This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0262
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL On the production and making available on the market of plant reproductive material (plant reproductive material law)
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de productie en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal (teeltmateriaalwetgeving)
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de productie en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal (teeltmateriaalwetgeving)
/* COM/2013/0262 final - 2013/0137 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de productie en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal (teeltmateriaalwetgeving) /* COM/2013/0262 final - 2013/0137 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL Teeltmateriaal is een essentieel element voor de
productiviteit, de diversiteit en de gezondheid en kwaliteit van de land- en
tuinbouw, de voedsel- en diervoederproductie en ons milieu. Een groot deel van
de Unie is overdekt met bos en deze gebieden hebben tal van sociale,
economische, ecologische en culturele functies. De huidige EU-wetgeving
betreffende het op de markt aanbieden van teeltmateriaal berust op twee
pijlers, namelijk de registratie van rassen en materiaal en de certificering
van de afzonderlijke partijen teeltmateriaal van plantensoorten die in de
richtlijnen worden genoemd ("in een EU-lijst opgenomen soorten"). Dit ontwerpvoorstel behelst een consolidering en
actualisering van de wetgeving voor het op de markt aanbieden van
teeltmateriaal, waarbij de volgende twaalf richtlijnen worden ingetrokken en
vervangen: Richtlijn 66/401/EEG van de Raad betreffende het in de handel
brengen van zaaizaad van groenvoedergewassen, Richtlijn 66/402/EEG van de Raad
betreffende het in de handel brengen van zaaigranen, Richtlijn 2002/53/EG
van de Raad betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen,
Richtlijn 2002/54/EG van de Raad betreffende het in de handel brengen van
bietenzaad, Richtlijn 2002/55/EG van de Raad betreffende het in de handel
brengen van groentezaad, Richtlijn 2002/56/EG van de Raad betreffende het in de
handel brengen van pootaardappelen, Richtlijn 2002/57/EG van de Raad
betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende planten en
vezelgewassen, Richtlijn 68/193/EEG van de Raad betreffende het in de handel
brengen van vegetatief teeltmateriaal voor wijnstokken, Richtlijn 98/56/EG van
de Raad betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van siergewassen,
Richtlijn 92/33/EEG van de Raad betreffende het in de handel brengen van
teeltmateriaal en plantgoed van groentegewassen, met uitzondering van zaad,
Richtlijn 2008/90/EG van de Raad betreffende het in de handel brengen van
teeltmateriaal van fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de
fruitteelt worden gebruikt en Richtlijn 1999/105/EG van de Raad van
22 december 1999 betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig
teeltmateriaal. De meeste richtlijnen van de Raad voor het op de
markt aanbieden van teeltmateriaal zijn voor het eerst vastgesteld tussen 1966
en 1971; sommige zijn van recenter datum. Die oude richtlijnen hebben talrijke
ingrijpende wijzigingen ondergaan, zodat er behoefte is aan meer duidelijkheid
en transparantie. Gezien deze voorgeschiedenis zijn er grote verschillen tussen
de richtlijnen, zowel wat de technische grondslagen betreft als qua aanpak, die
uiteenloopt van officiële controles op producten tot officieel toezicht op
processen. Met name de productcontrole is voor de bevoegde autoriteiten een
zware belasting. Bovendien zullen de huidige onzekerheden en
verschillen tussen de lidstaten wat betreft de uitvoering van de bestaande
wetgeving door deze complexiteit en versnippering in stand gehouden worden. Het
gevolg hiervan is een ongelijk speelveld voor professionele exploitanten op de
interne markt. De uitvoering van de wetgeving moet geharmoniseerd worden, de
kosten en administratieve lasten moeten worden beperkt en innovatie moet
ondersteund worden. Ook zijn aanpassingen nodig aan de technische vooruitgang
bij het kweken van planten en de snelle ontwikkeling van de Europese en
mondiale markt voor teeltmateriaal. Dit alles vereist een actualisering en
modernisering van het wettelijk kader. De instandhouding in situ van de agro-biodiversiteit
moet sterker worden gestimuleerd. Daarnaast staat de zwakke horizontale
coördinatie met andere wetgeving, beleidsonderdelen en strategieën van de EU
een doelmatiger uitvoering in de weg. In de afgelopen jaren is het inzicht
gegroeid dat het landbouwbeleid van de EU van strategisch belang is voor de
voedselzekerheid en -veiligheid, de voedingswaarde van levensmiddelen, het
milieu, de biologische diversiteit en de klimaatverandering. "Duurzame
intensivering" en vergroening van de productie van voedselgewassen zodat
een hogere opbrengst wordt verkregen zonder nadelige gevolgen voor het milieu
en zonder meer cultuurgrond in beslag te nemen, is nu een belangrijk streven.
De wetgeving betreffende teeltmateriaal is van cruciaal belang om dat doel te
bereiken. De bosbouwstrategie van de EU onderstreept het belang van de
multifunctionele rol van het bos en een duurzaam beheer daarvan. Er moet worden gezorgd voor samenhang en synergie
met de wetgeving inzake plantgezondheid wat betreft fytosanitaire controles,
die deel uitmaken van de certificering van teeltmateriaal, en ook moeten de
algemene beginselen betreffende officiële controles die zijn vervat in
Verordening (EG) nr. 882/2004 inzake officiële controles worden
overgenomen. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN
BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING De effectbeoordeling van dit voorstel is gebaseerd
op de resultaten van de evaluatie van de EU-wetgeving inzake het in de handel
brengen van zaaizaad en pootgoed (nu "teeltmateriaal" genoemd) die in
2007/2008 is uitgevoerd door het Food Chain Evaluation Consortium (FCEC) en een
studie naar de registratie van rassen die hetzelfde consortium in het eerste
halfjaar van 2010 heeft uitgevoerd. Verder is een enquête gehouden onder alle
belanghebbende partijen, met name de bevoegde autoriteiten in de lidstaten,
vertegenwoordigers van het bedrijfsleven bij de EU en op nationaal niveau,
betrokken internationale normalisatieorganisaties, niet-gouvernementele
organisaties en het Communautair Bureau voor plantenrassen (CBP). Tussen 2009
en 2011 is de horizontale werkgroep van de Commissie een aantal malen
bijeengekomen, waarbij alle plantensoorten zijn besproken. In mei 2011 hebben
vier tijdens het Hongaarse voorzitterschap opgerichte taskforces zich met specifieke
onderwerpen beziggehouden. Daarnaast heeft de Commissie tussen 2009 en 2011
herhaaldelijk de werkgroep "Teeltmateriaal" van de adviesgroep voor
de voedselketen en de gezondheid van dieren en planten geraadpleegd. Op
18 maart 2009 is een open conferentie "Ensuring Seed Availability in
the 21st Century" gehouden om de resultaten van de evaluatie te
presenteren en met verschillende belanghebbenden te bespreken. Ten slotte is
tussen 19 april en 30 mei 2011 via internet met behulp van een
vragenlijst voor interactieve beleidsvorming aan de belanghebbenden om
commentaar gevraagd op een document over opties en analyses. Hierop zijn 257 reacties
van een zeer breed scala van belanghebbenden gekomen. Het hoofddoel van de raadplegingen was het peilen
van de opvattingen over de bepalingen en de toepassing van de huidige
wetgeving, alsmede de vereiste veranderingen. De belanghebbenden waren in grote
lijnen tevreden met de beginselen van de huidige richtlijnen, maar zij waren
het met de Commissie eens dat herziening wenselijk is. Er blijken met name
verbeteringen mogelijk op het vlak van vereenvoudiging van de regelgeving,
kostenbeperking en een grotere doelmatigheid, meer flexibiliteit voor
professionele exploitanten, de mate van harmonisatie tussen de lidstaten, de rol
van niche- en opkomende markten en het behoud van de agro-biodiversiteit en
plantaardige genetische hulpbronnen. De meeste belanghebbenden waren er sterk
voorstander van om de algemene beginselen van de huidige wetgeving te behouden,
met name de procedures voor de registratie van rassen en de certificering van
partijen zaaizaad vóór het in de handel brengen. Bovendien wilden de
belanghebbenden de huidige benadering van de EU-wetgeving voor bosbouwkundig
teeltmateriaal graag behouden. Uit de effectbeoordeling kwamen de volgende
hoofdlijnen naar voren waar veranderingen nodig zijn om de ontwikkelingen op
economisch, sociaal, wetenschappelijk en milieugebied aan te kunnen:
i) vereenvoudiging van de basisteksten (van twaalf richtlijnen naar één
verordening), ii) kostendekking en verbetering van de doeltreffendheid en
doelmatigheid van het systeem en iii) horizontale coördinatie met recente,
al vastgestelde beleidsonderdelen van de EU. Er worden verscheidene manieren
onderzocht — meer flexibiliteit, deregulering of centralisering — om de
doelmatigheid van het systeem te vergroten en tegelijkertijd teeltmateriaal van
hoge kwaliteit te garanderen, het concurrentievermogen in stand te houden en
nieuwe aspecten zoals biologische diversiteit in aanmerking te nemen. Uitgaande
van deze drie hoofdlijnen worden vijf beleidsopties onderscheiden, die alle
vijf vereenvoudiging van de regelgeving en kostendekking omvatten. Ook aspecten
betreffende het mkb en micro-ondernemingen komen in alle opties aan bod, met
name om te waarborgen dat die ondernemingen een beroep kunnen doen op
overheidsdiensten voor bepaalde taken die zij zelf niet kunnen uitvoeren en om
ervoor te zorgen dat zij ruimere toegang tot de markt voor teeltmateriaal
kunnen krijgen. Er wordt speciale aandacht besteed aan een juist evenwicht
tussen de overdracht van operationele werkzaamheden en het handhaven van de
kwaliteit van het teeltmateriaal. De effectbeoordeling komt tot de conclusie dat met
geen van de opties alle doelstellingen van de herziening doelmatig,
doeltreffend en coherent gerealiseerd kunnen worden; daarom wordt, in
overeenstemming met de opvatting van de belanghebbenden, een voorkeursoptie
geopperd die elementen van de opties 2, 4 en 5 omvat. Aldus schept het voorstel
rechtszekerheid voor zowel de professionele exploitant als de consument,
waarbij tegelijkertijd een hoge kwaliteit van het teeltmateriaal gewaarborgd is
en het concurrentievoordeel op de interne en de wereldmarkt veiliggesteld
wordt. Deze combinatie streeft naar een evenwicht tussen enerzijds
flexibiliteit voor de professionele exploitanten (opties 2 en 4) en
biodiversiteit (optie 4) en anderzijds de nodige strenge gezondheids- en
kwaliteitsvoorschriften (elementen van de opties 2 en 5) voor een goede
marktwerking en de instandhouding van de kwaliteit en gezondheid van het
teeltmateriaal. Hierbij komen nog bepalingen om kleine gewassen of gewassen
voor speciale doeleinden laagdrempelige toegang tot specifieke of kleine
marktsegmenten te bieden, maar wel met minimale verplichtingen ten aanzien van
traceerbaarheid, gezondheid en voorlichting van de consument, zodat voor alle
professionele exploitanten dezelfde regels gelden. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL Het voorstel is bedoeld om de twaalf bestaande
richtlijnen door één verordening te vervangen. 3.1. Deel I – Algemene bepalingen De voorgestelde verordening betreft alle soorten
teeltmateriaal. Het grootste deel heeft betrekking op de soorten die momenteel
door de twaalf richtlijnen worden geregeld (de "in een lijst opgenomen soorten").
Om echter de bestaande benaderingen van de lidstaten voor andere soorten, dat
wil zeggen plantensoorten die niet op lijsten staan en dus niet onder de
huidige richtlijnen vallen, te verduidelijken en te harmoniseren, komen ook
voor deze soorten enkele heel elementaire bepalingen te gelden (zie
deel III, titel III). In verband met de behoeften van de producenten en
de vereisten inzake flexibiliteit en evenredigheid is deze verordening niet van
toepassing op teeltmateriaal voor onderzoek en wetenschappelijke doeleinden en
voor kweekdoeleinden (d.w.z. selectie). Daarnaast dient zij niet te gelden voor
materiaal dat bestemd is voor of bewaard wordt in genenbanken, organisaties en
netwerken voor de instandhouding ex situ of in situ of op het landbouwbedrijf
van genetische hulpbronnen. Voorts is teeltmateriaal dat in natura wordt
uitgewisseld tussen twee personen die geen professionele exploitanten zijn, van
deze verordening uitgesloten. De belangrijkste verandering in de definities is
de invoering van een gemeenschappelijke term voor al het teeltmateriaal, dat
wil zeggen zaadgoed en andere soorten teeltmateriaal. Teeltmateriaal wordt
gedefinieerd als planten of delen van planten die in staat en bedoeld zijn om
volledige planten voort te brengen of te vermeerderen. Dit omvat ook plantgoed.
Voor al die soorten teeltmateriaal gelden dezelfde beginselen ten aanzien van
hun productie met het oog op het op de markt aanbieden en ten aanzien van het
op de markt aanbieden zelf. 3.2. Deel
II – Professionele exploitanten Aangezien de definitie van exploitant in deze
verordening geen privépersonen omvat, wordt de term "professionele
exploitant" gebruikt. Alle professionele exploitanten vallen onder een en
dezelfde definitie en moeten worden geregistreerd om controles te
vergemakkelijken. Dat register wordt gecombineerd met het register dat op grond
van de [titel van de nieuwe verordening plantgezondheid] wordt opgesteld. Voor
professionele exploitanten worden basisverplichtingen ingevoerd wat betreft de
identificatie van het teeltmateriaal dat zij produceren of op de markt
aanbieden, hun administratie, de vergemakkelijking van controles en de
instandhouding van het materiaal. De traceerbaarheid van al het teeltmateriaal
wordt gewaarborgd door de verplichting voor professionele exploitanten om te
beschikken over informatie betreffende de stap vóór en de stap na hun
commerciële activiteiten. 3.3. Deel III – Ander dan
bosbouwkundig teeltmateriaal Titel I Algemene bepalingen Gedefinieerd worden: ras, de instandhouding
daarvan, ras met officiële beschrijving respectievelijk ras met officieel
erkende beschrijving, kloon en de verschillende handelscategorieën. Titel II Productie en op de markt aanbieden van
in de lijst opgenomen soorten De basisaanpak voor de registratie van rassen en
materiaal en de certificering en/of inspectie van partijen ten behoeve van het
op de markt aanbieden blijft in grote lijnen gehandhaafd. Wel wordt
professionele exploitanten meer flexibiliteit geboden, zodat zij kunnen
besluiten de nodige onderzoeken voor de rasregistratie of inspecties,
bemonsteringen en analyses van teeltmateriaal met het oog op certificering zelf
uit te voeren onder toezicht van de bevoegde autoriteiten. Daarnaast zullen
afgeleide rechtshandelingen worden vastgesteld met specifieke voorschriften
voor de productie en het op de markt aanbieden van bepaalde soorten en de
categorieën daarvan (prebasismateriaal, basismateriaal, gecertificeerd
materiaal en standaardmateriaal). Dit is van belang om over de nodige
flexibiliteit te beschikken in verband met wijzigingen als gevolg van
wetenschappelijke en technische ontwikkelingen, met inachtneming van de
evenredigheid en duurzaamheid van de regelgeving. Bij het op de markt aanbieden van teeltmateriaal
moet dit aan de volgende voorschriften voldoen: –
het behoort tot een ras dat of kloon die
overeenkomstig deze verordening is geregistreerd; –
het voldoet aan de specifieke voorschriften voor de
desbetreffende handelscategorie voor het geslacht en de soort in kwestie; –
het is voorzien van een officieel etiket in het
geval van prebasismateriaal, basismateriaal of gecertificeerd materiaal, of van
een etiket van de exploitant in het geval van standaardmateriaal; –
het voldoet aan de voorschriften inzake
behandeling; –
het voldoet aan de voorschriften inzake
certificering en identificatie. De verplichte registratie van het ras geldt niet
voor onderstammen die niet aan de voorwaarden voor een ras voldoen. Verder kan
heterogeen materiaal, dat niet voldoet aan de definitie van een ras, onder
bepaalde voorwaarden worden vrijgesteld van het voorschrift dat dat materiaal
tot een geregistreerd ras moet behoren, om op toekomstige wetenschappelijke en
technische ontwikkelingen te kunnen inspelen. Ook wordt voorzien in een
specifieke afwijking voor teeltmateriaal voor nichemarkten. Voor de productie en het op de markt aanbieden van
teeltmateriaal van bepaalde geslachten en soorten, die in lijsten in de huidige
richtlijnen zijn opgenomen, moeten strengere voorschriften blijven gelden
("in de lijst opgenomen soorten"). Er moeten echter criteria worden
vastgesteld om te bepalen voor welke plantensoorten dit geldt. Dit is het geval
voor plantengeslachten of ‑soorten die een aanzienlijk productiegebied en
een hoge productiewaarde vertegenwoordigen, door een groot aantal professionele
exploitanten geproduceerd en op de markt aangeboden worden of stoffen bevatten
waarvoor speciale voorschriften nodig zijn om de gezondheid van mens of dier of
het milieu te beschermen. Om transparantie en een geïnformeerde keuze voor
de gebruikers te garanderen mag teeltmateriaal alleen geproduceerd en op de
markt aangeboden worden als prebasismateriaal, basismateriaal, gecertificeerd
materiaal of standaardmateriaal. Er moeten uitvoerige criteria worden
vastgesteld om te bepalen welke geslachten en soorten niet als
standaardmateriaal op de markt aangeboden mogen worden ter waarborging van de
kwaliteit en gezondheid, de identiteit en de traceerbaarheid van het
teeltmateriaal en de voedsel- en diervoederzekerheid. Per geslacht en soort
moeten voor elk van deze categorieën specifieke voorschriften worden
vastgesteld. De voorschriften inzake rasechtheid, raszuiverheid, gezondheid en
andere kwaliteitsvoorschriften, etikettering, partijen, verpakking met inbegrip
van kleine verpakkingen, controles na certificering, vergelijkende tests en
proeven, alsmede mengsels blijven van toepassing. Afwijkingen De bestaande permanente afwijkingen betreffende
het in beperkte mate op de markt aanbieden van nog niet geregistreerde rassen
voor proeven op het landbouwbedrijf en niet definitief gecertificeerd
materiaal, alsmede het toestaan van strengere nationale voorschriften, moeten
worden gehandhaafd. Dit moet ook gelden voor de belangrijke tijdelijke
afwijkingen betreffende noodmaatregelen, tijdelijke voorzieningsmoeilijkheden
en tijdelijke experimenten. Afwijking voor teeltmateriaal voor nichemarkten Er moeten ook evenredige, duurzame voorschriften
worden vastgesteld voor kleinschalige activiteiten met betrekking tot
teeltmateriaal dat aan de plaatselijke omstandigheden is aangepast en in kleine
hoeveelheden op de markt wordt aangeboden. Dergelijke rassen moeten worden
vrijgesteld van de voorschriften inzake registratie en het op de markt
aanbieden. Dit materiaal wordt gedefinieerd als teeltmateriaal voor nichemarkten.
Deze uitzondering moet bijvoorbeeld gelden voor land- en tuinbouwkwekers,
ongeacht of zij professionele exploitanten zijn. Wel moeten enkele
basisvoorschriften inzake etikettering en traceerbaarheid worden vastgesteld.
Om misbruik van de uitzondering te voorkomen mag dit materiaal alleen in een
vaste verpakkingsgrootte op de markt worden aangeboden. In- en uitvoer De EU-gelijkwaardigheidsregeling wordt gehandhaafd
als basisvoorwaarde voor de invoer uit derde landen. Uitvoer valt echter ook
onder de verordening. Uitvoer mag alleen plaatsvinden als wordt voldaan aan de
wetgeving, normen, gedragscodes of andere wettelijke of bestuursrechtelijke
maatregelen van het derde land van invoer. Indien er een bilaterale of
multilaterale overeenkomst tussen de Unie en het derde land bestaat, moet de
uitvoer uit de Unie daaraan voldoen. Bestaat zo'n overeenkomst niet, dan geldt
een tussen de professionele exploitanten gesloten overeenkomst. Titel III Productie en op de markt aanbieden
van teeltmateriaal van niet in de lijst opgenomen geslachten of soorten Voor teeltmateriaal dat niet behoort tot de in een
lijst opgenomen geslachten en soorten gelden ook enige basisvoorschriften
betreffende de gezondheid, geschiktheid voor het beoogde gebruik, passende
vermelding van de rassen, indien van toepassing, en identificatie van het
materiaal en de invoer. Titel IV Registratie van rassen in nationale
registers en het EU-register Rassenregisters Om in de hele Unie op de markt te mogen worden
aangeboden, moeten de rassen worden opgenomen in een nationaal register, dan
wel in het EU-register middels een directe aanvraagprocedure bij het CBP. Het
CBP houdt actuele informatie bij over alle plantenrassen die in de Unie op de
markt mogen worden aangeboden, inclusief de in de nationale registers opgenomen
rassen (EU-databank van plantenrassen). Voor nieuwe, verbeterde rassen blijft het
OHB-criterium (onderscheidbaar, homogeen en bestendig) gelden. Bij het
onderzoek naar de homogeniteit moet rekening worden gehouden met het type ras
en het type vermeerdering. Daarnaast kan bij afgeleide rechtshandeling worden
besloten voor welke plantensoorten aanvullende voorschriften voor de cultuur-
en gebruikswaarde (CGW) kunnen worden vastgesteld. De lidstaten moeten
uitvoeriger criteria voor CGW-onderzoek van deze plantensoorten vaststellen wat
betreft de opbrengst, kwaliteitskenmerken, weerstandvermogen en geschiktheid
voor weinig productiemiddelen vergende productiesystemen, met inbegrip van
biologische productie. Gezien de specifieke kenmerken die voor de biologische
landbouw vereist zijn, zullen de methoden en voorschriften voor rassenonderzoek
aldus goed afgestemd zijn op de speciale behoeften daarvan. In de EU zullen voorschriften voor een duurzame
cultuurwaarde worden vastgesteld en geharmoniseerd door middel van specifieke
voorschriften voor de resistentie tegen bepaalde plaagorganismen, een geringere
behoefte aan productiemiddelen, een verlaagd gehalte aan ongewenste stoffen of
een betere aanpassing aan uiteenlopende agroklimatologische omstandigheden. Dit
is een belangrijk instrument voor het sturen van het kweekproces richting meer
duurzaamheid. Als aan een ras een EU-kwekersrecht is toegekend
krachtens Verordening (EG) nr. 2100/1994 of nationale voorschriften, wordt
dat ras geacht onderscheidbaar, homogeen en bestendig te zijn en een geschikte
rasbenaming te hebben met het oog op registratie krachtens deze verordening. Het basisprincipe van één benaming per ras in de
hele Unie wordt gehandhaafd. In enkele bijzondere gevallen worden synoniemen toegestaan.
Het CBP is de juiste instantie om een overzicht bij te houden van de geldende
rasbenamingen in de hele Unie. Daarom en omwille van de samenhang bij de
toekenning van rasbenamingen in de hele Unie moeten de bevoegde autoriteiten
het CBP raadplegen om een benaming te controleren voordat het ras in kwestie in
een nationaal rassenregister wordt opgenomen. De verordening bevat nadere voorschriften voor de
rasregistratieprocedure wat betreft de voorwaarden voor registratie, de
indiening van aanvragen en de inhoud daarvan, formele en technische
onderzoeken, onderzoeksverslagen, besluiten over registratie, geldigheidsduur
en verlenging, intrekking/schrapping van registraties en de instandhouding van
rassen. Met het oog op de samenhang moeten dezelfde voorschriften ook gelden
voor rechtstreeks bij het CBP ingediende aanvragen voor registratie van rassen
in het EU-rassenregister. Er zijn specifieke bepalingen vastgesteld voor de
registratie in het EU-rassenregister en de mogelijkheid voor de aanvrager om tegen
een beslissing van het CBP in beroep te gaan. Voor de registratie in de
nationale rassenregisters zijn zulke bepalingen niet vastgesteld, omdat
daarvoor de nationale administratieve procedures gelden. Er wordt een nieuwe verplichting ingevoerd,
namelijk dat elk nationaal centrum voor rassenonderzoek door het CBP
geauditeerd moet worden, om de kwaliteit en de harmonisatie van de
rasregistratie in de Unie te waarborgen. Het onderzoekcentrum van de
professionele exploitanten wordt door de nationale bevoegde autoriteiten
geauditeerd en erkend. In het geval van rechtstreekse aanvragen bij het CBP zal
dit audits uitvoeren bij de onderzoekcentra die het voor rassenonderzoek
inschakelt. De bevoegde autoriteiten en het CBP moeten
vergoedingen in rekening brengen voor het verwerken van aanvragen, het formele
en technische onderzoek, met inbegrip van audits, de rasbenaming en voor elk
jaar dat de registratie van de rassen gehandhaafd blijft. Daarom moeten in deze
verordening geharmoniseerde voorschriften voor die vergoedingen worden
vastgelegd. Daarbij geldt kostendekking als algemeen beginsel.
Micro-ondernemingen moeten echter vrijgesteld worden van vergoedingen gezien de
verbintenis van de Commissie om de lasten voor zeer kleine bedrijven te
verminderen, overeenkomstig haar nieuwe beleid om de regeldruk voor het mkb zo
klein mogelijk te maken en de EU-regelgeving aan de behoeften van
micro-ondernemingen aan te passen. Verder moet de registratievergoeding voor
rassen met een officieel erkende beschrijving en voor heterogeen materiaal
wordt verlaagd, zodat die geen belemmering voor registratie van het betrokken
ras vormt. Oude, traditionele rassen Voor oude rassen, zoals instandhoudingsrassen
(inclusief landrassen) of zogeheten "amateurrassen", moeten wederom
minder strenge voorschriften worden vastgesteld teneinde de instandhouding op
het landbouwbedrijf en het gebruik ervan te bevorderen, evenals dat nu bij de
Richtlijnen 2008/62/EG en 2009/145/EG geregeld is. Deze rassen zullen echter in
de toekomst geregistreerd blijven worden op basis van een "officieel
erkende beschrijving", die door de bevoegde autoriteiten wordt erkend,
maar niet door hen wordt opgesteld. Voor die beschrijving is OHB-onderzoek dus
niet meer verplicht. De officieel erkende beschrijving moet alleen de
specifieke kenmerken van de planten en plantendelen omvatten die representatief
zijn voor het ras in kwestie en dat ras identificeerbaar maken, met inbegrip
van de regio van oorsprong. Die beschrijving kan worden gebaseerd op een oude
officiële beschrijving van het ras, die destijds door bijvoorbeeld een
wetenschappelijke instantie of organisatie is opgesteld. De exactheid van die
beschrijving kan dan worden gestaafd aan de hand van eerdere officiële
inspecties, niet-officieel onderzoek en de door praktische ervaring bij de
teelt, de vermeerdering en het gebruik verkregen kennis. De huidige
kwantitatieve beperkingen worden afgeschaft. De gebruikers worden over het
materiaal geïnformeerd door middel van een etiket waarop staat dat dit ras
wordt geïdentificeerd door een officieel erkende beschrijving en de regio van
oorsprong. Teeltmateriaal dat tot die rassen behoort, mag alleen als
standaardmateriaal op de markt worden aangeboden. 3.4. Deel IV Productie en op de markt
aanbieden van bosbouwkundig teeltmateriaal De EU-wetgeving volgt een afzonderlijke
benadering, met specifieke terminologie, voor bosbouwkundig teeltmateriaal.
Daarom is aan dit onderwerp een apart deel gewijd, waarin de huidige benadering
wordt aangehouden. De voorschriften voor bosbouwkundig teeltmateriaal betreffen
de toelating van uitgangsmateriaal, de opname in een nationaal register en een
EU-lijst, basiscertificaten, handelscategorieën, partijen, mengsels,
etikettering, verpakking en vaststelling van de voorwaarden voor EU-gelijkwaardigheid
bij ingevoerd materiaal. Daarnaast moeten de volgende afwijkende bepalingen
worden vastgesteld: het toestaan van strengere nationale voorschriften, een
verbod om bepaald bosbouwkundig teeltmateriaal aan eindgebruikers aan te
bieden, voorschriften voor tijdelijke voorzieningsmoeilijkheden en voor
tijdelijke experimenten. 3.5. Deel – V Procedurevoorschriften Er worden voorschriften vastgesteld voor
gedelegeerde handelingen en de comitéprocedure. 3.6. Deel VI – Slotbepalingen Verordening (EG) nr. 2100/94 inzake het
communautaire kwekersrecht wordt gewijzigd wat de naam en de rol van het CBP
betreft. De naam van het bureau wordt overeenkomstig de aanbevelingen van de
interinstitutionele EU-werkgroep gewijzigd in "Europees Bureau voor
plantenrassen" (EBP). Het takenpakket van het CBP wordt uitgebreid met de
registratie van rassen en in het bijzonder het beheer van het EU-rassenregister
en de registratie van plantenrassen door middel van de directe
aanvraagprocedure bij het CBP. Daarnaast krijgt het CBP een aantal nieuwe taken
met betrekking tot aanbevelingen inzake rasbenamingen, een databank over
referentiecollecties van rassen, harmonisatie van technisch rassenonderzoek,
audits van centra voor technisch onderzoek, adviesverlening, opleiding en
technische ondersteuning. Voorts worden de nodige bepalingen over sancties
vastgesteld. 3.7. Deel VII – Bevoegdheid van de
Unie, subsidiariteit en juridische vorm Het wettelijk kader inzake teeltmateriaal is
gebaseerd op het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU),
artikel 43 betreffende de uitvoering van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid. Het gemeenschappelijk landbouwbeleid heeft tot doel de
productiviteit van de landbouw te doen toenemen, de landbouwbevolking een
redelijke levensstandaard te verzekeren, de markten te stabiliseren, de
voorziening veilig te stellen en redelijke prijzen bij de levering aan
verbruikers te verzekeren. Bij de achtereenvolgende wijzigingen van het GLB
zijn daarin voorschriften ten aanzien van de duurzaamheid van de landbouw
opgenomen. Volgens het Verdrag van Lissabon is de landbouw een gedeelde
bevoegdheid van de EU en de lidstaten. Het is echter evident dat alle
onderdelen van de landbouwactiviteiten alsmede de daaraan voorafgaande en
daaropvolgende activiteiten in hoge mate op EU-niveau gereguleerd zijn.
Wetgeving op dit terrein is dus hoofdzakelijk een taak voor de instellingen van
de Europese Unie. Er wordt hier een verordening van het Europees
Parlement en de Raad voorgesteld. Andere instrumenten zouden ongeschikt zijn
omdat de doelstellingen van de maatregel op de meest efficiënte wijze kunnen
worden verwezenlijkt door voorschriften die in de hele Unie volledig zijn
geharmoniseerd, zodat het vrije verkeer van teeltmateriaal gewaarborgd is. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING De financieringskredieten voor de uitvoering van
deze verordening tot en met 31 december 2020 worden vermeld in de
verordening tot vaststelling van bepalingen betreffende het beheer van de
uitgaven in verband met de voedselketen, diergezondheid en dierenwelzijn,
alsmede in verband met plantgezondheid en teeltmateriaal. 5. AANVULLENDE INFORMATIE 2013/0137 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD betreffende de productie en het op de markt
aanbieden van teeltmateriaal (teeltmateriaalwetgeving) (Voor de EER relevante tekst) HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 2, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité, Gezien het advies van het Comité van de
Regio's , Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure[1], Overwegende hetgeen volgt: (1) De volgende richtlijnen
bevatten voorschriften voor de productie en het in de handel brengen van
zaaizaad en pootgoed van landbouwgewassen, groenten, wijnstokken,
fruitgewassen, bosbouwkundig teeltmateriaal en siergewassen: a) Richtlijn 66/401/EEG van de Raad van 14
juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van
groenvoedergewassen[2]; b) Richtlijn 66/402/EEG van de Raad van 14
juni 1966 betreffende het in de handel brengen van zaaigranen[3]; c) Richtlijn 68/193/EEG van de Raad van 9
april 1968 betreffende het in de handel brengen van vegetatief teeltmateriaal
voor wijnstokken[4]; d) Richtlijn 98/56/EG van de Raad van 20
juli 1998 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van
siergewassen[5]; e) Richtlijn 1999/105/EG van de Raad van 22
december 1999 betreffende het in de handel brengen van bosbouwkundig
teeltmateriaal[6]; f) Richtlijn 2002/53/EG van de Raad van 13 juni 2002
betreffende de gemeenschappelijke rassenlijst van landbouwgewassen[7]; g) Richtlijn 2002/54/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende
het in de handel brengen van bietenzaad[8]; h) Richtlijn 2002/55/EG van de Raad van 13 juni 2002 betreffende
het in de handel brengen van groentezaad[9]; i) Richtlijn 2002/56/EG van de Raad van 13
juni 2002 betreffende het in de handel brengen van pootaardappelen[10]; j) Richtlijn 2002/57/EG van de Raad van 13
juni 2002 betreffende het in de handel brengen van zaaizaad van oliehoudende
planten en vezelgewassen[11]; k) Richtlijn 2008/72/EG van de Raad van 15
juli 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal en plantgoed
van groentegewassen, met uitzondering van zaad[12]; l) Richtlijn 2008/90/EG van de Raad van 29
september 2008 betreffende het in de handel brengen van teeltmateriaal van
fruitgewassen, alsmede van fruitgewassen die voor de fruitteelt worden gebruikt[13]. (2) Het hoofddoel van
bovengenoemde richtlijnen is een duurzame land-, tuin- en bosbouwproductie. Met
het oog op de productiviteit zijn de gezondheid, kwaliteit en diversiteit van
teeltmateriaal van het grootste belang voor de land- en tuinbouw, de voedsel-
en diervoederzekerheid en de economie in het algemeen. Verder moet de wetgeving
met het oog op de duurzaamheid rekening houden met de noodzaak om aan de
verwachtingen van de consumenten te voldoen, ervoor te zorgen dat de productie
kan worden aangepast aan tal van uiteenlopende land- en tuinbouw- en
milieuomstandigheden, het hoofd te bieden aan de klimaatverandering en de
instandhouding van de agro-biodiversiteit te bevorderen. (3) Als gevolg van de ontwikkeling
in de land-, tuin- en bosbouw, de kweekmethoden en het op de markt aanbieden
van teeltmateriaal is gebleken dat de wetgeving moet worden vereenvoudigd en
aan de veranderende omstandigheden van de sector moeten worden aangepast.
Daarom moeten de bovengenoemde richtlijnen worden vervangen door één
verordening betreffende de productie met het oog op het op de markt aanbieden,
alsmede het op de markt aanbieden, van teeltmateriaal in de Unie. (4) Teeltmateriaal moet zo ruim
mogelijk worden gedefinieerd en alle planten omvatten die in staat en bedoeld
zijn om volledige planten voort te brengen (inclusief vermeerdering in een
later productiestadium). Deze verordening moet daarom ook van toepassing zijn
op zaad en op alle andere vormen van planten in elk groeistadium, die bedoeld
en in staat zijn om volledige planten voort te brengen. (5) Deze verordening moet ook van
toepassing zijn op teeltmateriaal dat wordt gebruikt voor de productie van
landbouwgrondstoffen voor industriële doeleinden, aangezien dat materiaal in
een aantal sectoren een essentiële rol speelt en aan bepaalde kwaliteitsnormen
moet voldoen. (6) Om het toepassingsgebied van
de bepalingen van deze verordening nader te bepalen moeten de begrippen
"professionele exploitant" en "op de markt aanbieden"
worden gedefinieerd. Met name moet "op de markt aanbieden" gezien de
ontwikkelingen op de betrokken markt zo ruim mogelijk gedefinieerd worden,
zodat alle mogelijke transacties met teeltmateriaal hieronder vallen. Onder die
definitie moeten bijvoorbeeld ook de activiteiten vallen van personen die op
afstand, dat wil zeggen langs elektronische weg, transacties sluiten en van
personen die bosbouwkundig uitgangsmateriaal verzamelen. (7) Gezien de behoeften van de
producenten en de vereiste flexibiliteit en evenredigheid moet deze verordening
niet van toepassing zijn op teeltmateriaal dat uitsluitend voor onderzoek,
wetenschappelijke doeleinden en kweekdoeleinden bestemd is, genenbanken,
organisaties en netwerken voor de uitwisseling en instandhouding van genetische
hulpbronnen (inclusief instandhouding op het landbouwbedrijf) en teeltmateriaal
dat in natura wordt uitgewisseld tussen personen die geen professionele
exploitanten zijn. (8) Richtlijn 94/62/EG van
20 december 1994 betreffende verpakking en verpakkingsafval[14], Verordening (EG) nr. 338/97
van de Raad van 9 december 1996 inzake de bescherming van in het wild
levende dier- en plantensoorten door controle op het desbetreffende
handelsverkeer[15],
Richtlijn 2001/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 maart
2001 inzake de doelbewuste introductie van genetisch gemodificeerde organismen
in het milieu en tot intrekking van Richtlijn 90/220/EEG van de Raad[16], Verordening (EG) nr.
1829/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003
inzake genetisch gemodificeerde levensmiddelen en diervoeder[17], Verordening (EG) nr.
