Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013PC0147

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD met betrekking tot maatregelen om de kosten van de aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken te verlagen

    /* COM/2013/0147 final - 2013/0080 (COD) */

    52013PC0147

    Voorstel voor een VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD met betrekking tot maatregelen om de kosten van de aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken te verlagen /* COM/2013/0147 final - 2013/0080 (COD) */


    TOELICHTING

    Deze toelichting geeft een omschrijving van het voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot maatregelen om de kosten van de aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken omlaag te brengen.

    1.           ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL

    1.1.        Doelstellingen van het voorstel

    Dit voorstel voor een verordening beoogt de kosten van de aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatie-infrastructuur omlaag te brengen en de doelmatigheid te verhogen door bestaande beste praktijken in de hele EU toe te passen en zo de voorwaarden voor de totstandbrenging en de werking van de interne markt te verbeteren op een gebied dat van vitaal belang is voor de ontwikkeling van vrijwel alle sectoren van de economie.

    Civieltechnische werken vertegenwoordigen over het algemeen het leeuwendeel van de totale kosten voor de aanleg van netwerken[1], ongeacht de technologie die gebruikt wordt. Voor sommige technologieën worden deze kosten zelfs geraamd op 80 %.

    Wanneer een aantal rechtstreeks toepasselijke rechten en verplichtingen worden vastgesteld voor de verschillende fasen van de aanleg van infrastructuur, kunnen de kosten al aanzienlijk worden verlaagd. Belemmeringen voor investeringen en toegang tot de markt kunnen worden gereduceerd door een intensiever gebruik van bestaande fysieke infrastructuur, meer samenwerking bij geplande civiele werken, vereenvoudiging van vergunningsprocedures en door obstakels voor de aanleg van op hoge snelheden afgestemde inpandige infrastructuur uit de weg te ruimen.

    Dit initiatief is dan ook gericht op de vier voornaamste probleemgebieden: (1) inefficiënties of knelpunten bij het gebruik van bestaande fysieke infrastructuur (bijvoorbeeld kabelgoten, leidingen, mangaten, straatkasten, palen, masten, antennes, torens en andere ondersteunende constructies), (2) knelpunten in verband met gemeenschappelijke aanleg, (3) inefficiënties bij vergunningsprocedures en tot slot, (4) knelpunten bij de inpandige aanleg.

    Omdat elk probleemgebied verband houdt met een specifieke fase in het uitrolproces, zal een totaalaanpak van alle probleemgebieden samen een reeks samenhangende en elkaar wederzijds versterkende maatregelen opleveren. Volgens een studie zouden exploitanten 20 à 30 % van hun totale investeringskosten kunnen besparen op hun kapitaaluitgaven wanneer maatregelen worden genomen om deze problemen aan te pakken[2], hetgeen neerkomt op zo'n 63 miljard euro tegen 2020[3].

    Om optimale synergieën tussen netwerken tot stand te brengen, is de verordening niet alleen gericht tot exploitanten van elektronische communicatienetwerken, maar ook tot eigenaren van fysieke infrastructuur voor bijvoorbeeld elektriciteit, gas, drink- en afvalwater, verwarming en transportdiensten waarin elementen van elektronische communicatienetwerken kunnen worden ondergebracht.

    1.2.        Algemene context

    Volgens het verslag van 2010 over de eengemaakte markt[4] zijn telecommunicatiediensten en ‑infrastructuur in de EU thans nog steeds sterk verspreid over de verschillende lidstaten. Een recenter verslag over de kosten van een niet-verenigd Europa[5] in de elektronische communicatiesector liet zien dat het ongebruikte potentieel van de eengemaakte markt neerkomt op een jaarlijks bedrag van 0,9 % van het bbp oftewel 110 miljard euro.

    Breedbandinfrastructuur vormt de ruggengraat van de digitale eengemaakte mark en een absolute voorwaarde voor het wereldwijde concurrentievermogen, onder andere op het gebied van de elektronische handel. Zoals reeds vermeld in de mededeling Akte voor de interne markt[6], kan een toename van de breedbandpenetratie van 10 % resulteren in een stijging van 1 à 1,5 % van het bbp per jaar en een stijging van de arbeidsproductiviteit van 1,5 %[7]. Daarnaast leidt innovatie in het bedrijfsleven op basis van breedband tot werkgelegenheid. Dit kan tegen 2020 tot 2 miljoen extra banen opleveren.[8]

    Een groot deel van dit onbenutte potentieel ligt op het niveau van de netwerkinfrastructuur:

    verschillende regelgevingsbenaderingen van de netwerkuitrol betekenen hogere toegangskosten tot nationale markten, belemmeren de benutting van schaalvoordelen op het niveau van diensten en apparatuur en remmen de ontwikkeling van innovatieve diensten die mogelijk is op netwerken met zeer hoge snelheden die naadloos aansluiten op netwerken over de landsgrenzen heen. Voor de aanleg van toegangsnetwerken gelden vaak bepalingen en procedures op plaatselijk niveau; dergelijke maatregelen, waaronder plaatselijk afgeleid recht, kunnen indirect echter ook gevolgen hebben voor het vrij verrichten van diensten en rechtvaardigen dan ook ingrijpen van de Unie[9]. Zich baserend op artikel 114 van het VWEU heeft de Unie al eerder wetgeving uitgevaardigd om de aanleg van plaatselijke netwerkinfrastructuur te bevorderen door ontbundeling van het aansluitnet[10].

    De Unie kan het zich niet veroorloven de ontwikkeling van dergelijke infrastructuur voorbij te laten gaan aan haar burgers en bedrijven en schaart zich achter de ambitieuze doelstellingen van de Digitale agenda voor Europa: alle Europeanen tegen 2013 voorzien van basisbreedband en ervoor zorgen dat tegen 2020 i) iedereen toegang krijgt tot veel sneller internet (30 Mbps of meer) en ii) dat ten minste 50 % van de Europese huishoudens over een internetverbinding van meer dan 100 Mbps beschikt. Deze doelstellingen kunnen alleen worden verwezenlijkt indien de aanlegkosten van infrastructuur in de hele EU omlaag worden gebracht.

    1.3.        Politieke achtergrond

    De Digitale agenda, een ambitieus vlaggenschipinitiatief in het kader van de Europa 2020­strategie, beoogt duurzame economische en sociale voordelen te ontlenen aan een digitale eengemaakte markt op basis van snel en ultrasnel internet en interoperabele toepassingen.

    Hierin wordt met name onderstreept dat de kosten van de aanleg van breedband op het hele grondgebied van de Unie omlaag moeten, bijvoorbeeld door een degelijke planning en coördinatie en door de administratieve lasten te verminderen[11].

    Op de Europese Raad van 1 en 2 maart 2012 werd opgeroepen tot actie op het niveau van de Unie om te zorgen voor een betere breedbanddekking, onder meer door de kosten van de hogesnelheidsbreedbandinfrasturctuur te verlagen[12].

    In de mededeling "Akte voor de interne markt II: Samen voor nieuwe groei" werd het initiatief aangeduid als een van de twaalf kernacties die groei, werkgelegenheid en vertrouwen in de eengemaakte markt een nieuwe impuls zullen geven en op het terrein reële effecten teweeg zullen brengen[13]. In de Akte voor de interne markt II is vaststelling van het voorstel van de Commissie voorzien voor het eerste kwartaal van 2013. De Europese Raad van 13 en 14 december 2012 riep de Commissie op alle cruciale voorstellen uiterlijk in het voorjaar van 2013 in te dienen[14].

    2.           RESULTATEN VAN RAADPLEGINGEN VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING

    2.1.        Raadpleging van belanghebbende partijen

    Van 27 april tot 20 juli 2012 hielden de diensten van de Commissie een openbare raadpleging waarin de belanghebbende partijen werd verzocht hun mening te geven over vijf vraagstukken die de hele keten van de netwerkuitrol van planning tot aansluiting van eindgebruikers bestrijken[15].

    In totaal kwamen meer dan honderd schriftelijke reacties binnen van verschillende groepen belanghebbenden afkomstig uit 26 landen van de Unie en de EVA. De meeste reacties waren afkomstig van exploitanten van elektronische communicatiediensten (27) en hun vakorganisaties (14), gevolgd door overheidinstanties, met inbegrip van nationale (22, waaronder 6 nationale regelgevende instanties (nri's)) en lokale autoriteiten (9). Andere nutsbedrijven (7) maakten hun mening over het algemeen kenbaar via hun vakorganisaties. Verder kwamen reacties binnen van fabrikanten van apparatuur (5) alsmede ingenieurs- en ICT-brancheorganisaties (6).

    Over het algemeen werd het voorstel van de Commissie voor een initiatief om de aanlegkosten voor de uitrol van breedband op de eengemaakte markt aan te pakken positief ontvangen door de respondenten. De meeste respondenten bevestigden dat er sprake was van inefficiënties en knelpunten en waren ook van mening dat de kosten omlaag konden. Het probleem en de noodzaak hiervoor een oplossing te zoeken werden dan ook duidelijk bevestigd door de belanghebbenden. Er werden verschillende voorstellen geformuleerd voor oplossingen, variërend van zeer ambitieus tot eerder gematigd.

    Naast de openbare raadpleging richtten de diensten van de Commissie een internetdiscussieplatform op waar belanghebbende partijen terecht konden met hun ideeën[16].

    Verder onderhielden de diensten van de Commissie regelmatig contact met de voornaamste belanghebbende partijen (zowel particuliere als openbare) in alle sectoren.

    2.2         Studies en andere informatiebronnen

    In opdracht van de diensten van de Commissie werden twee studies uitgevoerd, één door Deloitte over praktijken om de kosten van passieve infrastructuur voor de uitrol van breedband te verlagen[17] en de andere studie door Analysys Mason ter ondersteuning van de effectbeoordeling bij dit voorstel[18].

