This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013PC0173
Proposal for a REGULATION OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on the European Union Agency for Law Enforcement Cooperation and Training (Europol) and repealing Decisions 2009/371/JHA and 2005/681/JHA
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking en opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot intrekking van Besluiten 2009/371/JBZ en 2005/681/JBZ
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking en opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot intrekking van Besluiten 2009/371/JBZ en 2005/681/JBZ
/* COM/2013/0173 final - 2013/0091 (COD) */
Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking en opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot intrekking van Besluiten 2009/371/JBZ en 2005/681/JBZ /* COM/2013/0173 final - 2013/0091 (COD) */
TOELICHTING 1. ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL De Europese politiedienst (Europol) was
oorspronkelijk een intergouvernementele instantie, opgericht door een
overeenkomst tussen de lidstaten die in 1999 in werking trad. Bij besluit van
de Raad van 2009 werd Europol omgevormd tot een uit de EU-begroting
gefinancierd EU-agentschap. Europol heeft de opdracht de nationale
rechtshandhavingsdiensten van de lidstaten te ondersteunen in hun optreden en
hun wederzijdse samenwerking bij de preventie en bestrijding van zware
criminaliteit en terrorisme. Europol vergemakkelijkt de uitwisseling van
informatie tussen de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten en biedt criminaliteitsanalyse
die de nationale politiediensten helpt om grensoverschrijdende onderzoeken uit te
voeren. Artikel 88 van het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie schrijft voor dat de werking van Europol moet
worden geregeld door een verordening die moet worden aangenomen volgens de
gewone wetgevingsprocedure. Volgens dit artikel moeten medewetgevers in
samenwerking met de nationale parlementen ook procedures vaststellen voor het
toezicht op de activiteiten van Europol door het Europees Parlement. De Europese Politieacademie (Cepol) werd in 2005
opgericht als een EU-agentschap met verantwoordelijkheid voor activiteiten met
betrekking tot de opleiding van rechtshandhavingsambtenaren. De doelstelling
ervan is de samenwerking tussen nationale politiediensten te bevorderen door
het organiseren van opleidingen met een Europese politiële dimensie. Cepol
organiseert gemeenschappelijke onderwijsprogramma’s over specifieke
onderwerpen, verspreidt relevant onderzoek en beste praktijken, coördineert een
uitwisselingsprogramma voor hoge leidinggevende politieambtenaren en docenten,
en kan optreden als partner bij het toekennen van EU-subsidies voor specifieke
projecten. De Europese Raad riep Europol in “Het
programma van Stockholm – Een open en veilig Europa ten dienste en ter
bescherming van de burger”[1]
op te evolueren en “een knooppunt [te] worden voor informatie-uitwisseling
tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten, een dienstverlener en
een platform voor rechtshandhavingsdiensten.” De Europese Raad riep verder op
tot het ontwikkelen van Europese opleidings- en uitwisselingsprogramma’s voor
wie beroepsmatig betrokkenen is bij de rechtshandhaving op nationaal en
Europees niveau. Daarbij zou Cepol een centrale rol vervullen door de Europese
dimensie te waarborgen. In haar mededeling “De
EU-interneveiligheidsstrategie in actie: vijf stappen voor een veiliger
Europa”[2]
stelde de Commissie de belangrijkste uitdagingen, beginselen en richtsnoeren
vast voor het omgaan met veiligheidsrisico’s binnen de EU en stelde ze een
aantal acties voor waarbij Europol en Cepol betrokken zouden zijn bij de aanpak
van de risico’s voor de veiligheid door zware criminaliteit en terrorisme. Het voorbije decennium is de zware en
georganiseerde criminaliteit in de EU toegenomen en zijn de misdaadpatronen
diverser geworden[3].
Uit de EU-dreigingsevaluatie van de zware en georganiseerde criminaliteit die
Europol in 2013 heeft uitgevoerd (SOCTA 2013), is gebleken dat zware en
georganiseerde criminaliteit in toenemende mate een dynamisch en complex
fenomeen vormt, en een aanzienlijke dreiging blijft voor de veiligheid en
voorspoed van de EU[4].
In het onderzoek wordt ook opgemerkt dat de gevolgen van de globalisering voor de
maatschappij en het bedrijfsleven ook hebben bijgedragen tot het ontstaan van belangrijke
nieuwe vormen van criminele activiteiten waarbij criminele netwerken
gebruikmaken van lacunes in de wetgeving, het internet en de omstandigheden van
de economische crisis om zich op een illegale manier te verrijken zonder veel
risico te lopen[5].
Het internet wordt als middel voor communicatie, handel, werving en financiële
dienstverlening gebruikt om criminele activiteiten op poten te zetten en uit te
voeren . Bovendien maakt het internet het gemakkelijker nieuwe vormen van
cybercriminaliteit te ontwikkelen, met betaalkaarten te frauderen en beelden van
seksueel misbruik van kinderen te verspreiden[6]. Zware criminaliteit berokkent de slachtoffers derhalve
telkens ernstiger schade, brengt de economie op grote schaal schade toe en
ondermijnt het gevoel van veiligheid, dat nodig is om individuele vrijheden en
rechten echt uit te kunnen oefenen. Strafbare feiten zoals mensenhandel[7],
drugshandel[8],
en wapenhandel[9],
financiële delicten zoals corruptie[10],
fraude[11]
en witwasactiviteiten[12],
en cybercriminaliteit[13]
bedreigen niet alleen de persoonlijke en economische veiligheid van Europese
burgers, maar genereren ook enorme misdaadinkomsten die de criminele netwerken
versterken en waardoor overheden broodnodige inkomsten mislopen. Terrorisme
blijft een grote bedreiging voor de veiligheid van de EU, aangezien de Europese
samenleving nog steeds kwetsbaar is voor terreuraanvallen[14]. Criminaliteit is een van de vijf zaken
waarover EU-burgers zich het meest zorgen maken[15]. Op de
vraag wat de aandachtsgebieden van de EU-instellingen zouden moeten zijn, noemden
respondenten de bestrijding van criminaliteit als vierde[16]. Uit een
recent onderzoek blijkt dat de meeste internetgebruikers in de Europese Unie
uiterst bezorgd zijn over cyberveiligheid en cybercriminaliteit[17]. In deze context zijn er EU-agentschappen nodig
om samenwerking, informatie-uitwisseling en opleidingen op het gebied van
rechtshandhaving doeltreffend en doelmatig te ondersteunen. De gemeenschappelijke aanpak voor de
gedecentraliseerde agentschappen die in juli 2012 werd goedgekeurd door het
Europees Parlement, de Raad en de Commissie[18], stelt de beginselen vast voor de
bestuursregelingen van agentschappen zoals Europol en Cepol. In de
gemeenschappelijke aanpak wordt ook gesteld dat “samenvoeging moet worden
overwogen in geval van overlapping van taken, mogelijkheid tot synergie, of
uitzicht op meer efficiëntie bij inpassing in een grotere structuur.” Het samenvoegen van Europol en Cepol tot één
agentschap, gevestigd in het huidige hoofdkwartier van Europol in Den Haag, zou
leiden tot belangrijke synergieën en efficiëntiewinst. Het combineren van de
kennis van Europol inzake operationele politiële samenwerking en de
deskundigheid van Cepol inzake training en opleiding zou de verbanden tussen de
twee terreinen versterken en synergieën creëren. Contact tussen de operationele
medewerkers en de medewerkers die actief zijn op het vlak van opleiding binnen
eenzelfde agentschap zou helpen om opleidingsbehoeften te identificeren en bevorderlijk
zijn voor de relevantie en de focus van EU-opleiding, wat in het belang is van
de politiële samenwerking in de EU in het algemeen. Dubbel werk op het vlak van
ondersteunende functies in de twee agentschappen zou worden vermeden, en aldus
bespaarde middelen kunnen worden herschikt en geïnvesteerd in operationele en
opleidingskerntaken. Dit is met name van belang in een economische context waarin
nationale en EU-middelen schaars zijn en waarin de middelen voor opleiding
inzake rechtshandhaving in de EU anders misschien niet beschikbaar zouden zijn. Dit voorstel voor een verordening voorziet dan
ook in een wettelijk kader voor een nieuw Europol, ter vervanging en opvolging
van Europol zoals opgericht bij Besluit 2009/371/JBZ van de Raad van 6 april
2009 tot oprichting van de Europese politiedienst (Europol) en van de Europese
Politieacademie opgericht bij Besluit 2005/681/JBZ van de Raad tot
oprichting van de Europese Politieacademie (EPA). Het voorstel is in overeenstemming met de
vereisten van het Verdrag van Lissabon, de verwachtingen op grond van het
programma van Stockholm, de prioriteiten die in de EU-interneveiligheidsstrategie
in actie zijn vastgelegd, en de gemeenschappelijke aanpak voor de
gedecentraliseerde agentschappen. 2. RESULTATEN VAN DE RAADPLEGING VAN
BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING In 2010 en 2011 vond een dialoog plaats over
de hervorming van Europol, Cepol en de opleiding inzake rechtshandhaving. Aan dit
overleg namen de Commissie, vertegenwoordigers van het Europees Parlement, de
Raad van de Europese Unie, de raad van bestuur van Europol en het leidinggevend
orgaan van Cepol, en vertegenwoordigers van de nationale parlementen deel. Overeenkomstig haar strategie voor betere
regelgeving heeft de Commissie twee effectbeoordelingen van
beleidsalternatieven met betrekking tot Europol en Cepol uitgevoerd[19]. De effectbeoordeling betreffende Europol is
gebaseerd op de volgende twee beleidsdoelstellingen: het bevorderen van de
informatieverstrekking van de lidstaten aan Europol en het totstandbrengen van
een omgeving voor gegevensverwerking waarin Europol de lidstaten volop bijstand
kan verlenen bij de preventie en bestrijding van zware criminaliteit en
terrorisme. Ten aanzien van de eerste doelstelling werden twee beleidsopties
onderzocht: i) verduidelijken dat de lidstaten wettelijk verplicht zijn om
gegevens te verstrekken aan Europol en daarbij voorzien in
stimuleringsmechanismen en een rapportage over de prestaties van de
afzonderlijke lidstaten, en ii) Europol toegang verlenen tot relevante
nationale gegevensbanken over rechtshandhaving op basis van een
hit/no-hit-systeem. Ten aanzien van de beleidsdoelstelling aangaande het totstandbrengen
van een omgeving voor gegevensverwerking werden twee beleidsopties beoordeeld:
i) het samenvoegen van de twee bestaande analysebestanden (Analyses Work
Files) en ii) een nieuwe verwerkingsomgeving met procedurele waarborgen
voor de beginselen inzake gegevensbescherming, met bijzondere nadruk op
ingebouwde privacy. De effectbeoordeling betreffende Cepol is
gebaseerd op de volgende twee beleidsdoelstellingen: i) zorgen voor een betere
kwaliteit, meer gezamenlijke en meer consistente opleiding over
grensoverschrijdende criminaliteit voor meer rechtshandhavingsambtenaren, en
ii) een kader vaststellen om dit in overeenstemming met de gemeenschappelijke
aanpak voor gecentraliseerde EU-agentschappen te bereiken. In het kader van de
voorstellen van de Commissie betreffende een Europese opleiding inzake
rechtshandhaving, waarvoor extra middelen nodig zullen zijn, onderzocht de
Commissie verschillende opties, waaronder het versterken en stroomlijnen van
Cepol als apart agentschap en het samenvoegen, geheel of gedeeltelijk, van de
functies van Cepol en Europol in een nieuw Europol-agentschap. Overeenkomstig haar vaste werkwijze onderzocht
de Commissie samen met een gemeenschappelijke stuurgroep welk effect elke
beleidsoptie had op de veiligheid, de kosten (met inbegrip van de begroting van
de EU-instellingen) en de fundamentele rechten. De analyse van het totale effect leidde tot
het formuleren van de voorkeursoptie die is opgenomen in het onderhavige
voorstel. Volgens de beoordeling zal de uitvoering ervan Europol doeltreffender
maken als agentschap dat een omvattende ondersteuning biedt aan de rechtshandhavingsambtenaren
in de Europese Unie. 3. JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL Artikel 88 en artikel 87, lid 2,
onder b), van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie
vormen de rechtsgrondslag van het voorstel. Doel en inhoud van het wetgevingsvoorstel Dit voorstel heeft tot doel: ·
Europol in overeenstemming te brengen met het
Verdrag van Lissabon door het juridische kader van Europol in een verordening vast
te leggen en door een mechanisme in te stellen waarbij controle op de
activiteiten van Europol kan worden uitgeoefend door het Europees Parlement, in
samenwerking met de nationale parlementen. Dit zal de democratische
legitimiteit en de verantwoordingsplicht van Europol tegenover de Europese
burger versterken; ·
te voldoen aan de doelstellingen van het programma
van Stockholm door van Europol “een knooppunt voor informatie-uitwisseling
tussen de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten” te maken en door
Europese opleidingsprogramma’s en uitwisselingsprogramma’s op te zetten voor
ieder die op nationaal of Europees niveau beroepshalve bij rechtshandhaving
betrokken is; ·
Europol nieuwe verantwoordelijkheden toe te kennen,
zodat het een bredere ondersteuning kan bieden aan de
rechtshandhavingsautoriteiten in de lidstaten. Dit betekent onder meer dat
Europol van Cepol de taken overneemt inzake de opleiding van rechtshandhavingsambtenaren
en de ontwikkeling van een opleidingsprogramma voor rechtshandhaving. Het houdt
ook in dat Europol gespecialiseerde EU-kenniscentra kan oprichten voor de
bestrijding van bepaalde vormen van criminaliteit die onder de bevoegdheid van
Europol vallen, zoals het Europees Centrum voor de bestrijding van
cybercriminaliteit; ·
te zorgen voor een solide regeling voor
gegevensbescherming voor Europol, met name om te garanderen dat de
toezichthouder voor gegevensbescherming van Europol volledige onafhankelijkheid
geniet, doeltreffend kan optreden en voldoende handelingsbevoegdheid heeft; ·
de bestuurswijze van Europol te verbeteren, door het
efficiënter te maken en in overeenstemming te brengen met de beginselen van de
gemeenschappelijke aanpak voor de gedecentraliseerde agentschappen. Het voorstel bereikt deze doelstellingen de
navolgende wijze. 1. Europol in overeenstemming brengen met
het Verdrag van Lissabon en haar verantwoordingsplicht versterken De verordening zorgt ervoor dat de
democratisch gekozen vertegenwoordigers van de EU-burgers toezicht houden op de
activiteiten van Europol. De voorgestelde regels zijn in overeenstemming met de
mededeling van de Commissie betreffende de procedures voor het toezicht op de
activiteiten van Europol door het Europees Parlement, in samenwerking met de
nationale parlementen[20]. In het bijzonder zullen het Europees Parlement
en de nationale parlementen: ·
informatie ontvangen via jaarlijkse
activiteitenverslagen en jaarlijkse financiële eindoverzichten; ·
ter informatie kennis krijgen van dreigingsevaluaties,
strategische analyses en algemene situatieverslagen die betrekking hebben op de
doelstelling van Europol, alsmede van de resultaten van studies en evaluaties
die in opdracht van Europol werden uitgevoerd en van werkafspraken met de
autoriteiten van derde landen voor de tenuitvoerlegging van internationale
overeenkomsten die door de Europese Unie met dit derde land gesloten zijn; ·
ter informatie kennis krijgen van de vastgestelde meerjarige
en jaarlijkse werkprogramma’s; ·
verslagen ontvangen over de hoeveelheid en de
kwaliteit van de informatie die door elke lidstaat aan Europol wordt
doorgestuurd en over de prestaties van de nationale eenheden; ·
rekening houdend met de zwijg- en
geheimhoudingsplicht, met de uitvoerend directeur en de voorzitter van de raad
van bestuur van gedachten kunnen wisselen over aangelegenheden die Europol
betreffen. Daarnaast zal het Europees Parlement: ·
zijn rol van begrotingsautoriteit vervullen, met
name door ramingen en het verslag over het budgettaire en financiële beheer
voor het begrotingsjaar te ontvangen, door alle informatie nodig is voor de
kwijtingsprocedure op te vragen en door kwijting te verlenen aan de directeur
voor de uitvoering van de begroting; ·
worden geraadpleegd over het meerjarige
werkprogramma van Europol; ·
ter informatie kennis krijgen van het jaarlijkse
werkprogramma van Europol; ·
de door de raad van bestuur gekozen kandidaat voor
de functie van uitvoerend directeur van Europol of van plaatsvervangend
uitvoerend directeur kunnen uitnodigen voor een hoorzitting vóór de bevoegde
parlementaire commissie; ·
de uitvoerend directeur kunnen uitnodigen om vragen
over zijn prestaties te beantwoorden. Om zowel het Europees Parlement in staat te
stellen controle uit te oefenen als de vertrouwelijkheid van operationele
informatie te waarborgen, moeten Europol en het Europees Parlement
werkafspraken maken over de toegang tot gerubriceerde EU-informatie en
gevoelige niet-gerubriceerde informatie die door of via Europol wordt verwerkt. 2. Europol als knooppunt voor informatie-uitwisseling
tussen de rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten Om het algehele inlichtingenbeeld van Europol
te verbeteren, zodat het de lidstaten beter kan ondersteunen en het Europees
beleid op betere informatie kan worden gebaseerd, wordt met het voorstel beoogd
de informatiestroom vanuit de lidstaten naar Europol versterken. Hiertoe wordt
de verplichting om relevante gegevens naar Europol door te sturen, verscherpt.
Als stimulans krijgen rechtshandhavingsdiensten de mogelijkheid financiële steun
te ontvangen voor grensoverschrijdende onderzoeken op andere gebieden dan
alleen eurovalsemunterij. Er wordt een mechanisme ingevoerd voor verslaglegging
over de gegevensverstrekking van de lidstaten aan Europol. Om Europol in staat te stellen betere verbanden
te leggen tussen gegevens die reeds in zijn bezit zijn en deze vervolgens te
analyseren, is de verwerkingsarchitectuur van het agentschap op een nieuwe
leest geschoeid. Bij de nieuwe aanpak worden gegevensbanken of systemen niet
langer vooraf gedefinieerd, maar is gekozen voor ingebouwde privacy en
volledige transparantie ten overstaan van de gegevensbeschermingsfunctionaris
van Europol en de Europese toezichthouder voor gegevensbescherming, de EDPS.
Door middel van procedurele waarborgen voor alle types informatie wordt voldaan
aan hogere normen inzake gegevensbescherming en gegevensbeveiliging. In de
verordening worden de doeleinden van gegevensverwerkingsactiviteiten
uiteengezet (kruiscontroles, analyses van strategische of algemene aard,
operationele analyses in specifieke gevallen), alsook de informatiebronnen en
de personen die toegang tot de gegevens hebben. Er wordt per specifieke
informatieverwerkingsactiviteit vermeld welke categorieën persoonsgegevens mogen
worden verzameld en van welke categorie betrokkenenvoor . Hierdoor kan Europol
zijn IT-architectuur aanpassen aan toekomstige uitdagingen en aan de behoeften
van de rechtshandhavingsinstanties in de EU. Het stelt Europol in staat relevante
informatie te koppelen en analyses te maken, vertragingen bij het identificeren
van tendensen en patronen te verminderen, en dubbele opslag van gegevens te beperken.
Tegelijkertijd vormt het een waarborg voor strenge gegevensbeschermingsnormen.
De naleving van deze normen wordt gecontroleerd door de Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming. Zo krijgen analisten van Europol een beter
beeld van de zware criminaliteit en het terrorisme in de EU. Dit stelt hen in
staat snel ontwikkelingen en patronen identificeren binnen alle vormen van criminaliteit
en rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten te ondersteunen met uitgebreidere
en relevantere inlichtingenverslagen. 3. Nieuwe verantwoordelijkheden: opleiding
en oprichting van EU-centra voor de bestrijding van specifieke strafbare feiten
Om te zorgen voor synergieën binnen de
EU-steun voor rechtshandhaving en te waarborgen dat het tegelijk met deze
verordening voorgestelde EU-opleidingsprogramma inzake rechtshandhaving
volledig kan worden uitgevoerd[21],
zal het nieuwe Europol de taken van Cepol overnemen en voortzetten. Een nauwere
band tussen het werk inzake opleidingen en de operationele werkzaamheden zal
leiden tot meer gerichte en meer relevante opleidingen voor rechtshandhavingsambtenaren.
Europol zal zorgen voor het ondersteunen,
ontwikkelen, organiseren en coördineren van opleidingen voor rechtshandhavingsambtenaren
werkzaam op strategisch niveau, en niet alleen voor hoge leidinggevende politieambtenaren
(zoals op grond van het huidige Cepol-besluit het geval is). Europol zal deze
rol op zich nemen via een nieuwe dienst, de Europol Academy. Door deze
activiteiten wordt voorzien in de behoefte aan voorlichting over en kennis van
internationale en EU-instrumenten, wordt de grensoverschrijdende samenwerking
gestimuleerd, wordt gespecialiseerde kennis over specifieke thema’s op het
gebied van criminaliteit of politiewerk gedeeld, en wordt de deelname aan
civiele politiemissies van de EU in derde landen voorbereid. De Europol Academy
zal verantwoordelijk zijn voor het ontwikkelen en evalueren van leermiddelen
die verband houden met de behoeften inzake opleiding, zoals die tot uiting
komen in regelmatige evaluaties. De Academy zal bijdragen tot onderzoek en zal
waar dat passend is streven naar het opzetten van partnerschappen met organen
van de Unie en met private academische instellingen. De samenstelling, functies en procedures van
de raad van bestuur weerspiegelen de nieuwe verantwoordelijkheden van Europol
aangaande opleiding inzake rechtshandhaving, evenals de goede praktijken die in
de gemeenschappelijke aanpak voor de gedecentraliseerde EU-agentschappen worden
vastgesteld. Een wetenschappelijk comité voor
opleidingsactiviteiten adviseert de raad van bestuur, zodat de
wetenschappelijke kwaliteit van de opleidingsactiviteiten van Europol wordt
gestuurd en gegarandeerd. Om de EU beter in staat te stellen het hoofd
te bieden aan specifieke vormen van criminaliteit, die bij uitstek een
gezamenlijke reactie vragen, krijgt Europol de mogelijkheid om centra op te
richten ter bestrijding van specifieke vormen van criminaliteit, zoals het
Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit. Dergelijke EU-centra, die verschillende
aanpakken integreren voor het bestrijden van specifieke vormen van
criminaliteit, voegen waarde toe aan de maatregelen van de lidstaten. Zij
kunnen bijvoorbeeld als centrale punten voor informatie fungeren, expertise
samenbrengen die lidstaten kan helpen met het opbouwen van capaciteit,
onderzoeken vanuit lidstaten ondersteunen of de spreekbuis worden van de Europese
onderzoekers binnen de rechtshandhaving op het specifieke gebied. 4. -Solide regeling voor
gegevensbescherming Het voorstel versterkt de
gegevensbeschermingsregeling die op de activiteiten van Europol van toepassing
is. In het bijzonder worden de volgende maatregelen genomen: ·
de bestaande regeling voor gegevensbescherming van
Europol wordt in belangrijke mate versterkt door terug te grijpen op de
beginselen die aan de grondslag liggen van Verordening (EG) nr. 45/2001
betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de
verwerking van persoonsgegevens door de communautaire instellingen en organen
en betreffende het vrije verkeer van die gegevens[22].
Aangezien in de aan het Verdrag gehechte Verklaring nr. 21 de specifieke aard
wordt erkend van de verwerking van persoonsgegevens in de
rechtshandhavingscontext, zijn de gegevensbeschermingsregels van Europol echter
afgestemd op andere gegevensbeschermingsinstrumenten die van toepassing zijn op
politiële en judiciële samenwerking. Deze instrumenten zijn met name
Overeenkomst nr. 108[23]
en Aanbeveling nr. R (87) van de Raad van Europa[24] en
Kaderbesluit 2008/977 van de Raad over de bescherming van persoonsgegevens die
worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in
strafzaken[25].
Dit zal zorgen voor een hoge bescherming van burgers voor wat de verwerking van
hun persoonsgegevens betreft, zonder dat de specifieke aard van
rechtshandhaving uit het oog wordt verloren. ·
de lidstaten krijgen op basis van een
hit/no-hit-systeem indirect toegang tot persoonsgegevens die in het bezit zijn
van Europol en betrekking hebben operationele analyses. Hierbij genereert een
geautomatiseerde vergelijking een anonieme “hit”, indien de gegevens van de
verzoekende lidstaat overeenkomen met de gegevens van Europol. De betreffende
persoonsgegevens of dossiergegevens worden slechts verstrekt na een
afzonderlijk opvolgingsverzoek; ·
de verwerking van persoonsgegevens van
slachtoffers, getuigen, overige personen dan verdachten, en minderjarigen is
verboden, tenzij zulks absoluut noodzakelijk is. Deze beperking geldt ook voor
gegevens waaruit de raciale of etnische afkomst, de politieke opvattingen, de
godsdienstige of levensbeschouwelijke overtuiging, of het lidmaatschap van een
vakvereniging blijken, alsook voor gegevens die de gezondheid of het seksuele
leven betreffen (gevoelige persoonsgegevens). Bovendien kunnen de gevoelige
persoonsgegevens slechts worden verwerkt wanneer ze een aanvulling vormen op
andere in hetzelfde bestand opgeslagen persoonsgegevens. Europol is verplicht
om halfjaarlijks aan de EDPS een overzicht te verstrekken van alle gevoelige
persoonsgegevens. Overigens mogen beslissingen die rechtsgevolgen hebben voor
een betrokkene niet louter op basis van een geautomatiseerde verwerking van
gevoelige persoonsgegevens worden genomen, tenzij toegestaan door het EU- of
nationale recht of door de EDPS; ·
om de transparantie te verhogen wordt het recht van
de burger op inzage in de eigen persoonsgegevens die in het bezit zijn van
Europol versterkt. De informatie die Europol moet verstrekken aan een burger
die verzoekt om toegang tot zijn gegevens, is opgenomen in de verordening; ·
het voorstel omvat duidelijke regels over de
verdeling van de verantwoordelijkheid inzake gegevensbescherming; Europol moet
met name regelmatig evalueren of persoonsgegevens nog dienen te worden bewaard; ·
de verplichting tot registreren en documenteren
wordt uitgebreid van toegang tot een breder scala aan
gegevensverwerkingsactiviteiten: verzameling, wijziging, toegang,
openbaarmaking, koppeling en uitwissing. Om het gebruik van de gegevens beter
te kunnen controleren en om duidelijkheid te scheppen over wie de gegevens
heeft verwerkt, verbiedt de verordening registratiegegevens te wijzigen; ·
Europol kan aansprakelijk worden gesteld voor de
schade die een persoon lijdt ten gevolge van onrechtmatige gegevensverwerking
of een handeling in strijd is met de bepalingen van deze verordening. In een
dergelijk geval zijn Europol en de lidstaat waar schade is ontstaan gezamenlijk
en hoofdelijk aansprakelijk (Europol op basis van artikel 340 van het
Verdrag en de betrokken lidstaat op grond van zijn nationale wetgeving); ·
de rol van Europols externe toezichthoudende
autoriteit inzake gegevensbescherming wordt versterkt. De Europese
Toezichthouder voor gegevensbescherming wordt bevoegd voor het toezicht op de
verwerking van persoonsgegevens door Europol. Dit waarborgt volledige
overeenstemming met de criteria van onafhankelijkheid die zijn vastgesteld in
de jurisprudentie van het Hof van Justitie en, dankzij de
rechtshandhavingsbevoegdheden van de EDPS, doeltreffendtoezicht van
gegevensbescherming; ·
de nationale gegevensbeschermingsinstanties blijven
echter bevoegd voor het toezicht op de invoer, de opvraging en de verstrekking
aan Europol van persoonsgegevens door de betrokken lidstaat. Deze instanties
blijven ook verantwoordelijk voor het toetsen of de rechten van de betrokkene
door deze invoer, opvraging of verstrekking niet worden geschaad; ·
de verordening introduceert elementen van "gemeenschappelijk
toezicht" op gegevens die aan Europol worden overgedragen en door Europol
worden verwerkt. In specifieke gevallen waarin nationale betrokkenheid vereist
is, en om een coherente toepassing van deze verordening in de hele Europese
Unie te garanderen, moeten de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming
en de nationale controleorganen, elk binnen hun bevoegdheden, met elkaar
samenwerken. 5. Beter bestuur Het voorstel verbetert de bestuurswijze van
Europol door te streven naar een grotere efficiëntie, door procedures te
stroomlijnen – met name met betrekking tot de raad van bestuur en de uitvoerend
directeur – en door de organisatie van Europol af te stemmen op de beginselen
van de gemeenschappelijke aanpak voor de gedecentraliseerde EU-agentschappen. Om een doeltreffende controle op het
functioneren mogelijk te maken, zijn de Commissie en de lidstaten
vertegenwoordigd in de raad van bestuur van Europol. In verband met de dubbele
taakstelling van het nieuwe agentschap – operationele ondersteuning en het
verzorgen van opleidingen op het gebied van rechtshandhaving – worden de gewone
leden van de raad van bestuur benoemd op basis van hun kennis van samenwerking bij
rechtshandhaving, terwijl de plaatsvervangende leden worden benoemd op basis
van hun kennis van opleiding van rechtshandhavingsambtenaren. De
plaatsvervangende leden zullen optreden als gewoon lid als opleiding het
voorwerp van discussie of beslissing is. De raad van bestuur wordt geadviseerd
door een wetenschappelijke commissie inzake technische opleidingsvraagstukken
(wetenschappelijk comité voor opleidingsactiviteiten). Aan de raad van bestuur worden de nodige
bevoegdheden verleend, in het bijzonder om de begroting vast te stellen, de
uitvoering ervan te verifiëren, de passende financiële voorschriften en
planningsdocumenten vast te stellen, transparante werkprocedures voor de
besluitvorming door de uitvoerend directeur van Europol te bepalen, het
jaarlijkse activiteitenverslag aan te nemen en de uitvoerend directeur te
benoemen. Om de besluitvormingsprocedure te stroomlijnen
kan de raad van bestuur ook beslissen een uitvoerende raad in te stellen. Deze
raad is beperkt in omvang, telt een vertegenwoordiger van de Commissie en kan nauwer
worden betrokken bij het toezicht op de activiteiten van Europol. Op die manier
wordt het toezicht op het administratieve en budgettaire beheer, met name op
het gebied van audit, versterkt. Om een efficiënte dagelijkse werking van
Europol te verzekeren is de uitvoerend directeur ook de wettelijke
vertegenwoordiger en bestuurder. De uitvoerend directeur is volledig
onafhankelijk in de uitvoering van zijn taken en zorgt ervoor dat Europol de in
deze verordening beschreven opdrachten uitvoert. De uitvoerend directeur is met
name verantwoordelijk voor het opstellen van de begrotings- en
planningsdocumenten die ter goedkeuring aan de raad van bestuur worden
voorgelegd en voor het uitvoeren van de jaarlijkse en meerjarige
werkprogramma’s en andere planningsdocumenten van Europol. 4. GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING De volledige samenvoeging
van Cepol en Europol zal leiden tot synergieën en een grotere efficiëntie. De
besparingen worden geraamd op 17,2 miljoen EUR en 14 voltijdequivalenten bij
het personeel over de periode 2015-2020. Hoewel in dit voorstel rekening
wordt gehouden met deze besparingen en ook wordt uitgegaan van de bestaande
middelen, zullen bijkomende middelen nodig zijn, wil Europol de nieuwe taken
met betrekking tot de opleiding van rechtshandhavingsambtenaren kunnen uitvoeren
en de verwachte toename in informatiestromen, ook via het Europees Centrum voor
de bestrijding van cybercriminaliteit, kunnen verwerken en analyseren. De
werking en verdere ontwikkeling van het Europees Centrum voor de bestrijding
van cybercriminaliteit heeft veruit de grootste gevolgen voor de middelen. Hoewel
er dus meer middelen nodig zijn, verlagen Cepol en Europol net als de andere
EU-agentschappen het aantal personeelsleden met 5 % en staan zij
personeelsposten af aan de pool waaruit posten kunnen worden toegewezen aan EU-agentschappen
met nieuwe taken en aan agentschappen die in de opstartfase verkeren. Daarnaast zullen er 12
voltijdequivalenten nodig zijn om de nieuwe taken met betrekking tot de
opleiding van rechtshandhavingsambtenaren uit te voeren. Daarbij gaat het om de
activiteiten die nodig zijn om de Europese opleiding inzake rechtshandhaving
die in parallel met deze verordening wordt voorgesteld, gestalte te geven. Er
kan in de personele middelen voor de nieuwe opleidingsactiviteiten worden
voorzien door de samenvoeging van Cepol en Europol, waardoor over de periode 2015-2020
14 posten worden bespaard, ofwel 10,1 miljoen EUR, Cepol geeft hiermee gehoor
aan het verzoek om het personeelbestand met 5 % te beperken en om bij te
dragen aan de herindelingspool. Daarnaast zal over dezelfde periode 7,1 miljoen
EUR worden bespaard door de lagere kosten in verband met gebouwen, uitrusting
en de raad van bestuur. De verhuizing van ongeveer 40 personeelsleden van de
huidige vestiging van Cepol in Britse Bramshill naar de vestiging van Europol
in Den Haag zal naar verwachting leiden tot een beperkte, eenmalige uitgaven, die
worden geraamd op 30 000 EUR. Het Verenigd Koninkrijk heeft echter kenbaar
gemaakt dat het de vestiging in Bramshill wil sluiten, waardoor Cepol sowieso
een andere locatie zal moeten zoeken. Er zullen nog eens 3
voltijdequivalenten nodig zijn voor de verwerking van de extra informatie die
Europol naar verwachting zal ontvangen naar aanleiding van dit voorstel (dat
lidstaten nadrukkelijker verplicht relevante gegevens aan Europol te verstrekken,
financiële steun biedt voor individuele onderzoeken en voorziet in controleverslagen).
Deze personeelsleden zullen geleidelijk tussen 2015 en 2017 worden aangeworven,
hetgeen voor de periode 2015-2020 personeelskosten met zich meebrengt van naar
schatting 1,8 miljoen EUR. Ongeveer twee derde van deze kosten wordt gecompenseerd
door de besparing die voortvloeit uit de samenvoeging van Cepol en Europol:
twee (2) voltijdequivalenten worden ingevuld met de laatste 2 posten van de 14
die vrijkomen als gevolg van de fusie. Voor het Europees Centrum
voor de bestrijding van cybercriminaliteit zullen voor de periode 2015-2020 41 extra
voltijdequivalenten worden aangenomen. Hun taken zijn vastgesteld in een
begeleidend document van de diensten van de Commissie. De overige kosten voor
het Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit worden voor
dezelfde periode geraamd op 16,6 miljoen EUR. In 2013 werden al 44
voltijdequivalenten toegewezen aan het Europees Centrum voor de bestrijding van
cybercriminaliteit via interne herindeling bij Europol. In het kader van zijn
ontwerpbegroting voor 2014 heeft Europol nog eens 17 extra voltijdequivalenten
gevraagd. Overeenkomstig het verzoek
om het personeelsbestand met 5 % te verkleinen en om bij te dragen aan de
herindelingspool, moet Europol tussen 2015 en 2018 34 voltijdequivalenten inleveren,
naast de 12 voltijdequivalenten die in 2014 al moeten verdwijnen. Tot slot zullen op grond
van dit voorstel aanvullende middelen nodig zijn voor de Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming, die worden geraamd op 1 voltijdequivalent. De
gewijzigde opzet van het toezicht op gegevensbescherming levert Europol over de
periode 2015-2020 een besparing van 3 miljoen EUR op, aangezien het huidige
gemeenschappelijk controleorgaan niet meer hoeft te worden ondersteund, en stelt
de EDPS gedurende dezelfde periode voor 1,5 miljoen EUR aan extra kosten. De gevolgen voor de
begroting van het wetgevingsvoorstel zijn voor de periode 2015-2020 dus in
totaal 623 miljoen EUR voor het samengevoegde agentschap en 1,5 miljoen EUR
voor de EDPS[26]. 2013/0091 (COD) Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD betreffende het Agentschap van de Europese
Unie voor samenwerking en opleiding op het gebied van rechtshandhaving
(Europol) en tot intrekking van Besluiten 2009/371/JBZ en 2005/681/JBZ HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 88 en artikel 87, lid 2,
onder b), Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Na de Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming te hebben geraadpleegd, Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1) Europol werd
opgericht bij Besluit 2009/371/JBZ[27] als een orgaan van de Unie dat wordt
gefinancierd uit de algemene begroting van de Unie ter ondersteuning en
versterking van het optreden van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en
hun onderlinge samenwerking bij de preventie en bestrijding van georganiseerde
criminaliteit, terrorisme en andere vormen van zware criminaliteit waarbij twee
of meer lidstaten betrokken zijn. Besluit 2009/371/JBZ verving de Overeenkomst op
grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie tot
oprichting van een Europese Politiedienst (Europol-overeenkomst)[28]. (2) Artikel 88 van het
Verdrag bepaalt dat Europol zal worden gestuurd bij verordeningen die worden aangenomen
volgens de gewone wetgevingsprocedure. Volgens dit artikel moeten er ook
procedures worden vastgesteld voor het toezicht op de activiteiten van Europol
door het Europees Parlement, in samenwerking met de nationale parlementen. Het
is derhalve noodzakelijk om Besluit 2009/371/JBZ te vervangen door een
verordening met regels inzake de parlementaire controle. (3) De Europese Politieacademie
(Cepol) werd opgericht bij Besluit 2005/681/JBZ[29] om de
samenwerking tussen nationale politiediensten te bevorderen door het organiseren
en coördineren van opleidingsactiviteiten met een Europese politiële dimensie. (4) Het “Programma
van Stockholm – Een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de
burger”[30]
stelt dat Europol zich verder moet ontwikkelen en “een knooppunt [moet] worden
voor informatie-uitwisseling tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van de
lidstaten, een dienstverlener en een platform voor rechtshandhavingsdiensten.”