1830/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 september 2003
betreffende de traceerbaarheid en etikettering van genetisch gemodificeerde
organismen en de traceerbaarheid van met genetisch gemodificeerde organismen
geproduceerde levensmiddelen en diervoeders en tot wijziging van Richtlijn
2001/18/EG[18]
en Verordening (EU) nr. .../... [Office of publications, please add
number of Regulation on protective measures against pests of plants],
moeten ook van toepassing zijn op de productie en het op de markt aanbieden van
teeltmateriaal. (9) Met het oog op de
transparantie en om de productie en het op de markt aanbieden van
teeltmateriaal doeltreffender te kunnen controleren, moeten professionele
exploitanten geregistreerd worden. Om echter de administratieve last voor
professionele exploitanten te beperken door hun toe te staan zich slechts
eenmaal in één register te registreren, is het wenselijk dat zij zich
registreren in de openbare registers die de lidstaten hebben ingesteld
krachtens Verordening (EU) nr. …/… [Office of
Publication, please insert number of Regulation on protective measures against
pests of plants]. (10) Om ervoor te zorgen dat deze
verordening juist wordt toegepast, moeten er basisverplichtingen in worden
opgenomen voor professionele exploitanten die zich bezighouden met de productie
en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal. (11) De ervaring heeft geleerd dat
de betrouwbaarheid en kwaliteit van het teeltmateriaal dat op de markt wordt
aangeboden, in het gedrang kunnen komen als het onmogelijk is teeltmateriaal
dat niet aan de geldende normen voldoet, te traceren. Daarom moet er een
volledig traceerbaarheidssysteem komen aan de hand waarvan producten van de
markt kunnen worden gehaald en aan de consumenten of de bevoegde autoriteiten
informatie kan worden verstrekt. Het moet dan ook verplicht gesteld worden de
nodige informatie en documentatie over overdrachten van en naar professionele
gebruikers bij te houden. Krachtens het evenredigheidsbeginsel dient die
verplichting niet te gelden als de levering deel uitmaakt van het op de
detailhandelsmarkt aanbieden. (12) Van sommige geslachten en
soorten moeten voor de productie en het op de markt aanbieden van
teeltmateriaal strengere voorschriften gelden in verband met het grotere belang
ervan op economisch, gezondheids- of milieugebied. Dat belang moet worden
vastgesteld aan de hand van het productiegebied of de productiewaarde van die
geslachten en soorten, het aantal professionele exploitanten of het gehalte aan
stoffen die een risico voor de gezondheid of het milieu inhouden. De meeste van
die geslachten en soorten worden momenteel door bovengenoemde richtlijnen
gereguleerd. Er moet een lijst komen van die geslachten en soorten (hierna
"in de lijst opgenomen geslachten en soorten" genoemd). (13) Met het oog op de
transparantie en om de consument in staat te stellen een geïnformeerde keuze te
maken mag teeltmateriaal van in de lijst opgenomen geslachten en soorten alleen
in bepaalde categorieën geproduceerd of op de markt aangeboden worden. Die
categorieën moeten overeenkomen met verschillende kwaliteitsniveaus en
productiestadia en aangeduid worden als "prebasismateriaal",
"basismateriaal", "gecertificeerd materiaal" en
"standaardmateriaal". (14) Om ervoor te zorgen dat het
aanbod aan teeltmateriaal en de keuzemogelijkheden van de gebruikers zo ruim
mogelijk zijn, moeten professionele exploitanten in principe teeltmateriaal van
in de lijst opgenomen geslachten of soorten op markt kunnen aanbieden in alle
categorieën. Om echter de voedsel- en diervoederzekerheid te waarborgen en een
hoog niveau van raszuiverheid, kwaliteit en gezondheid van het teeltmateriaal
te verwezenlijken mag teeltmateriaal niet als standaardmateriaal op de markt
worden aangeboden als de kosten van certificering evenredig zijn aan die
doelstellingen. (15) Voor teeltmateriaal van rassen
met een officieel erkende beschrijving, heterogeen materiaal en materiaal voor
nichemarkten, moeten minimumeisen gelden. Daarom moet dergelijk materiaal
altijd alleen als standaardmateriaal geproduceerd en op de markt worden
aangeboden. (16) Om de gebruikers in staat te
stellen een geïnformeerde keuze te maken ten aanzien van de identiteit en de
kenmerken, mag teeltmateriaal van in de lijst opgenomen geslachten en soorten
alleen geproduceerd en op de markt aangeboden worden als het behoort tot rassen
die in nationale rassenregisters of in het EU-rassenregister zijn opgenomen. (17) Om aanpassingen aan ontwikkelingen
in de kweekmethoden en aan eventuele nieuwe technieken te vergemakkelijken,
moet het toegestaan worden om heterogeen teeltmateriaal, dat niet aan de
definitie van ras in de zin van deze verordening voldoet, onder bepaalde
voorwaarden te produceren of op de markt aan te bieden zonder dat het tot een
geregistreerd ras behoort, en zelfs als het niet voldoet aan de voorschriften
inzake rasregistratie, namelijk onderscheidbaarheid, homogeniteit en
bestendigheid, of de voorschriften betreffende voldoende cultuurwaarde of
duurzame cultuurwaarde. Bij de registratie van dergelijk materiaal moet
rekening worden gehouden met de bijdrage die het levert aan de genetische
variabiliteit van landbouwgewassen, de genetische rijkdommen en de
biodiversiteit in de Unie, alsmede de duurzaamheid van de landbouw en de
aanpassing aan de klimaatverandering. De aanpak van de registratie moet met
name die kenmerken in aanmerking nemen en uitgaan van een zo klein mogelijke
belasting voor exploitanten die dergelijk materiaal willen registreren. Ook zou
het wenselijk en evenredig zijn om onderstammen van dat voorschrift vrij te
stellen, aangezien die een aanzienlijke commerciële en praktische waarde hebben
voor de sectoren waarin zij worden gebruikt, maar vaak niet aan de definitie van
ras voldoen. (18) Er moeten voorschriften komen
voor de certificering van teeltmateriaal en voor de activiteiten om de
betrouwbaarheid van de certificering in het stadium na de certificering te
controleren, om te waarborgen dat aan de geldende kwaliteitsnormen wordt
voldaan. Die voorschriften moeten aan de wetenschappelijke en technische
ontwikkelingen worden aangepast. (19) Bij de kwaliteitsvoorschriften
en certificeringsregelingen moeten internationale aanbevelingen in acht worden
genomen, zoals de "Seed Scheme Rules and Regulations" van de
Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO), de normen
voor pootaardappelen van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde
Naties (VN/ECE) en de voorschriften voor bemonstering en tests van de
International Seed Testing Association (ISTA). (20) In verband met de
drempelwaarden die voor de aanwezigheid van kwaliteitsorganismen zijn
vastgesteld in Verordening (EU) nr. …/… (Office of Publication, please
insert number of Regulation on protective measures against pests of plants)
betreffende de beschermende maatregelen tegen voor planten schadelijke
organismen[19]
moeten er uitvoerige inspectie- en onderzoeksprocedures worden vastgesteld die
resulteren in één certificering van de conformiteit met de voorschriften
krachtens deze verordening en de voorschriften krachtens Verordening (EU)
nr. …/… (Office of Publication, please insert
number of Regulation on protective measures against pests of plants). (21) Om een zo hoog mogelijke
zuiverheid van het materiaal en de homogeniteit van de productie te waarborgen,
moet teeltmateriaal van in de lijst opgenomen geslachten of soorten in
afzonderlijke partijen worden gehouden. (22) Gezien de grote variatie in
teeltmateriaal moeten professionele exploitanten de mogelijkheid hebben dat in
de vorm van losse planten, verpakkingen, recipiënten of bundels te produceren
en op de markt aan te bieden. (23) Er moeten voorschriften worden
vastgesteld voor de etikettering van teeltmateriaal van in de lijst opgenomen geslachten
of soorten met het oog op een juiste identificatie van dat materiaal. In het
geval van materiaal van de categorieën die gecertificeerd worden, moet het
etiket (hierna "officieel etiket" genoemd) worden vervaardigd en
aangebracht door daartoe gemachtigde professionele exploitanten, onder toezicht
van de bevoegde autoriteiten. Aangezien echter sommige professionele
exploitanten wellicht niet over de middelen beschikken om de certificering uit
te voeren en officiële etiketten te vervaardigen, moet worden bepaald dat de
bevoegde autoriteiten op verzoek van professionele exploitanten officiële
etiketten kunnen vervaardigen. (24) Voor het behoud van het
natuurlijk milieu in het kader van de instandhouding van genetische hulpbronnen
is het wenselijk het mengen van teeltmateriaal van in de lijst opgenomen
geslachten of soorten met niet in de lijst opgenomen geslachten of soorten toe
te staan. Die mengsels zijn alleen toegestaan als hun samenstelling van nature
aan een bepaalde regio gebonden is. Met het oog op de transparantie en een
betere controle op de kwaliteit van de desbetreffende mengsels moet voor de
productie en het op de markt aanbieden van die mengsels een vergunning van de
bevoegde autoriteiten vergunning worden verkregen. (25) Er moeten voorschriften worden
vastgesteld voor de invoer van op de lijst opgenomen geslachten of soorten in
de Unie, zodat alleen teeltmateriaal mag worden ingevoerd dat aan dezelfde
productie- en kwaliteitsvoorschriften voldoet als materiaal dat in de Unie
geproduceerd en op de markt aangeboden wordt. (26) Met het oog op de
flexibiliteit en om ervoor te zorgen dat de professionele exploitanten en de
markten zich aan specifieke omstandigheden kunnen aanpassen en voor het geval
dat zich tijdelijke voorzieningsmoeilijkheden voordoen, moet worden voorzien in
een aantal afwijkingen van de algemene voorschriften van deze verordening. Die
afwijkingen moeten onder specifieke voorwaarden worden toegestaan om misbruik
te voorkomen en te waarborgen dat de algemene doelstellingen van deze
verordening in acht worden genomen. Zij moeten betrekking hebben op
teeltmateriaal van rassen waarvan de registratie in behandeling is en
teeltmateriaal dat nog niet definitief gecertificeerd is of niet gecertificeerd
is conform de toepasselijke voorschriften inzake kiemkracht. Ook moeten
noodmaatregelen kunnen worden vastgesteld in verband met risico's voor de
gezondheid van mensen, dieren en planten of voor het milieu. (27) Teeltmateriaal dat slechts in
beperkte hoeveelheden door kleine producenten op de markt wordt gebracht
("teeltmateriaal voor nichemarkten") moet worden vrijgesteld van de
eis dat het tot een geregistreerd ras behoort. Die afwijking is nodig om het op
de markt aanbieden van teeltmateriaal dat uit commercieel oogpunt van minder
belang is maar wel belangrijk is voor de instandhouding van de genetische
diversiteit, niet onnodig te beperken. Daarbij moet wel gewaarborgd worden dat
die afwijking niet op regelmatige basis door allerlei professionele
exploitanten gebruikt gaat worden en dat alleen professionele exploitanten die
de kosten en administratieve lasten van rasregistratie niet kunnen opbrengen,
er gebruik van maken. Dit is van belang om misbruik van de afwijking te
vermijden en te waarborgen dat de bepalingen van deze verordening worden
toegepast. Daarom mag materiaal voor nichemarkten alleen op de markt worden
aangeboden door professionele exploitanten met een klein aantal personeelsleden
en een geringe jaaromzet. (28) Het is wenselijk dat
tijdelijke experimenten kunnen worden opgezet om betere alternatieven voor de
vastgestelde maatregelen inzake in de lijst opgenomen geslachten of soorten te
vinden. Bij het opzetten van die experimenten moet de ontwikkeling van
technieken met betrekking tot de productie en controle van teeltmateriaal in
aanmerking genomen worden. (29) Bij uitgevoerd teeltmateriaal
van in de lijst opgenomen geslachten of soorten naar derde landen moet worden
voldaan aan de voorschriften voor teeltmateriaal dat in de Unie geproduceerd en
op de markt aangeboden wordt, tenzij het betrokken materiaal valt onder
bilaterale of multilaterale overeenkomsten of voorschriften van derde landen. (30) Er moeten basisvoorschriften
worden vastgesteld voor teeltmateriaal van niet in de lijst opgenomen
geslachten of soorten, om minimumnormen inzake kwaliteit en identificatie voor
de productie en het in de handel brengen te garanderen. (31) Om te waarborgen dat alle
rassen geregistreerd kunnen worden en vallen onder gemeenschappelijke regels en
voorwaarden moeten er voorschriften worden vastgesteld voor de registratie van
rassen, die gelden voor rassen van zowel in de lijst opgenomen geslachten of
soorten als niet in de lijst opgenomen soorten. (32) De ervaring tot nu toe heeft
uitgewezen dat sommige kwekers belangstelling hebben voor het op de markt
aanbieden van hun rassen in de hele of bijna de hele Unie. Die kwekers moeten
daarom de mogelijkheid krijgen om hun rassen ofwel in een nationaal
rassenregister ofwel in een EU-rassenregister te registreren. Het opzetten,
bekendmaken en bijhouden van het EU-rassenregister moet worden opgedragen aan
het Europees Bureau voor plantenrassen (hierna "het Bureau" genoemd),
het vroegere Communautair Bureau voor plantenrassen, dat is opgericht bij
artikel 4 van Verordening (EG) nr. 2100/1194 van de Raad, en dat
momenteel belast is met het verlenen van kwekersrechten. De werkzaamheden van
het Bureau moeten aldus alle aspecten van het beheer van plantenrassen
omvatten. (33) Rassen moeten in principe
worden geregistreerd op basis van een officiële beschrijving die is opgesteld
door een bevoegde autoriteit of door het Bureau. Om echter de belasting van de
bevoegde autoriteiten en het Bureau beperkt te houden en voor flexibiliteit te
zorgen, moet het ook mogelijk zijn dat het voor de officiële beschrijving
benodigde onderzoek wordt verricht door de aanvragers. (34) Naast de
basisregistratievoorschriften moeten voor rassen behorende tot soorten die van
bijzonder belang zijn voor de ontwikkeling van de land- en tuinbouw in de Unie
extra voorschriften gelden betreffende voldoende en duurzame cultuur- of
gebruikswaarde. (35) De voorschriften betreffende
duurzame cultuurwaarde moeten op Unieniveau worden vastgesteld om een duurzame
ontwikkeling te bevorderen, de kweek van gewassen te sturen en aan de vraag van
kwekers, producenten en consumenten naar een dergelijke ontwikkeling te
voldoen. De voorschriften inzake voldoende cultuur- en gebruikswaarde kunnen
alleen door de lidstaten worden ingevuld afhankelijk van hun
agroklimatologische en teeltomstandigheden. Daarom moeten de betrokken rassen
alleen in de nationale rassenregisters worden geregistreerd. De voorschriften
betreffende voldoende cultuur- en gebruikswaarde moeten betrekking hebben op de
opbrengsten en de kwaliteitskenmerken. Wanneer de lidstaten dergelijke
voorschriften opstellen en toepassen, moeten zij rekening houden met de
beperkingen die aan specifieke landbouwpraktijken verbonden zijn. Met name
moeten zij de specifieke behoeften van de biologische landbouw wat betreft
weerstandsvermogen en gering gebruik van middelen in aanmerking nemen. (36) In het kader van het Verdrag
inzake biologische diversiteit, waar de Unie partij bij is, heeft zij zich
ertoe verplicht de genetische diversiteit van gekweekte plantensoorten en hun
wilde verwanten in stand te houden en genetische erosie zo veel mogelijk te
beperken. Die verbintenis vormt een aanvulling op de doelstelling van de Unie
om uiterlijk 2020 een halt toe te roepen aan de achteruitgang van de
biologische diversiteit. In dat verband moeten bepaalde rassen geproduceerd en
op de markt aangeboden kunnen worden hoewel zij niet voldoen aan de
voorschriften inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit of bestendigheid, om de
instandhouding en het duurzame gebruik van die rassen te waarborgen en aldus
bij te dragen aan de duurzaamheid van de landbouw en de aanpassing aan de
klimaatverandering. Daarom mogen die rassen alleen op basis van een officieel
erkende beschrijving worden geregistreerd. (37) De op basis van een officieel
erkende beschrijving geregistreerde rassen moeten echter worden geproduceerd in
de regio waar zij van oudsher zijn geteeld en aangepast, om hun authenticiteit
en meerwaarde voor de instandhouding van de genetische diversiteit en de
bescherming van het milieu te garanderen. Daarom moeten zij alleen in de
nationale rassenregisters worden opgenomen. Om dezelfde reden moeten die rassen
al vóór de inwerkingtreding van deze verordening op de markt aangeboden en/of
in bijvoorbeeld genenbanken verzameld zijn, of al langer dan vijf jaar uit het
nationale of EU-rassenregister geschrapt zijn, als zij daarin geregistreerd
waren op grond van een technisch onderzoek naar hun onderscheidbaarheid,
homogeniteit en bestendigheid. (38) Er moeten voorschriften worden
vastgesteld voor de registratieprocedures voor rassen en klonen in de nationale
rassenregisters, zodat voor alle aanvragen dezelfde voorwaarden gelden en er
een transparante regeling voor alle belanghebbende partijen bestaat. (39) Sommige rassen die van nature
aan de lokale en regionale omstandigheden aangepast zijn en door genetische
erosie bedreigd worden, of die geen intrinsieke waarde hebben voor de
commerciële productie van gewassen, zijn al toegelaten in nationale
rassenlijsten of ‑registers krachtens artikel 3 van Richtlijn
2008/62/EG van de Commissie van 20 juni 2008 tot vaststelling van bepaalde
afwijkingen voor de toelating van landrassen en rassen in de landbouw die zich
op natuurlijke wijze hebben aangepast aan de lokale en regionale omstandigheden
en die door genetische erosie worden bedreigd, en voor het in de handel brengen
van zaaizaad en pootaardappelen van die landrassen en rassen[20] en artikel 3, lid 1,
van Richtlijn 2009/145/EG van de Commissie van 26 november 2009 tot
vaststelling van bepaalde afwijkingen voor de toelating van landrassen en
rassen van groenten die van oudsher op bepaalde plaatsen en in bepaalde
gebieden worden gekweekt en die door genetische erosie worden bedreigd, en van
groenterassen die geen intrinsieke waarde hebben voor de commerciële productie
van gewassen maar die ontwikkeld zijn voor teelt onder bijzondere
omstandigheden, en voor het in de handel brengen van zaaizaad van die
landrassen en rassen[21].
Die rassen hebben geen compleet technisch onderzoek naar hun
onderscheidbaarheid, homogeniteit of bestendigheid ondergaan. Daarom moeten die
rassen rechtstreeks zonder verdere procedure in de nationale rassenregisters
geregistreerd kunnen worden als rassen met een officieel erkende beschrijving. (40) Het EU-rassenregister moet ook
alle rassen bevatten die in de nationale rassenregisters zijn opgenomen. Aldus
wordt gewaarborgd dat het EU-rassenregister een transparant overzicht bevat van
alle in de Unie geregistreerde rassen. (41) Er moeten voorschriften worden
vastgesteld voor de registratie van rassen en klonen in het EU-rassenregister.
Uit een oogpunt van consistentie moeten die voorschriften overeenkomen met de
voorschriften voor registratie in de nationale rassenregisters. (42) De bevoegde nationale
autoriteiten en het Bureau moeten vergoedingen in rekening brengen voor het
verwerken van aanvragen, voor het formele en technische onderzoek en voor elk
jaar dat de registratie gehandhaafd blijft. Dit is nodig om ervoor te zorgen
dat het rasregistratiesysteem over de nodige middelen kan beschikken en de
kosten voor het functioneren van dat systeem worden gedragen door degenen die
daar het meest baat bij hebben. In deze verordening moeten voorschriften voor
het vaststellen van die vergoedingen worden opgenomen. (43) Ter vergemakkelijking van de
registratie van rassen die bedoeld zijn om de genetische erosie in de Unie te
bestrijden moeten de lidstaten een lagere vergoeding in rekening brengen voor
rassen met een officieel erkende beschrijving en voor heterogeen materiaal. Die
vergoedingen moeten zo laag zijn dat zij geen ontmoediging of belemmering
vormen om die rassen op de markt aan te bieden. Om micro-ondernemingen
ondersteuning te bieden moeten zij volledig van vergoedingen worden
vrijgesteld. (44) Ter bescherming van de
commerciële belangen en intellectuele eigendom van professionele exploitanten
moeten de resultaten van het onderzoek en de beschrijving van de genealogische
bestanddelen op verzoek van de kweker een vertrouwelijk karakter dragen. Met
het oog op de transparantie moeten alle in de nationale rassenregisters of het
EU-rassenregister opgenomen rasbeschrijvingen openbaar zijn. (45) Een groot deel van de Unie is
overdekt met bos en deze gebieden hebben een sociale, economische, ecologische
en culturele functie. Daarom is er behoefte aan specifieke benaderingen en acties
met betrekking tot de verschillende soorten bos, rekening houdend met de grote
verscheidenheid aan omstandigheden waardoor de bossen in de Unie worden
gekenmerkt. (46) Bosbouwkundig teeltmateriaal
van boomsoorten en kunstmatige hybriden die van belang zijn voor de bosbouw
moet genetisch geschikt voor de plaatselijke omstandigheden en van hoge
kwaliteit zijn. De instandhouding en vergroting van de biologische diversiteit
van de bossen, met inbegrip van de genetische diversiteit van de bomen, is van essentieel
belang voor een duurzaam bosbeheer. (47) Om te zorgen voor de nodige
kwaliteits- en handelsnormen en aan te sluiten bij de wetenschappelijke en
technische ontwikkelingen in de sector moeten er voorschriften voor
bosbouwkundig teeltmateriaal worden vastgesteld wat betreft het
uitgangsmateriaal, de categorieën waarin het materiaal op de markt mag worden
aangeboden, partijen, etikettering en kleine verpakkingen. (48) Met het oog op de
flexibiliteit en de aanpassing aan bijzondere omstandigheden moeten onder
bepaalde voorwaarden afwijkingen mogelijk zijn met betrekking tot de productie
en het op de markt aanbieden van bosbouwkundig teeltmateriaal. Die afwijkingen
moeten betrekking hebben op de mogelijkheid voor de lidstaten om strengere
voorschriften vast te stellen, op tijdelijke voorzieningsmoeilijkheden, de
noodzaak om zaad snel op de markt aan te bieden, het uitvoeren van tijdelijke
experimenten en het vaststellen van noodmaatregelen. (49) In het belang van de
instandhouding en een duurzaam gebruik van bosbouwkundige genetische
hulpbronnen moet het de lidstaten worden toegestaan minder strenge
voorschriften te stellen aan bosbouwkundig teeltmateriaal dat van nature aan de
lokale en regionale omstandigheden aangepast is en door genetische erosie wordt
bedreigd. (50) De bevoegde autoriteiten
moeten vergoedingen in rekening brengen voor de registratie of toelating van
bosbouwkundig uitgangsmateriaal en de afgifte van basiscertificaten voor
bosbouwkundig materiaal dat van geregistreerd of toegelaten bosbouwkundig
uitgangsmateriaal is afgeleid. Dit is nodig om ervoor te zorgen dat nodige
middelen voor de certificering van bosbouwkundig teeltmateriaal beschikbaar
zijn en de kosten voor de certificering worden gedragen door degenen die daar
het meest baat bij hebben. Om micro-ondernemingen ondersteuning te bieden
moeten zij volledig van vergoedingen worden vrijgesteld. De voorschriften voor
die vergoedingen moeten in deze verordening worden vastgesteld, aangezien zij
verband houden met een doeltreffende wijze van productie, registratie en op de
markt aanbieden van bosbouwkundig teeltmateriaal. (51) Verordening (EG)
nr. 2100/1994 moet worden gewijzigd door opneming van de rasregistratie in
het takenpakket van het Bureau en wijziging van de vroegere benaming "Communautair
Bureau voor plantenrassen". (52) Om ervoor te zorgen dat de
bijlagen bij deze verordening aangepast worden aan de wetenschappelijke en
technische ontwikkelingen, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden
overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te
stellen ten aanzien van de wijziging van die bijlagen. (53) Om de technische en
economische ontwikkelingen in de sector te kunnen volgen moet aan de Commissie
de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde
handelingen vast te stellen betreffende lijsten van geslachten of soorten
waarvan het teeltmateriaal niet als standaardmateriaal op de markt mag worden
aangeboden. (54) Om de technische en
economische ontwikkelingen in de sector te kunnen volgen, moet aan de Commissie
de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU
handelingen vast te stellen betreffende het teeltmateriaal dat geproduceerd en
op de markt aangeboden mag worden zonder dat het tot een geregistreerd ras
behoort en de voorschriften voor de productie en het op de markt aanbieden
daarvan. (55) Om te waarborgen dat
teeltmateriaal van in de lijst opgenomen geslachten of soorten en bepaalde
soorten bosbouwkundig teeltmateriaal aan de strengste voorschriften inzake rasechtheid,
kwaliteit en gezondheid voldoen, in overeenstemming met de kenmerken van de
geslachten, soorten of categorieën in kwestie, moet aan de Commissie de
bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU
handelingen vast te stellen bedoeld om voor die geslachten en soorten
productie- en kwaliteitsvoorschriften alsmede certificeringsregelingen vast te
stellen en om kwaliteitsvoorschriften vast te stellen voor het op de markt
aanbieden van specifieke delen van planten en plantgoed van soorten en
kunstmatige hybriden van bosbouwkundig teeltmateriaal. (56) Om te waarborgen dat
teeltmateriaal op de markt wordt aangeboden onder voorwaarden die aansluiten
bij de specifieke kenmerken van bepaalde geslachten of soorten waartoe dat
materiaal behoort, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om
overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten
aanzien van de maximumafmetingen, de samenstelling en de identificatie van
partijen, alsmede de voorschriften die gelden voor kleine verpakkingen, van
teeltmateriaal van bepaalde geslachten of soorten. (57) Om de voorschriften voor
officiële etiketten en etiketten van exploitanten aan de kenmerken van bepaalde
soorten teeltmateriaal aan te kunnen passen, moet aan de Commissie de
bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU
handelingen vast te stellen inzake aanvullende voorschriften voor de
etikettering van specifieke categorieën en andere groepen teeltmateriaal,
vermeldingen betreffende een etiketnummer, vermeldingen van generaties
prebasismateriaal, basismateriaal, gecertificeerd materiaal en
standaardmateriaal, vermelding van de typen rassen, inclusief intraspecifieke
of interspecifieke hybriden, vermelding van de onderverdelingen van categorieën
overeenkomstig verschillende voorwaarden, in geval van mengsels vermelding van
het gewichtspercentage van de bestanddelen per soort en waar van toepassing per
ras, en vermeldingen ten aanzien van het beoogde gebruik van het materiaal. (58) Om ervoor te zorgen dat de
professionele exploitanten het betrokken teeltmateriaal deugdelijk en
betrouwbaar kunnen certificeren moet aan de Commissie de bevoegdheid worden
overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te
stellen betreffende nadere voorschriften voor de kwalificatie van professionele
exploitanten en van de inspecteurs die met certificeringswerkzaamheden kunnen
worden belast, de geschiktheid van de werklocaties en de beschikbaarheid van
speciale apparatuur voor gebruik door de professionele exploitanten en de
laboratoria. (59) Om te zorgen voor actuele
normen voor het officiële toezicht op de certificering door de exploitanten,
afgestemd op de kenmerken van bepaalde geslachten of soorten, moet aan de
Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig
artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen betreffende nadere
voorschriften voor de wijze waarop de bevoegde autoriteiten toezicht moeten
houden op de certificering. (60) Om te zorgen voor actuele
normen voor het stadium na de certificering, afgestemd op de kenmerken van
bepaalde geslachten of soorten, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden
toegekend om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te
stellen betreffende voorschriften voor het aandeel monsters dat moet worden getest
en voor de testprocedures. (61) Om ervoor te zorgen dat
mengsels van teeltmateriaal geproduceerd en op de markt aangeboden worden
overeenkomstig de geldende kwaliteitsvoorschriften voor de betrokken geslachten
en soorten, en om de gebruikers een geïnformeerde keuze te garanderen, moet aan
de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig
artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen betreffende
voorschriften voor de productie en het op de markt aanbieden van mengsels van
teeltmateriaal van verschillende in de lijst van bijlage I opgenomen
geslachten en soorten of verschillende rassen van die geslachten of soorten, en
met voorschriften betreffende mengsels van teeltmateriaal van in de lijst van
bijlage I opgenomen geslachten of soorten met teeltmateriaal van niet in
de lijst van bijlage I opgenomen geslachten of soorten. (62) Om te waarborgen dat
teeltmateriaal dat behoort tot rassen waarvan de registratie in behandeling is,
op transparante wijze en slechts in kleine hoeveelheden op de markt wordt
aangeboden, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om
overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen
betreffende voorschriften voor de etikettering van de verpakkingen en de
maximaal toegestane hoeveelheden die van specifieke geslachten of soorten op de
markt aangeboden mogen worden. (63) Om te waarborgen dat materiaal
voor nichemarkten op kleine schaal en op transparante wijze op de markt wordt
aangeboden, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig
artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen betreffende de
maximumgrootte van kleine verpakkingen, recipiënten of bundels, alsmede
voorschriften inzake de traceerbaarheid, partijen en de etikettering van het
betrokken materiaal voor nichemarkten. (64) Het is van belang dat
teeltmateriaal dat nog niet definitief gecertificeerd is en zaad dat niet
conform de voorschriften inzake kiemkracht is gecertificeerd, onder bepaalde
omstandigheden geproduceerd en op de markt aangeboden mag worden. Daarom moet
aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig
artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met specifieke
voorschriften voor teeltmateriaal betreffende de verpakkingen, recipiënten en
bundels, voorschriften voor kleine verpakkingen en recipiënten, de etikettering
van dat materiaal, de periode gedurende welke dergelijk zaad op de markt
aangeboden mag worden en de inhoud van de voorlopige analyserapporten
betreffende de kiemkracht. (65) Het is van belang te
waarborgen dat teeltmateriaal dat uit derde landen wordt ingevoerd aan de
voorschriften van deze verordening voldoet. Daarom moet aan de Commissie de
bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU
handelingen vast te stellen om te besluiten of in een derde land geproduceerd
teeltmateriaal van specifieke geslachten, soorten of categorieën voldoet aan
voorschriften die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften die gelden voor
teeltmateriaal dat in de Unie geproduceerd en op de markt aangeboden is. (66) Het is van belang ervoor te
zorgen dat de productie en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal van
bepaalde geslachten of soorten tegemoetkomt aan de hogere eisen die de
samenleving stelt op het vlak van hun landbouwrentabiliteit en
kwaliteitskenmerken voor verwerking. Om de technische en economische
ontwikkelingen in de sector te kunnen volgen moet aan de Commissie de
bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU gedelegeerde
handelingen vast te stellen betreffende lijsten van geslachten of soorten die
van bijzonder belang zijn voor de bevredigende en duurzame ontwikkeling van de
landbouw in de Unie. (67) Om te zorgen voor
geactualiseerde normen voor een rasregistratie die is afgestemd op de kenmerken
van geslachten en soorten die van bijzonder belang zijn voor de duurzame
ontwikkeling van de landbouw in de Unie, moet aan de Commissie de bevoegdheid
worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te
stellen met voorschriften voor de registratie van die geslachten en soorten wat
betreft resistentie tegen plaagorganismen, een geringere behoefte aan
specifieke middelen, een verlaagd gehalte aan ongewenste stoffen en een betere
aanpassing aan uiteenlopende agroklimatologische omstandigheden. (68) Om te zorgen voor geactualiseerde
voorwaarden voor de geschiktheid van de rasbenamingen in bepaalde gevallen,
moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig
artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen met voorschriften voor
de relatie tussen benamingen en handelsmerken, hun relatie met geografische
aanduidingen of oorsprongsbenamingen voor landbouwproducten, de schriftelijke
toestemming van houders van oudere rechten om beletsels ten aanzien van de
geschiktheid van een benaming weg te nemen, specifieke criteria om te bepalen
of een benaming misleidend of verwarrend is en het gebruik van een benaming in
de vorm van een code. (69) Het is van belang dat
teeltmateriaal dat behoort tot klonen alleen geproduceerd en op de markt
aangeboden mag worden als het voldoet aan bepaalde kwaliteits- en
gezondheidsvoorschriften en tevens behoort tot geslachten of soorten die van
bijzonder belang zijn voor bepaalde marktsectoren. Daarom moet aan de Commissie
de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU
handelingen vast te stellen betreffende kwaliteits- en gezondheidsvoorschriften
voor klonen van bepaalde geslachten of soorten en betreffende de lijsten van
geslachten of soorten waartoe de klonen moeten behoren om op de markt
aangeboden te mogen worden. (70) Om ervoor te zorgen dat de in
de rasregistratieaanvragen verstrekte informatie bij de ontwikkelingen in de
sector aansluit en relevant is voor de specifieke kenmerken van de rassen die
tot bepaalde geslachten of soorten behoren, moet aan de Commissie de
bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen
vast te stellen ten aanzien van de in de aanvraag voor die geslachten of
soorten op te nemen aanvullende elementen. (71) Om te zorgen voor
geactualiseerde normen voor de door het Bureau en de bevoegde autoriteiten
uitgevoerde audits van de werklocaties voor technische onderzoeken en de opzet
van die onderzoeken, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen
om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen
betreffende voorschriften voor die audits. (72) Om te zorgen voor
geactualiseerde normen voor het technische onderzoek van rassen moet aan de
Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig
artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen betreffende
voorschriften met de verplichtingen inzake de kwalificatie en opleiding van het
personeel van de bevoegde autoriteiten of de aanvragers, de apparatuur die
nodig is voor het technische onderzoek, het samenstellen van
referentiecollecties, het opzetten van kwaliteitsbeheerssystemen, en het
uitvoeren van veldproeven en laboratoriumtests voor bepaalde geslachten of
soorten. (73) Om ervoor te zorgen dat de
door de aanvragers voor de registratie van een ras in het EU-rassenregister
evenredig, billijk en geactualiseerd zijn, moet aan de Commissie de bevoegdheid
worden overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen
vast te stellen betreffende de hoogte van de door de aanvragers te betalen
vergoedingen. (74) Om ervoor te zorgen dat voor
bepaalde categorieën of soorten bosbouwkundig teeltmateriaal volledige
informatie wordt ingediend, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden
overgedragen om overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te
stellen betreffende de voorwaarden waaronder het etiket van de exploitant met
een ander door de professionele exploitant opgesteld document moet worden
aangevuld. (75) Om risico's met betrekking tot
de kwaliteit en gezondheid van het betrokken bosbouwkundig teeltmateriaal te
vermijden moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om
overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ter aanvulling
van de voorschriften van deze verordening betreffende klonen en mengsels van
klonen, door het maximumaantal jaren of het maximumaantal ramets vast te leggen
waartoe de toelating van klonen of mengsels van klonen beperkt moet blijven. (76) Om te waarborgen dat op
evenredige wijze gebruik wordt gemaakt van de vrijstelling van kleine
hoeveelheden zaad van bosbouwkundig teeltmateriaal van de
informatieverplichtingen betreffende kiemkracht of levensvatbaarheid, moet aan
de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om overeenkomstig
artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen betreffende de maximale
hoeveelheden die voor bepaalde soorten bosbouwkundig teeltmateriaal nog kunnen
worden beschouwd als kleine hoeveelheden. (77) Om te waarborgen dat de
kostenonderdelen van de vergoedingen die de bevoegde autoriteiten in rekening
brengen voor de registratie van toegelaten bosbouwkundig uitgangsmateriaal en
de afgifte van basiscertificaten afgestemd zijn op de verrichte werkzaamheden
en actueel zijn, moet aan de Commissie de bevoegdheid worden overgedragen om
overeenkomstig artikel 290 VWEU handelingen vast te stellen ten
aanzien van die kostenonderdelen. (78) Het is van bijzonder belang
dat de Commissie bij haar voorbereidende werkzaamheden voor de vaststelling van
gedelegeerde handelingen passende raadplegingen houdt, onder meer op
deskundigenniveau. De Commissie moet bij de voorbereiding en opstelling van de
gedelegeerde handelingen ervoor zorgen dat de desbetreffende documenten tijdig
en op gepaste wijze gelijktijdig worden toegezonden aan het Europees Parlement
en de Raad. (79) Aan de Commissie moeten
uitvoeringsbevoegdheden worden toegekend om eenvormige voorwaarden te
waarborgen voor de uitvoering van deze verordening ten aanzien van: a) toestemming voor de lidstaten om
strengere voorschriften vast te stellen dan krachtens deze verordening worden
vastgesteld voor teeltmateriaal van in de lijst opgenomen geslachten en soorten
en bosbouwkundig teeltmateriaal van in de lijst opgenomen soorten en
kunstmatige hybriden; b) het vaststellen van noodmaatregelen; c) toestemming voor de lidstaten om
gedurende maximaal één jaar toe te staan dat teeltmateriaal van een ras van een
in de lijst opgenomen geslacht of soort dat nog niet in een nationaal
rassenregister of het EU-register is geregistreerd, geproduceerd en op de markt
aangeboden wordt; d) toestemming voor de lidstaten om
gedurende maximaal één jaar toe te staan dat teeltmateriaal van in de lijst
opgenomen geslachten of soorten dat voldoet aan minder strenge voorschriften
dan krachtens deze verordening zijn vastgesteld, geproduceerd en op de markt
aangeboden wordt; e) het opzetten van tijdelijke experimenten;
f) de vorm van de nationale rassenregisters
en het EU-rassenregister; g) de vorm van de aanvraag voor de
registratie van een ras; h) de regels voor de indiening van
kennisgevingen betreffende de registratie van rassen; i) de vorm van de nationale lijsten inzake
bosbouwkundig teeltmateriaal; j) de vorm van de kennisgeving inzake de
opname van bosbouwkundig teeltmateriaal in de nationale lijst, en k) de vorm van de basiscertificaten voor
bosbouwkundig teeltmateriaal. (80) Die uitvoeringsbevoegdheden
moeten worden uitgeoefend overeenkomstig Verordening (EU) nr. 182/2011 van
het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 2011 tot vaststelling
van de algemene voorschriften en beginselen die van toepassing zijn op de wijze
waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de
Commissie controleren. (81) Deze verordening eerbiedigt de
grondrechten en neemt de in het Handvest van de grondrechten van de Europese
Unie erkende beginselen in acht, met name de eerbiediging van het privéleven en
het familie- en gezinsleven, het recht op eigendom, de bescherming van
persoonsgegevens, de vrijheid van ondernemerschap en de vrijheid van kunsten en
wetenschappen. De lidstaten moeten deze verordening overeenkomstig die rechten
en beginselen toepassen. (82) Aangezien de doelstelling van
deze verordening, namelijk het vaststellen van voorschriften voor de productie
en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal ter waarborging van de
kwaliteit van het materiaal en een geïnformeerde keuze voor de gebruikers, niet
voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve vanwege zijn
complexe aard en zijn grensoverschrijdend en internationaal karakter beter door
de Unie kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5
van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen.
Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat
deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstelling te
verwezenlijken, HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: DEEL I
ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1
Toepassingsgebied Deze verordening bevat voorschriften voor: a) de productie, met het oog op het op
de markt aanbieden, van teeltmateriaal, en b) het op de markt aanbieden van
teeltmateriaal. Artikel 2
Uitzonderingen Deze verordening is niet van toepassing op
teeltmateriaal dat: a) uitsluitend voor onderzoek of
wetenschappelijke doeleinden bestemd is; b) uitsluitend voor kweekdoeleinden
bestemd is; c) uitsluitend bestemd is voor en
bewaard wordt door genenbanken, organisaties en netwerken voor de
instandhouding van genetische hulpbronnen, of personen die tot die organisaties
of netwerken behoren; d) in natura wordt uitgewisseld tussen
personen die geen professionele exploitanten zijn. Artikel 3
Definities Voor de toepassing van deze verordening wordt
verstaan onder: 1) "planten": planten als
omschreven in artikel 2, punt 1, van Verordening (EU) nr. …/… (Office
of Publications, please insert number of Regulation on protective measures
against pests of plants) betreffende de beschermende maatregelen tegen voor
planten schadelijke organismen; 2) "teeltmateriaal": een of
meer planten die volledige planten kunnen voortbrengen en daarvoor bedoeld
zijn; 3) "moederplant": een
geïdentificeerde plant waarvan teeltmateriaal wordt genomen met het oog op het
vermeerderen van nieuwe planten; 4) "generatie": een groep
planten die samen één stap in een afstammingslijn van planten vormen; 5) "op de markt aanbieden": het voorhanden hebben met het oog op
de verkoop in de Unie, met inbegrip van het ten verkoop aanbieden, of enige
andere vorm van overdracht, alsmede de eigenlijke verkoop, distributie, invoer
in en uitvoer uit de Unie en andere vormen van overdracht, al dan niet gratis; 6) "professionele
exploitant": elke natuurlijke of rechtspersoon die beroepshalve ten minste
een van de volgende activiteiten verricht met betrekking tot teeltmateriaal: a) produceren; b) kweken; c) in stand houden; d) diensten verlenen; e) beschermen, inclusief bewaren, en f) op de markt aanbieden. 7) "bevoegde autoriteiten":
bevoegde autoriteiten als omschreven in artikel 2, punt 5, van
Verordening (EU) nr. …/…[Office of Publication, please insert number of
Regulation on Official Controls]; 8) "genetisch gemodificeerd
organisme": een genetisch gemodificeerd organisme als omschreven in
artikel 2, punt 2, van Richtlijn 2001/18/EG; 9) "bosbouwkundig
teeltmateriaal": teeltmateriaal dat bestemd is voor de bosbouw; 10) "partij": een eenheid
teeltmateriaal, die identificeerbaar is door zijn homogene samenstelling en
oorsprong. Artikel 4
Vrij verkeer Voor teeltmateriaal gelden ten aanzien van de
productie en het op de markt aanbieden geen andere beperkingen dan zijn
vastgelegd in deze verordening, Richtlijn 94/62/EG, Verordening (EG)
nr. 338/97, Richtlijn 2001/18/EG, Verordening (EG) nr. 1829/2003,
Verordening (EG) nr. 1830/2003, Verordening (EU) nr. …/… [Office
of Publication, please insert number of Regulation on protective measures
against pests of plants] en in de wetgeving van de Unie ter beperking van
de productie of op de markt aanbieden van invasieve uitheemse soorten. HOOFDSTUK II
PROFESSIONELE EXPLOITANTEN Artikel 5
Register van professionele exploitanten Professionele exploitanten worden
geregistreerd in de in artikel 61 van Verordening (EU) nr. …/… (Office of Publication, please insert number of Regulation on
protective measures against pests of plants) bedoelde registers,
overeenkomstig artikel 62 van die verordening. Artikel 6
Algemene verantwoordelijkheden van professionele exploitanten Professionele exploitanten zorgen ervoor dat
teeltmateriaal dat onder hun beheer geproduceerd en op de markt aangeboden
wordt, aan de voorschriften van deze verordening voldoet. Artikel 7
Specifieke verantwoordelijkheden van professionele exploitanten die
teeltmateriaal produceren Professionele exploitanten die teeltmateriaal
produceren: a) zijn persoonlijk beschikbaar, of
wijzen iemand aan, om met de bevoegde autoriteiten contacten te onderhouden om
de officiële controles te vergemakkelijken; b) identificeren en monitoren de
kritische punten in het productieproces of het op de markt aanbieden, die van
invloed kunnen zijn op de kwaliteit van het teeltmateriaal; c) houden een administratie bij van de
monitoring van de onder b) bedoelde kritische punten, die op verzoek door
de bevoegde autoriteiten kan worden onderzocht; d) zorgen ervoor dat partijen
afzonderlijk identificeerbaar blijven; e) houden actuele informatie bij op hun
bedrijf en op andere locaties die voor de productie van teeltmateriaal worden
gebruikt; f) zorgen ervoor dat de bevoegde
autoriteiten toegang hebben tot de productielocaties, met inbegrip van
bedrijfsruimten en percelen van gecontracteerde derden, en tot de administratie
van de monitoring en alle bijbehorende documenten; g) nemen de nodige maatregelen voor de
instandhouding van de rasechtheid van het teeltmateriaal overeenkomstig de
desbetreffende bepalingen van deze verordening; h) stellen de bevoegde autoriteiten op
verzoek alle contracten met derden ter beschikking. Artikel 8
Traceerbaarheid 1. Professionele exploitanten zorgen
ervoor dat teeltmateriaal in alle stadia van de productie en het op de markt
aanbieden traceerbaar is. 2. Voor de toepassing van lid 1
houden professionele exploitanten informatie bij ter identificatie van de
professionele exploitanten die hun teeltmateriaal hebben geleverd en van dat
teeltmateriaal. Zij stellen die informatie op verzoek ter
beschikking aan de bevoegde autoriteiten. 3. Voor de toepassing van lid 1
houden professionele exploitanten informatie bij ter identificatie van de
personen aan wie zij teeltmateriaal hebben geleverd en van dat teeltmateriaal,
tenzij het materiaal op de detailhandelsmarkt is geleverd. Zij stellen die informatie op verzoek ter
beschikking aan de bevoegde autoriteiten. 4. Voor ander dan bosbouwkundig
teeltmateriaal houden de professionele exploitanten een administratie bij van
het in de leden 2 en 3 bedoelde teeltmateriaal, die zij gedurende drie jaar
nadat dat materiaal aan hen respectievelijk door hen geleverd is, bewaren. Voor bosbouwkundig teeltmateriaal bedraagt die
bewaartermijn tien jaar. DEEL III
ANDER DAN BOSBOUWKUNDIG TEELTMATERIAAL TITEL I
Algemene bepalingen Artikel 9
Toepassingsgebied Dit deel is van toepassing op de productie met
het oog op het op de markt aanbieden alsmede het op de markt aanbieden van
ander teeltmateriaal dan bosbouwkundig teeltmateriaal. Artikel 10
Definities Voor de toepassing van dit deel wordt verstaan
onder: 1) "ras": een plantengroep
binnen een botanisch taxon van de laagst bekende rang, die: a) gedefinieerd is aan de hand van de
expressie van de kenmerken die voortvloeit uit een bepaald genotype of een
combinatie van genotypen; b) onderscheiden is van elke andere groep
planten op grond van de expressie van ten minste één van de onder a)
bedoelde kenmerken, en c) beschouwd wordt als een eenheid, gezien
zijn geschiktheid om onveranderd te worden vermeerderd; 2) "officiële beschrijving":
een beschrijving van een ras die is opgesteld door een bevoegde autoriteit, de
specifieke kenmerken van het ras bevat en het ras identificeerbaar maakt door
middel van een onderzoek naar zijn onderscheidbaarheid, homogeniteit en
bestendigheid; 3) "officieel erkende
beschrijving": een beschrijving van een ras die is erkend door een
bevoegde autoriteit, de specifieke kenmerken van het ras bevat, het ras
identificeerbaar maakt en is verkregen op andere wijze dan door middel van een
onderzoek naar zijn onderscheidbaarheid, homogeniteit en bestendigheid
krachtens de geldende voorschriften ten tijde van de registratie van dat ras
overeenkomstig artikel 79; 4) "kloon": een afzonderlijke
nakomeling die oorspronkelijk van een andere plant is verkregen door
vegetatieve vermeerdering en genetisch identiek is aan die plant; 5) "instandhouding van een
ras": de handelingen waarmee wordt gewaarborgd dat een ras aan zijn
beschrijving blijft voldoen; 6) "prebasismateriaal":
teeltmateriaal in de eerste fase van de productie, bedoeld voor de productie
van andere categorieën teeltmateriaal; 7) "basismateriaal":
teeltmateriaal dat uit prebasismateriaal geproduceerd is en bedoeld is voor de
productie van gecertificeerd materiaal; 8) "gecertificeerd
materiaal": teeltmateriaal dat uit prebasismateriaal of basismateriaal
geproduceerd is; 9) "standaardmateriaal":
ander teeltmateriaal dan prebasismateriaal, basismateriaal en gecertificeerd
materiaal; 10) "categorie":
prebasismateriaal, basismateriaal, gecertificeerd materiaal of
standaardmateriaal. TITEL II
Productie en op de markt aanbieden van teeltmateriaal van de in de lijst in bijlage I
opgenomen geslachten of soorten HOOFDSTUK I
Inleidende bepalingen Artikel 11
Toepassingsgebied 1. Deze titel is van toepassing op de
productie en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal van geslachten en
soorten die aan een of meer van de volgende criteria voldoen: a) zij vertegenwoordigen een aanzienlijk
productiegebied; b) zij vertegenwoordigen een aanzienlijke
productiewaarde; c) zij worden door een aanzienlijk aantal
professionele exploitanten in de Unie geproduceerd of op de markt aangeboden; d) zij bevatten stoffen waarvoor in verband
met alle of bepaalde toepassingen bijzondere voorschriften moeten gelden met
betrekking tot de bescherming van de gezondheid van mens en dier en het milieu. 2. De in lid 1 bedoelde geslachten
en soorten zijn in de lijst in bijlage I opgenomen. 3. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot
wijziging van bijlage I teneinde die bijlage aan de ontwikkelingen in de
wetenschappelijke en technische kennis en economische gegevens aan te passen. 4. Deze titel is ook van toepassing op
onderstammen en andere plantendelen (hierna gezamenlijk
"onderstammen" genoemd) van andere dan de in de lijst van
bijlage I opgenomen geslachten en soorten, wanneer materiaal van
een van de in de lijst van bijlage I opgenomen geslachten en
soorten, of hybriden daarvan, daarop wordt geënt. Artikel 12
Categorieën teeltmateriaal 1. Teeltmateriaal mag alleen
geproduceerd en op de markt aangeboden worden in een van de volgende
categorieën: a) prebasismateriaal; b) basismateriaal; c) gecertificeerd materiaal; d) standaardmateriaal. 2. Teeltmateriaal mag niet als
standaardmateriaal geproduceerd en op de markt aangeboden worden als het
behoort tot geslachten of soorten waarvoor de kosten en de certificeringswerkzaamheden
die voor het produceren en op de markt aanbieden van het teeltmateriaal als
prebasismateriaal, basismateriaal en gecertificeerd materiaal gemaakt moeten
worden, in verhouding staan tot: a) het doel de voedsel- en diervoederzekerheid
te waarborgen, en b) het hogere niveau van rasechtheid,
gezondheid en kwaliteit van het teeltmateriaal doordat wordt voldaan aan de
vereisten voor prebasismateriaal, basismateriaal en gecertificeerd materiaal in
plaats van aan die voor standaardmateriaal. 3. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met
lijsten van geslachten of soorten waarvan het teeltmateriaal niet als
standaardmateriaal op de markt mag worden aangeboden, als bedoeld in
lid 2. 4. In afwijking van de leden 2 en 3 mag
teeltmateriaal alleen als standaardmateriaal geproduceerd en op de markt
aangeboden worden in de volgende gevallen: a) het behoort tot een ras dat voorzien is
van een officieel erkende beschrijving; b) het is heterogeen materiaal in de zin van
artikel 14, lid 3; c) het is materiaal voor nichemarkten in de
zin van artikel 36, lid 1. HOOFDSTUK II
Voorschriften voor de productie en het op de markt aanbieden Afdeling 1
Lijst van voorschriften Artikel 13
Productie en op de markt aanbieden van prebasismateriaal, basismateriaal,
gecertificeerd materiaal en standaardmateriaal 1. Het geproduceerde en op de markt
aangeboden teeltmateriaal voldoet aan: a) de registratievoorschriften van
afdeling 2; b) de productie- en kwaliteitsvoorschriften
van afdeling 3 voor de desbetreffende categorie; c) de voorschriften inzake behandeling van
afdeling 4; d) de voorschriften inzake identificatie en
in voorkomend geval certificering van afdeling 5. 2. Lid 1, onder b), is niet van
toepassing op de voorschriften voor de productie van teeltmateriaal als bedoeld
in artikel 14, lid 3, en artikel 36. Artikel 14
Verplichting tot een geregistreerd ras te behoren 1. Teeltmateriaal mag alleen
geproduceerd en op de markt aangeboden worden als het behoort tot een ras dat
in een nationaal rassenregister als bedoeld in artikel 51 of het in
artikel 52 bedoelde EU-rassenregister is geregistreerd. 2. In afwijking van lid 1 mogen
onderstammen geproduceerd en op de markt aangeboden worden zonder te behoren
tot een ras dat in een nationaal rassenregister of het EU‑rassenregister
is geregistreerd. 3. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen om te
bepalen dat teeltmateriaal in afwijking van lid 1 geproduceerd en op de
markt aangeboden mag worden terwijl het niet tot een ras in de zin van
artikel 10, punt 1, behoort (hierna "heterogeen materiaal"
genoemd) en niet voldoet aan de voorschriften inzake onderscheidbaarheid,
homogeniteit en bestendigheid van de artikelen 60, 61 en 62, en inzake
voldoende cultuur- en/of gebruikswaarde of duurzame cultuur- en/of
gebruikswaarde van de artikelen 58 en 59. In die gedelegeerde handelingen kan voor
heterogeen materiaal het volgende worden vastgesteld: a) voorschriften inzake etikettering en
verpakking; b) voorschriften betreffende de beschrijving
van het materiaal, met inbegrip van de kweekmethoden en het gebruikte
oudermateriaal, een beschrijving van het productieschema voor het
teeltmateriaal en de beschikbaarheid van standaardmonsters; c) voorschriften betreffende informatie en
productiemonsters die de professionele exploitanten moeten bewaren en de
instandhouding van het materiaal; d) de opstelling van registers voor
heterogeen materiaal door de bevoegde autoriteiten, voorschriften voor registratie
en de inhoud van die registers; e) de vaststelling van vergoedingen en de
kostenonderdelen voor de berekening van die vergoedingen, voor de registratie
van heterogeen materiaal als bedoeld onder d), op zodanige wijze dat de
vergoeding geen belemmering voor de registratie van het betrokken heterogeen
materiaal vormt. Die gedelegeerde handelingen worden uiterlijk [Office
of Publications, please insert date of application of this Regulation…]
vastgesteld. Zij kunnen per
geslacht of soort worden vastgesteld. Artikel 15
Verplichting tot geregistreerde klonen te behoren Teeltmateriaal dat tot een kloon behoort, mag
alleen geproduceerd en op de markt aangeboden worden als die kloon in een
nationaal rassenregister als bedoeld in artikel 51 of het in artikel 52
bedoelde EU-rassenregister is geregistreerd. Afdeling 2
Productie- en kwaliteitsvoorschriften Artikel 16
Voorschriften inzake de productie en kwaliteit van teeltmateriaal 1. Teeltmateriaal wordt geproduceerd
overeenkomstig de productievoorschriften in bijlage II, deel A, en
wordt alleen op de markt aangeboden als het voldoet aan de voorschriften inzake
kwaliteit in bijlage II, deel B. 2. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter
aanvulling van de in lid 1 bedoelde voorschriften. Voor zover van
toepassing kunnen die voorschriften in die gedelegeerde handelingen
gepreciseerd worden, zoals aangegeven in bijlage II, deel D. 3. In die gedelegeerde handelingen
wordt rekening gehouden met de desbetreffende wetenschappelijke en technische
aanbevelingen: a) de "Seed Scheme Rules and
Regulations" van de Organisatie voor Economische Samenwerking en
Ontwikkeling (OESO); b) de normen voor pootaardappelen van de
Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (VN/ECE); c) de voorschriften voor bemonstering en
tests van de International Seed Testing Association (ISTA), en d) de voorschriften van de
Plantenbeschermingsorganisatie voor Europa en het gebied van de Middellandse
Zee (EPPO). 4. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot
wijziging van de delen A en B van bijlage II teneinde die aan de
ontwikkelingen in de wetenschappelijke en technische kennis aan te passen. Afdeling 3
Voorschriften inzake behandeling Artikel 17
Partijen 1. Teeltmateriaal wordt in partijen op
de markt aangeboden. Die partijen moeten voldoende homogeen zijn en als
verschillend van andere partijen teeltmateriaal zijn geïdentificeerd. 2. Tijdens de verwerking, verpakking en
opslag, het vervoer en bij aflevering mogen partijen teeltmateriaal van
verschillende oorsprong tot een nieuwe partij worden samengevoegd. In dat geval
houdt de professionele exploitant een administratie bij met gegevens over de
oorsprong van de samenstellende delen van de nieuwe partij. 3. Tijdens de verwerking, verpakking en
opslag, het vervoer en bij aflevering mogen partijen teeltmateriaal in twee of
meer partijen worden gesplitst. In dat geval houdt de professionele exploitant
een administratie betreffende de oorsprong van de nieuwe partijen. 4. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met
nadere voorschriften voor bepaalde geslachten of soorten ten aanzien van een of
meer van de volgende punten: a) de maximumgrootte van de partijen, om de
homogeniteit van het teeltmateriaal te waarborgen; b) de samenstelling van de partijen, om de
instandhouding van de rasechtheid van het teeltmateriaal te waarborgen; c) de identificatie van de partijen, om de
traceerbaarheid van het teeltmateriaal te waarborgen. Artikel 18
Verpakkingen, recipiënten en bundels, en voorschriften voor kleine
verpakkingen en recipiënten 1. Teeltmateriaal wordt op de markt
aangeboden als afzonderlijke planten of in verpakkingen, recipiënten of
bundels. 2. Verpakkingen en recipiënten zijn zo
gesloten dat zij niet kunnen worden geopend zonder dat de sluiting wordt
beschadigd en, in het geval van verpakkingen, zonder dat de verpakking sporen
van manipulatie vertoont. 3. Bundels worden zo samengebonden dat
het materiaal waaruit zij zijn samengesteld niet kan worden losgemaakt zonder
dat het bindsel wordt beschadigd. 4. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met
nadere voorschriften voor bepaalde geslachten of soorten ten aanzien van een of
meer van de volgende punten: a) de sluiting, met inbegrip van verzegeling
of nieuwe sluiting, van verpakkingen, recipiënten of bundels om de rasechtheid
van het betrokken teeltmateriaal te waarborgen en te vermijden dat partijen
ongecontroleerd door elkaar komen; b) de vaststelling van een voorschrift dat
teeltmateriaal alleen in verpakkingen, recipiënten of bundels op de markt
aangeboden mag worden, om de traceerbaarheid van de betrokken partijen te
waarborgen. 5. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met
specifieke voorschriften voor de productie en het op de markt aanbieden van
bepaalde geslachten of soorten in kleine verpakkingen, recipiënten of bundels.
