Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52014IP0175

    Resolutie van het Europees Parlement van 27 februari 2014 over de sluiting van de vrijwillige partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Indonesië inzake wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw met betrekking tot de invoer van houtproducten in de Europese Unie (2013/2990(RSP))

    PB C 285 van 29.8.2017, p. 141–144 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    29.8.2017   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 285/141


    P7_TA(2014)0175

    Vrijwillige partnerschapsovereenkomst EU-Indonesië inzake wetshandhaving, governance en handel in houtproducten met de EU

    Resolutie van het Europees Parlement van 27 februari 2014 over de sluiting van de vrijwillige partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Indonesië inzake wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw met betrekking tot de invoer van houtproducten in de Europese Unie (2013/2990(RSP))

    (2017/C 285/19)

    Het Europees Parlement,

    gezien het ontwerpbesluit van de Raad betreffende het sluiten van de vrijwillige partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Indonesië inzake wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw met betrekking tot de invoer van houtproducten in de Europese Unie (1),

    gezien de vrijwillige partnerschapsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Republiek Indonesië inzake wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw met betrekking tot de invoer van houtproducten in de Europese Unie (2),

    gezien het verzoek om goedkeuring dat door de Raad is ingediend overeenkomstig artikel 207, lid 3, eerste alinea, artikel 207, lid 4, eerste alinea, artikel 218, lid 6, tweede alinea, onder a), punt v), en artikel 218, lid 7, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (C7-0344/2013),

    gezien de Verklaring van de Verenigde Naties inzake de rechten van inheemse volkeren (aangenomen bij Resolutie 61/295 van de Algemene Vergadering van 13 september 2007) (3),

    gezien Verordening (EU) nr. 995/2010 van het Europees Parlement en de Raad van 20 oktober 2010 tot vaststelling van de verplichtingen van marktdeelnemers die hout en houtproducten op de markt brengen (4),

    gezien het verslag van de Wereldbank van 14 maart 2012 met de titel „Justice for forests: Improving criminal justice efforts to combat illegal logging” (5),

    gezien het verslag van Human Rights Watch van 16 juli 2013 met de titel „The dark side of green growth: Human rights impacts of weak governance in Indonesia's forestry sector” (6),

    gezien de op 9 november 2009 ondertekende kaderovereenkomst inzake een breed partnerschap en samenwerking tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, enerzijds, en de Republiek Indonesië, anderzijds,

    gezien artikel 110, lid 2, van zijn Reglement,

    A.

    overwegende dat de Indonesische regering en de EU op 30 september 2013 een vrijwillige partnerschapsovereenkomst (VPO) inzake wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw met betrekking tot de invoer van houtproducten in de Europese Unie (FLEGT) hebben ondertekend, waarin beide partijen bevestigden dat zij ervoor zullen zorgen dat in de EU ingevoerd hout op legale wijze wordt geproduceerd, gekapt en verscheept;

    B.

    overwegende dat VPO's bedoeld zijn om illegale houtwinning uit te roeien, de governance in de bosbouw te verbeteren en uiteindelijk te komen tot een duurzaam bosbeheer, en dat zij een aanvulling vormen op de mondiale inspanningen om een einde te maken aan ontbossing en bosdegradatie;

    C.

    overwegende dat VPO's bedoeld zijn om systemische veranderingen in de bosbouw teweeg te brengen, waarbij consciëntieuze exploitanten die hout kopen van legale en betrouwbare bronnen worden beloond en beschermd tegen oneerlijke concurrentie;

    D.

    overwegende dat Indonesië het op twee na grootste regenwoudgebied ter wereld omvat (na het Amazonebekken en het Congobekken), maar ook een significante producent van broeikasgassen is, voornamelijk doordat het zijn regenwouden en koolstofrijke veengronden op grote schaal bestemt voor ander landgebruik, zoals de productie van palmolie en papier;

    E.

    overwegende dat Indonesië tussen 2009 en 2011 ten minste 1,24 miljoen hectare bos is kwijtgeraakt;

    F.

    overwegende dat de uitvoer van hout en houtproducten uit Indonesië naar de EU slechts 10 % van de totale exportwaarde van deze producten vertegenwoordigt, en dat de rest hoofdzakelijk naar Aziatische landen wordt uitgevoerd, wat van de VPO een belangrijk ijkpunt voor de hele Indonesische houtindustrie maakt;

    G.

    overwegende dat in de Indonesische bosbouw volgens Interpol en een studie van de Wereldbank uit 2012 een hoog risico bestaat op witwaspraktijken en belastingontduiking;

    H.