    Voorts hebben de diensten van de Commissie gebruik gemaakt van aanvullende informatiebronnen, studies en beste praktijken van de lidstaten (onder meer van Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, Litouwen, Nederland, Polen, Portugal, Slovenië, Zweden en het Verenigd Koninkrijk)[19]. Ook vroegen de bevoegde diensten van de Commissie uitvoerige informatie op bij de nationale regelgevende instanties.

    2.3         Effectbeoordeling van het voorstel voor een verordening

    Uit de door de diensten van de Commissie uitgevoerde effectbeoordeling werden vier beleidsopties gelicht voor verder onderzoek[20].

    Optie 1: een ongewijzigd beleid: handhaving van de huidige aanpak van toezicht, rechtshandhaving en richtsnoeren.

    Optie 2: efficiëntiewinst bevorderen binnen de telecommunicatiesector: maatregelen aanbevelen met het oog op een coherentere en geharmoniseerde toepassing door de nationale regelgevende instanties van het regelgevingskader voor elektronische communicatie.

    Optie 3: zorg dragen voor efficiëntiewinst in alle sectoren: een voorstel formuleren voor een verordening om het potentieel van sectoroverschrijdende samenwerking vrij te maken (twee subopties, 3a en 3b, voorzien in of uitsluitend een verordening of een combinatie van een verordening en een aanbeveling).

    Optie 4: een mandaat verlenen om efficiëntiewinst te realiseren: een wetsvoorstel formuleren ter aanvulling van het huidige regelgevingskader om maatregelen te nemen die verdergaan dan optie 3, zoals infrastructuuratlassen, op de kosten georiënteerde toegang tot infrastructuur, samenwerking bij civieltechnische werken ook wanneer deze niet met overheidsmiddelen worden gefinancierd en de aanleg van op hoge snelheden afgestemde infrastructuur ook in oude gebouwen.

    Bij de analyse van de opties werd vooral gekeken naar de kosten en baten voor de rechtstreeks belanghebbenden, de verwachte effecten van investeringen in het netwerk en de uitrol van breedband en een bredere macro-economische analyse van het effect op het consumentenwelzijn, de groei, het concurrentievermogen en de eengemaakte markt.

    Vastgesteld werd dat optie 3a de meest geschikte optie is, omdat deze het meest doelmatig is wat betreft de te bereiken doelstellingen, de kosten-batenanalyse, de efficiëntie en de samenhang met de algemene EU-beleidsdoelstellingen om het potentieel om de kosten te verlagen te benutten, in overeenstemming met de beginselen van evenredigheid en subsidiariteit.

    Zie punt 3.4 voor de keuze van het voorgestelde instrument.

    3.           JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL

    3.1.        Rechtsgrondslag

    Het voorstel is gebaseerd op artikel 114 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie. Dit is gerechtvaardigd door de doelstellingen van het voorstel, namelijk verbetering van de voorwaarden voor het tot stand brengen en de werking van de interne markt.

    Zoals in de jurisprudentie wordt bevestigd, verleent dit artikel, afhankelijk van de algemene context en de specifieke omstandigheden van de te harmoniseren materie, de Uniewetgever een beoordelingsmarge met betrekking tot de meest geschikte harmonisatietechniek om het gewenste resultaat te bereiken, met name op gebieden die worden gekenmerkt door ingewikkelde technische bijzonderheden[21].

    3.2.        Subsidiariteit

    Het subsidiariteitsbeginsel rechtvaardigt het voorgestelde EU-beleid om de kosten voor de aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatie-infrastructuur omlaag te brengen.

    De doelstelling van het subsidiariteitsbeginsel is tweeledig. Enerzijds kan de Unie ingrijpen wanneer lidstaten er zelf niet in slagen een adequate oplossing te vinden voor een probleem. Anderzijds wordt getracht de lidstaten de bevoegdheid te laten op gebieden waar zij doelmatiger kunnen optreden dan de Unie. Het is de bedoeling de besluitvorming binnen de Unie zo dicht mogelijk bij de burger te brengen.

    Het voorstel voor een verordening richt zich vooral op de definitie van specifieke, rechtstreeks toepasselijke rechten en verplichtingen om de planning en uitvoering van de uitrol van fysieke infrastructuur en van civiele werken te vergemakkelijken. Dit houdt ook aanvullende bepalingen in die moeten zorgen voor transparantie van de relevante informatie en coördinatie van administratieve procedures. Daarnaast worden eisen geformuleerd voor de aanleg van inpandige fysieke infrastructuur in nieuwe gebouwen en bij belangrijke renovatiewerken.

    De geplande maatregelen bouwen voort op bestaande beste praktijken in verschillende lidstaten, zoals praktijken die betrekking hebben op hergebruik van bestaande fysieke infrastructuur in Litouwen en Portugal, transparantie van bestaande infrastructuur in België en Duitsland, gemeenschappelijke aanleg in Finland en Zweden, het stroomlijnen van doorgangsrechten en administratieve procedures in Nederland en Polen alsmede snelle breedbandinfrastructuur in nieuwe gebouwen in Spanje en Frankrijk[22]. Sommige lidstaten hebben maatregelen ingevoerd die gedeeltelijk nog verder gaan dan de voorstellen, zoals het centrale loket in Griekenland. Het voorstel voor een verordening doet geen afbreuk aan dergelijke meer gedetailleerde bepalingen in de nationale wetgeving.

    Evenmin wordt afbreuk gedaan aan specifieke regelgevende maatregelen, zoals corrigerende maatregelen die door de nationale regelgevende instanties overeenkomstig het regelgevingskader van de Unie voor elektronische communicatie worden opgelegd aan ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht.

    De voorgestelde maatregelen zijn noodzakelijk op het niveau van de Unie om de voorwaarden te verbeteren voor het tot stand brengen en de werking van de interne markt en zijn gericht op het volgende:

    – Het uit de weg ruimen van belemmeringen voor de werking van de eengemaakte markt als gevolg van de wirwar aan regels en administratieve praktijken op nationaal en subnationaal niveau, omdat deze remmend werken op de ontwikkeling en groei van Europese bedrijven, een negatief effect hebben op het Europees concurrentievermogen en obstakels vormen voor grensoverschrijdende investeringen en activiteiten en zo de vrije levering van elektronische-communicatiediensten en -netwerken in de weg staan die op grond van de huidige EU-wetgeving is gewaarborgd. Gefragmenteerde en niet-transparante regelgevingsbenaderingen van de uitrol van netwerken verhogen bijvoorbeeld de toegangskosten tot de nationale markten. Deze fragmentering vormt een obstakel voor nationaal en internationaal opererende bedrijven, die de wereldwijd toenemende concurrentie het hoofd willen bieden door op Europees niveau gebruik te maken van schaalvoordelen. Voorts wordt de ontwikkeling belemmerd van opkomende innovatieve diensten die mogelijk zijn bij grensoverschrijdende ultrasnelle netwerken.

    – Bevorderen van universele breedbanddekking die noodzakelijk is voor de ontwikkeling van de digitale eengemaakte markt en zo bij te dragen aan het uit de weg ruimen van een belangrijk obstakel voor de voltooiing van de eengemaakte markt, waarbij tegelijkertijd een bijdrage wordt geleverd aan territoriale cohesie. Deze doelstellingen kunnen alleen worden verwezenlijkt indien de aanlegkosten voor infrastructuur in de hele EU omlaag worden gebracht.

    – Aanboren van het enorme ongebruikte potentieel voor kostenverlaging en vergemakkelijken van de uitrol van breedband, door onder meer eventuele beste praktijken in de hele EU te verspreiden.

    – Op grotere schaal stroomlijnen van efficiënte plannings- en investeringsprocessen, zodat de ontwikkeling van pan-Europese exploitanten wordt vergemakkelijkt.

    – Zorgen voor een gelijke en niet-discriminerende behandeling van bedrijven en investeerders, overeenkomstig "de doelstellingen en taken die nauw verbonden zijn met het toepassingsgebied"[23] van verschillende instrumenten die reeds deel uitmaken van de EU-wetgeving, met name met betrekking tot de elektronische communicatiesector[24], maar ook tot andere sectoren (bijv. nutsbedrijven die hun fysieke infrastructuur willen laten renderen, synergieën bij het opzetten van intelligente netwerken).

    Verschillende maatregelen zijn genomen om ervoor te zorgen dat dit voorstel in overeenstemming is met het subsidiariteitsbeginsel.

    – Ten eerste kunnen de lidstaten meer gedetailleerde bepalingen handhaven of vaststellen die de in het voorstel voor een verordening vastgestelde verplichtingen verder specificeren of aanvullen, zoals bij de toegang tot bestaande infrastructuur, de coördinatie van civiele werken en de gemeenschappelijke aanleg.

    – Hoewel de taken die bij de voorgestelde verordening gecreëerd op grond van het regelgevingskader voor elektronische communicatie standaard worden toegewezen aan de nationale regelgevende instantie omdat deze onafhankelijk en deskundig is, kunnen de lidstaten ook andere bevoegde instanties aanwijzen overeenkomstig hun nationale recht inzake de toewijzing van bevoegdheden[25], waarbij de taken zoveel mogelijk gebundeld moeten worden zodat ze zo efficiënt mogelijk kunnen worden uitgevoerd. Dit geldt voor alle in de voorgestelde verordening voorziene taken: het informatiepunt met betrekking tot de vergunningsprocedure, transparantie en geschillenbeslechting.

