This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52014DC0549
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT AND THE COUNCIL Annual Report on Research and Technological Development Activities of the European Union in 2013
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Jaarverslag over de activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling van de Europese Unie in 2013
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Jaarverslag over de activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling van de Europese Unie in 2013
/* COM/2014/0549 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Jaarverslag over de activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling van de Europese Unie in 2013 /* COM/2014/0549 final */
VERSLAG
VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD Jaarverslag
over de activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische ontwikkeling
van de Europese Unie in 2013 1. Achtergrond bij
het jaarverslag over de OTO-activiteiten Het
jaarverslag over de activiteiten op het gebied van onderzoek en technologische
ontwikkeling van de Europese Unie (EU) wordt opgesteld in overeenstemming met
artikel 190 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU).
Het doel van dit verslag is om een overzicht te geven van een aantal
belangrijke maatregelen die tijdens het verslagjaar zijn getroffen. 2. De bredere
politieke context in 2013 In
2013 hebben de lidstaten aanzienlijke hervormingen opgestart en voortgezet om
terug te keren naar duurzame economische groei en welvaart. De Europese
Commissie trof belangrijke maatregelen ter verbetering en aanvulling van deze
inspanningen. Zo werden onder meer de sociale partners actiever betrokken in
het kader van het Europees semester. Daardoor is het herstel van de Europese
economie sinds het begin van 2013 geleidelijk op gang gekomen, wat in het
tweede kwartaal van 2013 duidelijker werd. Terwijl het herstel zich naar
verwachting zal doorzetten, moet de Europese Unie blijven samenwerken om zijn
mondiaal concurrentievermogen te versterken. Ondanks
het aanhoudende moeilijke economische klimaat van het afgelopen jaar heeft de
EU door positieve structurele trends in werking te stellen vooruitgang geboekt
met het verwezenlijken van de doelstellingen van Europa 2020. Deze trends
betroffen onder meer het verhogen van het opleidingsniveau, het tot stand
brengen van een meer duurzame energiemix, het verminderen van de
koolstofintensiteit van de economie en de EU dichter bij haar streefcijfer van 3
% voor investeringen in O&I brengen. Om
de positie van Europa als mondiale speler te versterken en de economische groei
weer op de rails te krijgen, is investering in onderzoek en innovatie (O&I)
van cruciaal belang. Daarom bleef O&I centraal staan op de EU-agenda voor
het creëren van slimme banen en groei en bleef het een middelpunt vormen bij
EU-investeringen. Horizon
2020, dat eind 2013 werd opgestart, is het financiële instrument ter uitvoering
van het Europa 2020-vlaggenschipinitiatief "Innovatie-Unie"'.
Het nieuwe kaderprogramma is ontworpen om maatschappelijke uitdagingen aan te
pakken en economische welvaart te bevorderen door financiering van kwalitatief
hoogstaande wetenschap, technologie en innovatie. 3. Horizon 2020 Na
de reeks trilaterale onderhandelingen tussen de EU-instanties werd het Horizon 2020-pakket
zowel op 21 november 2013 door het Europees Parlement, als op 3 december 2013
door de Raad van de Europese Unie met een duidelijke meerderheid aangenomen. Het nieuwe
EU-kaderprogramma[1],
dat voor 2014-2020 een EU-begroting heeft van 79,2 miljard EUR in lopende
prijzen, breekt met het verleden door een ingrijpende vereenvoudiging die
bredere deelname, integratie van onderzoek en innovatie en een probleemgerichte
aanpak mogelijk maakt. Horizon 2020 zal helpen de kloof tussen onderzoek en de
markt te overbruggen en de excellentie verder te versterken, en biedt daarmee
belangrijke mogelijkheden om nieuwe kennis en technologische doorbraken om te
zetten in innovatieve diensten en producten van een hoog niveau. Het
nieuwe programma is bij uitstek geschikt om publieke en particuliere
financieringsbronnen te combineren, met als doel de innovatieve bedrijven in
Europa te stimuleren. ·
Er
is gezorgd voor meer particuliere investering om belangrijke maatschappelijke
uitdagingen aan te pakken en tegelijkertijd het Europese industriële
concurrentievermogen te stimuleren. Op 10 juli 2013 heeft de Commissie
voorstellen gedaan voor een aantal publiek-private en publiek-publieke
partnerschappen die deel uitmaken van het pakket investeringen in innovatie[2].