    overwegende dat Human Rights Watch stelt dat corruptie, belastingontduiking en witwaspraktijken in de bosbouw het land tussen 2007 en 2011 maar liefst 7 miljard USD hebben gekost; overwegende dat de vicevoorzitter van de Indonesische commissie ter bestrijding van corruptie (KPK) de sector bosbouw beschreven heeft als een „bron van onbeperkte corruptie” (7); overwegende dat Indonesië de afgelopen jaren echter wel aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt in de strijd tegen financiële criminaliteit, getuige de veroordeling van palmolieproducent Asian Agri Group door het hooggerechtshof in december 2012 wegens belastingontduiking;

    I.

    overwegende dat beide partijen een akkoord moeten bereiken over het Indonesische systeem ter waarborging van de wettigheid van hout en houtproducten (Sistem Verifikasi Legalitas Kayu — SVLK) om ervoor te zorgen dat hout en houtproducten uit Indonesië die onder de VPO vallen in de EU op de markt kunnen worden gebracht als hout met een FLEGT-vergunning, dat krachtens de EU-verordening betreffende hout (8) automatisch als legaal wordt beschouwd;

    J.

    overwegende dat het Indonesische SVLK momenteel wordt herzien om aan de vereisten van de VPO te voldoen;

    K.

    overwegende dat de Commissie krachtens Verordening (EG) nr. 2173/2005 van de Raad inzake de opzet van een FLEGT-vergunningensysteem voor de invoer van hout in de Europese Gemeenschap (9) gemachtigd is gedetailleerde vereisten voor de verstrekking van FLEGT-vergunningen vast te stellen, alsmede de lijst van partnerlanden en hun aangewezen vergunningverlenende autoriteiten in bijlage I van die verordening te wijzigen;

    L.

    overwegende dat het constitutionele hof van Indonesië op 6 mei 2013 heeft bepaald dat de bossen waar de inheemse volkeren gewoonlijk wonen, niet mogen worden aangemerkt als „staatsbosgebied”, waarmee het pad wordt geëffend voor een bredere erkenning van de rechten van de inheemse volkeren in de archipel;

    1.

    looft Indonesië omdat het op vrijwillige basis, door de ontwikkeling van zijn SVLK in samenwerking met vele belanghebbenden, een enorme inspanning levert in de strijd tegen de welig tierende illegale houtkap en aanverwante handel, en met name omdat het hierbij de afgelopen maanden aanzienlijke vooruitgang heeft geboekt; blijft evenwel bezorgd over bepaalde problemen; herinnert eraan dat, om formeel FLEGT-vergunningen te kunnen verlenen, het SVLK zodanig moet functioneren dat de doelstellingen van de VPO kunnen worden verwezenlijkt;

    2.

    is ingenomen met het resultaat van de onderhandelingen inzake de vrijwillige partnerschapsovereenkomst tussen de EU en de Republiek Indonesië inzake wetshandhaving, governance en handel in de bosbouw met betrekking tot de invoer van houtproducten in de EU; spreekt nogmaals zijn steun uit voor de sluiting van de VPO en is bereid zijn steun te verlenen met het oog op de succesvolle uitvoering van die overeenkomst;

    3.

    stelt vast dat de meeste houtbronnen in kwestie in het land nog niet SVLK-gecertificeerd zijn en dat er grote hoeveelheden ongecontroleerd, door het rooien van bossen verkregen hout de toeleveringsketen binnenkomen;

    4.

    onderstreept dat het van belang is de reikwijdte van de SVLK-regeling, met inbegrip van de auditcontroles, uit te breiden tot alle houtproductiegebieden en alle stadia van de toeleveringsketen, en te waarborgen dat gecontroleerd legaal hout wordt gescheiden van ongecontroleerd hout, zodat dit laatste niet in de SVLK-toeleveringsketens terechtkomt;

    5.

    is van mening dat de herbestemming van bosgebied een aanhoudend probleem is dat verband houdt met het Indonesische systeem voor het beheer van landgebruik; betreurt het dat in het kader van het SVLK tot nu toe geen toezicht wordt gehouden op de wijze waarop herbestemmingsconcessies aan ondernemingen worden toegekend, met name waar het gaat om de uitvoering van milieueffectbeoordelingen (AMDAL's) en de inachtneming van beperkingen die worden opgelegd bij de verlening van een herbestemmingsvergunning (IPK);

    6.