    – In de tweede plaats hebben sommige lidstaten met het oog op de transparantie van bestaande fysieke infrastructuur verschillende karteringsinitiatieven opgezet in de vorm van GIS-toepassingen (geografische informatiesystemen) die in bepaalde lidstaten niet alleen de elektronische communicatie-infrastructuur in kaart brengen, maar ook de fysieke infrastructuur van andere nutsbedrijven, hoewel dit op grond van deze verordening niet verplicht is. Het is op grond van de verordening evenmin verplicht gegevens op één centraal informatiepunt bijeen te brengen of op te slaan. De lidstaten zijn wel verplicht dergelijke gegevens "beschikbaar te stellen" op een centraal informatiepunt dat kan worden gecreëerd door hyperlinks te verstrekken naar andere locaties. Ook geldt er geen algemene verplichting om voorafgaand kennisgeving te doen van geplande civiele werken. Exploitanten van elektronische communicatie krijgen wel de mogelijkheid dergelijke informatie op te vragen bij netwerkexploitanten met het oog op de aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken.

    – In de derde plaats heeft het voorstel geen gevolgen voor de procedurele autonomie van de lidstaten om bevoegdheden op het gebied van de vergunningsprocedure zelf toe te wijzen. Voor informatie over de verschillende vergunningsprocedures moet men terecht kunnen bij het informatiepunt waar ook aanvragen kunnen worden ingediend, maar de rol van dit informatiepunt blijft beperkt tot het doorsturen van de verschillende vergunningen en de coördinatie van het hele vergunningsproces. De verschillende termijnen worden standaard op elkaar afgestemd, maar de lidstaten kunnen hiervan afwijken en hun eigen specifieke termijnen handhaven of invoeren zonder afbreuk te doen aan andere specifieke termijnen of verplichtingen voor het goede verloop van de procedure die overeenkomstig de nationale of EU-wetgeving van toepassing zijn.

    – Wat de inpandige uitrusting betreft, kunnen de lidstaten de bij de verordening opgelegde verplichtingen aanpassen aan nationale en lokale situaties door vrijstelling te verlenen voor bepaalde gebouwen, zoals eengezinswoningen of renovaties, met volledige inachtneming van de beginselen van subsidiariteit en evenredigheid.

    3.3.        Evenredigheid

    De voorgestelde maatregelen zijn ook in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel.

    De voorgestelde maatregelen om de kosten te verlagen zijn vooral gericht op een verbetering van de coördinatie en transparantie alsmede de harmonisering van minimuminstrumenten, zodat de belanghebbenden in kwestie synergieën kunnen benutten en de inefficiëntie bij de uitrol kunnen verminderen. Hoewel de voorgestelde maatregelen de obstakels voor toegang tot fysieke infrastructuur uit de weg willen ruimen, heeft dit geen buitensporige gevolgen voor de eigendomsrechten en blijft commerciële onderhandeling op de eerste plaats staan.

    De voorgestelde maatregelen leggen geen specifieke zakelijke modellen op. De lidstaat behoudt bovendien de mogelijkheid meer gedetailleerde bepalingen vast te stellen, zodat de maatregelen bestaande nationale initiatieven niet zozeer beïnvloeden maar veeleer aanvullen. De lidstaten krijgen veeleer de mogelijkheid voort te bouwen op hun bestaande maatregelen en kunnen bestaande of nieuwe maatregelen kiezen die het meest geschikt zijn voor hun specifieke situatie, zonder dat hieraan noodzakelijkerwijs extra kosten zijn verbonden.

    Hoewel de voorgestelde verordening enigszins van invloed is op eigendomsrechten, gebeurt dit met inachtneming van het evenredigheidsbeginsel.

    Het voorstel biedt de mogelijkheid commerciële onderhandelingen te voeren over toegang tot fysieke infrastructuur, zonder dat verplicht toegang moet worden verleend onder vooraf bepaalde of op de kosten gebaseerde voorwaarden. Het voorstel geeft ter indicatie een aantal redenen aan op grond waarvan weigering om toegang te verlenen redelijk wordt geacht, bijvoorbeeld wanneer een verzoek om toegang betrekking heeft op fysieke infrastructuur die technisch gezien of op grond van ruimtegebrek niet geschikt is om elementen van elektronische communicatienetwerken in onder te brengen, of wanneer de integriteit en veiligheid van een netwerk gevaar lopen.

    Het voorstel voorziet in geschillenbeslechting in geval van onredelijke weigering om toegang te verlenen waarbij rekening wordt gehouden met verschillende parameters voor het bepalen van de prijs voor toegang, zoals de impact van de gevraagde toegang op het bedrijfsplan dat aan de basis ligt van de investeringen van de netwerkexploitant, met name in geval van recente aangelegde infrastructuur die gebruikt wordt om elektronische hogesnelheidscommunicatiediensten te kunnen leveren.

    Wat de transparantie van bestaande fysieke infrastructuur betreft, heeft het voorstel betrekking op infrastructuur die geschikt is voor de aanleg van snelle netwerken en niet op fysieke infrastructuur in het algemeen. Ook kunnen de lidstaten algemene vrijstellingen verlenen voor uit technisch oogpunt ongeschikte infrastructuur. Verder wordt ernaar gestreefd informatie tegen de laagst mogelijke kosten beschikbaar te stellen. Daarom zijn er verschillende soorten verplichtingen, zodat toegang tot reeds beschikbare informatie en inspecties alleen wordt verleend wanneer deze informatie niet eenvoudig toegankelijk is bij openbare instanties of exploitanten van elektronische communicatiediensten.

    Wat de coördinatie van civieltechnische werken betreft, beperkt het voorstel zich niet tot de economische vrijheid van ondernemingen – gemeenschappelijke aanleg door partijen die niet voor dit commerciële model hebben gekozen, is bijvoorbeeld niet verplicht, behalve wanneer de werken met overheidsgeld gefinancierd worden. Er wordt veeleer gezocht naar commerciële regelingen voor gemeenschappelijke aanleg door een betere verspreiding van informatie over toekomstige civieltechnische werken.

    De verplichting om gebouwen intern uit te rusten met op hoge snelheden afgestemde fysieke infrastructuur is beperkt tot nieuwe gebouwen en gebouwen die belangrijke renovatie ondergaan. Dit zijn namelijk marginale kosten vergeleken met de hoge kosten voor het achteraf inbouwen van passieve infrastructuur in bestaande gebouwen. Bovendien zullen deze kosten waarschijnlijk gecompenseerd worden door de hogere waarde van het gebouw. In het voorstel wordt deze verplichting bovendien alleen beperkt tot belangrijke renovatiewerken waarvoor een bouwvergunning is vereist. Op grond van het evenredigheidsbeginsel kunnen de lidstaten ook algemene uitzonderingen toepassen.

    3.4 Fundamentele rechten

    Ook werd gekeken naar de impact van de voorgestelde maatregelen op de fundamentele rechten.

    Hoewel de verplichting voor netwerkexploitanten om in te gaan op alle redelijke verzoeken om toegang tot hun fysieke infrastructuur een beperking zou kunnen vormen op het recht op ondernemerschap of op hun eigendomsrecht, worden eventuele negatieve gevolgen in dit opzicht verzacht door de bepaling dat voor dergelijke toegang alleen billijke voorwaarden mogen gelden, ook wat de prijs betreft. Het gaat hier verder om een gerechtvaardigde en proportionele beperking teneinde de kosten van de aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken omlaag te brengen. De noodzaak om civieltechnische werken uit te voeren, die bijna 80 % van de kosten van de aanleg van netwerken vertegenwoordigen, wordt hierdoor teruggeschroefd. De verplichting voor netwerkexploitanten om minimuminformatie te verstrekken over bestaande infrastructuur doet geen afbreuk aan het recht op privacy en de bescherming van bedrijfsgeheimen, omdat voor bedrijfs- en zakengeheimen vrijstellingen gelden.

    De verplichting voor ondernemingen die geheel of gedeeltelijk met overheidsmiddelen gefinancierde civiele werken uitvoeren om in te gaan op redelijke verzoeken om toegang met het oog op de aanleg van elementen van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken, zou een beperking kunnen vormen op het recht op ondernemerschap of op hun eigendomsrecht. Een dergelijke verplichting zou echter alleen gelden indien dit geen extra kosten inhoudt voor de oorspronkelijk geplande civiele werken en wanneer het verzoek tot coördinatie zo snel mogelijk wordt ingediend en ten minste één maand voor de indiening van het eindproject bij de bevoegde vergunningsautoriteiten. Het gaat hier verder om een gerechtvaardigde en evenredige beperking met het oog op de kostenverlaging van de aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken, omdat exploitanten van elektronische communicatienetwerken slechts een deel van de kosten voor de civieltechnische werken voor hun rekening hoeven te nemen.

    De verplichting om alle nieuwbouw uit te rusten met op hoge snelheden afgestemde inpandige fysieke infrastructuur zou gevolgen kunnen hebben voor de eigendomsrechten van de eigenaren van de desbetreffende gebouwen. Het gaat hier om een gerechtvaardigde en proportionele beperking met het oog op de kostenverlaging van de aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken, omdat inbouw achteraf van de fysieke infrastructuur in dat geval niet meer nodig zou zijn.

    Het recht van een exploitant van openbare communicatienetwerken om het netwerk aan te sluiten op een concentratiepunt om toegang te krijgen tot op hoge snelheden afgestemde inpandige fysieke infrastructuur zou gevolgen kunnen hebben voor het eigendomsrecht van eigenaren van het desbetreffende private gebouw. Het gaat hier echter om geringe beperkingen, omdat exploitanten van openbare communicatienetwerken de gevolgen voor de private eigendom zoveel mogelijk moeten beperken en eventuele hiermee verband houdende kosten voor hun rekening moeten nemen. Het gaat hier verder om een gerechtvaardigde en evenredige beperking met het oog op de kostenverlaging van de aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken, omdat exploitanten van elektronische communicatienetwerken bij de aanleg van hun netwerk schaalvoordelen kunnen realiseren.