Deze partnerschappen zullen een van de belangrijkste elementen van Horizon 2020
vormen: met een begroting van ruim 20 miljard EUR zal de samenwerking tussen de
particuliere sector, de EU en de lidstaten grootschalige en langdurige
innovatieactiviteiten mogelijk maken.
Er zijn maatregelen getroffen ter
compensatie van het tekort aan beschikbare financiële middelen in Europa,
dat een belangrijk obstakel vormt voor het op de markt brengen van
innovaties. De risicodelende financieringsfaciliteit, die door de
Europese Commissie en de groep van de Europese Investeringsbank
gezamenlijk is opgezet, heeft ervoor gezorgd dat de EIB voor elke miljard
euro van de EU-begroting 12 miljard euro aan leningen toekent, en meer dan
30 miljard euro aan definitieve investeringen voor O&I. Sinds 2007
heeft dit geleid tot 40 miljard EUR aan extra middelen voor onderzoek- en
innovatieactiviteiten die anders niet zouden zijn gefinancierd.
In overeenstemming met de
„mainstreaming”-aanpak van Horizon 2020 zijn er maatregelen voorzien om
een adequaat ondersteuningssysteem op te zetten waarvan met name kmo's
zullen profiteren, en waarmee hun toegang tot de financieringsmogelijkheden
van het gehele programma beter zal worden. Het nieuwe specifieke
kmo-instrument ondersteunt de meest innovatieve ideeën van Europese kmo’s
die blijk geven van een sterke ambitie op het gebied van ontwikkeling,
groei en internationalisering. Binnen de doelstelling van 20 % van de
algehele financiering van de maatschappelijke uitdagingen en de specifieke
doelstelling 'Leiderschap op het gebied van ontsluitende en industriële
technologieën' is 5 % toegekend voor de oproep tot het indienen van voorstellen
tijdens de periode 2014/2015 en 7 % voor de totale looptijd van het
programma.
Naast
de politieke besluitvorming, heeft de Commissie de nodige voorbereidingen op de
uitvoering van het nieuwe programma getroffen. a) Werkprogramma’s
voor 2014-2015 in het kader van Horizon 2020 Op 10 december 2013
heeft de Europese Commissie het eerste werkprogramma in het kader van Horizon 2020
aangenomen. De Commissie gaf de financieringsprioriteiten voor de komende twee
jaar aan, en bood daarmee onderzoekers en bedrijven een grotere zekerheid dan
ooit tevoren wat betreft de richting van onderzoeks- en innovatiemogelijkheden
in de EU. De oproep tot het indienen van voorstellen werd op 11 december 2013
gepubliceerd. Hieronder enkele van de voornaamste aspecten.
Speciale aandacht gaat uit naar
kleine en middelgrote ondernemingen (kmo's), in het bijzonder via een
nieuw, specifiek instrument. Alleen al in 2014 zullen kmo's in het kader
van deze nieuwe, exclusieve regeling 253 miljoen EUR aan subsidies kunnen
aanvragen.
Zoals voorzien in de oproepen tot
het indienen van voorstellen voor 2014/2015 is een totale begroting van
bijna 20 miljoen EUR bestemd voor individuele subsidies van de Europese
Onderzoeksraad (bijna 14 miljoen EUR) en voor Marie
Skłodowska-Curie-acties (bijna 7 miljoen EUR), ter bevordering van
opleiding en mobiliteit van onderzoekers.
