onder de RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 0,595 || 2,654 || 1,754 || 2,354 || 1,654 || 2,354 || 1,554 || 12,919 Betalingen || 0,445 || 2,654 || 1,754 || 2,354 || 1,654 || 2,354 || 1,554 || 12,769 3.2.2. Geraamde gevolgen voor de
beleidskredieten –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig –
n Voor het voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals
hieronder nader wordt uiteengezet: Vastleggingskredieten in miljoen EUR (tot op drie
decimalen) Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL OUTPUTS Soort[39] || Gem. kosten || Aantal || Kos-ten || Aantal || Kos-ten || Aantal || Kos-ten || Aantal || Kos-ten || Aantal || Kos-ten || Aantal || Kos-ten || Aantal || Kos-ten || Totaal aantal || Totale kosten SPECIFIEKE DOELSTELLING NR 1[40]: Het ondersteunen van de ontwikkeling, de uitvoering, de bewaking en de beoordeling van de instrumenten, de beleidsvormen en de betrokken wetgeving van de Unie, en het bevorderen van goed onderbouwde beleidsvorming, sociale innovatie en sociale vooruitgang, in samenwerking met de sociale partners, de organisaties van het maatschappelijk middenveld en openbare en particuliere instanties. Het uitwisselen van goede praktijken en informatie, opleiding, technische capaciteitsopbouw voor het intensiveren van de samenwerking, bewustmaking || Kennisbank, gemeenschappelijke richtsnoeren enz., gezamenlijke operaties, uitwisseling van personeel, opleidingsactiviteiten, campagnes, strategieën, beoordeling || 0,366 || 1 || 0.15 || 4 || 2,100 || 4 || 1,200 || 4 || 1,800 || 4 || 1,100 || 4 || 1,800 || 4 || 1,000 || 25 || 9,150 || || || || || || || || || || || || || || || || || || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 || 1 || 0,150 || 45 || 2,100 || 45 || 1,200 || 4 || 1,800 || 4 || 1,100 || 4 || 1,800 || 4 || 1,400 || 25 || 9,150 TOTALE KOSTEN || 1 || 0,150 || 4 || 2,100 || 4 || 1,200 || 4 || 1,800 || 4 || 1,100 || 4 || 1,800 || 4 || 1,000 || 25 || 9,150 3.2.3. Geraamde gevolgen voor de
administratieve kredieten 3.2.3.1. Samenvatting –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten
nodig –
n Voor het voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig,
zoals hieronder nader wordt uiteengezet: miljoen EUR (tot op
drie decimalen) || Jaar 2014[41] || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || Personele middelen || 0,33 || 0,33 || 0,33 || 0,33 || 0,33 || 0,33 || 0,33 || 2,31 Andere administratieve uitgaven || || || || || || || || Subtotaal RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || Buiten RUBRIEK 5[42] van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || Personele middelen || || || || || || || || Andere administratieve uitgaven || 0,115 || 0,224 || 0,224 || 0,224 || 0,224 || 0,224 || 0,224 || 1,459 Subtotaal buiten RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || || || || || || || || TOTAAL || 0,445 || 0,554 || 0,554 || 0,554 || 0,554 || 0,554 || 0,554 || 3,700 In de voor personele
middelen benodigde kredieten zal worden voorzien door de kredieten van het DG
die reeds voor het beheer van deze actie zijn toegewezen en/of in het DG zijn
herverdeeld, eventueel aangevuld met middelen die in het kader van de
jaarlijkse toewijzingsprocedure met inachtneming van de bestaande budgettaire
beperkingen aan het beherende DG kunnen worden toegewezen. 3.2.3.2. Geraamde
personeelsbehoeften –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig. –
n Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals
hieronder nader wordt uiteengezet: Raming in voltijdequivalenten || || Jaar 2014 || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) || || || XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) (2AD+0,5AST) || 2,5 || 2,5 || 2,5 || 2,5 || 2,5 || 2,5 || 2,5 || XX 01 01 02 (delegaties) || || || || || || || || XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || || || || 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || || Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[43] || || XX 01 02 01 (AC, END, INT van de "totale financiële middelen") || || || || || || || || XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties) || || || || || || || || XX 01 04 jj[44] || - zetel || || || || || || || || - delegaties || || || || || || || || XX 01 05 02 (AC, END, INT - onderzoek door derden) || || || || || || || || 10 01 05 02 (AC, END, INT – eigen onderzoek) || || || || || || || || Ander begrotingsonderdeel (te vermelden) || || || || || || || || TOTAAL || || || || || || || XX is het
beleidsterrein of de betrokken begrotingstitel. De benodigde personele
middelen zullen worden gefinancierd uit de middelen die reeds voor het beheer
van deze actie zijn toegewezen en/of binnen het DG zijn herverdeeld, eventueel
aangevuld met middelen die in het kader van de jaarlijkse toewijzingsprocedure
met inachtneming van de budgettaire beperkingen aan het beherende DG kunnen
worden toegewezen. Beschrijving van de
uit te voeren taken Ambtenaren en tijdelijke functionarissen (2AD + 0,5 AST) || AD1: Overzicht van de activiteiten in verband met zwartwerk, organisatie van het werk van het secretariaat van het platform, beheer van de vergaderingen van het platform, waaronder de voorbereiding van de ontwerpagenda, de discussiedocumenten en de ontwerpnotulen van de vergaderingen. Coördinatie van de samenwerking. Coördinatie van de oproepen tot het indienen van voorstellen/offertes. AD2: Overzicht van de operationele activiteiten van het platform, zoals het beheer van de kennisbank, gezamenlijke opleidingen, inspecties, uitwisseling van personeel, publicatie van gemeenschappelijke documenten, enz. Ondersteuning van de coördinatie van de samenwerking. Ondersteuning van de oproepen tot het indienen van voorstellen/offertes. 0,5AST: Administratieve ondersteuning van het secretariaat, waaronder beheer van documenten, het organiseren van vergaderingen (reservering van zalen, uitnodigingen, documenten voor kostenvergoeding, enz.), verspreiding van de documenten voor de vergadering, algemene correspondentie. Extern personeel || 3.2.4. Verenigbaarheid met het
huidige meerjarige financiële kader –
n Het voorstel/initiatief is verenigbaar met het huidige meerjarige
financiële kader –
¨ Het voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken
rubriek van het meerjarige financiële kader Zet uiteen welke herprogrammering nodig is, onder
vermelding van de betrokken begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. –
¨ Het voorstel/initiatief vergt toepassing van het
flexibiliteitsinstrument of herziening van het meerjarige financiële kader[45] Zet uiteen wat nodig is, onder vermelding van de
betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. 3.2.5. Bijdrage van derden aan de
financiering –
n Het voorstel / initiatief voorziet niet in medefinanciering door
derden. –
¨ Het voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder
wordt geraamd: Kredieten in miljoenen euro's (tot op 3 decimalen) || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Totaal Medefinancieringsbron || || || || || || || || TOTAAL medegefinancierde kredieten || || || || || || || || 3.3. Geraamde gevolgen voor de
ontvangsten –
n Het voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de
ontvangsten. –
¨ Het voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële
gevolgen: –
¨ voor de eigen middelen –
¨ voor de diverse ontvangsten miljoen EUR (tot op drie decimalen) Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[46] Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || Invullen: zoveel jaren als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) Artikel …………. || || || || || || || || Vermeld voor de diverse
'toegewezen' ontvangsten het betrokken begrotingsonderdeel voor uitgaven. Vermeld de wijze van
berekening van de gevolgen voor de ontvangsten.