Die voorschriften kunnen een of meer van de volgende punten betreffen: a) de maximumafmetingen en het maximumvolume
van kleine verpakkingen, recipiënten of bundels; b) de kleur en inhoud van de etiketten en de
wijze van etikettering van kleine verpakkingen, recipiënten of bundels; c) het onderzoek van kleine verpakkingen,
recipiënten of bundels en het daarin aanwezige teeltmateriaal; d) de sluiting van kleine verpakkingen. Afdeling 4
Certiferings-, identificatie- en etiketteringsvoorschriften Artikel 19
Certificering en identificatie van prebasismateriaal, basismateriaal en
gecertificeerd materiaal en identificatie van standaardmateriaal 1. Prebasismateriaal, basismateriaal en
gecertificeerd materiaal wordt gecertificeerd en geïdentificeerd door middel van
een officieel etiket (hierna "officieel etiket" genoemd). 2. Met een officieel etiket wordt
gecertificeerd dat het prebasismateriaal, basismateriaal respectievelijk
gecertificeerd materiaal voldoet aan de toepasselijke productie- en
kwaliteitsvoorschriften als bedoeld in artikel 16. 3. De in de leden 1 en 2 bedoelde
certificering is gebaseerd op veldinspecties, bemonstering en tests
overeenkomstig de in artikel 20 bedoelde voorschriften (hierna
"certificeringsregelingen" genoemd) en de bepalingen van de artikelen 22
tot en met 26. 4. Standaardmateriaal wordt
geïdentificeerd door middel van een etiket van de exploitant (hierna
"etiket van de exploitant" genoemd). 5. Met een etiket van de exploitant
wordt verklaard dat het standaardmateriaal voldoet aan de toepasselijke
kwaliteitsvoorschriften als bedoeld in artikel 16. Artikel 20
Certificeringsregelingen 1. De certificeringsregelingen voor
prebasismateriaal, basismateriaal en gecertificeerd materiaal zijn opgenomen in
bijlage II, deel C. 2. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter
aanvulling van de certificeringsregelingen. Voor zover van toepassing kunnen
die certificeringsregelingen in die gedelegeerde handelingen gepreciseerd
worden, zoals aangegeven in bijlage II, deel D. 3. In die gedelegeerde handelingen
wordt rekening gehouden met de desbetreffende wetenschappelijke en technische
aanbevelingen, zoals: a) de "Seed Scheme Rules and
Regulations" van de OESO; b) de normen voor pootaardappelen van de
VN/ECE; c) de voorschriften voor bemonstering en
tests van de ISTA, en d) de voorschriften van de EPPO. 4. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot
wijziging van de delen C en D van bijlage II teneinde die aan de
ontwikkelingen in de wetenschappelijke en technische kennis aan te passen. Artikel 21
Inhoud van het officiële etiket en het etiket van de exploitant 1. Het officiële etiket en het etiket
van de exploitant bevatten de in bijlage III, deel A, genoemde
informatie. 2. Het officiële etiket en het etiket
van de exploitant worden in een van de officiële talen van de Unie opgesteld.
Zij moeten leesbaar, onuitwisbaar, eenzijdig bedrukt en goed zichtbaar zijn en
mogen niet eerder gebruikt zijn. 3. Het officiële etiket heeft voor elke
categorie teeltmateriaal een andere kleur. 4. Indien krachtens artikel 74,
lid 1, en artikel 75, lid 1, van Verordening (EU) nr. …/… [Office
of Publication, please insert number of Regulation on protective measures
against pests of plants] een plantenpaspoort moet worden afgegeven, omvat
het officiële etiket het plantenpaspoort zoals bepaald in artikel 78,
lid 3, van die verordening. 5. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met
voorschriften voor officiële etiketten en etiketten van de exploitant, ter
aanvulling van de voorschriften van de leden 1 en 2. Die voorschriften
betreffen een of meer van de volgende punten: a) de kleuren van het etiket voor specifieke
categorieën en andere groepen teeltmateriaal; b) vermeldingen betreffende een
etiketnummer; c) vermeldingen betreffende generaties
prebasismateriaal, basismateriaal, gecertificeerd materiaal en
standaardmateriaal; d) de vermelding van typen rassen, inclusief
intraspecifieke of interspecifieke hybriden; e) de vermelding van de onderverdelingen van
categorieën overeenkomstig verschillende voorwaarden; f) in geval van mengsels de vermelding van
het gewichtspercentage van de verschillende bestanddelen per soort, en indien
van toepassing, per ras; g) vermeldingen betreffende het beoogde
gebruik van het materiaal. 6. Dit artikel is van toepassing
onverminderd artikel 49, lid 4, van Verordening (EG)
nr. 1107/2009 betreffende de begeleidende etiketten en documenten van behandeld
zaaizaad in de zin van die verordening. 7. De Commissie stelt door middel van
uitvoeringshandelingen de vorm of vormen van het officiële etiket en het etiket
van de exploitant vast. Die vormen kunnen per geslacht of soort worden
vastgesteld. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in
artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. Artikel 22
Verantwoordelijkheid voor het vervaardigen en aanbrengen van officiële
etiketten De officiële etiketten worden vervaardigd en
aangebracht door: a) de professionele exploitant, onder
officieel toezicht van de bevoegde autoriteit, of b) de bevoegde autoriteit, indien de
professionele exploitant daarom verzoekt of er niet toe gemachtigd is krachtens
artikel 23. Artikel 23
Machtiging van professionele exploitanten om de certificering te verrichten
en officiële etiketten te vervaardigen 1. Professionele exploitanten kunnen
door de bevoegde autoriteit worden gemachtigd de certificering te verrichten en
officiële etiketten te vervaardigen onder officieel toezicht als bedoeld in
artikel 22, onder a), mits zij aan alle onderstaande voorwaarden
voldoen: a) zij beschikken over de nodige kennis om
te voldoen aan de productie- en kwaliteitsvoorschriften en de
certificeringsregelingen krachtens artikel 16, lid 2, en
artikel 20, lid 2, en voldoen, indien van toepassing, aan de
krachtens lid 3, onder a), van dit artikel vastgestelde
voorschriften; b) zij beschikken over, of hebben toegang
tot, de nodige apparatuur en laboratoria om de in artikel 16, lid 2,
en artikel 20, lid 2, bedoelde voorschriften op juiste en doelmatige
wijze toe te passen, met name apparatuur en laboratoria die voldoen aan de
krachtens lid 3, onder b) en c), vastgestelde voorschriften; c) zij hebben de kritische punten van het
productieproces die van invloed kunnen zijn op de kwaliteit en de rasechtheid
van het teeltmateriaal geïdentificeerd, zijn in staat die punten te monitoren
en houden een administratie bij van de resultaten van die monitoring; d) zij kunnen waarborgen dat de partijen identificeerbaar
blijven als bedoeld in artikel 7; e) zij beschikken over systemen en
bepalingen om te waarborgen dat aan de traceerbaarheidsvoorschriften van
artikel 8 wordt voldaan; f) zij maken gebruik van naar behoren
gekwalificeerd inspectie- en laboratoriumpersoneel, met name inspectie- en
laboratoriumpersoneel dat voldoet aan de krachtens lid 3, onder c),
vastgestelde voorschriften. 2. De in lid 1 bedoelde
machtiging kan worden verleend voor specifieke of voor alle geslachten of
soorten. 3. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen om de
bepalingen van lid 1 aan te vullen teneinde te waarborgen dat de
professionele exploitanten in staat zijn de certificering van het betrokken
teeltmateriaal naar behoren op betrouwbare wijze te verrichten. Die
gedelegeerde handelingen kunnen een of meer van de volgende punten betreffen: a) de kwalificatie, opleiding en
werkzaamheden van professionele exploitanten en anderen die door de
professionele exploitanten kunnen worden belast met veldinspecties,
bemonsteringen en tests; b) de geschiktheid van de werklocaties en de
beschikbaarheid van specifieke apparatuur voor gebruik door de professionele
exploitanten; c) voorschriften voor laboratoria die tests
mogen uitvoeren in opdracht van de professionele exploitanten. Artikel 24
Officieel toezicht door de bevoegde autoriteiten 1. In het kader van het in
artikel 22, onder a), bedoelde officiële toezicht verrichten de
bevoegde autoriteiten ten minste eenmaal per jaar een audit om te waarborgen
dat de professionele exploitant de in artikel 23 bedoelde voorschriften
naleeft. 2. In het kader van het in
artikel 22, onder a), bedoelde officiële toezicht voeren de bevoegde
autoriteiten voorts een officiële inspectie, bemonstering en tests uit op een
percentage van de gewassen op het veld en de partijen teeltmateriaal, om te
bevestigen dat dat materiaal voldoet aan de in artikel 16, lid 2,
bedoelde productie- en kwaliteitsvoorschriften. De hoogte van het percentage
wordt vastgesteld aan de hand van het potentiële risico dat niet aan die
voorschriften wordt voldaan. 3. Naast de inspectie, bemonstering en
tests als bedoeld in lid 2 mogen de bevoegde autoriteiten op verzoek van
de professionele exploitant nadere veldinspecties, bemonsteringen en tests
uitvoeren. 4. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter
aanvulling van de leden 1, 2 en 3. Die gedelegeerde handelingen kunnen een of
meer van de volgende punten betreffen: a) het percentage gewassen op het veld
waarop inspectie, bemonstering en tests als bedoeld in lid 2 wordt
uitgevoerd, voor specifieke geslachten of soorten; b) door de bevoegde autoriteiten te
verrichten monitoringactiviteiten. Artikel 25
Door de bevoegde autoriteiten vervaardigde officiële etiketten Indien de officiële etiketten door de bevoegde
autoriteiten worden vervaardigd zoals bedoeld in artikel 22,
onder b), voeren de bevoegde autoriteiten alle nodige veldinspecties,
bemonsteringen en tests uit overeenkomstig de krachtens artikel 20,
lid 2, vastgestelde certificeringsregelingen, om te bevestigen dat de
krachtens artikel 16, lid 2, vastgestelde productie- en
kwaliteitsvoorschriften zijn nageleefd. Artikel 26
Intrekking of wijziging van de machtiging 1. Indien een bevoegde autoriteit na
verlening van de in artikel 23, lid 1, bedoelde machtiging
constateert dat een professionele exploitant zich niet aan de in dat artikel
bedoelde voorschriften houdt, verzoekt zij die professionele exploitant binnen
een bepaalde termijn corrigerende maatregelen te nemen. 2. Indien de professionele exploitant
de in lid 1 bedoelde corrigerende maatregelen niet binnen de gestelde
termijn heeft genomen, trekt de bevoegde autoriteit de machtiging onverwijld
in, of wijzigt zij deze, al naar het geval. Artikel 27
Kennisgeving van de voorgenomen productie en certificering van
prebasismateriaal, basismateriaal en gecertificeerd materiaal Professionele exploitanten stellen de bevoegde
autoriteiten tijdig in kennis van hun voornemen om teeltmateriaal in de vorm
van prebasismateriaal, basismateriaal of gecertificeerd materiaal te produceren
en de in artikel 19, lid 1, bedoelde certificering uit te voeren. In
die kennisgeving worden de betrokken plantensoorten en categorieën vermeld. Artikel 28
Opstelling van etiketten van de exploitant voor standaardmateriaal Etiketten van de exploitant worden door de
professionele exploitant vervaardigd en aangebracht nadat deze door eigen
inspecties, bemonsteringen en tests heeft nagegaan of het teeltmateriaal aan de
in artikel 16 bedoelde productie- en kwaliteitsvoorschriften voldoet. Artikel 29
Verwijzing naar partijen 1. Het officiële etiket en het etiket
van de exploitant worden vervaardigd met een verwijzing naar een partij. Zij
worden afhankelijk van het geval aangebracht op afzonderlijke planten of op de
buitenkant van verpakkingen, recipiënten of bundels. 2. Indien een partij in delen wordt
gesplitst, wordt voor elk deel een nieuw officieel etiket of etiket van de
exploitant vervaardigd. Indien meerdere partijen tot één partij worden
samengevoegd, wordt voor die nieuwe partij een nieuw officieel etiket of etiket
van de exploitant vervaardigd. HOOFDSTUK III
Tests Artikel 30
Tests na de certificering voor prebasismateriaal, basismateriaal en
gecertificeerd materiaal 1. Nadat de in artikel 19,
lid 1, bedoelde certificering heeft plaatsgevonden, kunnen de bevoegde
autoriteiten tests op het teeltmateriaal uitvoeren (hierna "tests na de
certificering" genoemd) om te bevestigen dat het aan de in artikel 16,
lid 2, bedoelde kwaliteitsvoorschriften en de krachtens artikel 20,
lid 2, vastgestelde certificeringsregelingen voldoet. 2. De bevoegde autoriteiten zetten de
tests na de certificering op en plannen deze aan de hand van een risicoanalyse
betreffende de mogelijkheid dat het desbetreffende teeltmateriaal niet aan de
bedoelde voorschriften voldoet. 3. De tests na de certificering worden
uitgevoerd op door de bevoegde autoriteiten genomen monsters. In die tests
wordt de rasechtheid en raszuiverheid van het betrokken teeltmateriaal
beoordeeld. 4. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met
voorschriften voor de tests na de certificering van teeltmateriaal van bepaalde
geslachten of soorten. In die voorschriften wordt rekening gehouden met
ontwikkelingen in de wetenschappelijke en technische kennis. Zij kunnen
betrekking hebben op: a) het aandeel monsters per geslacht, soort
en categorie waarop tests worden uitgevoerd; b) de testprocedure. Artikel 31
Niet-naleving van de kwaliteitsvoorschriften en certificeringsregelingen
door professionele exploitanten 1. Wanneer uit de tests na de
certificering blijkt dat prebasismateriaal, basismateriaal of gecertificeerd
materiaal niet met inachtneming van de in artikel 16, lid 2, bedoelde
kwaliteitsvoorschriften en de in artikel 20, lid 2, bedoelde
certificeringsregelingen geproduceerd of op de markt aangeboden is, zorgen de
bevoegde autoriteiten ervoor dat de betrokken professionele exploitant de
nodige corrigerende maatregelen neemt. Die maatregelen moeten tot resultaat
hebben dat het betrokken materiaal aan die voorschriften voldoet, dan wel van
de markt wordt gehaald. 2. Wanneer uit de tests na de
certificering herhaaldelijk blijkt dat een professionele exploitant
teeltmateriaal produceert of op de markt aanbiedt dat niet in overeenstemming
is met de in artikel 16, lid 2, bedoelde kwaliteitsvoorschriften of
de in artikel 20 bedoelde certificeringsregelingen, is artikel 26,
lid 2, van toepassing. HOOFDSTUK IV
Mengsels Artikel 32
Mengsels van in de lijst van bijlage I opgenomen geslachten en soorten 1. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met
voorschriften voor de productie en het op de markt aanbieden van mengsels van
teeltmateriaal van verschillende geslachten of soorten die in de lijst van
bijlage I zijn opgenomen, of van verschillende rassen van die geslachten of
soorten. Die voorschriften mogen afwijken van de volgende bepalingen: a) de krachtens artikel 16, lid 2,
vastgestelde productie- en kwaliteitsvoorschriften; b) de bepalingen van artikel 17
betreffende partijen; c) de bepalingen van artikel 18
betreffende verpakkingen, recipiënten en bundels, en voorschriften voor kleine
verpakkingen en recipiënten, en d) de bepalingen van artikel 21
betreffende de inhoud en vorm van het officiële etiket en het etiket van de
exploitant. 2. De in lid 1 bedoelde voorschriften
betreffen een of meer van de volgende punten: a) de maximumafmetingen en het maximumvolume
van partijen, verpakkingen, recipiënten of bundels; b) de kleur en de inhoud van de etiketten; c) de benaming van het mengsel en de
beschrijving van de samenstelling ervan; d) de sluiting van verpakkingen, recipiënten
of bundels; e) de voorschriften voor de productie en
inspecties van die mengsels; f) voorschriften ter vergemakkelijking van
de traceerbaarheid van het gewichtspercentage van de verschillende bestanddelen
per soort, en indien van toepassing, per ras; Artikel 33
Instandhoudingsmengsels 1. De bevoegde autoriteiten mogen
toestaan dat mengsels van teeltmateriaal van in de lijst van bijlage I
opgenomen geslachten of soorten met teeltmateriaal van niet in de lijst van
bijlage I opgenomen geslachten en soorten geproduceerd en op de markt
aangeboden worden, indien die mengsels aan onderstaande voorwaarden voldoen: a) zij dragen bij tot de instandhouding van
genetische hulpbronnen en het behoud van het natuurlijk milieu; b) zij zijn van nature aan een bepaalde
regio (hierna "regio van oorsprong" genoemd) gebonden. Een dergelijk
mengsel wordt hierna "instandhoudingsmengsel" genoemd. 2. Wanneer een bevoegde autoriteit de
productie en het op de markt aanbieden van een instandhoudingsmengsel toestaat,
identificeert zij de regio van oorsprong met inachtneming van informatie van autoriteiten
of organisaties op het gebied van plantaardige genetische hulpbronnen. 3. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen betreffende
de volgende punten, met betrekking tot alle of bepaalde geslachten of soorten: a) een procedure voor de in lid 1
bedoelde toestemming; b) voorschriften voor de in lid 1
bedoelde toestemming, naast de in dat lid opgenomen voorschriften; c) voorschriften voor de verpakkingen en
recipiënten van een instandhoudingsmengsel; d) etiketteringsvoorschriften voor
instandhoudingsmengsels; e) voorschriften voor de identificatie van
de regio van oorsprong; f) de verplichting van de professionele
exploitanten om verslag te doen van de productie en het op de markt aanbieden
van instandhoudingsmengsels; g) de verplichting van de lidstaten om aan
de Commissie verslag uit te brengen over de toepassing van dit artikel. HOOFDSTUK V
Afwijkingen Afdeling 1
Afwijkingen van de registratievoorschriften Artikel 34
Teeltmateriaal van rassen waarvan de registratie in behandeling is 1. In afwijking van artikel 14,
lid 1, mogen de bevoegde autoriteiten professionele exploitanten
toestemming verlenen om gedurende bepaalde tijd voor tests en proeven op
landbouwbedrijven of andere productieplaatsen tot een bepaald maximum
teeltmateriaal op de markt aan te bieden van een ras dat niet krachtens
artikel 79 in een nationaal rassenregister of krachtens artikel 94,
lid 1, in het EU-rassenregister geregistreerd is. 2. De in lid 1 bedoelde
toestemming mag alleen worden verleend als het teeltmateriaal behoort tot een
ras waarvoor een aanvraag om registratie in een nationaal rassenregister
krachtens artikel 66 of in het EU-rassenregister krachtens artikel 94
is ingediend. 3. Om de in lid 1 bedoelde
toestemming te verkrijgen dient de professionele exploitant bij de bevoegde
autoriteiten van de lidstaten waar de desbetreffende tests en proeven zullen
plaatsvinden, een verzoek in met de volgende informatie: a) een beschrijving van de voorgestelde
tests en proeven; b) de met de voorgestelde tests en proeven
nagestreefde doelstellingen; c) de plaatsen waar de tests en proeven
zullen worden uitgevoerd; d) de voorlopige benaming van het ras, zoals
vermeld in de registratieaanvraag; e) de procedure voor instandhouding van het ras; f) informatie over de autoriteit waarbij de
registratieaanvraag voor het ras in behandeling is, en de aan die aanvraag
toegekende referentie; g) de duur van de gevraagde toestemming; h) de hoeveelheden materiaal die op de markt
aangeboden zullen worden. 4. De lidstaten waarvan de bevoegde
autoriteiten de in lid 1 bedoelde toestemming hebben verleend, stellen de
andere lidstaten, de Commissie en het Europees Bureau voor plantenrassen
(hierna "het Bureau" genoemd) hiervan in kennis. 5. Het Bureau brengt jaarlijks
uiterlijk op 31 maart aan de Commissie en de lidstaten verslag uit over de
in het voorafgaande jaar krachtens lid 1 verleende toestemmingen en
krachtens lid 3 ingediende informatie 6. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter
aanvulling van de leden 1, 2 en 3, door het vaststellen van voorschriften voor
de volgende punten: a) de etikettering van verpakkingen, en b) de maximale hoeveelheden die voor
specifieke geslachten of soorten krachtens lid 1 op de markt mogen worden
aangeboden. Artikel 35
Afwijkingen van de registratieverplichtingen bij tijdelijke
voorzieningsmoeilijkheden 1. In afwijking van artikel 14,
lid 1, mag de Commissie, om eventuele tijdelijke moeilijkheden bij de
algemene voorziening met teeltmateriaal in de Unie te ondervangen, de lidstaten
door middel van uitvoeringshandelingen toestemming verlenen om gedurende
maximaal één jaar de productie en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal
van een ras dat niet in een nationaal rassenregister of het EU‑rassenregister
is geregistreerd, toe te staan. In die uitvoeringshandelingen kunnen per
geslacht of soort de maximale hoeveelheden worden aangegeven die op de markt
mogen worden aangeboden. 2. De in lid 1 bedoelde
uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 141, lid
3, bedoelde onderzoeksprocedure. 3. De in lid 1 bedoelde
toestemming wordt verleend naar aanleiding van een door de betrokken lidstaat
ingediend, met redenen omkleed verzoek. 4. Die toestemming wordt alleen
verleend als de in lid 1 bedoelde afwijking nodig en evenredig is om
tijdelijke moeilijkheden bij de algemene voorziening met het betrokken
teeltmateriaal te ondervangen. 5. Krachtens lid 1 op de markt
aangeboden teeltmateriaal wordt voorzien van een bruin etiket. Hierop wordt
vermeld dat het desbetreffende teeltmateriaal tot een niet-geregistreerd ras
behoort. Artikel 36
Afwijkingen van de registratieverplichtingen in het geval van teeltmateriaal
voor nichemarkten 1. Artikel 14, lid 1, is niet
van toepassing op teeltmateriaal dat aan de onderstaande voorwaarden voldoet: a) het wordt in kleine hoeveelheden op markt
aangeboden door personen die geen professionele exploitanten zijn, of door
professionele exploitanten die niet meer dan tien personeelsleden in dienst
hebben en wier jaaromzet of balanstotaal niet meer dan 2 miljoen EUR
bedraagt; b) het is voorzien van de vermelding
"materiaal voor nichemarkten". Dit teeltmateriaal wordt hierna "materiaal
voor nichemarkten" genoemd. 2. Personen die materiaal voor
nichemarkten produceren, houden een administratie bij van de geproduceerde en
op de markt aangeboden hoeveelheden materiaal, per geslacht, soort of type
materiaal. Zij stellen die administratie op verzoek ter beschikking aan de
bevoegde autoriteiten. 3. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin
voor de productie en het op de markt aanbieden van materiaal voor nichemarkten
van bepaalde geslachten of soorten het volgende wordt vastgesteld: a) de maximumomvang van verpakkingen,
recipiënten of bundels; b) voorschriften inzake traceerbaarheid,
partijen en etikettering van het betrokken materiaal voor nichemarkten; c) voorschriften voor het op de markt
aanbieden. Afdeling 2
Afwijking van de productie- en kwaliteitsvoorschriften Artikel 37
Minder strenge voorschriften inzake kiemkracht en andere minder strenge
kwaliteitsvoorschriften in geval van tijdelijke voorzieningsmoeilijkheden 1. Om eventuele tijdelijke
moeilijkheden bij de algemene voorziening met teeltmateriaal in een lidstaat te
ondervangen, mag de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming
verlenen voor het op de markt aanbieden van zaad met een verlaagde kiemkracht,
mits die kiemkracht minder dan 5 % lager is dan de krachtens
artikel 16, lid 2, voorgeschreven kiemkracht. Die toestemming wordt naar aanleiding van een door
de betrokken professionele exploitant ingediend, met redenen omkleed verzoek
verleend voor een bepaalde tijdsduur van maximaal vier maanden. Op het etiket van het in lid 1 bedoelde zaad
wordt de werkelijke lagere kiemkracht vermeld. 2. Om eventuele tijdelijke
moeilijkheden bij de algemene voorziening met teeltmateriaal in een lidstaat te
ondervangen, mag de bevoegde autoriteit van de betrokken lidstaat toestemming
verlenen voor het op de markt aanbieden van teeltmateriaal dat voldoet aan
minder strenge kwaliteitsvoorschriften, afgezien van de in lid 1 bedoelde
minder strenge voorschriften inzake kiemkracht, dan de krachtens
artikel 16, lid 2, geldende kwaliteitsvoorschriften. Die toestemming wordt naar aanleiding van een door
de betrokken professionele exploitant ingediend, met redenen omkleed verzoek
verleend voor een bepaalde tijdsduur van maximaal vier maanden. Krachtens dit lid op de markt aangeboden teeltmateriaal
wordt voorzien van een bruin etiket. Hierop wordt vermeld dat het
desbetreffende teeltmateriaal voldoet aan minder strenge
kwaliteitsvoorschriften dan bedoeld in artikel 16, lid 2. 3. De lidstaten stellen de Commissie en
de andere lidstaten in kennis van elke krachtens de leden 1 en 2 verleende
toestemming. 4. De Commissie mag door middel van
uitvoeringshandelingen besluiten dat de in de leden 1 en 2 bedoelde
toestemmingen worden ingetrokken of gewijzigd indien die maatregelen niet in
overeenstemming zijn met de voorwaarden van die leden of niet passend of niet
evenredig geacht worden om de doelstellingen van die leden te bereiken. Die
uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 141,
lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. Afdeling 3
Afwijkingen van de etiketterings-, certiferings- en identificatievoorschriften Artikel 38
Nog niet definitief gecertificeerd teeltmateriaal 1. Teeltmateriaal met uitzondering van het in artikel 39 bedoelde
zaad, dat in een lidstaat is geoogst, maar nog niet definitief overeenkomstig
artikel 19, lid 1, als prebasismateriaal, basismateriaal of
gecertificeerd materiaal is gecertificeerd, mag onder verwijzing naar die
categorieën op de markt worden aangeboden, indien: a) voor de oogst door de bevoegde autoriteit
een veldinspectie is verricht waarbij is bevestigd dat het materiaal in
overeenstemming is met de in artikel 16, lid 2, bedoelde productie-
en kwaliteitsvoorschriften; b) het teeltmateriaal is geïdentificeerd als
nog niet definitief krachtens artikel 19 gecertificeerd materiaal, en c) aan de voorschriften van de leden 2 tot
en met 6 is voldaan. 2. Teeltmateriaal als bedoeld in
lid 1 mag slechts eenmaal door een professionele exploitant aan een andere
professionele exploitant op de markt worden aangeboden en niet verder aan enige
andere persoon worden overgedragen. 3. De
professionele exploitant stelt de betrokken bevoegde autoriteit van tevoren in
kennis van zijn voornemen om teeltmateriaal als bedoeld in lid 1 op de
markt aan te bieden. 4. Indien de lidstaat waar het
teeltmateriaal is geoogst (hierna "lidstaat van productie" genoemd)
een andere is dan de lidstaat waar het teeltmateriaal overeenkomstig
artikel 19, lid 1, is gecertificeerd (hierna "lidstaat van
certificering" genoemd), wisselen de bevoegde autoriteiten van de
betrokken lidstaten de nodige informatie uit betreffende het op de markt
aanbieden van dat materiaal. 5. De lidstaat van productie verstrekt
de lidstaat van certificering op diens verzoek alle relevante
productie-informatie. De lidstaat van certificering verstrekt de lidstaat van
productie informatie over de gecertificeerde hoeveelheden. 6. De
Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen
vast te stellen met specifieke voorschriften voor het in lid 1 bedoelde
teeltmateriaal, betreffende de volgende punten: a) verpakkingen,
recipiënten en bundels, en voorschriften voor kleine verpakkingen en
recipiënten; b) de
etikettering van het materiaal. 7. Teeltmateriaal met uitzondering van het in artikel 39 bedoelde
zaad, dat in een derde land is geoogst, maar nog niet definitief overeenkomstig
artikel 19, lid 1, als prebasismateriaal, basismateriaal of
gecertificeerd materiaal is gecertificeerd, mag onder verwijzing naar die
categorieën op de markt worden aangeboden, indien: a) overeenkomstig artikel 44 een
gelijkwaardigheidsbesluit is vastgesteld voor dat derde land; b) aan de voorschriften van lid 1,
onder a) en b), en de leden 2 en 3, alsmede de krachtens lid 6
vastgestelde voorschriften is voldaan; c) de bevoegde autoriteiten van de betrokken
lidstaat en het betrokken derde land de nodige informatie uitwisselen over het
op de markt aanbieden van dat materiaal, en d) de bevoegde autoriteiten van het
betrokken derde land de lidstaat van certificering op diens verzoek alle
relevante productie-informatie verstrekken. 8. Daartoe worden de verwijzingen naar de lidstaat van productie in die
leden gelezen als verwijzingen naar het betrokken derde land, en worden
verwijzingen in die leden naar de krachtens artikel 16, lid 2,
vastgestelde voorschriften gelezen als verwijzingen naar gelijkwaardige
voorschriften. Artikel 39
Niet conform de toepasselijke voorschriften inzake kiemkracht gecertificeerd
zaad 1. De bevoegde autoriteiten mogen
toestemming verlenen voor het gedurende een bepaalde periode op de markt
aanbieden van zaad als prebasismateriaal, basismateriaal of gecertificeerd
materiaal nog voordat de overeenstemming daarvan met de krachtens
artikel 16, lid 2, vastgestelde voorschriften inzake kiemkracht is bevestigd,
als dit nodig geacht wordt om het zaad snel op de markt te kunnen aanbieden. 2. Zaad als bedoeld in lid 1 mag
slechts eenmaal door een professionele exploitant aan een andere professionele
exploitant op de markt worden aangeboden en niet verder aan enige andere
persoon worden overgedragen, op basis van een voorlopig analyserapport
betreffende de kiemkracht. 3. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met de
voorwaarden waaronder zaad van bepaalde geslachten of soorten krachtens de
leden 1 en 2 als prebasismateriaal, basismateriaal of gecertificeerd materiaal
op de markt mag worden aangeboden. Die voorwaarden kunnen betrekking hebben op:
a) de etiketteringsvoorschriften; b) de duur van de periode gedurende welke
dergelijk zaad op de markt aangeboden mag worden, en c) de inhoud van de voorlopige
analyserapporten betreffende de kiemkracht. Afdeling 4
Afwijkingen van overige voorschriften Artikel 40
Strengere kwaliteitsvoorschriften 1. De Commissie mag de lidstaten door
middel van uitvoeringshandelingen toestemming verlenen om strengere productie-
en kwaliteitsvoorschriften dan de in artikel 16, lid 2, bedoelde
voorschriften, of strengere voorschriften inzake certificering dan de in
artikel 20, lid 1, bedoelde voorschriften vast te stellen. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld
volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. 2. Om de in lid 1 bedoelde
toestemming te verkrijgen dienen de lidstaten bij de Commissie een verzoek in
met: a) de ontwerpbepalingen die de voorgestelde
voorschriften bevatten; b) een motivering van de noodzaak en de
evenredigheid van die voorschriften, en c) de vermelding of de voorgestelde
voorschriften voor onbepaalde of bepaalde tijd bedoeld zijn. 3. De in lid 1 bedoelde
toestemming wordt uitsluitend verleend als aan de volgende voorwaarden wordt
voldaan: a) de toepassing van de in lid 2,
onder a), bedoelde ontwerpbepalingen waarborgt een verbetering van de
kwaliteit van het betrokken teeltmateriaal, de bescherming van het milieu of de
duurzaamheid van de landbouwontwikkeling, en b) de ontwerpbepalingen zijn noodzakelijk en
evenredig aan het ermee nagestreefde doel. Artikel 41
Noodmaatregelen 1. Indien teeltmateriaal waarschijnlijk
een ernstig risico voor de gezondheid van mensen, dieren of planten of voor het
milieu inhoudt dat niet afdoende kan worden beheerst met door de betrokken
lidstaat genomen maatregelen, treft de Commissie door middel van
uitvoeringshandelingen onverwijld passende tijdelijke noodmaatregelen. Die
maatregelen kunnen bestaan uit bepalingen waarbij het op de markt aanbieden van
het betrokken teeltmateriaal wordt beperkt of verboden, afhankelijk van de
ernst van de situatie. 2. De Commissie mag de in lid 1
bedoelde maatregelen op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat nemen.