Om de innovatiekloof te helpen
aanpakken, omvatten de verbredende maatregelen oproepen voor „Leerstoelen
van de Europese onderzoeksruimte," (34 miljoen EUR), maatregelen voor
teamvorming (12 miljoen EUR) in 2014 en twinning (74 miljoen EUR) in 2015.
b)
Vereenvoudigde toegang Op
4 december 2013 werd een nieuwe versie van het deelnemersportaal voor onderzoek
en innovatie opgestart, met een verbeterde IT-capaciteit, modernere technologie
en een gereorganiseerde en vereenvoudigde navigatie, alsmede een verder
ontwikkelde indeling en inhoud. De nieuwe online handleiding voor deelnemers
aan het Horizon 2020-programma, de „Horizon 2020 Online Manual”, werd in
samenwerking ontwikkeld om het inzicht in de processen van het programma te
vergroten. De handleiding is vanaf elk onderdeel van het deelnemersportaal[3]
goed toegankelijk; gebruikers worden rechtstreeks naar het relevante hoofdstuk
in de handleiding doorverwezen. 4. De Innovatie-Unie De Innovatie-Unie heeft binnen de Europa
2020-strategie een centrale plaats gekregen, teneinde het innoverend vermogen
van Europa te bevorderen. Door meer in O&I te investeren, belanghebbenden
te mobiliseren en innovatie in belangrijk Europees, nationaal en regionaal
beleid te integreren, slaagt de Innovatie-Unie erin een momentum rond innovatie
te creëren. De
Innovatie-Unie is een strategie met een grote reikwijdte, die erin slaagt het
innovatie-ecosysteem van Europa te veranderen door een groot aantal elementen
die daarop van invloed zijn, aan te pakken. Er is uitstekende vooruitgang
geboekt bij de verwezenlijking van elk van de prioriteiten van de
Innovatie-Unie.
De kennisbasis versterken en
fragmentatie verminderen: de kennisbasis in Europa wordt
versterkt, met name dankzij de start van Horizon 2020, de toespitsing van
Europese fondsen voor regionale ontwikkeling op intelligente
specialisatiestrategieën, de ondersteuning voor de ontwikkeling van
vaardigheden, en de vooruitgang met de verwezenlijking van de Europese
onderzoeksruimte (zie punt 5).
Ideeën op de markt brengen: er
zijn grote inspanningen geleverd om in hulpmiddelen te voorzien die een
meer innovatievriendelijke bedrijfsomgeving in Europa kunnen helpen
creëren, zoals het eenheidsoctrooi en de herziene richtlijnen inzake
overheidsopdrachten, die betere innovatiemogelijkheden bieden. Er zijn
instrumenten om financiering te vergemakkelijken, met name in het kader
van Horizon 2020, die vruchten beginnen af te werpen, waaronder sterkere
schuld- en eigenvermogensfaciliteiten en het paspoort voor durfkapitaal.
Terwijl openbare
interventie in het verleden meestal werd toegepast om het aanbod van onderzoek
en nieuwe kennis te stimuleren, wordt deze methode steeds vaker gebruikt om de
vraag naar innovatie te stimuleren, o.a. met instrumenten als precommerciële
overheidsopdrachten, innovatie-vriendelijke regelgeving en het vaststellen van
normen. Zo werd onder meer de aanschaf van innovatie vergemakkelijkt, werd er
een screeningmethode voor het effect van regelgeving op innovatie ontwikkeld en
getest, werd het actieplan voor eco-innovatie opgestart, en werd de
normstelling gemoderniseerd en versneld.