Uit een beoordeling van het functioneren van Europol blijkt dat een verbetering
van de operationele doeltreffendheid nodig is om deze doelstelling te bereiken.
Een andere doelstelling van het Programma van Stockholm is het oprichten van
een werkelijke Europese rechtshandhavingscultuur door het opzetten van Europese
opleidingsprogramma’s en uitwisselingsprogramma’s voor wie beroepsmatig
betrokken is bij de rechtshandhaving op nationaal en Europees niveau. (5) Grootschalige criminele en
terroristische netwerken vormen een belangrijke bedreiging voor de interne
veiligheid van de Unie en de veiligheid en het levensonderhoud van haar
burgers. Uit beschikbare dreigingsevaluaties blijkt dat criminele groepen
steeds vaker een polycrimineel karakter hebben en grensoverschrijdende activiteiten
ontplooien. De nationale rechtshandhavingsinstanties dienen derhalve nauwer
samen te werken met hun tegenhangers in andere lidstaten. Europol dient dan ook
in staat te worden gesteld de lidstaten krachtiger te ondersteunen bij de
preventie, analyse en het onderzoek van criminaliteit in de gehele Unie. Dit
wordt ook bevestigd in de evaluaties van de Besluiten 2009/371/JBZ en 2005/681/JBZ.
(6) Gezien de verbanden tussen de
taken van Europol en Cepol zouden een integratie en rationalisatie van de
functies van de twee agentschappen de doelmatigheid van de operationele
activiteiten, de relevantie van de opleidingen en de efficiëntie van de
politiële samenwerking in de Unie verbeteren. (7) Besluiten 2009/371/JBZ
en 2005/681/JBZ dienen derhalve te worden ingetrokken en vervangen door deze
verordening, die voortbouwt op de ervaringen die zijn opgedaan bij de
tenuitvoerlegging van beide besluiten. Het Europol dat bij deze verordening
wordt opgericht, dient de functies van Europol en Cepol als vastgesteld in de
twee ingetrokken besluiten, over te nemen. (8) Aangezien criminaliteit zich
vaak uitstrekt over de interne grenzen heen, dient Europol de acties van
lidstaten en hun samenwerking bij de preventie en bestrijding van zware
criminaliteit waarbij twee of meer lidstaten betrokken zijn, te ondersteunen en
te versterken. Aangezien terrorisme een van de belangrijkste bedreigingen van
de veiligheid van de Unie is, dient Europol lidstaten te helpen om de
gemeenschappelijke uitdagingen op dit gebied aan te pakken. Europol dient, in
zijn hoedanigheid van EU-rechtshandhavingsagentschap, de acties en samenwerking
ter bestrijding van vormen van criminaliteit die de belangen van de EU schaden,
te ondersteunen en te versterken. Ook dient het steun te bieden bij de
preventie en bestrijding van hiermee samenhangende strafbare feiten, die worden
gepleegd om de middelen te verkrijgen voor het bevorderen, uitvoeren of
straffeloos plegen van feiten op de bevoegdheidsgebieden van Europol. (9) Europol dient de opleiding
voor rechtshandhavingsambtenaren van alle rangen beter, coherenter en consistenter
te maken in een duidelijk kader, dat is afgestemd op de vastgestelde
opleidingsbehoeften. (10) In specifieke gevallen waarin
een grensoverschrijdende samenwerking een meerwaarde zou zijn, dient Europol
lidstaten te kunnen verzoeken om strafrechtelijke onderzoeken te starten, uit
te voeren of te coördineren. Europol moet Eurojust op de hoogte brengen van
dergelijke verzoeken. (11) Om de doeltreffendheid van
Europol als knooppunt voor informatie-uitwisseling in de Unie te verhogen,
moeten duidelijk worden vastgesteld dat de lidstaten verplicht zijn om Europol
de gegevens te verstrekken die het nodig heeft om aan zijn doelstellingen te
voldoen. Bij de naleving van deze verplichtingen dienen lidstaten er met name
voor te zorgen gegevens te verstrekken die relevant zijn voor de bestrijding
van strafbare feiten die in de betreffende beleidsinstrumenten van de Unie als
een strategische en operationele prioriteit worden aangemerkt. Lidstaten dienen
Europol ook een kopie te verstrekken van bilaterale en multilaterale
gegevensuitwisseling met andere lidstaten over vormen van criminaliteit die
onder de doelstellingen van Europol vallen. Daarnaast dient Europol de
ondersteuning aan de lidstaten op te voeren om de onderlinge samenwerking en
gegevensuitwisseling te verbeteren. Europol dient bij alle instellingen van de
Unie en de nationale parlementen een jaarverslag in te dienen over de mate
waarin afzonderlijke lidstaten informatie verstrekken aan Europol. (12) Om een effectieve samenwerking
tussen Europol en de lidstaten te garanderen, dient in iedere lidstaat een
nationale eenheid te worden opgezet. Deze dient het belangrijkste contactpunt te
worden tussen nationale rechtshandhavingsinstanties en opleidingsinstellingen
op het gebied van rechtshandhaving enerzijds, en Europol anderzijds. Om ervoor
te zorgen dat er een voortdurende en effectieve uitwisseling van informatie
tussen Europol en de nationale eenheden plaatsvindt en dat de samenwerking
soepel verloopt, dient iedere nationale eenheid ten minste één verbindingsofficier
naar Europol af te vaardigen. (13) Rekening houdend met de
gedecentraliseerde structuur van sommige lidstaten en het feit dat in bepaalde
gevallen gegevens snel moeten worden uitgewisseld, dient Europol de
mogelijkheid te krijgen om in individuele onderzoeken rechtstreeks samen te
werken met de rechtshandhavingsinstanties in de lidstaten. In dit geval dient Europol
de nationale eenheden op de hoogte te houden. (14) Om te garanderen dat de
opleiding inzake rechtshandhaving in de EU van goede kwaliteit, coherent en
consistent is, dient Europol te handelen overeenkomstig het desbetreffende
beleid van de Unie. Opleiding inzake rechtshandhaving in de EU dient beschikbaar
te zijn voor rechtshandhavingsambtenaren van alle rangen. Europol dient in te staan
voor de beoordeling van opleidingen en ervoor te zorgen dat de conclusies van
beoordelingen van opleidingsbehoeften worden opgenomen in de planning, teneinde
overlappingen te vermijden. Europol dient de erkenning in lidstaten te bevorderen
van opleidingen die op het niveau van de Unie worden gegeven. (15) De bestuurswijze van Europol dient
ook te worden verbeterd door te streven naar een meer efficiëntie en door
procedures te stroomlijnen. (16) De Commissie en de lidstaten dienen
in de raad van bestuur van Europol vertegenwoordigd te zijn om zijn
werkzaamheden op doeltreffende wijze te controleren. In verband met de dubbele
taakstelling van het nieuwe agentschap – operationele ondersteuning en het
verzorgen van opleidingen op het gebied van rechtshandhaving – dienen de gewone
leden van de raad van bestuur te worden benoemd op grond van hun kennis van de
samenwerking bij rechtshandhaving, terwijl de plaatsvervangende leden dienen te
worden benoemd op grond van hun kennis van opleidingen voor rechtshandhavingsambtenaren.
De plaatsvervangende leden dienen op te treden als gewoon lid wanneer het
gewoon lid afwezig is en wanneer opleiding het voorwerp van discussie of
beslissing is. De raad van bestuur dient te worden geadviseerd door een
wetenschappelijke commissie inzake technische opleidingsvraagstukken. (17) Aan de raad van bestuur dienen
de nodige bevoegdheden te worden verleend, in het bijzonder om de begroting
vast te stellen, de uitvoering ervan te verifiëren, de passende financiële
voorschriften en planningsdocumenten vast te stellen, transparante
werkprocedures voor de besluitvorming door de uitvoerend directeur van Europol te
bepalen en het jaarlijkse activiteitenverslag aan te nemen. Europol dient de
bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag uit te oefenen voor
personeel van het agentschap en de uitvoerend directeur. Om de
besluitvormingsprocedure te stroomlijnen en het toezicht op het administratieve
en budgettaire beheer te versterken, dient de raad van bestuur ook een
uitvoerende raad te kunnen instellen. (18) Om te garanderen dat de
dagelijkse werkzaamheden van Europol efficiënt verlopen, dient de uitvoerend
directeur te fungeren als wettelijk vertegenwoordiger en bestuurder, die
volledig onafhankelijk te werk kan gaan bij de uitvoering van alle taken en
erop toeziet dat Europol de taken uitvoert die het agentschap op grond van deze
verordening zijn toegekend. In het bijzonder dient de uitvoerend directeur
verantwoordelijk te zijn voor het opstellen van de begrotings- en
planningsdocumenten die ter goedkeuring aan de raad van bestuur worden
voorgelegd, en voor het uitvoeren van de jaarlijkse en meerjarige
werkprogramma’s en andere planningsdocumenten van Europol. (19) Ten behoeve van de preventie
en bestrijding van criminaliteit overeenkomstig zijn doelstellingen is het
noodzakelijk dat Europol kan beschikken over zo volledig en actueel mogelijke
informatie. Europol dient derhalve in staat te zijn om gegevens afkomstig van
lidstaten, derde landen, internationale organisaties, organen van de Unie en
uit openbaar beschikbare bronnen te verwerken teneinde inzicht te krijgen in
criminele verschijnselen en ontwikkelingen, inlichtingen te verzamelen over
criminele netwerken en verbanden tussen verschillende strafbare feiten op te
sporen. (20) Wil Europol de
rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten op een meer doeltreffende manier voorzien
van nauwkeurige criminaliteitsanalyses, dan dient het nieuwe
gegevensverwerkingstechnologieën te gebruiken. Europol dient in staat te zijn
snel verbanden te leggen tussen onderzoeken en de gemeenschappelijke modus
operandi van verschillende criminele groepen, kruiscontroles van gegevens
uit te voeren en een goed overzicht van tendensen te krijgen onder handhaving
van een hoog beschermingsniveau voor persoonsgegevens van burgers. Het profiel
van de gegevensbanken van Europol dient derhalve niet vooraf te worden
vastgelegd, zodat Europol de meest doelmatige IT-structuur kan kiezen. Om een
hoog niveau van gegevensbescherming te waarborgen, dienen het doel van iedere
verwerking, de toegangsrechten, alsook de specifieke aanvullende waarborgen te worden
vastgelegd. (21) Met het oog op de eigendom van
gegevens en de bescherming van informatie dienen de lidstaten, autoriteiten in
derde landen en internationale organisaties te kunnen bepalen voor welke
doeleinden Europol hun gegevens mag verwerken en de toegangsrechten kunnen
beperken. (22) Om te garanderen dat bepaalde
gegevens alleen toegankelijk zijn voor wie deze nodig heeft voor de uitvoering
van zijn taken, dient deze verordening gedetailleerde voorschriften te bevatten
ten aanzien van de verschillende toegangsrechten voor de gegevens die door
Europol worden verwerkt. Deze voorschriften laten onverlet dat ook de gegevens
verstrekkende partijen toegangsbeperkingen kunnen opleggen, aangezien de
eigendom van gegevens dient te worden gerespecteerd. Voor een krachtiger
preventie en bestrijding van de vormen van criminaliteit die onder zijn bevoegdheid
vallen, dient Europol belangwekkende informatie aan betrokken lidstaten door te
geven. (23) Om de operationele
samenwerking tussen de agentschappen te verbeteren, en met name verbanden te
leggen tussen gegevens die reeds in het bezit zijn van de verschillende
agentschappen, dient Europol Eurojust en het Europees Bureau voor
fraudebestrijding (OLAF) toegang te verschaffen tot gegevens die bij Europol
beschikbaar zijn en de mogelijkheid te bieden om deze gegevens te vergelijken
met hun eigen gegevens. (24) Voor zover nodig voor de
vervulling van zijn taken dient Europol een samenwerkingsverbanden te onderhouden
met andere organen van de Unie, rechtshandhavingsinstanties en
opleidingsinstellingen op het gebied van rechtshandhaving in derde landen,
internationale organisaties en private partijen. (25) Voor zover nodig voor de verrichting
van zijn taken dient Europol, met het oog op operationele doeltreffendheid,
alle informatie, met uitzondering van persoonsgegevens, te kunnen uitwisselen met
andere organen van de Unie, rechtshandhavingsinstanties en
opleidingsinstellingen op het gebied van rechtshandhaving in derde landen en
internationale organisaties. Aangezien bedrijven, vennootschappen,
bedrijfsverenigingen, niet-gouvernementele organisaties en andere private
partijen beschikken over ervaring en gegevens die rechtstreeks van belang zijn
voor de preventie en bestrijding van zware criminaliteit en terrorisme, dient
Europol ook in staat te zijn dit soort gegevens met particuliere partijen uit
te wisselen. Aangezien cybercriminaliteit verband houdt met incidenten op het
gebied van netwerk- en informatiebeveiliging, dient Europol, overeenkomstig
Richtlijn [titel van aangenomen richtlijn] van het Europees Parlement en de
Raad houdende maatregelen om een hoog gemeenschappelijk niveau van netwerk- en
informatiebeveiliging in de Unie te waarborgen[31], samen te werken en informatie, met
uitzondering van persoonsgegevens, uit te wisselen met nationale autoriteiten
die bevoegd zijn voor de beveiliging van netwerken en informatiesystemen, wil
het agentschap cybercriminaliteit voorkomen en bestrijden. (26) Voor zover nodig voor de
verrichting van zijn taken dient Europol persoonsgegevens te kunnen uitwisselen
met ander organen van de Unie. (27) Zware criminaliteit en
terrorisme strekken zich vaak uit tot buiten het EU-grondgebied. Voor zover nodig
voor de verrichting van zijn taken dient Europol derhalve persoonsgegevens te kunnen
uitwisselen met rechtshandhavingsinstanties in derde landen en met
internationale organisaties zoals Interpol. (28) Europol dient persoonsgegevens
te kunnen overdragen aan een instantie in een derde land of een internationale
organisatie op grond van een besluit van de Commissie waarin is vastgesteld dat
het land of de internationale organisatie in kwestie een passend niveau van
gegevensbescherming verzekert of, indien er geen adequaatheidsbesluit is, een
internationale overeenkomst van de Unie overeenkomstig artikel 218 van het
Verdrag, of een voor de inwerkingtreding van deze verordening gesloten samenwerkingsovereenkomst
tussen Europol en dit derde land. In het licht van artikel 9 van Protocol 36
over de overgangsbepalingen dat aan het Verdrag is gehecht, dienen dergelijke
overeenkomsten van kracht te blijven totdat ze uit hoofde van het Verdrag worden
ingetrokken, herroepen of gewijzigd. (29) Indien persoonsgegevens niet
kunnen worden overgedragen op grond van een adequaatheidsbesluit van de
Commissie, een internationale overeenkomst die de Unie heeft gesloten of een
bestaande samenwerkingsovereenkomst, dienen de raad van bestuur en de Europese
Toezichthouder voor gegevensbescherming de mogelijkheid te hebben een of
meerdere gegevensoverdrachten toe te staan, op voorwaarde dat er passende
voorzorgsmaatregelen zijn getroffen. Indien het voorgaande niet van toepassing
is, dient de uitvoerend directeur de mogelijkheid te krijgen de
gegevensoverdracht in uitzonderlijke en afzonderlijke gevallen toe te staan,
indien dit nodig is om de wezenlijke belangen van een lidstaat veilig te
stellen of een dreigend gevaar als gevolg van criminaliteit of terrorisme af te
wenden, indien de overdracht anderszins noodzakelijk of wettelijk vereist is om
belangrijke openbare redenen, indien de betrokkene zijn toestemming heeft
gegeven, of indien het van vitaal belang is voor de betrokkene. (30) Europol dient persoonsgegevens
die afkomstig zijn van private partijen en personen uitsluitend te kunnen
verwerken indien deze zijn doorgestuurd naar Europol door een nationale eenheid
van Europol in een lidstaat in overeenstemming met het desbetreffende nationale
recht of door een contactpunt in een derde land waarmee samenwerking is aangegaan
via een samenwerkingsovereenkomst die vóór de inwerkingtreding van deze
verordening is gesloten in overeenstemming met artikel 23 van Besluit 2009/371/JBZ
of door een instantie van een derde land of een internationale organisatie
waarmee de Unie een internationale overeenkomst heeft gesloten overeenkomstig
artikel 218 van het Verdrag. (31) Informatie waarvan duidelijk
is dat deze door een derde land of een internationale organisatie is verkregen op
een wijze die in strijd is met de mensenrechten, dient niet te worden verwerkt. (32) Om burgers een hoog
beschermingsniveau te garanderen met betrekking tot de verwerking van hun
persoonsgegevens, dienen de voorschriften inzake gegevensbescherming bij
Europol te worden verscherpt en gebaseerd op de beginselen die aan de grondslag
liggen van Verordening (EG) nr. 45/2001[32]. Aangezien in de aan het Verdrag gehechte
Verklaring nr. 21 de specifieke aard wordt erkend van de verwerking van
persoonsgegevens in de rechtshandhavingscontext, moeten de
gegevensbeschermingsregels van Europol autonoom zijn en zijn afgestemd op
andere relevante gegevensbeschermingsinstrumenten die van toepassing zijn op
politiële samenwerking in de Unie, met name Overeenkomst nr. 108[33] en
Aanbeveling nr. R (87) 15 van de Raad van Europa[34] en
Kaderbesluit 2008/977/JBZ van de Raad over de bescherming van persoonsgegevens
die worden verwerkt in het kader van de politiële en justitiële samenwerking in
strafzaken[35].
[te vervangen door de relevante richtlijn die op het moment van vaststelling
van kracht is]. (33) Er dient zoveel mogelijk
onderscheid worden gemaakt tussen persoonsgegevens naar hun graad van juistheid
en betrouwbaarheid. Feiten dienen te worden onderscheiden van persoonlijke
beoordelingen, zowel om de bescherming van de betrokken personen te waarborgen
als om de kwaliteit en de betrouwbaarheid van de door Europol verwerkte
informatie te garanderen. (34) In het kader van politiële
samenwerking worden persoonsgegevens verwerkt die betrekking hebben op verschillende
categorieën betrokkenen. Europol dient een zo duidelijk mogelijk onderscheid
maken tussen de persoonsgegevens van de verschillende categorieën betrokkenen. Met
name persoonsgegevens van bijvoorbeeld slachtoffers, getuigen, personen die
over relevante informatie beschikken en persoonsgegevens van minderjarigen
moeten worden beschermd. Europol mag deze gegevens derhalve niet verwerken,
tenzij dit strikt noodzakelijk is voor de preventie en bestrijding van
criminaliteit die onder zijn bevoegdheid valt en indien deze gegevens een
aanvulling vormen op andere persoonsgegevens die al eerder door Europol werden
verwerkt. (35) Gezien de grondrechten voor de
bescherming van persoonsgegevens dient Europol persoonsgegevens niet langer op
te slaan dan nodig is voor de uitvoering van zijn taken. (36) Europol dient passende
technische en organisatorische maatregelen te nemen, om de veiligheid van
persoonsgegevens te garanderen. (37) Iedereen dient het recht te hebben
om toegang te krijgen tot zijn persoonsgegevens, onjuiste persoonsgegevens te
rectificeren en deze gegevens te laten wissen of blokkeren wanneer deze niet
langer noodzakelijk zijn. De rechten die aan betrokkenen zijn toegekend,
alsmede de uitoefening daarvan, mogen geen gevolgen hebben voor de aan Europol
opgelegde verplichtingen en dienen onderworpen te zijn aan de in deze
verordening vastgestelde beperkingen. (38) In het licht van de
bescherming van de rechten en vrijheden van de betrokkenen dienen ieders
verantwoordelijkheden op grond van deze verordening duidelijk te worden
vastgesteld. De lidstaten dienen met name verantwoordelijk te zijn voor de
juistheid van de gegevens die zij aan Europol hebben verstrekt, voor het
bijwerken daarvan en voor de rechtmatigheid van de overdracht. Europol dient verantwoordelijk
te zijn voor de juistheid van de gegevens die door andere partijen worden
verstrekt en voor het bijwerken daarvan. Europol dient er ook voor zorgen dat
gegevens op eerlijke en rechtmatige wijze worden verwerkt, dat deze worden
verzameld en verwerkt voor specifieke doeleinden, dat ze adequaat en relevant zijn,
evenredig zijnmet de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt, en dat ze niet
langer worden opgeslagen dan noodzakelijk is voor de beoogde doeleinden. (39) Europol dient gegevens bij te houden
over de toegang tot en de verzameling, wijziging, bekendmaking, samenvoeging of
uitwissing van persoonsgegevens teneinde te controleren of de
gegevensverwerking rechtmatig is, interne controle uit te oefenen en de
integriteit en de beveiliging van de gegevens te waarborgen. Europol dient te worden
verplicht samen te werken met de Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming en de registratiegegevens en documentatie op verzoek over
te leggen, zodat deze kunnen worden gebruikt voor de controle van de
verwerkingsoperaties. (40) Europol dient een
gegevensbeschermingsfunctionaris te benoemen die het agentschap helpt bij de
controle op de naleving van deze verordening. De
gegevensbeschermingsfunctionaris dient in de gelegenheid te worden gesteld zijn
functie en taken op onafhankelijke en doelmatige wijze uit te voeren. (41) De nationale instanties die
bevoegd zijn voor het toezicht op de verwerking van persoonsgegevens dienen te controleren
of de verwerking van persoonsgegevens door de lidstaten rechtmatig is. De
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming dient te controleren of de gegevensverwerking
door Europol rechtmatig is en moet hiervoor zijn taken op in volkomen onafhankelijkheid
uitvoeren. (42) In specifieke gevallen waarbij
nationale betrokkenheid vereist is, en om een coherente toepassing van deze
verordening in de gehele Unie te garanderen, dienen de Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming en de nationale controleorganen samen te werken. (43) Europol dient niet-operationele
persoonsgegevens, die geen betrekking hebben op strafrechtelijke onderzoeken, te
verwerken overeenkomstig Verordening (EG) nr. 45/2001. (44) De Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming dient klachten van betrokkenen te behandelen en
onderzoeken. Het onderzoek naar aanleiding van een klacht dient zo ver te gaan
als in het specifieke geval nodig wordt geacht, behoudens rechterlijke
toetsing. De toezichthoudende autoriteit dient de betrokkene binnen een
redelijke termijn te informeren over de voortgang en de resultaten van de
klacht. (45) Iedere burger moet het recht
hebben gerechtelijk beroep aan te tekenen tegen beslissingen van de Europese
Toezichthouder voor gegevensbescherming die op hem betrekking hebben. (46) Europol dient onderworpen te
zijn aan de op de instellingen, agentschappen en organen van de Unie
toepasselijke algemene regels inzake contractuele en niet-contractuele
aansprakelijkheid, met uitzondering van de aansprakelijkheid voor onrechtmatige
gegevensverwerking. (47) Het kan voor de betrokkene
onduidelijk zijn of schade door een onrechtmatige gegevensverwerking het gevolg
is van een handeling van Europol of van een lidstaat. Europol en de lidstaat
waarin het schadeveroorzakend feit heeft plaatsgevonden, dienen derhalve
gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk te zijn. (48) Om ervoor te zorgen dat
Europol een geheel verantwoordelijke en transparante interne organisatie is, is
het gezien artikel 88 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese
Unie noodzakelijk procedures vast te leggen voor de controle op de
werkzaamheden van Europol door het Europees Parlement, in samenwerking met de
nationale parlementen, rekening houdend met de noodzaak om de vertrouwelijkheid
van de operationele gegevens te waarborgen. (49) Het Statuut van de ambtenaren
van de Europese Gemeenschappen en de regeling welke van toepassing is op de
andere personeelsleden van deze Gemeenschappen als bepaald in Verordening (EEG,
Euratom, EGKS) nr. 259/68[36]
dienen van toepassing te zijn op het personeel van Europol. Europol dient personeel
van de bevoegde instanties van de lidstaten als tijdelijk functionaris te kunnen
aanstellen voor een diensttijd waarvan de duur in verband met het
rotatiebeginsel beperkt dient te zijn; wanneer deze functionarissen nadien weer
in dienst treden bij hun bevoegde instantie, bevordert dit immers een nauwe
samenwerking tussen Europol en de bevoegde instanties van de lidstaten. De
lidstaten dienen alle nodige maatregelen te nemen om te verzekeren dat personeelsleden
die als tijdelijk functionaris bij Europol worden aangesteld, na afloop van de
dienst bij Europol kunnen terugkeren naar de nationale burgerdienst waarvan zij
deel uitmaken. (50) Gezien de aard van Europols
taken en de rol van de uitvoerend directeur, kan de uitvoerend directeur,
voorafgaand aan zijn benoeming of een verlenging van zijn ambtstermijn, worden
verzocht een verklaring af te leggen en vragen te beantwoorden ten overstaan
van de bevoegde commissie van het Europees Parlement. De uitvoerend directeur dient
ook het Europees Parlement en de Raad het jaarverslag te presenteren. Voorts
dient het Europees Parlement de uitvoerend directeur te kunnen verzoeken om
verslag te doen van de uitvoering van zijn taken. (51) Teneinde de volledige
zelfstandigheid en onafhankelijkheid van Europol te garanderen, dient het
agentschap een eigen begroting te krijgen, waarbij de inkomsten hoofdzakelijk
afkomstig zijn van een bijdrage uit de begroting van de Europese Unie. De
begrotingsprocedure van de Unie dient van toepassing te zijn op de bijdrage van
de Unie en alle eventuele andere subsidies die ten laste komen van de algemene
begroting van de Europese Unie. De controle van de rekeningen dient te worden
uitgevoerd door de Europese Rekenkamer. (52) Verordening (EU, Euratom)
nr. 966/2012 tot vaststelling van de financiële regels van toepassing op
de algemene begroting van de Unie en tot intrekking van Verordening (EG,
Euratom) nr. 1605/2002 (het Financieel Reglement)[37] dient van
toepassing te zijn op Europol. (53) Verordening (EG)
nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999
betreffende onderzoeken door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF)[38] dient van
toepassing te zijn op Europol. (54) Europol verwerkt gegevens die
bijzondere bescherming vergen, aangezien zij gerubriceerde EU-gegevens en
gevoelige, niet-gerubriceerde informatie omvatten. Europol dient derhalve
regels betreffende de vertrouwelijkheid en de verwerking van dergelijke
informatie vast te stellen met inachtneming van de basisbeginselen en
minimumnormen van Besluit 2011/292/EU betreffende de
beveiligingsvoorschriften voor de bescherming van gerubriceerde EU-informatie[39]. (55) Het is van belang dat de
toepassing van deze verordening regelmatig wordt geëvalueerd. (56) De noodzakelijke bepalingen
betreffende de huisvesting van Europol in de lidstaat waar zijn hoofdkwartier
is gevestigd, Nederland, en de specifieke voorschriften die gelden voor het
personeel van Europol en hun gezinnen dienen te worden vastgelegd in een
zetelovereenkomst. De gastlidstaat dient voorts optimale voorwaarden te creëren
om ervoor te zorgen dat Europol goed functioneert, inclusief scholen voor
kinderen en vervoer, teneinde hooggekwalificeerd personeel te kunnen aantrekken
uit een zo groot mogelijk geografisch gebied. (57) Europol wordt bij deze
verordening opgericht ter vervanging en opvolging van Europol als opgericht bij
Besluit 2009/371/JBZ en Cepol als opgericht bij Besluit 2005/681/JBZ.
Europol dient derhalve hun rechtsopvolger te worden voor alle overeenkomsten,
met inbegrip van arbeidsovereenkomsten, financiële verplichtingen en
eigendommen. Internationale overeenkomsten gesloten door Europol zoals
opgericht bij Besluit 2009/371/JBZ en Cepol zoals opgericht bij
Besluit 2005/681/JBZ dienen van kracht te blijven, met uitzondering van de
door Cepol gesloten zetelovereenkomst. (58) Teneinde Europol in staat te
stellen om de taken van Europol zoals opgericht bij Besluit 2009/371/JBZ en van
Cepol zoals opgericht bij Besluit 2005/681/JBZ naar beste vermogen te
vervullen, dienen overgangsmaatregelen te worden vastgesteld, in het bijzonder
met betrekking tot de raad van bestuur, de uitvoerend directeur en de
bestemming van een deel van Europols begroting voor opleidingen gedurende de
eerste drie jaar na de inwerkingtreding van deze verordening. (59) Aangezien de doelstelling van
deze verordening, namelijk de oprichting van een organisatie die op het niveau
van de Unie verantwoordelijk is voor samenwerking bij rechtshandhaving en voor
het verzorgen van opleidingen, omwille van de omvang en de gevolgen van de
actie beter op Unieniveau kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig
het in artikel 5 van het Verdrag betreffende de Europese Unie neergelegde
subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde
artikel 5 neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze verordening niet verder
dan nodig is voor de verwezenlijking van deze doelstelling. (60) [Overeenkomstig artikel 3 van
Protocol nr. 21 betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland
ten aanzien van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, dat aan het
Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie is gehecht, hebben deze lidstaten laten weten te willen
deelnemen aan de vaststelling en toepassing van deze verordening] OF
[Onverminderd artikel 4 van Protocol nr. 21 betreffende de positie van het
Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid,
veiligheid en recht, dat aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en aan
het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is gehecht, nemen deze
lidstaten niet deel aan de vaststelling van deze verordening, die derhalve niet
bindend is voor, noch van toepassing is in deze lidstaten]. (61) Overeenkomstig de artikelen 1
en 2 van Protocol nr. 22 betreffende de positie van Denemarken, dat aan het
Verdrag betreffende de Europese Unie en aan het Verdrag betreffende de werking
van de Europese Unie is gehecht, neemt Denemarken niet deel aan de vaststelling
van deze verordening, die derhalve niet bindend is voor, noch van toepassing is
in Denemarken. (62) Deze verordening eerbiedigt de
grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name in het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie zijn neergelegd, met name het recht op de
bescherming van persoonsgegevens en het recht op eerbieding van het privéleven
als gewaarborgd door de artikelen 8 en 7 van het Handvest, alsook door artikel 16
van het Verdrag. HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING
VASTGESTELD: Hoofdstuk I ALGEMENE BEPALINGEN EN DOELSTELLINGEN VAN EUROPOL Artikel 1 Oprichting
van het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking en opleiding op het
gebied van rechtshandhaving 1. Hierbij wordt een agentschap van
de Europese Unie voor samenwerking en opleiding op het gebied van
rechtshandhaving (Europol) opgericht om de onderlinge samenwerking
tussen de rechtshandhavingsinstanties in de Europese Unie te verbeteren, hun
optreden te versterken en te ondersteunen, alsook een samenhangend Europees
opleidingsbeleid te voeren. 2. Europol wordt bij deze
verordening opgericht ter vervanging en opvolging van Europol als opgericht bij
Besluit 2009/371/JBZ en Cepol als opgericht bij Besluit 2005/681/JBZ. Artikel 2 Definities Voor de toepassing van deze verordening wordt
verstaan onder: (a)
“de bevoegde autoriteiten van de lidstaten”: alle
bestaande politiële en andere rechtshandhavingsinstanties in de lidstaten die
volgens het nationale recht verantwoordelijk zijn voor de preventie en
bestrijding van strafbare feiten; (b)
“analyse”: het samenvoegen, verwerken of gebruiken
van gegevens ter ondersteuning van strafrechtelijk onderzoek; (c)
“organen van de Unie”: instellingen, entiteiten,
missies, bureaus en agentschappen opgericht bij of op grond van het Verdrag
betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de
Europese Unie; (d)
“rechtshandhavingsambtenaren”: functionarissen van
de politie, de douane en andere relevante diensten, waaronder organen van de
Unie, die verantwoordelijk zijn voor de preventie en bestrijding van zware criminaliteit
waarbij twee of meer lidstaten betrokken zijn, terrorisme en vormen van
criminaliteit die een schending inhouden van een gemeenschappelijk belang dat
tot het beleid van de Unie behoort, alsook voor civiele crisisbeheersing en
internationaal politieoptreden bij belangrijke gebeurtenissen; (e)
“derde landen”: landen die geen lid zijn van de
Europese Unie; (f)
“internationale organisaties”: internationale
organisaties en de daaronder ressorterende publiekrechtelijke organen of andere
organen die zijn opgericht bij of op grond van een overeenkomst tussen twee of
meer landen; (g)
“private partijen”: entiteiten en organen opgericht
naar het recht van een lidstaat of derde land, met name bedrijven en
vennootschappen, ondernemersverenigingen, non-profitorganisaties en andere
rechtspersonen die niet onder punt f) vallen; (h)
“privépersonen”: alle natuurlijke personen; (i)
“persoonsgegevens”: iedere informatie betreffende
een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon, hierna
"betrokkene" genoemd; als identificeerbare persoon wordt beschouwd
een persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, in het bijzonder
aan de hand van een identificatienummer of van een of meer elementen die
kenmerkend zijn voor zijn fysieke, fysiologische, psychische, economische,
culturele of sociale identiteit; (j)
“verwerking van persoonsgegevens” (hierna
“verwerking” genoemd): elke verwerking of elk geheel van verwerkingen met
betrekking tot persoonsgegevens, al dan niet uitgevoerd met behulp van
geautomatiseerde procedés, zoals het verzamelen, vastleggen, ordenen, bewaren,
bijwerken, wijzigen, opvragen, raadplegen, gebruiken, onthullen door middel van
verstrekking, verspreiden of op een andere wijze beschikbaar stellen,
samenbrengen, met elkaar in verband brengen, afschermen, wissen of vernietigen
van gegevens;; (k)
“ontvanger”: natuurlijk persoon of rechtspersoon,
overheidsorgaan, agentschap of andere entiteit, al dan niet een derde partij,
aan wie gegevens worden meegedeeld; autoriteiten die mogelijkerwijs gegevens
ontvangen in het kader van een bijzonder onderzoek gelden echter niet als
ontvangers; (l)
“overdracht van persoonsgegevens”: de mededeling
van persoonsgegevens, die actief ter beschikking worden gesteld van een beperkt
aantal geïdentificeerde partijen, waarbij de zender zich er bewust van is of
beoogt de ontvanger toegang tot de persoonsgegevens te verlenen; (m)
“bestand van persoonsgegevens” (hierna “bestand”
genoemd): elk gestructureerd geheel van persoonsgegevens die volgens bepaalde
criteria toegankelijk zijn, ongeacht of dit geheel gecentraliseerd dan wel
gedecentraliseerd is of verspreid op een functioneel of geografisch bepaalde
wijze; (n)
“toestemming van de betrokkene”: elke vrije,
specifieke en op informatie berustende wilsuiting waarmee de betrokkene
aanvaardt dat hem betreffende persoonsgegevens worden verwerkt;; (o)
“administratieve persoonsgegevens”: alle
persoonsgegevens die door Europol worden verwerkt voor andere doeleinden dan
die vastgesteld in artikel 3, leden 1 en 2. Artikel 3 Doelstellingen 1. Europol ondersteunt en versterkt
het optreden van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en hun onderlinge
samenwerking bij de preventie en bestrijding van zware criminaliteit waarbij
twee of meer lidstaten betrokken zijn, van terrorisme en van vormen van
criminaliteit die een schending inhouden van een gemeenschappelijk belang dat
tot het beleid van de Unie behoort, als bepaald in bijlage 1. 2. Europol ondersteunt en
versterkt ook het optreden van de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en hun
onderlinge samenwerking bij de preventie en bestrijding van strafbare feiten die
verband houden met de strafbare feiten als bedoeld in lid 1. De volgende strafbare
feiten worden als zodanig beschouwd: (a)
strafbare feiten die zijn gepleegd om zich de
middelen te verschaffen om daden te plegen die onder de bevoegdheid van Europol
vallen; (b)
strafbare feiten die zijn gepleegd om daden die
onder de bevoegdheid van Europol vallen, te vergemakkelijken of uit te voeren; (c)
strafbare feiten die zijn gepleegd om daden die
onder de bevoegdheid van Europol vallen, ongestraft te doen blijven. 3. Europol ondersteunt,
ontwikkelt, verzorgt en coördineert opleidingsactiviteiten voor rechtshandhavingsambtenaren. Hoofdstuk II TAKEN MET BETREKKING TOT SAMENWERKING BIJ
RECHTSHANDHAVING Artikel 4 Taken 1. Europol is het agentschap van
de Europese Unie dat de volgende taken uitvoert overeenkomstig deze
verordening: (a)
verzamelen, opslaan, verwerken, analyseren en
uitwisselen van informatie; (b)
de lidstaten onverwijld voorzien van informatie die
voor hen van belang is, alsook van informatie over eventuele verbanden tussen
strafbare feiten; (c)
coördineren, organiseren en uitvoeren van
onderzoeks- en operationele activiteiten, die (i) gezamenlijk
worden uitgevoerd met de bevoegde autoriteiten van de lidstaten, of (ii) overeenkomstig artikel 5, worden
uitgevoerd in het kader van gemeenschappelijke onderzoeksteams, waar nodig in
samenwerking met Eurojust; (d)
deelnemen aan gemeenschappelijke onderzoeksteams,
alsook voorstellen om deze op te zetten overeenkomstig artikel 5; (e)
de lidstaten informatie verstrekken en analytische
ondersteuning bieden bij grote internationale evenementen; (f)
dreigingsevaluaties, strategische en operationele
analyses en algemene situatieverslagen opstellen; (g)
ontwikkelen, delen en bevorderen van deskundigheid
betreffende methoden van criminaliteitspreventie, opsporingsprocedures en
technische en forensische methoden, en advies verlenen aan lidstaten; (h)
technische en financiële ondersteuning bieden bij
grensoverschrijdende operaties en onderzoeken van lidstaten, inclusief gemeenschappelijke
onderzoeksteams; (i)
ondersteunen, ontwikkelen, verzorgen, coördineren
en uitvoeren van opleidingen voor rechtshandhavingsambtenaren in samenwerking
met het netwerk van opleidingsinstellingen in de lidstaten als bedoeld in
hoofdstuk III; (j)
de organen van de Unie die zijn opgericht op basis
van Titel V van het Verdrag en het Europees Bureau voor fraudebestrijding
(OLAF) inlichtingen over criminaliteit verstrekken en analytische ondersteuning
bieden op hun bevoegdheidsgebieden; (k)
informatie verstrekken en ondersteuning bieden aan
crisisbeheersingsstructuren en -missies van de EU die zijn gebaseerd op het
Verdrag betreffende de Europese Unie; (l)
gespecialiseerde kenniscentra van de Unie ontwikkelen
voor de bestrijding van bepaalde soorten criminaliteit die onder de bevoegdheid
van Europol vallen, met name het Europees Centrum voor de bestrijding van
cybercriminaliteit. 2. Europol verstrekt
strategische analyses en dreigingsevaluaties ter ondersteuning van de Raad en
de Commissie bij het vaststellen van strategische en operationele prioriteiten
van de Unie op het gebied van de bestrijding van criminaliteit. Europol biedt
ook ondersteuning bij de operationele tenuitvoerlegging van die prioriteiten. 3. Europol verstrekt
strategische inlichtingen die een efficiënt en effectief gebruik ondersteunen van
de middelen die op nationaal niveau en op het niveau van de Unie beschikbaar
zijn voor operationele activiteiten en de ondersteuning daarvan. 4. Europol treedt op als het
centrale bureau voor de bestrijding van eurovalsemunterij overeenkomstig
Besluit 2005/511/JBZ van 12 juli 2005 over de bescherming van de euro
tegen valsemunterij[40].