    stelt vast dat het huidige SVLK ertoe leidt dat houtwinningsactiviteiten ook de stempel „legaal” krijgen als de landgebruiksaanspraken van inheemse volkeren en plaatselijke gemeenschappen nog niet zijn geregeld en/of als in voorkomend geval nog geen behoorlijke vergoeding is betaald; verzoekt de Commissie er bij de Indonesische regering op aan te dringen dat zij erop toeziet dat in het legaliteitsonderzoek naar behoren rekening wordt gehouden met traditionele gemeenschapsrechten op bosgebieden, de vrije, voorafgaande en weloverwogen toestemming van inheemse volkeren en plaatselijke gemeenschappen en, waar van toepassing, schadevergoeding voor het ontzeggen van de toegang tot bosgebieden, en dat aan de controle-instanties een mandaat wordt verstrekt om na te gaan of ondernemingen de plaatselijke rechten inzake landgebruik hebben geëerbiedigd en of een landtitel formeel in een officieel publicatieblad is bekendgemaakt;

    7.

    moedigt de Indonesische regering aan te waarborgen dat kleine en middelgrote ondernemingen niet worden gediscrimineerd tijdens het certificeringsproces;

    8.

    verzoekt de Commissie er bij de Indonesische regering op aan te dringen dat zij garandeert dat:

    alle houtbronnen en de desbetreffende bewakingsketens volledig worden gecontroleerd, waarbij ook wordt onderzocht of ondernemingen überhaupt het recht hadden om tot kappen over te gaan;

    gecertificeerd(e) en ongecertificeerd(e) hout en houtproducten gescheiden worden;

    de herbestemming van regenwouden tot een minimum beperkt wordt en de wettige oorsprong van hout uit conversiegebieden wordt geverifieerd, waarbij ook wordt onderzocht of er een AMDAL is verricht en of aan de in de vergunning gestelde voorwaarden voor het gebruik van het concessiegebied is voldaan;

    9.

    verzoekt de Indonesische regering, om de geloofwaardigheid van het land bij de verlening van FLEGT-vergunningen te verhogen, de legaliteitstoetsing in het kader van het SVLK aan te vullen met stevige maatregelen ter bestrijding van financiële criminaliteit die verband houdt met de bosbouw, zoals witwaspraktijken en belastingontduiking;

    10.

    verzoekt de Indonesische regering een vervolg te geven aan haar recente besluit om de belastingwetgeving te handhaven, en van bedrijven die hout uitvoeren te eisen dat ze met documenten aantonen dat ze volledig voldoen aan de Indonesische belastingwetten en de antiwitwaswet van 2010;

    11.

    is ingenomen met het „éénkaartinitiatief” van de Indonesische regering om de toegang tot actuele, transparante gegevens en plattegronden te verbeteren, zonder welke een goed bosbeheer in Indonesië wordt belemmerd door onsamenhangende en uiteenlopende interpretaties van wetten en conflicten met plaatselijke en inheemse gemeenschappen; onderstreept dat de onafhankelijke bosbouwcontroleurs toegang moeten hebben tot dergelijke essentiële informatie om hun rol geloofwaardig te kunnen vervullen, en dat concessieplattegronden, kapplannen en informatie over vergunningen in een openbaar register opgeslagen zouden moeten worden; verzoekt de Indonesische regering het „éénkaartinitiatief” sneller uit te voeren en een eerste versie van de kaart te publiceren, met relevante informatie over kapvergunningen en landgebruiksaanspraken;

    12.

    verzoekt de Commissie er via het gemengd comité voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomst, waarin zij zitting heeft, voor te zorgen dat de risico's op fraude en corruptie stevig worden aangepakt, onder meer door het opstellen van een op een risicoanalyse gebaseerd fraudebestrijdingsplan;

    13.

    erkent dat de verificatie van de legaliteit van hout vrijwel geheel afhankelijk is van het werk van inspecteurs en onafhankelijke waarnemers; prijst het SVLK om de officiële rol die het speelt met betrekking tot de onafhankelijke waarneming door het maatschappelijk middenveld; merkt echter op dat de capaciteit van de netwerken voor onafhankelijke waarneming wat personeel en financiële middelen betreft, nog steeds zeer beperkt is;

    14.

    verzoekt de Commissie er bij de Indonesische regering op aan te dringen dat zij ervoor zorgt dat inspecteurs en controle-instanties alsook de onafhankelijke bosbouwcontroleurs behoorlijk worden betaald en opgeleid, zodat zij regelmatige controles op het terrein, steekproeven en inspecties kunnen uitvoeren;

    15.

    is verheugd over de inspanningen van de Indonesische regering om de rol van de speciale bospolitie te versterken; merkt evenwel op dat het Indonesische Ministerie van Bosbouw zijn beleid inzake toezicht op en registratie en follow-up van gevallen van illegale houtkap verder moet verbeteren; onderstreept dat het van het grootste belang is dat bedrijven die op illegale activiteiten zijn betrapt, worden aangegeven bij de rechtshandhavingsinstanties;