Sociale en territoriale cohesie
maximaliseren: de Innovatie-Unie heeft zich ook de taak gesteld
om de territoriale en sociale cohesie aan te pakken. Zo zijn er, als
voorafgaande voorwaarden voor investeringsprioriteiten in het kader van
onderzoek, technologische ontwikkeling en innovatie, strategieën voor
slimme specialisatie vastgesteld, met als doel betere
innovatieprestaties in de Europese regio's en lidstaten te bevorderen,
zonder in te boeten op kwaliteit. De sterkere nadruk op innovatie van de
sociale en publieke sector zorgt voor een verdere uitbreiding en een
grotere maatschappelijke impact van innovatie, evenals een nieuwe
instelling met betrekking tot wie de belanghebbenden zijn van de innovatie
en wie er een belangrijke speler kan zijn in de verandering van de EU.
Momenteel neemt in het bijzonder de impuls voor innovatie van de publieke
sector toe, waarin de acties verder gingen dan oorspronkelijk van de
Innovatie-Unie werd verwacht.
De Europese
innovatiepartnerschappen (EIP’s)
voorzien in een nieuwe benadering van EU-onderzoek en innovatie. Er zijn
vijf EIP’s opgericht op de belangrijke gebieden, te weten actief en gezond
ouder worden, water, landbouw, grondstoffen en slimme steden. Ze bevinden
zich nu allemaal in de uitvoeringsfase. De prioriteiten zijn vastgesteld,
er zijn een groot aantal partners van zowel de vraag- als de aanbodzijde
van innovatie aangetrokken en de eerste resultaten beginnen te komen. Zo
zijn bijvoorbeeld goede praktijken, praktische hulpmiddelen voor
reproductie, en gegevensverzamelingen van de bewezen impact en
toepassingen van geïntegreerde diensten in kaart gebracht.
Een groep
deskundigen heeft de vooruitgang beoordeeld en de algehele prestaties van de
EIP’s geëvalueerd. De groep heeft geconcludeerd dat het EIP het juiste middel
is om toekomstige economische groei en welvaart in Europa te stimuleren. Hun
aanbevelingen betreffen verbeteringen die in de huidige EIP’s kunnen worden
doorgevoerd en belangrijke veranderingen in de oprichting en organisatie van
toekomstige EIP’s.
De externe impact van onze
beleidsmaatregelen vergroten: ook de mondiale dimensie
van innovatie is in aanmerking genomen. Er zijn verschillende initiatieven
ontplooid om de aantrekkelijkheid van Europa als onderzoeks- en
innovatiebestemming te vergroten, en de partnerschappen tussen de EU en
haar lidstaten zijn versterkt door betere definiëring van de prioriteiten
bij de samenwerking met derde landen, waaronder de ontwikkeling van
mondiale onderzoeksinfrastructuren.
Op weg naar verwezenlijking:
de vooruitgang van onderzoeks- en innovatieprestaties in Europa en de
lidstaten is in het kader van de geïntegreerde economische coördinatie
(het „Europees semester”) gevolgd door middel van het
Innovatie-Uniescorebord[4],
het verslag over het concurrentievermogen van de Innovatie-Unie en de
nieuwe prestatie-indicator voor innovatie. De nieuwe indicator maakt gebruik
van vier indicatoren van de outputs en de soorten bedrijfsactiviteiten in
het Innovatie-Uniescorebord, die zijn gegroepeerd in drie componenten
(octrooien, werkgelegenheid in kennisintensieve activiteiten en het
concurrentievermogen van kennisintensieve goederen en diensten), en van
een nieuwe manier van meten van de werkgelegenheid bij snelgroeiende
ondernemingen in innovatieve sectoren.