    Het recht van exploitanten van openbare communicatienetwerken op toegang tot bestaande op hoge snelheden afgestemde inpandige fysieke infrastructuur zou gevolgen kunnen hebben voor de houder van het gebruiksrecht van de inpandige fysieke infrastructuur. Het gaat hier echter om een geringe beperking, omdat dergelijke toegang onder billijke voorwaarden moet worden verleend en deze beperking alleen zou gelden in gevallen waarin overlapping technisch onmogelijk of economisch inefficiënt is.

    Partijen die gevolgen kunnen ondervinden van de hierboven beschreven beperkingen, behouden bovendien het recht op een doelmatige oplossing, omdat zij de zaak kunnen doorverwijzen naar een bevoegde nationale instantie voor geschillenbeslechting zonder dat afbreuk wordt gedaan aan het recht van beide partijen deze zaak voor een rechtbank te brengen.

    3.5.        Keuze van instrument

    De Commissie stelt een verordening voor, omdat deze waarborgen biedt voor een globale en rechtstreeks toepasselijke oplossing biedt, ook voor de vergunningen die nodig zijn voor de aanleg van netwerken. Zo kunnen kostenverlagende instrumenten snel beschikbaar komen en wordt ervoor gezorgd dat de verwezenlijking van de doelstellingen van de voor 2020 geplande Digitale agenda voor Europa geen vertraging oploopt.

    In tegenstelling tot een richtlijn, waarbij rekening moet worden gehouden met de extra tijd die de lidstaten nodig hebben voor de omzetting, kunnen met een verordening de basisrechten en verplichtingen voor de aanleg van netwerken snel voor de hele eengemaakte markt worden vastgelegd. Het is inherent aan een richtlijn dat er veel meer differentiëring bij de tenuitvoerlegging van die rechten en verplichtingen is, waardoor er een wirwar aan regels en procedures blijft bestaan. Een rechtstreeks toepasselijk rechtsinstrument zal daarentegen bestaande fragmentering verminderen en verdere fragmentering voorkomen door zich te concentreren op het verwijderen van een aantal specifieke obstakels die de ontwikkeling van een eengemaakte markt voor elektronische communicatienetwerken in de weg staan, voortbouwend op beste praktijken, waarbij organisatorische kwesties worden overgelaten aan de discretionaire bevoegdheid van de lidstaten. Exploitanten moeten voor alle stadia van de planning en uitrol van een netwerk rechtstreeks toepasselijke rechten krijgen, die zij in nationale rechtbanken kunnen laten gelden, niet alleen ten aanzien van lidstaten maar ook ten aanzien van private partijen, zoals eigenaren van infrastructuur.

    Rekening houdend met het feit dat het voorstel vooral de definitie behelst van rechten en verplichtingen die rechtstreeks toepasselijk zijn op de eengemaakte markt, lijkt een verordening eerder het aangewezen rechtsinstrument dan een richtlijn, omdat een verordening duidelijke voordelen biedt wat betreft efficiëntie en doelmatigheid en gelijke concurrentievoorwaarden creëert voor burgers en bedrijven met grotere mogelijkheden voor private rechtshandhaving[26]. Een rechtstreeks toepasselijke verordening zou, in tegenstelling tot een richtlijn die in de nationale wetgeving moet worden omgezet, meer waarborgen bieden voor de onmiddellijke impact die nodig is om bij te dragen aan de doelstellingen van de Digitale agenda met betrekking tot de beschikbaarheid van breedband uiterlijk in 2020.

    De aanzienlijke voordelen van kostenverlagende maatregelen, zowel op economisch als op maatschappelijk vlak, wegen ruimschoots op tegen eventuele administratieve lasten.

    3.6.        Structuur van het voorstel en de voornaamste rechten en verplichtingen

    Artikel 1 – Doelstelling en toepassingsgebied

    – In artikel 1 zijn de doelstellingen en het toepassingsgebied van de verordening beschreven.

    Artikel 2 – Definities

    – Dit artikel bevat de definities van het EU-regelgevingskader voor elektronische communicatie en overige definities.

    Artikel 3 – Toegang tot bestaande fysieke infrastructuur

    – In artikel 3 wordt bepaald dat netwerkexploitanten het recht krijgen om toegang te verlenen tot hun fysieke infrastructuur en dat zij verplicht zijn onder billijke voorwaarden in te gaan op redelijke verzoeken om toegang tot hun fysieke infrastructuur met het oog op de aanleg van elementen van elektronische communicatienetwerken.

    – Er zal een geschillenbeslechtingsinstantie worden opgericht die zich moet uitspreken over weigeringen of geschillen met betrekking tot de eisen en voorwaarden – deze taak moet standaard worden toevertrouwd aan de nationale regelgevende instantie (nri).

    Artikel 4 – Transparantie van bestaande fysieke infrastructuur

    – Artikel 4 voorziet in het recht op toegang tot minimuminformatie inzake bestaande fysieke infrastructuur en geplande civiele werken.

    – Dit gaat vergezeld van een verplichting voor netwerkexploitanten in te gaan op redelijke verzoeken tot inspecties ter plaatse van specifieke elementen van hun fysieke infrastructuur.

    – Eventuele geschillen met betrekking tot inspecties ter plaatse of toegang tot informatie moeten worden opgelost door een geschillenbeslechtingsinstantie, doorgaans de nri.

    Artikel 5 – Coördinatie van civiele werken

    – Dit artikel omvat het recht om te onderhandelen over de coördinatie van civiele werken.

    – Voorts zijn ondernemingen die met overheidsmiddelen gefinancierde civiele werken uitvoeren verplicht in te gaan op redelijke verzoeken tot coördinatie-overeenkomsten inzake civiele werken onder transparante en niet-discriminerende voorwaarden.

    Artikel 6 – Vergunningsprocedure

    – Dit artikel voorziet in het recht op toegang, via elektronische weg en via een centraal informatiepunt, tot alle informatie met betrekking tot de voorwaarden en procedures die van toepassing zijn op specifieke civiele werken alsmede het recht via elektronische weg een vergunningsaanvraag in te dienen via dit centrale informatiepunt. Het informatiepunt vergemakkelijkt en coördineert de vergunningsprocedure en houdt toezicht op de inachtneming van termijnen.

    – Verder wordt er een algemene maximumtermijn vastgesteld die van toepassing is indien er in de nationale of EU-wetgeving geen termijn is bepaald, alsmede het recht op een tijdig besluit met betrekking tot vergunningsaanvragen.

    Artikelen 7 en 8 – Inpandige uitrusting

    – Artikel 7 bepaalt dat nieuwe gebouwen, maar ook gebouwen die belangrijke renovatie ondergaan, moeten worden uitgerust met op hoge snelheden afgestemde inpandige fysieke infrastructuur en dat nieuwe meergezinswoningen maar ook oudere die uitgebreid gerenoveerd worden, moeten worden voorzien van een al dan niet inpandig concentratiepunt.

    – Artikel 8 bepaalt dat exploitanten van elektronische communicatienetwerken het recht hebben hun netwerkapparatuur aan te sluiten op de concentratiepunten van gebouwen, dat exploitanten van elektronische communicatie het recht hebben te onderhandelen over toegang tot alle bestaande op hoge snelheden afgestemde inpandige fysieke infrastructuur en dat zij bij gebrek aan op hoge snelheden afgestemde infrastructuur het recht hebben hun netwerkapparatuur aan te sluiten op de particuliere woning van de abonnee, mits de gevolgen hiervan voor de private eigendom minimaal zijn en zij de kosten hiervan voor hun rekening nemen.

    Artikelen 9 tot en met 11

    – Deze artikelen bevatten de slotbepalingen, waaronder het aanwijzen van een bevoegde instantie en de verplichting om de verordening drie jaar na de inwerkingtreding ervan te herzien.

    4.           GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING

    Het voorstel voor een verordening heeft geen gevolgen voor de begroting van de Unie.

    2013/0080 (COD)

    Voorstel voor een

    VERORDENING VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD

    met betrekking tot maatregelen om de kosten van de aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken te verlagen

    (Voor de EER relevante tekst)

    HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 114,

    Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

    Na toezending van het ontwerp van een wetgevingshandeling aan de nationale parlementen,

    Gezien het advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité[27],

    Gezien het advies van het Comité van de Regio's[28],

    Handelend volgens de gewone wetgevingsprocedure,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)       De digitale economie heeft ingrijpende gevolgen voor de eengemaakte markt. Met haar innovatie, snelheid en grensoverschrijdend bereik kan zij de integratie van de eengemaakte markt naar nieuwe hoogten brengen. De Unie is de mening toegedaan dat de digitale economie duurzame economische en maatschappelijke voordelen oplevert op basis van moderne onlinediensten en snelle internetverbindingen. Een hoogwaardige digitale infrastructuur schraagt dient als steun voor alle sectoren van een moderne en innovatieve economie en is van strategisch belang voor maatschappelijke en territoriale cohesie. Alle burgers en bedrijven moeten dan ook de gelegenheid krijgen deel uit te maken van de digitale economie.

    (2)       Door het belang van de aanleg van hogesnelheidsbreedband te erkennen, hebben de lidstaten de ambitieuze breedbanddoelstellingen van de Commissie in haar mededeling aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economische en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's "Digitale agenda voor Europa: digitale impulsen voor de Europese groei"[29] (de Digitale agenda) goedgekeurd: een breedbanddekking van 100 % en sneller internet (30MBps of meer) voor alle huishoudens in 2013, waarbij in 2020 ten minste 50 % van de huishoudens over een internetverbinding beschikt van meer dan 100MBps.

    (3)       In de Digitale agenda is tevens vastgesteld dat beleidslijnen met name moeten leiden tot lagere kosten voor breedbandgebruik in de hele EU, tot adequate en gecoördineerde ruimtelijke ordening en tot minder administratieve rompslomp.