[1] Mededeling van de Commissie "Intensievere
bestrijding van zwartwerk" COM(2007) 628, http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:52007DC0628:NL:HTML
[2] Zie de effectbeoordeling met betrekking tot de
oprichting van een Europees platform voor de intensivering van de samenwerking
bij het voorkomen en tegengaan van zwartwerk, bijlage II. [3] Alle cijfers zijn het resultaat van rechtstreekse
enquêtes op basis van persoonlijke interviews met EU-burgers. Dit betekent dat
bewustzijn, nationale definities, transparantie met betrekking tot zwartwerk en
vertrouwen in de interviewer belangrijke factoren zijn om de burgers in staat
te stellen aan te geven dat zij zwartwerk hebben verricht of daarvan hebben
geprofiteerd. [4] Speciale Eurobarometer 402 over zwartwerk in de Europese
Unie (Undeclared Work in the European Union), 2013 http://ec.europa.eu/public_opinion/archives/ebs/ebs_402_en.pdf [5] Europese Commissie, Verslag over werkgelegenheid en sociale
ontwikkelingen in Europa in 2013 (Employment and Social Developments in Europe
2013), Luxemburg 2014. [6] Mededeling
van de Commissie "Europa 2020 - Een strategie voor slimme, duurzame en
inclusieve groei", COM(2010) 2020 van 3 maart 2010.
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=COM:2010:2020:FIN:NL:PDF Mededeling van
de Commissie "Een agenda voor nieuwe vaardigheden en banen: een Europese
bijdrage aan volledige werkgelegenheid" COM(2010) 682 van 23 november 2010
[7] Mededeling van de Commissie "Naar een banenrijk
herstel", COM(2012) 173 final van 18 april 2012 [8] Besluit 2010/707/EU van de Raad van 21 oktober 2010
betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten. [9] http://ec.europa.eu/europe2020/making-it-happen/country-specific-recommendations/index_en.htm [10] http://www.europarl.europa.eu/sides/getDoc.do?pubRef=-//EP//TEXT+TA+P7-TA-2014-0012+0+DOC+XML+V0//NL
[11] Zo zijn er in Duitsland overeenkomsten tussen het
bondsministerie van Financiën en de sociale partners in de bouw, de
schildersdienstensector en de sector van de textielnijverheid; in Bulgarije is
een nationaal centrum "regels voor het zakenleven" opgericht, en in
Luxemburg is er voor elke werker op een bouwterrein een identiteitskaart
ingevoerd. [12] Special Eurobarometer 402, Undeclared work in the
European Union Report, 2013. [13] Zie de effectbeoordeling met betrekking tot de oprichting
van een Europees platform voor de intensivering van de samenwerking bij het
voorkomen en tegengaan van zwartwerk, hoofdstuk 3.2.2 tabel 1 [14] "Deelnemen
aan de strijd tegen zwartwerk in Europa : haalbaarheidstudie naar de oprichting
van een Europees platform voor samenwerking tussen arbeidsinspecties en andere
relevante monitoring- en handhavingsorganen bij het voorkomen en bestrijden van
zwartwerk", Regioplan 2010 http://ec.europa.eu/social/BlobServlet?docId=6676&langId=en
[15] Eurobarometer 402, Undeclared work in the European Union
Report
http://ec.europa.eu/public_opinion/archives/ebs/ebs_402_en.pdf [16] "Bestrijding
van zwartwerk in 27 lidstaten van de Europese Unie en Noorwegen. Benaderingen
en maatregelen vanaf 2008", Eurofound 2013 http://www.eurofound.europa.eu/publications/htmlfiles/ef13243.htm [17] http://www.eurofound.europa.eu/areas/labourmarket/tackling/search.php [18] "Raadpleging
van de sociale partners krachtens artikel 154 VWEU over de intensivering van de
EU-samenwerking bij het voorkomen en tegengaan van zwartwerk",
Raadplegingsdocument C(2013) 4145 http://ec.europa.eu/social/BlobServlet?docId=10345&langId=en [19] "Tweede raadplegingsronde met de sociale partners op
grond van artikel 154 VWEU inzake de intensivering van de samenwerking op
EU-niveau bij het voorkomen en tegengaan van zwartwerk" C(2014) 452 final http://ec.europa.eu/social/BlobServlet?docId=11424&langId=en [20] Zie voor nadere details de effectbeoordeling met