Zij worden vastgesteld volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde
onderzoeksprocedure. 3. Wanneer er naar behoren
gerechtvaardigde, urgente dwingende redenen bestaan om een ernstig risico voor
de gezondheid van de mens aan te pakken, stelt de Commissie onmiddellijk
toepasselijke uitvoeringshandelingen vast volgens de in artikel 141,
lid 4, bedoelde procedure. 4. Wanneer een lidstaat de Commissie
officieel in kennis stelt van de noodzaak om noodmaatregelen te nemen en de
Commissie niet overeenkomstig lid 1 heeft gehandeld, mag die lidstaat
passende tijdelijke noodmaatregelen vaststellen. Die maatregelen kunnen bestaan
uit bepalingen waarbij het op de markt aanbieden van het betrokken
teeltmateriaal op het grondgebied van die lidstaat wordt beperkt of verboden,
afhankelijk van de ernst van de situatie. De betrokken lidstaat stelt de andere
lidstaten en de Commissie onverwijld van de vastgestelde maatregelen in kennis,
met opgave van de redenen die tot zijn besluit hebben geleid. 5. De Commissie mag door middel van
uitvoeringshandelingen besluiten dat de in lid 4 bedoelde nationale
tijdelijke maatregelen moeten worden ingetrokken of gewijzigd. Die
uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 141,
lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. De betrokken lidstaat mag zijn
nationale tijdelijke noodmaatregelen handhaven tot de datum van toepassing van
de in dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen. 6. Dit artikel is van toepassing
onverminderd eventuele maatregelen die zijn vastgesteld krachtens
artikel 23, lid 2, van Richtlijn 2001/18/EG of artikel 34 van
Verordening (EG) nr. 1829/2003, waarbij de teelt van genetisch
gemodificeerde organismen wordt verboden of beperkt. Artikel 42
Tijdelijke experimenten 1. De Commissie mag door middel van
uitvoeringshandelingen besluiten dat tijdelijke experimenten worden opgezet om
betere alternatieven voor in of krachtens dit deel vastgestelde maatregelen te
vinden. Die uitvoeringshandelingen mogen voorzien in afwijkingen van het bepaalde
in dit deel. Zij worden vastgesteld volgens de in artikel 141, lid 3,
bedoelde onderzoeksprocedure. 2. In de in lid 1 bedoelde
uitvoeringshandelingen worden de betrokken geslachten of soorten, de
voorwaarden voor de experimenten per geslacht of soort, de duur van de
experimenten en de verplichtingen inzake monitoring en verslaglegging van de
deelnemende lidstaten vastgesteld. Zij houden rekening met de ontwikkeling van
de technieken voor vermeerdering, productie en controle van het betrokken teeltmateriaal.
3. De duur van een experiment bedraagt
niet meer dan zeven groeicycli van het betrokken teeltmateriaal en in elk geval
niet meer dan zeven jaar. HOOFDSTUK VI
Invoer uit en uitvoer naar derde landen Afdeling 1
Invoer Artikel 43
Invoer op grond van EU-gelijkwaardigheid Teeltmateriaal mag alleen uit derde landen
worden ingevoerd als krachtens artikel 44 is vastgesteld dat het voldoet
aan voorschriften die gelijkwaardig zijn aan de voorschriften die gelden voor
teeltmateriaal dat in de Unie geproduceerd en op de markt aangeboden wordt. Artikel 44
Gelijkwaardigheidsbesluit van de Commissie 1. De Commissie mag door middel van
uitvoeringshandelingen besluiten of in een derde land, of bepaalde gebieden van
een derde land, geproduceerd teeltmateriaal van specifieke geslachten, soorten
of categorieën voldoet aan voorschriften die gelijkwaardig zijn aan de
voorschriften die gelden voor teeltmateriaal dat in de Unie geproduceerd en op
de markt aangeboden is, aan de hand van: a) een grondig onderzoek van de informatie
en gegevens die het betrokken derde land heeft verstrekt krachtens
artikel 124, lid 1, van Verordening (EU) nr. …/… [Office of Publications, please insert the number of the
Regulation on official controls], en b) een bevredigend resultaat van een controle
die is uitgevoerd krachtens artikel 119, lid 1, van Verordening (EU)
nr. …/… [Office of Publications, please insert
the number of the Regulation on official controls]. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld
volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. 2. Bij de vaststelling van de in lid 1
bedoelde besluiten gaat de Commissie na of: a) de in het derde land uitgevoerde
controles op de instandhouding van het ras dezelfde waarborgen bieden als de in
artikel 86 vastgestelde controles, indien rassen die in een nationaal
rassenregister of het EU-rassenregister geregistreerd zijn, in het betrokken
derde land in stand gehouden moeten worden, en b) de voorschriften in het derde land
betreffende de productie en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal: i) dezelfde waarborgen bieden als de
productievoorschriften in bijlage II, deel A, en de krachtens
artikel 16, lid 2, vastgestelde voorschriften; ii) dezelfde waarborgen bieden als de
kwaliteitsvoorschriften in bijlage II, deel B, en de krachtens
artikel 16, lid 2, vastgestelde voorschriften; iii) dezelfde waarborgen bieden als de
certificeringsregelingen in bijlage II, deel C, en de krachtens
artikel 20, lid 1, vastgestelde voorschriften; iv) dezelfde waarborgen bieden als de overeenkomstig
Verordening (EU) nr. …/… [Office of
Publications, please insert number of Regulation on Official Controls]
uitgevoerde controles. 3. Voor de vaststelling van de in
lid 1 bedoelde besluiten mag de Commissie artikel 71 van Verordening
(EU) nr. …/… [Office of Publication, please insert number of Regulation
on Official Controls] toepassen betreffende de goedkeuring van door het
derde land uitgevoerde controles voorafgaande aan de uitvoer. Artikel 45
Bij invoer te verstrekken informatie 1. Uit derde landen ingevoerd
teeltmateriaal wordt op de markt aangeboden met de volgende informatie: a) een vermelding dat het betrokken
teeltmateriaal "voldoet aan de regelgeving en normen van de EU"; b) de soort, het ras, de categorie en het
partijnummer van het teeltmateriaal; c) de datum van officiële sluiting, indien
het materiaal in recipiënten, verpakkingen of bundels op de markt aangeboden
wordt; d) het derde land van productie en de
desbetreffende bevoegde autoriteit; e) indien van toepassing, het laatste derde land
waaruit het teeltmateriaal wordt ingevoerd; f) het opgegeven netto- of brutogewicht van
het ingevoerde teeltmateriaal of het opgegeven aantal ingevoerde partijen
teeltmateriaal; g) de persoon die het teeltmateriaal
invoert. 2. De in lid 1 bedoelde informatie
wordt verstrekt: a) in het geval van prebasismateriaal,
basismateriaal of gecertificeerd materiaal, in een officieel document of op een
aanvullend officieel etiket; b) in het geval van standaardmateriaal, op
het etiket van de exploitant. Afdeling 2
Uitvoer Artikel 46
Uitvoer uit de Unie 1. Indien de uitvoer van teeltmateriaal
naar een derde land onder een overeenkomst met dat derde land valt, moet die
uitvoer in overeenstemming zijn met die overeenkomst. 2. Indien de uitvoer van teeltmateriaal
naar een derde land niet onder een overeenkomst met dat derde land valt, moet
die uitvoer plaatsvinden overeenkomstig de regelgeving van het derde land
waarnaar het teeltmateriaal wordt uitgevoerd. 3. Indien de uitvoer van teeltmateriaal
naar een derde land niet valt onder een overeenkomst met een derde land en
evenmin onder de regelgeving van het derde land waarnaar het teeltmateriaal
wordt uitgevoerd, zijn de voorschriften voor de productie en het op de markt
aanbieden van teeltmateriaal op het grondgebied van de Unie, zoals vervat in de
artikelen 13 tot en met 42, van toepassing. TITEL III
Productie en op de markt aanbieden van teeltmateriaal van niet in de lijst van
bijlage I opgenomen geslachten of soorten Artikel 47
Toepassingsgebied Deze titel is van toepassing op de productie
en het op de markt aanbieden van teeltmateriaal van geslachten en soorten die
niet in de lijst van bijlage I zijn opgenomen. Artikel 48
Basisvoorschriften 1. Teeltmateriaal wordt geproduceerd en
op de markt aangeboden overeenkomstig de volgende voorschriften: a) het moet visueel vrij zijn van gebreken
die aan de bruikbaarheid ervan voor het beoogde doel afbreuk kunnen doen; b) het moet een goede groeikracht en de
juiste afmetingen hebben, in overeenstemming met de betrokken geslachten en
soorten, zodat het bruikbaar is voor het beoogde doel; c) in het geval van zaad moet dit voldoende
kiemkracht hebben, in overeenstemming met de betrokken geslachten en soorten,
zodat er na het zaaien voldoende planten per oppervlakte-eenheid uit groeien en
bij de productie een maximale opbrengst en kwaliteit worden verkregen; d) indien het onder verwijzing naar een ras
op de markt wordt aangeboden, moet het voldoende rasecht en raszuiver zijn, in
overeenstemming met de betrokken geslachten en soorten, zodat de gebruikers een
geïnformeerde keuze kunnen maken; e) het moet nagenoeg vrij zijn van, althans
met het blote oog waarneembare, schadelijke organismen die de kwaliteit van het
teeltmateriaal aantasten, dan wel tekenen of symptomen daarvan die de
bruikbaarheid van het teeltmateriaal schaden. 2. De overeenstemming met de in
lid 1, onder a) tot en met e), genoemde voorschriften wordt
beoordeeld in het licht van de toepasselijke internationale aanbevelingen
inzake normen: a) de "Seed Scheme Rules and
Regulations" van de OESO; b) de normen voor pootaardappelen van de
VN/ECE; c) de voorschriften voor bemonstering en
tests van de International Seed Testing Association (ISTA) voor de betrokken
geslachten en soorten; d) de voorschriften van de EPPO. 3. Indien voor de betrokken geslachten
of soorten geen internationale aanbevelingen inzake normen bestaan, wordt de
overeenstemming met lid 1, onder a), tot en met e), beoordeeld in het
licht van de desbetreffende nationale normen van de lidstaten, indien het
teeltmateriaal voor het eerst op de markt wordt aangeboden. 4. Teeltmateriaal wordt in partijen op
de markt aangeboden. Indien uit een aantal partijen teeltmateriaal van
verschillende oorsprong tijdens de verpakking, de opslag, het vervoer of bij
aflevering een nieuwe partij wordt gevormd, houdt de professionele exploitant
een administratie bij met gegevens over de samenstelling en oorsprong van de
afzonderlijke bestanddelen van de nieuwe partijen. Indien een partij wordt gesplitst, houdt de
professionele exploitant een administratie bij van elke nieuwe partij en de
oorsprong ervan. Artikel 49
Etikettering 1. Wanneer teeltmateriaal op de markt
aangeboden wordt, gaat het vergezeld van een etiket dat de in bijlage III,
deel B, aangegeven informatie bevat. 2. Het in lid 1 bedoelde etiket
wordt vervaardigd door de professionele exploitant en moet duidelijk en
onuitwisbaar zijn. Het wordt op de buitenkant van de verpakking, recipiënt of
bundel teeltmateriaal aangebracht. Het wordt afgedrukt in ten minste een van de
officiële talen van de Unie. 3. Wanneer teeltmateriaal in de handel
wordt gebracht met een verwijzing naar geslachten of soorten en niet naar een
ras, vermeldt de professionele exploitant op het in lid 1 bedoelde etiket
de soort of groep soorten op zodanige wijze dat verwarring met een rasnaam
wordt voorkomen. 4. De kleur en vorm van het etiket
moeten duidelijk verschillen van de kleur en vorm van de in artikel 19,
lid 1, bedoelde officiële etiketten. 5. Dit artikel is van toepassing
onverminderd artikel 49, lid 4, van Verordening (EG)
nr. 1107/2009 betreffende de begeleidende etiketten en documenten van
behandeld zaaizaad in de zin van die verordening. Artikel 50
Op de markt aanbieden onder verwijzing naar rassen 1. Teeltmateriaal mag alleen onder
verwijzing naar een ras op de markt aangeboden worden in de volgende gevallen: a) het ras is wettelijk beschermd uit hoofde
van een kwekersrecht overeenkomstig Verordening (EG) nr. 2100/94 of
nationale bepalingen; b) het ras is geregistreerd in een nationaal
rassenregister als bedoeld in artikel 51 of in het in artikel 52
bedoelde EU-rassenregister; c) het ras is met een officiële of officieel
erkende beschrijving en een benaming opgenomen in een andere publieke of
private lijst. 2. Teeltmateriaal dat krachtens
lid 1, onder a) of b), op de markt wordt aangeboden, heeft in alle
lidstaten dezelfde rasbenaming. Indien het ras niet door een kwekersrecht wordt
beschermd of krachtens titel IV geregistreerd is, zoals bedoeld in
lid 1, onder a) respectievelijk b), maar met een officiële of
officieel erkende beschrijving en een rasbenaming is opgenomen in een publieke
of private lijst als bedoeld in lid 1, onder b) en c), mag de
professionele exploitant het Bureau om advies vragen betreffende de
geschiktheid van de benaming in de zin van artikel 64. Naar aanleiding van
dat verzoek doet het Bureau de aanvrager een aanbeveling inzake de geschiktheid
van de rasbenaming, zoals door de aanvrager verzocht, met inachtneming van de
voorschriften van artikel 64. TITEL IV
Registratie van rassen in nationale rassenregisters en het EU‑rassenregister HOOFDSTUK I
Instelling van nationale rassenregisters en het EU‑rassenregister Artikel 51
Instelling van nationale rassenregisters 1. Elke lidstaat stelt één nationaal
register van rassen en klonen (hierna "nationaal rassenregister"
genoemd) op, maakt dit bekend en houdt het bij. 2. De Commissie stelt door middel van
uitvoeringshandelingen de vorm van de nationale rassenregisters vast. Die
uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 141,
lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. Artikel 52
Instelling van een EU-rassenregister 1. Het Bureau stelt één register van
rassen en klonen (hierna "EU-rassenregister" genoemd) op, maakt dit
bekend en houdt het bij. Het EU-rassenregister omvat: a) rassen en klonen die rechtstreeks in het
EU-rassenregister zijn geregistreerd overeenkomstig hoofdstuk V, en b) rassen en klonen die in nationale
rassenregisters zijn geregistreerd overeenkomstig hoofdstuk IV en waarvan
door de lidstaten aan het Bureau is kennisgegeven overeenkomstig
hoofdstuk VI. 2. De Commissie stelt door middel van
uitvoeringshandelingen de vorm van het EU‑rassenregister vast. Die
uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in artikel 141,
lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. HOOFDSTUK II
Inhoud van de nationale rassenregisters en het EU‑rassenregister Artikel 53
Gegevens over rassen 1. Voor rassen omvatten de nationale
rassenregisters en het EU-rassenregister ten minste: a) de naam van het geslacht of de soort
waartoe het ras behoort; b) de benaming van het ras en, voor rassen
die vóór de inwerkingtreding van deze verordening op de markt aangeboden zijn,
eventuele synoniemen; c) de naam en in voorkomend geval het
referentienummer van de aanvrager; d) de datum van registratie van het ras en
in voorkomend geval van de verlenging van de registratie; e) de datum waarop de geldigheid van de
registratie verloopt; f) de officiële beschrijving van het ras
of, indien van toepassing, de officieel erkende beschrijving van het ras met
een vermelding van de regio of regio's waar het ras vanouds is geteeld en
waaraan het zich op natuurlijke wijze heeft aangepast (de regio of regio's van
oorsprong); g) de naam van de professionele exploitant
die voor de instandhouding van het ras verantwoordelijk is; h) indien van toepassing, de vermelding dat
het ras een genetisch gemodificeerd organisme bevat; i) indien van toepassing, de vermelding dat
het ras een kruisingspartner van een ander geregistreerd ras is; j) indien van toepassing, de vermelding dat
het teeltmateriaal dat tot het ras behoort, alleen in de vorm van onderstammen
geproduceerd en op de markt aangeboden wordt; k) indien van toepassing, een samenvatting
van de resultaten van de onderzoeken betreffende voldoende cultuur- en/of
gebruikswaarde als bedoeld in artikel 58 of duurzame cultuur- en/of
gebruikswaarde als bedoeld in artikel 59. 2. Niettegenstaande lid 1,
onder g), hoeven de namen van de professionele exploitanten niet in het
register te worden vermeld als meerdere professionele exploitanten voor de
instandhouding van het ras verantwoordelijk zijn. In dat geval wordt in de
nationale rassenregisters en het EU-rassenregister vermeld welke bevoegde
autoriteit beschikt over de lijst met de namen van de voor de instandhouding
van het ras verantwoordelijke professionele exploitanten. Artikel 54
Gegevens over klonen Voor klonen omvatten de nationale
rassenregisters en het EU-rassenregister ten minste: a) de naam van het geslacht of de soort
waartoe de kloon behoort; b) de referentie waaronder het ras
waartoe de kloon behoort, in het nationale rassenregister of het
EU-rassenregister is geregistreerd; c) de benaming van het ras waartoe de
kloon behoort en, voor rassen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening
op de markt aangeboden zijn, eventuele synoniemen; d) de datum van registratie van de
kloon en in voorkomend geval van de verlenging van de registratie; e) het einde van de geldigheidsduur van
de registratie; f) indien van toepassing, de
vermelding dat het ras waartoe de kloon behoort, met een officieel erkende
beschrijving is geregistreerd, inclusief de regio van oorsprong van dat ras; g) indien van toepassing, de vermelding
dat de kloon geheel of gedeeltelijk uit een genetisch gemodificeerd organisme
bestaat. Artikel 55
Verdere in het EU-rassenregister op te nemen gegevens In het geval van een ras of kloon waarvan door
een lidstaat aan het Bureau kennis is gegeven overeenkomstig hoofdstuk VI,
bevat het EU-rassenregister naast de krachtens de artikelen 53 en 54
vereiste gegeven: a) de namen van de lidstaten die de
desbetreffende nationale rassenregisters hebben ingesteld, en b) de referentie waaronder het ras of
de kloon in die nationale rassenregisters is geregistreerd; HOOFDSTUK III
Voorschriften voor de registratie van rassen in de nationale rassenregisters
en het EU‑rassenregister Afdeling 1
Rassen Artikel 56
Voorschriften voor de registratie van rassen 1. Rassen mogen alleen overeenkomstig
hoofdstuk IV in een nationaal rassenregister of overeenkomstig
hoofdstuk V in het EU-rassenregister worden geregistreerd als zij aan de
volgende voorschriften voldoen: a) zij zijn voorzien van een benaming die
krachtens artikel 64 als geschikt beschouwd wordt; b) zij vormen geen onaanvaardbaar risico
voor de gezondheid van mensen, dieren en planten of voor het milieu; c) als het ras tot een genetisch
gemodificeerd organisme behoort, is dat genetisch gemodificeerde organisme voor
de teelt toegelaten krachtens Richtlijn 2001/18/EG of Verordening (EG)
nr. 1829/2003; 2. Om overeenkomstig hoofdstuk IV
in een nationaal rassenregister te worden geregistreerd, moet een ras naast de
voorschriften van lid 1 aan de volgende voorschriften voldoen: a) zij zijn voorzien van een officiële
beschrijving waaruit blijkt dat zij voldoen aan de voorschriften van de
artikelen 60, 61 en 62 inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en
bestendigheid, of van een officieel erkende beschrijving krachtens
artikel 57; b) indien zij behoren tot geslachten of
soorten die van bijzonder belang zijn voor de bevredigende ontwikkeling van de
landbouw in de Unie, als bedoeld in lid 5, hebben zij voldoende cultuur-
en/of gebruikswaarde overeenkomstig artikel 58; c) indien zij behoren tot geslachten of
soorten die van bijzonder belang zijn voor de duurzame ontwikkeling van de
landbouw in de Unie, als bedoeld in lid 6, hebben zij duurzame cultuur-
en/of gebruikswaarde overeenkomstig artikel 59. 3. De voorschriften van lid 2,
onder b) en c), zijn niet van toepassing op de volgende rassen: a) rassen die alleen van een officieel
erkende beschrijving voorzien zijn; b) rassen die alleen gebruikt worden als
kruisingspartners voor het creëren of produceren van andere rassen. 4. Om overeenkomstig hoofdstuk V
in het EU-rassenregister te worden geregistreerd, moeten rassen naast de
voorschriften van lid 1 aan de volgende voorschriften voldoen: a) zij zijn voorzien van een officiële
beschrijving waaruit blijkt dat zij voldoen aan de voorschriften van de
artikelen 60, 61 en 62 inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en
bestendigheid; b) zij behoren niet tot geslachten of
soorten die van bijzonder belang zijn voor de bevredigende ontwikkeling van de
landbouw in de Unie, als bedoeld in lid 5; c) indien zij behoren tot geslachten of
soorten die van bijzonder belang zijn voor de duurzame ontwikkeling van de
landbouw in de Unie, als bedoeld in lid 6, hebben zij duurzame cultuur-
en/of gebruikswaarde overeenkomstig artikel 59; d) zij worden niet uitsluitend gebruikt als
kruisingspartners voor het creëren of produceren van andere rassen. 5. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter
opstelling van een lijst van geslachten of soorten die van bijzonder belang
zijn voor de bevredigende ontwikkeling van de landbouw in de Unie. Die lijst
van geslachten of soorten wordt opgesteld overeenkomstig de criteria in
bijlage IV, deel A. 6. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter
opstelling van een lijst van geslachten of soorten die van bijzonder belang
zijn voor de duurzame ontwikkeling van de landbouw in de Unie. Die lijst
van geslachten of soorten wordt opgesteld overeenkomstig de criteria in
bijlage IV, deel B. Artikel 57
Registratie van rassen die van een officieel erkende beschrijving voorzien
zijn 1. Een ras mag in een nationaal
rassenregister worden geregistreerd op basis van een officieel erkende
beschrijving indien aan een van de volgende voorwaarden is voldaan: a) indien het ras niet eerder in een
nationaal rassenregister of het EU-rassenregister is geregistreerd en
teeltmateriaal van dat ras vóór de inwerkingtreding van deze verordening op de
markt aangeboden is; b) indien het ras eerder in een nationaal
rassenregister of het EU-rassenregister is geregistreerd op basis van een
technisch onderzoek krachtens artikel 71, maar meer dan vijf jaar voor de
indiening van de huidige aanvraag uit die registers is geschrapt en niet zou
voldoen aan de voorschriften van de artikelen 60, 61 en 62 en, indien van
toepassing, artikel 58, lid 1, en artikel 59, lid 1. 2. Om op basis van een officieel
erkende beschrijving te worden geregistreerd, moet een ras naast de voorwaarden
van lid 1 aan de volgende voorwaarden voldoen: a) het is geproduceerd in de regio of
regio's van oorsprong; b) het is niet als ras met een officiële beschrijving
in een nationaal rassenregister of het EU-rassenregister opgenomen; c) het wordt niet beschermd door een
EU-kwekersrecht als bedoeld in artikel 62 van Verordening (EG)
nr. 2100/94 van de Raad, of door een nationaal kwekersrecht, en er is geen
aanvraag voor een dergelijk recht in behandeling. 3. Na de registratie van een ras in een
nationaal rassenregister krachtens lid 2, onder a), mogen de bevoegde
autoriteiten nog andere regio's van oorsprong voor dat ras goedkeuren. 4. De
officieel erkende beschrijving voldoet aan de volgende voorschriften: a) zij is
gebaseerd op informatie, voor zover beschikbaar, van voor plantaardige
genetische hulpbronnen bevoegde autoriteiten of van ter zake door de lidstaten
erkende organisaties, en b) de exactheid van de beschrijving wordt
gestaafd door de resultaten van eerdere officiële inspecties of niet-officiële
onderzoeken en de door praktische ervaring bij de teelt, de vermeerdering en
het gebruik verkregen kennis. Artikel 58
Voldoende cultuur- en/of gebruikswaarde 1. Voor de toepassing van
artikel 56, lid 2, onder b), wordt een ras geacht voldoende
cultuur- en/of gebruikswaarde te bezitten wanneer de kenmerken ervan ten
opzichte van andere onder vergelijkbare agroklimatologische omstandigheden en
productiesystemen onderzochte rassen, ten minste voor de productie in een
bepaald gebied, globaal genomen een duidelijke verbetering bieden, hetzij voor
de teelt in het algemeen, hetzij voor het specifieke gebruik dat van de
gewassen of de daaruit verkregen producten kan worden gemaakt. 2. De lidstaten stellen voorschriften
vast voor de onderzoeken betreffende voldoende cultuur- en/of gebruikswaarde
van de in hun nationale rassenregister te registreren rassen. Die voorschriften
betreffen de kenmerken van de rassen op een of meer van de volgende gebieden: a) kwaliteits- en agronomische kenmerken,
waaronder opbrengsten; b) de geschiktheid voor de teelt in robuuste
en weinig productiemiddelen vergende productiesystemen, onder andere voor de
biologische landbouw. Elke lidstaat maakt die voorschriften bekend en
stelt het Bureau, de Commissie en de andere lidstaten ervan in kennis. Artikel 59
Duurzame cultuur- en/of gebruikswaarde 1. Voor de toepassing van
artikel 56, lid 2, onder c), en lid 3, onder c), wordt
een ras geacht duurzame cultuur- en/of gebruikswaarde te bezitten wanneer de
kenmerken ervan ten opzichte van andere onder vergelijkbare agroklimatologische
omstandigheden en productiesystemen onderzochte rassen, ten minste voor de
gevoeligheid voor plaagorganismen, behoefte aan productiemiddelen, risico op
ongewenste stoffen of aanpassing aan uiteenlopende agroklimatologische
omstandigheden globaal genomen een duidelijke verbetering bieden, hetzij voor
de teelt in het algemeen, hetzij voor het specifieke gebruik dat van de gewassen
of de daaruit verkregen producten kan worden gemaakt. 2. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met
voorschriften betreffende de onderzoeken betreffende duurzame cultuur- en/of
gebruikswaarde van de rassen. Die voorschriften betreffen de kenmerken van de
rassen op een of meer van de volgende gebieden: a) de resistentie tegen plaagorganismen; b) een geringe behoefte aan specifieke
productiemiddelen; c) een verlaagd gehalte aan ongewenste
stoffen, of d) een betere aanpassing aan uiteenlopende
agroklimatologische omstandigheden. Bij die voorschriften wordt waar van toepassing
rekening gehouden met de beschikbare technische protocollen. Artikel 60
Onderscheidbaarheid 1. In het kader van de in artikel 56,
lid 2, onder a), en lid 3, onder a), bedoelde officiële
beschrijving wordt een ras als onderscheidbaar aangemerkt, indien het door de
expressie van de kenmerken die voortvloeit uit een bepaald genotype of een
combinatie van genotypen, duidelijk te onderscheiden is van elk ander ras
waarvan het bestaan op de overeenkomstig artikel 70 vastgestelde datum van
indiening van de aanvraag algemeen bekend is. 2. Het bestaan van een ander ras als
bedoeld in lid 1 wordt met name als algemeen bekend beschouwd, indien op
de overeenkomstig artikel 70 vastgestelde datum van indiening van de
aanvraag aan een of meer van de volgende voorwaarden is voldaan: a) dat ras is opgenomen in een nationaal
rassenregister of het EU-rassenregister; b) er is een registratieaanvraag voor dat
ras in een nationaal rassenregister krachtens artikel 66 of in het
EU-rassenregister krachtens artikel 95, lid 1, ingediend, dan wel een
aanvraag voor de verlening van een kwekersrecht voor dat ras in de Unie; c) in de Unie is een officiële beschrijving
van dat ras opgesteld en het technische onderzoek is uitgevoerd overeenkomstig
artikel 69, artikel 71 en, indien van toepassing, artikel 73. 3. Indien lid 2, onder c),
van toepassing is, wordt de officiële beschrijving van het ras ter beschikking
van de bevoegde autoriteiten en het Bureau gesteld door de persoon die
verantwoordelijk is of de personen die verantwoordelijk zijn voor de technische
onderzoeken op dat ras. Artikel 61
Homogeniteit In het kader van de in artikel 56,
lid 2, onder a), en lid 3, onder a), bedoelde officiële
beschrijving wordt een ras als homogeen aangemerkt indien het, behoudens de
variatie die kan worden verwacht van de bijzonderheden die eigen zijn aan de
vermeerdering en het type ervan, voldoende homogeen is in de expressie van de
relevante kenmerken die in aanmerking worden genomen bij het onderzoek naar de
onderscheidbaarheid, alsmede in de expressie van andere kenmerken die voor de
officiële beschrijving van het ras worden gebruikt. Artikel 62
Bestendigheid In het kader van de in artikel 56,
lid 2, onder a), en lid 3, onder a), bedoelde officiële
beschrijving wordt een ras als bestendig aangemerkt, indien de expressie van de
kenmerken die in aanmerking worden genomen bij het onderzoek naar de onderscheidbaarheid,
alsmede van alle andere kenmerken die voor de rasbeschrijving worden gebruikt,
onveranderd blijft na achtereenvolgende vermeerderingen of, in het geval van
vermeerderingscycli, aan het eind van iedere cyclus. Artikel 63
Verleende kwekersrechten Indien aan een ras een kwekersrecht is
toegekend krachtens artikel 62 van Verordening (EG) nr. 2100/1994 of
krachtens de wetgeving van een lidstaat, wordt dat ras geacht onderscheidbaar,
homogeen en bestendig te zijn in het kader van de in artikel 56, lid 2,
onder a), en lid 3, onder a), bedoelde officiële beschrijving en
een geschikte rasbenaming te hebben in de zin van artikel 56, lid 1,
onder a). Artikel 64
Rasbenamingen 1. Voor de toepassing van
artikel 56, lid 1, onder a), wordt een rasbenaming niet geschikt
geacht als: a) het gebruik ervan op het grondgebied van
de Unie inbreuk maakt op het oudere recht van een derde; b) zij in het algemeen voor de gebruikers
ervan moeilijk als rasbenaming herkenbaar en hanteerbaar is; c) zij identiek is aan of kan worden verward
met een rasbenaming waaronder een ander ras van dezelfde of van een nauw
verwante soort in een nationaal rassenregister of het EU-rassenregister is
opgenomen of waaronder materiaal van een ander ras in een lidstaat of een
andere staat die lid is van de Internationale Unie tot bescherming van
kweekproducten op de markt is aangeboden, tenzij dat andere ras niet meer
bestaat en de rasbenaming ervan geen bijzondere betekenis heeft verkregen; d) zij identiek is aan of kan worden verward
met andere benamingen die algemeen bij het op de markt aanbieden van goederen
worden gebruikt of die op grond van andere wetgeving van de Unie vrij gehouden
moeten worden; e) zij in een van de lidstaten
aanstootgevend kan zijn of strijdig is met de openbare orde; f) zij misleidend kan zijn of verwarring
kan veroorzaken met betrekking tot de kenmerken, de waarde of de identiteit van
het ras, of de identiteit van de kweker. 2. Onverminderd lid 1 wordt,
indien het ras al in andere nationale rassenregisters of in het
EU-rassenregister is geregistreerd, de benaming alleen geschikt geacht als zij
identiek is aan de benaming die in die registraties wordt gehanteerd. 3. Lid 2 is niet van toepassing indien: a) de benaming in een of meer lidstaten
misleidend of verwarrend kan werken wat het ras betreft, of b) een recht van een derde het vrije gebruik
van die benaming voor het betrokken ras in de weg staat. 4. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met
specifieke voorschriften betreffende de geschiktheid van rasbenamingen. Die
voorschriften kunnen betrekking hebben op: a) de relatie van die benamingen met
handelsbenamingen; b) de relatie van die benamingen met
geografische aanduidingen of oorsprongsbenamingen voor landbouwproducten; c) schriftelijke toestemming van de houders
van oudere rechten om beletsels ten aanzien van de geschiktheid van een
benaming weg te nemen; d) specifieke criteria om te bepalen of een
benaming misleidend of verwarrend is als bedoeld in lid 1, onder f),
en e) het gebruik van een benaming in de vorm
van een code. Afdeling 2
Klonen Artikel 65
Voorschriften voor de registratie van klonen 1. Een kloon mag alleen in een
nationaal rassenregister of in het EU-rassenregister worden opgenomen als hij
aan de volgende voorschriften voldoet: a) hij behoort tot geslachten of soorten die
van bijzonder belang zijn voor bepaalde martksectoren en in de krachtens
lid 3 opgestelde lijst zijn vermeld; b) hij behoort tot een ras dat
overeenkomstig hoofdstuk IV in een nationaal rassenregister of
overeenkomstig hoofdstuk V in het EU-rassenregister is geregistreerd; c) hij is ontstaan door genetische selectie; d) hij is voorzien van een geschikte
benaming. 2. Om te bepalen of een benaming
geschikt is in de zin van lid 1, onder d), van dit artikel is
artikel 64 van overeenkomstige toepassing. Verwijzingen naar rassen in
artikel 64 worden gelezen als verwijzingen naar klonen. 3. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter
opstelling van een lijst van geslachten of soorten waarvan de klonen van
bijzonder belang zijn voor bepaalde marktsectoren. 4. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen om: a) te bepalen dat klonen die tot bepaalde
geslachten of soorten behoren een selectie op gezondheid moeten ondergaan om in
een nationaal rassenregister of het EU-rassenregister te worden opgenomen, en b) voorschriften voor de onder a)
bedoelde selectie op gezondheid vast te stellen. HOOFDSTUK IV
Procedures betreffende nationale rassenregisters Afdeling 1
Rasregistratieprocedures Artikel 66
Indiening van aanvragen 1. Eenieder mag bij de bevoegde
autoriteit een aanvraag om registratie van een ras in het nationale
rassenregister indienen. 2. De in lid 1 bedoelde aanvraag wordt
schriftelijk ingediend. Die indiening mag langs elektronische weg plaatsvinden. Artikel 67
Inhoud van de aanvragen 1. De aanvraag om registratie van een
ras in een nationaal rassenregister bevat de volgende elementen: a) een verzoek om registratie; b) de identificatie van het botanische taxon
(geslacht of soort) waartoe het ras behoort; c) het referentienummer van de aanvrager,
indien van toepassing, en diens naam en adres, of in voorkomend geval, de namen
en adressen van de gezamenlijke aanvragers, en de bewijzen van aanstelling van
een eventuele vertegenwoordiger voor de procedure; d) een voorlopige benaming; e) de naam en het adres van de persoon die
voor de instandhouding van het ras verantwoordelijk is en, indien van
toepassing, diens referentienummer; f) een beschrijving van de voornaamste
kenmerken van het ras en, indien beschikbaar, een ingevulde technische
vragenlijst; g) een beschrijving van de procedure voor de
instandhouding van het ras; h) de geografische oorsprong van het ras; i) informatie over een eventuele
registratie van het ras in een ander nationaal rassenregister of het
EU-rassenregister en over een eventuele in behandeling zijnde aanvraag om
registratie in die registers waar de aanvrager weet van heeft; j) als het ras geheel of gedeeltelijk
bestaat uit een genetisch gemodificeerd organisme, het bewijs dat dat genetisch
gemodificeerde organisme voor de teelt is toegelaten krachtens Richtlijn
2001/18/EG of Verordening (EG) nr. 1829/2003; k) indien de aanvraag is gebaseerd op een officieel
erkende beschrijving van het ras, een dossier met die beschrijving en een
document of publicatie ter staving van die beschrijving; l) in het geval van een aanvraag met
betrekking tot rassen waarvoor een kwekersrecht is verleend als bedoeld in artikel 63,
het bewijs dat het ras door zo'n kwekersrecht beschermd wordt, met de
bijbehorende officiële beschrijving; m) indien van toepassing, de verklaring dat
het ras voldoende cultuur- en/of gebruikswaarde als bedoeld in artikel 58,
lid 1, en/of duurzame cultuur- en/of gebruikswaarde als bedoeld in
artikel 59, lid 1, heeft. 2. Bij de aanvraag om registratie van
een ras in een nationaal rassenregister wordt een in kwalitatief en
kwantitatief opzicht voldoende monster van het ras verstrekt, zoals nader bepaald
door de bevoegde autoriteit. 3. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met
nadere elementen die in de aanvraag moeten worden opgenomen voor bepaalde
geslachten of soorten, in verband met de bijzondere kenmerken van de rassen die
tot die geslachten of soorten behoren. Artikel 68
Vorm van de aanvragen De Commissie stelt door middel van
uitvoeringshandelingen de vorm van de in artikel 66 bedoelde aanvraag
vast. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld volgens de in
artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. Artikel 69
Formeel onderzoek van de aanvraag 1. De bevoegde autoriteit registreert
elke door haar ontvangen aanvraag om registratie in het nationale
rassenregister en voert een formeel onderzoek van die aanvraag uit. Bij het
formele onderzoek van de aanvraag wordt nagegaan of de aanvraag voldoet aan: a) de inhoudelijke voorschriften van
artikel 67, en b) de krachtens artikel 68 vastgestelde
vorm. 2. Indien de aanvraag niet aan de
voorschriften van artikel 67 of de krachtens artikel 68 vastgestelde
vorm voldoet, stelt de bevoegde autoriteit de aanvrager in de gelegenheid om de
aanvraag binnen een bepaalde termijn te corrigeren. Artikel 70
Datum van de aanvraag De datum van de registratieaanvraag is de
datum waarop een aanvraag die aan de inhoudelijke voorschriften van
artikel 67 en de krachtens artikel 68 vastgestelde vorm voldoet, bij
de bevoegde autoriteit is ingediend. Artikel 71
Technisch onderzoek 1. Indien de aanvraag na het formele
onderzoek blijkt te voldoen aan de inhoudelijke voorschriften van
artikel 67 en de krachtens artikel 68 vastgestelde vorm, wordt een
technisch onderzoek van het ras uitgevoerd teneinde een officiële beschrijving
op te stellen. 2. Bij het in lid 1 bedoelde technische
onderzoek wordt nagegaan of: a) wordt voldaan aan de voorschriften van de
artikelen 60, 61 en 62 inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en
bestendigheid van het ras; b) het ras, indien van toepassing, voldoende
cultuur- en/of gebruikswaarde als bedoeld in artikel 58, lid 1, en
duurzame cultuur- en/of gebruikswaarde als bedoeld in artikel 59,
lid 1, heeft. 3. Het in lid 1 bedoelde technische
onderzoek wordt uitgevoerd door de bevoegde autoriteit overeenkomstig de in
artikel 74 bedoelde voorschriften. Indien de aanvrager de bevoegde autoriteit daarom
verzoekt, mag het technische onderzoek geheel of gedeeltelijk door de aanvrager
worden uitgevoerd, overeenkomstig de bepalingen van artikel 73 en de in
artikel 74 bedoelde voorschriften. 4. Indien er al een door het Bureau of
een bevoegde autoriteit opgestelde officiële beschrijving van het ras
beschikbaar is, besluit de bevoegde autoriteit dat het in lid 1 bedoelde
technische onderzoek niet nodig is. 5. In afwijking van lid 4 mag de
bevoegde autoriteit besluiten dat het in lid 1 bedoelde technische
onderzoek nodig is als het gaat om een ras waarvoor om registratie is verzocht
krachtens artikel 57, lid 1, onder b). Artikel 72
Audit van de werklocatie en de organisatie van de bevoegde autoriteit 1. De bevoegde autoriteit mag het in
artikel 71, lid 1, bedoelde technische onderzoek alleen uitvoeren als
haar werklocatie, die voor dat doel bestemd moet zijn, en haar organisatie door
het Bureau zijn geauditeerd. Bij de audit wordt nagegaan of de werklocatie en de
organisatie van de bevoegde autoriteit geschikt zijn om het technische
onderzoek uit te voeren ten aanzien van: a) de naleving van de voorschriften van de
artikelen 60, 61 en 62 inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en
bestendigheid, en b) de naleving van de voorschriften
betreffende duurzame cultuur- en/of gebruikswaarde als bedoeld in
artikel 59, lid 1. 2. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met
voorschriften voor de in lid 1 bedoelde audit. 3. Op basis van de in lid 1
bedoelde audit kan het Bureau de bevoegde autoriteit zo nodig aanbevelen
stappen te nemen om de geschiktheid van haar werklocatie en organisatie te
waarborgen. Naar aanleiding van de in lid 1 bedoelde audit kan het Bureau
verdere audits uitvoeren en zo nodig de bevoegde autoriteit corrigerende
maatregelen aanbevelen om de geschiktheid van haar werklocatie en organisatie
te waarborgen. Artikel 73
Technisch onderzoek door de aanvrager 1. De aanvrager mag het in
artikel 71, lid 1, bedoelde technische onderzoek alleen dan geheel of
gedeeltelijk zelf uitvoeren als hij daarvoor toestemming heeft gekregen van de
bevoegde autoriteit. Het door de aanvrager uitgevoerde onderzoek wordt
uitgevoerd op een specifieke daarvoor bestemde werklocatie. 2. Voordat de toestemming voor het
uitvoeren van het technische onderzoek wordt verleend, voert de bevoegde
autoriteit een audit van de werklocatie en de organisatie van de aanvrager uit.