    (4)       Rekening houdend met de noodzaak van actie op EU-niveau om te zorgen voor een betere breedbanddekking, onder meer door de kosten van infrastructuur voor hogesnelheidsinternet omlaag te brengen[30], wordt in de Akte voor de interne markt II[31] benadrukt dat meer moet worden gedaan om de in de Digitale agenda voor Europa vastgestelde doelstellingen sneller te verwezenlijken door onder meer een oplossing te vinden voor het vraagstuk van investeringen in het hogesnelheidsnetwerk.

    (5)       De uitrol van vaste en draadloze elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken in de hele Unie vergt aanzienlijke investeringen en de kosten van civieltechnische werken vertegenwoordigen hiervan een aanzienlijk deel.

    (6)       Een groot deel van deze kosten is het gevolg van inefficiënties bij de uitrol in verband met het gebruik van bestaande passieve infrastructuur (zoals kabelgoten, leidingen, mangaten, straatkasten, palen, masten, antenne-installaties, torens en andere ondersteunende constructies), knelpunten bij de coördinatie van civiele werken, belastende administratieve vergunningsprocedures en knelpunten bij de aanleg van netwerken in gebouwen.

    (7)       Maatregelen met het oog op een efficiënter gebruik van bestaande infrastructuur die beogen de kosten omlaag te brengen en obstakels bij de uitvoering van nieuwe civieltechnische werken uit de weg te ruimen, kunnen een belangrijke bijdrage leveren om te zorgen voor een snelle en uitgebreide aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken, zonder dat dit ten koste gaat van doelmatige concurrentie.

    (8)       Sommige lidstaten hebben maatregelen genomen die tot doel hebben de kosten voor de uitrol van breedband omlaag te brengen. Door deze beste praktijken op grotere schaal in de hele Unie toe te passen, kan een belangrijke bijdrage worden geleverd aan de totstandbrenging van een digitale eengemaakte markt. Deze praktijken blijven echter schaars en gefragmenteerd. Verschillen in de regelgevingseisen vormen in sommige gevallen een belemmering voor samenwerking tussen nutsbedrijven en kunnen drempels opwerpen voor de toegang tot de markt voor nieuwe netwerkexploitanten en voor nieuwe bedrijfsmogelijkheden, zodat de ontwikkeling van een eengemaakte markt voor de aanleg en het gebruik van fysieke infrastructuur voor elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken wordt belemmerd. Tot slot wordt bij initiatieven op het niveau van de lidstaten niet altijd de alomvattende aanpak gevolgd die nu net noodzakelijk is om in alle fasen van het uitrolproces en in alle sectoren maatregelen te nemen om een samenhangende en wezenlijke impact te bereiken.

    (9)       Deze verordening wil bepaalde minimumrechten en -verplichtingen vaststellen die in de hele Unie gelden om de uitrol van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken en sectoroverschrijdende coördinatie te vergemakkelijken. Hoewel moet worden gezorgd voor een minimum aan gelijke voorwaarden, mag dit overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel niet ten koste gaan van bestaande, op nationaal en plaatselijk niveau toegepaste, beste praktijken en maatregelen, noch van maatregelen die een aanvulling vormen op deze rechten en verplichtingen.

    (10)     Wanneer in overeenstemming met het EU-recht specifiekere regelgevende maatregelen gelden, prevaleren deze in het licht van het lex specialis-beginsel over de in deze verordening vastgestelde minimumrechten en -verplichtingen. Deze verordening geldt onverminderd de EU-wetgeving en met name de specifieke regelgevende maatregelen, zoals het voorschrijven van oplossingen aan ondernemingen met aanmerkelijke marktmacht, die worden toegepast overeenkomstig de EU-kaderregelgeving voor elektronische communicatie (Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten (Kaderrichtlijn)[32], Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en ­diensten (Machtigingsrichtlijn)[33], Richtlijn 2002/19/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de toegang tot en interconnectie van elektronische-communicatienetwerken en bijbehorende faciliteiten (Toegangsrichtlijn)[34], Richtlijn 2002/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake de universele dienst en gebruikersrechten met betrekking tot elektronische communicatienetwerken en –diensten (Universeledienstrichtlijn)[35] en Richtlijn 2002/77/EG van de Commissie van 16 september 2002 betreffende de mededinging op de markten voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten[36]).

    (11)     Voor de uitrol van elektronische communicatienetwerken is het voor exploitanten en met name voor nieuwkomers veel efficiënter bestaande fysieke infrastructuur te hergebruiken, zoals infrastructuur van andere nutsbedrijven, met name in gebieden waar geen geschikt elektronisch communicatienetwerk beschikbaar is of waar het uit economisch oogpunt niet rendabel is om nieuwe fysieke infrastructuur op te zetten. Sectoroverschrijdende synergieën als gevolg van de aanleg van elektronische communicatienetwerken betekenen dat minder civiele werken moeten worden aangelegd en houden dus ook een vermindering in van de hiermee samenhangende maatschappelijke en milieukosten zoals vervuiling, overlast en verkeerscongestie. Deze verordening moet derhalve niet alleen gelden voor exploitanten van elektronische communicatienetwerken, maar ook voor alle eigenaren of houders van rechten om gebruik te maken van uitgebreide en alomtegenwoordige fysieke infrastructuur die geschikt is om elektronische communicatienetwerkelementen in onder te brengen, zoals fysieke netwerken voor de levering van elektriciteit, gas, water en afvalwater, verwarming en transportdiensten.

    (12)     Omdat differentiatie hier nauwelijks een rol speelt, kunnen vaak zeer uiteenlopende elementen van elektronische communicatienetwerken tegelijkertijd worden ondergebracht in de fysieke faciliteiten van dergelijke netwerken, inclusief elementen die toegang kunnen verlenen tot internet met een snelheid van ten minste 30Mbps, met inachtneming van het beginsel van technische neutraliteit, zonder dat de voornaamste dienst die wordt verleend hierdoor wordt beïnvloed en met minimale aanpassingskosten. Fysieke infrastructuur die alleen tot doel heeft er andere elementen van een netwerk in onder te brengen zonder zelf een actieve rol te spelen, kan in beginsel worden gebruikt om elektronische communicatiekabels, apparatuur of andere elementen van elektronische communicatienetwerken in onder te brengen, ongeacht het feitelijke gebruik of de eigendom. Hoewel bij het verstrekken van de voornaamste dienst het specifieke algemene belang voorop blijft staan, moeten synergieën tussen exploitanten van netwerken worden aangemoedigd om tegelijkertijd bij te dragen aan de verwezenlijking van de doelstellingen van de Digitale agenda.

    (13)     Hoewel deze verordening geen afbreuk doet aan de specifieke waarborgen die nodig zijn om in te staan voor de veiligheid en integriteit van de netwerken en er tevens voor moeten zorgen dat niet wordt geraakt aan de voornaamste dienst die door de netwerkexploitant wordt geleverd, kunnen algemene regels in de nationale wetgeving die netwerkexploitanten verbieden met exploitanten van elektronische communicatienetwerken te onderhandelen over toegang tot fysieke infrastructuur, de totstandkoming van een markt voor toegang tot fysieke infrastructuur verhinderen. Deze regels moeten derhalve worden ingetrokken. Tegelijkertijd beletten de in deze verordening vastgestelde maatregelen de lidstaten niet om het voor exploitanten van nutsbedrijven aantrekkelijker te maken toegang te verlenen tot hun infrastructuur door bij de berekening van de tarieven voor eindgebruikers voor hun voornaamste activiteit(en) geen rekening te houden met de uit deze dienst voortvloeiende inkomsten, overeenkomstig de toepasselijke EU-wetgeving.

    (14)     Een netwerkexploitant mag op grond van objectieve redenen toegang tot specifieke fysieke infrastructuur weigeren. Fysieke infrastructuur kan in specifieke omstandigheden uit technisch oogpunt gezien niet geschikt zijn de gevraagde toegang te verlenen (bijvoorbeeld door gebrek aan ruimte). Ook kan het delen van infrastructuur onder bepaalde omstandigheden gevaar opleveren voor de integriteit en veiligheid van het netwerk of het verstrekken van diensten die voor de primaire dienst via dezelfde infrastructuur worden verstrekt. Wanneer de netwerkexploitant al wholesaletoegang verleent tot fysieke netwerkinfrastructuur die voldoet aan de behoeften van de om toegang verzoekende partij, kan toegang tot de onderliggende fysieke infrastructuur negatieve economische gevolgen hebben voor dit bedrijfsmodel en de investeringsprikkels en wellicht leiden tot inefficiënte dubbele netwerkelementen. Wanneer op grond van het EU-regelgevingskader voor elektronische communicatie fysieke toegangsverplichtingen zijn opgelegd, zoals in het geval van exploitanten met een aanzienlijke marktmacht, gelden al specifiekere maatregelen die niet worden beïnvloed door deze verordening.

    (15)     Wanneer exploitanten van elektronische communicatienetwerken in een bepaald gebied toegang vragen, moeten netwerkexploitanten gedeeld gebruik van hun faciliteiten aanbieden onder billijke eisen en voorwaarden, die ook voor de prijs gelden, tenzij toegang op grond van objectieve redenen kan worden geweigerd. Afhankelijk van de omstandigheden kunnen verschillende elementen van invloed zijn op de voorwaarden die gelden voor het verlenen van toegang, waaronder: aanvullende onderhouds- en aanpassingskosten; preventieve veiligheidsmaatregelen die nodig zijn om negatieve gevolgen voor de integriteit en veiligheid van het netwerk te beperken; specifieke aansprakelijkheidsregelingen in geval van schade; het gebruik van overheidssubsidie die is verleend voor de aanleg van infrastructuur, met inbegrip van de specifieke eisen en voorwaarden die verbonden zijn aan deze subsidie of die worden verleend op grond van de nationale regelgeving in overeenstemming met het EU-recht; beperkingen op grond van nationale bepalingen ter bescherming van het milieu, de volksgezondheid, de openbare veiligheid of om stedenbouwkundige of planologische redenen.