    16.

    verzoekt de Commissie er bij de Indonesische regering op aan te dringen dat zij ervoor zorgt dat er adequaat wordt gereageerd op onafhankelijke controleverslagen waarin inbreuken op de relevante wetgeving worden gesignaleerd, en dat de bevoegde instanties doeltreffende en afschrikkende handhavingsmaatregelen treffen wanneer er schendingen van de wetgeving in kwestie worden vastgesteld;

    17.

    onderstreept dat onafhankelijke controles en de eerbiediging van de rechten van inheemse volkeren en plaatselijke gemeenschappen cruciaal zijn voor de geloofwaardigheid van het SVLK; benadrukt daarom dat het belangrijk is dat deze inspanningen worden voortgezet, dat de openheid naar andere belanghebbenden uit het maatschappelijk middenveld wordt versterkt en dat onafhankelijke controles door maatschappelijke organisaties plaatsvinden zonder geweld, bedreigingen of andere vormen van misbruik, die, als ze zich toch voordoen, rigoureus moeten worden bestraft;

    18.

    verzoekt de Commissie er bij de Indonesische regering op aan te dringen dat zij ervoor zorgt dat:

    de betrokkenheid van belanghebbenden bij de uitvoering en de operationalisering van het SVLK wordt voortgezet en versterkt;

    onafhankelijke controles door het maatschappelijk middenveld plaatsvinden zonder geweld, bedreigingen of andere vormen van misbruik, die, als ze zich toch voordoen, rigoureus moeten worden bestraft;

    in alle gevallen de vrije, voorafgaande en weloverwogen toestemming van inheemse volkeren en plaatselijke gemeenschappen verkregen wordt en in voorkomend geval een billijke vergoeding wordt betaald voor het verlies van de toegang tot bosgebieden die voor hun levensonderhoud essentieel zijn, een en ander als een niet-onderhandelbare voorwaarde voor de verlening van FLEGT-vergunningen;

    de controlevereisten in het kader van het SLVK niet statisch zijn, maar periodiek door de Indonesische belanghebbenden geëvalueerd worden, om de vereisten voortdurend te verbeteren;

    19.

    verzoekt de Commissie ervoor te zorgen dat de uitspraak van het constitutionele hof van Indonesië van 6 mei 2013 in aanmerking wordt genomen bij de herziening van het SVLK;

    20.

    verzoekt de Commissie om de van de Indonesische regering gevraagde inspanningen te ondersteunen en om op regionale schaal te zorgen voor een gelijk speelveld door in te gaan op het verzoek van de Indonesische regering om de regio Sarawak in de onderhandelingen over een VPO EU-Maleisië mee te nemen;

    21.

    is zich ervan bewust dat bepaalde verzoeken in deze resolutie verder reiken dan de criteria in bijlage 8 van de VPO inzake de goedkeuring van het vergunningensysteem; verzoekt de Commissie om ervoor te zorgen dat er vooruitgang wordt geboekt bij het voldoen aan deze aanvullende verzoeken, die het Parlement van belang acht, en om aan het Parlement verslag uit te brengen over de geboekte vooruitgang alvorens het vergunningensysteem goed te keuren;

    22.

    verzoekt de Commissie regelmatig verslag uit te brengen aan het Parlement over de vooruitgang bij de uitvoering van de VPO en met name over de manier waarop bovengenoemde kwesties zijn en zullen worden aangepakt;

    23.

    verzoekt zijn Voorzitter deze resolutie te doen toekomen aan de Raad, de Commissie alsmede aan de regering en het parlement van Indonesië.


    (1)  Raadsdocument 11767/1/2013.

    (2)  Raadsdocument 11769/1/2013.

    (3)  http://www.un.org/esa/socdev/unpfii/documents/DRIPS_en.pdf

    (4)  PB L 295 van 12.11.2010, blz. 23.

    (5)  Wereldbank, „Justice for forests: Improving criminal justice efforts to combat illegal logging”, 2012, blz. 5-10, http://siteresources.worldbank.org/EXTFINANCIALSECTOR/ Resources/Illegal_Logging.pdf

    (6)  Human Rights Watch, „The dark side of green growth. Human rights impacts of weak governance in Indonesia's forestry sector”, 2013, http://www.hrw.org/sites/default/files/reports/indonesia0713webwcover_1.pdf

    (7)  Reuters Online News, „Graft could jeopardise Indonesia's climate deals”, 17 september 2010, http://www.reuters.com/article/2010/09/17/indonesia-corruption-idUSSGE68G03P20100917

    (8)  Verordening (EU) nr. 995/2010.

    (9)  PB L 347 van 30.12.2005, blz. 1.


    Top