Het toezicht zal
door middel van de beleidsondersteuningsfaciliteit in het kader van Horizon 2020
worden voortgezet. De uitwisseling van beste praktijken en kennis is eveneens
door de EU vergemakkelijkt. In de afgelopen
jaren heeft er een belangrijke verschuiving in de juiste richting
plaatsgevonden, waardoor de prestatiekloof wat betreft innovatie met onze
belangrijkste concurrenten verder is gedicht. Uit het meest recente
Innovatie-Uniescorebord blijkt dat de EU er sinds 2008 in is geslaagd om bijna
de helft van de prestatiekloof op het gebied van innovatie met de VS en Japan
te dichten. De kloof met Zuid-Korea wordt echter steeds groter en China is op
hoog tempo bezig zijn achterstand in te halen. Daarom moeten de EU, haar
lidstaten en andere belanghebbenden blijven samenwerken om het Europese
ecosysteem voor innovatie te verbeteren. 5. De Europese
onderzoeksruimte (EOR) Naar
aanleiding van de goedkeuring van de mededeling van de Commissie inzake „Een
versterkt partnerschap voor topkwaliteit en groei voor de Europese
onderzoeksruimte” (EOR-mededeling) van 17 juli 2012 en de oprichting van het
EOR-monitoringmechanisme om de voortgang van de uitvoering van de EOR te
controleren, zette de Commissie de consolidatie van het
EOR-monitoringmechanisme gedurende 2013 voort. De Commissie werkte nauw samen
met de nieuw opgerichte ad-hocwerkgroep voor toezicht van het Comité Europese
Onderzoeksruimte (CEOR), met het oog op de verfijning van de EOR-indicatoren en
bijbehorende gegevensverzamelingsmethoden, met name de EOR-enquête. Het
werk aan EOR-monitoringmechanisme resulteerde in september 2013 in de
goedkeuring van het eerste EOR-voortgangsverslag, dat een momentopname bevat
van de situatie in de lidstaten en een aantal geassocieerde landen en de basis
legt voor een volledige evaluatie van de vorderingen in het volgende jaar[5].
Het EOR-voortgangsverslag voor 2013 is in september 2013 besproken tijdens de
zittingen van de Raad Concurrentievermogen, waar de behoefte aan snellere
structurele hervormingen van de nationale systemen en beter toezicht op de
vorderingen van de EOR opnieuw is onderstreept. De verspreiding van het EOR-voortgangsverslag
voor 2013 voorzag in een evaluatie van de geboekte vorderingen in de
doelgebieden, zoals open en eerlijke werving van onderzoekers of optimale
circulatie van wetenschappelijke kennis. Bovendien
benadrukte de in 2013 aangenomen jaarlijkse groeianalyse voor 2014[6]
de noodzaak voor de lidstaten om hervormingen in overeenstemming met de
EOR-mededeling door te voeren, en konden het EOR-monitoringmechanisme en het
voortgangsverslag hierdoor volledig in de beleidscyclus van het Europees
semester worden geïntegreerd. De
tenuitvoerlegging van de EOR-mededeling op het niveau van belanghebbenden in
onderzoeken is bevorderd middels de uitbreiding en versterking van het
belanghebbendenplatform. In juli 2013 heeft een zesde organisatie[7]
zich bij het platform gevoegd. De zes belanghebbendenorganisaties[8]
en de Commissie ondertekenden op 13 december 2013 een gezamenlijke verklaring.
Alle organisaties bevestigden opnieuw hun gezamenlijke verbintenis om de
doelstellingen van de EOR te verwezenlijken. Aan het einde van 2013 brachten
alle belanghebbenden verslag uit over de vorderingen die waren gemaakt bij de
nakoming van hun verbintenissen om de EOR te realiseren, waarna ze hun inbreng
verwerkten in het EOR-voortgangsverslag voor 2013. Het
EOR-manifest, een onlangs gelanceerd initiatief van het Europees Parlement dat
leden van het Europees Parlement en belanghebbenden in onderzoek samenbrengt,
gaf ook een nieuwe impuls aan de uitvoering van de EOR-maatregelen op het
gebied van de nationale autoriteiten en belanghebbenden in onderzoek. 6. Internationale samenwerking 2013 was het eerste
volledige jaar voor de tenuitvoerlegging van de mededeling „Intensivering en
betere concentratie van internationale samenwerking van de EU op het gebied van
onderzoek en innovatie: een strategische benadering”[9].