    (16)     In geval van onenigheid bij de commerciële onderhandelingen over technische en commerciële eisen en voorwaarden, dient elke partij de mogelijkheid te hebben een beroep te doen op een geschillenbeslechtingsorgaan op nationaal niveau dat een oplossing oplegt voor beide partijen om ongerechtvaardigde weigering of onredelijke voorwaarden te vermijden. Bij het vaststellen van de prijzen voor toegang dient het geschillenbeslechtingsorgaan ook rekening te houden met de investeringen die zijn gedaan in de fysieke infrastructuur. In het specifieke geval van toegang tot de fysieke infrastructuur van exploitanten van elektronische communicatienetwerken leveren de in de infrastructuur gemaakte investeringen wellicht een rechtstreekse bijdrage aan de doelstellingen van de Digitale agenda voor Europa en kan concurrentie in de downstreammarkten te maken krijgen met free-riding. Om de rentabiliteit van deze investeringen te kunnen beoordelen. moet bij toegangsverplichtingen dan ook rekening worden gehouden met de rendementstermijn van investeringen, de gevolgen van toegang op de concurrentie in de downstreammarkten, alle afschrijvingen van de netwerkactiva op het tijdstip dat het verzoek om toegang wordt ingediend en alle business cases waarvoor de investeringen zijn bedoeld, met name in recent aangelegde fysieke infrastructuur die gebruikt wordt voor de levering van snelle elektronische communicatiediensten en de mogelijkheid die de om toegang verzoekende partij wordt geboden voor een gemeenschappelijke uitrol.

    (17)     Om de aanleg van snelle elektronische communicatienetwerken doelmatig te kunnen plannen en ervoor te zorgen dat optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande infrastructuur die zich leent tot de uitrol hiervan, moeten ondernemingen die gemachtigd zijn om elektronische communicatienetwerken aan te bieden toegang hebben tot minimuminformatie over fysieke infrastructuur die beschikbaar is in het gebied waar zij hun netwerk willen uitrollen. Met dergelijke minimuminformatie moet kunnen worden nagegaan of bestaande infrastructuur in een specifiek gebied kan worden gebruikt en hoe schade aan bestaande fysieke infrastructuur kan worden beperkt. Gezien het aantal belanghebbenden en om zowel de sector- als de grensoverschrijdende toegang tot die informatie te vergemakkelijken, moet dergelijke minimuminformatie beschikbaar worden gesteld via een centraal informatiepunt. Het informatiepunt dient op elektronische wijze toegang mogelijk te maken tot reeds beschikbare minimuminformatie, zonder dat de veiligheid en integriteit van het netwerk en de bescherming van legitieme bedrijfsgeheimen gevaar lopen.

    (18)     Deze verordening legt de lidstaten geen nieuwe karteringsverplichtingen op, maar verlangt wel dat reeds door overheidsinstanties bijeengebrachte en in elektronische vorm beschikbare minimuminformatie, in overeenstemming met nationale initiatieven en de EU-regelgeving (zoals Richtlijn 2007/2/EG van het Europees Parlement en de Raad van 14 maart 2007 tot oprichting van een infrastructuur voor ruimtelijke informatie in de Gemeenschap (Inspire)[37]) wordt doorgegeven aan een centraal informatiepunt, bijvoorbeeld via hyperlinks, om exploitanten van elektronische communicatienetwerken gecoördineerde toegang te verlenen tot informatie over fysieke infrastructuur en tegelijkertijd te zorgen voor de veiligheid en integriteit van dergelijke informatie. Het verstrekken van dergelijke informatie mag geen afbreuk doen aan de transparantievereisten die reeds van toepassing zijn op het hergebruik van overheidsinformatie overeenkomstig Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie[38]. Wanneer de voor de overheidssector beschikbare informatie ontoereikend is om voldoende inzicht te krijgen in de bestaande fysieke infrastructuur in een specifiek gebied of van een bepaald type, dienen netwerkexploitanten deze informatie desgevraagd door te geven aan het centrale informatiepunt.

    (19)     Wanneer een centraal informatiepunt geen minimuminformatie beschikbaar kan stellen, moeten exploitanten van elektronische communicatienetwerken dergelijke specifieke informatie rechtstreeks kunnen opvragen bij andere netwerkexploitanten in het gebied in kwestie. Indien het een redelijk verzoek betreft, met name om te onderzoeken of bestaande fysieke infrastructuur kan worden gedeeld of om geplande civiele werken te coördineren, moeten exploitanten van elektronische communicatienetwerken inspecties ter plaatse kunnen uitvoeren en informatie kunnen opvragen over geplande civiele werken onder transparante, evenredige en niet-discriminerende voorwaarden, onverminderd de waarborgen die zijn vastgesteld om te zorgen voor de veiligheid en integriteit van het netwerk en om bedrijfsgeheimen te beschermen. Verregaande transparantie van geplande civiele netwerken door de netwerkexploitanten zelf of door proactieve centrale informatiepunten die dergelijke informatie opvragen, moet worden aangemoedigd, met name voor de belangrijkste gebieden, door gemachtigde exploitanten te verwijzen naar dergelijke informatie.

    (20)     Bij geschillen over de toegang tot informatie over fysieke infrastructuur met betrekking tot de uitrol van snelle elektronische communicatienetwerken, doet het centrale informatiepunt hierover een bindende uitspraak zonder de partijen de mogelijkheid te ontzeggen de zaak door te verwijzen naar een rechtbank.

    (21)     De coördinatie van civiele werken met betrekking tot fysieke infrastructuur kan belangrijke besparingen opleveren en ongemakken voor het gebied waar de uitrol van nieuwe elektronische communicatienetwerken plaatsvindt tot een minimum beperken. Regelgevingsbeperkingen die over het algemeen een belemmering vormen voor de onderhandelingen tussen netwerkexploitanten die dergelijke werkzaamheden willen coördineren om ook snelle elektronische communicatienetwerken aan te leggen, moeten worden verboden. Wanneer civiele werken niet met overheidsmiddelen worden gefinancierd, moeten belanghebbenden overeenkomsten kunnen sluiten over de coördinatie van deze werken overeenkomstig hun eigen investerings- en bedrijfsplannen en het tijdschema waaraan zij de voorkeur geven.

    (22)     Bij geheel of gedeeltelijk met overheidsgeld gefinancierde civiele werken moet worden gestreefd naar een positief resultaat voor de samenleving door de externe effecten van deze werkzaamheden in alle sectoren te benutten en te zorgen voor gelijke kansen bij het gedeeld gebruik van de beschikbare en geplande fysieke infrastructuur met het oog op de aanleg van elektronische communicatienetwerken. De onderneming die de civiele werken in kwestie uitvoert dient, met inachtneming van evenredige, niet-discriminerende en transparante voorwaarden, en onverminderd de geldende staatssteunregelgeving, in te gaan op tijdig ingediende, redelijke verzoeken tot coördinatie van de aanleg van elementen van snelle elektronische communicatienetwerken, zonder dat dit negatieve gevolgen mag hebben voor het primaire doel van de met overheidsgeld gefinancierde civiele werken. In dat geval moet er wel voor worden gezorgd dat aanvullende kosten worden gedekt en de oorspronkelijke plannen zo min mogelijk worden gewijzigd. Om geschillen met betrekking tot onderhandelingen over deze coördinatie-overeenkomsten op redelijke, evenredige, niet-discriminerende en transparante wijze snel te kunnen oplossen, zijn specifieke arbitrageprocedures nodig. Dergelijke bepalingen gelden onverminderd het recht van de lidstaten reservecapaciteit aan te houden voor elektronische communicatienetwerken zelfs wanneer specifieke verzoeken ontbreken, om te kunnen ingaan op toekomstige vraag naar fysieke infrastructuur om de waarde van civiele werken te optimaliseren of om maatregelen vast te stellen die soortgelijke rechten inhouden om civiele werken te coördineren voor exploitanten van andere soorten netwerken, bijvoorbeeld gas of elektriciteit.

    (23)     Er kunnen verschillende vergunningen nodig zijn voor de aanleg van elektronische communicatienetwerken of nieuwe netwerkelementen, bijvoorbeeld bouw-, stedenbouwkundige, milieu- en andere vergunningen, om het algemeen belang van de lidstaten en de Unie te beschermen. Het aantal vergunningen dat nodig is voor de aanleg van verschillende types elektronische communicatienetwerken en het plaatselijke karakter van de aanleg kunnen betekenen dat verschillende procedures en voorwaarden gelden. Zonder te tornen aan het recht van elke bevoegde autoriteit om bij de procedure te worden betrokken en hun recht op besluitvorming overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel, zou oprichting van een centraal punt dat informatie verstrekt over alle procedures en de algemene voorwaarden die van toepassing zijn op civiele werken kunnen zorgen voor eenvoudigere, efficiëntere en transparantere voorlichting, met name voor nieuwkomers of kleine exploitanten die niet actief zijn in dat gebied. Ondernemingen die elektronische communicatienetwerken aanleggen, moeten bovendien het recht hebben hun aanvraag voor een vergunning in te dienen op een centraal informatiepunt dat belast is met de coördinatie van de verschillende procedures en ervoor moet zorgen dat een besluit over deze vergunningen binnen de wettelijke termijnen wordt genomen. Een dergelijk informatiepunt fungeert als centraal loket, maar beschikt niet noodzakelijkerwijze over besluitvormingsbevoegdheden, tenzij dit op grond van de nationale wetgeving wel het geval is.