Bij de audit wordt nagegaan of de werklocatie en organisatie geschikt zijn om
het technische onderzoek uit te voeren ten aanzien van: a) de naleving van de voorschriften van de
artikelen 60, 61 en 62 inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en
bestendigheid, en b) de naleving van de voorschriften
betreffende voldoende cultuur- en/of gebruikswaarde als bedoeld in
artikel 58, lid 1; c) de naleving van de voorschriften
betreffende duurzame cultuur- en/of gebruikswaarde als bedoeld in
artikel 59, lid 1. 3. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen met
voorschriften voor de in lid 2 bedoelde audit. 4. Op basis van de in lid 1
bedoelde audit kan het Bureau de aanvrager zo nodig aanbevelen stappen te nemen
om de geschiktheid van zijn werklocatie en organisatie te waarborgen. 5. Naar aanleiding van de in lid 1
bedoelde toestemming en audit kan de bevoegde autoriteit verdere audits
uitvoeren en zo nodig de aanvrager binnen een vastgestelde termijn corrigerende
maatregelen betreffende zijn werklocatie en organisatie aanbevelen. Indien de bevoegde autoriteit concludeert dat
de werklocatie en organisatie van de aanvrager niet geschikt zijn, kan zij de
in lid 1 bedoelde toestemming intrekken of wijzigen. Artikel 74
Aanvullende voorschriften voor technische onderzoeken 1. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen ter
aanvulling van de voorschriften voor technische onderzoeken in de
artikelen 71, 72 en 73. Die gedelegeerde handelingen kunnen betrekking
hebben op: a) de kwalificatie, opleiding en
werkzaamheden van het personeel van de bevoegde autoriteit, of van de
aanvrager, voor de uitvoering van het in artikel 71, lid 1, bedoelde
technische onderzoek; b) de benodigde uitrusting, met inbegrip van
laboratoria voor de kenmerken wat betreft ziekteresistentie, om het technische
onderzoek uit te voeren; c) de opstelling van een referentiecollectie
van rassen om de onderscheidbaarheid te beoordelen, en het opslagbeheer van die
referentiecollectie; d) de opstelling van kwaliteitsbeheerssystemen,
inclusief de registratie van de activiteiten en protocollen of richtsnoeren,
voor gebruik bij het technische onderzoek; e) de uitvoering van veldproeven en
laboratoriumtests voor bepaalde geslachten of soorten; In die gedelegeerde handelingen wordt rekening
gehouden met de beschikbare wetenschappelijke en technische protocollen. 2. Indien geen voorschriften zijn
vastgesteld krachtens lid 1, worden de technische onderzoeken uitgevoerd
overeenkomstig nationale protocollen wat betreft de in lid 1, onder a) tot
en met e), genoemde aspecten. Artikel 75
Vertrouwelijkheid 1. Indien in het kader van het in
artikel 71, lid 1, bedoelde technische onderzoek een onderzoek van de
genealogische bestanddelen nodig is, worden de resultaten van dat onderzoek en
de beschrijving van de genealogische bestanddelen op verzoek van de aanvrager
vertrouwelijk behandeld. 2. Als het gaat om rassen van
teeltmateriaal die uitsluitend voor de productie van landbouwgrondstoffen voor
industriële doeleinden bestemd zijn, worden de resultaten van het in
artikel 71, lid 1, bedoelde technische onderzoek en het beoogde
gebruik van die rassen op verzoek van de aanvrager vertrouwelijk behandeld. Artikel 76
Voorlopig onderzoeksverslag en voorlopige officiële beschrijving 1. Naar aanleiding van het in
artikel 71, lid 1, bedoelde technische onderzoek stelt de bevoegde
autoriteit een voorlopig onderzoeksverslag op, alsmede, indien zij van oordeel
is dat aan de voorschriften inzake onderscheidbaarheid, homogeniteit en
bestendigheid als bedoeld in de artikelen 60, 61 en 62 is voldaan, een
voorlopige officiële beschrijving van het ras op basis van dat verslag. 2. In het voorlopige onderzoeksverslag
mag worden verwezen naar bevindingen van andere onderzoeksverslagen die voor
het desbetreffende ras door de betrokken bevoegde autoriteit, andere bevoegde
autoriteiten of het Bureau zijn opgesteld. 3. De bevoegde autoriteit deelt het
voorlopige onderzoeksverslag en de voorlopige officiële beschrijving van het
ras aan de aanvrager mee. 4. Indien de bevoegde autoriteit van
oordeel is dat het onderzoeksverslag geen voldoende grondslag voor het nemen
van een besluit over de registratie van het ras vormt, voert zij uit eigen
beweging, na raadpleging van de aanvrager, of op verzoek van de aanvrager, een
aanvullend onderzoek uit. Alle aanvullende onderzoeken die worden uitgevoerd
totdat een besluit krachtens artikel 79, lid 1, is genomen, worden
beschouwd als deel uitmakend van het in artikel 71, lid 1, bedoelde
technische onderzoek. Artikel 77
Onderzoeksverslag en officiële beschrijving 1. Na de aanvrager in de gelegenheid te
hebben gesteld opmerkingen te maken over het voorlopige onderzoeksverslag en de
voorlopige officiële beschrijving stelt de bevoegde autoriteit een definitief
onderzoeksverslag en een definitieve officiële beschrijving op. 2. De bevoegde autoriteiten stellen de
onderzoeksverslagen naar aanleiding van een met redenen omkleed verzoek ter
beschikking aan derden, met inachtneming van de bepalingen van de lidstaten en
de Unie inzake gegevensbescherming en de toepasselijke voorschriften inzake
vertrouwelijkheid. Artikel 78
Onderzoek van de benaming 1. Na het in artikel 69 bedoelde
formele onderzoek van de aanvraag en voordat een ras krachtens artikel 79
in een nationaal rassenregister wordt geregistreerd, raadpleegt de bevoegde
autoriteit het Bureau over de door de aanvrager voorgestelde rasbenaming. 2. Het Bureau doet de bevoegde
autoriteit een aanbeveling inzake de geschiktheid van de door de aanvrager
voorgestelde rasbenaming, overeenkomstig de voorschriften van artikel 64.
De bevoegde autoriteit stelt de aanvrager van die aanbeveling in kennis. Artikel 79
Besluit inzake registratie 1. Indien op grond van de in de
artikelen 66 tot en met 78 vastgelegde procedure wordt geconcludeerd dat het
ras voldoet aan de toepasselijke voorwaarden van artikel 56, besluit de
bevoegde autoriteit het ras in het nationale rassenregister te registreren. 2. De bevoegde autoriteit stelt een
besluit tot weigering van registratie in het nationale rassenregister vast
indien: a) zij vaststelt dat niet is voldaan aan de
toepasselijke voorschriften van artikel 56, of b) de aanvrager niet heeft voldaan aan zijn
verplichtingen zoals vastgesteld in de artikelen 66 tot en met 74. 3. Besluiten tot weigering van
registratie worden met redenen omkleed. 4. De bevoegde autoriteit doet de
aanvrager een afschrift van het besluit als bedoeld in de leden 1 en 2
toekomen. Artikel 80
Al geregistreerde rassen en klonen 1. In afwijking van de artikelen 66 tot
en met 79 registreren de bevoegde autoriteiten in hun nationale rassenregisters
alle rassen die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn toegelaten
of geregistreerd in de door hun lidstaten opgestelde lijsten of registers
krachtens artikel 3 van Richtlijn 2002/53/EG, artikel 3, lid 2,
van Richtlijn 2002/55/EG, artikel 7, lid 4, van Richtlijn 2008/90/EG
en artikel 5 van Richtlijn 68/193/EEG, en alle klonen die zijn
geregistreerd krachtens artikel 5 van Richtlijn 68/193/EEG,
artikel 7, lid 4, van Richtlijn 2008/90/EG, hoofdstuk II van
Richtlijn 2008/62/EG en hoofdstuk II, afdeling I, en
hoofdstuk III, afdeling I, van Richtlijn 2009/145/EG. 2. Rassen die zijn toegelaten
overeenkomstig artikel 3 van Richtlijn 2008/62/EG en artikel 3,
lid 1, van Richtlijn 2009/145/EG worden in de nationale rassenregisters
geregistreerd als rassen die van een officieel erkende beschrijving voorzien
zijn. Artikel 81
Nieuwe benaming na registratie Indien de bevoegde autoriteit na registratie
van een ras vaststelt dat de benaming ten tijde van de registratie niet
geschikt was in de zin van artikel 64, dient de aanvrager een aanvraag
voor een nieuwe benaming in. De bevoegde autoriteit besluit over die aanvraag
na raadpleging van het Bureau. De bevoegde autoriteit mag toestaan dat de
eerdere benaming tijdelijk wordt gebruikt. Afdeling 2
Registratieduur en instandhouding van rassen Artikel 82
Geldigheidsduur van de registratie 1. De geldigheidsduur van de
registratie van een ras in een nationaal rassenregister bedraagt dertig jaar. 2. Indien het ras geheel of gedeeltelijk
bestaat uit een genetisch gemodificeerd organisme, is de registratie geldig
zolang dat genetisch gemodificeerde organisme voor de teelt is toegelaten
krachtens Richtlijn 2001/18/EG of Verordening (EG) nr. 1829/2003. Artikel 83
Duur van de verlenging 1. De registratie van een ras in een
nationaal rassenregister kan telkens met dertig jaar worden verlengd
overeenkomstig de in artikel 84 vastgelegde procedure en voorwaarden. 2. Indien het ras geheel of
gedeeltelijk uit een genetisch gemodificeerd organisme bestaat, is de
verlenging geldig zolang dat genetisch gemodificeerde organisme voor de teelt
is toegelaten krachtens Richtlijn 2001/18/EG of Verordening (EG)
nr. 1829/2003. Artikel 84
Procedure en voorwaarden voor de verlenging van een registratie 1. Eenieder die de registratie van een
ras wenst te verlengen, dient daartoe niet eerder dan twaalf maanden voor en
niet later dan zes maanden na de afloop van de in artikel 82 bedoelde
geldigheidsduur een aanvraag in. 2. De aanvraag wordt schriftelijk ingediend.
Die indiening mag langs elektronische weg plaatsvinden. Bij de aanvraag worden
bewijsstukken gevoegd waaruit blijkt dat aan de voorwaarden van de leden 3 en 4
is voldaan. 3. De registratie van een ras in een
nationaal rassenregister wordt uitsluitend verlengd als aan de volgende
voorwaarden wordt voldaan: a) het ras voldoet nog steeds aan de
voorschriften van artikel 56 en, indien van toepassing, artikel 57; b) de bevoegde autoriteit stelt vast dat een
persoon verantwoordelijk is voor de instandhouding van het ras overeenkomstig
artikel 86. 4. De bevoegde autoriteit mag de
registratie van een ras in een nationaal rassenregister verlengen zonder dat
een aanvraag krachtens de leden 1 en 2 is ingediend, indien zij van oordeel is
dat verlenging van de registratie in het belang is van een duurzame
landbouwproductie en het behoud van de genetische diversiteit, mits aan de
voorwaarden van lid 3 is voldaan. Artikel 85
Schrapping uit nationale rassenregisters 1. De bevoegde autoriteit besluit een
ras uit het nationale rassenregister te schrappen in de volgende gevallen: a) als de bevoegde autoriteit op grond van
nieuwe aanwijzingen concludeert dat niet langer aan de voorschriften voor
registratie van artikel 56 is voldaan; b) als de aanvrager een verzoek om schrapping
van het ras uit het nationale rassenregister heeft ingediend; c) als de aanvrager de jaarlijkse vergoeding
krachtens artikel 87, lid 1, onder e), niet betaalt; d) als de voor de instandhouding van het ras
verantwoordelijke persoon, als bedoeld in artikel 86, lid 1, daarom
verzoekt, tenzij een andere persoon de instandhouding van het ras waarborgt; e) als het ras niet langer overeenkomstig de
voorschriften van artikel 86 in stand wordt gehouden; f) als het ras in een derde land in stand
wordt gehouden en dat land geen hulp heeft verleend bij de controles op die
instandhouding krachtens artikel 86, lid 8; g) als bij de aanvraag onjuiste of
misleidende inlichtingen zijn verstrekt ten aanzien van feiten op basis waarvan
tot registratie is besloten; h) als de aanvrager na afloop van de in
artikel 84, lid 1, bedoelde termijn geen aanvraag om verlenging heeft
ingediend en de in artikel 82, lid 1, genoemde geldigheidsduur is
verlopen. 2. De bevoegde autoriteit mag op
verzoek van de aanvrager toestaan dat een overeenkomstig lid 1,
onder b), uit het nationale rassenregister geschrapt ras nog tot en met
30 juni van het derde jaar na de schrapping van het ras op de markt wordt
aangeboden. Dat verzoek moet uiterlijk worden ingediend op de
datum waarop de geldigheid van de registratie verloopt. 3. Nadat een ras uit het nationale
rassenregister is geschrapt, stelt de bevoegde autoriteit een monster van dat
ras en de beschrijving ervan ter beschikking van een genenbank die bestemd is
voor de instandhouding van genetische hulpbronnen. Artikel 86
Instandhouding van rassen 1. In een nationaal rassenregister
geregistreerde rassen worden in stand gehouden door de aanvrager of door een
andere persoon die in onderling overleg met de aanvrager optreedt. De aanvrager
stelt de bevoegde autoriteit in kennis van die andere persoon. 2. Het ras wordt in stand gehouden
overeenkomstig aanvaarde praktijken voor de desbetreffende geslachten, soorten
of typen rassen. 3. De in lid 1 bedoelde personen
houden een administratie bij betreffende de instandhouding van het ras. De
bevoegde autoriteit moet te allen tijde de instandhouding van het ras aan de
hand van die administratie kunnen controleren. Die administratie omvat ook de
productie van prebasismateriaal, basismateriaal, gecertificeerd materiaal en
standaardmateriaal, alsmede de productiestadia die aan prebasismateriaal
voorafgaan. 4. Rassen die voorzien zijn van een
officieel erkende beschrijving worden in hun regio of regio's van oorsprong in
stand gehouden. 5. De bevoegde autoriteit voert
controles uit op de wijze waarop rassen in stand worden gehouden en mag daartoe
monsters van de betrokken rassen nemen. 6. Indien een bevoegde autoriteit
constateert dat de voor de instandhouding van het ras verantwoordelijke persoon
niet voldoet aan de leden 1 tot en met 4, stelt zij die persoon in de
gelegenheid corrigerende maatregelen te nemen. 7. Indien een ras in stand wordt
gehouden in een andere lidstaat dan de lidstaat waar het ras in het
rassenregister is geregistreerd, helpen de bevoegde autoriteiten van beide
lidstaten elkaar bij de controles betreffende de instandhouding van het ras. 8. Indien een ras in stand wordt
gehouden in een derde land, vragen de bevoegde autoriteiten van de lidstaat in
wiens nationale rassenregister dat ras geregistreerd is, de autoriteiten van
het derde land om hulp bij de controles op de instandhouding van het ras. Afdeling 3
Registratievergoedingen Artikel 87
Registratievergoedingen 1. De bevoegde autoriteiten brengen
vergoedingen in rekening ter dekking van de kosten van de volgende
werkzaamheden: a) het in artikel 69 bedoelde formele
onderzoek van de aanvraag; b) het technische onderzoek en de audits als
bedoeld in artikel 71 en artikel 73, lid 1; c) het in artikel 78 bedoelde onderzoek van
de rasbenaming; d) het in artikel 79 bedoelde besluit
inzake registratie en een eventueel administratief beroep tegen dat besluit
overeenkomstig de nationale voorschriften; e) de opneming van het ras, of indien van
toepassing de kloon, in het nationale rassenregister voor elk jaar dat de
registratie gehandhaafd blijft; f) de in artikel 86, lid 5,
bedoelde controles op de instandhouding. 2. De in lid 1 bedoelde
werkzaamheden worden uitsluitend op verzoek van de aanvrager aan de bevoegde
autoriteit uitgevoerd, nadat de desbetreffende vergoedingen zijn betaald. Het
verzoek wordt geacht niet te zijn gedaan als de vergoedingen niet betaald zijn
binnen een maand na de datum waarop de bevoegde autoriteit om betaling van de
vergoedingen heeft gevraagd en daarbij heeft aangegeven wat de gevolgen van
niet-betaling zijn. 3. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen
betreffende de krachtens lid 1, onder a) tot en met f), te
dekken kostenonderdelen. Artikel 88
Vergoedingen voor rassen die van een officieel erkende beschrijving voorzien
zijn 1. In het geval van rassen die van een
officieel erkende beschrijving voorzien zijn, wordt geen vergoeding gevraagd
voor de in artikel 87, lid 1, onder e), bedoelde werkzaamheden. 2. In het geval van rassen die van een
officieel erkende beschrijving voorzien zijn, verlagen de bevoegde autoriteiten
het bedrag van de vergoeding voor de in artikel 87, lid 1,
onder a), c), d) en f), bedoelde werkzaamheden. Die verlaging is zodanig
dat de vergoeding geen belemmering voor de registratie van het betrokken ras
vormt. Artikel 89
Vrijstelling van de betaling van registratievergoedingen 1. De in de artikelen 87 en 88 bedoelde
vergoedingen worden rechtstreeks noch indirect terugbetaald, tenzij zij ten
onrechte waren geïnd. 2. Aanvragers die minder dan tien
personeelsleden hebben en wier jaaromzet of jaarlijkse balanstotaal 2 miljoen
EUR niet overschrijdt, worden vrijgesteld van het betalen van de in de
artikelen 87 en 88 bedoelde vergoedingen. 3. De in de artikelen 87 en 88 bedoelde
kosten omvatten niet de kosten voor de uitvoering van de officiële controles op
de in lid 2 bedoelde aanvragers. Afdeling 4
Registratie van klonen Artikel 90
Toepasselijke bepalingen 1. Voor de registratie van een kloon in
een nationaal rassenregister zijn de afdelingen 1, 2 en 3 van overeenkomstige
toepassing, met uitzondering van de volgende bepalingen: a) de bepalingen omtrent de inhoud van de
aanvragen die zijn neergelegd in artikel 67; b) de bepalingen betreffende rassen die
voorzien zijn van een officieel erkende beschrijving; c) de bepalingen betreffende rassen met
duurzame of voldoende cultuur- en/of gebruikswaarde. 2. Voor de inhoud van aanvragen geldt
artikel 92 in plaats van artikel 67. Artikel 91
Verwijzingen Bij de toepassing van de afdelingen 1, 2 en 3
op de registratie van een kloon in een nationaal rassenregister worden de
verwijzingen als volgt gelezen: a) verwijzingen naar rassen worden
gelezen als verwijzingen naar klonen; b) verwijzingen naar artikel 56
worden gelezen als verwijzingen naar artikel 65; c) verwijzingen naar de voorschriften
van de artikelen 60, 61 en 62 worden gelezen als verwijzingen naar de
voorschriften van artikel 65, lid 1, onder b), en lid 3; d) verwijzingen naar artikel 67,
betreffende de inhoud van de aanvragen, worden gelezen als verwijzingen naar
artikel 92. Artikel 92
Inhoud van de aanvragen 1. De aanvraag om registratie van een
kloon in een nationaal rassenregister bevat de volgende elementen: a) een verzoek om registratie; b) de identificatie van het ras waartoe de
kloon behoort; c) de naam en het adres van de aanvrager, of
in voorkomend geval van de gezamenlijke aanvragers, en de bewijzen van
aanstelling van een eventuele vertegenwoordiger voor de procedure; d) een voorlopige benaming; e) de naam en het adres van de persoon die
voor de instandhouding van de kloon verantwoordelijk is en, indien van
toepassing, diens referentienummer; f) een beschrijving van de voornaamste
kenmerken van de kloon en, indien beschikbaar, een ingevulde technische vragenlijst; g) de geografische oorsprong van de kloon; h) informatie over een eventuele registratie
van de kloon in een ander nationaal rassenregister of het EU-rassenregister en
over eventuele in behandeling zijnde aanvragen om registratie in die registers
waar de aanvrager weet van heeft; i) als de kloon geheel of gedeeltelijk
bestaat uit een genetisch gemodificeerd organisme, het bewijs dat dat genetisch
gemodificeerde organisme voor de teelt is toegelaten krachtens Richtlijn
2001/18/EG of Verordening (EG) nr. 1829/2003. 2. Bij de aanvraag om registratie van
een kloon in een nationaal rassenregister wordt een in kwalitatief en
kwantitatief opzicht voldoende monster van de kloon verstrekt. HOOFDSTUK V
Procedures betreffende het EU-rassenregister Afdeling 1
Toepassingsgebied van dit hoofdstuk Artikel 93
Betrokken rassen en klonen Dit hoofdstuk is van toepassing op rassen en
klonen die niet krachtens artikel 79 in een nationaal rassenregister zijn
geregistreerd. Afdeling 2
Registratieprocedure Artikel 94
Toepasselijke bepalingen 1. Voor de registratie van een ras of
kloon in het EU-rassenregister is hoofdstuk IV van overeenkomstige
toepassing, met uitzondering van de volgende bepalingen: a) de bepalingen omtrent het onderzoek van
benamingen die zijn neergelegd in artikel 78; b) de bepalingen omtrent de instandhouding
van rassen die zijn neergelegd in artikel 86; c) de bepalingen betreffende rassen die
voorzien zijn van een officieel erkende beschrijving; d) de bepalingen betreffende vrijstelling
van betaling van registratievergoedingen die zijn neergelegd in
artikel 89, leden 2 en 3. 2. Ten aanzien van het onderzoek van
benamingen, de instandhouding van rassen en klonen en vrijstelling van betaling
van registratievergoedingen zijn de artikelen 95, 96 en 97 van toepassing
in plaats van de in lid 1, onder a), b) en d), bedoelde bepalingen. 3. Bij de toepassing van
hoofdstuk IV op de registratie van een ras of een kloon in het
EU-rassenregister worden de verwijzingen als volgt gelezen: a) verwijzingen naar de bevoegde autoriteit
worden gelezen als verwijzingen naar het Bureau; b) verwijzingen naar nationale
rassenregisters worden gelezen als verwijzingen naar het EU-rassenregister; c) verwijzingen naar artikel 78 worden
gelezen als verwijzingen naar artikel 95; d) verwijzingen naar artikel 86 worden
gelezen als verwijzingen naar artikel 96; e) verwijzingen naar administratieve
beroepen die krachtens nationale voorschriften tegen het desbetreffende besluit
worden ingediend, worden gelezen als verwijzingen naar het in artikel 98
bedoelde beroep. Artikel 95
Onderzoek van de benaming 1. Na het formele onderzoek van de
aanvraag als bedoeld in artikel 69, toegepast krachtens artikel 94,
en voordat een ras of kloon in het EU-rassenregister wordt geregistreerd,
onderzoekt het Bureau de door de aanvrager voorgestelde benaming voor het ras
of de kloon. 2. Het Bureau besluit over de
geschiktheid van de door de aanvrager voorgestelde benaming van het ras of de
kloon, overeenkomstig de voorschriften van artikel 64. Artikel 96
Instandhouding van rassen en klonen 1. In het EU-rassenregister
geregistreerde rassen en klonen worden in stand gehouden door de aanvrager of
door een andere persoon die in onderling overleg met de aanvrager optreedt. Het
Bureau wordt van die andere persoon in kennis gesteld. 2. Het ras of de kloon wordt in stand
gehouden overeenkomstig aanvaarde praktijken voor de desbetreffende geslachten,
soorten of typen rassen. 3. De in lid 1 bedoelde persoon
houdt een administratie bij betreffende de instandhouding van het ras of de
kloon. Het Bureau moet te allen tijde de instandhouding van het ras of de kloon
aan de hand van die administratie kunnen controleren. Die administratie omvat
ook de productie van prebasismateriaal, basismateriaal, gecertificeerd
materiaal en standaardmateriaal, alsmede de productiestadia die aan
prebasismateriaal voorafgaan. 4. Het Bureau controleert hoe de
instandhouding wordt uitgevoerd en mag daartoe monsters nemen van de rassen en
klonen. 5. De bevoegde autoriteiten van de
lidstaat waar het ras of de kloon in stand wordt gehouden, helpen het Bureau
bij de controles op de instandhouding. 6. Indien het Bureau constateert dat de
voor de instandhouding verantwoordelijke persoon niet voldoet aan de leden 1, 2
en 3, stelt het die persoon in de gelegenheid corrigerende maatregelen te
nemen. Artikel 97
Hoogte van de vergoedingen 1. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen
betreffende de hoogte van de vergoeding als bedoeld in artikel 87,
lid 1, toegepast overeenkomstig artikel 94. 2. De hoogte van de vergoeding zoals
vastgesteld krachtens lid 1 is in overeenstemming met de beginselen van
goed financieel beheer, zodat het Bureau zijn begroting sluitend kan maken. Afdeling 3
Beroep Artikel 98
Recht van beroep Tegen
besluiten van het Bureau krachtens afdeling 2 kan beroep worden ingesteld.
Het beroep wordt behandeld door de in artikel 46 van Verordening (EG)
nr. 2100/94 bedoelde Kamer van beroep van het Bureau. Artikel 99
Bepalingen betreffende beroepen 1. Op de in artikel 98 bedoelde
beroepen zijn de bepalingen van deel IV, hoofdstukken V en VI, van
Verordening (EG) nr. 2100/94 van overeenkomstige toepassing. 2. Niettegenstaande lid 1 zijn de
volgende bepalingen van deel IV, hoofdstukken V en VI, van Verordening
(EG) nr. 2100/94 niet van toepassing op de in artikel 98 bedoelde
beroepen: a) artikel 67, leden 1 en 3; b) artikel 74; c) artikel 80, lid 5. Artikel 100
Verwijzingen Voor de toepassing
van artikel 99, lid 1, worden verwijzingen naar deel IV, hoofdstukken
V en VI, van Verordening (EG) nr. 2100/94 als volgt gelezen: a) de verwijzing in artikel 68
naar artikel 82 vervalt; b) de verwijzing in artikel 70,
lid 1, naar "de instantie van het Bureau die de beslissing heeft
voorbereid" wordt gelezen als een verwijzing naar het Bureau; c) de verwijzing in artikel 76
naar het "onderzoek overeenkomstig de artikelen 54 en 55"
wordt gelezen als een verwijzing naar het technische onderzoek van de
registratieaanvraag door het Bureau krachtens deze verordening; d) de verwijzing in artikel 78, leden 3 en 4, naar artikel 90,
lid 2, vervalt; e) de verwijzing in artikel 79
naar de "bevoegde bureaus" wordt gelezen als een verwijzing naar de
bevoegde autoriteiten; f) de verwijzing in artikel 80, lid 1, naar de "aanvrager
van een communautair kwekersrecht, de houder" wordt gelezen als een
verwijzing naar de aanvrager van een registratie; g) de verwijzing in artikel 80,
lid 4, naar de "termijnen bedoeld in […] artikel 52,
leden 2, 4 en 5" vervalt; h) de verwijzing in artikel 81
naar "personeelsleden van de onderzoeksbureaus" vervalt. HOOFDSTUK VI
Kennisgeving van rassen aan het EU‑rassenregister Artikel 101
Kennisgevingsprocedure 1. Elke bevoegde autoriteit stelt het
Bureau binnen vijf werkdagen in kennis van een aanvraag om registratie van een
ras, de vaststelling van een besluit als bedoeld in artikel 79, een nieuwe
benaming na registratie krachtens artikel 81, de verlenging van een
registratie krachtens artikel 83 en de schrapping van een ras krachtens
artikel 85. 2. Elke bevoegde autoriteit stelt het
Bureau in kennis van de persoon die verantwoordelijk is voor de instandhouding
van het ras krachtens artikel 86. Die kennisgeving wordt gedaan binnen
vijf werkdagen vanaf de datum waarop de bevoegde autoriteit kennis heeft gekregen
van de identiteit van die persoon. 3. De Commissie stelt door middel van
uitvoeringshandelingen procedures voor de indiening van de in lid 1
bedoelde kennisgevingen vast. Die uitvoeringshandelingen worden vastgesteld
volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. HOOFDSTUK VII
Bijhouden en verwerken van informatie Artikel 102
Documentatie over de nationale rassenregisters en het EU-rassenregister 1. De bevoegde autoriteit houdt een
dossier bij van elk in het nationale rassenregister geregistreerd ras, dat de
officiële beschrijving, het onderzoeksverslag en eventuele aanvullende
onderzoeksverslagen krachtens artikel 76 bevat. Indien van toepassing
bevat het dossier alleen de officieel erkende beschrijving van het ras en de
documenten ter staving van die beschrijving. 2. Het Bureau houdt een dossier bij van
elk in het EU-rassenregister geregistreerd ras, dat de officiële beschrijving
en het krachtens artikel 94, lid 1, opgestelde onderzoeksverslag
bevat. Artikel 103
Toegang tot de informatie in de nationale rassenregisters 1. Elke lidstaat informeert de andere
lidstaten, het Bureau en de Commissie over de toegang tot zijn nationale
rassenregister. 2. Elke bevoegde autoriteit stelt de
andere bevoegde autoriteiten en de Commissie jaarlijks uiterlijk op
31 maart in kennis van de wijzigingen die tijdens het voorafgaande jaar in
zijn nationale rassenregister zijn aangebracht. 3. Elke bevoegde autoriteit stelt aan
een andere bevoegde autoriteit, het Bureau of de Commissie op verzoek het
volgende ter beschikking: a) indien van toepassing, de
onderzoeksverslagen van de in het nationale rassenregister geregistreerde
rassen, als bedoeld in artikel 77, lid 1; b) indien van toepassing, de resultaten van
de in artikel 71, lid 1, bedoelde technische onderzoeken; c) de lijst van rassen waarvoor een
registratieaanvraag in behandeling is; d) alle andere beschikbare informatie met
betrekking tot geregistreerde of geschrapte rassen. 4. De bevoegde autoriteit neemt
passende maatregelen om de informatie in de dossiers van het nationale
rassenregister ter beschikking te stellen van eenieder die om toegang tot die
informatie verzoekt. Deze bepaling is niet van toepassing wanneer de informatie
krachtens artikel 75 vertrouwelijk moeten blijven. Artikel 104
Toegang tot de informatie in het EU-rassenregister 1. Het Bureau stelt de bevoegde
autoriteiten en de Commissie in kennis van de informatie die vereist is om
toegang te krijgen tot het EU-rassenregister. 2. Het Bureau stelt de bevoegde
autoriteiten en de Commissie jaarlijks uiterlijk op 31 maart in kennis van
de wijzigingen die tijdens het voorafgaande jaar in zijn nationale
rassenregister zijn aangebracht met betrekking tot de krachtens
artikel 94, lid 1, geregistreerde rassen. 3. Het Bureau stelt een bevoegde autoriteit
of de Commissie met betrekking tot de krachtens artikel 94, lid 1, in
het EU-rassenregister geregistreerde rassen op verzoek het volgende ter
beschikking: a) de onderzoeksverslagen of de officiële
beschrijving van de geregistreerde rassen; b) de resultaten van de technische
onderzoeken; c) de lijst van rassen waarvoor een
registratieaanvraag in behandeling is; d) alle andere beschikbare informatie met
betrekking tot geregistreerde of geschrapte rassen. 4. Het Bureau neemt passende
maatregelen om de informatie in de dossiers van het EU‑rassenregister ter
beschikking te stellen van eenieder die om toegang tot die informatie verzoekt.
Deze bepaling is niet van toepassing wanneer de informatie krachtens artikel 75
vertrouwelijk moeten blijven. DEEL IV
PRODUCTIE EN OP DE MARKT AANBIEDEN VAN BOSBOUWKUNDIG TEELTMATERIAAL TITEL I
Algemene bepalingen Artikel 105
Toepassingsgebied Dit deel is van toepassing op de productie en
het op de markt aanbieden van bosbouwkundig teeltmateriaal. Artikel 106
Definities 1. Voor de toepassing van dit deel
wordt verstaan onder: a) "bosbouwkundig teeltmateriaal":
zaadbron, opstand, zaadgaarde, ouderplanten van familie, kloon of mengsel van
klonen; b) "zaadbron": bomen in een
afgebakend gebied waar zaad wordt verzameld; c) "opstand", een afgebakende, wat
samenstelling betreft voldoende uniforme populatie bomen; d) "zaadgaarde": een aanplanting
van geselecteerde klonen of families die wordt afgezonderd of beheerd teneinde
bestuiving door externe stuifmeelbronnen te voorkomen of te beperken en die
wordt beheerd om veelvuldige, overvloedige en gemakkelijke zaadoogsten te
verkrijgen; e) "ouderplanten van familie":
bomen die ter verkrijging van nakomelingschap worden gebruikt door
gecontroleerde of vrije bestuiving van één geïdentificeerde, als moederplant
fungerende ouderplant met het stuifmeel van één ouderplant
("full-sib"-nakomelingschap) respectievelijk van een aantal al dan
niet geïdentificeerde ouderplanten ("half-sib"-nakomelingschap); f) "kloon": een groep individuen
(ramets) die door vegetatieve vermeerdering, met inbegrip van stekken,
microvermeerdering, enten, afleggen of delen, van één oorspronkelijke
uitgangsplant (ortet) zijn afgeleid; g) "mengsel van klonen": een
mengsel van geïdentificeerde klonen in welbepaalde verhoudingen; h) "autochtone opstand" of
"autochtone zaadbron”: een opstand of zaadbron i) waarvan de vernieuwing door continue
natuurlijke regeneratie is geschied; of ii) die kunstmatig is vernieuwd met behulp
van teeltmateriaal dat uit dezelfde opstand of zaadbron is verkregen; of iii) die kunstmatig is vernieuwd met behulp
van teeltmateriaal dat uit opstanden of zaadbronnen in de nabije omgeving die
voldoen aan de beschrijving in de punten i) en ii) is verkregen; i) "inheemse opstand" of
"inheemse zaadbron": een inheemse opstand of die kunstmatig is
geteeld uit zaad waarvan de oorsprong in hetzelfde herkomstgebied gelegen is; j) "oorsprong": i) voor een autochtone opstand of
zaadbron, de plaats waar de bomen groeien; ii) voor een niet-autochtone opstand of
zaadbron, de plaats vanwaar de zaden of planten oorspronkelijk zijn
geïntroduceerd; k) "herkomst": de plaats waar een
opstand groeit; l) "herkomstgebied": voor een
soort of ondersoort, het gebied of de groep gebieden waar voldoende uniforme
ecologische omstandigheden heersen en waar opstanden of zaadbronnen met
soortgelijke fenotypische of genetische kenmerken worden aangetroffen, en die
in voorkomend geval door hoogtegrenzen wordt afgebakend; m) "categorie": een van de volgende
groepen afgeleid bosbouwkundig teeltmateriaal: van bekende origine,
geselecteerd, gekeurd of getest teeltmateriaal; n) "van bekende origine": afgeleid
van bosbouwkundig uitgangsmateriaal bestaande uit een binnen één herkomstgebied
gelegen zaadbron of opstand; o) "geselecteerd": afgeleid van
bosbouwkundig uitgangsmateriaal, bestaande uit een binnen één herkomstgebied
gelegen opstand, dat op populatieniveau aan fenotypische selectie is
onderworpen; p) "gekeurd": afgeleid van
bosbouwkundig uitgangsmateriaal, bestaande uit zaadgaarden, ouderplanten van
families, klonen of mengsels van klonen, waarvan de componenten individueel aan
fenotypische selectie zijn onderworpen; q) "getest": afgeleid van
bosbouwkundig uitgangsmateriaal, bestaande uit opstanden, zaadgaarden,
ouderplanten van families, klonen of mengsels van klonen van voortreffelijke
kwaliteit; r) "plantgoed": i) uit zaadeenheden geteelde planten; of ii) uit plantendelen geteelde planten; of iii) uit natuurlijke zaailingen geteelde
planten; s) "zaadeenheid": kegels,
vruchtgestellen, vruchten en zaden bestemd voor de productie van plantgoed; t) "plantendelen": houtstekken,
blad- en wortelstekken, explantaten of embryo's voor microvermeerdering,
knoppen, afleggers, wortels, enten, poten en plantendelen die voor de productie
van plantgoed bestemd zijn; u) "gebruiksgebied": het gebied
waar het bosbouwkundig teeltmateriaal voor een bepaald doel wordt gebruikt. TITEL II
Bosbouwkundig uitgangsmateriaal Artikel 107
Toelating van bosbouwkundig uitgangsmateriaal 1. Bosbouwkundig uitgangsmateriaal
wordt door de bevoegde autoriteit toegelaten voor de productie van de
desbetreffende categorieën bosbouwkundig teeltmateriaal indien het voldoet aan
de voorschriften van bijlage V, VI, VII of VIII. 2. Elke eenheid toegelaten
bosbouwkundig uitgangsmateriaal (hierna "toegelaten eenheid" genoemd)
wordt geïdentificeerd door middel van een unieke verwijzing naar het in
artikel 112, lid 1, bedoelde register. 3. De toelating wordt ingetrokken
indien niet langer aan de in lid 1 bedoelde voorschriften wordt voldaan. 4. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen, ter
aanvulling van de voorschriften van punt 3 van bijlage VII
betreffende klonen en van punt 4 van bijlage VII betreffende mengsels
van klonen, door het maximumaantal jaren of het maximumaantal ramets vast te
stellen waartoe de toelating van klonen of mengsels van klonen beperkt moet
blijven. Artikel 108
Voorlopige toelating van bosbouwkundig uitgangsmateriaal dat bestemd is voor
de productie van getest materiaal 1. Bosbouwkundig uitgangsmateriaal dat
bestemd is voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorie
"getest", waarvan niet is vastgesteld dat het voldoet aan de in
artikel 107, lid 1, bedoelde voorschriften, kan door de bevoegde autoriteiten
voorlopig worden toegelaten voor een periode van maximaal tien jaar, op
voorwaarde dat mag worden verondersteld dat dat bosbouwkundig
uitgangsmateriaal, wanneer de tests zullen zijn voltooid, aan de
toelatingsvoorschriften zal voldoen. Deze veronderstelling moet zijn gebaseerd
op de voorlopige resultaten van de in bijlage VIII bedoelde genetische
waardebepaling of vergelijkingsproeven 2. De in lid 1 bedoelde voorlopige
toelating kan voor het gehele grondgebied van de betrokken lidstaat gelden, of
voor een deel daarvan. Artikel 109
Inspecties na de toelating Na de in de artikelen 107 en 108 bedoelde
toelating wordt bosbouwkundig uitgangsmateriaal dat bestemd is voor de
productie van bosbouwkundig teeltmateriaal van de categorieën
"geselecteerd", "gekeurd" en "getest" regelmatig
opnieuw door de bevoegde autoriteit geïnspecteerd om te bevestigen dat die
artikelen zijn nageleefd. Artikel 110
Afbakening van herkomstgebieden 1. De lidstaten bakenen de
herkomstgebieden af van bosbouwkundig uitgangsmateriaal bestaande uit opstanden
of zaadbronnen en bestemd voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal
van de categorieën "van bekende origine" en "geselecteerd". 2. De lidstaten stellen kaarten op die
zij publiceren, waarop de afbakening van de herkomstgebieden is aangegeven. Die
kaarten worden de Commissie en de andere lidstaten toegezonden. Artikel 111
Kennisgeving van het voornemen toegelaten bosbouwkundig uitgangsmateriaal te
verzamelen De professionele exploitanten stellen de
bevoegde autoriteiten tijdig in kennis van hun voornemen materiaal van
toegelaten bosbouwkundig uitgangsmateriaal te verzamelen. Artikel 112
Nationaal register en nationale lijst van toegelaten bosbouwkundig
uitgangsmateriaal 1. De lidstaten richten een nationaal
register op van het krachtens de artikelen 107 en 108 op hun grondgebied
toegelaten bosbouwkundig uitgangsmateriaal. Dat register bevat gegevens over de
toegelaten eenheid, in combinatie met de unieke registerverwijzing daarvan. 2. Elke lidstaat stelt een samenvatting
op van het nationale register in de vorm van een nationale lijst, maakt deze
bekend en werkt deze bij. 3. De in lid 2 bedoelde nationale
lijst wordt opgesteld volgens een gemeenschappelijk model. Zij geeft een
opsomming van iedere toegelaten eenheid. Voor bosbouwkundig uitgangsmateriaal
dat is bestemd voor de categorieën "van bekende origine" en
"geselecteerd", is echter een nadere samenvatting op basis van
herkomstgebieden toegestaan. 4. De in lid 2 bedoelde nationale
lijst bevat de volgende gegevens: a) botanische naam; b) categorie voor de productie waarvan het
bosbouwkundig uitgangsmateriaal is bestemd; c) doel van het bosbouwkundig teeltmateriaal
dat van het bosbouwkundig uitgangsmateriaal zal worden afgeleid; d) type bosbouwkundig teeltmateriaal (zaadbron,
opstand, zaadgaarde, ouderplanten van familie, kloon of mengsel van klonen); e) registerverwijzing naar de toegelaten
eenheid of, in voorkomend geval, de samenvatting dan wel de individuele code
van het herkomstgebied; f) de ligging: in voorkomend geval een
bondige aanduiding, alsmede de volgende bijzonderheden: i) voor bosbouwkundig uitgangsmateriaal
dat voor productie van de categorie "van bekende origine" is bestemd,
het herkomstgebied en de geografische ligging ervan, als bepaald door het
lengte- en breedte-interval; ii) voor bosbouwkundig uitgangsmateriaal
dat voor productie van de categorie "geselecteerd" is bestemd, het
herkomstgebied en de geografische ligging ervan, als bepaald door de lengte- en
breedtecoördinaat of door het lengte- en breedte-interval; iii) voor bosbouwkundig uitgangsmateriaal
dat voor productie van de categorie "gekeurd" is bestemd, de exacte
geografische ligging van de plaats(en) waar het uitgangsmateriaal in stand
wordt gehouden; iv) voor bosbouwkundig uitgangsmateriaal dat
voor productie van de categorie "getest" is bestemd, de exacte
geografische ligging van de plaats(en) waar het uitgangsmateriaal in stand
wordt gehouden; g) hoogteligging of hoogte-interval; h) oppervlak: omvang van de zaadbron(nen),
opstand(en) of zaadtuin(en); i) oorsprong: of het uitgangsmateriaal al
dan niet autochtoon/inheems is, dan wel of de oorsprong ervan onbekend is. Voor
niet-autochtoon/niet-inheems uitgangsmateriaal moet, indien bekend, de
oorsprong worden aangegeven; j) in het geval van de bosbouwkundig
uitgangsmateriaal dat voor de categorie "getest" is bestemd, of het
al dan niet genetisch gemodificeerd is. 5. De Commissie stelt door middel van
uitvoeringshandelingen het gemeenschappelijk model vast volgens hetwelk de
nationale lijsten worden opgesteld, zoals bedoeld in lid 3. Die
uitvoeringshandelingen worden volgens de in artikel 141, lid 3,
bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Artikel 113
EU-lijst van toegelaten bosbouwkundig uitgangsmateriaal 1. De lidstaten stellen binnen een
termijn van vijf werkdagen het Bureau, de Commissie en de andere lidstaten in
kennis van de in artikel 112, lid 2, bedoelde nationale lijst en van
elke bijwerking daarvan. 2. Op basis van de door de lidstaten
verstrekte nationale lijsten stelt het Bureau een register op onder de titel
"EU-lijst van toegelaten bosbouwkundig uitgangsmateriaal voor de productie
van bosbouwkundig teeltmateriaal", maakt dit bekend en houdt het bij. Het Bureau neemt in dat register alle elementen op
van de krachtens artikel 11, lid 1, van Richtlijn 1999/105/EG
bekendgemaakte Communautaire lijst van toegelaten uitgangsmateriaal voor de
productie van bosbouwkundig overeenkomstig. 3. Die EU-lijst bevat de in
artikel 112 bedoelde bijzonderheden uit de nationale lijsten en geven het
gebruiksgebied aan en eventuele krachtens artikel 128 verleende
toelatingen. 4. De Commissie stelt door middel van
uitvoeringshandelingen de vorm van de in lid 1 bedoelde kennisgeving en
het in lid 2 bedoelde register vast. Die uitvoeringshandelingen worden
volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure
vastgesteld. TITEL III
Op de markt aanbieden van materiaal dat is afgeleid van bosbouwkundig
uitgangsmateriaal Artikel 114
Toepassingsgebied Deze titel is van toepassing op het op de
markt aanbieden van bosbouwkundig teeltmateriaal dat is afgeleid van
bosbouwkundig uitgangsmateriaal. HOOFDSTUK I
Lijst van voorschriften Artikel 115
Voorschriften voor het op de markt aanbieden van bosbouwkundig
teeltmateriaal Bosbouwkundig teeltmateriaal mag slechts dan
op de markt worden aangeboden indien het voldoet aan: a) de registratievoorschriften van
hoofdstuk II; b) de kwaliteitsvoorschriften van
hoofdstuk III voor de desbetreffende categorie; c) de voorschriften inzake behandeling
van hoofdstuk IV; d) de certificerings- en
identificatievoorschriften van hoofdstuk V. HOOFDSTUK II
Registratievoorschriften Artikel 116
Bosbouwkundig teeltmateriaal dat is afgeleid van in een nationaal register
opgenomen bosbouwkundig uitgangsmateriaal Bosbouwkundig teeltmateriaal mag slechts op de
markt worden aangeboden indien het is afgeleid van krachtens artikel 112,
lid 1, in een nationaal register opgenomen, toegelaten bosbouwkundig
uitgangsmateriaal, dat krachtens titel II is toegelaten voor de
desbetreffende categorie. HOOFDSTUK III
Kwaliteitsvoorschriften Artikel 117
Kwaliteitsvoorschriften 1. Bosbouwkundig teeltmateriaal wordt
op de markt aangeboden in de categorieën "van bekende origine",
"geselecteerd", "gekeurd" of "getest". 2. Bosbouwkundig teeltmateriaal dat
behoort tot de in de lijst van bijlage IX opgenomen soorten en kunstmatige
hybriden mag niet op de markt worden aangeboden in de categorie "van
bekende origine" als het is verkregen door vegetatieve vermeerdering van
ander bosbouwkundig teeltmateriaal. 3. Bosbouwkundig teeltmateriaal dat
behoort tot de in de lijst van bijlage IX opgenomen kunstmatige hybriden
wordt alleen aangeboden in de categorieën "geselecteerd",
"gekeurd" of "getest". 4. Bosbouwkundig teeltmateriaal dat
behoort tot de in de lijst van bijlage IX opgenomen soorten en kunstmatige
hybriden, mag slechts op de markt worden aangeboden in de categorie
"geselecteerd" indien het massaal uit zaad is geteeld; 5. Niettegenstaande de leden 1
en 2 mag bosbouwkundig teeltmateriaal dat behoort tot de in de lijst van
bijlage IX opgenomen soorten en kunstmatige hybriden, en dat geheel of
gedeeltelijk bestaan uit genetisch gemodificeerde organismen, alleen op de
markt worden aangeboden in de categorie "getest". 6. De typen bosbouwkundig
uitgangsmateriaal die worden gebruikt voor de productie van de verschillende
categorieën van bosbouwkundig teeltmateriaal dat behoort tot de in de lijst van
bijlage IX opgenomen soorten en kunstmatige hybriden, zijn in
bijlage X vermeld. Artikel 118
Aanvullende voorschriften voor bepaalde vormen van bosbouwkundig
uitgangsmateriaal Bosbouwkundig teeltmateriaal dat behoort tot
de soorten en kunstmatige hybriden die in de lijst van bijlage IX zijn
opgenomen en waarnaar in bijlage XI wordt verwezen, mag slechts op de
markt worden aangeboden indien het voldoet aan de kwaliteitsvoorschriften van
bijlage XI, naast de krachtens artikel 117 geldende
kwaliteitsvoorschriften. Artikel 119
Aanvullende voorschriften voor bepaalde plantendelen en plantgoed De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel
140 gedelegeerde handelingen vast te stellen, die kwaliteitsvoorschriften
bevatten voor het op de markt aanbieden van specifieke plantendelen en
plantgoed van in de lijst van bijlage IX opgenomen soorten en kunstmatige
hybriden, ter aanvulling van de in de artikelen 117 en 118 bedoelde
voorschriften. In die voorschriften wordt rekening gehouden met ontwikkelingen
in de wetenschappelijke en technische kennis. HOOFDSTUK IV
Voorschriften inzake behandeling Artikel 120
Partijen 1. Bosbouwkundig teeltmateriaal wordt
in alle stadia van de productie in gescheiden partijen gehouden naar de
individuele toegelaten eenheden waarvan het is afgeleid. 2. Bosbouwkundig teeltmateriaal wordt
in partijen op de markt aangeboden. Article 121
Verpakking van zaadeenheden Zaadeenheden mogen uitsluitend in gesloten
verpakkingen op de markt worden aangeboden. Het sluitingsmechanisme moet
zodanig zijn dat het bij het openen van de verpakking onbruikbaar wordt. HOOFDSTUK V
Certificerings- en identificatievoorschriften Artikel 122
Basiscertificaat 1. Na het oogsten wordt door de
bevoegde autoriteit een basiscertificaat met de in artikel 112,
lid 4, onder e), bedoelde registervermelding afgegeven voor al het
bosbouwkundig teeltmateriaal dat is afgeleid van toegelaten bosbouwkundig uitgangsmateriaal.