In lijn met de Innovatie-Unie heeft de strategie tot doel de topkwaliteit en
aantrekkelijkheid van de Unie op het gebied van onderzoek en innovatie, evenals
haar economische en industriële concurrentievermogen te versterken, mondiale
maatschappelijke vraagstukken aan te pakken, en het externe beleid van de Unie
te ondersteunen. Met dit oogmerk werd de strategie tijdens het
interinstitutionele debat in het wetgevingspakket Horizon 2020 opgenomen. Het
pakket omvat een beleid voor associatie met Horizon 2020, gericht op
uitbreidings-, EVA- en nabuurschapslanden. In 2013 zijn onderhandelingen met
een aantal landen begonnen. De parafering van de overeenkomst met Israël volgde
in december. Het Strategisch forum
voor internationale wetenschappelijke en technologische samenwerking (SFIC)
heeft zijn reglement van orde herzien en gestroomlijnd teneinde de
internationale samenwerkingsactiviteiten van en met de lidstaten beter te
coördineren. Het panel voor onderzoek en innovatie van het Oostelijk
Partnerschap is overeengekomen om samen aan een gezamenlijke strategie voor
samenwerking te werken. Tijdens de beleidsdialoog op
hoog niveau over wetenschap, technologie en innovatie tussen de EU en Afrika in
november 2013, hebben de partijen ingestemd om een gezamenlijk gefinancierd en
gezamenlijk in eigendom gehouden onderzoek- en innovatiepartnerschap voor de
lange termijn op te bouwen, dat in de eerste plaats gericht is op voedsel- en
voedingszekerheid en duurzame landbouw. In mei vond in Galway
de bijeenkomst op hoog niveau „De Atlantische Oceaan: een gedeelde bron”
plaats, hetgeen leidde tot de ondertekening van de Verklaring van Galway door
de EU, Canada en de VS en de oprichting van de trans-Atlantische alliantie voor
onderzoek op oceanografisch gebied. In de VS werden samen
met de lidstaten en geassocieerde landen drie „Destination Europa”-conferenties
georganiseerd ter bewustmaking van de topkwaliteit van Europees onderzoek en de
in Europa beschikbare carrière- en financieringsmogelijkheden voor onderzoekers
uit de hele wereld. In overeenstemming met
het doel van het bevorderen van een gelijk speelveld voor samenwerking en het
aanpakken van randvoorwaarden die de samenwerking belemmeren, vond in november 2013
in Peking de eerste samenwerkingsdialoog op hoog niveau over Innovatie met
China plaats. Er was sprake van een gemeenschappelijk belang bij het stimuleren
van voorspelbare, transparante en efficiënte randvoorwaarden op het gebied van
innovatie. Ook werd er een gespecialiseerde werkgroep voor samenwerking op het
gebied van onderzoek ingesteld om succesvolle praktijken in Europa en China te
identificeren en te bevorderen. Het EU-Rusland Jaar van
de Wetenschap ging in november met succes van start. Dit evenement op hoog
niveau gaf beide partijen de mogelijkheid om hun inzet voor de wetenschaps- en
technologiesamenwerking tussen de EU en Rusland te benadrukken. 7. Gemeenschappelijk
Centrum voor Onderzoek (GCO) Het GCO is de interne wetenschappelijke dienst van de Europese
Commissie en is de enige dienst van de Commissie die met rechtstreeks onderzoek
belast is. De opdracht van het GCO is het EU-beleid tijdens de gehele
beleidscyclus van onafhankelijke, op bewijs gebaseerde wetenschappelijke en
technische ondersteuning te voorzien. Het GCO zoekt in nauwe samenwerking met
beleidsbepalende directoraten-generaal naar oplossingen voor de belangrijkste
maatschappelijke uitdagingen en stimuleert innovatie door nieuwe methodes,
instrumenten en normen te ontwikkelen en zijn kennis te delen met de lidstaten,
de wetenschappelijke gemeenschap en internationale partners. In 2013 gaf het GCO gehoor aan een toenemend aantal
verzoeken van diensten van de Commissie voor wetenschappelijke
beleidsondersteuning met betrekking tot de prioriteiten van de EU, met name in
verband met het ontwerp van de EU voor slimme groei in het kader van de Europa 2020-strategie.