    (24)     Om ervoor te zorgen dat vergunningsprocedures geen obstakels opwerpen voor investeringen en geen nadelige gevolgen hebben voor de eengemaakte markt, moet een besluit inzake het al of niet verlenen van een vergunning in ieder geval uiterlijk binnen zes maanden beschikbaar zijn, onverminderd andere specifieke termijnen of verplichtingen die zijn vastgesteld voor het goede verloop van de procedure die van toepassing is op de vergunningsprocedure overeenkomstig de nationale of EU-wetgeving. Dit besluit kan stilzwijgend of expliciet zijn afhankelijk van de geldende wettelijke voorschriften. Wanneer de termijn voor een besluit inzake een vergunning niet in acht wordt genomen, kunnen ondernemingen die een dergelijke vergunning hebben aangevraagd aanspraak maken op compensatie indien zij kunnen aantonen dat zij als gevolg van deze vertraging schade hebben geleden. Een dergelijk recht moet worden uitgeoefend in overeenstemming met de procedurele en inhoudelijke waarborgen die hiertoe in de nationale wetgeving zijn voorzien.

    (25)     Om ervoor te zorgen dat dergelijke vergunningsprocedures binnen redelijke termijnen worden afgerond, kunnen de lidstaten verschillende waarborgen voorzien, zoals stilzwijgende goedkeuring, of maatregelen nemen om de procedures te vereenvoudigen door onder meer het aantal vergunningen dat nodig is voor de aanleg van elektronische communicatienetwerken te beperken of vrijstelling te verlenen voor bepaalde categorieën van kleine of standaard civiele werken. Autoriteiten op nationaal, regionaal of plaatselijk niveau moeten hun weigering om dergelijke vergunningen te verlenen motiveren op basis van transparante, niet-discriminerende, objectieve en evenredige criteria en voorwaarden. Dit doet geen afbreuk aan maatregelen die door een lidstaat zijn goedgekeurd om bepaalde passieve of actieve elementen van elektronische communicatienetwerken vrij te stellen van een vergunning.

    (26)     Om de doelstellingen van de Digitale agenda te verwezenlijken moet de uitrol van infrastructuur dichter bij de locatie van de eindgebruiker worden gebracht, met volledige inachtneming van het evenredigheidsbeginsel wat betreft alle beperkingen die hieruit voortvloeien voor het eigendomsrecht met het oog op het algemeen belang dat wordt nagestreefd. De aansluiting van eindgebruikers op snelle elektronische communicatienetwerken moet daarom makkelijker worden gemaakt met inachtneming van technologische neutraliteit, met name bij op hoge snelheden afgestemde inpandige fysieke infrastructuur. Omdat de kosten voor het aanleggen van minikabelgoten tijdens de bouw van een gebouw marginaal zijn, terwijl het achteraf aanleggen van infrastructuur voor snelle communicatie in gebouwen een belangrijke kostenpost vormt voor de aanleg van netwerken voor snelle communicatie, moeten alle nieuwe gebouwen of gebouwen met aanzienlijke renovaties worden uitgerust met fysieke infrastructuur waarmee eindgebruikers kunnen worden aangesloten op hogesnelheidsnetwerken. Om elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken te kunnen uitrollen, moeten nieuwe meergezinswoningen en meergezinswoningen die ingrijpende renovaties moeten ondergaan, worden uitgerust met een toegangs- of concentratiepunt dat de exploitant toegang verleent tot het inpandige netwerk. In de praktijk betekent dit dat projectontwikkelaars ervoor moeten zorgen dat er vanuit elke woning een holle leiding loopt naar een concentratiepunt dat zich binnen of buiten het gebouw bevindt. Nieuwe eengezinswoningen of woningen die belangrijke renovatiewerken ondergaan in geïsoleerde gebieden kunnen om objectieve redenen worden beschouwd als te afgelegen om de extra kosten van de aanleg van op hoge snelheden afgestemde inpandige fysieke infrastructuur en/of een concentratiepunt te kunnen rechtvaardigen.

    (27)     Voor exploitanten van openbare elektronische-communicatienetwerken die hun hogesnelheidsnetwerk in een specifiek gebied uitrollen, zijn er belangrijke schaalvoordelen wanneer zij hun netwerk kunnen aansluiten op het concentratiepunt van een gebouw, zonder dat de eigenaars, de beheerders of de bewoners op dat tijdstip expliciet blijk van belangstelling hebben gegeven voor deze dienst, mits dit beperkte gevolgen heeft voor de private eigendom, door gebruik te maken van bestaande fysieke infrastructuur en eventuele schade te herstellen. Wanneer het netwerk is aangesloten op het concentratiepunt kunnen nieuwe klanten tegen aanzienlijk lagere kosten worden aangesloten, met name door toegang tot een bestaand op hoge snelheden afgestemd verticaal segment in het gebouw.

    (28)     Uit digitale inclusie vloeien maatschappelijke voordelen voort, maar de economische aspecten van de aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken spelen ook een rol. Als er voor de woningen van eindgebruikers geen passieve of actieve, op hoge snelheden afgestemde infrastructuur aanwezig is en er geen alternatieven zijn om hen van elektronische hogesnelheidsnetwerken te voorzien, dienen alle exploitanten van openbare communicatienetwerken het recht te hebben hun netwerk op eigen kosten aan te sluiten op een particuliere woning, mits de abonnee hiermee akkoord gaat en de schade aan de private eigendom zoveel mogelijk beperkt blijft, door bijvoorbeeld zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande fysieke infrastructuur in het gebouw of door eventuele beschadigingen volledig te herstellen.

    (29)     Zonder afbreuk te doen aan de in de EU-kaderregelgeving voor elektronische communicatie aan de nationale regelgevende instanties toevertrouwde taken, dienen de in deze verordening vastgestelde taken met het oog op consequente uitspraken in geschillen, wanneer de lidstaten geen specifieke instantie hebben aangewezen, te worden toegewezen aan de instanties die belast zijn met de taken van artikel 20 van Richtlijn 2002/21/EG, rekening houdend met de beschikbare expertise en de waarborgen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel doet deze verordening geen afbreuk aan de mogelijkheid van lidstaten om de hierbij vastgestelde regelgevende taken toe te wijzen aan instanties die deze beter kunnen uitvoeren in overeenstemming met hun binnenlandse staatkundige regeling voor de toewijzing van bevoegdheden.

    (30)     Organen die door de lidstaat worden aangewezen voor geschillenbeslechting moeten zich onpartijdig en onafhankelijk opstellen ten aanzien van de betrokken partijen. De aangewezen organen moeten tevens kunnen beschikken over passende hulpmiddelen en sanctiebevoegdheden wanneer besluiten niet worden nageleefd.

    (31)     Met het oog op de doelmatigheid van de in deze verordening voorziene informatiepunten, moeten de lidstaten wanneer zij besluiten een andere instantie aan te wijzen dan de nationale regelgevende instantie voor de uitvoering van de taken van artikel 20 van Richtlijn 2002/21/EG, zorgen voor adequate hulpmiddelen en ervoor zorgen dat de relevante informatie met betrekking tot een specifiek gebied gebundeld beschikbaar is op zo'n informatiepunt, zodat de taken zo efficiënt mogelijk kunnen worden toegewezen (bijvoorbeeld het kadaster). In dit opzicht kunnen de lidstaten eventuele synergieën overwegen met het concept van een centraal loket in de zin van artikel 6 van Richtlijn 2006/123/EG van 12 december 2006 betreffende diensten op de interne markt (de dienstenrichtlijn) om voort te bouwen op bestaande structuren en de voordelen voor eindgebruikers te optimaliseren.

    (32)     Daar de doelstellingen van deze verordening, namelijk de vergemakkelijking van de aanleg van fysieke infrastructuur voor elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken in de Unie, niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt en derhalve wegens de omvang van het optreden beter door de Unie kunnen worden verwezenlijkt, kan de Unie overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag neergelegde subsidiariteitsbeginsel maatregelen nemen. Overeenkomstig het in dat artikel neergelegde subsidiariteitsbeginsel gaat deze verordening niet verder dan nodig is om deze doelstellingen te verwezenlijken.

    (33)     Deze verordening eerbiedigt de grondrechten en neemt de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en in het bijzonder het recht op privacy en de bescherming van bedrijfsgeheimen, het recht op ondernemerschap, het eigendomsrecht en het recht op een doeltreffende voorziening in rechte. Deze verordening moet door de lidstaten te worden toegepast overeenkomstig deze rechten en beginselen.

    HEBBEN DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1 Onderwerp en toepassingsgebied

    1. Deze verordening beoogt de uitrol van fysieke infrastructuur die geschikt is om elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken te vergemakkelijken en aan te moedigen door het gezamenlijk gebruik van bestaande infrastructuur te bevorderen en de aanleg van nieuwe infrastructuur mogelijk te maken, zodat deze netwerken tegen lagere kosten kunnen worden uitgerold.

    2. Deze verordening is van toepassing op alle civiele werken en fysieke infrastructuur zoals gedefinieerd in artikel 2.

    3. Deze verordening doet geen afbreuk aan het recht van de lidstaten om maatregelen te handhaven of in te voeren die meer gedetailleerde voorschriften bevatten dan die welke in deze verordening zijn vervat.

    4. Deze verordening doet geen afbreuk aan Richtlijn 2002/21/EG, Richtlijn 2002/20/EG, Richtlijn 2002/19/EG, Richtlijn 2002/22/EG en Richtlijn 2002/77/EG.

    Artikel 2 Definities

    Voor de toepassing van deze verordening gelden de in Richtlijn 2002/21/EG, Richtlijn 2002/20/EG, Richtlijn 2002/19/EG, Richtlijn 2002/22/EG en Richtlijn 2002/77/EG vastgestelde definities.

    Bovendien gelden de volgende definities:

    (1) "Netwerkexploitant": een exploitant van een elektronisch communicatienetwerk en een onderneming die fysieke infrastructuur verschaft die tot doel heeft: een dienst te leveren zoals de productie, het transport of de distributie van gas, elektriciteit, met inbegrip van straatverlichting, verwarming, water waaronder de verwijdering of verwerking van afval- en rioolwater; vervoersdiensten, met inbegrip van spoorwegen, wegen, havens en luchthavens.