Ook stimuleert Europol, zo nodig in samenwerking met organen van de Unie of de
autoriteiten van derde landen, de coördinatie van de maatregelen ter
bestrijding van eurovalsemunterij die door de bevoegde autoriteiten van de
lidstaten of in het kader van gemeenschappelijke onderzoeksteams worden
uitgevoerd. Artikel 5 Deelname
aan gemeenschappelijke onderzoeksteams 1. Europol kan deelnemen aan de
activiteiten van gemeenschappelijke onderzoeksteams die zich richten op
criminaliteit die onder de bevoegdheid van Europol valt. 2. Europol kan, binnen de
grenzen van het nationale recht van de lidstaat waar het gemeenschappelijke
onderzoeksteam optreedt, medewerking verlenen bij alle activiteiten en
informatie uitwisselen met alle leden van het gemeenschappelijke
onderzoeksteam. 3. Wanneer Europol reden heeft
om aan te nemen dat de oprichting van een gemeenschappelijk onderzoeksteam
toegevoegde waarde heeft voor een onderzoek, kan het de betrokken lidstaten hiertoe
een voorstel doen en deze bijstaan bij het oprichten van het gemeenschappelijke
onderzoeksteam. 4. Europol past geen
dwangmaatregelen toe. Artikel 6 Verzoeken
van Europol om een strafrechtelijk onderzoek in te stellen 1. Wanneer Europol in specifieke
gevallen van mening is dat een strafrechtelijk onderzoek moet worden ingesteld
voor een geval van criminaliteit dat onder zijn bevoegdheid valt, informeert
het Eurojust. 2. Tegelijk verzoekt Europol de op
grond van artikel 7, lid 2, opgerichte nationale eenheden van de betrokken
lidstaten om een strafrechtelijke onderzoek in te stellen, te voeren of te
coördineren. 3. De nationale eenheden brengen
Europol onverwijld op de hoogte van het ingestelde onderzoek. 4. Indien de bevoegde
autoriteiten van de betrokken lidstaat besluiten geen gevolg aan een verzoek
van Europol te geven, stellen zij Europol binnen een maand na het verzoek in
kennis van de redenen voor het besluit. De redenen kunnen onvermeld blijven
indien mededeling daarvan: (a)
wezenlijke nationale veiligheidsbelangen zou
schaden; of (b)
het welslagen van lopende onderzoeken of de
veiligheid van personen in gevaar zou brengen. 5. Europol brengt Eurojust op de
hoogte van het besluit van een bevoegde autoriteit van een lidstaat om een
onderzoek in te stellen of om het instellen van een onderzoek te weigeren. Artikel 7 Samenwerking
van de lidstaten met Europol 1. De lidstaten werken samen met
Europol bij de vervulling van zijn taken. 2. Door elke lidstaat wordt een
nationale eenheid opgericht of aangewezen, die het het contact waarborgt tussen
Europol,de bevoegde autoriteiten van de lidstaten en de opleidingsinstellingen
voor rechtshandhavingsambtenaren. Elke lidstaat stelt een ambtenaar aan als hoofd
van de nationale eenheid. 3. De lidstaten zorgen ervoor
dat hun nationale eenheden hun taken uit hoofde van deze verordening kunnen
uitvoeren en in het bijzonder dat zij toegang hebben tot de nationale
gegevensbanken voor rechtshandhaving. 4. Europol kan met betrekking
tot individuele onderzoeken rechtstreeks samenwerken met de bevoegde
autoriteiten in de lidstaten. In dit geval stelt Europol de nationale eenheid
hiervan onverwijld op de hoogte en verstrekt het een kopie van alle informatie
die bij de rechtstreekse contacten tussen Europol en de desbetreffende bevoegde
autoriteiten is uitgewisseld. 5. Het is met name de taak van de
lidstaten om via hun nationale eenheid of een bevoegde autoriteit van een
lidstaat: (a)
Europol te voorzien van de informatie die het nodig
heeft voor de vervulling van zijn doelstellingen. Dit houdt onder meer in dat informatie
die betrekking heeft op vormen van criminaliteit die door de Unie als
prioriteit worden beschouwd, onverwijld aan Europol wordt meegedeeld. Het houdt
verder in dat de lidstaten Europol een kopie bezorgen van informatie die zij
bilateraal of multilateraal met een andere lidstaat of lidstaten uitwisselen, voor
zover deze informatie betrekking heeft op een criminele activiteit die onder de
bevoegdheid van Europol valt; (b)
zorg te dragen voor een effectieve communicatie en
samenwerking tussen Europol en alle betrokken bevoegde autoriteiten van de
lidstaten en opleidingsinstellingen voor rechtshandhavingsambtenaren in de
lidstaten; (c)
bekendheid te geven aan de activiteiten van
Europol. 6. De hoofden van de nationale
eenheden komen regelmatig bijeen, met name om problemen te bespreken en op te
lossen die zich voordoen in het kader van hun operationele samenwerking met
Europol. 7. Elke lidstaat bepaalt de
organisatie en de personeelssamenstelling van de nationale eenheid
overeenkomstig de nationale wetgeving. 8. De kosten gemaakt door de
nationale eenheid en de bevoegde autoriteiten van de lidstaten voor de
communicatie met Europol komen ten laste van de lidstaten en worden, met
uitzondering van de verbindingskosten, niet aan Europol doorberekend. 9. De lidstaten zorgen voor een
minimale beveiliging van alle systemen waarmee ze zich in verbinding stellen
met Europol. 10. Ieder jaar stelt Europol een
verslag op over de kwantiteit en kwaliteit van de informatie die door iedere
lidstaat is verstrekt op grond van lid 5, onder a), en over de taakvervulling
van de nationale eenheden. Het jaarlijkse verslag wordt toegezonden aan het
Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de nationale parlementen. Artikel 8 Verbindingsofficieren 1. Elke nationale eenheid detacheert
ten minste één verbindingsofficier bij Europol . Tenzij in deze verordening
anders is bepaald, zijn de verbindingsofficieren onderworpen aan het nationale
recht van de lidstaat die hen heeft gedetacheerd. 2. De verbindingsofficieren
vormen de nationale verbindingsbureaus bij Europol en krijgen binnen Europol
van hun nationale eenheid instructies overeenkomstig het nationale recht van de
lidstaat die hen heeft gedetacheerd en met inachtneming van de op het beheer
van Europol van toepassing zijnde voorschriften. 3. Verbindingsofficieren
verlenen bijstand bij het uitwisselen van informatie tussen Europol en hun
lidstaat. 4. De verbindingsofficieren
verlenen overeenkomstig hun nationale recht bijstand bij het uitwisselen van
informatie tussen hun lidstaat en de verbindingsofficieren van andere
lidstaten. De infrastructuur van Europol mag , in overeenstemming met het
nationale recht, ook worden gebruikt voor bilaterale uitwisselingen die
betrekking hebben op strafbare feiten die buiten de bevoegdheid van Europol
vallen. De raad van bestuur stelt de rechten en
plichten van de verbindingsofficieren ten aanzien van Europol vast. 5. De verbindingsofficieren
genieten overeenkomstig artikel 65 de voorrechten en immuniteiten die
nodig zijn voor de vervulling van hun taken. 6. Europol ziet erop toe dat de
verbindingsofficieren, voor zover dat nodig is voor de vervulling van hun
taken, ten volle worden ingelicht over en betrokken bij al zijn activiteiten. 7. Voor de vervulling van de
taken van de verbindingsofficieren stelt Europol de lidstatenkosteloos de
nodige kantoorruimte in het gebouw van Europol en passende ondersteuning ter
beschikking. Alle overige kosten die verband houden met de detachering van de
verbindingsofficieren, zoals de kosten voor de uitrusting van de
verbindingsofficieren, komen ten laste van de detacherende lidstaat, tenzij de
begrotingsautoriteit op advies van de raad van bestuur anders besluit. Hoofdstuk III TAKEN MET BETREKKING TOT OPLEIDINGEN VOOR RECHTSHANDHAVINGSAMBTENAREN Artikel 9 Europol
Academy 1. Een afdeling binnen Europol, de
bij deze verordening opgerichte Europol Academy, ondersteunt, ontwikkelt,
verzorgt en coördineert opleidingen voor rechtshandhavingsambtenaren, met name
op het gebied van de bestrijding van zware criminaliteit waarbij twee of meer
lidstaten betrokken zijn en van terrorisme, het beheer van sportevenementen en
evenementen met een groot risico voor de openbare orde, strategische planning
en aansturing van niet-militaire missies van de Unie, alsook leiderschap en
taalvaardigheden op het gebied van rechtshandhaving, met name met het doel: (a)
de bekendheid en kennis te vergroten van: (i) internationale instrumenten en
instrumenten van de Unie betreffende de samenwerking bij rechtshandhaving; (ii) organen van de Unie, met name Europol,
Eurojust en Frontex, hun werking en hun rol; (iii) de gerechtelijke aspecten van de
samenwerking bij rechtshandhaving en praktische aspecten van de toegang tot
informatiekanalen; (b)
de ontwikkeling te stimuleren van regionale en
bilaterale samenwerking tussen de lidstaten en tussen de lidstaten en derde
landen; (c)
aandacht te besteden aan specifieke thema’s op het
gebied van rechtshandhaving en politiediensten waarvoor opleidingen op
Unieniveau een toegevoegde waarde hebben; (d)
specifieke gemeenschappelijke opleidingsprogramma’s
te ontwerpen om rechtshandhavingsambtenaren voor te bereiden op hun deelname
aan civiele missies van de Unie; (e)
lidstaten te ondersteunen bij hun bilaterale
activiteiten voor de capaciteitsopbouw op het gebied van rechtshandhaving in
derde landen; (f)
docenten op te leiden en deze te helpen goede
leerpraktijken te verbeteren en uit te wisselen. 2. De Europol Academy ontwikkelt
leermiddelen en -methoden, werkt deze regelmatig bij en past deze toe op basis
van het idee van permanente educatie om de vaardigheden van rechtshandhavingsambtenaren
te versterken. De Europol Academy evalueert de resultaten van deze aanpak met
het doel de kwaliteit, samenhang en doeltreffendheid van toekomstige
activiteiten te verbeteren. Artikel 10 Taken
van de Europol Academy 1. De Europol Academy stelt meerjarige
analyses van strategische opleidingsbehoeften en meerjarige studieprogramma’s op. 2. De Europol Academy ontwikkelt
en verzorgt opleidingsactiviteiten en leerproducten, waaronder: (a)
cursussen, seminars, conferenties, online- en
e-learningactiviteiten, (b)
gemeenschappelijke leerprogramma’s om het
bewustzijn te bevorderen, kennistekorten weg te nemen en/of een gemeenschappelijke
benadering te bevorderen ten aanzien van grensoverschrijdende criminele
verschijnselen, (c)
opleidingsmodules die aansluiten bij de
oplopende moeilijkheidsgraad van de door de betrokken doelgroep benodigde
vaardigheden, toegespitst op een bepaalde geografische regio, een specifieke
categorie van criminele activiteiten of een specifieke reeks beroepsmatige
vaardigheden, (d)
uitwisselings- en detacheringsprogramma’s voor rechtshandhavingsambtenaren
in het kader van een praktijkgerichte opleidingsaanpak. 3. Ter ondersteuning van civiele
missies en capaciteitsopbouw in derde landen waarborgt de Europol Academy een
samenhangend Europees opleidingsbeleid door: (a)
de effecten te beoordelen van de bestaande
beleidsmaatregelen en -initiatieven inzake opleiding op het gebied van
rechtshandhaving die met de Unie verband houden; (b)
opleidingen te ontwikkelen en te verzorgen
om rechtshandhavingsambtenaren uit de lidstaten voor te bereiden op deelname
aan civiele missies, door hen onder meer in staat te stellen relevante taalvaardigheden
te verwerven; (c)
opleidingen te ontwikkelen en te verzorgen
voor rechtshandhavingsambtenaren van derde landen, met name landen die
kandidaat zijn om tot de Unie toe te treden; (d)
speciale externe bijstandsfondsen van de Unie te beheren
om derde landen te helpen bij de capaciteitsopbouw op de relevante
beleidsgebieden, in overeenstemming met de door de Unie vastgestelde
prioriteiten. 4. De Europol Academy bevordert
de wederzijdse erkenning door de lidstaten van opleidingen op het gebied van
rechtshandhaving en de bestaande Europese kwaliteitsnormen die daarmee verband
houden. Artikel 11 Voor
de opleidingen relevant onderzoek 1. De Europol Academy draagt bij
aan de ontwikkeling van onderzoek dat relevant is voor de
opleidingsactiviteiten die onder dit hoofdstuk vallen. 2. De Europol Academy bevordert
en sluit partnerschappen met organen van de Unie en met academische overheids-
of particuliere instellingen, en moedigt de totstandkoming aan van hechtere partnerschappen
tussen universiteiten en opleidingsinstellingen op het gebied van
rechtshandhaving in de lidstaten. Hoofdstuk IV ORGANISATIE VAN EUROPOL Artikel 12 Administratieve
en bestuurlijke structuur van Europol De administratieve en bestuurlijke structuur
van Europol omvat: (a)
een raad van bestuur, die de in artikel 14
vastgestelde taken uitoefent; (b)
een uitvoerend directeur, die de in artikel 19
vastgestelde taken uitoefent; (c)
een wetenschappelijk comité voor
opleidingsactiviteiten overeenkomstig artikel 20; (d)
ieder ander adviesorgaan dat eventueel door de raad
van bestuur wordt opgericht overeenkomstig artikel 14, lid 1,
onder p); (e)
eventueel een uitvoerende raad overeenkomstig
artikelen 21 en 22. AFDELING 1 RAAD
VAN BESTUUR Artikel 13 Samenstelling
van de raad van bestuur 1. De raad van bestuur bestaat
uit één vertegenwoordiger per lidstaat en twee vertegenwoordigers van de
Europese Commissie, die allen stemrecht hebben. 2. De leden van de raad van
bestuur worden benoemd op grond van hun ervaring met het besturen van
organisaties uit de publieke of private sector en hun kennis van de
samenwerking bij rechtshandhaving. 3. Elk lid van de raad van
bestuur laat zich vertegenwoordigen door een plaatsvervangend lid, dat wordt
benoemd op grond van zijn ervaring met het besturen van organisaties uit de
publieke of private sector en zijn kennis van het nationale beleid betreffende
opleidingen voor rechtshandhavingsambtenaren. Het plaatsvervangend lid treedt
op als lid wanneer het gaat om de opleiding van rechtshandhavingsambtenaren. Het
plaatsvervangend lid vertegenwoordigt het lid indien hij afwezig is. Het lid
vertegenwoordigt het plaatsvervangend lid wanneer het gaat om de opleiding van rechtshandhavingsambtenaren
indien laatstgenoemde afwezig is. 4. Alle partijen in de raad van
bestuur trachten het verloop van hun vertegenwoordigers te beperken teneinde de
continuïteit van de werkzaamheden van de raad van bestuur te verzekeren. Alle
partijen streven naar een evenwichtige vertegenwoordiging van mannen en vrouwen
in de raad van bestuur. 5. De ambtstermijn van de leden
en de plaatsvervangende leden bedraagt vier jaar. Deze termijn is verlengbaar.
Wanneer hun ambtstermijn afloopt of in het geval zij ontslag nemen, blijven
leden in functie totdat hun aanstelling is verlengd of zij vervangen zijn. Artikel 14 Taken
van de raad van bestuur 1. De raad van bestuur: (a)
stelt ieder jaar Europols werkprogramma voor het
komende jaar vast met een tweederdemeerderheid van de leden overeenkomstig
artikel 15; (b)
stelt een meerjarig werkprogramma vast met een
tweederdemeerderheid van de leden overeenkomstig artikel 15; (c)
stelt de jaarlijkse begroting van Europol vast met
een tweederdemeerderheid van de leden en oefent de overige taken betreffende
Europols begroting uit overeenkomstig hoofdstuk XI; (d)
stelt een geconsolideerd jaarlijks activiteitenverslag
over de activiteiten van Europol vast en zendt dit voor 1 juli van het
daaropvolgende jaar toe aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de
Rekenkamer en de nationale parlementen. Het geconsolideerde jaarlijkse
activiteitenverslag wordt openbaar gemaakt; (e)
stelt de financiële regeling die op Europol van
toepassing is vast overeenkomstig artikel 63; (f)
stelt ten laatste op 31 januari en met inachtneming
van het advies van de Commissie het meerjarige personeelsbeleidsplan vast; (g)
stelt een fraudebestrijdingsstrategie vast, die
evenredig is met frauderisico’s en rekening houdt met de kosten en voordelen
van de uit te voeren maatregelen; (h)
stelt regels vast voor de voorkoming en beheersing
van belangenconflicten met betrekking tot zijn leden, alsook tot de leden van
het wetenschappelijk comité voor opleidingsactiviteiten; (i)
oefent overeenkomstig lid 2 met betrekking tot
het personeel van Europol de bevoegdheden uit die het Statuut toekent aan het
tot aanstelling bevoegde gezag, en die de Regeling welke van toepassing is op
de andere personeelsleden toekent aan het tot het sluiten van contracten
bevoegde gezag (“de bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag”); (j)
stelt de toepasselijke uitvoeringsregels ten
behoeve van de uitvoering van het Statuut en de Regeling welke van toepassing
is op de andere personeelsleden vast overeenkomstig artikel 110 van het
Statuut; (k)
benoemt de uitvoerend directeur en de
plaatsvervangende directeuren en verlengt waar nodig hun ambtstermijnen of
ontheft hen uit hun functie overeenkomstig de artikelen 56 en 57; (l)
stelt prestatie-indicatoren vast en houdt toezicht
op de ambtsuitoefening van de uitvoerend directeur, inclusief de
tenuitvoerlegging van besluiten van de raad van bestuur; (m)
benoemt een rekenplichtige overeenkomstig het Statuut
en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, die
functioneel onafhankelijk is bij de uitvoering van zijn taken; (n)
benoemt de leden van het wetenschappelijk comité
voor opleidingsactiviteiten; (o)
zorgt voor een passende opvolging van de resultaten
en aanbevelingen in de interne en externe auditverslagen en beoordelingen,
alsook van de resultaten en aanbevelingen die voortvloeien uit de onderzoeken
van het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF); (p)
neemt alle beslissingen betreffende het opzetten
en, waar nodig, het wijzigen van de interne structuren van Europol; (q)
stelt zijn reglement van orde vast. 2. De raad van bestuur neemt
overeenkomstig artikel 110 van het Statuut een besluit dat is gebaseerd op
artikel 2, lid 1, van het Statuut en artikel 6 van de Regeling welke
van toepassing is op de andere personeelsleden, waarin hij de nodige
bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag delegeert aan de uitvoerend
directeur en de voorwaarden vastlegt voor de opschorting van deze gedelegeerde
bevoegdheden. De uitvoerend directeur is bevoegd om deze bevoegdheden op zijn
beurt te delegeren. De raad van bestuur kan in uitzonderlijke gevallen
door middel van een besluit de delegatie van bevoegdheden van het tot
aanstelling bevoegde gezag aan de uitvoerend directeur en de bevoegdheden die
hij op zijn beurt heeft gedelegeerd tijdelijk opschorten en deze bevoegdheden
zelf uitoefenen of delegeren aan een van zijn leden of aan een ander
personeelslid dan de uitvoerend directeur. Artikel 15 Jaarlijks
werkprogramma en meerjarig werkprogramma 1. De raad van bestuur stelt
ieder jaar uiterlijk op 30 november het jaarlijkse werkprogramma vast op basis
van een ontwerpvoorstel van de uitvoerend directeur, met inachtneming van het
advies van de Commissie. De raad stuurt dit door naar het Europees Parlement,
de Raad en de Commissie en de nationale parlementen. 2. Het jaarlijkse werkprogramma
omvat een gedetailleerde beschrijving van de doelstellingen en de beoogde resultaten,
inclusief prestatie-indicatoren. Het dient ook een beschrijving te bevatten van
de te financieren activiteiten en een indicatie van de financiële en personele
middelen die aan iedere activiteit worden toegewezen overeenkomstig de
beginselen die gelden voor activiteitsgestuurde begroting en beheer. Het
jaarlijkse werkprogramma is consistent met het meerjarige werkprogramma waarvan
sprake is in lid 4. Het vermeldt duidelijk de taken die zijn toegevoegd,
gewijzigd of geschrapt ten opzichte van het vorige begrotingsjaar. 3. De raad van bestuur past het
vastgestelde jaarlijkse werkprogramma aan als Europol een nieuwe taak krijgt
toegewezen. Iedere wezenlijke verandering van het jaarlijkse
werkprogramma wordt vastgesteld door middel van dezelfde procedure als het
oorspronkelijke jaarlijkse werkprogramma. De raad van bestuur kan aan de
uitvoerend directeur de bevoegdheid delegeren om niet-wezenlijke veranderingen
door te voeren in het jaarlijkse werkprogramma. 4. De raad van bestuur stelt ook
het meerjarige werkprogramma vast en werkt het ieder jaar uiterlijk op 30
november bij, met inachtneming van het advies van de Commissie en na
raadpleging van het Europees Parlement en de nationale parlementen. Het vastgestelde meerjarige werkprogramma wordt
doorgestuurd naar het Europees Parlement, de Raad, de Commissie en de nationale
parlementen. Het meerjarige werkprogramma omvat een
beschrijving van de strategische doelstellingen en de beoogde resultaten, met
inbegrip van prestatie-indicatoren. Het vermeldt ook het bedrag en het aantal
personeelsleden die aan elke doelstelling worden toegewezen, overeenkomstig het
meerjarige financiële kader en het meerjarige personeelsbeleidsplan. In het
programma wordt ook de strategie opgenomen voor de betrekkingen met derde
landen en internationale organisaties, zoals uiteengezet in artikel 29. Het meerjarige programma wordt uitgevoerd via
jaarlijkse werkprogramma’s en wordt waar nodig bijgewerkt op basis van de
resultaten van externe en interne beoordelingen. De conclusies van deze
beoordelingen komen waar nodig ook tot uitdrukking in het jaarlijkse
werkprogramma voor het volgende jaar. Artikel 16 Voorzitter
van de raad van bestuur 1. De raad van bestuur kiest uit
zijn leden een voorzitter en een vicevoorzitter. De voorzitter en
vicevoorzitter worden door de leden van de raad van bestuur gekozen bij
tweederdemeerderheid. De vicevoorzitter vervangt de voorzitter
automatisch als deze niet in staat is zijn taken te vervullen. 2. De ambtstermijn van de
voorzitter en vicevoorzitter bedraagt vier jaar. De ambtstermijn kan eenmaal
worden verlengd. Indien hun lidmaatschap van de raad van bestuur echter
gedurende hun voorzitterschap of vicevoorzitterschap wordt beëindigd, verstrijkt
hun ambtstermijn automatisch op dezelfde datum. Artikel 17 Vergaderingen
van de raad van bestuur 1. De voorzitter roept de
vergaderingen van de raad van bestuur bijeen. 2. De uitvoerend directeur van
Europol neemt deel aan de beraadslagingen. 3. De raad van bestuur houdt ten
minste twee gewone vergaderingen per jaar. Daarnaast komt de raad bijeen op
initiatief van de voorzitter, van de Commissie of van ten minste één derde van
zijn leden. 4. De raad van bestuur mag eenieder
die relevant advies kan uitbrengen over het discussieonderwerp uitnodigen om de
vergadering bij te wonen als waarnemer die niet aan de stemming deelneemt. 5. Adviseurs of deskundigen
kunnen de leden van de raad van bestuur bijstaan overeenkomstig het reglement
van orde van de raad van bestuur. 6. Europol stelt de raad van
bestuur een secretariaat ter beschikking. Artikel 18 Stemprocedure 1. Onverminderd artikel 14, lid 1,
onder a), b) en c), artikel 16, lid 1, en artikel 56, lid 8, neemt de raad van
bestuur besluiten bij meerderheid van zijn leden. 2. Elk lid heeft één stem. Bij
afwezigheid van een stemgerechtigd lid mag zijn plaatsvervanger zijn stemrecht
uitoefenen. 3. De voorzitter neemt deel aan
de stemmingen. 4. De uitvoerend directeur neemt
niet deel aan de stemmingen. 5. In het reglement van orde van
de raad van bestuur wordt de stemprocedurenader uitgewerkt, met name betreffende
de gevallen waarin een lid mag handelen namens een ander lid, en eventuele
quorumvereisten. AFDELING 2 UITVOEREND
DIRECTEUR Artikel 19 Verantwoordelijkheden
van de uitvoerend directeur 1. De uitvoerend directeur geeft
leiding aan Europol. Hij legt verantwoording af aan de raad van bestuur. 2. Onverminderd de bevoegdheden
van de Commissie, de raad van bestuur of de uitvoerende raad, voert de
uitvoerend directeur zijn taken op onafhankelijke wijze uit zonder instructies te
vragen aan of te ontvangen van regeringen of andere organen. 3. De uitvoerend directeur
brengt desgevraagd verslag uit over de uitoefening van zijn taken aan het
Europees Parlement. De Raad kan de uitvoerend directeur verzoeken verslag uit
te brengen over de uitoefening van zijn taken. 4. De uitvoerend directeur is de
wettelijke vertegenwoordiger van Europol. 5. De uitvoerend directeur is
verantwoordelijk voor de tenuitvoerlegging van de taken die Europol bij deze
verordening worden toegekend. De uitvoerend directeur is met name belast met: (a)
het dagelijkse bestuur van Europol; (b)
de uitvoering van de besluiten van de raad van
bestuur; (c)
de opstelling van het jaarlijkse werkprogramma en
het meerjarige werkprogramma en de indiening ervan bij de raad van bestuur na
raadpleging van de Commissie; (d)
de uitvoering van het jaarlijkse werkprogramma en
het meerjarige werkprogramma en de verslaglegging aan de raad van bestuur over
de uitvoering daarvan; (e)
de opstelling van het geconsolideerd jaarverslag
van Europols activiteiten en de presentatie daarvan ter goedkeuring aan de raad
van bestuur; (f)
de opstelling van een actieplan voor de opvolging
van conclusies van interne of externe auditverslagen en beoordelingen, alsook
van onderzoeksverslagen en aanbevelingen die voortvloeien uit onderzoeken van
het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF), en de halfjaarlijkse
verslaglegging aan de Commissie en op regelmatige tijdstippen aan de raad van
bestuur over de voortgang; (g)
de bescherming van de financiële belangen van de
Unie door toepassing van maatregelen ter voorkoming van fraude, corruptie en
andere illegale activiteiten en, zonder afbreuk te doen aan de
onderzoeksbevoegdheid van OLAF, door effectieve controles en, wanneer er
onregelmatigheden worden geconstateerd, door terugvordering van de onrechtmatig
betaalde bedragen en waar nodig door oplegging van doeltreffende, evenredige en
afschrikkende administratieve en financiële sancties; (h)
de opstelling van een fraudebestrijdingsstrategie
voor Europol en de presentatie daarvan ter goedkeuring aan de raad van bestuur; (i)
de opstelling van een ontwerp van de financiële
regels die op Europol van toepassing zijn; (j)
de opstelling van Europols ontwerpraming van
ontvangsten en uitgaven, en de uitvoering van de begroting; (k)
de voorbereiding van een ontwerp van het meerjarige
personeelsbeleidsplan en de indiening ervan bij de raad van bestuur na
raadpleging van de Commissie; (l)
de ondersteuning van de voorzitter van de raad van
bestuur bij de voorbereiding van de vergaderingen van de raad van bestuur; (m)
het regelmatig informeren van de raad van bestuur
over de uitvoering van de strategische en operationele prioriteiten van de Unie
voor criminaliteitsbestrijding. AFDELING 3 WETENSCHAPPELIJK
COMITÉ VOOR OPLEIDINGSACTIVITEITEN Artikel 20 Wetenschappelijk
comité voor opleidingsactiviteiten 1. Het wetenschappelijk comité
voor opleidingsactiviteiten is een onafhankelijk adviesorgaan dat de
wetenschappelijke kwaliteit van Europols opleidingsactiviteiten garandeert en
bewaakt. Met het oog hierop betrekt de uitvoerend directeur het wetenschappelijk
comité voor opleidingsactiviteiten in een vroeg stadium bij de opstelling van
alle documenten waarvan sprake is in artikel 14 voor zover zij betrekking
hebben op opleiding. 2. Het wetenschappelijk comité
voor opleidingsactiviteiten bestaat uit elf personen met een grote academische
en beroepsmatige deskundigheid op de gebieden waarop hoofdstuk III van deze
verordening betrekking heeft. De raad van bestuur benoemt de leden na een
transparante sollicitatieoproep en selectieprocedure die in het Publicatieblad
van de Europese Unie wordt gepubliceerd. De leden van de raad van bestuur
kunnen geen lid zijn van het wetenschappelijk comité voor
opleidingsactiviteiten. De leden van het wetenschappelijk comité voor
opleidingsactiviteiten zijn onafhankelijk. Zij vragen noch aanvaarden
instructies van regeringen of andere organen. 3. De lijst met de leden van het
wetenschappelijk comité voor opleidingsactiviteiten wordt openbaar gemaakt en
door Europol op zijn website bijgewerkt. 4. De ambtstermijn van de leden
van het wetenschappelijk comité voor opleidingsactiviteiten bedraagt vijf jaar.
Deze termijn is niet verlengbaar; de leden kunnen uit hun functie worden
ontheven indien zij niet voldoen aan het onafhankelijkheidsvereiste. 5. Het wetenschappelijk comité
voor opleidingsactiviteiten kiest zijn voorzitter en vicevoorzitter voor een
ambtstermijn van vijf jaar. Het neemt adviezen aan bij gewone meerderheid. De
voorzitter roept het comité tot vier keer per jaar bijeen. Indien nodig, kan de
voorzitter buitengewone vergaderingen beleggen, op eigen initiatief of op
verzoek van ten minste vier leden van het comité. 6. De uitvoerend directeur, de
plaatsvervangend uitvoerend directeur voor opleidingen of hun respectieve
vertegenwoordigers worden uitgenodigd om de vergaderingen bij te wonen als
waarnemer die niet aan de stemming deelneemt. 7. Het wetenschappelijk comité
voor opleidingsactiviteiten wordt bijgestaan door een secretaris; deze persoon
is een personeelslid van Europol dat door het comité wordt aangewezen en door
de uitvoerend directeur wordt benoemd. 8. Het is met name de taak van
het wetenschappelijk comité voor opleidingsactiviteiten om: (a)
de uitvoerend directeur en de plaatsvervangend
uitvoerend directeur voor opleidingen te adviseren bij het opstellen van het
jaarlijks werkprogramma en andere strategische documenten om de
wetenschappelijke kwaliteit daarvan en de samenhang met het relevante beleid en
de prioriteiten van de Unie op dit gebied te waarborgen; (b)
de raad van bestuur te onafhankelijke raad en adviezen
te verschaffen over de onderwerpen die tot zijn taakgebied behoren; (c)
onafhankelijke raad en adviezen te verschaffen over
de kwaliteit van opleidingsprogramma’s, toegepaste leermethoden,
leeralternatieven en wetenschappelijke ontwikkelingen; (d)
iedere andere adviestaak verrichten die betrekking
heeft op de wetenschappelijke aspecten van Europols werkzaamheden op het gebied
van opleidingen op verzoek van de raad van bestuur, de uitvoerend directeur of
de plaatsvervangend directeur voor opleidingen. 9. De jaarlijkse begroting van
het wetenschappelijk comité voor opleidingsactiviteiten wordt toegewezen aan
een afzonderlijke begrotingslijn van Europol. AFDELING 4 UITVOERENDE
RAAD Artikel 21 Oprichting De raad van bestuur kan een uitvoerende raad
oprichten. Artikel 22 Taken
en organisatie 1. De uitvoerende raad staat de
raad van bestuur bij. 2. De uitvoerende raad heeft de
volgende functies: (a)
opstellen van de besluiten die de raad van bestuur
moet aannemen; (b)
samen met de raad van bestuur zorgen voor een
passende opvolging van de resultaten en aanbevelingen in de interne en externe
auditverslagen en beoordelingen, alsook van de onderzoeksverslagen en
aanbevelingen die voortvloeien uit de onderzoeken van het Europees Bureau voor
Fraudebestrijding (OLAF); (c)
onverminderd de taken van de uitvoerend directeur,
als bepaald in artikel 19, de uitvoerend directeur bijstaan en adviseren over
de tenuitvoerlegging van de besluiten van de raad van bestuur, met het oog op
een beter toezicht op het administratieve beheer. 3. Indien nodig, zoals in
dringende gevallen, kan de uitvoerende raad in naam van de raad van bestuur
bepaalde voorlopige besluiten nemen, met name op het gebied van het
administratieve beheer, zoals de opschorting van de delegatie van de
bevoegdheden van het tot aanstelling bevoegde gezag. 4. De uitvoerende raad bestaat
uit de voorzitter van de raad van bestuur, één vertegenwoordiger van de
Commissie in de raad van het bestuur en drie andere leden die de raad van
bestuur kiest uit zijn leden en benoemt. De voorzitter van de raad van bestuur
is ook de voorzitter van de uitvoerende raad. De uitvoerend directeur neemt
deel aan de vergaderingen van de uitvoerende raad, maar heeft geen stemrecht. 5. De ambtstermijn van de leden
van de uitvoerende raad bedraagt vier jaar. De ambtstermijn van de leden van de
uitvoerende raad eindigt wanneer hun lidmaatschap van de raad van bestuur
eindigt. 6. De uitvoerende raad houdt ten
minste één gewone vergadering per kwartaal. Daarnaast komt de raad bijeen op
initiatief van de voorzitter of op verzoek van zijn leden. 7. De uitvoerende raad neemt het
door de raad van bestuur vastgestelde reglement van orde in acht. Hoofdstuk V INFORMATIEVERWERKING Artikel 23 Informatiebronnen
1. Europol verwerkt uitsluitend
informatie die het heeft ontvangen van: (a)
lidstaten overeenkomstig hun nationale recht; (b)
organen van de Unie, derde landen en internationale
organisaties overeenkomstig hoofdstuk VI; (c)
private partijen overeenkomstig artikel 29, lid 2. 2. Europol mag informatie, met
inbegrip van persoonsgegevens, rechtstreeks opvragen en verwerken uit openbaar
beschikbare bronnen, zoals de media, inclusief internet en openbare gegevens. 3. Europol mag informatie, met
inbegrip van persoonsgegevens, opvragen en verwerken uit nationale of
internationale informatiesystemen, of informatiesystemen van de Unie, waaronder
door middel van directe geautomatiseerde toegang, voor zover dit is toegestaan
op grond van de rechtsinstrumenten op nationaal, internationaal of Unieniveau.