Het GCO verleende directe wetenschappelijke ondersteuning op thematische
beleidsterreinen waaronder financiële stabiliteit en de economische en
monetaire unie; de interne markt, groei, werkgelegenheid en innovatie; een
koolstofarme economie, efficiënter gebruik van hulpbronnen en
klimaatverandering; energie en vervoer; landbouw en voedselzekerheid;
gezondheid en bescherming van de consument; de informatiemaatschappij en de
digitale agenda; volksgezondheid en openbare veiligheid, nucleaire veiligheid
en beveiliging. Om haar toenemende verantwoordelijkheden op efficiënte wijze te
beheren, heeft het GCO voor een meer multidisciplinaire en
sectoroverschrijdende benadering gekozen door het eerste GCO-werkprogramma (2014-2015)
in het kader van de Horizon 2020-strategie uit te werken. Dit werkprogramma is
gebaseerd op een nieuw ontworpen voortschrijdend plan en een verder
uitgesplitste projectstructuur. Een combinatie van sterkere innovatie en nieuwe
internationale partnerschappen draagt bij aan het oplossen van dringende
mondiale problemen, zoals klimaatverandering, gezondheid, voedselzekerheid en
armoede. De verbeterde betrekkingen en netwerken van het GCO met de EU en
internationale partners zijn cruciaal voor wereldwijde wetenschappelijke
topkwaliteit. Teneinde het beleid met degelijk wetenschappelijk bewijs en een
gedegen analyse te kunnen onderbouwen, zijn moderne infrastructuur voor
wetenschappelijke activiteiten, gegevens van kwaliteit en de juiste analytische
instrumenten vereist. Als voorbeeld daarvan werd er bij de vestiging van het
GCO te Ispra (Italië) een nieuw, milieuvriendelijk en energie-efficiënt
wetenschapsgebouw geopend. 8. Tenuitvoerlegging
van het zevende kaderprogramma In 2012 schreef de
Europese Commissie in het kader van het zevende kaderprogramma (KP7) de
grootste serie oproepen tot het indienen van voorstellen ooit uit. Om de
overgang naar Horizon 2020 te vergemakkelijken, werd er sterk gericht op
maatregelen die een breed scala aan activiteiten integreren die potentieel een
hoge impact kunnen creëren. In 2013 zijn ongeveer 45 oproepen tot het indienen
van voorstellen afgerond met een totale indicatieve begroting van 4,9 miljard EUR.
In totaal werden er circa 20 000 in aanmerking komende voorstellen ingediend,
waarvan bijna 3 000 voor financiering werden geselecteerd. Dat betekent dat
bijna 15 % van de voorstellen steun heeft gekregen. Bij de in aanmerking
komende voorstellen waren in totaal 67 630 deelnemers betrokken. De totale
projectkostprijs bedroeg meer dan 34 miljard EUR en de totale aangevraagde
EU-bijdrage bijna 28 miljard EUR. Bij de geselecteerde voorstellen waren in
totaal 12 702 deelnemers betrokken. De totale projectkostprijs bedroeg
bijna 6 miljard EUR en de totale aangevraagde EU-bijdrage meer dan 4 miljard
EUR. Het algehele slagingspercentage was 18,78 % wat betreft de aanvragers die
steun hebben ontvangen en 15,96 % wat betreft de aangevraagde EU-bijdrage. 9. Vooruitzichten
voor 2014 De Commissie
blijft zich inzetten voor de uitvoering van de doelstellingen van de Europa 2020-strategie.