2. Het basiscertificaat bevat de in
deel A, deel B of deel C van bijlage XII vermelde relevante
gegevens, naargelang het geval. 3. Voor verdere vegetatieve
vermeerdering overeenkomstig artikel 117, lid 2, wordt een nieuw
basiscertificaat afgegeven. 4. Wanneer overeenkomstig
artikel 126, lid 1, 2, 3 of 5, menging plaatsvindt, wordt een
nieuw basiscertificaat afgegeven, of een ander document, waarin de eerdere
basiscertificaten van het materiaal waaruit het mengsel is samengesteld, worden
gespecificeerd. 5. De Commissie stelt door middel van
uitvoeringshandelingen het model voor de opmaak van het in lid 1 bedoelde
basiscertificaat vast. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in
artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. Artikel 123
Identificatie van partijen 1. Iedere partij blijft gedurende het
hele proces, van verzameling tot aflevering aan de eindgebruiker, duidelijk
identificeerbaar. 2. Iedere partij bosbouwkundig
teeltmateriaal wordt geïdentificeerd aan de hand van de volgende gegevens: a) de code en het nummer van het
basiscertificaat; b) de botanische naam; c) de categorie bosbouwkundig
teeltmateriaal; d) het doel; e) het type bosbouwkundig uitgangsmateriaal
waaruit het bosbouwkundig teeltmateriaal is afgeleid (zaadbron, opstand,
zaadgaarde, ouderplanten van familie, kloon of mengsel van klonen); f) de registervermelding van het
bosbouwkundig uitgangsmateriaal of de individuele code van het herkomstgebied
van het bosbouwkundig uitgangsmateriaal; g) of het bosbouwkundig uitgangsmateriaal
waarvan het bosbouwkundig teeltmateriaal is afgeleid, al dan niet autochtoon of
inheems is, dan wel of de oorsprong ervan onbekend is; h) in het geval van zaadeenheden, het
rijpingsjaar; i) de leeftijd van plantgoed, zaailingen of
stekken; j) het type plantgoed (of het afgepende,
verspeende of in een container verpakte exemplaren betreft); k) indien van toepassing, het feit dat het
genetisch gemodificeerd materiaal betreft; l) indien van toepassing, het feit dat het
materiaal vegetatief is vermeerderd. Artikel 124
Etikettering 1. Elke partij gaat vergezeld van een
door de professionele exploitant vervaardigd etiket (hierna "etiket van de
exploitant" genoemd). Naast de op grond van artikel 123 vereiste
gegevens bevat het etiket van de exploitant de volgende gegevens: a) het (de) nummer(s) van het (de) krachtens
artikel 122, lid 1, afgegeven basiscertifica(a)t(en) of een
verwijzing naar het in artikel 122, lid 4, bedoelde andere document; b) het referentienummer, indien van
toepassing, en de naam van de professionele exploitant; c) de geleverde hoeveelheid; d) in het geval van bosbouwkundig
teeltmateriaal van de categorie "getest" dat is afgeleid van
bosbouwkundig uitgangsmateriaal dat krachtens artikel 108, lid 1,
voorlopig is toegelaten, de woorden: "voorlopig toegelaten"; 2. In het geval
van zaden bevat het etiket van de exploitant tevens de volgende gegevens: a) het gewichtspercentage zuiver zaad, ander
zaad en inert materiaal; b) de kiemkracht van het zuivere zaad of,
indien de kiemkracht niet of niet gemakkelijk te bepalen is, het aan de hand
van een nader gespecificeerde methode bepaalde percentage levensvatbare zaden; c) het duizendkorrelgewicht van het zuivere
zaad; d) het aantal kiemkrachtige zaden per
kilogram als zaaizaad op de markt aangeboden product, of, indien het aantal
kiemkrachtige zaden niet of niet gemakkelijk kan worden bepaald, het aantal
levensvatbare zaden per kilogram. 3. De kleur van het etiket van de
exploitant is geel in het geval van teelmateriaal "van bekende origine",
groen in het geval van "geselecteerd" teeltmateriaal, roze in het
geval van "gekeurd" teeltmateriaal en blauw in het geval van
"getest" teeltmateriaal. 4. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin
wordt omschreven onder welke omstandigheden het etiket van de exploitant moet
worden aangevuld met een ander door de professionele exploitant opgesteld
document. In die gedelegeerde handelingen wordt bepaald
welke gegevens in dat document moeten worden opgenomen. Artikel 125
Etikettering van bosbouwkundig teeltmateriaal dat behoort tot soorten van
het geslacht Populus spp. In het geval van Populus spp. mogen
plantendelen slechts op de markt worden aangeboden indien op het etiket van de
exploitant het EU-classificatienummer overeenkomstig bijlage XI,
deel C, punt 2, onder b), wordt vermeld. Artikel 126
Mengsels van bosbouwkundig teeltmateriaal 1. Mengsels van bosbouwkundig
teeltmateriaal worden overeenkomstig de bepalingen van dit artikel geproduceerd
en op de markt aangeboden. 2. Bosbouwkundig teeltmateriaal dat is
afgeleid van twee of meer toegelaten eenheden binnen de categorie "van
bekende origine" of binnen de categorie "geselecteerd" mag
worden vermengd, mits de toegelaten eenheden zich in hetzelfde herkomstgebied
bevinden. 3. Wanneer bosbouwkundig teeltmateriaal
dat is afgeleid van verschillende zaadbronnen en opstanden op grond van
lid 2 binnen de categorie "van bekende origine" is vermengd,
wordt de nieuwe gecombineerde partij als "teeltmateriaal afgeleid van een
zaadbron" gecertificeerd. 4. Wanneer bosbouwkundig teeltmateriaal
dat is afgeleid van niet-autochtoon of niet-inheems bosbouwkundig
uitgangsmateriaal op grond van lid 2 is vermengd met bosbouwkundig
teeltmateriaal dat is afgeleid van bosbouwkundig uitgangsmateriaal van
onbekende oorsprong, wordt de nieuwe gecombineerde partij als "van
onbekende oorsprong" gecertificeerd. 5. Wanneer menging plaatsvindt
overeenkomstig lid 4, mag de individuele code van het herkomstgebied niet
ter vervanging dienen van de registervermelding als bedoeld in
artikel 123, onder f). 6. Bosbouwkundig teeltmateriaal dat is
afgeleid van één toegelaten eenheid uit verschillende rijpingsjaren mag worden
vermengd, mits de werkelijke rijpingsjaren alsmede het relatieve aandeel van
het materiaal van de respectieve rijpingsjaren door de professionele exploitant
wordt geregistreerd. Artikel 127
Wijzigingen van de bijlagen V tot en met XII De Commissie is bevoegd overeenkomstig artikel
140 gedelegeerde handelingen vast te stellen tot wijziging van de
bijlagen V tot en met XII. Die wijzigingen moeten rekening houden met
de ontwikkeling van de wetenschappelijke of technische kennis en met
economische gegevens. TITEL IV
Afwijkingen Artikel 128
Strengere voorschriften en verbodsbepalingen 1. De Commissie kan door middel van
uitvoeringshandelingen de lidstaten machtigen om: a) strengere kwaliteitsvoorschriften vast te
stellen dan die bedoeld in de artikelen 117 en 118; en b) het op de markt aanbieden van bepaald
bosbouwkundig teeltmateriaal met het oog op zaaien of planten op zijn gehele
grondgebied of een deel daarvan te verbieden. Het verbod als bedoeld onder b), mag worden
beperkt tot uitsluitend het op de markt aanbieden aan de eindgebruikers. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in
artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. 2. Om de in lid 1, onder a)
en b), bedoelde toestemming te verkrijgen dienen de lidstaten bij de Commissie
een verzoek in met: a) ontwerpbepalingen betreffende de
voorgestelde voorschriften of verbodsbepalingen; b) een motivering van de noodzaak en de
evenredigheid van die voorschriften of verbodsbepalingen; c) de vermelding of de voorgestelde
voorschriften of verbodsbepalingen voor onbepaalde of bepaalde tijd bedoeld
zijn. 3. De in lid 1 bedoelde
toestemming wordt verleend als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a) de toepassing van de in lid 1
bedoelde beperkingen of verbodsbepalingen waarborgt een verbetering van de
kwaliteit van het betrokken bosbouwkundig teeltmateriaal, de bescherming van
het milieu of de instandhouding van genetische hulpbronnen; en b) de in lid 1 bedoelde beperkingen of
verbodsbepalingen zijn noodzakelijk en evenredig aan het ermee nagestreefde
doel. 4. De in lid 1 bedoelde machtiging
wordt verleend op basis van: a) gegevens die betrekking hebben op het
herkomstgebied of de oorsprong van het materiaal, alsmede documentatie waaruit
de verschillen tussen de respectieve klimatologische en ecologische gegevens
blijken; of b) bekende uitkomsten van proeven,
wetenschappelijk onderzoek, of de resultaten van bosbouwpraktijken betreffende
het overleven en ontwikkelen van plantgoed, met inbegrip van de groei, in
relatie tot morfologische en fysiologische kenmerken. Artikel 129
Tijdelijke voorzieningsmoeilijkheden 1. Om eventuele tijdelijke
moeilijkheden bij de algemene voorziening met bosbouwkundig teeltmateriaal in
een lidstaat te ondervangen, mag de bevoegde autoriteit van de betrokken
lidstaat toestemming verlenen voor het op de markt aanbieden van bosbouwkundig
teeltmateriaal dat behoort tot de in de lijst van bijlage IX opgenomen
soorten en kunstmatige hybriden en dat voldoet aan minder strenge
kwaliteitsvoorschriften dan die van de artikelen 117 en, in voorkomend
geval, 118 en 119. Die toestemming wordt naar aanleiding van een door
de betrokken professionele exploitant ingediend, met redenen omkleed verzoek
verleend voor een bepaalde tijdsduur. Krachtens dit lid op de markt aangeboden
bosbouwkundig teeltmateriaal wordt voorzien van een bruin etiket. Daarop wordt
vermeld dat het bosbouwkundig teeltmateriaal voldoet aan minder strenge
kwaliteitsvoorschriften dan zoals bedoeld in de artikelen 117 en, in voorkomend
geval, 118 en 119. De lidstaten stellen de Commissie en de andere
lidstaten in kennis van elke krachtens dit lid verleende toestemming. 2. De Commissie kan door middel van
uitvoeringshandelingen vereisen dat een lidstaat een krachtens lid 1
verleende toestemming intrekt of wijzigt, indien zij tot de conclusie komt dat
die toestemming niet noodzakelijk is, of niet evenredig aan het ermee
nagestreefde doel om de tijdelijke moeilijkheden bij de algemene voorziening
met bosbouwkundig teeltmateriaal te ondervangen. Die uitvoeringshandelingen
worden volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure
vastgesteld. Artikel 130
Snel op de markt aangeboden zaad Teneinde ervoor te zorgen dat het zaad van het
lopende seizoen spoedig beschikbaar komt, mag bosbouwkundig teeltmateriaal op
de markt worden aangeboden tot en met de eerste koper, zonder dat de gegevens
betreffende kiemkracht en levensvatbaarheid krachtens artikel 124,
lid 2, onder b) en d), op het etiket van de exploitant worden
vermeld. De in artikel 124, lid 2, onder b) en d) bedoelde
gegevens worden zo spoedig mogelijk door de professionele exploitant verstrekt. Artikel 131
Vrijstelling voor kleine hoeveelheden 1. In het geval van zaad dat in kleine
hoeveelheden op de markt wordt aangeboden, zijn de informatieverplichtingen met
betrekking tot kiemkracht of levensvatbaarheid van artikel 124, lid 2, onder b)
en d), niet van toepassing. 2. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen waarin
voor bepaalde categorieën of soorten bosbouwkundig teeltmateriaal de maximale
omvang van de in lid 1 bedoelde kleine hoeveelheden wordt omschreven, om
te waarborgen dat de vrijstelling van lid 1 op evenredige wijze wordt
toegepast. Artikel 132
Noodmaatregelen 1. Indien bosbouwkundig teeltmateriaal
klaarblijkelijk een ernstig risico voor de gezondheid van mensen, dieren of
planten of voor het milieu inhoudt dat niet afdoende kan worden beheerst met
door de betrokken lidstaat of lidstaten genomen maatregelen, treft de Commissie
op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat onverwijld passende
tijdelijke noodmaatregelen, met inbegrip van maatregelen waarbij het op de
markt aanbieden van het betrokken teeltmateriaal wordt beperkt of verboden,
afhankelijk van de ernst van de situatie. Die maatregelen worden door middel
van uitvoeringshandelingen vastgesteld overeenkomstig de in artikel 141,
lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure. 2. Wanneer er naar behoren
gerechtvaardigde, urgente dwingende redenen bestaan om een ernstig risico voor
de gezondheid van de mens aan te pakken, stelt de Commissie onmiddellijk
toepasselijke uitvoeringshandelingen vast volgens de in artikel 141,
lid 4, bedoelde procedure. 3. Wanneer een lidstaat de Commissie
officieel in kennis heeft gesteld van de noodzaak om noodmaatregelen te nemen
en de Commissie niet overeenkomstig lid 1 heeft gehandeld, mag de
betrokken lidstaat alle passende tijdelijke noodmaatregelen nemen om het op de
markt aanbieden van het betrokken bosbouwkundig teeltmateriaal op zijn
grondgebied te beperken of te verbieden, afhankelijk van de ernst van de
situatie. Hij stelt de overige lidstaten en de Commissie hiervan onmiddellijk
in kennis onder aanvoering van de motieven van zijn besluit. De Commissie kan
uitvoeringshandelingen vaststellen die de lidstaat verplichten de tijdelijke
noodmaatregelen te wijzigen of in te trekken. Die uitvoeringshandelingen worden
volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. De
lidstaat mag zijn nationale tijdelijke noodmaatregelen handhaven tot de datum
van toepassing van de in dit lid bedoelde uitvoeringshandelingen. 4. Dit artikel is van toepassing
onverminderd eventuele maatregelen die zijn vastgesteld krachtens
artikel 23, lid 2, van Richtlijn 2001/18/EG of artikel 34
van Verordening (EG) nr. 1829/2003, waarbij de teelt van genetisch
gemodificeerde organismen wordt verboden of beperkt. Artikel 133
Tijdelijke experimenten 1. De Commissie mag door middel van
uitvoeringshandelingen besluiten dat tijdelijke experimenten worden opgezet om
betere alternatieven voor in de artikelen 107, 117 en, in voorkomend
geval, 118 en 119 vastgestelde bepalingen te vinden. Die uitvoeringshandelingen
worden volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure
vastgesteld. 2. In de in lid 1 bedoelde
uitvoeringshandelingen worden de betrokken geslachten of soorten, de
voorwaarden voor de experimenten per geslacht of soort, de duur van de
experimenten en de verplichtingen inzake monitoring en verslaglegging van de
deelnemende lidstaten vastgesteld. Zij houden rekening met de ontwikkeling van
de technieken voor vermeerdering, productie en controle van het betrokken
materiaal. De duur van een experiment bedraagt niet meer dan
zeven jaar. Artikel 134
Minder strenge voorschriften met het oog op de instandhouding van genetische
hulpbronnen 1. De lidstaten mogen minder strenge
voorschriften vaststellen dan die van de artikelen 107, 117 en, in voorkomend
geval, 118 en 119, in het belang van de instandhouding en een duurzaam gebruik
van bosbouwkundige genetische hulpbronnen. Daarbij houden zij rekening met de
noodzaak van het produceren en op de markt aanbieden van bosbouwkundig
teeltmateriaal dat van nature aan de lokale en regionale omstandigheden is
aangepast en dat door genetische erosie wordt bedreigd. De lidstaten dienen bij de Commissie en de andere
lidstaten een met redenen omklede kennisgeving van deze maatregelen in. 2. De Commissie kan door middel van
uitvoeringshandelingen vereisen dat een lidstaat de in lid 1 bedoelde
maatregelen intrekt of wijzigt, indien zij tot de conclusie komt dat die
maatregelen niet noodzakelijk zijn, of niet evenredig aan het ermee
nagestreefde doel van de instandhouding en een duurzaam gebruik van
bosbouwkundige genetische hulpbronnen. Die uitvoeringshandelingen worden
volgens de in artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. TITLE V
Vergoedingen Artikel 135
Registratie- en certificeringsvergoedingen 1. De bevoegde autoriteiten brengen
vergoedingen in rekening voor de volgende acties: a) de registratie van toegelaten
bosbouwkundig materiaal krachtens artikel 112; en b) de afgifte van een basiscertificaat
krachtens artikel 122. 2. De in lid 1 bedoelde
werkzaamheden worden uitsluitend op verzoek van de professionele exploitant aan
de bevoegde autoriteit uitgevoerd. Het verzoek wordt geacht niet te zijn gedaan
als de vergoedingen niet betaald zijn binnen een maand na de datum waarop de
bevoegde autoriteit om betaling van de vergoedingen heeft gevraagd en daarbij
heeft aangegeven wat de gevolgen van niet-betaling zijn. 3. De Commissie is bevoegd
overeenkomstig artikel 140 gedelegeerde handelingen vast te stellen
betreffende de krachtens lid 1, onder a) en b), te dekken
kostenonderdelen. Artikel 136
Vrijstelling van de betaling van registratievergoedingen 1. De in artikel 135, lid 1,
bedoelde vergoedingen worden rechtstreeks noch indirect terugbetaald, tenzij
zij ten onrechte waren geïnd. 2. Aanvragers die minder dan tien
personeelsleden hebben en wier jaaromzet of jaarlijkse balanstotaal
2 miljoen EUR niet overschrijdt, worden vrijgesteld van het betalen
van de in artikel 135, lid 1, bedoelde vergoedingen. 3. De in artikel 135, lid 3,
bedoelde kosten omvatten niet de kosten voor de registratie van toegelaten
bosbouwkundig uitgangsmateriaal en de afgifte van een basiscertificaat als
bedoeld in lid 2. TITEL VI
Invoer uit en uitvoer naar derde landen van bosbouwkundig teeltmateriaal Artikel 137
Invoer op grond van EU-gelijkwaardigheid 1. Bosbouwkundig teeltmateriaal mag
alleen uit derde landen worden ingevoerd als krachtens artikel 138 is
vastgesteld dat het voldoet aan voorschriften die gelijkwaardig zijn aan de
voorschriften die gelden voor bosbouwkundig teeltmateriaal dat in de Unie
geproduceerd en op de markt aangeboden wordt. 2. Wanneer zaaizaad en plantgoed in de
Unie worden ingevoerd, stelt de professionele exploitant die dat bosbouwkundig
teeltmateriaal invoert de desbetreffende bevoegde autoriteit van tevoren in
kennis van de invoer. 3. Ingevoerd bosbouwkundig
teeltmateriaal moet vergezeld gaan van een door het derde land van oorsprong
afgegeven basiscertificaat of officieel certificaat, alsmede door de
professionele exploitant in dat derde land verstrekte documentatie met nadere
gegevens over dat materiaal Artikel 138
Gelijkwaardigheidsbesluit van de Commissie 1. De Commissie mag door middel van
uitvoeringshandelingen besluiten of in een derde land, of bepaalde gebieden van
een derde land, geproduceerd bosbouwkundig teeltmateriaal van specifieke
geslachten, soorten of categorieën voldoet aan voorschriften die gelijkwaardig
zijn aan de voorschriften die gelden voor bosbouwkundig teeltmateriaal dat in
de Unie geproduceerd en op de markt aangeboden is, aan de hand van: a) een grondig onderzoek van de informatie
en gegevens die het betrokken derde land heeft verstrekt krachtens
artikel 124, lid 1, van Verordening (EU) nr. …/… [Office of Publications, please insert the number of the
Regulation on official controls]; en b) in voorkomend geval, een bevredigend
resultaat van een controle die is uitgevoerd krachtens artikel 119,
lid 1, van Verordening (EU) nr. …/… [Office
of Publications, please insert the number of Regulation on Official Controls]. Die uitvoeringshandelingen worden volgens de in
artikel 141, lid 3, bedoelde onderzoeksprocedure vastgesteld. 2. Bij de vaststelling van de in
lid 1 bedoelde besluiten houdt de Commissie rekening met de vraag of de in
het betrokken derde land gehanteerde systemen voor toelating en registratie van
bosbouwkundig uitgangsmateriaal en de daaropvolgende productie van
bosbouwkundig teeltmateriaal uit dat bosbouwkundig uitgangsmateriaal dezelfde
waarborgen bieden als die van de artikelen 107, 117 en, in voorkomend geval,
118 en 119, voor de categorieën "van bekende origine",
"geselecteerd", "gekeurd" en "getest". 3. Voor de vaststelling van de in
lid 1 bedoelde besluiten mag de Commissie artikel 71 van Verordening
(EU) nr. …/… [Office of Publication, please insert number of Regulation
on Official Controls] toepassen betreffende de goedkeuring van door het
derde land uitgevoerde controles voorafgaande aan de uitvoer. Artikel 139
Uitvoer uit de Unie 1. Indien de uitvoer van bosbouwkundig
teeltmateriaal naar een derde land onder een overeenkomst met dat derde land
valt, moet die uitvoer in overeenstemming zijn met die overeenkomst. 2. Indien de uitvoer van bosbouwkundig
teeltmateriaal naar een derde land niet onder een overeenkomst met dat derde
land valt, moet die uitvoer plaatsvinden overeenkomstig de regelgeving van het
derde land waarnaar het bosbouwkundig teeltmateriaal wordt uitgevoerd. 3. Wanneer de uitvoer van bosbouwkundig
teeltmateriaal naar een derde land niet valt onder een overeenkomst met een
derde land en evenmin onder de regelgeving van het derde land waarnaar het
bosbouwkundig teeltmateriaal wordt uitgevoerd, zijn de voorschriften voor de
productie en het op de markt aanbieden van bosbouwkundig teeltmateriaal op het
grondgebied van de Unie, zoals vervat in de artikelen 105 tot en met 134, van
toepassing. DEEL V
PROCEDURELE BEPALINGEN Artikel 140
Gedelegeerde handelingen 1. De bevoegdheid om gedelegeerde
handelingen vast te stellen wordt aan de Commissie toegekend onder de in dit
artikel neergelegde voorwaarden. 2. De in artikel 11, lid 3,
artikel 13, lid 3, artikel 14, lid 3, artikel 15,
lid 5, artikel 16, lid 2, artikel 17, lid 4,
artikel 18, leden 4 en 6, artikel 20, lid 4, artikel 21,
lid 5, artikel 23, lid 3, artikel 30, lid 4,
artikel 32, lid 1, artikel 33, lid 3, artikel 34,
lid 6, artikel 36, lid 4, artikel 38, lid 4,
artikel 39, lid 3, artikel 44, lid 1, artikel 56,
leden 5 en 6, artikel 59, lid 2, artikel 64,
lid 4, artikel 65, lid 3, artikel 67, lid 2,
artikel 72, lid 2, artikel 74, lid 1, artikel 119,
artikel 124, lid 4, artikel 127, artikel 131, lid 2,
artikel 135, lid 4, en artikel 138, lid 1, bedoelde
bevoegdheidsdelegatie wordt aan de Commissie toegekend voor onbepaalde tijd met
ingang van de datum van de inwerkingtreding van deze verordening. 3. Het Europees Parlement of de Raad
kan de in artikel 11, lid 3, artikel 13, lid 3,
artikel 14, lid 3, artikel 15, lid 5, artikel 16,
lid 2, artikel 17, lid 4, artikel 18, leden 4 en 6,
artikel 20, lid 4, artikel 21, lid 5, artikel 23,
lid 3, artikel 30, lid 4, artikel 32, lid 1,
artikel 33, lid 3, artikel 34, lid 6, artikel 36,
lid 4, artikel 38, lid 4, artikel 39, lid 3,
artikel 44, lid 1, artikel 56, leden 5 en 6,
artikel 59, lid 2, artikel 64, lid 4, artikel 65,
lid 3, artikel 67, lid 2, artikel 72, lid 2,
artikel 74, lid 1, artikel 119, artikel 124, lid 4,
artikel 127, artikel 131, lid 2, artikel 135, lid 4,
en artikel 138, lid 1, bedoelde bevoegdheidsdelegatie te allen tijde
intrekken. Het besluit tot intrekking beëindigt de delegatie van de in dat
besluit genoemde bevoegdheid. Het wordt van kracht op de dag na die van de
bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie of op een
daarin genoemde latere datum. Het laat de geldigheid van de reeds van kracht
zijnde gedelegeerde handelingen onverlet. 4. Zodra de Commissie een gedelegeerde
handeling heeft vastgesteld, doet zij daarvan gelijktijdig kennisgeving aan het
Europees Parlement en de Raad. 5. Een overeenkomstig artikel 11,
lid 3, artikel 13, lid 3, artikel 14, lid 3,
artikel 15, lid 5, artikel 16, lid 2, artikel 17,
lid 4, artikel 18, leden 4 en 6, artikel 20,
lid 4, artikel 21, lid 5, artikel 23, lid 3,
artikel 30, lid 4, artikel 32, lid 1, artikel 33,
lid 3, artikel 34, lid 6, artikel 36, lid 4,
artikel 38, lid 4, artikel 39, lid 3, artikel 44,
lid 1, artikel 56, leden 5 en 6, artikel 59,
lid 2, artikel 64, lid 4, artikel 65, lid 3,
artikel 67, lid 2, artikel 72, lid 2, artikel 74,
lid 1, artikel 119, artikel 124, lid 4, artikel 127, artikel 131,
lid 2, artikel 135, lid 4, en artikel 138, lid 1,
vastgestelde gedelegeerde handeling treedt alleen in werking indien het
Europees Parlement noch de Raad daartegen binnen een termijn van twee maanden
na de kennisgeving van de handeling aan het Europees Parlement en de Raad
bezwaar heeft gemaakt, of indien zowel het Europees Parlement als de Raad voor
het verstrijken van die termijn de Commissie hebben medegedeeld dat zij
daartegen geen bezwaar zullen maken. Die termijn wordt op initiatief van het
Europees Parlement of de Raad met twee maanden verlengd. Artikel 141
Comitéprocedure 1. De Commissie wordt bijgestaan door
het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders
ingesteld bij artikel 58, lid 1, van Verordening (EG) nr. 178/2002
van het Europees Parlement en de Raad. Dat comité is een comité in de zin van
Verordening (EU) nr. 182/2011. 2. Wanneer naar dit lid wordt verwezen,
is artikel 4 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Wanneer het advies van het comité via een
schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder
gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies,
door de voorzitter van het comité daartoe wordt besloten of door een eenvoudige
meerderheid van de leden van het comité daarom wordt verzocht. 3. Wanneer naar dit lid wordt verwezen,
is artikel 5 van Verordening (EU) nr. 182/2011 van toepassing. Wanneer het advies van het comité via een
schriftelijke procedure dient te worden verkregen, wordt die procedure zonder
gevolg beëindigd indien, binnen de termijn voor het uitbrengen van het advies,
door de voorzitter van het comité daartoe wordt besloten of door een eenvoudige
meerderheid van de leden van het comité daarom wordt verzocht. 4. Wanneer naar dit lid wordt verwezen,
is artikel 8 van Verordening (EU) nr. 182/2011, in samenhang met
artikel 5 daarvan, van toepassing. DEEL VI
SLOTBEPALINGEN Artikel 142
Wijziging van Verordening (EG) nr. 2100/94 Verordening (EG) nr. 2100/94 wordt als
volgt gewijzigd: 1) Artikel 4 wordt vervangen door: "Artikel 4
Bureau van de Unie 1. Voor de toepassing van deze verordening
wordt een Europees Bureau voor plantenrassen opgericht, hierna "het
Bureau" genoemd. 2. Het Bureau: a) doet aanbevelingen inzake rasbenamingen,
indien het daar krachtens artikel 50, lid 2, en artikel 78, lid
2, van Verordening (EU) nr. …/… [Office of
Publications, please insert number of this Regulation] om wordt verzocht; b) bevordert en coördineert de ontwikkeling
van krachtens artikel 71 van Verordening (EU) nr. …/… [Office of
Publications, please insert number of this Regulation] en, in voorkomend
geval, de krachtens artikel 74 van die verordening vastgestelde
rechtshandelingen uitgevoerd uniform technisch onderzoek van rassen, met
inbegrip van de ontwikkeling van protocollen; c) verricht audits van bevoegde
autoriteiten die technisch onderzoek uitvoeren zoals bedoeld in artikel 72
van de verordening inzake teeltmateriaal, met inbegrip van hun werklocaties en
organisatie van de werkzaamheden; d) biedt opleidingen aan en neemt deel aan
het aanbieden van opleidingen op het gebied dat tot haar opdracht behoort; e) verleent technische ondersteuning aan de
Commissie op de gebieden die tot haar opdracht behoren; f) laat de studies verrichten die nodig
zijn om haar opdracht te vervullen; g) zoekt, verzamelt, vergelijkt en
analyseert technische gegevens op de gebieden die tot haar opdracht behoren en
vat deze gegevens samen; h) zorgt ervoor dat het publiek en de
belanghebbenden snelle, betrouwbare, objectieve en begrijpelijke informatie
krijgen op de gebieden die tot haar opdracht behoren; i) verleent op verzoek van de Commissie
technische bijstand teneinde de samenwerking tussen de Unie,
kandidaat-lidstaten, internationale organisaties en derde landen op de gebieden
die tot haar opdracht behoren te verbeteren; j) zet een databank over
referentiecollecties van rassen op, maakt deze bekend en houdt deze bij. 3. Tevens ondersteunt en beheert het Bureau
het overeenkomstig artikel 52 van Verordening (EU) nr. …/… [Office of Publications, please insert number of this Regulation]
opgezette EU-rassenregister. Het voert de procedure voor
de registratie van rassen in het EU-rassenregister uit in overeenstemming met
titel IV, hoofdstuk V, van Verordening (EU) nr. …/… [Office of
Publications, please insert number of this Regulation].". 2) Het volgende artikel 4 bis
wordt ingevoegd: "Artikel 4 bis
Verwijzingen naar het Communautair Bureau voor plantenrassen (Bureau) Verwijzingen in deze verordening naar het Bureau
en verwijzingen in de wetgeving van de Unie naar het Communautair Bureau voor
plantenrassen worden gelezen als verwijzingen naar het bij artikel 4
opgerichte Europees Bureau voor plantenrassen.". Artikel 143
Sancties De lidstaten stellen de regels vast voor de
sancties die van toepassing zijn op inbreuken op de bepalingen van deze
verordening en nemen alle maatregelen om ervoor te zorgen dat deze worden
toegepast. De aldus vastgestelde sancties moeten doeltreffend, evenredig en
afschrikkend zijn. De lidstaten delen deze bepalingen binnen één
jaar na de inwerkingtreding van deze verordening aan de Commissie mede en
stellen haar onverwijld in kennis van eventuele latere wijzigingen. Artikel 144
Intrekking 1. De in bijlage XIII bedoelde
rechtshandelingen worden ingetrokken. 2. Verwijzingen naar de ingetrokken rechtshandelingen gelden als
verwijzingen naar deze verordening en worden gelezen volgens de in
bijlage XIV opgenomen concordantietabel. Artikel
145 Overgangsbepalingen 1. Uiterlijk op [Office of Publications, please insert date of
application of this Regulation] evalueren de lidstaten de maatregelen die
krachtens artikel 5 van Richtlijn 66/401/EEG, artikel 5 van
Richtlijn 66/402/EEG, artikel 4, lid 1, van
Richtlijn 68/193/EEG, artikel 7 van Richtlijn 2002/54/EG,
artikel 24 van Richtlijn 2002/55/EG, artikel 5 van
Richtlijn 2002/56/EG en artikel 7 van Richtlijn 2002/57/EG zijn
vastgesteld, en: a) trekken zij die maatregelen in, of b) wijzigen
zij die maatregelen zodat zij in overeenstemming zijn met de toepasselijke
wetgeving van de Unie inzake het betrokken teeltmateriaal. 2. De lidstaten stellen de Commissie en de andere lidstaten: a) uiterlijk op [Office of Publications,
please insert date of application of this Regulation] in kennis van alle
maatregelen die zij krachtens de in lid 1 genoemde richtlijnen hebben
vastgesteld, en b) in kennis van alle maatregelen die zij
krachtens lid 1, onder a) of b), hebben genomen. Artikel 146
Inwerkingtreding Deze verordening treedt in werking op de
twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de
Europese Unie. Zij is van toepassing met ingang van [Office
of Publications please insert date counting 36 months from the entry into
force]. Deze
verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk
in elke lidstaat. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter BIJLAGE I
IN ARTIKEL 11 BEDOELDE GESLACHTEN EN SOORTEN Abies alba Mill. Abies cephalonica
Loudon Abies grandis
Lindl. Abies pinsapo
Boiss. Acer platanoides
L. Acer pseudoplatanus L. Agrostis canina L. Agrostis capillaris L. Agrostis gigantea Roth. Agrostis stolonifera L. Allium cepa L. Allium fistulosum L. Allium porrum
L. Allium sativum
L. Allium schoenoprasum
L. Alnus glutinosa
Gaertn. Alnus incana
Moench Alopecurus pratensis
L. Anthriscus cerefolium
(L.) Hoffm. Apium graveolens
L. Arachis hypogaea
L. Arrhenatherum elatius (L.) P. Beauv. ex J. Presl & C. Presl. Asparagus officinalis L. Avena nuda
L. Avena sativa L. (inclusief A. byzantina K. Koch) Avena strigosa
Schreb. Beta vulgaris L. Betula pendula
Roth Betula pubescens
Ehrh. Brassica juncea
(L.) Czern. Brassica napus
L. Brassica nigra
(L.) W.D.J. Koch Brassica
oleracea L. Brassica
rapa L. Bromus catharticus
Vahl Bromus sitchensis
Trin. Cannabis sativa
L. Capsicum annuum
L. Carpinus betulus L. Carthamus tinctorius L. Carum carvi
L. Castanea
sativa Mill. Castanea
Mill. (onderstammen) Cedrus atlantica
(Endl.) Manetti ex Carrière Cedrus libani A. Richard Cichorium endivia
L. Cichorium intybus
L. Citrullus lanatus
(Thunb.) Matsum. & Nakai Citrus L. Corylus avellana L. Corylus L.
(onderstammen) Cucumis melo
L. Cucumis sativus
L. Cucurbita maxima Duchesne Cucurbita pepo L. Cydonia oblonga
Mill. Cynara cardunculus L. Cynodon dactylon (L.) Pers.
Dactylis
glomerata L. Daucus carota
L. Fagus sylvatica
L. Festuca arundinacea
Schreb. Festuca filiformis
Pourr. Festuca ovina
L. Festuca pratensis
Huds. Festuca rubra
L. Festuca trachyphylla
(Hack.) Krajina ×Festulolium Asch.
et Graebn. Ficus carica
L. Foeniculum vulgare Mill. Fortunella Swingle Fragaria
L. Fraxinus
angustifolia Vahl. Fraxinus excelsior
L. Galega orientalis
Lam. Glycine max (L.)
Merr. Gossypium L. Hedysarum coronarium
L. Helianthus annuus
L. Hordeum vulgare
L. Juglans regia
L. Juglans L.
(onderstammen) Lactuca sativa
L. Larix decidua
Mill. Larix kaempferi (Lamb.)
Carrière Larix sibirica
Ledeb. Larix ×
eurolepis A. Henry Linum usitatissimum
L. Lolium ×
boucheanum Kunth Lolium multiflorum
Lam. Lolium perenne
L. Lotus corniculatus L. Lupinus albus L. Lupinus angustifolius L. Lupinus luteus L. Malus domestica
Borkh. Malus Mill.
(onderstammen) Medicago lupulina
L. Medicago sativa
L. Medicago
× varia Martyn Olea europaea
L. Onobrychis viciifolia Scop. Oryza sativa
L. Papaver somniferum
L. Petroselinum crispum
(Mill.) Nyman ex A. W. Hill Phacelia tanacetifolia
Benth. Phalaris aquatica
L. Phalaris canariensis
L. Phaseolus coccineus L. Phaseolus vulgaris L. Phleum nodosum L. (voorheen Phleum bertolonii
DC.) Phleum pratense L. Picea abies
(L.) H. Karst. Picea sitchensis
(Bong.) Carrière Pinus brutia
Ten. Pinus canariensis
C. Smith Pinus cembra
L. Pinus contorta Douglas ex Loud. Pinus halepensis
Mill. Pinus leucodermis Antoine Pinus nigra Arnold Pinus pinaster Aiton Pinus pinea L. Pinus radiata D. Don Pinus sylvestris L. Pistacia vera L. Pistacia
L. (onderstammen) Pisum sativum L. Poa annua L. Poa nemoralis L. Poa palustris L. Poa pratensis L. Poa trivialis L. Poncirus Raf. Populus spp. en
kunstmatige hybriden van die soorten Prunus amygdalus Batsch
Prunus armeniaca L. Prunus avium (L.) L. Prunus cerasus L. Prunus domestica L. Prunus persica (L.) Batsch Prunus salicina Lindley Prunus
L. (onderstammen) Pseudotsuga menziesii (Mirb.) Franco Pyrus communis L. Pyrus L. (onderstammen) Quercus cerris L. Quercus ilex L. Quercus petraea (Matt.) Liebl. Quercus pubescens Willd. Quercus robur L. Quercus rubra L. Quercus suber L. Raphanus sativus L. Rheum rhabarbarum L. Ribes L. Robinia pseudoacacia L. Rubus L. Scorzonera hispanica L. Secale cereale L. Sicyos angulatus L. (onderstammen) Sinapis alba L. Solanum lycopersicum Lam. (voorheen Lycopersicon esculentum Mill.) Solanum lycopersicum Lam. × Solanum spp. (onderstammen) Solanum melongena L. Solanum tuberosum L. Sorghum bicolor (L.)