De toegang tot en het gebruik van deze informatie door Europol wordt beheerst
door de toepasselijke bepalingen van dergelijke rechtsinstrumenten op
nationaal, internationaal of Unieniveau, voor zover deze striktere
voorschriften betreffende toegang en gebruik bevatten dan de bepalingen van
deze verordening. De toegang tot dergelijke informatiesystemen wordt slechts verleend
aan gemachtigde personeelsleden van Europol voor zover nodig voor de vervulling
van hun taken. Artikel 24 Doeleinden
van informatieverwerkingsactiviteiten 1. Voor zover dit noodzakelijk
is voor het bereiken van de in artikel 3, de leden 1 en 2, vastgestelde doelstellingen
mag Europol informatie, inclusief persoonsgegevens, uitsluitend verwerken voor
de volgende doeleinden: (a)
het uitvoeren van kruiscontroles om verbanden
tussen gegevens te leggen, (b)
het verrichten van analyses van strategische of
thematische aard, (c)
het verrichten van operationele analyses in
specifieke gevallen. 2. De categorieën
persoonsgegevens en de categorieën betrokkenen van wie de gegevens mogen worden
verzameld voor de in lid 1 genoemde specifieke doeleinden, zijn opgenomen in
bijlage 2. Artikel 25 Vaststelling
van de doeleinden van informatieverwerkingsactiviteiten 1. Een lidstaat, een orgaan van
de Unie, een derde land of een internationale organisatie die informatie aan
Europol verstrekt, stelt vast voor welke in artikel 24 genoemde doeleinden de
informatie wordt verwerkt. Indien de verstrekkende partij dit niet heeft
gedaan, stelt Europol de relevantie van dergelijke informatie vast, alsook de
doeleinden waarvoor de informatie wordt verwerkt. Europol mag alleen met
toestemming van de verstrekkende partij informatie verwerken voor een ander
doel dan waarvoor de informatie was verstrekt. 2. Lidstaten, organen van de
Unie, derde landen en internationale organisaties kunnen op het moment van
informatieoverdracht algemene of specifieke toegangs- of gebruiksbeperkingen
stellen, ook met betrekking tot het wissen of vernietigen van de gegevens.
Indien de noodzaak van dergelijke beperkingen pas na de overdracht duidelijk
wordt, stellen zij Europol hiervan op de hoogte. Europol neemt deze beperkingen
in acht. 3. Europol mag de lidstaten,
organen van de Unie, derde landen en internationale organisaties beperkingen
opleggen voor de toegang tot of het gebruik van informatie uit openbaar beschikbare
bronnen. Artikel 26 Toegang
van lidstaten en personeelsleden van Europol tot door Europol opgeslagen
informatie 1. Onverminderd het recht van
lidstaten, organen van de Unie, derde landen en internationale organisaties om
beperkingen te stellen aan de toegang tot en het gebruik van deze informatie,
hebben lidstaten toegang tot alle informatie die is verstrekt voor de
doeleinden van artikel 24, lid 1, onder a) en b), en kunnen zij deze
informatie opzoeken. De lidstaten wijzen de autoriteiten aan die bevoegd zijn
om dergelijke zoekopdrachten uit te voeren. 2. De lidstaten krijgen op basis
van een hit/no hit-systeem indirecte toegang tot informatie die is verstrekt
voor de doeleinden van artikel 24, lid 1, onder c), onverminderd
eventuele beperkingen gesteld door de lidstaten, organen van de Unie en derde
landen of internationale organisaties die de informatie hebben verstrekt,
overeenkomstig artikel 25, lid 2. Indien een zoekopdracht een hit
oplevert, start Europol de procedure op grond waarvan de informatie die tot de
hit heeft geleid, mag worden gedeeld, met inachtneming van het besluit van de
lidstaat die de informatie aan Europol heeft verstrekt. 3. De personeelsleden die
daartoe zijn gemachtigd door de uitvoerend directeur, hebben recht op toegang
tot de door Europol verwerkte informatie voor zover dit nodig is voor de
uitvoering van hun taken. Artikel 27 Toegang
van Eurojust en OLAF tot informatie van Europol 1. Europol neemt alle nodige
maatregelen om Eurojust en het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) in
de mogelijkheid te stellen om binnen hun respectieve mandaten toegang te
krijgen tot alle informatie die is verstrekt voor de doeleinden voorzien in
artikel 24, lid 1, onder a) en b), en deze informatie op te zoeken,
onverminderd het recht van lidstaten, organen van de Unie, derde landen en
internationale organisaties om beperkingen te stellen aan de toegang tot en het
gebruik van dergelijke informatie. Europol wordt op de hoogte gebracht wanneer
een zoekopdracht door Eurojust of OLAF een overeenkomst oplevert met door
Europol verwerkte informatie. 2. Europol neemt alle nodige
maatregelen om Eurojust en OLAF in de mogelijkheid te stellen om binnen hun
respectieve mandaten op basis van een hit/no hit-systeem indirecte toegang te krijgen
tot informatie die is verstrekt voor de doeleinden van artikel 24,
lid 1, onder c), onverminderd eventuele beperkingen gesteld door de
lidstaten, organen van de Unie en derde landen of internationale organisaties
die de informatie verstrekt hebben, overeenkomstig artikel 25, lid 2.
Indien een zoekopdracht een hit oplevert, start Europol de procedure op grond
waarvan de informatie die tot de hit heeft geleid, mag worden gedeeld, met
inachtneming van het besluit van de lidstaat, het orgaan van de Unie, het derde
land of de internationale organisatie waardoor de informatie aan Europol is verstrekt. 3. Zoekopdrachten naar
informatie overeenkomstig leden 1 en 2 worden slechts uitgevoerd om na te gaan
of informatie die beschikbaar is bij Eurojust of OLAF overeenkomt met door
Europol verwerkte informatie. 4. Europol staat zoekopdrachten
overeenkomstig leden 1 en 2 slechts toe nadat het van Eurojust respectievelijk
OLAF heeft vernomen welke nationale leden, plaatsvervangende leden, assistenten
en personeelsleden van Eurojust, respectievelijk welke personeelsleden van OLAF
, zijn gemachtigd om dergelijke zoekopdrachten uit te voeren. 5. Indien tijdens de
informatieverwerkingsactiviteiten van Europol met betrekking tot een
individueel onderzoek Europol of een lidstaat coördinatie, samenwerking of
ondersteuning overeenkomstig het mandaat van Eurojust of OLAF nodig acht,
brengt Europol hen hiervan op de hoogte en start het de procedure voor
informatie-uitwisseling, met inachtneming van het besluit van de lidstaat die
de informatie heeft verstrekt. In een dergelijk geval overlegt Eurojust of OLAF
met Europol. 6. Eurojust, met inbegrip van
het college, de nationale leden, plaatsvervangende leden, assistenten en de
personeelsleden van Eurojust, en OLAF nemen de algemene of specifieke toegangs-
of gebruiksbeperkingen in acht die lidstaten, organen van de Unie, derde landen
en internationale organisaties overeenkomstig artikel 25, lid 2, hebben
gesteld. Artikel 28 Plicht
tot kennisgeving aan lidstaten 1. Indien Europol overeenkomstig
zijn taak op grond van artikel 4, lid 1, onder b), een lidstaat
in kennis moet stellen van informatie die voor die lidstaat van belang is en
deze informatie onderworpen is aan toegangsbeperkingen als bedoeld in
artikel 25, lid 2, op grond waarvan het verboden is deze informatie
te delen, raadpleegt Europol de verstrekkende partij die de toegangsbeperking
heeft gesteld en vraagt het deze om toestemming om de informatie te delen. Zonder deze toestemming wordt de informatie niet
gedeeld. 2. Ongeacht eventuele toegangsbeperkingen
brengt Europol een lidstaat op de hoogte van informatie die voor die lidstaat
van belang is, indien: (a)
dit absoluut noodzakelijk is om een dreigend gevaar
met betrekking tot zware criminaliteit of terroristische misdrijven af te
wenden; of (b)
dit van essentieel belang is voor het afwenden van
een onmiddellijke en ernstige bedreiging van de openbare veiligheid van die
lidstaat. In dergelijk geval brengt Europol de verstrekkende
partij er zo snel mogelijk van op de hoogte dat het deze informatie deelt en motiveert
het zijn analyse van de situatie. Hoofdstuk VI BETREKKINGEN MET PARTNERS AFDELING 1 GEMEENSCHAPPELIJKE
BEPALINGEN Artikel 29 Gemeenschappelijke bepalingen 1. Voor zover noodzakelijk voor
de verrichting van zijn taken kan Europol samenwerkingsbetrekkingen aangaan en
onderhouden met organen van de Unie overeenkomstig de doelstellingen van deze
organen, alsook met de rechtshandhavingsinstanties van derde landen, de
opleidingsinstituten op het gebied van rechtshandhaving van derde landen,
internationale organisaties en private partijen. 2. Voor zover relevant voor de
verrichting van zijn taken en behoudens de beperkingen op grond van artikel 25,
lid 2, kan Europol direct alle informatie, met uitzondering van persoonsgegevens,
uitwisselen met de entiteiten waarvan sprake is in lid 1. 3. Europol mag persoonsgegevens
ontvangen en verwerken van de in lid 1 genoemde instanties, behalve van
private partijen, voor zover nodig voor het verrichten van zijn taken en
behoudens de bepalingen van dit hoofdstuk. 4. Onverminderd het bepaalde in
artikel 36, lid 4, mogen persoonsgegevens alleen door Europol worden
verstrekt aan organen van de Unie, derde landen en internationale organisaties,
indien dit nodig is voor de preventie en bestrijding van criminaliteit die onder
de bevoegdheid van Europol valt, en behoudens de bepalingen van dit hoofdstuk.
Indien de over te dragen gegevens zijn verstrekt door een lidstaat, vraagt Europol
eerst de lidstaat om toestemming, tenzij: (a)
de toestemming kan worden verondersteld aangezien de
lidstaat geen uitdrukkelijke beperkingen heeft gesteld aan verdere overdracht;
of (b)
de lidstaat aan een dergelijke verdere overdracht zijn
voorafgaande goedkeuring heeft gegeven, in algemene zin dan wel behoudens
specifieke voorwaarden. Deze goedkeuring kan te allen tijde worden ingetrokken. 5. Verdere overdracht van
persoonsgegevens door lidstaten, organen van de Unie, derde landen en
internationale organisaties is niet toegestaan, tenzij Europol zijn
uitdrukkelijke goedkeuring heeft gegeven. AFDELING 2 UITWISSELING/OVERDRACHT
VAN PERSOONSGEGEVENS Artikel 30 Overdracht
van persoonsgegevens aan organen van de Unie Behoudens eventuele beperkingen op grond van
artikel 25, lid 2 of 3, is Europol gerechtigd persoonsgegevens direct
aan de organen van de Unie over te dragen, voor zover dit nodig is voor de
verrichting van zijn taken of die van het ontvangende orgaan van de Unie. Artikel 31 Overdracht van persoonsgegevens aan derde landen of internationale
organisaties 1. Voor zover nodig voor de
verrichting van zijn taken, mag Europol persoonsgegevens verstrekken aan een
autoriteit van een derde land of aan een internationale organisatie, zulks op
basis van: (a)
een besluit van de Commissie dat is vastgesteld
overeenkomstig [artikelen 25 en 31 van Richtlijn 95/46/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van
natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en
betreffende het vrije verkeer van die gegevens], waarin is bepaald dat dat land
of die internationale organisatie, of een verwerkingseenheid binnen dat derde
land of die internationale organisatie, zorgt voor een passend
beschermingsniveau (adequaatheidsbesluit); of (b)
een internationale overeenkomst tussen de Unie en
dat derde land of die internationale organisatie op grond van artikel 218 van
het Verdrag waarin passende waarborgen zijn opgenomen betreffende de
bescherming van het privéleven en van de fundamentele rechten en vrijheden van
burgers; of (c)
een samenwerkingsovereenkomst die voorafgaand aan
de datum waarop deze verordening van toepassing wordt, is gesloten tussen
Europol en dat derde land of die internationale organisatie overeenkomstig
artikel 23 van Besluit 2009/371/JBZ. Voor dergelijke overdracht vereist is geen nadere
toestemming nodig. Europol mag werkafspraken maken ter uitvoering van
dergelijke overeenkomsten of adequaatheidsbesluiten. 2. In afwijking van lid 1 mag de
uitvoerend directeur de overdracht van persoonsgegevens aan derde landen of
internationale organisaties in individuele gevallen toestaan indien: (a)
de overdracht van de gegevens absoluut noodzakelijk
is om de essentiële belangen te beschermen van een lidstaat of lidstaten
overeenkomstig de doelstellingen van Europol; (b)
de overdracht van de gegevens absoluut noodzakelijk
is om een dreigend gevaar met betrekking tot criminaliteit of terroristische
misdrijven af te wenden; (c)
de overdracht noodzakelijk of wettelijk verplicht
is vanwege een zwaarwegend algemeen belang of voor de vaststelling, uitoefening
of verdediging van een rechtsvordering; (d)
de overdracht noodzakelijk is om een vitaal belang
van de betrokkene of een andere persoon te beschermen. Daarnaast kan de raad van bestuur, in overleg met
de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, een reeks overdrachten overeenkomstig
de bovenstaande punten a) tot en met d) toestaan, met inachtneming van de waarborgen
betreffende de bescherming van het privéleven en van de fundamentele rechten en
vrijheden van burgers, voor een verlengbare periode van maximaal een jaar. 3. De uitvoerend directeur stelt
de raad van bestuur en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming in
kennis van de gevallen waarin hij lid 2 heeft toegepast. Artikel 32 Persoonsgegevens
van private partijen 1. Voor zover nodig voor de
verrichting van zijn taken, mag Europol persoonsgegevens verwerken van private
partijen op voorwaarde dat deze zijn ontvangen via: (a)
een nationale eenheid van een lidstaat
overeenkomstig de nationale wetgeving; (b)
een contactpunt van een derde land waarmee Europol
voorafgaand aan de datum waarop deze verordening van toepassing wordt, een
samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten overeenkomstig artikel 23 van
Besluit 2009/371/JBZ; of (c)
een autoriteit van een derde land of internationale
organisatie waarmee de Europese Unie een internationale overeenkomst heeft
gesloten op grond van artikel 218 van het Verdrag. 2. Indien de ontvangen gegevens aan
de belangen van een lidstaat raken, stelt Europol de nationale instantie van de
desbetreffende lidstaat daarvan terstond in kennis. 3. Het is Europol niet
toegestaan direct contact op te nemen met private partijen om persoonsgegevens
op te vragen. 4. De Commissie beoordeelt uiterlijk
drie jaar nadat deze verordening van toepassing wordt, de noodzaak en het
mogelijke effect van de directe uitwisseling van persoonsgegevens met private
partijen. In deze beoordeling worden onder andere de redenen genoemd waarom de
uitwisseling van persoonsgegevens met private partijen eventueel noodzakelijk
is voor Europol. Artikel 33 Informatie
van privépersonen 1. Informatie, met inbegrip van
persoonsgegevens, van privépersonen mag door Europol worden verwerkt op
voorwaarde dat deze is ontvangen via: (a)
een nationale eenheid van een lidstaat
overeenkomstig de nationale wetgeving; (b)
een contactpunt van een derde land waarmee Europol
voorafgaand aan de datum waarop deze verordening van toepassing wordt, een
samenwerkingsovereenkomst heeft gesloten overeenkomstig artikel 23 van
Besluit 2009/371/JBZ; of (c)
een autoriteit van een derde land of internationale
organisatie waarmee de Europese Unie een internationale overeenkomst heeft
gesloten op grond van artikel 218 van het Verdrag. 2. Indien Europol informatie,
met inbegrip van persoonsgegevens, ontvangt van privépersonen die verblijven in
een derde land waarmee noch op grond van artikel 23 van Besluit 2009/371/JBZ
noch op grond van artikel 218 van het Verdrag een internationale
overeenkomst is gesloten, mag Europol deze informatie alleen doorgeven aan een lidstaat
of aan een betrokken derde land waarmee dergelijke internationale
overeenkomsten zijn gesloten. 3. Europol neemt geen direct
contact op met privépersonen om informatie op te vragen. Hoofdstuk VII WAARBORGEN INZAKE GEGEVENSBESCHERMING Artikel 34 Algemene beginselen inzake gegevensbescherming Persoonsgegevens dienen: (a)
op eerlijke en rechtmatige wijze te worden
verwerkt; (b)
voor specifieke, expliciete en gerechtvaardigde doeleinden
te worden verzameld en niet verder te worden verwerkt op een manier die
onverenigbaar is met deze doeleinden. Verdere verwerking van persoonsgegevens
voor historische, statistische of wetenschappelijke doeleinden wordt niet als
onverenigbaar beschouwd op voorwaarde dat Europol passende voorzorgsmaatregelen
neemt, met name om ervoor te zorgen dat de gegevens niet voor andere doeleinden
worden verwerkt; (c)
adequaat, relevant en niet buitensporig te zijn in
het licht van de doeleinden waarvoor ze worden verwerkt; (d)
juist te zijn en, waar nodig, te worden bijgewerkt;
alle redelijke stappen moeten worden genomen om te zorgen dat persoonsgegevens
die niet juist zijn met betrekking tot de doeleinden waarvoor ze zijn verwerkt,
onverwijld worden gewist of gecorrigeerd; (e)
te worden bewaard in een vorm die het mogelijk
maakt de betrokkenen te identificeren en zulks niet langer dan nodig is voor de
doeleinden waarvoor de persoonsgegevens worden verwerkt. Artikel 35 Verschillende graden van juistheid en betrouwbaarheid van
persoonsgegevens 1. De bron van de uit een
lidstaat afkomstige informatie wordt zo veel mogelijk beoordeeld door de
lidstaat die de informatie heeft verstrekt, en wel aan de hand van de volgende
evaluatiecodes voor de bronnen: (A): er bestaat geen twijfel omtrent de
authenticiteit, de betrouwbaarheid of de bevoegdheid van de informatiebron, of
de bron is in het verleden in alle gevallen betrouwbaar gebleken; (B): de informatiebron is in het verleden in de
meeste gevallen betrouwbaar gebleken; (C): de informatiebron is in het verleden in de
meeste gevallen onbetrouwbaar gebleken; (X): de betrouwbaarheid van de informatiebron kan niet
worden beoordeeld. 2. De uit een lidstaat
afkomstige informatie wordt zo veel mogelijk beoordeeld door de lidstaat die de
informatie heeft verstrekt, en wel op basis van de betrouwbaarheid van de
gegevens, aan de hand van de volgende evaluatiecodes voor de informatie: (1): informatie die zonder enige twijfel correct
is; (2): informatie die de bron uit de eerste hand
heeft, maar de informerende ambtenaar niet; (3): informatie die de bron niet uit de eerste
hand heeft, maar die wordt gestaafd door andere reeds opgeslagen informatie; (4): informatie die de bron niet uit de eerste
hand heeft en die op geen enkele manier kan worden bevestigd. 3. Indien Europol aan de hand
van de reeds beschikbare informatie tot de conclusie komt dat de beoordeling
moet worden bijgesteld, brengt het de betrokken lidstaat op de hoogte en tracht
het overeenstemming te bereiken over een wijziging van de beoordeling. Zonder
overeenstemming wijzigt Europol de beoordeling niet. 4. Indien Europol van een
lidstaat informatie zonder beoordeling ontvangt, tracht het de betrouwbaarheid
van de bron of de informatie zo veel mogelijk te beoordelen aan de hand van de
reeds beschikbare informatie. De beoordeling van specifieke gegevens en
informatie geschiedt in overeenstemming met de lidstaat die de gegevens heeft
verstrekt. Een lidstaat kan ook met Europol tot een algemene overeenstemming
komen over de beoordeling van bepaalde soorten gegevens en bepaalde bronnen.
Indien in een specifiek geval geen overeenstemming wordt bereikt of bij gebreke
van een algemene overeenstemming, beoordeelt Europol de informatie of de
gegevens overeenkomstig lid 1, code (X), en lid 2, code (4). 5. Dit artikel is van
overeenkomstige toepassing op gegevens of informatie die Europol van een derde
land of internationale organisatie ontvangt. 6. Informatie uit openbaar beschikbare
bronnen wordt door Europol beoordeeld op basis van de evaluatiecodes van de leden
1 en 2. Artikel 36 Verwerking van speciale categorieën persoonsgegevens en van
verschillende categorieën betrokkenen 1. Verwerking van
persoonsgegevens van slachtoffers van een strafbaar feit, getuigen of overige
personen die informatie kunnen verstrekken over strafbare feiten, of van
minderjarigen is verboden, tenzij strikt noodzakelijk voor de preventie of
bestrijding van criminaliteit die onder de bevoegdheid van Europol valt. 2. De al dan niet
geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens waaruit ras of etnische
afkomst, politieke overtuiging, godsdienstige of andere levensbeschouwing of
lidmaatschap van een vakvereniging blijkt, alsmede van persoonsgegevens die
betrekking hebben op gezondheid of seksueel gedrag, is verboden, tenzij strikt
noodzakelijk voor de preventie of bestrijding van criminaliteit die onder de bevoegdheid
van Europol valt en indien deze gegevens een aanvulling vormen op andere persoonsgegevens
die reeds zijn verwerkt door Europol. 3. Alleen Europol heeft toegang
tot de in lid 1 en 2 genoemde persoonsgegevens. De uitvoerend directeur verleent
een beperkt aantal ambtenaren toegangsrecht, indien nodig voor de vervulling
van hun taken. 4. Beslissingen met rechtsgevolgen
voor een betrokkene mogen niet louter worden gebaseerd op de in lid 2geautomatiseerde
verwerking van gegevens waarvan sprake is , tenzij de beslissing uitdrukkelijk
is toegestaan door de nationale wetgeving of de wetgeving van de Unie of,
indien nodig, door de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. 5. De in lid 1 en 2
genoemde persoonsgegevens worden niet doorgegeven aan lidstaten, organen van de
Unie, derde landen of internationale organisaties, tenzij strikt noodzakelijk
in individuele gevallen met betrekking tot criminaliteit die onder de bevoegdheid
van Europol valt. 6. Europol verstrekt aan de
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming halfjaarlijks een overzicht
van alle in lid 2 genoemde persoonsgegevens die het heeft verwerkt. Artikel 37 Termijnen voor opslag en uitwissing van persoonsgegevens 1. De door Europol verwerkte
persoonsgegevens worden door Europol niet langer opgeslagen dan nodig is om
zijn doelstellingen te verwezenlijken. 2. Europol toetst de noodzaak
van verdere opslag in ieder geval niet later dan drie jaar na het de eerste
verwerking van de persoonsgegevens. Europol kan besluiten de persoonsgegevens voort
te zetten tot de volgende toetsing, die plaatsvindt na nog eens een periode van
drie jaar, in het geval dat verdere opslag nog altijd nodig is voor het
verrichten van de taken van Europol. De redenen voor verdere opslag worden onderbouwd
en geregistreerd. In het geval wordt besloten tot verdere opslag van de
persoonsgegevens, worden deze gegevens automatisch na drie jaar gewist. 3. In het geval dat gegevens met
betrekking tot personen zoals genoemd in artikel 36, leden 1 en 2,
worden opgeslagen gedurende een periode van meer dan vijf jaar, wordt de
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming dienovereenkomstig
geïnformeerd. 4. Indien een lidstaat, een
orgaan van de Unie, of een derde land of internationale organisatie bij een overdracht
overeenkomstig artikel 25, lid 2, beperkingen heeft gesteld die
strekken tot eerdere uitwissing of vernietiging van de persoonsgegevens,
verwijdert Europol de persoonsgegevens overeenkomstig die beperkingen. Indien op
grond van informatie die uitvoeriger is dan die waarover de verstrekkende
partij beschikt, verdere opslag van de gegevens nodig wordt geacht voor het
verrichten van de taken van Europol, verzoekt Europol de verstrekkende partij om
toestemming om de opslag van de gegevens voort te zetten en motiveert het deze verdere
opslag. 5. Indien een lidstaat, een
orgaan van de Unie, een derde land of internationale organisatie de aan Europol
verstrekte gegevens uit zijn of haar nationale bestanden wist, brengt hij of
zij Europol hiervan op de hoogte. Europol wist de gegevens tenzij op grond van informatie
die uitvoeriger is dan die waarover de verstrekkende partij beschikt, verdere
opslag van de gegevens nodig wordt geacht voor de doelstellingen van Europol.
Europol brengt de verstrekkende partij op de hoogte van de verdere opslag van
deze gegevens en motiveert deze verdere opslag. 6. Persoonsgegevens worden niet
gewist indien: a) dit de belangen van een betrokkene die
moet worden beschermd, zou schaden. In dergelijke gevallen worden de gegevens
uitsluitend gebruikt met toestemming van de betrokkene; (f)
hun juistheid wordt betwist
door de betrokkene, en dit gedurende een periode waarin de lidstaten of
Europol, waar nodig, de juistheid van de gegevens kunnen controleren; (g)
de persoonsgegevens moeten
worden bewaard als bewijsmateriaal; (h)
de betrokkene zich tegen de
uitwissing verzet en in plaats daarvan verzoekt om een
gebruiksbeperking. Artikel 38 Beveiliging van de verwerking 1. Europol treft alle passende
technische en organisatorische maatregelen om de persoonsgegevens te beschermen
tegen ongewilde dan wel onrechtmatige vernietiging, ongewild verlies, ongeoorloofde
verspreiding, wijziging of toegang, alsmede tegen enige andere vorm van ongeoorloofde
verwerking. 2. Europol treft met het oog op
de geautomatiseerde verwerking van gegevens passende maatregelen om: (a)
te verhinderen dat onbevoegden toegang krijgen tot
installaties voor de verwerking van persoonsgegevens (controle op de toegang
tot de installatie); (b)
te verhinderen dat onbevoegden de gegevensdragers
lezen, kopiëren, wijzigen of meenemen (controle op de gegevensdragers); (c)
te verhinderen dat onbevoegden gegevens invoeren of
opgeslagen persoonsgegevens lezen, wijzigen of verwijderen (opslagcontrole); (d)
te verhinderen dat onbevoegden de systemen voor
geautomatiseerde gegevensverwerking gebruiken met behulp van
datatransmissieapparatuur (gebruikscontrole); (e)
te waarborgen dat diegenen die bevoegd zijn tot het
gebruik van een systeem voor geautomatiseerde gegevensverwerking uitsluitend
toegang krijgen tot de gegevens waarvoor hun recht van toegang geldt (toegangscontrole); (f)
te waarborgen dat kan worden nagegaan en
vastgesteld aan welke eenheden persoonsgegevens met behulp van
datatransmissieapparatuur verstrekt kunnen worden (transmissiecontrole); (g)
te waarborgen dat kan worden nagegaan en
vastgesteld welke persoonsgegevens in de systemen voor geautomatiseerde
gegevensverwerking zijn ingevoerd, alsook wanneer en door wie de gegevens zijn
ingevoerd (invoercontrole); (h)
te verhinderen dat bij de overdracht van
persoonsgegevens of bij het vervoer van gegevensdragers onbevoegden gegevens
lezen, kopiëren, wijzigen of verwijderen (transportcontrole); (i)
te waarborgen dat de gebruikte systemen in geval
van storing onverwijld opnieuw ingezet kunnen worden (herstel); (j)
te waarborgen dat de functies van het systeem
foutloos verlopen, dat eventuele functionele storingen onmiddellijk worden
gesignaleerd (betrouwbaarheid) en dat opgeslagen gegevens niet door verkeerd
functioneren van het systeem kunnen worden vervalst (echtheid). 3. Europol en de lidstaten
stellen mechanismen vast om de beveiliging rond alle informatiesystemen te
garanderen. Artikel 39 Recht van toegang van de betrokkene 1. Elke betrokkene heeft het
recht om, met redelijke tussenpozen, informatie te vragen over de verwerking
van hem betreffende persoonsgegevens door Europol. Indien dergelijke persoonsgegevens
worden verwerkt, verstrekt Europol de betrokkene: (a)
uitsluitsel omtrent het al dan niet bestaan van
verwerkingen van hem betreffende gegevens; (b)
ten minste informatie over de doeleinden van de
verwerking, over de categorieën gegevens waarop de verwerking betrekking heeft
en over de ontvangers aan wie de gegevens worden verstrekt; (c)
in een begrijpelijke vorm de gegevens die worden
verwerkt en beschikbare informatie over de bronnen ervan. 2. Elke betrokkene die zijn
rechten uit hoofde van dit artikel wil uitoefenen, kan daartoe in de lidstaat
van zijn keuze zonder buitensporige kosten een verzoek indienen bij de daartoe
aangewezen autoriteit van die lidstaat. Deze autoriteit geeft het verzoek
onmiddellijk, en in ieder geval binnen een maand na ontvangst, door aan
Europol. 3. Europol beantwoordt het
verzoek onmiddellijk, en in ieder geval binnen drie maanden na ontvangst. 4. Europol raadpleegt de
bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten alvorens een beslissing te
nemen. Een besluit betreffende de toegang tot gegevens veronderstelt nauwe
samenwerking tussen Europol en de lidstaten die het rechtstreeks aangaat of de
betrokkene toegang tot die gegevens wordt verleend. Indien een lidstaat bezwaar
maakt tegen het door Europol voorgestelde antwoord, stelt hij Europol in kennis
van de redenen voor dit bezwaar. 5. Toegang tot persoonsgegevens
wordt geweigerd of beperkt, indien dit noodzakelijk is om: (a)
Europol in staat te stellen zijn taken naar behoren
te vervullen; (b)
de veiligheid en de openbare orde van de lidstaten
te beschermen of criminaliteit te voorkomen; (c)
te waarborgen dat een nationaal onderzoek niet in
gevaar wordt gebracht; (d)
de rechten en vrijheden van derden te beschermen. 6. Europol stelt de betrokkene
schriftelijk in kennis van de redenen voor een dergelijk besluit en van diens
recht om een klacht in te dienen bij de Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming. Informatie over de feitelijke en juridische omstandigheden
waarop dit besluit is gebaseerd, kan worden weggelaten indien de ingevolge
lid 5 opgelegde beperking ten gevolge van het verstrekken van dergelijke
informatie haar effect zou verliezen. Artikel 40 Recht
van correctie, uitwissing en afscherming 1. Elke betrokkene heeft het
recht om Europol te verzoeken om zijn persoonsgegevens te corrigeren indien
deze onjuist zijn en, waar mogelijk en noodzakelijk, aan te vullen of bij te
werken. 2. Elke betrokkene heeft het
recht om Europol te verzoeken om de persoonsgegevens met betrekking tot hem te
wissen, indien deze niet langer vereist zijn voor de doeleinden waarvoor ze rechtmatig
zijn verzameld of waarvoor ze rechtmatig verder zijn verwerkt. 3. Persoonsgegevens worden
daarentegen afgeschermd in plaats van gewist, indien redelijkerwijs kan worden
aangenomen dat het wissen van de gegevens de gerechtvaardigde belangen van de
betrokkene zou kunnen schaden. Afgeschermde gegevens worden alleen gebruikt
voor het doel ten behoeve waarvan zij niet zijn gewist. 4. In het geval de in de
leden 1, 2 en 3 genoemde gegevens, die in bezit zijn van Europol, aan deze
laatste zijn verstrekt door derde landen of internationale organisaties, dan
wel voortvloeien uit eigen onderzoek van Europol, is Europol verplicht deze
gegevens te corrigeren, te wissen of af te schermen. 5. In het geval de in de
leden 1, 2 en 3 genoemde gegevens, die in bezit zijn van Europol, aan deze
laatste zijn verstrekt door lidstaten, zijn de desbetreffende lidstaten
verplicht deze gegevens in samenwerking met Europol te corrigeren, te wissen of
af te schermen. 6. Indien onjuiste gegevens via
een andere passende weg zijn overgedragen of indien de onjuistheden in de door
de lidstaten verstrekte gegevens te wijten zijn aan foutieve overdracht of met
deze verordening strijdige verstrekking, of indien de onjuistheden het gevolg
zijn van foutieve of met deze verordening strijdige invoer, verwerking of
opslag door Europol, corrigeert of wist Europol deze gegevens in samenwerking
met de betrokken lidstaten. 7. In de in de leden 4, 5
en 6 bedoelde gevallen worden de ontvangers van die gegevens onverwijld
ingelicht. Overeenkomstig de daarvoor geldende regels, zijn de ontvangers verplicht
deze gegevens in hun systemen te corrigeren, te wissen of af te schermen. 8. Europol laat de betrokkene
zonder onnodige vertraging en in ieder geval binnen drie maanden schriftelijk
weten dat de hem betreffende gegevens zijn gecorrigeerd, gewist of afgeschermd.
9. Europol stelt de betrokkene
schriftelijk in kennis van elke weigering of correctie, van elke uitwissing of
afscherming, en van de mogelijkheid om een klacht in te dienen bij de Europese
Toezichthouder voor gegevensbescherming of om gerechtelijk beroep aan te
tekenen. Artikel 41 Verantwoordelijkheid
voor de gegevensbescherming 1. Europol slaat de
persoonsgegevens zodanig op dat de bron ervan overeenkomstig artikel 23 kan
worden vastgesteld. 2. De verantwoordelijkheid voor
de kwaliteit van de persoonsgegevens in de zin van artikel 34, onder d),
ligt bij de lidstaat die de persoonsgegevens aan Europol heeft verstrekt en bij
Europol voor die gegevens die zijn verstrekt door organen van de Unie, derde
landen of internationale organisaties, alsmede voor persoonsgegevens die door
Europol zijn ontleend aanopenbaar beschikbare bronnen. 3. De verantwoordelijkheid voor
naleving van de in artikel 34, onder a), b), c) en e), b vastgestelde beginselen
ligt bij Europol. 4. De verantwoordelijkheid voor
de rechtmatigheid van de overdracht ligt bij: (a)
de lidstaat die de gegevens heeft verstrekt in het
geval van persoonsgegevens die lidstaten aan Europol hebben verstrekt; en (b)
bij Europol in het geval van gegevens die zijn
verstrekt door Europol aan lidstaten en derde landen of internationale
organisaties. 5. De verantwoordelijkheid voor
de rechtmatigheid van de overdracht ligt bij Europol in het geval van een
overdracht tussen Europol en een orgaan van de Unie. Onverminderd de vorige zin
zijn zowel Europol als de ontvanger verantwoordelijk voor de rechtmatigheid van
deze gegevensverstrekking, indien gegevens door Europol worden verstrekt op
verzoek van de ontvanger. Daarnaast is Europol verantwoordelijk voor alle
gegevensverwerkingsactiviteiten die het uitvoert. Artikel 42 Voorafgaande
controle 1. De persoonsgegevens die
worden verwerkt en deel zullen uitmaken van een nieuw bestand, worden vooraf
gecontroleerd indien: (c)
ze behoren tot speciale gegevenscategorieën in de
zin van artikel 36, lid 2; (d)
de soort verwerking, waarbij met name wordt
gebruikgemaakt van nieuwe technologieën, mechanismen of procedures, anderszins
specifieke risico’s inhoudt voor de fundamentele rechten en vrijheden en met
name de bescherming van persoonsgegevens van betrokkenen. 2. De voorafgaande controles
worden uitgevoerd door de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming na
ontvangst van een kennisgeving van de gegevensbeschermingsfunctionaris; de
gegevensbeschermingsfunctionaris overlegt met de Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming indien hij twijfels heeft over de noodzaak van een
voorafgaande controle. 3. De Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming geeft zijn advies binnen twee maanden na ontvangst van
de kennisgeving. Deze termijn kan worden opgeschort totdat de Europese
Toezichthouder voor gegevensbescherming de aanvullende informatie heeft
ontvangen die hij eventueel heeft opgevraagd. Deze periode kan ook worden
verlengd met twee maanden bij besluit van de Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming, indien de complexiteit van de zaak dit vereist. Dit
besluit wordt meegedeeld aan Europol voordat de oorspronkelijke periode van
twee maanden is verstreken. Indien het advies niet is verstrekt vóór het einde
van de periode van twee maanden, of van een verlenging daarvan, wordt het
advies geacht gunstig te zijn. Indien de Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming van mening is dat de gemelde verwerking een inbreuk kan
zijn op deze verordening, doet hij waar nodig voorstellen om dergelijke inbreuk
te vermijden. Indien Europol de verwerkingsactiviteit niet dienovereenkomstig
wijzigt, kan de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming de aan hem bij
artikel 46, lid 3, verleende bevoegdheden uitoefenen. 4. De Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming houdt een register bij van alle
verwerkingsactiviteiten die aan hem krachtens lid 1 zijn gemeld. Dit register
maakt deel uit van het register bedoeld in artikel 27, lid 5, van Verordening
(EG) nr. 45/2001. Artikel 43 Registratie
en documentatie 1. Europol houdt gegevens bij betreffende
de verzameling, wijziging, toegang, bekendmaking, samenvoeging of uitwissing
van persoonsgegevens en van de toegang tot de persoonsgegevens teneinde te
controleren of de gegevensverwerking rechtmatig is, interne controle uit te
oefenen en de integriteit en de beveiliging van de gegevens te waarborgen.