betrekking tot de oprichting van een Europees platform voor de intensivering
van de samenwerking bij het voorkomen en tegengaan van zwartwerk, bijlage I [21] Verordening (EU) nr. 1296/2013 van het Europees Parlement
en de Raad van 11 december 2013 betreffende een programma van de Europese Unie
voor werkgelegenheid en sociale innovatie ("EaSI") en tot wijziging
van Besluit nr. 283/2010/EU tot instelling van een Europese
Progress-microfinancieringsfaciliteit voor werkgelegenheid en sociale
insluiting [22] PB C , , blz. . [23] PB C , , blz. . [24] Mededeling van de Commissie "Naar een banenrijk
herstel" COM(2012) 173 van 18 april 2012 http://ec.europa.eu/social/main.jsp?langId=nl&catId=101&newsId=1270&furtherNews=yes
[25] Besluit 2010/707/EU van de Raad van 21 oktober 2010
betreffende de richtsnoeren voor het werkgelegenheidsbeleid van de lidstaten
(PB L 308 van 24.11.2010, blz. 46). [26] De richtsnoeren werden voor 2011, 2012 en 2013
gehandhaafd. [27] Resolutie
van het Europees Parlement van 14 januari 2014 over doeltreffende
arbeidsinspecties als middel om de arbeidsomstandigheden in Europa te
verbeteren (2013/2112/INI) http://www.europarl.europa.eu/oeil/popups/ficheprocedure.do?lang=en&reference=2013/2112(INI) [28] Mededeling
van de Commissie "Intensievere bestrijding van zwartwerk" COM(2007)
628 van 24 oktober 2007.
http://eur-lex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=CELEX:52007DC0628:NL:HTML [29] Richtlijn 95/46/EG van
het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de
bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van
persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens (PB L 281 van 23.11.1995, blz. 31) [30] Verordening (EG) nr. 45/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 18
december 2000 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in
verband met de verwerking van persoonsgegevens door de communautaire
instellingen en organen en betreffende het vrije verkeer van die gegevens
(PB L 8 van 12.1.2001, blz.
1) [31] ABM: op activiteiten gebaseerd beheer – ABB: op
activiteiten gebaseerde budgettering. [32] Als bedoeld in artikel 54, lid 2, onder a) en b), van het
Financieel Reglement. [33] Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar
het Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html [34] GK = Gesplitste kredieten / Niet gesplitste kredieten =
Niet gesplitste kredieten [35] EVA: Europese Vrijhandelsassociatie. [36] Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële
kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan. [37] Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het
voorstel/initiatief wordt begonnen. [38] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter
ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU
(vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek. [39] Outputs zijn de te verstrekken producten en diensten (bv.
aantal gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen,
enz.). [40] Als beschreven onder punt 1.4.2. ‘Specifieke
doelstelling(en)…’ [41] Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het
voorstel/initiatief wordt begonnen. [42] Technische en/of administratieve bijstand en uitgaven ter
ondersteuning van de uitvoering van programma's en/of acties van de EU
(vroegere "BA"-onderdelen), onderzoek door derden, eigen onderzoek. [43] AC= Agent Contractuel (arbeidscontractant); AL = Agent
Local (plaatselijk functionaris); END= Expert National Détaché (gedetacheerd
nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JED= Jeune Expert en
Délégation (jonge deskundige in delegaties). [44] Onder het maximum voor extern personeel uit
beleidskredieten (vroegere "BA"-onderdelen). [45] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord
(voor de periode 2007-2013). [46] Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en
suikerheffingen) moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25%
aan inningskosten.