Moench Sorghum bicolor
(L.) Moench × Sorghum sudanense (Piper) Stapf. Sorghum sudanense (Piper) Stapf Spinacia oleracea L. Tilia cordata Mill. Tilia platyphyllos Scop. Trifolium alexandrinum L. Trifolium hybridum L. Trifolium incarnatum L. Trifolium pratense L. Trifolium repens L. Trifolium resupinatum L. Trigonella foenum-graecum L. Trisetum flavescens (L.) P. Beauv. xTriticosecale Wittm.
ex A. Camus Triticum aestivum L. Triticum durum Desf. Triticum spelta L. Vaccinium L. Valerianella locusta (L.) Laterr. Vicia faba L. Vicia pannonica Crantz Vicia sativa L. Vicia villosa Roth. Vitis L. Zea mays L. BIJLAGE II
VOORSCHRIFTEN VOOR PREBASISMATERIAAL, BASISMATERIAAL, GECERTIFICEERD MATERIAAL
EN STANDAARDMATERIAAL, EN BIJ DE VASTSTELLING VAN DERGELIJKE VOORSCHRIFTEN IN
AANMERKING TE NEMEN PUNTEN DEEL A Voorschriften voor de productie van
teeltmateriaal, zoals bedoeld in artikel 16, lid 2 Voor velden en gewassen gelden de volgende
voorschriften, naargelang de kenmerken van de verschillende geslachten en
soorten: 1. zaaien of planten: a) de identiteit van het teeltmateriaal, in
voorkomend geval met inbegrip van de moederplant, moet worden vastgesteld, om
de traceerbaarheid van het teeltmateriaal te waarborgen. Het etiket van het
materiaal of de documentatie over de moederplant moet worden bewaard; b) het materiaal moet op dusdanige wijze
worden geplant en/of gezaaid dat er: i) voldoende afstand is tot
bestuivingsbronnen van dezelfde soort en/of dezelfde rassen, in overeenstemming
met voor specifieke botanische kenmerken en teelttechnieken vastgestelde
isolatieregels, om te zorgen voor bescherming tegen ongewenste vreemdbestuiving
en om kruisbestuiving met andere gewassen te voorkomen; ii) een adequate bestuivingsbron en een
adequaat bestuivingsniveau is om vervolgens vermeerdering te waarborgen; iii) een adequate vruchtwisseling plaatsvindt (voorvrucht en de duur tussen
twee perioden waarin dezelfde soort wordt verbouwd), om onzuiverheden te
voorkomen; c) er moet voldoende aandacht worden besteed
aan de machines en eventuele apparatuur die wordt gebruikt om te zorgen voor de
afwezigheid van onkruid of andere bij laboratiumtests op zaadniveau moeilijk te
onderscheiden soorten; d) het materiaal moet op dusdanige wijze
worden gezaaid en geplant dat de aanwezigheid van EU-kwaliteitsorganismen of
vectoren van dergelijke organismen, zoals opgenomen in een lijst in een
overeenkomstig artikel 37, lid 2, van Verordening (EU) nr. …/… (Office
of Publications, please insert number of Regulation on protective measures
against pests of plants) vastgestelde uitvoeringshandeling, aan de
bepalingen van die wetgevingshandeling voldoet. 2. teelt: a) om rasechtheid en ‑zuiverheid en
een efficiënte productie te waarborgen, mogen er geen afwijkende typen aanwezig
zijn. Indien totale afwezigheid van afwijkende typen vanwege de kenmerken van
het betreffende teeltmateriaal niet mogelijk is, moet de aanwezigheid ervan tot
het laagst mogelijke niveau beperkt blijven. Indien afwijkende typen of andere plantensoorten
aanwezig zijn, moet adequate behandeling en/of eliminatie worden toegepast om
rasechtheid en ‑zuiverheid te waarborgen; b) indien positief wordt getest op
plaagorganismen of gebreken, of visuele symptomen daarvan zijn vastgesteld,
moeten moederplanten worden behandeld of als bron van teeltmateriaal worden
uitgesloten; c) oogsten: het teeltmateriaal moet in bulk dan wel als
individuele planten worden geoogst, al naargelang hoe de echtheid en zuiverheid
van het oogstmateriaal het best wordt gewaarborgd; d) instandhouding: teeltmateriaal, in voorkomend geval met inbegrip
van moederplanten, moet zodanig in stand worden gehouden dat de rasechtheid
wordt gewaarborgd. Instandhouding moet plaatsvinden op basis van de officiële
beschrijving of de officieel erkende beschrijving van het ras; e) EU-kwaliteitsorganismen: het teeltmateriaal moet op dusdanige wijze worden
geteeld dat de aanwezigheid in dat materiaal van EU-kwaliteitsorganismen, zoals
opgenomen in een lijst op grond van de in artikel 37, lid 2, van
Verordening (EU) nr. …/… (Office of Publications, please insert number
of Regulation on protective measures against pests of plants) bedoelde
uitvoeringshandeling, aan de bepalingen van die wetgevingshandeling voldoet; f) in voorkomend geval moeten de teelt van
teeltmateriaal en de teelt voor gebruik in levensmiddelen of diervoeders van
materiaal dat tot dezelfde geslachten of soorten behoort, afzonderlijk van
elkaar plaatsvinden, teneinde de gezondheid van het desbetreffende materiaal te
waarborgen; g) in voorkomend geval mag ook
microvermeerdering worden gebruikt voor de vermeerdering van teeltmateriaal. DEEL B Voorschriften voor de kwaliteit van
teeltmateriaal, zoals bedoeld in artikel 16, lid 2 Teeltmateriaal moet aan één of meer van de
volgende kwaliteitsvoorschriften voldoen, afhankelijk van de kenmerken van de
verschillende geslachten of soorten: a) het moet een minimale kiemkracht
hebben, zodat er na het zaaien voldoende planten per vierkante meter (m2)
uit groeien en de opbrengst en kwaliteit van de productie aldus worden
veiliggesteld; b) het moet een maximumgehalte aan
hardschalige zaden bevatten, zodat er voldoende planten per vierkante meter (m2)
uit groeien; c) het moet een minimale zuiverheid
hebben om een zo hoog mogelijke mate van rasechtheid te verzekeren; d) het moet een maximumvochtgehalte
hebben om de instandhouding van het materiaal tijdens de verwerking en opslag
en het op de markt aanbieden te waarborgen; e) het moet een maximumgehalte aan
teeltmateriaal van andere geslachten of soorten bevatten, om een zo gering
mogelijke aanwezigheid van ongewenste planten in de partij te waarborgen; f) de groeikracht, omschreven
afmetingen en specifieke sortering moeten aan een minimum gebonden zijn, om de
geschiktheid van het materiaal en een voldoende homogeniteit van de partij voor
het zaaien of planten te waarborgen; g) de aanwezigheid van aarde of vreemd
materiaal moet aan een maximum gebonden zijn, om frauduleuze praktijken en
technische onzuiverheden te voorkomen; h) het moet vrij zijn van specifieke
gebreken en beschadigingen, om de kwaliteit en gezondheid van het materiaal te
waarborgen; i) de aanwezigheid in teeltmateriaal
van EU-kwaliteitsorganismen, zoals opgenomen in een lijst op grond van de in
artikel 37, lid 2, van Verordening (EU) nr. […] betreffende
beschermende maatregelen tegen plaagorganismen bedoelde uitvoeringshandeling,
moet aan de bepalingen van die wetgevingshandeling voldoen. DEEL C Voorschriften voor de certificering van
teeltmateriaal, zoals genoemd in artikel 20, lid 1 A. Frequentie en methoden voor
veldinspecties De frequentie van de inspecties en de groeistadia
van het teelmateriaal waarop deze betrekking hebben, moeten zodanig worden
vastgesteld dat de efficiëntie van de waarnemingen en inspecties worden
gewaarborgd. De inspectiemethoden moeten zodanig worden
vastgesteld dat de betrouwbaarheid van de waarnemingen wordt gewaarborgd. In voorkomend geval moeten de moederplanten
tijdens de daartoe meest geschikte periode(n) van het jaar ten minste aan een
visuele inspectie worden onderworpen om op de aanwezigheid van plaagorganismen
of vectoren van dergelijke organismen te controleren. De moederplanten moeten in alle teeltfasen in
stand worden gehouden onder omstandigheden die de productie van teeltmateriaal
en verificatie van de rasechtheid op basis van de beschrijving van het ras
mogelijk te maken. De inspecties moeten, indien van toepassing,
betrekking hebben op de naleving van de op grond van artikel 37,
lid 2, van Verordening (EU) nr. …/… [Office of Publications, please
insert number of Regulation on protective measures against pests of plants]
vastgestelde regels inzake de aanwezigheid van kwaliteitsorganismen op het
desbetreffende teeltmateriaal. De kwaliteit van de bodem, substraten,
moederplanten en directe omgeving moet worden gecontroleerd om de aanwezigheid
van plaagorganismen of vectoren van dergelijke organismen te voorkomen. B. Bemonstering en tests 1. De bemonsteringsmethode moet aan de volgende eisen voldoen: a) het van een partij te nemen monster moet
het geschikte minimumgewicht hebben voor bepaling van het gehalte aan bepaald
onkruid, om te waarborgen dat de monsters representatief zijn en van een
geschikte omvang voor de analyse van het materiaal teneinde te beoordelen of
aan de kwaliteitsvoorschriften is voldaan; b) het bemonsteringspercentage, de
bemonsteringsapparatuur en de toe te passen methoden moeten waarborgen dat
betrouwbare monsters worden genomen voor het testen. 2. De tests moeten worden uitgevoerd met
behulp van per soort en, voor zuiverheidsanalyse, per referentiecollectie
vastgestelde methoden, apparatuur en groeimedia, om te waarborgen dat aan de
kwaliteitsvoorschriften is voldaan. De tests moeten, indien van toepassing, de
nacontrole van de kiemkracht omvatten, om een toereikende kiemkracht na een
bepaalde periode of na menging van teeltmateriaal te waarborgen. 3. De inspecties moeten, indien van
toepassing, betrekking hebben op de naleving van de op grond van
artikel 37, lid 2, van Verordening (EU) nr. …/… [Office of
Publications, please insert number of Regulation on protective measures against
pests of plants] vastgestelde regels inzake de aanwezigheid van
kwaliteitsorganismen op het desbetreffende teeltmateriaal. De kwaliteit van de
bodem, substraten, moederplanten en directe omgeving moet worden gecontroleerd
om de aanwezigheid van plaagorganismen of vectoren van dergelijke organismen te
voorkomen. DEEL D In aanmerking te nemen punten voor de
vaststelling van de voorschriften voor de productie en kwaliteit van
teeltmateriaal zoals bedoeld in artikel 16, lid 2, en voor de
certificering van teeltmateriaal zoals bedoeld in artikel 20, lid 1 De in de delen A en B bedoelde productie-
en kwaliteitsvoorschriften en de in deel C bedoelde
certificeringsregelingen kunnen met betrekking tot een of meer van de volgende
punten worden vastgesteld: a) geslachten, soorten, categorieën en
onderverdelingen binnen een categorie, waaronder generaties; b) de typen rassen of teeltmateriaal
(heterogeen materiaal of materiaal voor nichemarkten), inclusief intraspecifieke
of interspecifieke hybriden; c) het specifieke gebruik van de
desbetreffende geslachten, soorten of typen teeltmateriaal; d) het type vermeerdering. BIJLAGE III DEEL A Inhoud van
het officiële etiket en het etiket van de exploitant, zoals bedoeld in
artikel 21, lid 1 Het officiële etiket en het etiket van de
exploitant moeten de volgende gegevens bevatten: a) de botanische naam, of namen in het
geval van een mengsel, van de betrokken plantensoorten, in Latijns schrift; b) de gangbare naam, of namen in het
geval van een mengsel, van de betrokken plantensoorten in een van de officiële
talen van de Unie; c) de in ISO-norm 3166-1 alpha-2[22] vermelde, uit twee letters
bestaande code voor de lidstaat en, indien van toepassing, de naam of het
acroniem van de respectieve bevoegde autoriteit(en) bij wie de professionele
exploitant is geregistreerd; d) het registratienummer van de
geregistreerde professionele exploitant of, indien een dergelijk nummer niet
beschikbaar is, de naam en het adres van de exploitant; e) het partijnummer van het
desbetreffende teeltmateriaal en, in voorkomend geval, een verwijzing naar een
unieke traceerbaarheidsgegevensdrager, zoals streepjescode, hologram of chip; f) de vermelding van de benaming van
het ras, of rasbenamingen in het geval van bestanddelen van een mengsel,
wanneer bij het op de markt aanbieden wordt verwezen naar rassen; g) de vermelding "regelgeving en
normen van de EU"; h) verwijzingen naar het land, of de
landen in het geval van een mengsel, van productie, door middel van de
onder c) bedoelde, uit twee letters bestaande code; i) verwijzingen naar het opgegeven
aantal zaden, onderstammen of andere eenheden teeltmateriaal, of, indien van
toepassing, het netto- of brutogewicht; j) vermeldingen betreffende de categorie
teeltmateriaal en, indien van toepassing, de onderverdelingen van categorieën; k) verwijzingen naar de maand en het
jaar van etikettering of verwijzingen naar de maand en het jaar van de laatste
bemonstering; l) de vermelding, indien van
toepassing, dat het teeltmateriaal behoort tot een ras met alleen een officieel
erkende beschrijving en de vermelding van het gebied van herkomst van dat ras; m) de vermelding, indien van toepassing,
dat het desbetreffende teeltmateriaal een kloon of onderstam is; n) de vermelding, indien van
toepassing, dat het teeltmateriaal uit genetisch gemodificeerde organismen
bestaat of dergelijke organismen bevat. DEEL B Op het etiket voor andere geslachten of
soorten dan in de lijst van bijlage I opgenomen soorten te vermelden informatie,
zoals bedoeld in artikel 47 Het etiket moet
de volgende gegevens bevatten: a) de
soort, aangegeven met de botanische benaming en in Latijns schrift; b) de gangbare naam in een van de
officiële talen van de Unie; c) de benaming van het ras, als het
desbetreffende teeltmateriaal op de markt wordt aangeboden onder verwijzing
naar een ras; d) de naam en het adres van de
professionele exploitant, alsmede zijn registratienummer; e) het door de exploitant toegekende
referentienummer van de partij; f) het opgegeven aantal zaden,
onderstammen of andere eenheden teeltmateriaal, of, indien van toepassing, het
netto- of brutogewicht; g) de vermelding
"EU-kwaliteit"; h) de datum van afgifte van het etiket; i) in het geval van invoer uit derde
landen, een vermelding van het land waar het materiaal is geoogst, met behulp
van de in deel A, onder h), bedoelde, uit twee letters bestaande
code; j) de plaats van productie, k) indien van toepassing, de vermelding
dat het desbetreffende teeltmateriaal tot een kloon of onderstam behoort, en de
benaming van het ras waartoe die kloon of onderstam zou kunnen behoren; l) indien teeltmateriaal samen met
bosbouwkundig teeltmateriaal wordt geproduceerd en op de markt wordt
aangeboden, moet het desbetreffende etiket van het teeltmateriaal de vermelding
"niet voor bosbouwdoeleinden" bevatten. BIJLAGE IV DEEL A Criteria
voor geslachten of soorten met voldoende cultuur- en/of gebruikswaarde De voorschriften van artikel 58,
lid 2, voor voldoende cultuur- en/of gebruikswaarde moeten gelden voor
geslachten en soorten die aan een of meer van de volgende criteria voldoen: a) zij zijn van essentieel belang voor
de voedsel- en diervoerderzekerheid; b) zij zijn van essentieel belang voor
de bewerking van levensmiddelen of diervoeders of voor industriële verwerking; c) zij zijn van essentieel belang voor
robuuste en weinig productiemiddelen vergende landbouw, met inbegrip van
biologische landbouwproductie. DEEL B Criteria
voor geslachten of soorten met duurzame cultuur- en/of gebruikswaarde De voorschriften van artikel 59,
lid 1, voor duurzame cultuur- en/of gebruikswaarde moeten gelden voor
geslachten en soorten die aan een of meer van de volgende criteria voldoen: a) zij zijn in aanzienlijke mate
vatbaar voor plaagorganismen; b) zij zijn onderworpen aan specifieke
voorschriften met betrekking tot de doelmatigheid bij het gebruik van de
middelen; c) zij zijn vatbaar voor de
aanwezigheid van ongewenste stoffen; d) zij zijn vatbaar voor aanpassing aan
uiteenlopende agroklimatologische omstandigheden. BIJLAGE V
VOORSCHRIFTEN VOOR DE TOELATING VAN UITGANGSMATERIAAL
BESTEMD VOOR DE PRODUCTIE VAN ALS "VAN BEKENDE ORIGINE" TE
CERTIFICEREN BOSBOUWKUNDIG TEELMATERIAAL 1. Het uitgangsmateriaal moet een
binnen één herkomstgebied gelegen zaadbron of opstand zijn. Indien het
materiaal voor een specifieke bosbouwtoepassing bestemd is, moet een formele
inspectie worden uitgevoerd. 2. Het herkomstgebied alsmede de
geografische ligging en de hoogteligging of het hoogte-interval van de
plaats(en) waar het teeltmateriaal wordt geoogst, moeten door de betrokken
professionele exploitant aan de bevoegde autoriteit worden opgeven. Aangegeven
moet worden of het uitgangsmateriaal: a) autochtoon, niet-autochtoon of van
onbekende oorsprong is; of b) inheems, niet-inheems of van onbekende
oorsprong is. In het geval van niet-autochtoon of niet-inheems
uitgangsmateriaal moet de oorsprong, voor zover bekend, worden aangegeven. BIJLAGE VI
VOORSCHRIFTEN VOOR DE TOELATING VAN UITGANGSMATERIAAL BESTEMD VOOR DE PRODUCTIE
VAN ALS "GESELECTEERD" TE CERTIFICEREN BOSBOUWKUNDIG TEELMATERIAAL Algemeen: de
opstanden moeten worden beoordeeld in het licht van de aangegeven specifieke
toepassing waarvoor het teeltmateriaal bestemd is; daarbij moet, rekening
houdend met die specifieke toepassing, passend belang worden gehecht aan de
onder 1 tot en met 9 omschreven voorschriften. De voor de selectie van het
bosbouwkundig teeltmateriaal gehanteerde criteria en het doel van dat materiaal
worden in het nationaal register vermeld. 1. Oorsprong: aan de hand van
historische gegevens of op een andere passende wijze moet worden bepaald of de
opstand al dan niet autochtoon, al dan niet inheems of van onbekende oorsprong
is; voor niet-autochtoon/niet-inheems uitgangsmateriaal moet de oorsprong, voor
zover bekend, worden aangegeven. 2. Afzondering: de opstanden
moeten voldoende ver verwijderd zijn van minderwaardige opstanden, met inbegrip
van niet-autochtone/niet-inheemse opstanden of opstanden van onbekende
oorsprong, van dezelfde soort en van opstanden van verwante soorten en rassen
waarmee de betrokken soort kan hybridiseren. 3. Effectieve populatieomvang: de
opstanden moeten bestaan uit een of meer groepen bomen die goed verspreid en
voldoende talrijk zijn om adequate kruisbestuiving te garanderen. Om de
ongunstige effecten van inteelt te vermijden, moeten de geselecteerde opstanden
een voldoende aantal dicht bij elkaar staande bomen omvatten. 4. Leeftijd en ontwikkelingsstadium:
de opstanden moeten bestaan uit bomen die een zodanige leeftijd en
ontwikkelingsstadium hebben bereikt dat een duidelijke beoordeling in het licht
van de te hanteren selectiecriteria mogelijk is. 5. Homogeniteit: de opstanden
moeten een normale mate van individuele morfologische variatie vertonen. Indien
nodig moeten minderwaardige bomen worden verwijderd. 6. Aangepastheid: de bomen
moeten klaarblijkelijk aan de in het herkomstgebied heersende ecologische
omstandigheden aangepast zijn. 7. Houtmassaproductie: voor de
toelating van geselecteerde opstanden moet de houtmassaproductie ervan
normaliter hoger zijn dan het algemeen aanvaarde gemiddelde in vergelijkbare
ecologische en beheerstechnische omstandigheden. 8. Houtkwaliteit: de kwaliteit
van het hout moet in aanmerking worden genomen. 9. Groeivorm of habitus: de
bomen in de opstanden moeten bijzonder gunstige morfologische kenmerken
vertonen, waaronder rechtheid en rolrondheid van de stam, een gunstig
vertakkingspatroon, fijnheid van de takken en een goede natuurlijke
takafstoting. Voorts moet het percentage gevorkte bomen en bomen met draaigroei
gering zijn. BIJLAGE VII
VOORSCHRIFTEN VOOR DE TOELATING VAN UITGANGSMATERIAAL BESTEMD VOOR DE PRODUCTIE
VAN ALS "GEKEURD" TE CERTIFICEREN BOSBOUWKUNDIG TEELMATERIAAL 1. Zaadgaarden a) type, doel, kruisingsschema en inrichting
van de percelen, componenten, mate van afzondering en locatie, alsmede alle
wijzigingen daarvan, moeten door de bevoegde autoriteit worden goedgekeurd en
in een register worden opgenomen; b) de klonen of families die deel uitmaken
van een zaadgaarde worden geselecteerd om hun voortreffelijke eigenschappen;
bijzondere aandacht wordt geschonken aan de voorschriften 4, 6, 7, 8, 9
en 10 van bijlage III; c) de klonen of families die deel uitmaken
van een zaadgaarde, worden of zijn aangeplant volgens een schema dat door de
bevoegde instantie is goedgekeurd en zodanig is opgezet dat iedere component
identificeerbaar is; d) de in de zaadtuinen uitgevoerde dunningen
worden beschreven; die beschrijvingen worden, met de daarbij toegepaste
selectiecriteria, door de bevoegde instantie in een register opgenomen; e) de zaadgaarden worden op zodanige wijze
beheerd, en het zaad op zodanige wijze geoogst, dat de doelstellingen van de
zaadgaarden worden behaald. Indien een zaadgaarde bestemd is voor de productie
van een kunstmatige hybride, moet het percentage hybride exemplaren in het
teeltmateriaal aan de hand van een verificatietest worden bepaald. 2. Ouderplanten van families a) de ouderplanten worden geselecteerd om
hun voortreffelijke eigenschappen en in overeenstemming met de
voorschriften 4, 6, 7, 8, 9 en 10 van bijlage III, dan wel
geselecteerd om hun combineerbaarheid; b) doel, kruisingsschema en
bestuivingssysteem, componenten, mate van afzondering en locatie, alsmede alle
significante wijzigingen daarvan, moeten door de bevoegde autoriteit worden
goedgekeurd en in een register worden opgenomen; c) de identiteit van de ouderplanten alsmede
de absolute en relatieve aantallen daarvan in een mengsel moeten door de
bevoegde autoriteit worden goedgekeurd en in een register worden opgenomen; d) indien de ouderplanten bestemd zijn voor
de productie van een kunstmatige hybride, moet het percentage hybride
exemplaren in het teeltmateriaal aan de hand van een verificatietest worden
bepaald. 3. Klonen a) klonen dienen identificeerbaar te zijn
aan de hand van onderscheidende kenmerken die door de bevoegde autoriteit zijn
goedgekeurd en in een register zijn opgenomen; b) de waarde van de individuele klonen wordt
bepaald op basis van eerder opgedane ervaring of wordt aangetoond aan de hand
van experimenteel onderzoek van voldoende lange duur; c) de voor de productie van de klonen
gebruikte ortets worden geselecteerd om hun voortreffelijke eigenschappen en in
overeenstemming met de voorschriften 4, 6, 7, 8, 9 en 10 van
bijlage III. 4. Mengsels
van klonen a) mengsels
van klonen moeten voldoen aan de voorschriften van punt 3, onder a), b), en c); b) de identiteit van de klonen die deel
uitmaken van een mengsel, het aantal klonen en het relatieve aandeel daarvan in
een mengsel, alsmede de selectiemethode en het basismateriaal moeten door de
bevoegde autoriteit worden goedgekeurd en in een register worden opgenomen. De
genetische diversiteit van ieder mengsel moet toereikend zijn. BIJLAGE VIII
VOORSCHRIFTEN VOOR DE
TOELATING VAN UITGANGSMATERIAAL BESTEMD VOOR DE PRODUCTIE VAN ALS
"GETEST" TE CERTIFICEREN BOSBOUWKUNDIG TEELMATERIAAL 1. Voorschriften
voor alle tests a) Algemeen Het uitgangsmateriaal moet voldoen aan de
toepasselijke voorschriften van bijlage V of VI. De tests met het oog op de toelating van
uitgangsmateriaal moeten worden voorbereid, opgezet en uitgevoerd, en de
resultaten ervan geïnterpreteerd, overeenkomstig internationaal aanvaarde
procedures. Bij vergelijkende tests moet het geteste bosbouwkundig
teeltmateriaal met één of bij voorkeur verscheidene toegelaten
uitgangsmaterialen c.q. voorgeselecteerde standaarden worden vergeleken. b) Te onderzoeken eigenschappen i) de tests moeten worden opgezet met het
oog op de evaluatie van specifieke eigenschappen; die eigenschappen moeten voor
iedere test worden aangegeven; ii) er moet in passende mate belang worden
gehecht aan aanpassing, groei en aan de rol van belangrijke biotische en
abiotische factoren. Bovendien moeten andere eigenschappen die met het oog op
de beoogde specifieke toepassing van belang worden geacht, worden geëvalueerd
in het licht van de ecologische omstandigheden die heersen in het gebied waar
de test wordt uitgevoerd. c) Documentatie Een beschrijving van de testlocaties, met inbegrip
van de ligging, het klimaat, de bodemgesteldheid, het gebruik dat daarvan
voorheen is gemaakt, de inrichting en het beheer alsmede eventuele schade als
gevolg van abiotische/biotische factoren, moet worden opgenomen in een register
dat ter beschikking van de bevoegde autoriteit wordt gesteld. De gegevens
betreffende de leeftijd van het materiaal en de op het moment van de evaluatie
verkregen resultaten moeten bij de bevoegde autoriteit worden neergelegd. d) Opzet van de tests i) voor zover het type plantenmateriaal
zulks toelaat, moet ieder monster van het teeltmateriaal op identieke wijze
worden opgekweekt, geplant en verzorgd; ii) ieder experiment moet volgens een
geldig statistisch schema worden opgezet met een voldoende aantal bomen om de
individuele eigenschappen van iedere onderzochte component te kunnen evalueren. e) Analyse en geldigheid van de resultaten i) de experimentele gegevens moeten worden
geanalyseerd met behulp van internationaal aanvaarde statistische methoden;
voor iedere onderzochte eigenschap moeten de resultaten worden gepresenteerd; ii) de bij de test toegepaste methodiek en
alle verkregen resultaten moeten openbaar worden gemaakt; iii) een verklaring betreffende het gebied
(in het land waar de test wordt uitgevoerd) waaraan het materiaal
waarschijnlijk is aangepast, alsmede de eigenschappen die de bruikbaarheid van
de resultaten kunnen beperken, is eveneens vereist; iv) indien tijdens de tests het bewijs wordt
geleverd dat het teeltmateriaal niet ten minste de kenmerken van het
uitgangsmateriaal bezit, moet dat teeltmateriaal worden geëlimineerd. 2. Voorschriften
voor de genetische evaluatie van de componenten van het uitgangsmateriaal a) De componenten van de volgende types
uitgangsmateriaal kunnen aan een genetische waardebepaling worden onderworpen:
zaadgaarden, ouderplanten van families, klonen en mengsels van klonen. b) Documentatie Voor de toelating van uitgangsmateriaal zijn de
volgende aanvullende gegevens vereist: i) de identiteit, oorsprong en afstamming
van de beoordeelde componenten; ii) het kruisingsschema dat werd gebruikt
ter verkrijging van het teeltmateriaal dat in het kader van de tests wordt
geëvalueerd. c) Testprocedures Aan de volgende voorschriften moet worden voldaan: i) de genetische waarde van iedere
component moet worden bepaald op twee of meer testlocaties, waarvan ten minste
één moet worden gekenmerkt door milieuomstandigheden die relevant zijn voor de
toepassing waarvoor het teeltmateriaal is bedoeld; ii) op basis van deze genetische waarden en
het specifieke kruisingsschema wordt de geschatte mate van superioriteit van
het teeltmateriaal dat in de handel zal worden gebracht, berekend; iii) de tests waarop de evaluatie wordt
gebaseerd alsmede de genetische berekeningen moeten door de bevoegde autoriteit
worden goedgekeurd. d) Interpretatie i) De berekening van de geschatte mate van
superioriteit van het teeltmateriaal geschiedt ten opzichte van een
referentiepopulatie voor de betrokken eigenschap of reeks eigenschappen; ii) Er moet worden aangegeven of de
geschatte genetische waarde van het teeltmateriaal voor enige belangrijke
eigenschap lager is dan die van de referentiepopulatie. 3. Voorschriften
voor de vergelijkende tests van teeltmateriaal a) Bemonstering van het teeltmateriaal i) Het voor vergelijkende tests bestemde
monster teeltmateriaal moet werkelijk representatief zijn voor het
teeltmateriaal dat van het uitgangsmateriaal waarvoor toelating moet worden
verleend, wordt afgeleid; ii) Het voor vergelijkende tests bestemde
teeltmateriaal dat langs geslachtelijke weg werd verkregen, moet: in jaren van goede bloei en goede
vrucht-/zaadzetting zijn geoogst; er mag gebruik zijn gemaakt van kunstmatige
bestuiving, geoogst zijn volgens methoden die garanderen dat
de verkregen monsters representatief zijn. b) Standaarden i) van de
standaarden die in de tests als vergelijkingsmateriaal worden gebruikt, moeten
de prestaties in de streek waar de test wordt gepland, indien mogelijk, reeds
voldoende lang bekend zijn. De standaarden bestaan uit materiaal dat op het
moment waarop de test wordt begonnen, zijn deugdelijkheid voor de bosbouw heeft
bewezen in de ecologische omstandigheden waarvoor het te testen teeltmateriaal
moet worden gecertificeerd. Zij moeten zoveel mogelijk afkomstig zijn van
opstanden die aan de hand van de criteria van bijlage III werden
geselecteerd, of van uitgangsmateriaal dat officieel voor de productie van
getest materiaal werd toegelaten; ii) indien kunstmatige hybriden aan
vergelijkende tests worden onderworpen, moeten beide oudersoorten, voor zover
mogelijk, deel uitmaken van de standaarden; iii) er moeten indien mogelijk verscheidene
standaarden worden gebruikt. Wanneer zulks nodig is en te verantwoorden valt,
mag in plaats van de standaarden het meest geschikte van de geteste materialen
of het gemiddelde van de geteste materialen worden gebruikt; iv) dezelfde standaarden worden in alle
tests in een zo breed mogelijk spectrum van plaatselijke omstandigheden
gebruikt. c) Interpretatie i) voor ten minste één belangrijke
eigenschap moet een statistisch significante superioriteit ten opzichte van de
standaarden worden aangetoond; ii) indien er eigenschappen van economisch
of ecologisch belang zijn waarvoor bij het geteste materiaal significant minder
goede resultaten worden vastgesteld dan bij de standaarden, moet zulks
duidelijk worden gerapporteerd, en moeten de effecten daarvan door de gunstige
eigenschappen worden gecompenseerd. 4. Voorwaardelijke
toelating Een voorlopige evaluatie van de resultaten van
proeven in de beginfase, kan de basis vormen van een voorwaardelijke toelating.
Beweringen betreffende de superioriteit van enig materiaal die op een
dergelijke vroege evaluatie berusten, moeten na ten hoogste tien jaar worden
getoetst. 5. Verkennende
tests Tests in kwekerijen, kassen en laboratoria kunnen
door de bevoegde autoriteit met het oog op voorwaardelijke toelating of
definitieve toelating worden aanvaard indien kan worden aangetoond dat er een
nauwe correlatie bestaat tussen de in die omstandigheden gemeten eigenschappen
en de eigenschappen die normaliter in het kader van de evaluatie van opstanden
in situ worden beoordeeld. Het materiaal moet, wat de overige te testen
eigenschappen betreft, voldoen aan de voorschriften van punt 3. BIJLAGE IX
LIJST VAN BOOMSOORTEN EN KUNSTMATIGE HYBRIDEN Abies alba
Mill. Abies cephalonica
Loud. Abies grandis
Lindl. Abies pinsapo
Boiss. Acer platanoides
L. Acer pseudoplatanus L. Alnus glutinosa
Gaertn. Alnus incana
Moench Betula pendula
Roth Betula pubescens
Ehrh. Carpinus
betulus L. Castanea
sativa Mill. Cedrus atlantica
Carr. Cedrus libani
A. Richard Fagus sylvatica
L. Fraxinus angustifolia
Vahl. Fraxinus excelsior
L. Larix decidua
Mill. Larix × eurolepis
A. Henry Larix kaempferi
Carr. Larix sibirica
Ledeb. Picea abies
Karst. Picea sitchensis
Carr. Pinus brutia
Ten. Pinus canariensis
C. Smith Pinus cembra
L. Pinus contorta
Loud. Pinus halepensis
Mill. Pinus leucodermis
Antoine Pinus nigra
Arnold Pinus pinaster Ait. Pinus pinea L. Pinus radiata D. Don Pinus sylvestris L. Populus spp. en
kunstmatige hybriden van die soorten Prunus avium
L. Pseudotsuga menziesii
Franco Quercus cerris L. Quercus ilex L. Quercus petraea
Liebl. Quercus pubescens Willd. Quercus robur L. Quercus rubra L. Quercus suber L. Robinia pseudoacacia L. Tilia cordata Mill. Tilia platyphyllos
Scop. BIJLAGE X
CATEGORIEËN WAARONDER TEELTMATERIAAL DAT VAN DE DIVERSE TYPEN UITGANGSMATERIAAL
IS AFGELEID, OP DE MARKT MAG WORDEN AANGEBODEN Type uitgangsmateriaal || Categorie bosbouwkundig teeltmateriaal (Kleur van het etiket indien een gekleurd etiket of document is gebruikt) Van bekende origine (geel) || Geselecteerd (groen) || Gekeurd (roze) || Getest (blauw) Zaadbron || x || || || Opstand || x || x || || x Zaadgaarde || || || x || x Ouderplanten van families || || || x || x kloon || || || x || x mengsel van klonen || || || x || x BIJLAGE XI DEEL
A
Voorschriften voor partijen vruchten en zaden van de in bijlage IX genoemde
soorten 1. Een partij vruchten of zaden van de
in bijlage IX genoemde soorten mag niet in de handel worden gebracht, tenzij
zij voor ten minste 99 % soortzuiver is. 2. Niettegenstaande het bepaalde in
lid 1 moet in het geval van nauw verwante soorten van bijlage IX, met
uitzondering van kunstmatige hybriden, de soortzuiverheid van de partij
vruchten of zaden worden vermeld indien die minder dan 99 % bedraagt. DEEL B
Voorschriften voor partijen plantendelen van de in bijlage IX genoemde
soorten en kunstmatige hybriden Plantendelen van de in bijlage IX
genoemde soorten en kunstmatige hybriden moeten van deugdelijke
handelskwaliteit zijn. Of plantendelen van deugdelijke handelskwaliteit zijn,
wordt vastgesteld op basis van hun algemene kenmerken, gezondheidstoestand en
bezit van de passende afmetingen. Bij Populus spp. mag opgegeven worden
dat aan de aanvullende eisen van deel C is voldaan. DEEL
C
Voorschriften voor de uitwendige kwaliteit van door middel van houtstekken of
poten vermeerderde Populus spp. 1. Houtstekken a. Houtstekken worden niet beschouwd als
zijnde van deugdelijke handelskwaliteit, in de zin van deel B, indien zij
een van de volgende gebreken vertonen: i) het hout is meer dan twee jaar oud; ii) zij dragen minder dan twee goed
ontwikkelde knoppen; iii) zij vertonen necrosen; iv) zij vertonen tekenen van uitdroging,
oververhitting, schimmel of rot. b. Minimumafmetingen voor houtstekken: - minimumlengte: 20 cm, || - minimumdiameter van de top: || Klasse EG 1: 8 mm Klasse EG 2: 10 mm. 2. Poten a. Poten worden niet beschouwd als zijnde
van deugdelijke handelskwaliteit indien zij een van de volgende gebreken
vertonen: i) het hout is meer dan drie jaar oud; ii) zij dragen minder dan vijf goed
ontwikkelde knoppen; iii) zij vertonen necrosen; iv) zij vertonen tekenen van uitdroging,
oververhitting, schimmel of rot; v) zij vertonen andere wonden dan
snoeisneden; vi) zij hebben meer dan één stam; vii) zij vertonen buitensporige stamkromming. b. Grootteklassen voor poten Klasse || Minimumdiameter op halve hoogte (mm) || Minimale hoogte (m) Niet-mediterrane gebieden || || N1 || 6 || 1,50 N2 || 15 || 3,00 Mediterrane gebieden || || S1 || 25 || 3,00 S2 || 30 || 4,00 DEEL D
Voorschriften voor plantgoed van de in de lijst van bijlage IX opgenomen
soorten en kunstmatige hybriden Plantgoed moet van deugdelijke
handelskwaliteit zijn. Of plantgoed van deugdelijke handelskwaliteit is, wordt
vastgesteld aan de hand van de algemene kenmerken, gezondheidstoestand,
vitaliteit en fysiologische kwaliteit ervan. DEEL
E
Voorschriften voor plantgoed, bestemd voor verkoop aan de eindgebruiker in
gebieden met een mediterraan klimaat Plantgoed mag slechts in de handel worden
gebracht, indien 95 % van iedere partij van deugdelijke handelskwaliteit
is. 1. Plantgoed wordt geacht niet van deugdelijke
handelskwaliteit te zijn indien het een van de volgende tekortkomingen
vertoont: a) andere beschadigingen dan snoeisneden of
beschadigingen ten gevolge van het rooien; b) het ontbreken van knoppen die kunnen
uitgroeien tot hoofdloot; c) meer dan één stam; d) een vervormd stelsel van wortels; e) tekenen van uitdroging, oververhitting,
schimmel of rot; f) de configuratie van de planten is
onevenwichtig. 2. Grootte van de planten Soort || Maximumleeftijd (jaren) || Minimale hoogte (cm) || Maximale hoogte (cm) || Minimale wortelhalsdiameter (mm) || || || || Pinus halepensis || 1 || 8 || 25 || 2 || 2 || 12 || 40 || 3 || || || || Pinus leucodermis || 1 || 8 || 25 || 2 || 2 || 10 || 35 || 3 || || || || Pinus nigra || 1 || 8 || 15 || 2 || 2 || 10 || 20 || 3 || || || || Pinus pinaster || 1 || 7 || 30 || 2 || 2 || 15 || 45 || 3 || || || || Pinus pinea || 1 || 10 || 30 || 3 || 2 || 15 || 40 || 4 || || || || Quercus ilex || 1 || 8 || 30 || 2 || 2 || 15 || 50 || 3 || || || || Quercus suber || 1 || 13 || 60 || 3 3. Grootte van de eventueel gebruikte
container Soort || Minimumvolume van de container (cm³) Pinus pinaster Andere soorten || 120 200 BIJLAGE XII DEEL
A
In het basiscertificaat van echtheid op te nemen gegevens voor uit zaadbronnen
en opstanden verkregen teeltmateriaal 1. Titel met de tekst "Afgegeven
overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/… [Office of Publications, please
insert number of this Regulation]" 2. Lidstaat 3. Nummer van het certificaat en code
van de lidstaat 4. De volgende vermelding:
"Hierbij wordt verklaard dat het hieronder omschreven bosbouwkundig
teeltmateriaal is geproduceerd: a) overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/… [Office
of Publications, please insert number of this Regulation]; b) in het kader
van een overgangsregeling." 5. Botanische benaming 6. Aard van het bosbouwkundig
teeltmateriaal (zaadeenheid, deel van plant of plantgoed) 7. Categorie bosbouwkundig
teeltmateriaal (van bekende origine, geselecteerd of getest) 8. Type basismateriaal (zaadbron of
opstand) 9. Doel 10. Vermelding in nationaal register of
identiteit van basismateriaal in nationaal register 11. De vermelding "autochtoon",
"niet-autochtoon", "inheems", "niet-inheems" of
"onbekend" 12. Oorsprong van het uitgangsmateriaal
(voor niet-autochtoon/niet-inheems materiaal, indien bekend) 13. Lidstaat en herkomstgebied van