Dergelijke registratie of documentatie wordt na drie jaar weer verwijderd,
tenzij de gegevens verder vereist zijn voor een lopende controle. De
registratiegegevens kunnen niet worden gewijzigd. 2. De overeenkomstig lid 1
bijgehouden registratiegegevens of documentatie wordt op verzoek bekendgemaakt
aan de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming ten behoeve van de
controle op de gegevensverwerking. De Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming gebruikt die informatie uitsluitend om de
gegevensverwerking te controleren, voor een behoorlijke gegevensverwerking te
zorgen en de integriteit en beveiliging van de gegevens te waarborgen. Artikel 44 Gegevensbeschermingsfunctionaris 1. De raad van bestuur benoemt een
gegevensbeschermingsfunctionaris , die deel uitmaakt van het personeel. Bij het
vervullen van zijn taken treedt hij onafhankelijk op. 2. De
gegevensbeschermingsfunctionaris wordt gekozen op basis van zijn persoonlijke
en professionele kwaliteiten en, met name, zijn deskundigheid inzake gegevensbescherming. 3. De selectie van de
gegevensbeschermingsfunctionaris mag niet kunnen leiden tot een
belangenconflict tussen zijn taak als gegevensbeschermingsfunctionaris en
andere officiële taken, met name in verband met de toepassing van deze
verordening. 4. De
gegevensbeschermingsfunctionaris wordt benoemd voor een termijn van twee tot
vijf jaar. Hij kan opnieuw worden benoemd maar de totale duur van zijn mandaat
mag niet meer dan tien jaar bedragen.. Hij kan door de instelling of het orgaan
van de EU waardoor hij is benoemd uit zijnfunctie van gegevensbeschermingsfunctionaris
worden ontheven, uitsluitend met toestemming van de Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming, indien hij niet langer aan de voorwaarden voldoet
voor de verrichting van zijn taken. 5. Na zijn benoeming wordt de
gegevensbeschermingsfunctionaris door de instelling of het orgaan waardoor hij
is benoemd, aangemeld bij de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. 6. Voor de verrichting van zijn
taken mag de gegevensbeschermingsfunctionaris geen instructies ontvangen. 7. De gegevensbeschermingsfunctionaris
is met name belast met de volgende taken met betrekking tot persoonsgegevens,
met uitzondering van persoonsgegevens van personeelsleden van Europol en
administratieve persoonsgegevens: (a)
op onafhankelijke wijze toezien op de rechtmatigheid
van de gegevensverwerking en op de naleving van de bepalingen van deze
verordening met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens; (b)
erop toezien dat de verstrekking en de ontvangst
van persoonsgegevens worden geregistreerd overeenkomstig deze verordening; (c)
erop toezien dat de betrokkenen op hun verzoek in
kennis worden gesteld van hun rechten op grond van deze verordening; (d)
samenwerken met de personeelsleden van Europol die
verantwoordelijk zijn voor procedures, opleiding en advies op het gebied van
gegevensverwerking; (e)
samenwerken met de Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming; (f)
opstellen van een jaarverslag en dit verslag
voorleggen aan de raad van bestuur en de Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming. 8. Daarnaast vervult de gegevensbeschermingsfunctionaris
de functies die in Verordening (EG) nr. 45/2001 zijn vastgesteld met
betrekking tot zowel alle persoonsgegevens van personeelsleden van Europol als
alle administratieve persoonsgegevens. 9. Bij het verrichten van zijn
taken heeft de gegevensbeschermingsfunctionaris toegang tot alle door Europol
verwerkte gegevens en tot alle dienstruimten van Europol. 10. Indien de
gegevensbeschermingsfunctionaris van oordeel is dat de bepalingen van deze
verordening met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens niet worden
nageleefd, stelt hij de uitvoerend directeur hiervan in kennis, waarbij hij hem
verzoekt om deze situatie van niet-naleving binnen een bepaalde termijn op te
lossen. Indien de uitvoerend directeur deze situatie van niet-naleving niet
binnen de gestelde termijn oplost, legt de gegevensbeschermingsfunctionaris de
zaak voor aan de raad van bestuur en komt hij met de raad van bestuur een
bepaalde antwoordtermijn overeen. Indien de raad van bestuur deze situatie van
niet-naleving niet binnen de gestelde termijn oplost, legt de
gegevensbeschermingsfunctionaris de zaak voor aan de Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming. 11. Uitvoeringsregels met
betrekking tot de gegevensbeschermingsfunctionaris worden vastgesteld door de
raad van bestuur. De uitvoeringsregels hebben met name betrekking op de
selectieprocedure voor de functie van gegevensbeschermingsfunctionaris en zijn
ontslag, alsmede de taken, de verplichtingen en bevoegdheden, en de waarborgen
voor de onafhankelijkheid van de gegevensbeschermingsfunctionaris. Europol
voorziet de gegevensbeschermingsfunctionaris van de nodige personeelsleden en
middelen voor de verrichting van zijn taken. Deze personeelsleden hebben alleen
toegang tot door Europol verwerkte persoonsgegevens en de dienstruimten van
Europol voor zover nodig voor de vervulling van hun taken. Artikel 45 Toezicht door het nationale controleorgaan 1. Elke lidstaat wijst een
nationaal controleorgaan aan, dat onafhankelijk en volgens het nationale recht
toeziet op de rechtmatigheid van de overdracht, de opvraging en de verstrekking
aan Europol van persoonsgegevens door de betrokken lidstaat, en dat toetst of
de rechten van de betrokkene door deze overdracht, opvraging of verstrekking
niet worden geschaad. Het controleorgaan heeft daartoe bij de nationale
eenheden of ten kantore van de verbindingsofficieren toegang tot de gegevens
die door de lidstaat zijn ingevoerd in het Europol-informatiesysteem
overeenkomstig de geldende nationale procedures. 2. Om hun toezichtfunctie te
kunnen uitoefenen hebben de nationale controleorganen toegang tot de kantoren
en documenten van hun respectieve verbindingsofficieren bij Europol. 3. De nationale controleorganen
zien, overeenkomstig de geldende nationale procedures, toe op de werkzaamheden
van de nationale eenheden en die van de verbindingsofficieren, voor zover deze
werkzaamheden de bescherming van persoonsgegevens betreffen. Ook houden zij de
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming op de hoogte van alle stappen die
zij nemen in verband met Europol. 4. Eenieder heeft het recht het
nationale controleorgaan te verzoeken om te toetsen of de overdracht of
verstrekking van zijn persoonsgegevens aan Europol, op enigerlei wijze, alsmede
de toegang tot de gegevens door de betrokken lidstaat, rechtmatig zijn. Dit
recht wordt uitgeoefend overeenkomstig het nationale recht van de lidstaat waar
het verzoek is ingediend. Artikel 46 Toezicht door de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming 1. De Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming is belast met het toezien op en het verzekeren van de
toepassing van de bepalingen van deze verordening betreffende de bescherming
van de fundamentele rechten en vrijheden van natuurlijke personen bij de
verwerking van persoonsgegevens door Europol, alsmede voor het verstrekken van
advies aan Europol en aan de betrokkenen inzake de verwerking van
persoonsgegevens. Daartoe vervult hij de bij lid 2 opgedragen taken en
oefent hij de bij lid 3 verleende bevoegdheden uit. 2. De Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming is ingevolge deze verordening belast met de volgende
taken: (a)
klachten behandelen en onderzoeken en de betrokkene
op de hoogte brengen van de conclusie binnen een redelijke termijn; (b)
onderzoek voeren op eigen initiatief of naar
aanleiding van een klacht, en de betrokkene binnen een redelijke termijn op de
hoogte brengen van de conclusie ; (c)
toezien op en zorgen voor de toepassing door
Europol van de bepalingen van deze verordening en andere wetten van de Unie met
betrekking tot de bescherming van natuurlijke personen bij de verwerking van
persoonsgegevens; (d)
Europol op eigen initiatief of naar aanleiding van
een raadpleging adviseren over alles wat de verwerking van persoonsgegevens
betreft, met name vóór het opstellen van interne regels betreffende de
bescherming van fundamentele rechten en vrijheden bij de verwerking van
persoonsgegevens; (e)
de uitzonderingen, waarborgen, toestemmingen en
voorwaarden waarvan sprake is in artikel 36, lid 4, vaststellen, motiveren en
openbaar maken; (f)
een register bijhouden van verwerkingsactiviteiten
die op grond van artikel 42, lid 1, aan hem werden gemeld en op grond van
artikel 42, lid 4, werden geregistreerd; (g)
een voorafgaande controle uitvoeren van aan hem
gemelde verwerkingsactiviteiten. 3. De Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming mag ingevolge deze verordening: (a)
betrokkenen adviseren over de uitoefening van hun
rechten; (b)
de zaak voorleggen aan Europol in het geval van een
vermeende inbreuk op de bepalingen betreffende de verwerking van
persoonsgegevens en, eventueel, voorstellen doen de inbreuk ongedaan te maken
en de betrokkenen beter te beschermen; (c)
de inwilliging gelasten van verzoeken om
uitoefening van bepaalde met die gegevens samenhangende rechten, wanneer die
verzoeken, in strijd met de artikelen 39 tot en met 40, zijn geweigerd; (d)
Europol waarschuwen of aanmanen; (e)
de correctie, afscherming, uitwissing of
vernietiging van alle gegevens bevelen wanneer ze in strijd met de bepalingen inzake
de verwerking van persoonsgegevens zijn verwerkt, en de melding van dergelijke
acties aan de derde partijen aan wie de gegevens zijn bekendgemaakt; (f)
een tijdelijk of definitief verbod op verwerking
opleggen; (g)
de zaak voorleggen aan Europol en, indien nodig,
het Europees Parlement, de Raad en de Commissie; (h)
de zaak voorleggen aan het Hof van Justitie van de
Europese Unie overeenkomstig de in het Verdrag vastgestelde voorwaarden; (i)
tussenkomen in procedures die aanhangig zijn
gemaakt bij het Hof van Justitie van de Europese Unie. 4. De Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming is bevoegd: (a)
van Europol toegang te verkrijgen tot alle
persoonsgegevens en alle informatie die hij nodigt heeft voor
onderzoeksdoeleinden; (b)
toegang verkrijgen tot de dienstruimten waar
Europol zijn activiteiten uitvoert wanneer op redelijke gronden kan worden
aangenomen dat een activiteit waarop deze verordening betrekking heeft, daar
wordt uitgevoerd. 5. De Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming stelt een jaarverslag op over de controleactiviteiten
met betrekking tot Europol. Dit verslag maakt onderdeel uit van het in artikel 48
van Verordening (EG) nr. 45/2001 bedoelde jaarverslag van de Europese
Toezichthouder voor gegevensbescherming. 6. De leden en de
personeelsleden van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming zijn
gehouden aan de geheimhoudingsplicht conform artikel 69. Artikel 47 Samenwerking
tussen de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en de nationale
gegevensbeschermingsinstanties 1. De Europese Toezichthouder
voor gegevensbescherming werkt nauw samen met de nationale controleorganen bij
specifieke kwesties waarvoor nationale betrokkenheid vereist is, met name in
het geval dat de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming of een
nationaal controleorgaan grote verschillen tussen de praktijken van de
lidstaten of een potentieel onrechtmatige gegevensverstrekking in het gebruik
van de kanalen van Europol voor gegevensuitwisseling constateert, dan wel in de
context van vragen die worden gesteld door een of meer nationale controleorganen
ten aanzien van de uitvoering en de interpretatie van deze verordening. 2. In de gevallen die worden
genoemd in lid 1, wisselen de Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming en het nationale controleorgaan, elk binnen de eigen
bevoegdheden, relevante informatie uit, staan zij elkaar bij in de uitvoering
van audits en inspecties, behandelen zij problemen bij de uitlegging of
toepassing van deze verordening, buigen zij zich over problemen bij de
uitoefening van het onafhankelijk toezicht of bij de uitoefening van de rechten
van personen van wie gegevens worden verwerkt, stellen zij geharmoniseerde
voorstellen voor gemeenschappelijke oplossingen voor problemen op, en vestigen zij
de aandacht op gegevensbeschermingsrechten, voor zover noodzakelijk. 3. De nationale controleorganen
en de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming komen, indien nodig,
samen. De kosten en logistieke ondersteuning van deze bijeenkomsten komen ten
laste van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming. Tijdens de eerste
bijeenkomst wordt een reglement van orde vastgesteld. Indien noodzakelijk
worden in onderling overleg verdere werkmethoden vastgesteld. Artikel 48 Administratieve persoonsgegevens en gegevens van personeel Verordening (EG) nr. 45/2001 is van
toepassing op alle persoonsgegevens van personeelsleden van Europol, evenals op
alle administratieve persoonsgegevens die in het bezit zijn van Europol. Hoofdstuk VIII RECHTSMIDDELEN EN AANSPRAKELIJKHEID Artikel 49 Recht om een klacht in te dienen bij de Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming 1. Elke betrokkene heeft het
recht om een klacht in te dienen bij de Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming, indien hij van oordeel is dat de verwerking van zijn
persoonsgegevens niet voldoet aan de bepalingen van deze verordening. 2. Indien de klacht betrekking
heeft op een besluit als genoemd in artikel 39 of 40, raadpleegt de
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming de nationale controleorganen
of de bevoegde rechterlijke instantie van de lidstaat waarvan de gegevens
afkomstig zijn, dan wel van de rechtstreeks betrokken lidstaat. De Europese
Toezichthouder voor gegevensbescherming neemt zijn beslissing, die een
weigering kan inhouden om gegevens te verstrekken, in nauw overleg met het
nationale controleorgaan of de bevoegde rechterlijke instantie. 3. Indien de klacht betrekking
heeft op de verwerking van door een lidstaat aan Europol verstrekte gegevens,
vergewist de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming zich ervan dat de
nodige controles correct zijn uitgevoerd, en dit in nauw overleg met het
nationale controleorgaan van de lidstaat die de gegevens heeft verstrekt. 4. Indien de klacht betrekking
heeft op de verwerking van door organen van de EU, derde landen of
internationale organisaties aan Europol verstrekte gegevens, vergewist de
Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming zich ervan dat de nodige
controles correct door Europol zijn uitgevoerd. Artikel 50 Recht op voorziening in rechte tegen de Europese Toezichthouder voor
gegevensbescherming Bij het Hof van Justitie van de Europese Unie
kan tegen beslissingen van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming
beroep worden ingesteld. Artikel 51 Algemene
bepalingen inzake aansprakelijkheid en recht op schadevergoeding 1. De contractuele
aansprakelijkheid van Europol wordt beheerst door het recht dat van toepassing
is op het desbetreffende contract. 2. Het Hof van Justitie van de
Europese Unie is bevoegd om uitspraak te doen krachtens arbitrageclausules in
de door Europol gesloten overeenkomsten. 3. Onverminderd het bepaalde van
artikel 52, vergoedt Europol in geval van niet-contractuele
aansprakelijkheid overeenkomstig de gemeenschappelijke rechtsbeginselen van de
lidstaten alle door zijn diensten of personeelsleden in de uitoefening van hun
functie veroorzaakte schade. 4. Het Hof van Justitie van de
Europese Unie heeft rechtsmacht voor geschillen over de vergoeding van de in
lid 3 bedoelde schade. 5. De persoonlijke
aansprakelijkheid van de personeelsleden jegens Europol wordt beheerst door de
bepalingen van het Statuut of die van de Regeling welke van toepassing is op de
andere personeelsleden. Artikel 52 Aansprakelijkheid
voor onjuiste verwerking van persoonsgegevens en recht op schadevergoeding 1. Eenieder die schade heeft
geleden ten gevolge van een onrechtmatige verwerking van gegevens, heeft recht
op schadevergoeding voor de geleden schade, hetzij van Europol overeenkomstig
artikel 340 van het Verdrag, hetzij van de lidstaat waar het
schadebrengende feit zich heeft voorgedaan overeenkomstig de nationale
wetgeving. De betreffende persoon kan een procedure tegen Europol aanhangig maken
bij het Hof van Justitie van de Europese Unie of tegen de lidstaat bij een
bevoegde nationale rechtbank van deze lidstaat. 2. Alle geschillen tussen
Europol en de lidstaten over de uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de
vergoeding van een betrokkene in overeenstemming met lid 1 worden voorgelegd
aan de raad van bestuur; deze beslist bij tweederdemeerderheid van zijn leden,
onverminderd het recht deze beslissing te betwisten overeenkomstig artikel 263
VWEU. Hoofdstuk IX PARLEMENTAIRE CONTROLE Artikel 53 Parlementaire
controle 1. De voorzitter van de raad van
bestuur en de uitvoerend directeur verschijnen desgevraagd voor het Europees
Parlement, in aanwezigheid van vertegenwoordigers van de nationale parlementen,
met inachtneming van de zwijg- en geheimhoudingsplicht, aangelegenheden in
verband met Europol te bespreken. 2. De parlementaire controle
door het Europees Parlement, in samenwerking met de nationale parlementen, op
de activiteiten van Europol wordt uitgeoefend overeenkomstig deze verordening. 3. Behalve de in deze
verordening opgenomen verplichtingen van informatie en raadpleging legt Europol
aan het Europees Parlement en de nationale parlementen ter informatie en
rekening houdend met de zwijg- en geheimhoudingsplicht het volgende over: (a)
dreigingsevaluaties, strategische analyses en
algemene situatieverslagen met betrekking tot het doel van Europol, alsmede de
resultaten van studies en evaluaties die door Europol zijn gelast; (b)
de werkafspraken die op grond van artikel 31, lid 1,
zijn vastgesteld. Artikel 54 Toegang
van het Europees Parlement tot gerubriceerde informatie die wordt verwerkt door
of via Europol 1. Ten behoeve van de parlementaire
controle op de activiteiten van Europol overeenkomstig artikel 53, kan er
aan het Europees Parlement en zijn vertegenwoordigers op verzoek toegang worden
verleend tot gerubriceerde EU-informatie en gevoelige, niet-gerubriceerde
informatie die wordt verwerkt door of via Europol. 2. Toegang tot gerubriceerde
EU-informatie en gevoelige niet-gerubriceerde informatie dient in
overeenstemming te zijn met de basisbeginselen en minimumnormen die in artikel 69
zijn opgenomen. De details worden geregeld in werkafspraken tussen Europol en
het Europees Parlement. Hoofdstuk X PERSONEEL
Artikel 55 Algemene
bepalingen 1. Het Statuut van de Europese
Unie, de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden, en de
voorschriften die in overleg zijn vastgesteld door de instellingen van de
Europese Unie ten behoeve van de uitvoering van dit Statuut en de Regeling
welke van toepassing is op de andere personeelsleden, zijn van toepassing op
het personeel van Europol, met uitzondering van dat personeel dat bij de datum
waarop deze verordening van toepassing wordt, reeds onder een contract stond
dat met Europol is gesloten op grond van de Europol-overeenkomst. 2. Het personeel van Europol
bestaat uit tijdelijke functionarissen en/of arbeidscontractanten. De raad van
bestuur beslist welke in de personeelsformatie opgenomen tijdelijke posten
alleen kunnen worden vervuld door personeelsleden die zijn geworven bij de
bevoegde autoriteiten van de lidstaten. Personeelsleden die voor die posten
worden geworven, hebben de status van tijdelijke functionaris en komen alleen in
aanmerking voor een overeenkomst voor bepaalde tijd, die één keer voor een
bepaalde periode kan worden verlengd. Artikel 56 Uitvoerend
directeur 1. De uitvoerend directeur wordt
aangesteld als tijdelijk functionaris van Europol op grond van artikel 2,
onder a), van de Regeling welke van toepassing is op de andere
personeelsleden. 2. De uitvoerend directeur wordt
na een open en transparante selectieprocedure door de raad van bestuur benoemd
uit een lijst van door de Commissie voorgestelde kandidaten. Voor het sluiten van de arbeidsovereenkomst met de
uitvoerend directeur wordt Europol vertegenwoordigd door de voorzitter van de
raad van bestuur. Vóór de benoeming kan de door de raad van bestuur
gekozen kandidaat worden verzocht een verklaring voor de bevoegde commissie van
het Europees Parlement af te leggen en vragen van de commissieleden te
beantwoorden. 3. De ambtstermijn van de
uitvoerend directeur bedraagt vijf jaar. Aan het eind van deze termijn stelt de
Commissie een beoordeling op waarin rekening wordt gehouden met de evaluatie
van de resultaten van de uitvoerend directeur en de toekomstige taken en
uitdagingen van Europol. 4. Op grond van een voorstel van
de Commissie, waarin rekening wordt gehouden met de beoordeling als bedoeld in
lid 3, kan de raad van bestuur de ambtstermijn van de uitvoerend directeur
eenmaal verlengen met ten hoogste vijf jaar. 5. De raad van bestuur stelt het
Europees Parlement in kennis van zijn voornemen om de ambtstermijn van de
uitvoerend directeur te verlengen. In de maand die voorafgaat aan de verlenging
van zijn ambtstermijn kan de uitvoerend directeur worden gevraagd een
verklaring voor de bevoegde commissie van het Europees Parlement af te leggen
en vragen van de commissieleden te beantwoorden. 6. Een uitvoerend directeur
wiens ambtstermijn is verlengd, kan aan het eind van de volledige termijn niet
deelnemen aan een andere selectieprocedure voor dezelfde post. 7. De uitvoerend directeur kan
uitsluitend uit zijn functie worden ontheven bij besluit van de raad van
bestuur op voorstel van de Commissie. 8. De raad van bestuur neemt
zijn besluiten inzake benoeming, verlenging van de ambtstermijn en ontheffing
uit het ambt van de uitvoerend directeur en/of de plaatsvervangende
uitvoerend(e) directeur(s) op basis van een tweederdemeerderheid van zijn leden
met stemrecht. Artikel 57 Plaatsvervangende
uitvoerende directeurs 1. Vier plaatsvervangende
uitvoerende directeurs, waarvan één verantwoordelijk voor opleiding, staan de
uitvoerend directeur bij. De plaatsvervangend uitvoerend directeur belast met
opleidingen is verantwoordelijk voor het beheer van de Europol Academy en haar
activiteiten. De uitvoerend directeur stelt de taken van de anderen vast. 2. Artikel 56 is van toepassing
op de plaatsvervangende uitvoerende directeurs. De uitvoerend directeur wordt
geraadpleegd voordat plaatsvervangende uitvoerende directeurs worden benoemd of
uit hun ambt worden ontheven. Artikel 58 Gedetacheerde
nationale deskundigen en andere personeelsleden 1. Europol kan een beroep doen
op gedetacheerde nationale deskundigen of andere personeelsleden die niet bij
Europol in dienst zijn. 2. Bij besluit van de raad van
bestuur worden de voorschriften vastgesteld voor de detachering van nationale
deskundigen bij Europol. Hoofdstuk XI FINANCIËLE BEPALINGEN Artikel 59 Begroting 1. Voor elk begrotingsjaar, dat
samenvalt met het kalenderjaar, worden alle ontvangsten en uitgaven van Europol
geraamd en vervolgens in de begroting van Europol vervat. 2. De ontvangsten en uitgaven
van Europol moeten in evenwicht zijn. 3. Onverminderd andere middelen,
bestaan de ontvangsten van Europol uit een bijdrage van de Unie die wordt
opgenomen in de algemene begroting van de Europese Unie. 4. Europol kan financiering van
de Unie krijgen in de vorm van delegatieovereenkomsten of ad-hoc- en
uitzonderlijke subsidies in overeenstemming met de relevante instrumenten die
het beleid van de Unie ondersteunen. 5. De uitgaven van Europol
omvatten de bezoldiging van het personeel, uitgaven voor administratie en
infrastructuur en operationele uitgaven. Artikel 60 Vaststelling
van de begroting 1. Elk jaar stelt de uitvoerend
directeur een ontwerpraming op van de ontvangsten en uitgaven van Europol voor
het volgende begrotingsjaar, waarin een personeelsformatie is opgenomen, en
zendt deze toe aan de raad van bestuur. 2. Op basis van dit ontwerp
stelt de raad van bestuur een voorlopige ontwerpraming op van de ontvangsten en
uitgaven van Europol voor het volgende begrotingsjaar. De voorlopige ontwerpraming
van de ontvangsten en uitgaven van Europol wordt elk jaar uiterlijk op [datum
die in de financiële kaderregeling is vastgesteld] aan de Commissie
toegezonden. De raad van bestuur zendt een definitieve ontwerpraming, die
tevens een ontwerp van personeelsformatie bevat, uiterlijk op 31 maart aan de
Commissie, het Europees Parlement en de Raad. 3. De Commissie zendt de raming,
samen met het ontwerp van algemene begroting van de Europese Unie, toe aan het
Europees Parlement en de Raad (de begrotingsautoriteit). 4. Op basis van de raming neemt
de Commissie de geraamde bedragen die zij nodig acht voor de personeelsformatie
en de bijdrage ten laste van de algemene begroting, op in het ontwerp van
algemene begroting van de Europese Unie, dat zij overeenkomstig de
artikelen 313 en 314 van het Verdrag voorlegt aan de begrotingsautoriteit. 5. De begrotingsautoriteit keurt
de kredieten voor de bijdrage aan Europol goed. 6. De begrotingsautoriteit stelt
de personeelsformatie van Europol vast. 7. De begroting van Europol
wordt vastgesteld door de raad van bestuur. De begroting wordt definitief na de
definitieve vaststelling van de algemene begroting van de Unie. Indien nodig
wordt de begroting dienovereenkomstig aangepast. 8. Op projecten, met name bouwprojecten,
die aanzienlijke gevolgen kunnen hebben voor de begroting, zijn de bepalingen
van [de financiële kaderregeling] van toepassing. Artikel 61 Uitvoering
van de begroting 1. De uitvoerend directeur voert
de begroting van Europol uit. 2. De uitvoerend directeur zendt
de begrotingsautoriteit jaarlijks alle relevante informatie over de resultaten
van de evaluatieprocedures toe. Artikel 62 Indiening
van de rekeningen en kwijting 1. Uiterlijk op 1 maart van het
jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar dient de rekenplichtige van
Europol de voorlopige jaarrekening in bij de rekenplichtige van de Commissie en
de Rekenkamer. 2. Europol zendt het verslag
over het budgettaire en financiële beheer uiterlijk op 31 maart van het
volgende begrotingsjaar toe aan het Europees Parlement, de Raad en de
Rekenkamer. 3. Uiterlijk op 31 maart van het
jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar zendt de rekenplichtige van de
Commissie de voorlopige jaarrekening van Europol die met de jaarrekening van de
Commissie is geconsolideerd toe aan de Rekenkamer. 4. Na ontvangst van de
opmerkingen van de Rekenkamer over de voorlopige rekeningen van Europol
overeenkomstig artikel 148 van het Financieel Reglement maakt de
rekenplichtige de definitieve rekeningen van Europol op. De uitvoerend
directeur dient deze in voor advies bij de raad van bestuur. 5. De raad van bestuur brengt
advies uit over de definitieve rekeningen van Europol. 6. Uiterlijk op 1 juli van het
jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar zendt de uitvoerend directeur
de definitieve rekeningen, samen met het advies van de raad van bestuur, toe
aan het Europees Parlement, de Raad, de Commissie, de Rekenkamer en de
nationale parlementen. 7. De definitieve rekeningen
worden gepubliceerd. 8. De uitvoerend directeur geeft
de Rekenkamer uiterlijk op [datum voorzien in de financiële kaderregeling]
antwoord op haar opmerkingen in haar jaarverslag. Hij dient dit antwoord ook in
bij de raad van bestuur. 9. De uitvoerend directeur
verstrekt het Europees Parlement op verzoek alle inlichtingen die nodig zijn
voor het goede verloop van de kwijtingsprocedure voor het betrokken
begrotingsjaar, overeenkomstig artikel 165, lid 3, van het Financieel
Reglement. 10. Vóór 15 mei van het jaar N+2
verleent het Europees Parlement op aanbeveling van de Raad, die met
gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit, de uitvoerend directeur
kwijting voor de uitvoering van de begroting van het begrotingsjaar N. Artikel 63 Financiële
regeling 1. De financiële regeling die op
Europol van toepassing is, wordt na raadpleging van de Commissie door de raad
van bestuur vastgesteld. Deze financiële regeling mag slechts afwijken van [de
nieuwe financiële kaderregeling] indien dit in verband met de activiteiten van
het Agentschap een specifiek vereiste is en de Commissie vooraf toestemming
heeft verleend. 2. Gezien de specifieke aard van
de leden van het netwerk van nationale opleidingsinstellingen die de enige
organen zijn met specifieke kenmerken en technische bekwaamheden om relevante
opleidingen te geven, kunnen deze leden zonder een oproep tot het indienen van
een voorstel subsidies ontvangen in overeenstemming met artikel 190, lid 1,
onder d), van Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1268/2012 van de Commissie[41]. Hoofdstuk XII DIVERSE BEPALINGEN Artikel 64 Rechtsstatus 1. Europol is een orgaan van de
Unie en heeft rechtspersoonlijkheid. 2. In elk der lidstaten heeft
Europol de ruimste handelingsbevoegdheid welke bij de nationale wet aan
rechtspersonen is toegekend. Europol kan met name roerende en onroerende
goederen verkrijgen of vervreemden en in rechte optreden. 3. Europol is gevestigd te Den
Haag, Nederland. Artikel 65 Voorrechten
en immuniteiten 1. Op Europol en zijn personeel
is het Protocol betreffende de voorrechten en immuniteiten van de Europese Unie
van toepassing. 2. De voorrechten en
immuniteiten van verbindingsofficieren en hun gezinnen zijn het voorwerp van
een overeenkomst tussen Nederland en de andere lidstaten. In die overeenkomst zijn
de voorrechten en immuniteiten geregeld die nodig zijn voor de vervulling van
de taken van de verbindingsofficieren. Artikel 66 Talenregeling
1. De bepalingen in Verordening
nr. 1[42]
zijn van toepassing op Europol. 2. De voor het functioneren van
Europol vereiste vertaaldiensten worden verricht door het Vertaalbureau voor de
organen van de Europese Unie. Artikel 67 Transparantie 1. Verordening (EG) nr. 1049/2001[43] is van
toepassing op documenten van Europol. 2. Op basis van een voorstel van
de uitvoerend directeur, en niet later dan zes maanden nadat deze verordening
in werking treedt, stelt de raad van bestuur gedetailleerde voorschriften vast voor
de toepassing van Verordening (EG) nr. 1049/2001 met betrekking tot
documenten van Europol. 3. Besluiten die door Europol
worden genomen op grond van artikel 8 van Verordening (EG) nr. 1049/2001
kunnen voorwerp zijn van een klacht bij de Ombudsman of een procedure die
aanhangig wordt gemaakt bij het Hof van Justitie van de Europese Unie,
overeenkomstig de voorwaarden die zijn vastgelegd in respectievelijk artikel 228
en artikel 263 van het Verdrag. Artikel 68 Fraudebestrijding
1. Teneinde de bestrijding van
fraude, corruptie en andere onwettige activiteiten krachtens Verordening (EG)
nr. 1073/1999 te vereenvoudigen, treedt Europol binnen zes maanden nadat het
operationeel is geworden, toe tot het Interinstitutioneel Akkoord van 25 mei 1999
betreffende de interne onderzoeken verricht door het Europees Bureau voor
Fraudebestrijding (OLAF)[44]
en stelt Europol op basis van het model in de bijlage bij dat akkoord passende
voorschriften op voor al zijn werknemers. 2. De Europese Rekenkamer is
bevoegd om bij alle begunstigden van subsidies, contractanten en
subcontractanten die van Europol EU-middelen hebben ontvangen, controles op
stukken en controles ter plaatse te verrichten. 3. Overeenkomstig de bepalingen
en procedures van Verordening (EG) nr. 1073/1999 van het Europees Parlement en
de Raad van 25 mei 1999 betreffende de interne onderzoeken verricht door
het Europees Bureau voor Fraudebestrijding (OLAF) en Verordening (Euratom, EG)
nr. 2185/96 van de Raad van 11 november 1996 betreffende de controles
en verificaties ter plaatse die door de Commissie worden uitgevoerd ter
bescherming van de financiële belangen van de Europese Gemeenschappen tegen
fraudes en andere onregelmatigheden, kan het OLAF onderzoeken, waaronder
controles en inspecties ter plaatse, uitvoeren om vast te stellen of er sprake
is van fraude, corruptie of andere onwettige activiteiten waardoor de
financiële belangen van de Unie worden geschaad in verband met een subsidie of
een contract dat door Europol wordt gefinancierd[45]. 4. Onverminderd de leden 1,
2 en 3 moeten in samenwerkingsovereenkomsten met derde landen en internationale
organisaties, contracten, subsidieovereenkomsten en subsidiebesluiten van
Europol bepalingen worden opgenomen die de Europese Rekenkamer en het OLAF
uitdrukkelijk de bevoegdheid verlenen dergelijke controles en onderzoeken te
verrichten overeenkomstig hun respectieve bevoegdheden. Artikel 69 Veiligheidsvoorschriften
betreffende de bescherming van gerubriceerde informatie Europol stelt zijn eigen regels vast
betreffende de zwijg- en geheimhoudingsplicht en de bescherming van
gerubriceerde EU-informatie en gevoelige niet-gerubriceerde informatie, met inachtneming
van de basisbeginselen en minimumnormen van Besluit 2011/292/EU. Dit
betreft onder andere bepalingen inzake uitwisseling, verwerking en opslag van
dergelijke informatie. Artikel 70 Evaluatie
en herziening 1. Uiterlijk vijf jaar na [de
datum waarop deze verordening van toepassing wordt] en vervolgens om de vijf
jaar geeft de Commissie opdracht een evaluatie te verrichten om de resultaten,
effectiviteit en doelmatigheid van Europol en zijn werkwijzen te beoordelen. De
evaluatie richt zich met name op de vraag of de doelstellingen van Europol moeten
worden gewijzigd en op de financiële gevolgen van dergelijke wijzigingen. 2. De Commissie zendt het
evaluatieverslag met haar conclusies over het verslag aan het Europees
Parlement, de Raad, de nationale parlementen en de raad van bestuur. 3. Bij elke tweede evaluatie
toetst de Commissie bovendien de door Europol bereikte resultaten aan zijn
doelstellingen, opdracht en taken. Indien de Commissie van oordeel is dat
voorzetting van Europol niet langer gerechtvaardigd is in het licht van diens
doelstellingen en taken, kan zij voorstellen om deze verordening dienovereenkomstig
te wijzigen of in te trekken. Artikel 71 Administratieve
onderzoeken Overeenkomstig artikel 228 van het
Verdrag zijn de activiteiten van Europol onderworpen aan controle door de
Europese Ombudsman. Artikel 72 Zetel 1. De nodige afspraken voor de
accommodatie voor Europol in de gastlidstaat en de faciliteiten die door die
lidstaat ter beschikking moeten worden gesteld alsook de specifieke regels die
in de gastlidstaat van toepassing zijn op de uitvoerend directeur, de leden van
de raad van bestuur, de personeelsleden van Europol en hun gezinnen, worden
vastgelegd in een zetelovereenkomst tussen Europol en de lidstaat waar de zetel
is gevestigd; deze overeenkomst wordt gesloten na goedkeuring van de raad van
bestuur en uiterlijk op [2 jaar na de datum waarop deze verordening in werking
treedt]. 2. De gastlidstaat zorgt ervoor
dat Europol onder optimale omstandigheden kan werken, onder andere door het
aanbieden van meertalig onderwijs met een Europese dimensie en adequate
vervoersverbindingen. Hoofdstuk XIII OVERGANGSBEPALINGEN Artikel 73 Rechtsopvolging
onder algemene titel 1. Europol, zoals opgericht bij
dit besluit, is de algemene rechtsopvolger voor alle overeenkomsten, financiële
verplichtingen en eigendommen van Europol als opgericht bij Besluit 2009/371/JBZ,
en van Cepol als opgericht bij Besluit 2005/681/JBZ. 2. Deze verordening doet niets
af aan de rechtsgeldigheid van contracten die voorafgaand aan de datum waarop
deze verordening in werking treedt, zijn gesloten door Europol als opgericht
bij Besluit 2009/371/JBZ. 3. Deze verordening doet niets
af aan de rechtsgeldigheid van contracten die voorafgaand aan de datum waarop
deze verordening in werking treedt, zijn gesloten door Cepol als opgericht bij
Besluit 2005/681/JBZ. 4. In afwijking van het bepaalde
in lid 3, wordt de zetelovereenkomst die is gesloten op grond van
Besluit 2005/681/JBZ, beëindigd op de datum waarop deze verordening van
toepassing wordt. Artikel 74 Overgangsregelingen
voor de raad van bestuur 1. De ambtstermijn van de leden
van de raad van bestuur van Cepol zoals aangesteld op grond van artikel 10
van Besluit 2005/681/JBZ, loopt af op [de datum waarop deze verordening in