De Commissie werkt momenteel aan de tenuitvoerlegging van de mededeling aan het
Europees Parlement, de Raad, het Economisch en Sociaal Comité en het Comité van
de Regio's inzake onderzoek en innovatie als bronnen van toekomstige groei
getiteld „Onderzoek en innovatie: de bronnen van toekomstige groei”.[10] Voor de ontwikkeling
van het Horizon 2020-werkprogramma voor 2016-2017 zal de Commissie bredere raadpleging
van en bespreking met de lidstaten als een van de prioriteiten beschouwen. De
Commissie zal ook rekening houden met nieuwe informatie met betrekking tot
wetenschappelijke, technologische, economische, markt- en maatschappelijke
trends en prognoses, alsmede met huidige en nieuwe beleidsbehoeften, om haar
concurrentievoordeel te vergroten en nieuwe kansen te kunnen grijpen. In 2014 zal de
Commissie ook verder werken aan de verwezenlijking van de Innovatie-Unie. De
Commissie zal de „Stand van zaken rond de Innovatie-Unie 2010-2014”, alsmede de
resultaten en de belangrijkste bevindingen presenteren. In het licht van de
aanhoudende crisis is het echter van belang dat Europa zich blijft inspannen om
de Innovatie-Unie werkelijkheid te laten worden. Het EOR-voortgangsverslag voor 2013
is in september 2013 tijdens de zittingen van de Raad Concurrentievermogen
besproken en zal de weg effenen voor de goedkeuring van de conclusies van de
Raad over de EOR in 2014. Na de publicatie van het voortgangsverslag voor 2014,
dat in september wordt uitgegeven, zal de Commissie een conferentie
organiseren. Er zal een volledige evaluatie plaatsvinden van de bij de
tenuitvoerlegging van de EOR geboekte vooruitgang door middel van de
EOR-enquête voor 2014, bedoeld om uitvoeringsmaatregelen te identificeren die
nodig zijn om een interne markt voor onderzoekers, kennis en technologie te
voltooien. De EOR-enquête voor 2014 zal een cruciale rol spelen bij het
identificeren van gebieden waarin vorderingen zijn gemaakt en waarvoor nog
verdere inspanningen vereist zijn. Verder is de Commissie een EU-brede
raadpleging van alle belanghebbenden gestart over de lessen die kunnen worden
getrokken en over de belangrijkste factoren die de Commissie kunnen helpen om
de volgende fasen van de groeistrategie na de crisis voor de periode 2015-2020
vorm te geven. Begin 2015 zal de Commissie concrete voorstellen indienen. [1] http://ec.europa.eu/programmes/horizon2020/en/news/horizon-2020-brief-eu-framework-programme-research-innovation. [2] Op 15 april 2014 goedgekeurd door het Europees
Parlementen op 6 mei 2014 door de Raad van de Europese Unie. [3] http://ec.europa.eu/research/participants/portal/desktop/en/home.html [4] http://ec.europa.eu/enterprise/policies/innovation/policy/innovation-scoreboard/index_en.htm [5] De EOR-enquête voor 2013 omvatte de feiten en cijfers
waaruit de verschillende niveaus van vooruitgang op weg naar de voltooiing van
de EOR bleken, die uitdrukking gaven aan nationale prioriteiten. Zie http://ec.europa.eu/research/era/era-progress-2013.htm
[6] COM(2013) 800 definitief. [7] De Conference of European Schools for Advanced
Engineering Education and Research (CESAER) voegde zich op 17 juli 2013 door
middel van een eenzijdige verklaring aan de Commissie als zesde
belanghebbendenorganisatie bij het belanghebbendenplatform. [8] Deze belanghebbendenorganisaties zijn: De European
Association of Research and Technological Organisations (EARTO), de Vereniging
van Europese universiteiten (EUA), de League of European Research Universities
(LERU), NordForsk, Wetenschappelijk Europa en CESAER. [9] COM(2012) 497. [10] COM(2014) 339.