uitgangsmateriaal 14. Hoogteligging of hoogte-interval van
vindplaats van basismateriaal 15. Jaar waarin de zaden gerijpt zijn 16. Hoeveelheid bosbouwkundig
teeltmateriaal 17. Vermelding of het materiaal waarop
dit certificaat betrekking heeft het gevolg is van een opsplitsing van een
grotere partij die onder een eerder EU-certificaat viel, en, indien van
toepassing, vermelding van het nummer van het eerdere certificaat of de
hoeveelheid in de oorspronkelijke partij 18. Duur verblijf in kwekerij 19. Vermelding of verdere vegetatieve
vermeerdering heeft plaatsgevonden van uit zaad verkregen materiaal 20. Andere relevante informatie 21. Naam en adres van de professionele
exploitant 22. Naam en adres van de bevoegde
autoriteit 23. Stempel van de bevoegde autoriteit en
datum DEEL B
In het basiscertificaat van echtheid op te nemen gegevens voor uit zaadgaarden
en ouderplanten van families verkregen teeltmateriaal 1. Titel met de tekst "Afgegeven
overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/… [Office of Publications, please
insert number of this Regulation]" 2. Lidstaat 3. Nummer van het certificaat en code
van de lidstaat 4. De volgende vermelding:
"Hierbij wordt verklaard dat het hieronder omschreven bosbouwkundig
teeltmateriaal is geproduceerd: a) overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/…
[Office of Publications, please insert number of this Regulation]; b) in het
kader van een overgangsregeling." 5. Botanische benaming 6. Aard van het uitgangsmateriaal
(zoals vermeld in de catalogus) 7. Aard van het bosbouwkundig
teeltmateriaal (zaadeenheid, plantendelen of plantgoed) 8. Categorie bosbouwkundig
teeltmateriaal (gekeurd of getest) 9. Type uitgangsmateriaal (zaadgaarde
of ouderplanten van families) 10. Doel 11. Vermelding in nationaal register of
identiteit van basismateriaal in het nationaal register 12. Indien van toepassing, de vermelding
"autochtoon", "niet-autochtoon", "inheems",
"niet-inheems" of "onbekend" 13. Oorsprong van het uitgangsmateriaal
(voor niet-autochtoon/niet-inheems materiaal, indien bekend) 14. Lidstaat van herkomst en
herkomstgebied of locatie van uitgangsmateriaal 15. Vermelding of zaad afkomstig is van
vrije bestuiving, aanvullende bestuiving of gecontroleerde bestuiving 16. Jaar waarin zaad gerijpt is 17. Hoeveelheid bosbouwkundig
teeltmateriaal 18. Vermelding of het materiaal waarop
het certificaat betrekking heeft het gevolg is van een opsplitsing van een
grotere partij die onder een eerder EU-certificaat viel (met vermelding van het
nummer van het eerdere certificaat en de hoeveelheid in de oorspronkelijke
partij) 19. Duur verblijf in kwekerij 20. Aantal componenten in het materiaal,
inclusief vermelding van families en klonen 21. Hoogteligging of hoogte-interval van
vindplaats van basismateriaal 22. Vermelding of genetische modificatie
is toegepast bij de productie van het uitgangsmateriaal 23. Voor bosbouwkundig teeltmateriaal dat
is afgeleid van ouderplanten van families, vermelding van kruisingsschema en
minimaal en maximaal relatief aandeel (in %) van de individuele families 24. Vermelding of verdere vegetatieve
vermeerdering heeft plaatsgevonden van uit zaad verkregen materiaal, inclusief
vermelding van de wijze van vermeerdering en aantal vermeerderingscycli 25. Vermelding "andere relevantie
informatie" 26. Naam en adres van de professionele
exploitant 27. Naam en adres van de bevoegde
instantie 28. Stempel van de bevoegde autoriteit en
datum 29. Naam en handtekening van de verantwoordelijke
functionaris DEEL C
In het basiscertificaat van echtheid op te nemen gegevens voor uit klonen en
mengsels van klonen verkregen teeltmateriaal 1. Titel met de tekst "Afgegeven
overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/… [Office of Publications, please
insert number of this Regulation]" 2. Lidstaat 3. Nummer van het certificaat en code
van de lidstaat 4. De volgende vermelding:
"Hierbij wordt verklaard dat het hieronder omschreven bosbouwkundig
teeltmateriaal is geproduceerd: a) overeenkomstig Verordening (EU) nr. …/…
[Office of Publications, please insert number of this Regulation]; b) in het
kader van een overgangsregeling." 5. Botanische benaming 6. Naam van kloon of mengsel van klonen 7. Aard van bosbouwkundig
teeltmateriaal (plantendelen of plantgoed) 8. Categorie bosbouwkundig
teeltmateriaal (gekeurd of getest) 9. Type uitgangsmateriaal (klonen of
mengsels van klonen) 10. Doel 11. Vermelding in nationaal register of
identiteit van basismateriaal in het nationaal register 12. Indien van toepassing, vermelding
"autochtoon", "niet-autochtoon", "inheems",
"niet-inheems" of "onbekend" 13. Oorsprong van het uitgangsmateriaal
(voor niet-autochtoon/niet-inheems materiaal, indien bekend) 14. Lidstaat van herkomst en
herkomstgebied of locatie van uitgangsmateriaal 15. Vermelding of het zaad afkomstig is
van vrije bestuiving, aanvullende bestuiving of gecontroleerde bestuiving 16. Jaar waarin de zaden gerijpt zijn 17. Hoeveelheid bosbouwkundig
teeltmateriaal 18. Vermelding of het materiaal waarop
dit certificaat betrekking heeft het gevolg is van een opsplitsing van een
grotere partij die onder een eerder EU-certificaat viel, en, indien van
toepassing, vermelding van het nummer van het eerdere certificaat of de
hoeveelheid in de oorspronkelijke partij 19. Duur verblijf in kwekerij 20. Hoogteligging of hoogte-interval van
vindplaats van basismateriaal 21. Vermelding of genetische modificatie
is toegepast bij de productie van het uitgangsmateriaal 22. Wanneer bosbouwkundig teeltmateriaal
is afgeleid van ouderplanten van families, vermelding van kruisingsschema en
minimaal en maximaal relatief aandeel (in %) van de individuele families 23. Vermelding of verdere vegetatieve
vermeerdering heeft plaatsgevonden van uit zaad verkregen materiaal 24. Vermelding "Andere relevantie
informatie" 25. Naam en adres van de professionele
exploitant 26. Naam en adres van bevoegde autoriteit 27. Stempel van bevoegde autoriteit en
datum BIJLAGE XIII
INGETROKKEN BESLUITEN ZOALS BEDOELD IN ARTIKEL 144 1. Richtlijn 66/401/EEG 2. Richtlijn 66/402/EEG 3. Richtlijn 68/193/EEG 4. Richtlijn 98/56/EG 5. Richtlijn 1999/105/EG 6. Richtlijn 2002/53/EG 7. Richtlijn 2002/54/EG 8. Richtlijn 2002/55/EG 9. Richtlijn 2002/56/EG 10. Richtlijn 2002/57/EG 11. Richtlijn 2008/72/EG 12. Richtlijn 2008/90/EG BIJLAGE XIV
CONCORDANTIETABELLEN 1. Richtlijn 66/401/EEG van de Raad Richtlijn 66/401/EEG van de Raad || Deze verordening || Verordening (EU) nr. …./…. (Office of Publication, please insert number of Regulation on Official Controls) || Verordening (EU) nr. …/… (Office of Publication, please insert number of Regulation on protective measures against pests of plants) Artikel 1 Artikel 1 bis Artikel 2, lid 1, punt A Artikel 2, lid 1, punten B, C, D, E Artikel 2, lid 1, punten F, G Artikel 2, lid 1 bis Artikel 2, lid 1 ter Artikel 2, lid 1 quinquies Artikel 2, lid 2 Artikel 2, leden 3 en 4 Artikel 3, lid 1 Artikel 3, lid 1 bis Artikel 3, lid 2 Artikel 3, lid 3 Artikel 3, lid 4 Artikel 3 bis Artikel 4, onder a) Artikel 4, onder b) Artikel 4 bis, lid 1, eerste alinea Artikel 4 bis, lid 1, tweede alinea Artikel 4 bis, lid 2 Artikel 4 bis, lid 3 Artikel 5 Artikel 5 bis Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8, lid 1 Artikel 8, lid 2 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 10 bis Artikel 10 ter Artikel 10 quater Artikel 10 quinquies Artikel 11 Artikel 11 bis Artikel 12 Artikel 13 Artikel 13 bis Artikel 14, lid 1 Artikel 14, lid 1 bis Artikel 14 bis Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19, lid 1 Artikel 19, lid 2 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 21 bis Artikel 22 Artikel 23 Artikel 23 bis Artikel 24 || Artikel 1 Artikel 3, Artikel 2 Artikel 11, leden 1 en 2 Artikel 16, lid 2, artikel 20, lid 2 Artikel 18, lid 5 Artikel 11, lid 3 ─ ─ ─ Artikel 20, lid 2, artikel 24 Artikel 12, lid 1 ─ Artikel 12, lid 2 Artikel 12, lid 3 Artikel 16, lid 3 Artikel 12, lid 1 Artikel 38 Artikel 39 Artikel 2 Artikel 4 ─ ─ Artikel 40 Artikel 20, lid 2 Artikel 75 Artikel 20, lid 2, artikel 24 Artikel 17, lid 1 Artikel 17, lid 4, artikel 18, lid 5 Artikel 18 Artikel 19, artikel 21, lid 1 Artikel 18, lid 5 Artikel 18, lid 5 Artikel 18, lid 5 Artikel 18, lid 4 Artikel 19, leden 4 en 5 Artikel 21, lid 1 Artikel 21, lid 6 Artikel 32, artikel 33 Artikel 42 Artikel 4 Artikel 40 Artikel 20, lid 2, artikel 21 Artikel 38 Artikel 44 Artikel 35, artikel 37 Artikel 46 ─ ─ ─ Artikel 141 Artikel 16, lid 2 Artikel 16, lid 2, artikel 20, lid 2 Artikel 12, lid 4, onder a) Artikel 145, leden 1 en 2 ─ ─ || ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ Artikel 8 ─ Artikel 93 ─ ─ ─ ─ ─ ─ || ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ 2. Richtlijn 66/402/EEG van de
Raad Richtlijn 66/402/EEG van de Raad || Deze verordening || Verordening (EU) nr. …./…. (Office of Publication, please insert number of Regulation on Official Controls) || Verordening (EU) nr. …/… (Office of Publication, please insert number of Regulation on protective measures against pests of plants) Artikel 1 Artikel 1 bis Artikel 2, lid 1, punt A Artikel 2, lid 1, punt B Artikel 2, lid 1, punten C, C bis, D, E, F, G, H Artikel 2, lid 1 bis Artikel 2, lid 1 ter Artikel 2, lid 1 quater Artikel 2, lid 1 sexies Artikel 2, lid 2 Artikel 2, leden 3 en 4 Artikel 3, lid 1 Artikel 3, lid 2 Artikel 3, lid 3 Artikel 3 bis Artikel 4, lid 1, eerste alinea, onder a) Artikel 4, lid 1, eerste alinea, onder b) Artikel 4, lid 1, tweede alinea Artikel 4, lid 4 Artikel 4 bis, lid 1, eerste alinea Artikel 4 bis, lid 1, tweede alinea Artikel 4 bis, lid 2 Artikel 4 bis, lid 3 Artikel 5 Artikel 5 bis Artikel 6 Artikel 7 Artikel 8, lid 1 Artikel 8, lid 2 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 10 bis Artikel 11 Artikel 11 bis Artikel 12 Artikel 13 Artikel 13 bis Artikel 14, lid 1 Artikel 14, lid 1 bis Artikel 14 bis Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19, lid 1 Artikel 19, lid 2 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 21 bis, artikel 21 ter Artikel 22 Artikel 22 bis Artikel 23 Artikel 23 bis Artikel 24 || Artikel 1 Artikel 3, artikel 2 Artikel 11, leden 1 en 2 Artikel 10, lid 1 Artikel 16, lid 2, artikel 20, lid 2, Artikel 11, lid 3 Artikel 16, lid 2, artikel 20, lid 2 ─ ─ Artikel 16, lid 2, artikel 20, lid 2 Artikel 20, lid 2, artikel 24 Artikel 12, leden 1 en 2 Artikel 16, lid 2 Artikel 20, lid 2 Artikel 12, lid 1 Artikel 38 Artikel 39 Artikel 39 Artikel 2 Artikel 4 ─ ─ Artikel 40 Artikel 20, lid 2 Artikel 75 Artikel 20, lid 2, artikel 24 Artikel 17, lid 1 Artikel 17, lid 4, artikel 18, lid 5 Artikel 18 Artikel 19, artikel 21, lid 1 Artikel 18, lid 5 Artikel 19, leden 4 en 5 Artikel 21, lid 1 Artikel 21, lid 6 Artikel 32, artikel 33 Artikel 42 Artikel 4 Artikel 40 Artikel 20, lid 2, artikel 21 Artikel 38 Artikel 44 Artikel 35, artikel 37 Artikel 46 ─ ─ ─ Artikel 141 Artikel 16, lid 2, artikel 20, lid 2 Artikel 12, lid 4, onder a) Artikel 57 Artikel 145, leden 1 en 2 ─ ─ || ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ Artikel 20, onder c) ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ Artikel 8 ─ Artikel 93 ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ || ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ 3. Richtlijn 68/193/EEG van de
Raad Richtlijn 68/193/EEG van de Raad || Deze verordening || Verordening (EU) nr. …./…. (Office of Publication, please insert number of Regulation on Official Controls) || Verordening (EU) nr. …/… (Office of Publication, please insert number of Regulation on protective measures against pests of plants) Artikel 1 Artikel 2, lid 1 Artikel 2, lid 2 Artikel 3, lid 1 Artikel 3, lid 2 Artikel 3, lid 3, eerste alinea, onder a) en b), en tweede alinea Artikel 3, lid 3, eerste alinea, onder c) Artikel 3, lid 3, derde alinea Artikel 3, lid 4 Artikel 3, lid 5 Artikel 4 Artikel 5, lid 1 Artikel 5, lid 2 Artikel 5, lid 3 Artikel 5 bis Artikel 5 ter, lid 1 Artikel 5 ter, lid 2 Artikel 5 ter, lid 3 Artikel 5 ter bis Artikel 5 quater Artikel 5 quinquies, leden 1 en 2 Artikel 5 quinquies, lid 3 Artikel 5 sexies, lid 1 Artikel 5 sexies, lid 2, eerste zin Artikel 5 sexies, lid 2, tweede zin Artikel 5 septies Artikel 5 octies Artikel 7 Artikel 8, lid 1 Artikel 8, lid 2 Artikel 9 Artikel 10, lid 1 Artikel 10, lid 2 Artikel 10, lid 3 Artikel 10, lid 4 Artikel 10, lid 5 Artikel 10, lid 6 Artikel 10 bis Artikel 11, lid 1 Artikel 11, lid 2 Artikel 12 Artikel 12 bis Artikel 13 Artikel 14 Artikel 14 bis Artikel 15, lid 1 Artikel 15, lid 2 Artikel 16 Artikel 16 bis Artikel 16 ter Artikel 17 Artikel 17 bis Artikel 18 Artikel 18 bis Artikel 18 ter Artikel 19 Artikel 20 || Artikel 1 Artikel 3 ─ Artikel 12, leden 1 en 2 ─ Artikel 12, leden 1 en 2 Artikel 12, lid 4, onder a) Artikel 4 Artikel 16, lid 2 Artikel 12, leden 1 en 2 Artikel 40 Artikel 51 Artikel 14, lid 1 Artikel 15, lid 1, artikel 51 Artikel 56, lid 2, onder a) Artikel 60 Artikel 61 Artikel 62 Artikel 4, artikel 56, lid 1, onder b) Artikel 4 Artikel 71, artikel 74 Artikel 64, lid 2 Artikel 85, lid 1 Artikel 103, lid 3 Artikel 52 Artikel 53, lid 1, onder h) Artikel 86 Artikel 17, lid 1 Artikel 18, leden 1, 2, 3 en 4 Artikel 18, lid 5 Artikel 18 Artikel 19, lid 1, artikel 22 Artikel 17, lid 2, artikel 29, lid 2 ─ Artikel 21, lid 4 ─ ─ Artikel 21, lid 1 ─ Artikel 45 Artikel 4 Artikel 4 Artikel 38 Artikel 35, artikel 36 Artikel 42 Artikel 46 Artikel 44 ─ ─ ─ Artikel 141 ─ ─ ─ ─ ─ Artikel 145 || ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ Artikel 8 ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ Artikel 93 ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ || ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ 4. Richtlijn 98/56/EG van de Raad Richtlijn 98/56/EG van de Raad || Deze verordening || Verordening (EU) nr. …./…. (Office of Publication, please insert number of Regulation on Official Controls) || Verordening (EU) nr. …/… (Office of Publication, please insert number of Regulation on protective measures against pests of plants) Artikel 1, lid 1 Artikel 1, leden 2 en 3 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5, lid 1 Artikel 5, lid 2 Artikel 5, leden 3 en 4 Artikel 5, lid 5 Artikel 6 Artikel 7, lid 1 Artikel 7, lid 2 Artikel 7, lid 3 Artikel 7, lid 4 Artikel 8, lid 1 Artikel 8, leden 2 en 3 Artikel 8, lid 4 Artikel 9, lid 1 Artikel 9, lid 2 Artikel 9, lid 3 Artikel 9, lid 4 Artikel 10 Artikel 11, lid 1 Artikel 11, lid 2 Artikel 11, lid 3 Artikel 11, lid 4 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 || Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 6 Artikel 4 Artikel 16, lid 2, artikel 48, lid 1 Artikel 64, lid 1 Artikel 16, lid 2 ─ Artikel 5 Artikel 7 ─ Artikel 8 ─ Artikel 17, artikel 48, lid 2 Artikel 19, lid 4, artikel 49 ─ Artikel 50 Artikel 50, lid 2, artikel 64, lid 4 ─ ─ Artikel 35, artikel 37 Artikel 44 Artikel 43 ─ ─ ─ ─ ─ Artikel 4 ─ Artikel 141 Artikel 141 ─ ─ Artikel 145 || ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ Artikel 8 Artikel 64, lid 1 Artikel 93 ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ || ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ Artikel 9 ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ 5. Richtlijn 1999/105/EG van de Raad Richtlijn 1999/105/EG van de Raad || Deze verordening || Verordening (EU) nr. …./…. (Office of Publication, please insert number of Regulation on Official Controls) || Verordening (EU) nr. …/… (Office of Publication, please insert number of Regulation on protective measures against pests of plants) Artikel 1 Artikel 2 Artikel 3, lid 1 Artikel 3, lid 2 Artikel 3, lid 3, eerste alinea Artikel 3, lid 3, tweede alinea Artikel 3, lid 4 Artikel 4, lid 1 Artikel 4, lid 2 Artikel 4, lid 3, onder a) Artikel 4, lid 3, onder b) Artikel 4, lid 4 Artikel 4, lid 5 Artikel 5 Artikel 6, lid 1 Artikel 6, lid 2 Artikel 6, lid 3, eerste alinea Artikel 6, lid 3, tweede alinea Artikel 6, lid 4 Artikel 6, lid 5 Artikel 6, lid 6 Artikel 6, lid 7 Artikel 6, lid 8 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10 Artikel 11 Artikel 12 Artikel 13, lid 1 Artikel 13, lid 2 Artikel 13, lid 3 Artikel 14, leden 1 en 2 Artikel 14, lid 3 Artikel 14, lid 4 Artikel 14, lid 5 Artikel 14, lid 6 Artikel 14, lid 7 Artikel 15 Artikel 16, lid 1 Artikel 16, lid 2 Artikel 16, leden 3, 4 en 5 Artikel 16, lid 6 Artikel 17, lid 1 Artikel 17, lid 2 Artikel 17, lid 3 Artikel 17, lid 4 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24 Artikel 25 Artikel 26 Artikel 27 Artikel 28 Artikel 29 Artikel 30 Artikel 31 || Artikel 105 Artikel 106 Artikel 119 Artikel 4 Artikel 105, artikel 3, lid 9 Artikel 8, lid 4 Artikel 139 Artikel 114 Artikel 107, leden 1 en 2 Artikel 107, lid 3 Artikel 109 Artikel 134 Artikel 108 Artikel 4 Artikel 115, onder b) Artikel 117, lid 5 Artikel 118 ─ Artikel 5 Artikel 2, onder a) ─ Artikel 134 ─ Artikel 128 ─ Artikel 110 Artikel 112 Artikel 113 Artikel 122 Artikel 123 Artikel 117, lid 2 Artikel 126 Artikel 124, leden 1 en 2 Artikel 130 Artikel 131 Artikel 125 Artikel 124, lid 3 Artikel 4 Artikel 121 ─ ─ ─ ─ Artikel 4 Artikel 128 ─ Artikel 128, lid 1, onder b) Artikel 129 Artikel 137, artikel 138 ─ Artikel 133 Artikel 4 Artikel 127 ─ ─ Artikel 141 ─ ─ Artikel 144 Artikel 145, leden 1 en 2 ─ || ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ Artikel 8 Artikel 100, lid 1 ─ Artikel 106, lid 2 ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ || ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ 6. Richtlijn
2002/54/EG van de Raad Richtlijn 2002/54/EG van de Raad || Deze verordening || Verordening (EU) nr. …./…. (Office of Publication, please insert number of Regulation on Official Controls) || Verordening (EU) nr. …/… (Office of Publication, please insert number of Regulation on protective measures against pests of plants) Artikel 1, eerste alinea Artikel 1, tweede alinea Artikel 2, lid 1 Artikel 2, lid 2 Artikel 2, lid 3, punt B artikel 2, lid 3, punt B Artikel 2, lid 4 Artikel 3, lid 1 Artikel 3, lid 2 Artikel 4 Artikel 5, eerste alinea, onder a) Artikel 5, eerste alinea, onder b) Artikel 5, tweede alinea Artikel 5, derde alinea Artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder a) Artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder b) Artikel 6, lid 1, tweede alinea Artikel 6, lid 2 Artikel 6, lid 3 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9, lid 1 Artikel 9, lid 1 bis Artikel 9, lid 1 ter Artikel 9, lid 2 Artikel 10, lid 1 Artikel 10, lid 2 Artikel 11, lid 1 Artikel 11, lid 2 Artikel 11, lid 3 Artikel 12, onder a) Artikel 12, onder b) Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22, lid 1 Artikel 22, lid 2 Artikel 22, lid 3 Artikel 23 Artikel 24 Artikel 25, lid 1 Artikel 25, lid 2 Artikel 26 Artikel 27 Artikel 28 Artikel 29 Artikel 30, lid 1, onder a) Artikel 30, lid 1, onder b) Artikel 30, lid 1, onder c) Artikel 30, lid 2 Artikel 30 bis Artikel 31 Artikel 32 Artikel 33 Artikel 34 Artikel 35 || Artikel 1 Artikel 46 Artikel 3, artikel 10 Artikel 20, lid 2 Artikel 20, lid 2, artikel 23 Artikel 20, lid 2, artikel 143 Artikel 24 Artikel 12, leden 1 en 2 Artikel 20, lid 2 Artikel 12, lid 1 Artikel 37 Artikel 39 ─ ─ Artikel 2, onder a) en b) Artikel 34, lid 1 Artikel 4 Artikel 34, lid 6 ─ Artikel 40 Artikel 75, lid 1 Artikel 20, lid 2, artikel 24 Artikel 23, lid 1 Artikel 23, lid 1, onder a) Artikel 20, lid 2 Artikel 17, lid 1 Artikel 17, lid 4 Artikel 18 Artikel 18, lid 4 Artikel 18, lid 5 Artikel 19, artikel 21 ─ Artikel 18, lid 5 Artikel 18, lid 5 Artikel 18 ─ Artikel 21, lid 1 Artikel 21, lid 6 Artikel 42 Artikel 4 Artikel 16, lid 2 Artikel 38, lid 1 Artikel 38, lid 6 Artikel 44, lid 2, onder b), punt iii) Artikel 44 Artikel 37 ─ ─ ─ Artikel 16, lid 3 Artikel 141 Artikel 4 Artikel 16, lid 2 Artikel 12, lid 4, onder a) ─ ─ ─ ─ Artikel 144 Artikel 145, lid 1 ─ || ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ Artikel 100 ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ Artikel 8 ─ Artikel 93 ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ || ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ 7. Richtlijn 2002/55/EG van de Raad Richtlijn 2002/55/EG van de Raad || Deze verordening || Verordening (EU) nr. …./…. (Office of Publication, please insert number of Regulation on Official Controls) || Verordening (EU) nr. …/… (Office of Publication, please insert number of Regulation on protective measures against pests of plants) Artikel 1, eerste alinea Artikel 1, tweede alinea Artikel 2, lid 1, onder a) Artikel 2, lid 1, onder b) Artikel 2, lid 1, onder c) Artikel 2, lid 1, onder d) Artikel 2, lid 1, onder e) Artikel 2, lid 1, onder f) Artikel 2, lid 1, onder g) Artikel 2, lid 2 Artikel 2, lid 3 Artikel 2, lid 4 Artikel 3, lid 1 Artikel 3, lid 2 Artikel 3, lid 3 Artikel 3, lid 4 Artikel 4, lid 1 Artikel 4, leden 2 en 3 Artikel 4, lid 4 Artikel 5, lid 1 Artikel 5, lid 2 Artikel 5, lid 3 Artikel 6 Artikel 7, lid 1 Artikel 7, lid 2 Artikel 7, lid 3 Artikel 7, leden 4 en 5 Artikel 8 Artikel 9, lid 1 Artikel 9, leden 2 en 3 Artikel 9, lid 4 Artikel 9, lid 5 Artikel 9, lid 6 Artikel 10, leden 1, 2, 3 en 4 Artikel 10, lid 5 Artikel 11 Artikel 12, lid 1 Artikel 12, lid 2 Artikel 12, lid 3 Artikel 13, lid 1 Artikel 13, lid 2 Artikel 13, lid 3 Artikel 13, lid 4 Artikel 14, leden 1 en 2 Artikel 15, lid 1 Artikel 15, lid 2 Artikel 15, lid 3 Artikel 16, lid 1 Artikel 16, lid 2 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20, leden 1, 2 en 3 Artikel 20, lid 4 Artikel 21 Artikel 22, onder a) Artikel 22, onder b) Artikel 23, lid 1, onder a) Artikel 23, lid 1, onder b) Artikel 23, lid 2 Artikel 23, lid 3 Artikel 24 Artikel 25, lid 1 Artikel 25, lid 1 bis Artikel 25, lid 1 ter Artikel 25, lid 2 Artikel 26, lid 1 Artikel 26, lid 2 Artikel 26, lid 3 Artikel 27 Artikel 28, lid 1 Artikel 28, lid 2 Artikel 28, lid 3 Artikel 28, lid 4 Artikel 29 Artikel 30 Artikel 31 Artikel 32 Artikel 33 Artikel 34, lid 1 Artikel 34, lid 2 Artikel 35 Artikel 36, lid 1 Artikel 36, lid 2 Artikel 36, lid 3 Artikel 37 Artikel 38 Artikel 39 Artikel 40 Artikel 41 Artikel 42 Artikel 43 Artikel 44 Artikel 45 Artikel 46 Artikel 47 Artikel 48 artikel 48, lid 1, onder b) Artikel 49 Artikel 50 Artikel 51 Artikel 52 Artikel 53 || Artikel 1 Artikel 46 Artikel 3, lid 5 Artikel 11, lid 2 Artikel 10, lid 7 Artikel 10, lid 8 Artikel 10, lid 9 ─ Artikel 18, lid 5 Artikel 11, lid 3 Artikel 53, lid 1, onder i) Artikel 20, lid 2, artikel 24, lid 4 Artikel 14, lid 1 Artikel 51 Artikel 52 Artikel 14, lid 1 Artikel 56, lid 2, onder a) Artikel 4 Artikel 57 Artikel 60 Artikel 61 Artikel 62 Artikel 14, lid 1 Artikel 71 Artikel 74 Artikel 75 Artikel 4 Artikel 66, artikel 67 Artikel 51, artikel 86 Artikel 64 Artikel 102, lid 1 Artikel 53, lid 1, onder h) Artikel 64, lid 1 Artikel 103 Artikel 76, leden 3 en 4 Artikel 86 Artikel 82 Artikel 83 Artikel 84, lid 4 ─ Artikel 85, lid 1 Artikel 81 ─ Artikel 85, lid 1 Artikel 85, lid 1 Artikel 85, lid 2 ─ Artikel 4 Artikel 4, artikel 56, lid 1, onder c) Artikel 52, artikel 53 Artikel 41 ─ Artikel 12 Artikel 20, lid 2 Artikel 2 Artikel 37 Artikel 39 Artikel 2 Artikel 34, lid 1 Artikel 34, lid 6 ─ Artikel 40 Artikel 16, lid 2, artikel 20, lid 2 Artikel 23, lid 1 Artikel 23, lid 1, onder a) Artikel 20, lid 2 Artikel 17, lid 1 Artikel 18, lid 5 Artikel 32, lid 1 Artikel 18 Artikel 19, lid 1, artikel 21 Artikel 18, lid 5 Artikel 19, lid 4 ─ Artikel 18, lid 5 Artikel 21, lid 5 Artikel 21, lid 1 Artikel 21, lid 6 Artikel 42 Artikel 4 Artikel 12, leden 1 en 2 Artikel 20, lid 2, artikel 21, lid 1 ─ Artikel 19, leden 1 en 2 ─ Artikel 44 Artikel 35, artikel 37 ─ Artikel 30 Artikel 20, lid 2, artikel 28 Artikel 31 ─ Artikel 14, lid 4, artikel 56 Artikel 16, lid 2, artikel 20, lid 2 Artikel 141 Artikel 4 Artikel 32, artikel 33 Artikel 12, lid 4, onder a) ─ ─ Artikel 144 Artikel 145, leden 1 en 2 ─ || ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ Artikel 8 ─ ─ ─ Artikel 93 ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ || ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ 8. Richtlijn 2002/56/EG van de Raad Richtlijn 2002/56/EG van de Raad || Deze verordening || Verordening (EU) nr. …./…. (Office of Publication, please insert number of Regulation on Official Controls) || Verordening (EU) nr. …/… (Office of Publication, please insert number of Regulation on protective measures against pests of plants) Artikel 1, eerste alinea Artikel 1, tweede alinea Artikel 2 Artikel 3, lid 1, eerste zin Artikel 3, lid 1, tweede zin Artikel 3, lid 1, derde zin Artikel 3, leden 2, 3 en 4 Artikel 4 Artikel 5 Artikel 6, lid 1, eerste alinea Artikel 6, lid 1, tweede alinea Artikel 6, lid 2 Artikel 6, lid 3 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10, lid 1 Artikel 10, lid 2 Artikel 10, lid 3 Artikel 11, lid 1 Artikel 11, lid 2 Artikel 12, lid 1 Artikel 12, lid 2 Artikel 12, lid 3 Artikel 13, lid 1 Artikel 13, lid 2 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17, lid 1 Artikel 17, lid 2, eerste zin Artikel 17, lid 2, tweede zin Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22, lid 1 Artikel 22, lid 2 Artikel 22, lid 3 Artikel 23, lid 1 Artikel 23, lid 2 Artikel 24 Artikel 25 Artikel 26 Artikel 27, lid 1, onder a) Artikel 27, lid 1, onder b) Artikel 27, lid 1, onder c) Artikel 27, lid 2 Artikel 28 Artikel 29 Artikel 30 Artikel 31 || Artikel 1 Artikel 46 Artikel 3 Artikel 12, lid 1, artikel 16, lid 2 ─ ─ Artikel 16, lid 2 Artikel 12, lid 1 Artikel 40 Artikel 2 Artikel 4 ─ ─ Artikel 20, lid 2 Artikel 16, lid 2 Artikel 16, lid 2 Artikel 16, lid 2 Artikel 17, lid 4 Artikel 17, lid 4 Artikel 17, artikel 18 Artikel 18, lid 5 Artikel 18, leden 2 en 4 Artikel 18, lid 4 Artikel 18, lid 5 Artikel 19, lid 3, artikel 21 Artikel 18, lid 5 ─ Artikel 21, lid 1 Artikel 21, lid 6 Artikel 4 Artikel 40 ─ Artikel 16, lid 2 Artikel 42 ─ Artikel 44 Artikel 35, artikel 37 Artikel 34 ─ ─ Artikel 45 Artikel 16, lid 2 Artikel 141 Artikel 4 Artikel 16, lid 2 Artikel 12, lid 4, onder a) ─ Artikel 16, lid 2 ─ Artikel 144 Artikel 145, lid 1 ─ || ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ Artikel 93 ─ ─ ─ ─ Artikel 8 ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ || ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ Artikel 16, artikel 31 ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ 9. Richtlijn
2002/57/EG van de Raad Richtlijn 2002/57/EG van de Raad || Deze verordening || Verordening (EU) nr. …./…. (Office of Publication, please insert number of Regulation on Official Controls) || Verordening (EU) nr. …/… (Office of Publication, please insert number of Regulation on protective measures against pests of plants) Artikel 1, eerste alinea || Artikel 1 || ─ || ─ Artikel 1, tweede alinea || Artikel 46 || ─ || ─ Artikel 2, lid 1, onder a) || Artikel 3, artikel 10 || ─ || ─ artikel 2, lid 1, onder b) || Artikel 11, leden 1, 2 en 4 || ─ || ─ Artikel 2, lid 1, onder c), d), e), f), g), h), i), j), en k) || Artikel 16, artikel 20 || ─ || ─ Artikel 2, lid 2 || Artikel 11, lid 3 || ─ || ─ Artikel 2, lid 3 || ─ || ─ || ─ Artikel 2, lid 3 bis || ─ || ─ || ─ Artikel 2, lid 4, onder a) || Artikel 16, lid 2 || ─ || ─ artikel 2, lid 4, onder b) || Artikel 20, lid 2 || ─ || ─ Artikel 2, lid 5 || Artikel 20, lid 2 || ─ || ─ Artikel 2, lid 6 || Artikel 20, lid 2 || ─ || ─ Artikel 3, leden 1, 2 en 3 || Artikel 12, lid 3 || ─ || ─ Artikel 3, lid 4 Artikel 4 Artikel 5, eerste alinea, onder a) Artikel 5, eerste alinea, onder b) Artikel 5, tweede alinea Artikel 5, derde alinea Artikel 6, lid 1, eerste alinea, onder a) Artikel 6, eerste alinea, onder b) Artikel 6, lid 1, tweede alinea Artikel 6, lid 2 Artikel 6, lid 3 Artikel 7 Artikel 8 Artikel 9 Artikel 10, lid 1 Artikel 10, lid 2 Artikel 11 Artikel 12, lid 1 Artikel 12, lid 2 Artikel 12, lid 3 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 19 bis Artikel 20 Artikel 21, lid 1 Artikel 21, lid 2 Artikel 21, lid 3 Artikel 22, lid 1 Artikel 22, lid 2 Artikel 23 Artikel 24 Artikel 25 Artikel 26 Artikel 27, lid 1, onder a) Artikel 27, lid 1, onder b) Artikel 27, lid 1, onder c) Artikel 27, lid 2 Artikel 28 Artikel 29 Artikel 30 Artikel 31 Artikel 32 Artikel 33 || Artikel 16, lid 3 Artikel 12, lid 1 Artikel 37 Artikel 39 Artikel 44 ─ Artikel 2 Artikel 4 Artikel 34 ─ ─ Artikel 40 Artikel 75, lid 1 Artikel 20, lid 2 Artikel 17, lid 1, artikel 18, lid 1 Artikel 18, lid 5 Artikel 18 Artikel 19, lid 1, artikel 20, lid 1 ─ Artikel 21, lid 5, onder g) ─ Artikel 21, lid 1 Artikel 21, lid 6 Artikel 42 Artikel 4 Artikel 20, lid 2 ─ Artikel 20, lid 2 Artikel 42 Artikel 37 Artikel 19 ─ ─ ─ ─ Artikel 20, lid 2 Artikel 141 Artikel 4 Artikel 16, lid 2 Artikel 12, lid 4, onder a) ─ Artikel 57, lid 2 ─ ─ ─ Artikel 144 Artikel 145 Artikel 145 || ─ ─ ─ ─ Artikel 100, lid 1 ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ || ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ 10. Richtlijn
2008/90/EG van de Raad Richtlijn 2008/90/EG van de Raad || Deze verordening || Verordening (EU) nr. …./…. (Office of Publication, please insert number of Regulation on Official Controls) || Verordening (EU) nr. …/… (Office of Publication, please insert number of Regulation on protective measures against pests of plants) Artikel 1, lid 1 || Artikel 1 || ─ || ─ Artikel 1, lid 2 || Artikel 11, lid 2 || ─ || ─ Artikel 1, lid 3 || Artikel 4 || ─ || ─ Artikel 1, lid 4 || Artikel 46 || ─ || ─ Artikel 2 || Artikel 3 || ─ || ─ Artikel 3, lid 1 || Artikel 12, lid 1 || ─ || ─ Artikel 3, lid 2 || Artikel 4 || ─ || ─ Artikel 3, lid 3 || Artikel 4 || ─ || ─ Artikel 3, lid 4 || Artikel 2 || ─ || ─ Artikel 4 || Artikel 16, artikel 20 || ─ || ─ Artikel 5 || Artikel 5 || ─ || ─ Artikel 6, lid 1 || Artikel 7 || ─ || ─ Artikel 6, lid 2 || ─ || ─ || Artikel 9, lid 1 Artikel 6, lid 3 || Artikel 8 || ─ || ─ Artikel 6, lid 4 || ─ || ─ || ─ Artikel 7, lid 1 || Artikel 14, artikel 50, lid 1 || ─ || ─ Artikel 7, lid 2, eerste alinea Artikel 7, lid 2, tweede alinea || Artikel 14, artikel 50, lid 1 Artikel 12, lid 4, onder a) || ─ || ─ Artikel 7, lid 3 || Artikel 50, lid 2 || ─ || ─ Artikel 7, lid 4 || Artikel 57 || ─ || ─ Artikel 7, lid 5 || Artikel 56 || ─ || ─ Artikel 7, lid 6 || Artikel 51, artikel 52 || ─ || ─ Artikel 8, lid 1 || Artikel 17, lid 1 || ─ || ─ Artikel 8, lid 2 || Artikel 17, lid 2 || ─ || ─ Artikel 9, lid 1, onder a) || Artikel 19, leden 4 en 5 || ─ || ─ Artikel 9, lid 1, onder b) || Artikel 19, leden 1 en 2 || ─ || ─ Artikel 9, lid 1, tweede alinea || Artikel 21, lid 5 || ─ || ─ Artikel 9, lid 2 || ─ || ─ || ─ Artikel 9, lid 3 || Artikel 21, lid 1 || ─ || ─ Artikel 10 || ─ || ─ || ─ Artikel 11 || Artikel 37 || ─ || ─ Artikel 12 || Artikel 44 || ─ || ─ Artikel 13 || ─ || Artikel 8 en artikel 20, onder b) || ─ Artikel 14, lid 1 Artikel 14, lid 2 || ─ ─ || Artikel 13, lid 1 Artikel 93 || ─ ─ Artikel 14, lid 3 Artikel 14, lid 4 Artikel 14, lid 5 Artikel 14, lid 6 Artikel 14, lid 7 Artikel 15 || ─ || Artikel 93, lid 3, onder d) Artikel 93, lid 3, onder b) Artikel 161, onder a), punt ii), en artikel 161, onder b) Artikel 161, onder a), punt ii), en artikel 161, onder b) Artikel 93 Artikel 115 || ─ Artikel 16 || ─ || Artikel 118 || ─ Artikel 17, lid 1 || Artikel 4 || ─ || ─ Artikel 17, lid 2 || Artikel 40 || ─ || ─ Artikel 18 || Artikel 11, lid 3 || ─ || ─ Artikel 19 || Artikel 141 || ─ || ─ Artikel 20 || ─ || ─ || ─ Artikel 21 || ─ || ─ || ─ Artikel 22 || Artikel 144 || ─ || ─ Artikel 23 || Artikel 145, leden 1 en 2 || ─ || ─ Artikel 24 || ─ || ─ || ─ 11. Richtlijn 2002/53/EG van de Raad Richtlijn 2002/53/EG van de Raad || Deze verordening || Verordening (EU) nr. …./…. (Office of Publication, please insert number of Regulation on Official Controls) || Verordening (EU) nr. …/… (Office of Publication, please insert number of Regulation on protective measures against pests of plants) Artikel 1, lid 1 Artikel 1, lid 2 Artikel 1, lid 3 Artikel 2 Artikel 3, lid 1 Artikel 3, lid 2 Artikel 3, lid 3 Artikel 4, lid 1 Artikel 4, lid 2 Artikel 4, lid 3 Artikel 4, leden 4 en 5 Artikel 4, lid 6 Artikel 5, lid 1 Artikel 5, lid 2 Artikel 5, lid 3 Artikel 5, lid 4 Artikel 6 Artikel 7, lid 1 Artikel 7, lid 2 Artikel 7, lid 3 Artikel 7, lid 4 Artikel 7, lid 5 Artikel 8 Artikel 9, lid 1 Artikel 9, leden 2 en 3 Artikel 9, lid 4 Artikel 9, lid 5 Artikel 9, lid 6 Artikel 10, leden 1, 2, 3 en 4 Artikel 10, lid 5 Artikel 11 Artikel 12, lid 1 Artikel 12, lid 2 Artikel 12, lid 3 Artikel 13, lid 1 Artikel 13, lid 2 Artikel 13, lid 3 Artikel 13, lid 4 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16, lid 1 Artikel 16, lid 2 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20, lid 1 Artikel 20, lid 2, en artikel 20, lid 3, onder a) Artikel 20, lid 3, onder b) Artikel 21 Artikel 22 Artikel 23 Artikel 24 Artikel 25 Artikel 26 Artikel 27 Artikel 28 || Artikel 52, lid 1 Artikel 52, lid 1, onder b) Artikel 46 ─ Artikel 51 Artikel 56, leden 3 en 4 Artikel 4 Artikel 56 Artikel 56, lid 2 ─ Artikel 4 Artikel 57 Artikel 60 Artikel 61 Artikel 62 Artikel 58 Artikel 4 Artikel 71 Artikel 74 Artikel 75 Artikel 4 Artikel 4 Artikel 67, lid 1, onder i) Artikel 53, lid 1 Artikel 64 Artikel 102, lid 1 Artikel 53, lid 1, onder g) Artikel 64, lid 1 Artikel 103 Artikel 76, lid 3 Artikel 86 Artikel 82 Artikel 83, lid 1, artikel 84 Artikel 84, lid 4 ─ Artikel 85, lid 1 Artikel 81 ─ Artikel 85 Artikel 85 Artikel 4 Artikel 4, artikel 85, lid 1 Artikel 52, artikel 55 Artikel 45, artikel 85, lid 1 Artikel 84, lid 4 ─ Artikel 57 ─ ─ Artikel 44 Artikel 141 ─ ─ Artikel 144 Artikel 145, leden 1 en 2 ─ || ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ || ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ 12. Richtlijn 2008/72/EG van de Raad Richtlijn 2008/72/EG van de Raad || Deze verordening || Verordening (EU) nr. …./…. (Office of Publication, please insert number of Regulation on Official Controls) || Verordening (EU) nr. …/… (Office of Publication, please insert number of Regulation on protective measures against pests of plants) Artikel 1, lid 1 Artikel 1, lid 2 Artikel 1, lid 3 Artikel 2 Artikel 3 Artikel 4 Artikel 5, lid 1 Artikel 5, lid 2 Artikel 5, lid 3 Artikel 5, lid 4 Artikel 6, lid 1 Artikel 6, lid 2 Artikel 6, lid 3 Artikel 6, lid 4 Artikel 7 Artikel 8, lid 1 Artikel 8, lid 2, onder a) en b) Artikel 8, lid 2, onder c) Artikel 8, lid 3 Artikel 9, leden 1 en 2 Artikel 9, lid 3 Artikel 10, lid 1 Artikel 10, lid 2 Artikel 10, lid 3 Artikel 11, lid 1, eerste alinea Artikel 11, lid 1, tweede alinea Artikel 11, lid 2 Artikel 12 Artikel 13 Artikel 14 Artikel 15 Artikel 16 Artikel 17 Artikel 18 Artikel 19 Artikel 20 Artikel 21 Artikel 22 Artikel 23, lid 1 Artikel 23, lid 2 Artikel 24 Artikel 25 Artikel 26 Artikel 27 || Artikel 1 Artikel 11, leden 1, 2 en 4 Artikel 11, lid 3 Artikel 46 Artikel 3, artikel 10 Artikel 16, lid 2 Artikel 6 Artikel 7, artikel 8 ─ ─ Artikel 5 ─ ─ Artikel 24 ─ Artikel 5 Artikel 2 Artikel 12, lid 4, onder a) ─ Artikel 14, lid 1 Artikel 52 Artikel 17, lid 1 Artikel 17, lid 2 ─ Artikel 17, lid 1, artikel 28 ─ ─ ─ Artikel 35, artikel 37 Artikel 4 Artikel 4, artikel 40 Artikel 43, artikel 44 Artikel 24 ─ Artikel 20, onder d) ─ Artikel 141 ─ ─ Artikel 4 ─ Artikel 144 Artikel 145, leden 1 en 2 ─ || ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ Artikel 36 ─ ─ Artikel 115 ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ Artikel 8 ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ Artikel 8, artikel 13 Artikel 20 ─ Artikel 93 ─ ─ Artikel 8 ─ ─ ─ ─ ─ || ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ Artikel 9, artikel 15 ─ ─ ─ Artikel 64 ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ ─ [1] Standpunt van het Europees Parlement van … en standpunt
van de Raad in eerste lezing van … Besluit van het Europees Parlement van … en
besluit van de Raad van … [2] PB L 125 van 11.7.1966, blz. 2298. [3] PB L 125 van 11.7.1966, blz. 2309. [4] PB L 93 van 17.4.1968, blz. 15. [5] PB L 226 van 13.8.1998, blz. 16. [6] PB L 11 van 15.1.2000, blz. 17. [7] PB L 193 van 20.7.2002, blz. 1. [8] PB L 193 van 20.7.2002, blz. 12. [9] PB L 193 van 20.7.2002, blz. 33. [10] PB L 193 van 20.7.2002, blz. 60. [11] PB L 193 van 20.7.2002, blz. 74. [12] PB L 205 van 1.8.2008, blz. 28. [13] PB L 267 van 8.10.2008, blz. 8. [14] PB L 365 van 31.12.1994, blz. 10. [15] PB L 61 van 3.3.1997, blz. 1. [16] PB L 106 van 17.4.2001, blz. 1. [17] PB L 268 van 18.10.2003, blz. 1. [18] PB L 268 van 18.10.2003, blz. 24. [19] (Office of Publication, please insert OJ reference
number of Regulation on protective measures against pest of plants). [20] PB L 162 van 21.6.2008, blz. 13. [21] PB L 312 van 27.11.2009, blz. 44. [22] ISO 3166-1:2006, Codes voor namen van landen en hun
onderverdelingen – Deel 1: Landnamen. Internationale Organisatie voor
Normalisatie, Genève.