werking treedt]. 2. De ambtstermijn van de leden
van de raad van bestuur van Europol zoals aangesteld op grond van artikel 37
van Besluit 2009/371/JBZ, loopt af op [de datum waarop deze verordening
van toepassing wordt]. 3. In de periode tussen de datum
waarop de verordening in werking treedt en die waarop zij van toepassing wordt,
zijn de taken van de raad van bestuur zoals aangesteld op grond van
artikel 37 van Besluit 2009/371/JBZ als volgt: (a)
uitoefenen van de functies van de raad van bestuur
zoals bedoeld in artikel 14 van deze verordening; (b)
voorbereiden van het vaststellen van regels inzake
de zwijg- en geheimhoudingsplicht en de bescherming van gerubriceerde
EU-gegevens, zoals genoemd in artikel 69 van deze verordening; (c)
voorbereiden van de instrumenten die nodig zijn voor
de toepassing van deze verordening; en (d)
herzien van de niet-wetgevende maatregelen ter
uitvoering van Besluit 2009/371/JHA, zodat de raad van bestuur wordt aangesteld
op grond van artikel 13 van deze verordening, een besluit kan nemen op
grond van artikel 78, lid 2. 4. De Commissie neemt na de
datum waarop deze verordening in werking treedt, onverwijld de nodige
maatregelen om ervoor te zorgen dat de overeenkomstig artikel 13 aangestelde
raad van bestuur op [datum waarop deze verordening van toepassing wordt] zijn
werk begint. 5. Uiterlijk zes maanden na de
datum waarop deze verordening in werking treedt, doen de lidstaten de Commissie
de namen toekomen van de personen die zij tot lid en plaatsvervangend lid van
de raad van bestuur hebben benoemd, overeenkomstig artikel 13. 6. De raad van bestuur als aangesteld
op grond van artikel 13 van deze verordening, houdt zijn eerste
vergadering op [de datum waarop deze verordening van toepassing wordt]. Bij die
gelegenheid neemt de raad van bestuur, indien nodig, een besluit als bedoeld in
artikel 78, lid 2. Artikel 75 Overgangsregelingen
voor de uitvoerende directeurs en de plaatsvervangende directeurs 1. De directeur die is benoemd op
grond van artikel 38 van Besluit 2009/371/JBZ vervult voor de
resterende duur van zijn ambtstermijn de taken van uitvoerend directeur als
bepaald in artikel 19 van deze verordening. De andere voorwaarden in zijn
contract blijven ongewijzigd. Indien zijn ambtstermijn eindigt na [de datum
waarop deze verordening in werking treedt], maar voor [de datum waarop deze
verordening van toepassing wordt], wordt de ambtstermijn automatisch verlengd
tot één jaar na de datum waarop deze verordening van toepassing wordt. 2. Indien de directeur niet
bereid of in staat is te handelen overeenkomstig lid 1, wijst de
Commissie, in afwachting van de in artikel 56 bedoelde benoemingen, voor
ten hoogste 18 maanden een ambtenaar van de Commissie aan om op te treden als
uitvoerend directeur ad interim en de aan de uitvoerend directeur toegewezen
taken uit te voeren. 3. De leden 1 en 2 zijn van
toepassing op de plaatsvervangende directeurs, die zijn benoemd op grond van
artikel 38 van Besluit 2009/371/JBZ. 4. Aan de directeur van Cepol,
die is benoemd op grond van artikel 11, lid 1, van Besluit 2005/681/JBZ,
wordt voor de resterende duur van zijn ambtstermijn benoemd de functie van
plaatsvervangend uitvoerend directeur voor opleiding van Europol toegewezen. De
andere voorwaarden in zijn contract blijven ongewijzigd. Indien zijn
ambtstermijn eindigt na [de datum waarop deze verordening in werking treedt],
maar voor [de datum waarop deze verordening van toepassing wordt], wordt zijn
ambtstermijn automatisch verlengd tot één jaar na de datum waarop deze
verordening van toepassing wordt. Artikel 76 Overgangsbepalingen
inzake de begroting 1. Voor elk van de drie
begrotingsjaren volgend op de inwerkingtreding van deze verordening, wordt een
bedrag van ten minste 8 miljoen EUR van de operationele kosten van
Europol gereserveerd voor opleiding, zoals omschreven in hoofdstuk III. 2. De kwijtingsprocedure met
betrekking tot de begrotingen die zijn goedgekeurd op grond van artikel 42
van Besluit 2009/371/JBZ wordt uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften
van artikel 43 van Besluit 2009/371/JBZ en de financiële regeling van
Europol. Hoofdstuk XIV SLOTBEPALINGEN Artikel 77 Vervanging Deze verordening vervangt Besluit 2009/371/JBZ
en Besluit 2005/681/JBZ en trekt deze besluiten in. Verwijzingen naar de vervangen besluiten
gelden als verwijzingen naar deze verordening. Artikel 78 Intrekking 1. Alle wetgevende maatregelen
tot uitvoering van Besluit 2009/371/JBZ en Besluit 2005/681/JBZ worden
ingetrokken met ingang van de datum waarop deze verordening van toepassing
wordt. 2. Alle niet-wetgevende
maatregelen die Besluit 2009/371/JBZ tot oprichting van de Europese
politiedienst (Europol) en Besluit 2005/681/JBZ tot oprichting van de
Europese Politieacademie (EPA) ten uitvoer leggen, blijven van kracht na [de
datum waarop deze verordening van toepassing wordt], tenzij de raad van bestuur
van Europol bij de tenuitvoerlegging van deze verordening anders bepaalt. Artikel 79 Inwerkingtreding
en toepassing 3. Deze verordening treedt in
werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad
van de Europese Unie. 4. Zij is van toepassing met
ingang van [datum van toepassing] De artikelen 73, 74 en 75 zijn echter van
toepassing vanaf [de datum waarop deze verordening in werking treedt]. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter BIJLAGE 1 Lijst van strafbare feiten waarvoor Europol het optreden van de
bevoegde autoriteiten van de lidstaten en hun onderlinge samenwerking
overeenkomstig artikel 3, lid 1, van deze verordening ondersteunt en versterkt - terrorisme, - georganiseerde
criminaliteit, - illegale
drugshandel, - illegale
witwasactiviteiten, - criminaliteit in
verband met nucleaire en radioactieve stoffen, - migrantensmokkel, - mensenhandel, - criminaliteit in
verband met gestolen motorvoertuigen, - moord, zware mishandeling, - illegale handel in
menselijke organen en weefsels, - ontvoering,
wederrechtelijke vrijheidsberoving en gijzeling, - racisme en
vreemdelingenhaat, - roof, - illegale handel in
cultuurgoederen, waaronder antiquiteiten en kunstvoorwerpen, - oplichting en
fraude, met inbegrip van fraude waardoor de financiële belangen van de Unie
worden geschaad, - racketeering en
afpersing, - namaak van
producten en productpiraterij, - vervalsing van
administratieve documenten en handel in valse documenten, - valsemunterij en vervalsing
van betaalmiddelen, - computercriminaliteit, - corruptie, - illegale handel in
wapens, munitie en explosieven, - illegale handel in
bedreigde diersoorten, - illegale handel in
bedreigde planten- en boomsoorten, - milieucriminaliteit,
met inbegrip van verontreiniging vanaf schepen, - illegale handel in
hormonale stoffen en andere groeibevorderaars, - seksueel misbruik
en seksuele uitbuiting van vrouwen en kinderen. BIJLAGE 2 De categorieën persoonsgegevens en de
categorieën betrokkenen van wie de gegevens mogen worden verzameld en verwerkt
voor kruiscontroles als bedoeld in artikel 24, lid 1, onder a) 1. Persoonsgegevens
die worden verzameld en verwerkt voor kruiscontroles hebben betrekking op: a) personen die, in
overeenstemming met het nationale recht van de betrokken lidstaat, verdacht
worden van het plegen van of deelnemen aan een strafbaar feit dat onder de
bevoegdheid van Europol valt, of die veroordeeld zijn voor een dergelijk
strafbaar feit; b) personen ten
aanzien van wie er in de zin van het nationale recht van de betrokken lidstaat
feitelijke aanwijzingen zijn of een redelijk vermoeden bestaat dat zij
strafbare feiten zullen plegen die onder de bevoegdheid van Europol vallen. 2. De gegevens over
de in lid 1 bedoelde personen mogen slechts de volgende categorieën
persoonsgegevens omvatten: a) achternaam,
meisjesnaam, voornamen en eventuele bijnamen of valse namen; b) geboortedatum en
-plaats; c) nationaliteit; d) geslacht; e) woonplaats, beroep
en verblijfplaats van de betrokkene; f)
socialezekerheidsnummers, rijbewijzen, identificatiedocumenten en
paspoortgegevens; en g) voor zover nodig,
andere voor identificatie geschikte kenmerken, met inbegrip van niet aan
verandering onderhevige, specifieke objectieve lichamelijke kenmerken, zoals
dactyloscopische gegevens en DNA-profielen (vastgesteld op basis van het
niet-gecodeerde gedeelte van het DNA). 3. Behalve de in lid 2
genoemde gegevens mogen ook de volgende categorieën persoonsgegevens over de in
lid 1 bedoelde personen worden verzameld en verwerkt: a) strafbare feiten,
vermeende strafbare feiten en tijd, plaats en uitvoeringswijze van de
(vermeende) strafbare feiten; b) middelen waarmee
de strafbare feiten zijn of kunnen zijn begaan, met inbegrip van informatie
over rechtspersonen; c) de diensten die de
zaak behandelen en de dossiernummers; d) de verdenking deel
uit te maken van een criminele organisatie; e) veroordelingen,
voor zover die betrekking hebben op strafbare feiten die onder de bevoegdheid
van Europol vallen; f) de partij die de
gegevens invoert. Deze gegevens mogen
ook aan Europol worden verstrekt wanneer er nog geen verband met een bepaalde
persoon wordt gelegd. 4. De door Europol en
door de nationale eenheden verkregen aanvullende informatie over de in lid 1
bedoelde personen kan desgevraagd aan elke nationale eenheid en aan Europol
worden verstrekt. De nationale eenheden handelen hierbij in overeenstemming met
het nationale recht. 5. Wanneer een
procedure tegen de betrokkene definitief wordt beëindigd of wanneer de betrokkene
definitief wordt vrijgesproken, worden alle gegevens die betrekking hebben op
de zaak waarin deze beslissing is gevallen, verwijderd. De
categorieën persoonsgegevens en de categorieën betrokkenen van wie de gegevens
mogen worden verzameld en verwerkt voor analyses van strategische of algemene
aard en operationele analyses als bedoeld in artikel 24, lid 1, onder b) en c) 1. Persoonsgegevens die worden
verzameld en verwerkt voor analyses van strategische of andere algemene aard en
operationele analyses hebben betrekking op: (a)
personen die, in overeenstemming met het nationale
recht van de betrokken lidstaat, verdacht worden van het plegen van of
deelnemen aan een strafbaar feit dat onder de bevoegdheid van Europol valt, of
die veroordeeld zijn voor een dergelijk strafbaar feit; (b)
personen ten aanzien van wie er in de zin van het
nationale recht van de betrokken lidstaat feitelijke aanwijzingen zijn of een
redelijk vermoeden bestaat dat zij strafbare feiten zullen plegen die onder de
bevoegdheid van Europol vallen; (c)
personen die wellicht als getuige moeten optreden
bij onderzoeken naar de betrokken strafbare feiten of bij daaropvolgende
strafvervolgingen; (d)
personen die het slachtoffer zijn geworden van een
van de betrokken strafbare feiten of ten aanzien van wie bepaalde
omstandigheden doen vermoeden dat zij het slachtoffer van een dergelijk
strafbaar feit zouden kunnen zijn; (e)
contact- en begeleidende personen; en (f)
personen die informatie kunnen verschaffen over de
betrokken strafbare feiten. 2. De volgende categorieën
persoonsgegevens, met inbegrip van bijhorende administratieve gegevens, kunnen
worden verwerkt voor de in lid 1, onder a) en b), bedoelde personen: (a)
personalia: (i) huidige en
eerdere achternamen, (ii) huidige en
eerdere voornamen, (iii) meisjesnaam, (iv) naam vader
(waar nodig voor identificatie), (v) naam moeder
(waar nodig voor identificatie), (vi) geslacht, (vii) geboortedatum, (viii) geboorteplaats, (ix) nationaliteit, (x) burgerlijke
staat, (xi) bijnaam, (xii) schuilnaam, (xiii) gebruikte of valse
naam, (xiv) huidige en
eerdere verblijfplaats en/of woonplaats; (b)
fysieke beschrijving: (i) fysieke
beschrijving, (ii) onderscheidende
kenmerken (moedervlekken, littekens, tatoeages enz.); (c)
identificatiemiddelen: (i) identiteitsdocumenten/rijbewijs, (ii) nummer
nationale identiteitskaart/paspoortnummer, (iii) nationaal
identificatienummer/nummer sociale zekerheid, in voorkomend geval; (iv) beeldmateriaal
en andere gegevens over het uiterlijk, (v) forensische
identificatiegegevens, zoals vingerafdrukken, DNA-profiel (vastgesteld op basis
van het niet-gecodeerde gedeelte van het DNA), stemprofiel, bloedgroep,
gebitsgegevens; (d)
beroep en vaardigheden: (i) huidig werk en
beroep, (ii) vroeger werk
en beroep, (iii) opleiding
(school/universiteit/beroepsopleiding), (iv) kwalificaties, (v) bekwaamheden en
andere kennis (taal/andere); (e)
economische en financiële informatie: (i) financiële
gegevens (bankrekeningen en -codes, kredietkaarten enz.), (ii) liquide
middelen, (iii) aandelen/andere
activa, (iv) eigendommen, (v) banden met
ondernemingen, (vi) contacten met
banken en kredietinstellingen, (vii) fiscale
situatie, (viii) andere gegevens
over de wijze waarop de betrokkene zijn financiën beheert; (f)
f) informatie betreffende het gedrag: (i) levensstijl
(zoals het feit dat men boven zijn middelen leeft) en gewoonten, (ii) verplaatsingen, (iii) frequent
bezochte plaatsen, (iv) wapens en
andere gevaarlijke voorwerpen, (v) mate van
gevaarlijkheid, (vi) specifieke
risico’s zoals ontsnappingsgevaar, gebruik van dubbelagenten, banden met
rechtshandhavingspersoneel, (vii) kenmerken en
profielen in de criminele sfeer, (viii) drugsgebruik; (g)
contact- en begeleidende personen, met inbegrip van
type en aard van het contact of de begeleiding; (h)
gebruikte communicatiemiddelen zoals telefoon (vast/mobiel),
fax, semafoon, e-mail, postadressen, internetverbinding(en); (i)
gebruikte vervoermiddelen, zoals voertuigen,
vaartuigen, luchtvaartuigen, inclusief identificatiegegevens betreffende deze
vervoermiddelen (registratienummers); (j)
informatie betreffende crimineel gedrag: (i) eerdere
veroordelingen, (ii) vermoedelijke
betrokkenheid bij criminele activiteiten, (iii) modi operandi, (iv) voor de
voorbereiding en/of het begaan van strafbare feiten gebruikte of mogelijk te
gebruiken middelen, (v) lidmaatschap van
criminele groepen/organisaties en positie in de groep/organisatie, (vi) rol in de
criminele organisatie, (vii) geografisch
bereik van de strafbare feiten, (viii) in de loop van
het onderzoek verzameld materiaal, zoals videobanden en foto’s; (k)
verwijzingen naar andere informatiesystemen waarin
informatie over de betrokken persoon is opgeslagen: (i) Europol, (ii) politie-/douanediensten, (iii) andere
wetshandhavingsinstanties, (iv) internationale
organisaties, (v) openbare
lichamen, (vi) particuliere
lichamen; (l)
informatie over rechtspersonen waarmee de onder e)
en j) vermelde informatie verband houdt: (i) naam van de
rechtspersoon, (ii) locatie, (iii) datum en
plaats van oprichting, (iv) registratienummer, (v) rechtsvorm, (vi) kapitaal, (vii) activiteiten, (viii) nationale en
internationale filialen, (ix) directie, (x) relaties met
banken. 3. Met de in lid 1, onder e),
vermelde contact- en begeleidende personen, worden bedoeld personen van wie er
met voldoende reden kan worden verondersteld dat via hen voor de analyse
nuttige informatie betreffende de onder lid 1, onder a) en b), van deze bijlage
bedoelde personen kan worden verkregen, mits zij niet behoren tot een van de in
de lid 1, onder a), b), c), d) en f), bedoelde categorieën van personen.
“Contactpersonen” zijn personen die sporadisch contact hebben met de in lid 1,
onder a) en b), bedoelde personen. “Begeleidende personen” zijn personen die
regelmatig contact hebben met de in lid 1, onder a) en b), bedoelde personen. Wat contact- en
begeleidende personen betreft, mogen de in lid 2 bedoelde gegevens zo nodig
worden opgeslagen, mits er reden is om aan te nemen dat deze gegevens nodig
zijn voor de analyse van hun rol als contact- of begeleidend persoon. In dit verband moet
rekening worden gehouden met het volgende: (a)
de betrekkingen tussen deze personen en de in lid 1,
onder a) en b), bedoelde personen moeten zo spoedig mogelijk worden
opgehelderd; (b)
indien de veronderstelling dat er tussen deze
personen en de in lid 1, onder a) en b), bedoelde personen betrekkingen
bestaan, ongegrond blijkt, worden de gegevens onverwijld verwijderd; (c)
indien dergelijke personen verdacht worden van een
strafbaar feit dat onder de bevoegdheid van Europol valt, indien zij wegens een
dergelijk strafbaar feit zijn veroordeeld, of indien er in de zin van het
nationale recht van de betrokken lidstaat feitelijke aanwijzingen zijn of een
redelijk vermoeden bestaat dat zij een dergelijk strafbaar feit zullen plegen,
dan mogen de in lid 2 bedoelde gegevens worden opgeslagen; (d)
gegevens over contact- en begeleidende personen
alsmede gegevens over contact- en begeleidende personen van begeleidende
personen mogen niet worden opgeslagen, met uitzondering van gegevens over de
soort en de aard van hun contacten met, of begeleiding van, de onder lid 1,
punten a) en b), bedoelde personen; (e)
indien geen zekerheid kan worden verkregen omtrent
de in de voorgaande punten bedoelde zaken, wordt daarmee rekening gehouden bij
het besluit over de vraag of en in hoeverre de gegevens moeten worden
opgeslagen voor verdere analyse. 4. Wat betreft de in lid 1,
onder d), bedoelde personen die het slachtoffer zijn geworden van een van de
betrokken strafbare feiten of ten aanzien van wie zich bepaalde omstandigheden
voordoen die doen vermoeden dat zij het slachtoffer van een dergelijk strafbaar
feit kunnen worden, mogen de in lid 2, onder a), i, tot en met lid 2, onder c),
iii, van deze bijlage bedoelde gegevens worden opgeslagen, alsmede de volgende
soorten gegevens: (a)
identificatiegegevens van het slachtoffer; (b)
redenen van slachtofferschap; (c)
schade
(lichamelijke/financiële/psychologische/andere); (d)
noodzaak om de anonimiteit te waarborgen; (e)
mogelijkheid om ter rechtszitting te verschijnen; (f)
door of via personen als bedoeld in lid 1, onder
d), verstrekte informatie in de criminele sfeer, inclusief informatie over hun
relatie met andere personen, indien nodig om de in lid 1, onder a) en b),
bedoelde personen te identificeren. Zo nodig mogen andere in
lid 2 bedoelde gegevens worden opgeslagen, mits er reden is om aan te nemen dat
zij nodig zijn voor de analyse van de rol van deze personen als slachtoffer of
mogelijk slachtoffer. Gegevens die niet nodig
zijn voor verdere analyse worden verwijderd. 5. Wat betreft de in lid 1,
onder c), bedoelde personen die wellicht als getuige moeten optreden bij
onderzoeken naar de betrokken strafbare feiten of bij daaropvolgende
strafvervolgingen, mogen de in lid 2, onder a), i, tot en met lid 2, onder c),
iii, van deze bijlage bedoelde gegevens worden opgeslagen, alsmede de volgende
soorten gegevens: (a)
door dergelijke personen verstrekte informatie in
de criminele sfeer, waaronder informatie over hun relatie met andere personen
die in het analysebestand zijn opgenomen; (b)
noodzaak om de anonimiteit te waarborgen; (c)
het feit dat de bescherming gewaarborgd is en de
daarvoor verantwoordelijke instantie; (d)
nieuwe identiteit; (e)
mogelijkheid om ter rechtszitting te verschijnen. Zo nodig mogen andere in
lid 2 bedoelde gegevens worden opgeslagen, mits er reden is om aan te nemen dat
zij nodig zijn voor de analyse van de rol van deze personen als getuigen. Gegevens die niet nodig
zijn voor verdere analyse worden verwijderd. 6. Wat betreft de in lid 1,
onder f), bedoelde personen die informatie kunnen verschaffen over de betrokken
strafbare feiten, mogen de in lid 2, onder a), i, tot en met lid 2, onder c),
iii, van deze bijlage bedoelde gegevens worden opgeslagen, alsmede de volgende
soorten gegevens: (a)
gecodeerde personalia; (b)
soort verstrekte informatie; (c)
noodzaak om de anonimiteit te waarborgen; (d)
het feit dat de bescherming gewaarborgd is en de
daarvoor verantwoordelijke instantie; (e)
nieuwe identiteit; (f)
mogelijkheid om ter rechtszitting te verschijnen; (g)
negatieve ervaringen; (h)
beloningen (financiële/gunsten). Zo nodig mogen andere in
lid 2 bedoelde gegevens worden opgeslagen, mits er reden is om aan te nemen dat
zij nodig zijn voor de analyse van de rol van deze personen als informant. Gegevens die niet nodig
zijn voor verdere analyse worden verwijderd. 7. Indien het op enig moment
tijdens de analyse op basis van serieuze en ondubbelzinnige aanwijzingen
duidelijk wordt dat een persoon dient te worden opgenomen in een andere
categorie van personen overeenkomstig deze bijlage, mag Europol alleen gegevens
betreffende deze persoon verwerken die op grond van deze andere categorie zijn
toegestaan en moeten alle andere gegevens worden gewist. Indien het op grond van
bovengenoemde aanwijzingen duidelijk wordt dat een persoon in twee of meer in
deze bijlage bedoelde categorieën moet worden opgenomen, mogen alle op grond
van deze categorieën toegestane gegevens door Europol worden verwerkt. FINANCIEEL MEMORANDUM 1. KADER VAN HET VOORSTEL/INITIATIEF 1.1. Benaming van het
voorstel/initiatief Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en
de Raad betreffende het Agentschap van de Europese Unie voor samenwerking en
opleiding op het gebied van rechtshandhaving (Europol) en tot intrekking van
Besluit 2009/371/JBZ en Besluit 2005/681/JBZ 1.2. Betrokken beleidsterrein(en)
in de ABM/ABB-structuur[46] Beleidsterrein: Binnenlandse zaken Activiteit: 18.02 Interne veiligheid 1.3. Aard van het
voorstel/initiatief þ Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een nieuwe actie na een proefproject/een
voorbereidende actie[47]
¨ Het voorstel/initiatief betreft de verlenging van een
bestaande actie ¨ Het
voorstel/initiatief betreft een actie die wordt omgebogen naar een nieuwe
actie 1.4. Doelstelling(en) 1.4.1. De met het voorstel/initiatief
beoogde strategische meerjarendoelstelling(en) van de Commissie De
Europese politiedienst (Europol) was oorspronkelijk een intergouvernementele
instantie, opgericht door een overeenkomst tussen de lidstaten die in 1999 in
werking trad. Bij Besluit van de Raad 2009/371/JBZ van de Raad werd
Europol met ingang van 1 januari 2010 omgevormd tot een gedecentraliseerd
EU-agentschap met als taak het optreden van de bevoegde
rechtshandhavingsinstanties van de lidstaten tegen zware en georganiseerde
criminaliteit en terrorisme, te ondersteunen en te versterken. Het besluit van
de Raad legde eveneens in detail de doelstellingen en taken van Europol vast. Het
Verdrag van Lissabon schrapte de pijlerstructuur van de Europese Unie en stemde
het domein van de politiële samenwerking af op het acquis communautaire.
Artikel 88 van het VWEU schrijft voor dat Europol moet worden geregeld
door een verordening die moet worden aangenomen volgens de
medebeslissingsprocedure. Het vereist tevens dat er procedures en een
mechanisme worden vastgesteld voor het toezicht op de activiteiten van Europol
door het Europees Parlement, in samenwerking met de nationale parlementen.
Bovendien roept het programma van Stockholm[48], dat een Europese meerjarenstrategie voor
recht en veiligheid vaststelt, Europol op te evolueren en “een knooppunt [te]
worden voor informatie-uitwisseling tussen de rechtshandhavingsautoriteiten van
de lidstaten, een dienstverlener en een platform voor
rechtshandhavingsdiensten”. Artikel 87,
lid 2, onder b), van het VWEU voorziet in maatregelen voor steun voor
de opleiding van personeel, alsmede samenwerking betreffende de uitwisseling
van personeel. In het programma van Stockholm wordt gesteld dat, om te komen
tot een echte Europese justitiële en rechtshandhavingscultuur, het essentieel
is de scholing inzake Uniegerelateerde vraagstukken uit te breiden, en dat moet
gestreefd worden naar een systematische Europese opleiding. De Commissie stelt
daarom, samen met dit voorstel, een Europese opleiding inzake rechtshandhaving
(LETS) voor, die verder bouwt op de activiteiten die nu door de Cepol worden uitgevoerd.
Het huidige voorstel voegt de twee agentschappen samen en belast het nieuwe
(samengevoegde) agentschap met de taak het opleidingsprogramma uit te voeren. 1.4.2. Specifieke doelstelling(en) en
betrokken ABM/ABB-activiteit(en) ABB-activiteit 18 05: Veiligheid en bescherming van
de vrijheden SPECIFIEKE DOELSTELLING 3 Het versterken van samenwerking tussen de lidstaten op het
vlak van rechtshandhaving, in het bijzonder door het bevorderen van de
uitwisseling van informatie tussen de rechtshandhavingsinstanties, het geven
van toegang tot relevante gegevens (met inachtneming van de beginselen inzake
gegevensbescherming) en het versterken van de rol van Europol en Cepol als
partners van de lidstaten bij het bestrijden van zware criminaliteit en het opleiden
van politieambtenaren. Voornaamste beleidsacties in 2013 - Verordening tot
samenvoeging van Europol en Cepol Verordening betreffende Europol: Specifieke doelstelling nr. 1: Als voornaamste ondersteuningspunt fungeren voor
rechtshandhavingsactiviteiten en voor expertise op het gebied van
rechtshandhaving Specifieke doelstelling nr. 2: Als Europees knooppunt fungeren voor informatie over misdaad
Specifieke doelstelling nr. 3: De uitvoering van het EU-beleid inzake de opleiding van rechtshandhavingsambtenaren
coördineren en relevante opleidingen en uitwisselingen aanbieden op Europees
niveau Specifieke doelstelling nr. 4: De capaciteit van de EU versterken om cybercriminaliteit aan
te pakken, teneinde de burgers, ondernemingen en economie van Europa voor
schade te behoeden Betrokken AMB/ABB-activiteit(en) Activiteit 18 05: Veiligheid en bescherming van de
vrijheden 1.4.3. Verwacht(e) resulta(a)t(en) en
gevolg(en) Vermeld de gevolgen die het voorstel/initiatief zou moeten
hebben voor de begunstigden/doelgroepen. Europol heeft de opdracht de nationale
rechtshandhavingsdiensten van de lidstaten te ondersteunen in hun wederzijdse
samenwerking bij de preventie en bestrijding van zware criminaliteit en
terrorisme. Het voorstel, d.w.z. de verordening inzake Europol, voorziet in een
nieuw rechtskader voor Europol. De nieuwe rechtsgrondslag zal de veiligheid van
de EU ten goede komen door de doeltreffendheid en efficiëntie te vergroten
waarmee Europol kan bijdragen aan de preventie en bestrijding van zware grensoverschrijdende
criminaliteit en terrorisme, en door aan Europol nieuwe taken te verlenen op
het vlak van opleiding inzake rechtshandhaving in de EU en als gastheer voor
Europese centra voor rechtshandhaving op het vlak van specifieke vormen van
criminaliteit, zoals cybercriminaliteit. Het voorstel is erop gericht het inlichtingenbeeld van Europol
te verbeteren, zodat het de lidstaten beter van dienst kan zijn en betere
informatie kan aandragen voor het vaststellen van het Europees beleid. Het
brengt Europol en zijn activiteiten meer in overeenstemming met het Verdrag van
Lissabon en het Programma van Stockholm. Zowel de verantwoordingsplicht van
Europol als de voor Europol geldende regeling voor gegevensbescherming worden
door het voorstel verder aangescherpt. Europol wordt in staat gesteld om aan de
lidstaten alle nodige en geactualiseerde diensten en producten te leveren die
hen ondersteunen bij het bestrijden van de zware criminaliteit waarmee de
EU-burger te maken krijgt. De toegenomen stroom aan informatie vanuit de
lidstaten, met inbegrip van de informatie over cybercriminaliteit, en de
verbeterde methodes van gegevensverwerking, aangevuld met een solide regeling
voor gegevensbescherming en een grotere opleidingscapaciteit, zullen de
ondersteunende rol van Europol verder versterken. Gegevens van private partijen kunnen door elke lidstaat
(nationale Europol-eenheid) aan Europol worden doorgestuurd, waardoor het
risico op vertraging of niet-doorsturing wordt teruggebracht. Het uitwisselen
van gegevens met derde landen zal gestroomlijnder verlopen, hetgeen een
positief effect heeft op de samenwerking en op de interne veiligheid in de EU
en in de derde landen. Hierdoor wordt weer een meer gecoördineerde totaalaanpak
van criminele verschijnselen mogelijk. Het voorstel belast Europol met nieuwe taken, waarbij de
taken inzake opleiding van rechtshandhavingsambtenaren die momenteel door Cepol
worden vervuld, worden geïntegreerd en tot op zekere hoogte verbreed. Naar
verwachting leiden de integratie en rationalisatie van de operationele en
opleidingsfuncties in één agentschap tot een wederzijds versterkende dynamiek.
Middelen die worden uitgespaard doordat ondersteunende functies samen kunnen
worden uitgeoefend, kunnen worden ingezet voor de opleidingsfunctie, met name
om de Europese opleiding inzake rechtshandhaving (LETS) uit te werken. Het
hogere opleidingsniveau dat zo wordt geboden, zal de rechtshandhaving binnen de
gehele EU naar een hoger niveau tillen, het vertrouwen tussen de instanties
vergroten, bijdragen tot een gemeenschappelijke rechtshandhavingscultuur, en
daarmee de aanpak van de EU van gemeenschappelijke uitdagingen inzake
veiligheid doeltreffender maken. Bovendien versterkt het voorstel de verantwoordingsplicht
van Europol en brengt het zijn bestuurswijze in overeenstemming met die van de
andere Europese regelgevende agentschappen. Het voorstel geeft Europol verder de nieuwe taak van
gastheer voor het Europees Centrum voor de bestrijding van cybercriminaliteit
(EC3), dat begin 2013 is opgericht. Het EC3 zal de capaciteit van de EU om het
hoofd te bieden aan de toenemende dreiging van cybercriminaliteit aanzienlijk versterken,
teneinde de inspanningen van de lidstaten te ondersteunen en aan te vullen.
Lidstaten zullen aanzienlijk voordeel halen uit het bestaan van een centraal
punt dat is uitgerust met de beste technologie en waar hooggekwalificeerd en
gespecialiseerd personeel een breed scala aan diensten en producten biedt. Een
centrum dat vooruitdenkt en vooruitloopt op ontwikkelingen, en dat dreigingen
evalueert en strategisch advies geeft inzake het bestrijden van
cybercriminaliteit, zal voor de lidstaten van grote toegevoegde waarde zijn.
Ook wordt de capaciteit van EU-agentschappen en instanties vergroot om het
hoofd te bieden aan de uitdagingen van cybercriminaliteit. 1.4.4. Resultaat- en
effectindicatoren Vermeld de indicatoren aan de hand waarvan kan worden
nagegaan in hoeverre het voorstel/initiatief is uitgevoerd. –
tevredenheid bij de gebruikers over de operationele
steun aan operaties of onderzoeken; –
percentage van alle door lidstaten via de
applicatie voor veilige informatie-uitwisseling (Siena) verzonden berichten dat
met Europol wordt gedeeld; –
hoeveelheid en kwaliteit van de informatie die door
elke lidstaat wordt doorgestuurd, in verhouding tot de totale hoeveelheid en
kwaliteit van door de lidstaten doorgestuurde informatie; –
aantal onderzoeken ondersteund door Europol; –
aantal opgestelde verslagen over kruiscontroles; –
aantal opgestelde operationele analyseverslagen; –
aantal gezamenlijke onderzoeken, in het bijzonder
door de door Europol gesteunde gemeenschappelijke onderzoeksteams (GOT’s); –
aantal Siena-verzoeken en berichten die door
Europol ter informatie worden gestuurd naar externe partners; –
aantal Siena-verzoeken en berichten die door externe
partners ter informatie worden gestuurd naar Europol; –
aantal opgestarte Siena-zaken; –
aantal verdachten dat in de lidstaten wordt
geïdentificeerd, gearresteerd en vervolgd; –
aantal verleende technische en/of forensische
ondersteuningen (ook ter plaatse); –
aantal opgeleide personeelsleden; –
kwaliteit van de strategische producten (detail,
bereik, analytische methode). Inzake opleiding: –
aantal behoefteanalyses; –
aantal kwaliteitsbewakingsproducten; –
aantal gemeenschappelijke onderwijsprogramma’s; –
aantal opleidingsmodules en e-learningmodules; –
aantal verzorgde cursussen; –
aantal georganiseerde uitwisselingen; –
tevredenheid bij de gebruikers. Tot slot zijn dit de voornaamste indicatoren die kunnen
worden gebruikt om het effect van de activiteiten van het EC3 te beoordelen: –
de mate waarin het EC3 bijdraagt tot het oprollen
van cybercriminele netwerken via succesvolle grensoverschrijdende activiteiten
die door het EC3 worden gecoördineerd en/of ondersteund (op basis van het
aantal verdachten dat wordt geïdentificeerd, gearresteerd en vervolgd en het
aantal geïdentificeerde slachtoffers); –
het strategische en/of operationele effect op EU-
en lidstaatniveau van de dreigings- en risico-evaluaties/voorspellingen van
tendensen door het EC3; –
toename van het aantal personeelsleden (rechtshandhavingsambtenaren
of andere) dat een gespecialiseerde opleiding inzake cybercriminaliteit volgt; –
de mate waarin nieuwe technologische middelen die
door het EC3 zijn geïnitieerd, gecoördineerd of ontwikkeld, worden gebruikt
tijdens activiteiten van het EC3 en/of door de lidstaten; –
de mate waarin publiek-private
partnerschapsinitiatieven de werkzaamheden van het EC3 hebben bevorderd; –
algehele tevredenheid van lidstaten over alle
producten en diensten van het EC3. 1.5. Motivering van het voorstel/initiatief
1.5.1. Behoefte(n) waarin op korte of
lange termijn moet worden voorzien De hervorming van Europol maakt deel uit van een breder
proces op weg naar een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van
de burger, zoals uiteengezet in het programma van Stockholm. Om aan deze
doelstelling tegemoet te komen roept het programma van Stockholm onder andere
Europol op “een knooppunt [te] worden voor informatie-uitwisseling tussen de
rechtshandhavingsautoriteiten van de lidstaten, een dienstverlener en een
platform voor rechtshandhavingsdiensten.” Er bestaat dus een brede
interinstitutionele consensus over de rol van Europol bij de ondersteuning van
de rechtshandhavingsinstanties binnen de lidstaten en over zijn algemene
toekomstige richting. Tegelijkertijd moeten de werkzaamheden van Europol, op grond
van het Verdrag van Lissabon en overeenkomstig de Gezamenlijke verklaring over
Europese regelgevende organen, worden onderworpen aan regelmatige controle door
het Europees Parlement en de nationale parlementen, en moet zijn bestuurswijze
in overeenstemming worden gebracht met de normen die gelden voor alle
regelgevende agentschappen van de EU. Wat betreft gegevensbescherming moeten de normen van Europol
bovendien verder in overeenstemming worden gebracht met die van andere
gegevensbeschermingsinstrumenten, en moet het recht van de burger op inzage in
de eigen persoonsgegevens worden versterkt door het instellen van een
alternatieve procedure waarmee de rechtmatigheid van de verwerking van persoonsgegevens
kan worden nagegaan. Het hogere opleidingsniveau waartoe dit voorstel leidt, zal
de rechtshandhaving binnen de gehele EU naar een hoger niveau tillen, het
vertrouwen tussen de instanties vergroten, bijdragen tot een gemeenschappelijke
rechtshandhavingscultuur, en daarmee de aanpak van de EU van gemeenschappelijke
uitdagingen inzake veiligheid doeltreffender maken. Hoewel cybercriminaliteit toeneemt en steeds complexer
wordt, beschikte de EU vóór de oprichting van het EC3 niet over voldoende capaciteit
om het verschijnsel aan te pakken. Cybercriminaliteit is uitermate complex en evolueert
zeer snel, zodat het een hoog niveau van technische expertise vergt om de
kenmerken en werkwijzen te begrijpen. Ook was er onvoldoende doorstroom van
informatie. Hoogwaardige expertise die op nationaal en Europees niveau is
opgebouwd, moet worden uitgewisseld tussen de lidstaten, zodat de EU beter kan
reageren op cybercriminaliteit, een vorm van misdaad die van nature
grensoverschrijdend is en waarvan de bestrijding dus samenwerking vereist. 1.5.2. Toegevoegde waarde van de
deelname van de EU Samenwerking inzake rechtshandhaving in de Unie kan enkel
bestaan indien er tussen de nationale rechtshandhavingsinstanties en andere
relevante instanties binnen en buiten de EU een doeltreffende uitwisseling is
van informatie en inlichtingen over criminaliteit. De toegang tot en het delen
en analyseren van relevante en actuele informatie is cruciaal voor een
doeltreffende bestrijding van criminaliteit. Europol heeft een goede
uitgangspositie om de samenwerking op dit gebied te ondersteunen en de
coördinatie op EU-niveau te waarborgen. Grensoverschrijdende criminaliteit kan niet doeltreffend
worden voorkomen en bestreden door nationale politiediensten alleen. Het vergt
een gecoördineerde en gezamenlijke aanpak, samen met publieke en private
belanghebbenden in de gehele EU. Europol is het enige EU-agentschap dat de
rechtshandhavingsinstanties in de lidstaten bij dit streven ondersteunt.
Europol biedt een unieke reeks operationele diensten voor de bestrijding van zware
grensoverschrijdende criminaliteit (o.a. misdaadanalyses en forensische en
operationele ondersteuning van grensoverschrijdende onderzoeken). Het huidige
wettelijke kader stelt Europol echter niet in staat volledig doeltreffend te werken
en de lidstaten uit te rusten met de complete en geactualiseerde instrumenten
die vereist zijn. Dit wettelijke kader kan enkel worden aangepast door middel
van een wetgevende hervorming op EU-niveau. Een dergelijke aanpassing kan niet
worden uitgevoerd op nationaal, regionaal of lokaal niveau, en kan evenmin
worden gerealiseerd door interne actie van Europol zelf. Bovendien schrijft het Verdrag van Lissabon voor dat er een
mechanisme van parlementaire controle op de werkzaamheden van Europol wordt
ingesteld, en moet volgens de Gezamenlijke verklaring over Europese
regelgevende organen de bestuurswijze van Europol in overeenstemming worden gebracht
met die van de andere EU-agentschappen. Dit vraagt om een wetgevend optreden
van de EU. De toegevoegde waarde van betrokkenheid van de EU bij de
opleiding inzake rechtshandhaving is dat op deze manier een gecoördineerde
aanpak van het ontwikkelen en uitvoeren van een dergelijke opleiding kan worden
gewaarborgd. Op dit gebied is al veel werk verricht, zowel op nationaal niveau
door de lidstaten als op EU-niveau door Cepol. Zoals uiteengezet in de
bijgevoegde mededeling aangaande de Europese opleiding inzake rechtshandhaving,
moet er echter meer gebeuren om er bijvoorbeeld voor te zorgen dat de opleiding
beantwoordt aan door de EU als prioritair aangemerkte behoeften met betrekking
tot criminaliteit, en om een coherente aanpak te waarborgen waardoor de
opleiding op EU-niveau voldoet aan de hoogste kwaliteitsnormen. Het EC3 is opgericht om de vele obstakels te overwinnen die
een doelmatig onderzoek naar cybercriminaliteit en de vervolging van daders op
EU-niveau in de weg staan. Het is een belangrijke stap in de algehele strategie
van de EU om de cyberveiligheid te vergroten en van cyberspace een plaats te
maken waar het recht overheerst en waar de mensenrechten en fundamentele
vrijheden zijn gewaarborgd door de gezamenlijke inspanning van alle
belanghebbenden. 1.5.3. Nuttige ervaring die bij
soortgelijke activiteiten in het verleden is opgedaan De externe evaluatie van het Europolbesluit van de Raad
heeft stof tot nadenken gegeven over hoe de doelmatigheid van Europol kan
worden verbeterd. De evaluatie wees uit dat Europol een goed functionerend
agentschap is, dat operationeel relevant is en bijdraagt aan de veiligheid van
de Europese burgers. Toch werd er ook een aantal gebieden genoemd dat voor
verbetering vatbaar is. De gesprekken met de externe belanghebbenden over de
hervorming van Europol en een aantal jaarlijkse en specifieke verslagen van Europol
hebben bijgedragen tot een duidelijk begrip van wat er binnen Europol moet
veranderen. Een aantal thema’s kwam steeds terug: ontoereikende
informatieverstrekking door lidstaten, wettelijke beperkingen op de
rechtstreekse samenwerking met de private sector, en een rigide wettelijk kader
voor de samenwerking met derde landen (dat, let wel, zal moeten worden
gewijzigd als gevolg van de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon). In een bredere context bleek de toegang tot en het delen van
relevante en geactualiseerde strafrechtelijke informatie tussen
rechtshandhavingsdiensten cruciaal voor het succesvol aanpakken van
grensoverschrijdende criminaliteit. De tenuitvoerlegging van een aantal
EU-maatregelen, zoals de kaderbesluiten die bekendstaan als het
“Prüm-besluit”
en het “Zweeds initiatief”, hebben dit bevestigd. Wat de opleiding betreft, is de bijgevoegde mededeling
aangaande de Europese opleiding inzake rechtshandhaving gebaseerd op een
inventarisatie die in 2012 door Cepol is verricht en op uitgebreide
raadplegingen van deskundigen uit de lidstaten en van JBZ-agentschappen. Uit de
resultaten bleek dat er behoefte was aan een meer gecoördineerde aanpak, met
inbegrip van een sterke rol voor een EU-agentschap als drijvende kracht achter en
coördinator van de opleiding, in nauwe samenwerking met andere agentschappen en
met de nationale opleidingsinstellingen. Cepol is onderworpen aan een
vijfjaarlijkse evaluatie die in 2011 is afgerond, en aan een externe studie die
in opdracht van de Commissie is verricht met het oog op het opstellen van een
effectbeoordeling. De resultaten gaven aan dat er een behoefte is aan meer
opleiding over de Europese dimensies van rechtshandhaving, een betere
coördinatie tussen Cepol, de lidstaten en andere agentschappen, en verbeteringen
in de huidige bestuurswijze en de structuur van Cepol. Bovendien volstaan de traditionele manieren van onderzoek
niet voor een integrale aanpak van cybercriminaliteit, omdat daarvoor verfijnde
technische expertise nodig is. Zonder hoogwaardige opleiding inzake IT, die
rechtshandhavingsdiensten inzicht verschaft in de finesses van de gebruikte
technologie en het nieuwe landschap van digitale recherche en die hen de
mogelijkheid biedt om gelijke tred te houden met snel evoluerende technologie
en cybercriminele werkwijzen, zal de EU achterblijven in haar vermogen om
cybercriminaliteit adequaat aan te pakken. Bij een snel veranderende
technologie horen eveneens snel ontwikkelende technologische instrumenten die
kunnen worden ingezet in de strijd tegen cybercriminaliteit, alsmede personeel
dat zich kan aanpassen aan en kan voortbouwen op bestaande kennis en expertise. 1.5.4. Samenhang en eventuele
synergie met andere relevante instrumenten De verordening inzake Europol, op grond waarvan het
agentschap het knooppunt wordt voor informatie over criminaliteit, zal
bijdragen aan een open en veilig Europa ten dienste en ter bescherming van de
burger, zoals uiteengezet in het programma van Stockholm. Het samenbrengen van
de operationele en opleidingsfuncties in één agentschap zal leiden tot een
wederzijds versterkende dynamiek die de doelmatigheid van de operationele
activiteiten en de relevantie en de gerichtheid van de EU-opleidingen zal
verbeteren. Daarnaast zal een effectief Europol beter in staat om bij te
dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de mededeling van de
Commissie over de interneveiligheidsstrategie in actie, en om de politiële
samenwerking in de EU in het algemeen te versterken. De voorgestelde bestuurswijze van Europol draagt bij tot de
algehele samenhang van het bestuursmodel van de EU-agentschappen, zoals beoogd
in de Gezamenlijke verklaring over Europese regelgevende organen. Het instellen
van parlementaire controle op de werkzaamheden van Europol en de nieuwe vormen van
samenwerking met derde landen, brengen Europol in overeenstemming met het
Verdrag van Lissabon, dat de Commissie, en niet Europol, bevoegd verklaart om
te onderhandelen over internationale overeenkomsten inzake
informatie-uitwisseling. Het voorstel wil ook duidelijk de grenzen van de bevoegdheid
van Europol afbakenen, om overlapping met andere JBZ-agentschappen te voorkomen
en om hun samenwerking met Europol te stroomlijnen. Om dit proces te versterken
moeten de oplossingen die in de verordening worden aangebracht (bijvoorbeeld
inzake verzoeken aan lidstaten om een strafrechtelijk onderzoek op te starten,
of het op de hoogte houden van Eurojust) op termijn ook worden opgenomen in de
rechtsgrondslag van andere agentschappen (zoals Eurojust). 1.6. Duur en financiële gevolgen ¨ Voorstel/initiatief met een beperkte
geldigheidsduur – ¨ Voorstel/initiatief
is van kracht vanaf [DD/MM]JJJJ tot en met [DD/MM]JJJJ – ¨ Financiële
gevolgen vanaf [JJJJ] tot en met [JJJJ] þ Voorstel/initiatief met een onbeperkte
geldigheidsduur – Uitvoering met een opstartperiode vanaf 2013 voor het EC3 en vanaf 2015
voor de hervorming van Europol en de integratie van opleidingsactiviteiten, – gevolgd door een volledige uitvoering. 1.7. Beheersvorm(en)[49] þ Indirect gecentraliseerd beheer met delegatie van uitvoeringstaken aan: – ¨ uitvoerende
agentschappen, – þ door de Europese
Unie opgerichte organen[50]
– ¨ nationale
publiekrechtelijke organen of organen met een openbaredienstverleningstaak, – ¨ personen aan wie
de uitvoering van specifieke acties in het kader van titel V van het
Verdrag betreffende de Europese Unie is toevertrouwd en die worden genoemd in
het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel
Reglement, ¨ gezamenlijk beheer
met internationale organisaties (geef aan welke). Verstrek, indien meer dan één beheersvorm is aangekruist,
extra informatie onder “Opmerkingen”. Opmerkingen De cijfers voor de financiële en personele middelen combineren het
voorziene geplande totaal voor Europol tot 2020 met de financiële behoeften die
bijkomend nodig zijn voor de tenuitvoerlegging van de voorgestelde ruimere
taakstelling voor Europol, met inbegrip van opleiding, zoals beschreven in dit memorandum. 2. BEHEERSMAATREGELEN 2.1. Regels inzake het toezicht en
de verslagen Vermeld frequentie en voorwaarden. Om de doelmatigheid van Europol te verzekeren is het
belangrijk op de uitvoering van de activiteiten van het agentschap toe te zien
en deze te evalueren. In overeenstemming met de Gezamenlijke verklaring over
Europese regelgevende organen stelt Europol belangrijke prestatie-indicatoren
vast voor de activiteiten in zijn werkprogramma van. De activiteiten van
Europol zullen worden beoordeeld aan de hand van deze indicatoren in het
jaarlijkse activiteitenverslag. In het bijzonder stelt Europol, in aanvulling op de
horizontale bestuursregels die op agentschappen van toepassing zijn, een
jaarlijks verslag op en wordt er voorzien in een periodieke algemene evaluatie
waartoe de Commissie om de vijf jaar opdracht zal geven. Om regelmatig toezicht op de informatieverstrekking door de
lidstaten mogelijk te maken, brengt Europol jaarlijks verslag uit aan het
Europees Parlement en de Raad over de prestaties van alle afzonderlijke
lidstaten. Deze verslagen bevatten specifieke kwantitatieve en kwalitatieve
indicatoren en signaleren specifieke ontwikkelingen. Het voorstel bevat ook de voorschriften voor de controle
door het Europees Parlement en de nationale parlementen op de activiteiten van
Europol, d.w.z. uiteindelijk op de tenuitvoerlegging van het werkprogramma van
Europol en op de uitvoering van de begroting. De raad van bestuur van Europol is verantwoordelijk voor het
toezicht op de doelmatigheid van het administratieve, operationele en
budgettaire beheer van het agentschap. 2.2. Beheers- en controlesysteem 2.2.1. Mogelijke risico’s Criminele activiteiten zijn vandaag de dag complexer,
diverser en internationaler dan ooit tevoren. Grootschalige criminele en
terroristische netwerken vormen een ernstige bedreiging voor de interne
veiligheid van de EU en haar burgers. Criminele activiteiten betreffen meer en
meer verschillende goederen, en hebben steeds vaker een polycrimineel en
grensoverschrijdend karakter. Nationale rechtshandhavingsdiensten kunnen niet
langer alleen optreden, maar moeten samenwerken met elkaar en met Europol, dat
is opgezet als het knooppunt voor informatie over criminaliteit. Om de nieuwe
taken en verplichtingen uit de nieuwe verordening uit te kunnen voeren moet het
personeelsbestand van Europol worden versterkt. De mogelijkheden tot
herschikking van het bestaande personeel zijn ten volle benut. Het
niet-invullen van de gevraagde posten zal leiden tot een permanente inbreuk op
de toepasselijke wetgeving van de Unie en zal de interne veiligheid in de EU op
een lager niveau brengen. 2.2.2. Controlemiddel(en) Europol zal onderworpen zijn aan de volgende controles:
begrotingscontrole, interne audit, jaarverslagen door de Europese Rekenkamer,
de jaarlijkse kwijting voor het uitvoeren van de EU-begroting en mogelijke
onderzoeken door OLAF om er met name voor te zorgen dat de aan de agentschappen
toegewezen middelen juist worden gebruikt. Overeenkomstig artikel 228 van
het Verdrag zullen de activiteiten van Europol ook worden onderworpen aan
controle door de Ombudsman. Deze administratieve controles bieden een aantal
procedurele waarborgen om te zorgen dat rekening wordt gehouden met de belangen
van de betrokkenen. 2.3. Maatregelen ter voorkoming
van fraude en onregelmatigheden Vermeld de bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen. Om fraude, corruptie en andere onrechtmatige activiteiten te
bestrijden zijn de bepalingen van Verordening (EG) nr. 1073/1999
onverminderd van toepassing op het agentschap, zoals bepaald in artikel 21
van de verordening. 3. GERAAMDE FINANCIËLE GEVOLGEN VAN HET
VOORSTEL/INITIATIEF 3.1. Rubriek(en) van het
meerjarige financiële kader en betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor
uitgaven ·
Bestaande begrotingsonderdelen In volgorde van de rubrieken van het meerjarige financiële
kader en de begrotingsonderdelen. Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage Nummer [Omschrijving………………...……….] || GK/NGK ([51]) || van EVA-landen [52] || van kandidaat-lidstaten [53] || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement || [XX.YY.YY.YY] || GK/NGK || JA/NEE || JA/NEE || JA/NEE || JA/NEE ·
Te creëren nieuwe begrotingsonderdelen([54]) In volgorde van de rubrieken van het meerjarige
financiële kader en de begrotingsonderdelen. Rubriek van het meerjarige financiële kader || Begrotingsonderdeel || Soort uitgave || Bijdrage Nummer [Omschrijving………………...……….] || GK/NGK || van EVA-landen || van kandidaat-lidstaten || van derde landen || in de zin van artikel 18, lid 1, onder a bis), van het Financieel Reglement 3 || 18.02YYYY: Europol || GK || NEE || NEE || NEE || NEE 3.2. Geraamde gevolgen voor de
uitgaven 3.2.1. Samenvatting van de geraamde
gevolgen voor de uitgaven miljoen EUR (tot op drie
decimalen) Rubriek van het meerjarige financiële kader: || 3 || Veiligheid en burgerschap Europol || || || Jaar 2015[55] || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL Titel 1 || Vastleggingen || (1) || || || || || || || Betalingen || (2) || || || || || || || Titel 2 || Vastleggingen || (1a) || || || || || || || Betalingen || (2a) || || || || || || || Titel 3 || Vastleggingen || (3a) || || || || || || || || Betalingen || (3b) || || || || || || || TOTAAL kredieten voor EUROPOL[56] [57] || Vastleggingen || =1+1a +3a || 99,675 || 100,667 || 102,657 || 104,689 || 106,760 || 108,874 || 623,322 Betalingen || =2+2a +3b || 99,675 || 100,667 || 102,657 || 104,689 || 106,760 || 108,874 || 623,322 Rubriek van het meerjarige financiële kader: || 5 || “Administratieve uitgaven” miljoen EUR (tot op drie
decimalen) || || || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL DG: Binnenlandse zaken || Personele middelen || 0,615 || 0,615 || 0,615 || 0,615 || 0,615 || 0,615 || 3,690 Andere administratieve uitgaven || 0,038 || 0,288 || 0,288 || 0,038 || 0,288 || 0,288 || 1,228 TOTAAL DG BINNENLANDSE ZAKEN || Kredieten || 0,653 || 0,903 || 0,903 || 0,653 || 0,903 || 0,903 || 4,918 TOTAAL kredieten onder RUBRIEK 5 van het meerjarige financiële kader || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 0,653 || 0,903 || 0,903 || 0,653 || 0,903 || 0,903 || 4,918 miljoen EUR (tot op drie
decimalen) || || || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL TOTAAL kredieten onder RUBRIEKEN 1 tot en met 5 van het meerjarige financiële kader || Vastleggingen || 100,328 || 101,570 || 103,560 || 105,342 || 107,663 || 109,777 || 628,240 Betalingen || 100,328 || 101,570 || 103,560 || 105,342 || 107,663 || 109,777 || 628,240 Gevolgen voor de uitgaven voor de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming || ||
miljoen EUR (tot op drie decimalen) || || || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL Personele middelen || 0,111 || 0,111 || 0,111 || 0,111 || 0,111 || 0,111 || 0,666 Andere administratieve uitgaven || 0,139 || 0,142 || 0,145 || 0,148 || 0,150 || 0,153 || 0,877 TOTAAL EDPS || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 0,250 || 0,253 || 0,256 || 0,259 || 0,261 || 0,264 || 1,543 3.2.2. Geraamde gevolgen voor de
kredieten van het agentschap – ¨ Voor het
voorstel/initiatief zijn geen beleidskredieten nodig – þ Voor het
voorstel/initiatief zijn beleidskredieten nodig, zoals hieronder nader wordt beschreven: Vastleggingskredieten,
miljoen EUR (tot op drie decimalen) Vermeld doelstellingen en outputs ò || || || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL || Soort[58] || Gem. kost || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Aantal || Kosten || Totale aantal || Totale kost SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 1[59] Als voornaamste ondersteuningspunt fungeren voor rechtshandhavingsactiviteiten en voor expertise op het gebied van rechtshandhaving || || || || || || || || || || || || || || || - Output || Onder-steuning bieden aan grensover-schrijdende onder-zoeken door het leveren van inlichtingen en operationele analyses; coördinatie van gezamen-lijke operaties || 0,009 || 3800 || 31,244 || 3509 || 31,582 || 3560 || 32,041 || 3600 || 32,400 || 3660 || 32,941 || 3745 || 33,704 || 21874 || 193,912 || - Output || Platformen bieden voor vakgebie-den, kennis-producten en het delen van baan-brekende technieken om criminali-teit te bestrijden || 0,163 || 50 || 7,811 || 48 || 7,895 || 49 || 8,010 || 50 || 8,100 || 51 || 8,235 || 52 || 8,426 || 300 || 48,477 || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 1 || || 39,055 || || 39,477 || || 40,051 || || 40,501 || || 41,177 || || 42,131 || || 242,390 || SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 2 Als Europees knooppunt fungeren voor informatie over misdaad || || - Output || Opstellen van strategische dreigings-evaluaties over zware criminali-teit en terrorisme || 0,298 || 45 || 12,888 || 44 || 13,027 || 44 || 13,217 || 45 || 13,365 || 46 || 13,588 || 47 || 13,903 || 271 || 79,988 || - Output || De lidstaten efficiënte en veilige commu-nicatie-kanalen en instrumen-ten voor informatie-uitwisseling bieden || 0,672 || 20 || 12,888 || 19 || 13,027 || 20 || 13,217 || 20 || 13,365 || 20 || 13,588 || 21 || 13,903 || 120 || 79,988 || - Output || De analyse-capaciteit verhogen door het verbeteren van analyse-systemen en het inzetten van gespe-cialiseerd personeel || 0,554 || 25 || 13,279 || 24 || 13,423 || 25 || 13,617 || 25 || 13,771 || 25 || 14,001 || 26 || 14,325 || 150 || 82,416 || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 2 || || 39,055 || || 39,477 || || 40,051 || || 40,501 || || 41,177 || || 42,131 || || 242,390 || SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 3 De uitvoering van het EU-beleid inzake de opleiding van rechtshandhavingsambtenaren coördineren en relevante opleidingen en uitwisselingen aanbieden op het Europese niveau || || - Output || Behoeften, coördinatie en kwaliteits-bewakings-producten || 0,222 || 6 || 1,301 || 6 || 1,301 || 6 || 1,301 || 6 || 1,301 || 6 || 1,301 || 6 || 1,301 || 36 || 7,807 || - Output || Opleidings-modules en e-learning-modules met een gemeen-schappelijk curriculum || 0,108 || 18 || 1,899 || 18 || 1,899 || 18 || 1,899 || 18 || 1,899 || 18 || 1,899 || 18 || 1,899 || 108 || 11,393 || - Output || Aantal verzorgde cursussen || 0,038 || 135 || 5,121 || 135 || 5,121 || 135 || 5,121 || 135 || 5,121 || 135 || 5,121 || 135 || 5,121 || 810 || 30,728 || - Output || Aantal georgani-seerde uit-wisselingen || 0,003 || 415 || 1,245 || 145 || 0,434 || 196 || 0,587 || 248 || 0,743 || 300 || 0,901 || 354 || 1,063 || 1658 || 4,971 || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 3 || || 9,566 || || 8,755 || || 8,908 || || 9,064 || || 9,222 || || 9,384 || || 54,899 || SPECIFIEKE DOELSTELLING NR. 4 De capaciteit van de EU versterken om cybercriminaliteit aan te pakken, teneinde de burgers, ondernemingen en economie van Europa voor schade te behoeden || || - Output || Onder-zoeken van de lidstaten om cyber-criminele netwerken op te rollen onder-steunen || 1,237 || 2 || 4,500 || 2 || 4,860 || 2 || 5,117 || 2 || 5,484 || 3 || 5,695 || 3 || 5,711 || 14 || 31,367 || - Output || Informatie-uitwisseling tussen alle belang-hebbenden en samen-brengen van informatie || 0,516 || 4 || 3,750 || 4 || 4,049 || 5 || 4,265 || 5 || 4,570 || 5 || 4,745 || 5 || 4,759 || 28 || 26,138 || - Output || Strategische evaluaties voor heel Europa verstrekken; forensische instru-menten ont-wikkelen; PPP-opleidingen || 0,344 || 6 || 3,750 || 6 || 4,049 || 7 || 4,265 || 7 || 4,570 || 8 || 4,745 || 8 || 4,759 || 42 || 26,138 || Subtotaal voor specifieke doelstelling nr. 4 || || 12,000 || || 12,958 || || 13,647 || || 14,624 || || 15,185 || || 15,229 || || 83,643 || TOTALE KOSTEN || || 99,675 || || 100,667 || || 102,657 || || 104,689 || || 106,76 || || 108,874 || || 623,322 || 3.2.3. Geraamde gevolgen voor de
personele middelen en de begroting van [het Agentschap] 3.2.3.1. Samenvatting – ¨ Voor het
voorstel/initiatief zijn geen administratieve kredieten nodig. – þ Voor het
voorstel/initiatief zijn administratieve kredieten nodig, zoals hieronder nader
wordt beschreven: – Veronderstelling: Personeelswijzigingen midden
in het jaar. – In deze cijfers zijn de besparingen opgenomen die het gevolg zijn van
de samenvoeging van Cepol en Europol en neerkomen op 14 posten voor tijdelijke
functionarissen, wat overeenkomt met 10,1 miljoen EUR over de periode 2015-2020. Aantal personeelsleden || Jaar 2015[60] || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 Ambtenaren (AD-graden) || || || || || || Ambtenaren (AST-graden) || || || || || || Arbeids-contractanten || 106 || 106 || 106 || 106 || 106 || 106 Tijdelijke functionarissen || 502 || 497 || 492 || 492 || 496 || 500 Gedetacheerde nationale deskundigen || 45,5 || 45,5 || 45,5 || 45,5 || 45,5 || 45,5 TOTAAL || 653,5 || 648,5 || 643,5 || 643,5 || 647,5 || 651,5 miljoen EUR (tot op drie decimalen) || Jaar 2015[61] || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 || TOTAAL Ambtenaren (AD-graden) || || || || || || || Ambtenaren (AST-graden) || || || || || || || Arbeids-contractanten || 7,420 || 7,420 || 7,420 || 7,420 || 7,420 || 7,420 || 44,520 Tijdelijke functionarissen || 65,107 || 65,435 || 64,780 || 64,452 || 64,714 || 65,238 || 389,726 Gedetacheerde nationale deskundigen || 3,549 || 3,549 || 3,549 || 3,549 || 3,549 || 3,549 || 21,294 TOTAAL || 76,076 || 76,404 || 75,749 || 75,421 || 75,683 || 76,207 || 455,540 3.2.3.2. Geraamde behoefte aan
personele middelen voor het verantwoordelijke DG – ¨ Voor het
voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig – þ Voor het
voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals hieronder nader wordt
beschreven: Raming
in voltijdequivalenteenheden (of met hoogstens 1 decimaal) || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) || 18 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 3,5 || 3,5 || 3,5 || 3,5 || 3,5 || 3,5 XX 01 01 02 (delegaties) || || || || || || XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || || 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[62] 18 01 02 01 (AC, END en INT van de “totale financiële middelen”) || 2 || 2 || 2 || 2 || 2 || 2 XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties) || || || || || || XX 01 04 yy[63] || - zetel[64] || || || || || || - delegaties || || || || || || XX 01 05 02 (AC, END en INT – onderzoek door derden) || || || || || || 10 01 05 02 (AC, END en INT – eigen onderzoek) || || || || || || Andere begrotingsonderdelen (te vermelden) || || || || || || TOTAAL || 5,5 || 5,5 || 5,5 || 5,5 || 5,5 || 5,5 XX is het beleidsterrein of de begrotingstitel. De benodigde personele middelen zullen worden gefinancierd
uit de middelend die reeds voor het beheer van de actie zijn toegewezen en/of
dat binnen het DG zijn herverdeeld. Het beheer van de actie zal niet leiden tot
een toename van het aantal personeelsleden in het beherende DG voor deze
doeleinden. Beschrijving van de uit te voeren taken: Ambtenaren en tijdelijke functionarissen || De Commissie vertegenwoordigen in de raad van bestuur van het agentschap. Het advies van de Commissie over het jaarlijkse werkprogramma opstellen en de tenuitvoerlegging van het programma controleren. De uitvoering van de begroting controleren. Eén ambtenaar wordt belast met het controleren van de tenuitvoerlegging en met het assisteren in de ontwikkeling van opleidingsactiviteiten. Eén ambtenaar wordt belast met het toezicht op de activiteiten van het EC3, in het bijzonder te waarborgen dat het zijn doelstellingen haalt. Dit omvat het vertegenwoordigen van de Commissie in de programmaraad van het EC3. De ambtenaar zal ook de schakel vormen tussen het EC3 en de beleidswerkzaamheden van de Commissie met betrekking tot het EC3. Extern personeel || Twee END’s zullen de ambtenaren en tijdelijke functionarissen bijstaan in de voornoemde taken en het agentschap helpen activiteiten te ontwikkelen in overeenstemming met het EU-beleid door onder andere deel te nemen aan deskundigenbijeenkomsten. De beschrijving van
de berekening van de kosten per voltijdequivalent dient in het derde onderdeel
van de bijlage te worden opgenomen. 3.2.3.3. Geraamde behoefte aan personele
middelen voor EDPS –
¨ Voor het voorstel/initiatief zijn geen personele middelen nodig –
þ Voor het voorstel/initiatief zijn personele middelen nodig, zoals
hieronder nader wordt beschreven: Raming in een geheel getal (of met hoogstens 2 decimalen) || Jaar 2015 || Jaar 2016 || Jaar 2017 || Jaar 2018 || Jaar 2019 || Jaar 2020 Posten opgenomen in de lijst van het aantal ambten (ambtenaren en tijdelijke functionarissen) || XX 01 01 01 (zetel en vertegenwoordigingen van de Commissie) || 0,65 || 0,65 || 0,65 || 0,65 || 0,65 || 0,65 XX 01 01 02 (delegaties) || || || || || || XX 01 05 01 (onderzoek door derden) || || || || || || 10 01 05 01 (eigen onderzoek) || || || || || || Extern personeel (in voltijdequivalenten: VTE)[65] XX 01 02 01 (AC, END en INT van de “totale financiële middelen”) || 0,35 || 0,35 || 0,35 || 0,35 || 0,35 || 0,35 XX 01 02 02 (AC, AL, END, INT en JED in de delegaties) || || || || || || XX 01 04 yy[66] || - zetel[67] || || || || || || - delegaties || || || || || || || XX 01 05 02 (AC, END en INT – onderzoek door derden) || || || || || || 10 01 05 02 (AC, END en INT – eigen onderzoek) || || || || || || Andere begrotingsonderdelen (te vermelden) || || || || || || TOTAAL || 1 || 1 || 1 || 1 || 1 || 1 3.2.3.4. Geraamde behoefte aan andere
administratieve uitgaven voor EDPS Andere administratieve uitgaven || Jaar || Jaar || Jaar || Jaar || Jaar || Jaar || TOTAAL || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 || 2020 || Vergaderingen || 0,082 || 0,084 || 0,085 || 0,087 || 0,089 || 0,091 || 0,517 || Missies || 0,007 || 0,007 || 0,007 || 0,007 || 0,008 || 0,008 || 0,044 || Publicaties/vertalingen || 0,050 || 0,051 || 0,052 || 0,053 || 0,054 || 0,055 || 0,315 || TOTAAL || (totaal vastleggingen = totaal betalingen) || 0,139 || 0,142 || 0,145 || 0,148 || 0,150 || 0,153 || 0,877 || 3.2.4. Verenigbaarheid met het
huidige meerjarige financiële kader – þ Het
voorstel/initiatief is verenigbaar met het bestaande meerjarige financiële
kader. – ¨ Het
voorstel/initiatief vergt herprogrammering van de betrokken rubriek van het
meerjarige financiële kader. Zet uiteen welke
herprogrammering nodig is, onder vermelding van de betrokken
begrotingsonderdelen en de desbetreffende bedragen. – ¨ Het
voorstel/initiatief vergt toepassing van het flexibiliteitsinstrument of
herziening van het meerjarige financiële kader[68]. Zet uiteen wat
nodig is, onder vermelding van de betrokken rubrieken en begrotingsonderdelen
en de desbetreffende bedragen. 3.2.5. Bijdragen van derden aan de
financiering – þ Het
voorstel/initiatief voorziet niet in medefinanciering door derden – ¨ Het
voorstel/initiatief voorziet in medefinanciering, zoals hieronder wordt
geraamd: Kredieten, miljoen EUR (tot
op drie decimalen) || Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) || Totaal Medefinancieringsbron || || || || || || || || TOTAAL medegefinancierde kredieten || || || || || || || || 3.3. Geraamde gevolgen voor de
ontvangsten – þ Het
voorstel/initiatief heeft geen financiële gevolgen voor de ontvangsten. – ¨ Het
voorstel/initiatief heeft de hieronder beschreven financiële gevolgen: –
¨ voor de eigen middelen –
¨ voor de diverse ontvangsten miljoen EUR (tot op drie
decimalen) Begrotingsonderdeel voor ontvangsten: || Voor het lopende begrotingsjaar beschikbare kredieten || Gevolgen van het voorstel/initiatief[69] Jaar N || Jaar N+1 || Jaar N+2 || Jaar N+3 || Vul zoveel jaren in als nodig om de duur van de gevolgen weer te geven (zie punt 1.6) Artikel …………. || || || || || || || || Voor de diverse ontvangsten die worden ‘toegewezen’, vermeld
het (de) betrokken begrotingsonderde(e)l(en) voor uitgaven. […] Vermeld de wijze van berekening van de gevolgen voor de
ontvangsten. […] Bijlagen bij het
financieel memorandum Bijlage 1: Personeelsbehoefte
van het EC3 voor de periode 2013-2019 Personeel - 2013 Europol
zal 5 posten en 7 vacatures toewijzen aan het EC3. De vacatures
zullen in deze volgorde worden ingevuld: –
1 analist, AD6, op basis van de algemene
aanwervingsprocedure voor analisten van Europol, –
3 specialisten AD6 Cyborg – Twins – Terminal, –
2 specialisten AD6 Gegevensintegratie, –
1 seniorspecialist AD7 Forensische ondersteuning. Er
kan aanvullend ook een END aan het EC3 worden toegewezen (nog voorwerp van
discussie). 2013 || Strategieën preventie || Contacten en communicatie || O&O, forensische onder-steuning en opleiding || Gegevens-integratie || Operaties || Beheer || TOTAAL Basisaantal TA’s 2012 || 4 || 1 || 1 || 1 || 17 || 1 || 25 Basisaantal END’s 2012 || || 1 || || || 5 || || 6 Herindeling TA’s || || || +1 || || || +3 || +4 Herindeling END’s || || || +1 || || || || +1 Herindeling vacatures || || || +1 || +2 || +4 || || +7 Nieuwe END’s || || +1 || || || || || +1 TOTAAL TA’s 2013 || 4 || 1 || 3 || 3 || 21 || 4 || 36 TOTAAL END’s 2013 || || 2 || 1 || || 5 || || 8 Personeel - 2014 Aangezien
niet kon worden voldaan aan de bedrijfsbehoeften van het EC3 voor 2013, worden
voor 2014 17 posten voor tijdelijke functionarissen (TA’s) gevraagd. In
bijlage 2 dit nader onderbouwd. De rangen van de 17 posten zijn als volgt: –
11 AD5:
Gegevensintegratie - 1, Operaties – 7, Contacten/Comm. – 2, Opleiding – 1, –
3 AD6: Forensische
ondersteuning – 3, –
2 AD7: Beheer – 1,
Strategie – 1, –
1 AD12: Beheer – 1. 2014 || Strategie en preventie || Contacten en communicatie || O&O, forensische ondersteuning en opleiding || Gegevens-integratie || Operaties || Beheer || TOTAAL Basisaantal TA’s || 4 || 1 || 3 || 3 || 21 || 4 || 36 Basisaantal END’s || || 2 || 1 || || 5 || || 8 Aanvullende TA’s || +1 || +2 || +4 || +1 || +7 || +2 || +17 Aanvullende END’s || || || || || || || TOTAAL TA’s || 5 || 3 || 7 || 4 || 28 || 6 || 53 TOTAAL END’s || || 2 || 1 || || 5 || || 8 Personeel - 2015 Voor 2015 worden 21 posten gevraagd. In bijlage 2
wordt dit nader onderbouwd. De rangen van de 21 posten zijn als volgt: –
19 AD5: Operaties – 10, Contacten/Communicatie – 1,
Onderzoek – 1, Gegevensintegratie – 7, –
1 AD6: Strategie – 1, –
1 AD7: Forensische ondersteuning – 1. 2015 || Strategie en preventie || Contacten en communicatie || O&O, forensische ondersteuning en opleiding || Gegevens-integratie || Operaties || Beheer || TOTAAL Basisaantal TA’s || 5 || 3 || 7 || 4 || 28 || 6 || 53 Basisaantal END’s || || 2 || 1 || || 5 || || 8 Aanvullende TA’s || +1 || +1 || +2 || +7 || +10 || || +21 Aanvullende END’s || || || || || || || TOTAAL TA’s || 6 || 4 || 9 || 11 || 38 || 6 || 74 TOTAAL END’s || || 2 || 1 || || 5 || || 8 Personeel - 2016 Voor
2016 worden 4 posten gevraagd. In bijlage 2 wordt dit nader onderbouwd. De
rangen van de 4 posten zijn als volgt: –
4 AD5: Operaties – 2, Forensische ondersteuning – 1,
Strategie – 1. 2016 || Strategie en preventie || Contacten en communicatie || O&O, forensische ondersteuning en opleiding || Gegevens-integratie || Operaties || Beheer || TOTAAL Basisaantal TA’s || 6 || 4 || 9 || 11 || 38 || 6 || 74 Basisaantal END’s || || 2 || 1 || || 5 || || 8 Aanvullende TA’s || +1 || || +1 || || +2 || || +4 Aanvullende END’s || || || || || || || TOTAAL TA’s || 7 || 4 || 10 || 11 || 40 || 6 || 78 TOTAAL END’s || || 2 || 1 || || 5 || || 8 Personeel - 2017 Voor
2017 worden 4 posten gevraagd. In bijlage 2 wordt dit nader onderbouwd. De
rangen van de 4 posten zijn als volgt: –
4 AD5: Operaties – 3, Contacten – 1. 2017 || Strategie en preventie || Contacten en communicatie || O&O, forensische ondersteuning en opleiding || Gegevens-integratie || Operaties || Beheer || TOTAAL Basisaantal TA’s || 7 || 4 || 10 || 11 || 40 || 6 || 78 Basisaantal END’s || || 2 || 1 || || 5 || || 8 Aanvullende TA’s || || +1 || || || +3 || || +4 Aanvullende END’s || || || || || || || TOTAAL TA’s || 7 || 5 || 10 || 11 || 43 || 6 || 82 TOTAAL END’s || || 2 || 1 || || 5 || || 8 Personeel - 2018 Voor
2017 worden 4 posten gevraagd. In bijlage 2 wordt dit nader onderbouwd. De
rangen van de 4 posten zijn als volgt: –
3 AD5: Operaties – 3, –
1 AD6: Forensische ondersteuning – 1. 2018 || Strategie en preventie || Contacten en communicatie || O&O, forensische ondersteuning en opleiding || Gegevens-integratie || Operaties || Beheer || TOTAAL TOTAAL TA’s || 7 || 5 || 10 || 11 || 43 || 6 || 82 TOTAAL END’s || || 2 || 1 || || 5 || || 8 Aanvullende TA’s || || || +1 || || +3 || || +4 Aanvullende END’s || || || || || || || TOTAAL TA’s || 7 || 5 || 11 || 11 || 46 || 6 || 86 TOTAAL END’s || || 2 || 1 || || 5 || || 8 Personeel - 2019 Voor
2017 worden 4 posten gevraagd. In bijlage 2 wordt dit nader onderbouwd. De
rangen van de 4 posten zijn als volgt: –
4 AD5: Operaties – 2, Gegevensintegratie – 1,
Opleiding – 1. 2019 || Strategie en preventie || Contacten en communicatie || O&O, forensische ondersteuning en opleiding || Gegevens-integratie || Operaties || Beheer || TOTAAL TOTAAL TA’s || 7 || 5 || 11 || 11 || 46 || 6 || 86 TOTAAL END’s || || 2 || 1 || || 5 || || 8 Aanvullende TA’s || || || +1 || +1 || +2 || || +4 Aanvullende END’s || || || || || || || TOTAAL TA’s || 7 || 5 || 12 || 12 || 48 || 6 || 90 TOTAAL END’s || || 2 || 1 || || 5 || || 8 Bijlage 2:
Gedetailleerde rechtvaardiging voor personeelsbehoeften voor het EC3 Operationele
gebieden van het EC3 1. GEGEVENSINTEGRATIE Definitie Gegevensintegratie is een nieuwe functie binnen Europol die
nodig is voor de tenuitvoerlegging van het EC3. Deze functie is in een analyse
van de Commissie en RAND erkend als fundamenteel voor het welslagen van
het EC3. In haar mededeling aan de Raad en het Europees Parlement
merkte de Commissie het volgende op: “Het is de bedoeling om de politiegegevens te verrijken
met informatie over cybercriminaliteit uit een breed scala van openbare,
particuliere en open bronnen.” De Raad omschreef het
EC3 in zijn conclusies als een “centrale instantie voor de bestrijding van
cybercriminaliteit in de Unie, die mede zorg moet dragen voor snellere reacties
bij cyberaanvallen.” Diensten De diensten in het kader van gegevensintegratie kunnen als
volgt worden opgedeeld. Voor elke categorie diensten wordt aangegeven of het
een nieuwe taak voor Europol betreft, dan wel de verbetering van een bestaande: 1. NIEUWE TAAK – de tekorten
aanvullen in de informatie die ter beschikking wordt gesteld door de afdelingen
die verantwoordelijk zijn voor cyberveiligheid en de bestrijding van
cybercriminaliteit. Een van de acties betreft het aanscherpen van de vereiste
om cybermisdaden te melden aan de nationale rechtshandhavingsinstanties; 2. NIEUWE TAAK – de
lidstaten een overzicht bezorgen van de belangrijke zaken en onderzoeken in de
EU, zodat coördinatie op het gebied van preventie en onderzoek mogelijk wordt, waardoor
de resultaten worden geoptimaliseerd en de investering in middelen zo veel
mogelijk wordt beperkt; 3. NIEUWE TAAK – het
werkterrein proactief verkennen teneinde nieuwe, opkomende bedreigingen te
inventariseren en belanghebbenden hiervan op de hoogte te brengen; 4. NIEUWE TAAK – een
helpdesk betreffende cybercriminaliteit opzetten die 24/7 beschikbaar is voor
de rechtshandhavingseenheden in lidstaten; 5. NIEUWE TAAK – de
activiteiten van Europol en CERT coördineren met het oog op een betere
informatie-uitwisseling met de CERT-gemeenschap. Middelen Europol beschikt intern niet over het zeer specifieke
profiel dat nodig is om gegevensintegratie uit te voeren. Om die reden moet dit
segment van het EC3 in 2014 en 2015 voorrang krijgen. In 2013, en totdat al het
nodige personeel is toegewezen, wordt via omwegen een zeer eenvoudige dienst voor
gegevensintegratie uitgebouwd. Dit is geen langetermijnoplossing en is niet de
optimale dienst die de Commissie, de Raad, de lidstaten en andere belanghebbenden
van het EC3 verwachten. 2014 (+ 1 AD5) = 4 TA’s In 2014 zal het personeel van het segment
Gegevensintegratie zich richten op de hierboven beschreven taken 1, 4 en 5.
Taken 2 en 3 zullen worden aangevat, maar pas in 2015 volledig worden
ontplooid. 2015 (+ 7 AD5) = 11 TA’s Het aanvullende personeel dat voor 2015 is gevraagd, is het
minimum dat nodig is om deze cruciale dienst op een aanvaardbaar niveau te
brengen. Het gevraagde aanvullende personeel in 2015 zullen het segment
Gegevensintegratie op kruissnelheid brengen. Het zal ertoe bijdragen dat wordt
voldaan aan de minimumeisen die de Commissie en de Raad hebben opgelegd.
Aangezien dit segment van het EC3 24/7 beschikbaar moet zijn, zijn minimaal 8
voltijdequivalenten en 1 teamleider vereist. De overige 2 voltijdequivalenten
zullen zich richten op taken 1, 2 en 3. 2016 – 2019 (+ 1 AD5) = 12 TA’s De bedoeling is om in 2019 te beschikken over 12 TA’s. Op
die manier is er voldoende ondersteuning voor alle taken en wordt al ingespeeld
op de toenemende omvang van cyberinformatie. 2. OPERATIES Definitie Het segment Operaties
van het EC3 coördineert gewichtige grensoverschrijdende operaties (of
onderzoeken), levert operationele analyse en ondersteuning en voert in het
laboratorium en op het terrein technische en digitaal-forensische onderzoeken
uit. Het voorziet in
technische, analytische en forensische deskundigheid op hoog niveau bij
gezamenlijke onderzoeken van cybercriminaliteitszaken, tracht bij te dragen tot
optimale resultaten en bevordert de contacten met de
rechtshandhavingsinstanties buiten de EU. In nauwe samenwerking
met EUROJUST en INTERPOL ondersteunt en coördineert het ingewikkelde
grensoverschrijdende zaken om overlappende en dubbele inspanningen van de
cybercriminaliteitseenheden in de lidstaten en partnerlanden te vermijden. Diensten De diensten in het kader van het segment Operaties kunnen
als volgt worden opgedeeld. Voor elke categorie diensten wordt aangegeven of
het een nieuwe taak voor Europol betreft, dan wel de verbetering van een bestaande: 1. VERBETERING – analyse
van EC3-informatie ter ondersteuning van de operaties van de lidstaten en om
betere operationele inlichtingen te kunnen verstrekken. Hierdoor worden
gewichtige onderzoeken/operaties, ingewikkelde grensoverschrijdende zaken en
gemeenschappelijke onderzoeksteams ondersteund; 2. VERBETERING – bieden van
technische ondersteuning aan de lidstaten, op het terrein of vanuit het
hoofdkantoor van Europol. Dit kan door het gebruik van een mobiele toolkit
waarmee analisten en/of specialisten rechtstreekse forensische ondersteuning
kunnen bieden bij lopende onderzoeken. Ook het gerechtelijke cyberlab gevestigd
in het hoofdkantoor van Europol kan hiervoor worden ingezet; 3. VERBETERING – coördinatie
van operaties door het organiseren van operationele bijeenkomsten en het
ondersteunen van gemeenschappelijke onderzoeksteams, en bijstand bij het
uitvoeren van EMPACT-prioriteiten betreffende cybercriminaliteit, seksuele
uitbuiting van kinderen via het internet en fraude met betaalkaarten. Middelen 2014 (+ 7 AD5) = 28 TA’s 2015 (+ 10 AD5) = 38 TA’s 2016-2019 (+10 AD5) = 48 TA’s De
toewijzing van middelen voor het segment Operaties is sterk gebaseerd op het
Europese haalbaarheidsonderzoek van RAND, dat de basis vormt van de mededeling
van de Commissie over de oprichting van het EC3. RAND stelt voor de toewijzing
van de middelen op het einde van 2014 te baseren op de omvang van
cybercriminaliteit en het aantal ondersteunde zaken. Het
is een feit dat de inkomende informatiestroom via de applicatie van Europol
voor veilige informatie-uitwisseling (Siena) de laatste twee jaar aanzienlijk
is toegenomen. Uit gegevens over het gebruik van Siena blijkt duidelijk dat er
een lichte toename is geweest in het aantal verzoeken dat door Europol is
verzonden en ontvangen (14 %) en een aanzienlijke toename in het aantal
gewichtige operaties dat door Europol wordt ondersteund via TWINS, TERMINAL en
CYBORG (62 %). Er moet dus meer capaciteit komen, willen de
gespecialiseerde eenheden over voldoende personele middelen beschikken en de
nodige, kwalitatieve analyses van informatie over cybercriminaliteit kunnen
blijven uitvoeren. In
2012 ondersteunden 17 TA’s 44 gewichtige operaties en 2 593 operationele
verzoeken. Dit leidt tot een verhouding van minder dan 1 TA per 2 gewichtige
operaties en 153 operationele verzoeken. Dit tekort wordt gedeeltelijk
aangevuld door toevoeging van 4 TA’s in 2013, maar aangezien het aantal zaken
blijft toenemen en gewichtige operaties gedurende 6 tot 24 maanden voortdurend moeten
worden ondersteund, is er nog steeds te weinig personeel voor het
segmentOperaties. In
de tabel hieronder is het ondersteuningsniveau weerspiegeld dat het segment
Operaties biedt tot 2019, gesteld dat het aantal verzoeken in dezelfde mate
blijft toenemen en dat het aantal gewichtige operaties zich vanaf 2014 zal
stabiliseren rond 100. || 2012 || 2013 || 2014 || 2015 || 2016 || 2017 || 2018 || 2019 Aantal TA’s || 17 || 21 || 28 || 38 || 40 || 43 || 46 || 48 Aantal verzoeken || 2593 || 2956 || 3369 || 3841 || 4379 || 4992 || 5691 || 6488 Verhouding verzoeken/TA || 153 || 141 || 120 || 101 || 109 || 116 || 124 || 135 Aantal gewichtige operaties || 44 || 71 || 100 || 100 || 100 || 100 || 100 || 100 Verhouding TA/gewichtige operatie || 0.39 || 0.29 || 0.28 || 0.38 || 0.40 || 0.43 || 0.46 || 0.48 Uit
deze tabel blijkt dat de toename van het aantal personeelsleden niet zal leiden
tot een grote verbetering van de operationele ondersteuning. De ondersteuning
wordt voornamelijk op een aanvaardbaar niveau gehouden. Aangezien gewichtige
operaties gedurende 6 tot 24 maanden voortdurend moeten worden ondersteund,
moeten bij indiening van een zaak nog steeds prioriteiten worden gesteld op
alle taakgebieden. Als gevolg hiervan wordt een basisdienst geboden aan zaken
die normaal volwaardige ondersteuning behoeven. Er
moet worden opgemerkt dat volgens de aanpak die in het haalbaarheidsonderzoek
van RAND wordt toegepast, de toenemende werklast op het gebied van
cybercriminaliteit zou moeten leiden tot een benchmark voor voltijdequivalenten
van meer dan 70 TA’s voor het segment Operaties in 2014. Daarom
is het verzoek van Europol om 48 TA’s, aangevuld met 2 tot 6 END’s in 2019
(afhankelijk van de de lidstaten), meer dan redelijk, gelet op de verwachtingen
van de EU-burgers enerzijds, en de beperkte financiële middelen anderzijds. De
gevraagde posten zijn bedoeld voor specialisten en analisten en betreffen
alle taakgebieden van het EC3. Niet-operationele gebieden van het EC3 Hoewel
de kernactiviteiten van het EC3 operationeel zullen zijn, hebben de Commissie
en de Raad benadrukt dat voor het aanpakken van cybercriminaliteit bredere
partnerschappen moeten worden aangegaan, niet alleen met de bevoegde diensten,
maar ook met andere publieke en private organen. In
zijn conclusies: “BENADRUKT DE RAAD dat het van belang is dat het Europees Centrum ter
bestrijding van cybercriminaliteit nauw samenwerkt met andere bevoegde agentschappen
en actoren, zoals Eurojust, de EPA, Interpol, het Enisa, de ruimere gemeenschap
van het responsteam voor computernoodgevallen (CERT) en niet in de laatste
plaats de particuliere sector, teneinde een ruimer concreet beeld van de
situatie op informatiegebied te krijgen en de beste praktijken ten aanzien van
cybercriminaliteit in Europa uit te wisselen; BENADRUKT DE RAAD tevens dat het Europees Centrum ter bestrijding van
cybercriminaliteit nauw dient samen te werken met de bestaande fora in de Unie
die zich bezighouden met cybercriminaliteit, en dat het centrum de activiteiten
dient te steunen en gebruik moet maken van de expertise in het kader van deze
fora”. 3. O&O, FORENSISCHE ONDERSTEUNING en
OPLEIDING Definitie Het
segment O&O-Forensische ondersteuning-Opleiding richt zich op onderzoek
inzake technische dreigingsanalyse en het zoeken naar zwakke plekken, statische
forensische wetenschap, beste praktijken en opleiding, en het ontwikkelen van
instrumenten. Het coördineert een kosteneffectieve aanpak om de synergieën met
andere actoren zoals het JRC van de EU te benutten. Het
ontwikkelt digitaal-forensische en bijhorende bekwaamheden op hoog niveau, op
basis waarvan de lidstaten kunnen worden ondersteund bij hun onderzoeken. Het
ontwerpt en beheert de uitvoering van opleidingen betreffende
cybercriminaliteit in nauwe samenwerking met Cepol en ECTEG en met private
bedrijven en onderzoeksorganen. Diensten De diensten in het kader van O&O-Forensische
ondersteuning-Opleiding kunnen als volgt worden opgedeeld. Voor elke categorie
diensten wordt aangegeven of het een nieuwe taak voor Europol betreft, dan wel
de verbetering van een bestaande: 1. NIEUW – een centrale
inventarisatie van de eisen van de lidstaten op het gebied van forensische
instrumenten, om EU-middelen (bv. KP7-programma) zo goed mogelijk aan te wenden
voor de ontwikkeling van deze broodnodige instrumenten en de verspreiding ervan
onder de bevoegde autoriteiten van de lidstaten; 2. VERBETERING – een
geaccrediteerde forensische capaciteit die vakkundige oplossingen kan bieden,
zoals de allerbeste decryptie, herwinning en analyse van operationele
informatie uit computers, digitale toestellen of digitaal opgeslagen media. Ze
omvat een specifiek ICT-netwerk, beschikt over gespecialiseerde hardware- en
softwaremiddelen en ondersteunt informatieverwerking op basis van
analysebestanden. Ze zal voldoen aan de ISO-normen zodat de betrouwbaarheid van
de procedures en de resultaten ervan zijn gegarandeerd; 3. VERBETERING – een
uniform proces voor opleiding en capaciteitsopbouw in de lidstaten, om zowel de
basis- als geavanceerde kennis van onderzoeksinstrumenten, procedures en
ontwikkelingen uit te breiden, zodat alle lidstaten het hoofd kunnen bieden aan
de toenemende uitdagingen van deze vorm van criminaliteit, die zich snel
ontwikkelt; 4. NIEUW – identificatie
van goede praktijken op het gebied van onlineonderzoekstechnieken en de vaststelling
van normen voor het verzamelen en verstrekken van digitaal bewijsmateriaal, in
samenwerking met Eurojust en andere relevante partners.
Middelen 2014 (+ 1 AD5 en 3 AD6) = 7 TA’s Forensische ondersteuning: 3 seniorspecialisten AD6 De
forensische ondersteuning van de bevoegde diensten zal een van de belangrijkste
functies van het EC3 zijn. Alle bevoegde diensten hebben forensische
laboratoria, maar voor bepaalde zeer complexe analyses is de ervaring van
Europol vaak nodig. In de meeste gevallen wordt echter externe hulp gezocht van
gespecialiseerde laboratoria buiten het rechtshandhavingsdomein. Voorzien van de
nodige middelen kan het EC3 deze diensten bieden. Daarnaast hebben de
laboratoria in de lidstaten te maken met een enorme toename van analyses van
digitaal bewijsmateriaal, waardoor sommige laboratoria een achterstand hebben
van meer dan twee jaar. Via centralisering zal het laboratorium van het EC3
zowel intern als op het terrein technieken en verslagen op het gebied van
geavanceerde forensische wetenschap aanreiken. Dit zal de lidstaten helpen om
snel digitaal bewijsmateriaal te verzamelen. Dit team zal gebruikmaken van
geavanceerde technieken die zijn ontwikkeld door Europese O&O om
onderzoekers meer doeltreffende instrumenten aan te reiken. Voor het
laboratorium van het EC3 worden in 2014 3 seniorspecialisten gevraagdom
te voorzien in de basisvereisten op gebieden als deskundigheid, digitaal-forensisch
onderzoek, forensisch onderzoek van mobiele apparatuur, forensisch onderzoek van
netwerken en reverse engineering van malware. Opleiding: + 1 specialist AD5 In
zijn conclusies verklaart de Raad dat “het Europees Centrum ter bestrijding
van cybercriminaliteit dient te fungeren als de centrale instantie voor de
Europese cybercriminaliteit; dat expertise op het gebied van cybercriminaliteit
daarin moet worden samengebracht om de lidstaten een helpende hand te bieden bij
de capaciteitsopbouw, en dat het ondersteuning moet bieden bij recherche op het
gebied van cybercriminaliteit in de lidstaten.” Hoewel
opleiding en capaciteitsopbouw zullen worden uitgevoerd in samenwerking met
Cepol en andere partners, zal 1 gespecialiseerde opleidingscoördinator nodig
zijn om deze activiteiten uit te voeren. Dit is de minimumvereiste om de
coördinatie te kunnen verzekeren van de ontwikkeling en uitvoering van
opleidingen en voorlichtingsinitiatieven van rechtshandhavingsinstanties, gerechtelijke
autoriteiten en de private sector. Dit personeelslid zal ook verantwoordelijk
zijn voor het voorstellen van een harmonisering van de
rechtshandhavingsprocedures voor cyberwetgeving, en zal ervoor moeten zorgen
dat alle bewijs dat in een bepaalde lidstaat is verzamelde ook wordt erkend in
een andere lidstaat en door alle rechtbanken wordt aanvaard. 2015 (+ 1 AD5 en 1 AD7) = 9 TA’s O&O: + 1 specialist AD5 Het
aantal potentiële EU-projecten zal blijven toenemen. Daarom is een extra specialist
nodig die vaststelt welke initiatieven van belang zijn voor het EC3 en de
lidstaten. Het is van groot belang de vraag naar onderzoek en ontwikkeling in
de EU op het gebied van cybercriminaliteit in samenwerking met Enlets te
coördineren, willen rechtshandhavingsinstanties profiteren van onderzoek, krachtige,
kosteneffectieve en snelle instrumenten en de nodige kennis. Zo kan in de
steeds toenemende vraag worden voorzien. Het EC3 zal dan in staat zijn solide,
nuttige projecten voor te stellen voor het Horizon 2020-programma. Dit
personeelslid zal ook voorzien in de groeiende vraag naar adviserende deelname
aan O&O-consortia. Forensische ondersteuning: + 1 seniorspecialist AD7 Door
de aanwerving van een zeer bekwaam personeelslid zal de kwaliteit van
forensische analyses toenemen. Er moet voor worden gezorgd dat alle forensische
activiteiten in het laboratorium in 2015 kunnen worden voortgezet. Zo kunnen er
in 2015 zo snel mogelijk geaccrediteerde forensische oplossingen op hoog niveau
komen (opzetten van een decryptieplatform, ISO 17020-accreditatie voor het
cyberlaboratorium). De betrokkene zal forensische activiteiten coördineren en
optreden als digitaal-forensische coördinator in het kader van omvangrijke cyberoperaties
waarbij beslissingen moeten worden genomen die verschillende forensische
werkstromen betreffen. 2016-2019: (+1AD6 +2AD5) = 12 TA’s De aanvullende personeelsleden zullen zorgen voor de
coördinatie van nieuwe opleidingsactiviteiten, voor diepgaande forensische
activiteiten en voor een betere ondersteuning van EU-projecten op het gebied
van O&O. 4. STRATEGIE-PREVENTIE-CONTACTEN Definitie Het segment
Strategie-Preventie-Contacten omvat de analyse van tendensen, vroegtijdige
waarschuwing en verkennende activiteiten, misdaadpreventie en beleidswerk, strategische
planning en het beheer van belanghebbenden. Aangezien de meeste
relevante informatie niet ter beschikking van de rechtshandhavingsinstanties
staat, wordt getracht vertrouwen te creëren tussen de private sector en de
rechtshandhavingsinstanties. Hiertoe wordt gebruik gemaakt van belangrijke
partnerschappen met de CERT’s en Enisa, militaire en beveiligingsdiensten,
organisaties van het maatschappelijke middenveld en andere belanghebbenden op
het gebied van cybercriminaliteit, seksuele uitbuiting van kinderen via het
internet en onlinefraude. Dit segment fungeert
als centraal punt voor Europese cybercriminaliteitsonderzoekers en spreekbuis
in dialogen met private partners, de academische wereld en burgers. Het segment
Strategie-Preventie-Contacten zal EC3 in een bevoorrechte positie brengen
tussen de publieke en private sectoren, waardoor het zowel in real time en als
binnen een strategisch en toekomstgericht kader een beter zicht zal krijgen op
cybercriminaliteit. Diensten De diensten in het kader van Strategie-Preventie-Contacten
kunnen als volgt worden opgedeeld. Voor elke categorie diensten wordt
aangegeven of het een nieuwe taak voor Europol betreft, dan wel de verbetering
van een bestaande: 1. VERBETERING -
strategische analyses uitvoeren via EU-dreigingsevaluaties van
cybercriminaliteit, seksuele uitbuiting van kinderen via het internet,
betaalkaartenfraude en soortgelijke onlinebedreigingen; gespecialiseerde
thematische beoordelingen van nieuwe tendensen, criminele methoden en
bevorderende factoren; toekomstgerichte verkenning van technologische en andere
externe ontwikkelingen, om mogelijke risico’s, zwakke plekken en belangrijke
punten voor beleidsmakers en wetgevers vast te stellen; 2. VERBETERING -
cybercriminaliteit voorkomen in samenwerking met de relevante partijen en bevorderen
van bestaande, c.q. ontwikkelen van nieuwe initiatieven betreffende preventie
en bewustmaking op het gebied van cybercriminaliteit, seksuele uitbuiting van
kinderen via het internet, betaalkaartenfraude en andere onlinebedreigingen; op
zoek gaan naar zwakke plekken en procedurele leemtes om ervoor te zorgen dat
beleid hierop inspeelt en er veiliger producten worden ontworpen; 3. VERBETERING -
vertrouwensrelaties aangaan en onderhouden binnen de LE-gemeenschap (Empact, Circamp,
EUCTF, VGT); operationele banden onderhouden tussen het EC3 en het ELO-netwerk
en zorgen voor een goede communicatie en samenwerking; opzetten van
vertrouwensnetwerken met meerdere sectoren, zoals LE, de bedrijfswereld, de
academische wereld en organisaties van het maatschappelijke middenveld, teneinde
de operationele en strategische respons op cybercriminaliteit te verbeteren; 4. NIEUW - optreden als spreekbuis
van cybercriminaliteitsonderzoekers in de EU: EU-standpunten, -visies en
-resultaten op het gebied van cybercriminaliteit meedelen; de centrale EU-instantie
voor cybercriminaliteit worden; de inbreng inzake het beheer van internet van
lidstaten en EU-agentschappen coördineren en de standaardisering van
benaderingen en de toepassing van goede praktijken op het gebied van
cybercriminaliteit bevorderen; 5. NIEUW - beheren en
ontwikkelen van een onlinesamenwerkingsplatform (SPACE), dat het uitwisselen en
delen van strategische en technische kennis en deskundigheid tussen LE en de
private sector op het gebied van cybercriminaliteit, seksuele uitbuiting van
kinderen via het internet en onlinefraude vergemakkelijkt; 6. NIEUW - speciale
nieuwsberichten over nieuwe criminele tendensen en technologische
ontwikkelingen opstellen en andere nieuwe relevante informatie verstrekken. De
benodigde gegevens vloeien voort uit actieve partnerschappen met
onderzoeksinstellingen, de academische wereld en bedrijfspartners. Een
grotere toename van de middelen wordt mogelijk wanneer het rechtskader een nauwere
samenwerking met private partijen toestaat. Middelen 2014 (+ 2 AD5 en 1 AD7) = 8 TA’s Strategie: + 1 seniorspecialist AD7 Om
“een ruimer concreet beeld (…) te krijgen” wordt 1 strategische
senioranalist gevraagd. Waar Europol bij traditionele strategische analyse
hoofdzakelijk gebruikmaakt van informatie van rechtshandhavingsinstanties,
wordt informatie over cybercriminaliteit zeer vaak verkregen via actieve
partnerschappen met bijvoorbeeld de academische wereld, wetenschappelijke
onderzoekers en verzekeringsbedrijven. Deze informatie wordt gebruikt om
tendensen en bedreigingen van cybercriminaliteit te voorspellen en de strategie
op dit gebied te bepalen. Daarom zijn voor deze post heel andere bekwaamheden
vereist dan de bekwaamheden die traditioneel worden gevraagd van Europol-analisten.
Het vermogen om nauwkeurige dreigingsevaluaties uit te voeren en richting te
geven aan de strategie op het gebied van cybercriminaliteit zijn bepalend voor
het succes van de EC3-activiteiten. Het seniorniveau is vereist om leiding te
geven aan het team en te zorgen dat het coherente, gerichte en kwalitatieve
analyseproducten levert. Contacten: 2 specialisten AD5 In
de conclusies van de Raad wordt ook verklaard waarom personeel nodig is dat
zich bezighoudt met de contacten en communicatie van het EC3. De meeste
informatie over cybercriminaliteit komt uit andere bronnen dan
rechtshandhavingsinstanties. Als het EC3 de ambitie heeft een referentiepunt te
worden op dit gebied en toegevoegde waarde te bieden aan de operationele
activiteiten, moet het sterke banden en een hechte samenwerking aangaan met
andere partners zich richten op cybercriminaliteit. Voor contacten wordt
voor 2014 1 specialist gevraagd. Daarnaast moet het potentieel van het beveiligde platform
voor geaccrediteerde cybercriminaliteitsdeskundigen (Secure Platform for
Accredited Cybercrime Experts, Space) volledig worden benut om de
communicatie tussen cybercriminaliteitsspecialisten te vergemakkelijken. Voor 2014
is 1 specialist nodig om de content te beheren en het platform te
modereren. Deze specialist zal ook helpen bij de organisatie van evenementen op
het gebied van cybercriminaliteit, zoals de jaarlijkse
cybercriminaliteitsconferentie van Interpol en Europol. 2015 (+ 1 AD5 en 1 AD6) = 10 TA’s Strategie: 1 seniorspecialist AD6 Gezien
de complexe en diverse aard van cybercriminaliteit, is een aanvullend
personeelslid nodig om toezicht te houden op het strategische spectrum en om
kwalitatieve, toekomstgerichte beoordelingen te maken. Hierbij wordt sterke
nadruk gelegd op preventie met een multidisciplinaire aanpak die alle relevante
partners omvat, zowel op beleids- als operationeel niveau. Hiervoor is 1
seniorspecialist AD7 nodig. Contacten: + 1 specialist AD5 Er
zal een extra specialist worden aangeworven om de contacten van het EC3 uit te
breiden wanneer het centrum op kruissnelheid is. Deze specialist zal niet
alleen de betrekkingen met private en publieke partners beheren, maar ook, op
basis van de uitgevoerde taken en de opgedane ervaring in het EC3, proactief
informatie geven voor berichtgeving aan interne en verschillende externe
belanghebbenden. 2016-2019: (+ 2 AD5) = 12 TA’s Het aanvullende personeel zal de kwaliteit van de
strategische analyseproducten verbeteren en zal ze in aantal doen toenemen. Het
zal ook de contacten van het centrum helpen verbeteren. 5. Beheer Er zullen tussen 2014 en 2019 slechts twee TA’s bijkomen.
Eén post betreft de vervanging van een AD12-functie van Europol voor het beheer
van het centrum. De andere post is voor een aantal nieuwe taken met
betrekking op de strategische activiteiten van het EC3: –
NIEUW - de
programmaraad van het EC3 voorzitten en zijn activiteiten coördineren; –
NIEUW - de in het kader
van de EC3-programmaraad opgerichte adviesgroepen beheren; –
NIEUW - zorgen voor
coördinatie van Circamp, VGT, EUCTF, EFC, ECTEG en hun secretariaatstaken
uitvoeren. Naast het beheer van deze taken, moet deze post voorzien in
een goede operationele en administratieve coördinatie tussen alle EC3-segmenten.
Ook moet deze post de EC3-activiteiten afstemmen op de strategie en het
werkplan van Europol. 2014 – 2019 (+ 1 AD12 en 1 AD7) = 6 TA’s [1] PB C 115
van 4.5.2010, blz. 1. [2] COM(2010)
673 final. [3] Europol
(2011). EU-dreigingsevaluatie van de georganiseerde
criminaliteit. [4] Europol (2013). EU-dreigingsevaluatie
van de ernstige en georganiseerde criminaliteit (SOCTA). [5] Europol (2013). EU-dreigingsevaluatie
van de ernstige en georganiseerde criminaliteit (SOCTA). [6] Europol (2011). EU-dreigingsevaluatie
van de georganiseerde criminaliteit. [7] UNODC
(2010) raamt het aantal slachtoffers van mensenhandel in Europa op 140 000,
goed voor bruto-inkomsten van 3 miljard USD per jaar voor hun uitbuiters. Op basis van een gemiddelde uitbuitingsperiode van twee jaar,
impliceert dit meer dan 70 000 nieuwe gevallen van mensenhandel in Europa
per jaar. Deze tendens blijkt stabiel
te zijn. [8] Volgens het jaarverslag van 2012 van het Europees Waarnemingscentrum
voor drugs en drugsverslaving inzake de status van het drugsprobleem in Europa,
wordt 4% van alle sterfgevallen bij Europese burgers tussen 15 en 39 jaar in 2011
gelinkt aan drugsgebruik, en naar schatting 1,4 miljoen Europeanen gebruiken
opiaat. [9] UNOCD (2010)
stelde vast dat de waarde van de gedocumenteerde, erkende handel in wapens op
wereldniveau in 2006 naar schatting goed was voor ongeveer 1,58 miljard USD. De
legale, maar niet-geregistreerde handelstransacties vertegenwoordigden nog eens
een 100 miljoen USD. Het aandeel van
de illegale markt wordt doorgaans geraamd op 10 tot 20 % van de legale
markt, wat goed zou zijn voor ongeveer 170 miljoen tot 320 miljoen USD per
jaar. [10] Corruptie
kost naar schatting 120 miljard EUR per jaar aan de EU-economie, zie COM (2011)
308 final. [11] Volgens de EU-dreigingsevaluatie van de georganiseerde criminaliteit
van Europol van 2011 genereerden georganiseerde criminele groepen in 2009 meer
dan 1,5 miljard EUR aan inkomsten uit fraude met betaalkaarten. [12] Volgens een raming van UNODC bedroegen de inkomsten uit criminaliteit
wereldwijd (met inbegrip van belastingontduiking) 2,1 biljoen USD in 2009,
waarvan naar schatting tot 70 % is witgewassen. [13] Uit de EU-dreigingsevaluatie van de ernstige en georganiseerde
criminaliteit van Europol (SOCTA 2013) is gebleken dat alle lidstaten te maken
hebben met cybercriminaliteit. In de
studie wordt verwezen naar het onderzoek van de Europese Commissie, waarin zij
vaststelt dat 8 % van de internetgebruikers in de EU te maken heeft gehad
met identiteitsdiefstal en dat 12 % van hen het slachtoffer is geweest van
een vorm van internetfraude. Daarnaast
komen miljoenen gezinnen in aanraking met kwaadaardige software en neemt de
algemene omvang van bankfraude die onder cybercriminaliteit valt, jaarlijks
toe. [14] De
EU-interneveiligheidsstrategie in actie: vijf stappen voor een veiliger Europa.
COM(2010) 673 final. In 2011 waren er 174 terrorismeaanvallen in de
EU-lidstaten. TE-SAT-verslag 2012. [15] Eurobarometer 77, lente 2012. [16] Eurobarometer 77, lente 2012. 27 % van de Europeanen zei dat
misdaadbestrijding de komende jaren meer aandacht van de EU-instellingen zou
moeten krijgen. [17] Speciale
Eurobarometer 390 inzake cyberveiligheid, juli 2012. 74 % van de
ondervraagden zei dat het risico om slachtoffer te worden van
cybercriminaliteit het laatste jaar is toegenomen. [18] Gezamenlijke verklaring van het Europees Parlement, de
Raad van de EU en de Europese Commissie over gedecentraliseerde agentschappen, 19.7.2012
(http://europa.eu/agencies/documents/joint_statement_and_common_approach_2012_nl.pdf). [19] SWD (2013)98 final. [20] COM(2010) 776 final. [21] COM(2013) 172 final. [22] PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1-22. [23] Overeenkomst ter bescherming van de mens bij de automatische verwerking
van op de persoon betrekking hebbende gegevens, Straatsburg, 28.1.1981. [24] Aanbeveling
nr. R (87) 15 van het Comité van ministers van de Raad van Europa aan de
lidstaten tot regeling van het gebruik van persoonsgegevens op politieel
gebied, 17.9.1987. [25] OJ L 350
van 30.12.2008, blz. 60. De Commissie heeft voorgesteld dit instrument te
vervangen door een richtlijn, COM(2012) 10 final. [26] Het uiteindelijke aantal posten en de totale begroting zijn afhankelijk
van de conclusies van zowel een interne evaluatie van de Commissie van de
nodige middelen voor gedecentraliseerde agentschappen voor de periode 2014-2020
als de onderhandelingen in het kader van het MFK over met name een beoordeling
van de “werkelijke behoeften” in de context van een toenemende vraag tegenover zeer
beperkte financiële middelen en met het oog op vereiste personeelsreductie van 5 %
bij de agentschappen. [27] PB L 121 van 15.5.2009, blz. 37. [28] PB C 316 van 27.11.1995, blz. 1. [29] PB L 256 van 1.10.2005, blz. 63. [30] PB C 115 van 4.5.2010, blz. 1. [31] Verwijzing
naar de aangenomen richtlijn (voorstel: COM(2013) 48
final) toe te voegen. [32] PB L 8 van 12.1.2001, blz. 1. [33] Overeenkomst ter bescherming van de mens bij de automatische verwerking
van op de persoon betrekking hebbende gegevens, Straatsburg, 28.1.1981. [34] Aanbeveling
nr. R (87) 15 van het Comité van ministers van de Raad van Europa aan de
lidstaten tot regeling van het gebruik van persoonsgegevens op politieel
gebied, 17.9.1987. [35] PB L 350 van 30.12.2008, blz. 60. [36] PB L 56 van 4.3.1968, blz. 1. [37] PB L 298 van 26.10.2012, blz. 1. [38] PB L 136 van 31.5.1999, blz. 1. [39] PB L 141 van 27.5.2011, blz. 17. [40] PB L 185 van 16.7.2005, blz. 35. [41] PB L 362 van 31.12.2012, blz. 1. [42] PB 17 van 6.10.1958, blz. 385/58. [43] PB L 145 van 31.5.2001, blz. 43. [44] PB L 136 van 31.5.1999, blz. 15. [45] PB L 292
van 15.11.1996, blz. 2. [46] ABM: Activity Based
Management – ABB: Activity
Based Budgeting. [47] In de zin
van artikel 49, lid 6, onder a) of b), van het Financieel
Reglement. [48] Het programma van Stockholm - Een open en veilig Europa ten dienste en
ter bescherming van de burger, PB C 115 van 4.5.2010. [49] Nadere gegevens over de beheersvormen en verwijzingen naar het
Financieel Reglement zijn beschikbaar op BudgWeb: http://www.cc.cec/budg/man/budgmanag/budgmanag_en.html. [50] In de zin
van artikel 185 van het Financieel Reglement. [51] GK =
gesplitste kredieten/NGK = niet-gesplitste kredieten. [52] EVA: Europese Vrijhandelsassociatie. [53] Kandidaat-lidstaten en, in voorkomend geval, potentiële
kandidaat-lidstaten van de Westelijke Balkan. [54] De bestaande begrotingsonderdelen 18.050201, 18.050202, 18.050501 en 18.050502,
met betrekking tot respectievelijk Europol en Cepol, worden vervangen door één
enkel begrotingsonderdeel. [55] Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het
voorstel/initiatief wordt begonnen. [56] Het uiteindelijke aantal posten en de totale begroting zijn afhankelijk
van de conclusies van zowel een interne evaluatie van de Commissie van de
nodige middelen voor gedecentraliseerde agentschappen voor de periode 2014-2020
als de onderhandelingen in het kader van het MFK over met name een beoordeling
van de “werkelijke behoeften” in de context van een toenemende vraag tegenover
erg beperkte financiële middelen en met het oog op het behalen van de reductie
met 5 % van het personeel in de agentschappen. [57] In deze cijfers zijn de besparingen opgenomen die het gevolg zijn van
de samenvoeging van Cepol en Europol, namelijk 17,2 miljoen EUR (10,1 miljoen
EUR voor personeelskosten en 7,1 miljoen EUR voor infrastructuur en andere
administratieve kosten) over de periode 2015-2020. [58] Outputs
zijn de te verstrekken producten en diensten (bijv.: aantal
gefinancierde studentenuitwisselingen, aantal km aangelegde wegen, enz.). [59] Zoals beschreven onder punt 1.4.2. “Specifieke doelstelling(en)...” [60] Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het
voorstel/initiatief wordt begonnen. [61] Het jaar N is het jaar waarin met de uitvoering van het
voorstel/initiatief wordt begonnen. [62] AC = Agent Contractueel (arbeidscontractant); AL = Agent Lokaal
(plaatselijk functionaris); END = Expert Nationaal Etage (gedetacheerd
nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JED = Jeune Expert en
Délégation (jonge deskundige in delegaties). [63] Onder het maximum voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere
“BA”-onderdelen). [64] Voornamelijk voor de structuurfondsen, het Europees Landbouwfonds voor
plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Europees Visserijfonds (EVF). [65] AC = Agent Contractueel (arbeidscontractant); AL = Agent Lokaal
(plaatselijk functionaris); END = Expert Nationaal Etage (gedetacheerd
nationaal deskundige); INT = Intérimaire (uitzendkracht); JED = Jeune Expert en
Délégation (jonge deskundige in delegaties). [66] Onder het maximum voor extern personeel uit beleidskredieten (vroegere
“BA”-onderdelen). [67] Voornamelijk voor de structuurfondsen, het Europees Landbouwfonds voor
plattelandsontwikkeling (Elfpo) en het Europees Visserijfonds (EVF). [68] Zie de punten 19 en 24 van het Interinstitutioneel Akkoord. [69] Voor traditionele eigen middelen (douanerechten en suikerheffingen)
moeten nettobedragen worden vermeld, d.w.z. na aftrek van 25 % aan
inningskosten.