    (2) "Fysieke infrastructuur": elk niet-actief element van een netwerk, zoals buizen, masten, kabelgoten, inspectieputten, mangaten, straatkasten, gebouwen of ingangen in gebouwen, antenne-installaties, torens en palen en bijbehorende faciliteiten.

    (3) "Elektronisch hogesnelheidscommunicatienetwerk": een elektronisch communicatienetwerk dat breedbandtoegangsdiensten kan leveren met snelheden van minstens 30 Mbps.

    (4) "Civiele werken": het product van een geheel van bouwkundige of civieltechnische werken dat ertoe bestemd is als zodanig een economische of technische functie te vervullen en dat een of meer fysieke infrastructuurelementen omvat.

    (5) "Overheidsinstantie": een centrale, regionale of lokale overheid, een publiekrechtelijke instelling of een verband gevormd door een of meer van deze lichamen of een of meer van deze publiekrechtelijke instellingen.

    (6) "Publiekrechtelijke instelling": iedere instelling die

    (a) is opgericht met het specifieke doel te voorzien in behoeften van algemeen belang die niet van industriële of commerciële aard zijn;

    (b) rechtspersoonlijkheid bezit;

    (c) geheel of in hoofdzaak door de centrale, regionale of lokale overheden of andere publiekrechtelijke instellingen wordt gefinancierd; of onderworpen is aan toezicht door dergelijke autoriteiten of instellingen; of waarvan de leden van het bestuursorgaan, het leidinggevend of het toezichthoudend orgaan voor meer dan de helft door de centrale, regionale of lokale overheden of andere publiekrechtelijke instellingen zijn aangewezen.

    (7) "Inpandige fysieke infrastructuur": fysieke infrastructuur op de locatie van de eindgebruiker, met inbegrip van elementen die gemeenschappelijk eigendom zijn, die bestemd is om al dan niet draadloze netwerken onder te brengen, waarmee dergelijke toegangsnetwerken elektronische communicatiediensten kunnen leveren en door middel waarvan het concentratiepunt van het gebouw kan worden aangesloten op het eindaansluitingspunt van het netwerk;

    (8) "Op hoge snelheden afgestemde inpandige fysieke infrastructuur": inpandige fysieke infrastructuur waarin elementen van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken worden ondergebracht.

    (9) "Belangrijke renovatiewerken": bouwwerkzaamheden of civieltechnische werken op de locatie van de eindgebruiker die de inpandige fysieke infrastructuur structureel wijzigen en waarvoor een bouwvergunning is vereist.

    (10) "Vergunning": een formeel of impliciet besluit van een bevoegde autoriteit na een procedure waarbij een persoon stappen moet ondernemen om een aanvraag in te dienen om legitieme bouw- of civieltechnische werkzaamheden te mogen uitvoeren.

    Artikel 3 Toegang tot bestaande fysieke infrastructuur

    1. Elke netwerkexploitant heeft het recht toegang te bieden tot zijn fysieke infrastructuur met het oog op de aanleg van elementen van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken.

    2. Op specifiek, schriftelijk verzoek van ondernemingen die gemachtigd zijn om elektronische communicatienetwerken te verstrekken, moeten netwerkexploitanten voldoen aan redelijke verzoeken om toegang tot hun fysieke infrastructuur onder billijke eisen en voorwaarden met inbegrip van de prijs, met het oog op de aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken.

    3. Elke weigering om toegang te verlenen, moet gebaseerd zijn op objectieve criteria die met name verband kunnen houden met:

    (a) de vraag of de fysieke infrastructuur waartoe toegang is gevraagd technisch gezien geschikt is voor het onderbrengen van de in lid 2 bedoelde elementen van elektronische communicatienetwerken;

    (b) de beschikbaarheid van ruimte om de onder a) bedoelde elementen te huisvesten;

    (c) de integriteit en veiligheid van alle reeds aangelegde netwerken;

    (d) het risico van ernstige verstoring van de geplande elektronische communicatiediensten wanneer andere diensten via dezelfde fysieke infrastructuur worden verstrekt;

    (e) de vraag of de netwerkexploitant beschikt over alternatieve middelen om wholesaletoegang te verschaffen tot fysieke netwerkinfrastructuur die geschikt is om elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken te verschaffen.

    De netwerkexploitant moet uiterlijk één maand na het schriftelijk verzoek om toegang redenen opgeven voor eventuele weigering.

    4. Wanneer uiterlijk twee maanden na het hiertoe schriftelijk ingediende verzoek toegang wordt geweigerd of geen overeenstemming wordt bereikt over specifieke eisen en voorwaarden, met inbegrip van de prijs, hebben beide partijen het recht deze kwestie door te verwijzen naar de bevoegde nationale geschillenbeslechtingsinstantie.

    5. Het in lid 4 bedoelde nationale geschillenbeslechtingsorgaan neemt met volledige inachtneming van het evenredigheidsbeginsel een bindend besluit om het overeenkomstig lid 4 doorverwezen geschil te beslechten, met inbegrip van in voorkomend geval het bepalen van billijke eisen, voorwaarden en prijzen, en wel zo spoedig mogelijk of in ieder geval binnen vier maanden, zonder te tornen aan de mogelijkheid de zaak door te verwijzen naar een rechtbank. Bij elke prijs die het geschillenbeslechtingsorgaan vaststelt wordt rekening gehouden met de gevolgen van toegang voor het bedrijfsplan ten behoeve waarvan de netwerkexploitant de investeringen heeft gedaan en waartoe om toegang is verzocht, met name in recent aangelegde fysieke infrastructuur die gebruikt wordt om elektronische hogesnelheidscommunicatiediensten te verstrekken.

    Artikel 4 Transparantie met betrekking tot bestaande fysieke infrastructuur

    1. Om overeenkomstig artikel 3 een verzoek om toegang tot fysieke infrastructuur in te dienen, heeft elke onderneming die gemachtigd is om elektronische communicatienetwerken te verschaffen op verzoek via een centraal informatiepunt het recht op toegang tot de volgende minimuminformatie met betrekking tot de bestaande fysieke infrastructuur van andere netwerkexploitanten:

    (a) locatie, route en geo-referentiecoördinaten;

    (b) omvang, aard en huidig gebruik van de infrastructuur;

    (c) naam van de eigenaar of de houder van rechten om gebruik te maken van fysieke infrastructuur en een contactpunt.

    De onderneming die om toegang verzoekt, specificeert het gebied in kwestie waar de aanleg van elementen van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken moet plaatsvinden.

    Toegang tot minimuminformatie voor het gebied in kwestie wordt onverwijld in elektronische vorm en onder evenredige, niet-discriminerende en transparante voorwaarden verleend. Toegang tot minimuminformatie kan alleen beperkt worden tot het centraal informatiepunt indien dit noodzakelijk wordt geacht met het oog op de veiligheid en integriteit van netwerken en de werking ervan alsmede om het bedrijfsgeheim te beschermen.

    Het centrale informatiepunt dient ervoor te zorgen dat toegang tot minimuminformatie overeenkomstig dit lid beschikbaar is vóór uiterlijk [Publicatiebureau: gelieve de exacte datum in te voegen: datum van inwerkingtreding van deze verordening +12 maanden].

    2. Elke overheidsinstantie die op grond van haar taken in het bezit is van de in lid 1 bedoelde minimuminformatie over de fysieke infrastructuur van een netwerkexploitant in elektronisch formaat, stelt deze via elektronische weg ter beschikking van het centraal informatiepunt vóór [Publicatiebureau: gelieve de exacte datum in te voegen: datum van inwerkingtreding van deze verordening + 6 maanden]. De overheidsinstantie stelt eventuele wijzigingen van deze informatie en nieuwe in lid 1 bedoelde informatie uiterlijk één maand na ontvangst ter beschikking van het centraal informatiepunt.

    3. Wanneer de in lid 1 bedoelde minimuminformatie niet overeenkomstig lid 2 in het bezit is van overheidsinstanties, stellen netwerkexploitanten de in lid 1 bedoelde minimuminformatie over hun fysieke infrastructuur op specifiek verzoek van het centraal informatiepunt uiterlijk één maand na ontvangst van het verzoek in elektronisch formaat beschikbaar. De netwerkexploitant brengt het centraal informatiepunt op de hoogte van elke wijziging van de minimuminformatie uiterlijk één maand na de feitelijke wijziging van het fysieke netwerk die hierdoor ook een wijziging inhoudt van de minimuminformatie.

    4. Wanneer de in lid 1 bedoelde minimuminformatie niet beschikbaar is via het centrale informatiepunt, verstrekken de netwerkexploitanten op specifiek schriftelijk verzoek van een onderneming die gemachtigd is elektronische communicatienetwerken te verschaffen toegang tot dergelijke informatie. De onderneming die om toegang verzoekt, specificeert het gebied in kwestie waar de aanleg van elementen van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken moet plaatsvinden. Toegang tot informatie moet binnen één maand na het schriftelijk ingediende verzoek worden verleend, waarbij evenredige, niet-discriminerende en transparante voorwaarden worden gehanteerd, zonder afbreuk te doen aan de in lid 1 vermelde beperkingen.

    5. Op specifiek, schriftelijk verzoek van een onderneming die gemachtigd is om elektronische communicatienetwerken te verschaffen, moeten netwerkexploitanten ingaan op redelijke verzoeken tot inspecties ter plaatse van specifieke elementen van hun fysieke infrastructuur. In het verzoek moeten de elementen van het desbetreffende netwerk gespecificeerd worden met het oog op de aanleg van elementen van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken. Inspecties ter plaatse van de gespecificeerde netwerkelementen moeten uiterlijk één maand na het schriftelijk ingediende verzoek worden toegestaan, waarbij evenredige, niet-discriminerende en transparante voorwaarden worden gehanteerd en geen afbreuk wordt gedaan aan de in lid 1 vermelde beperkingen.

    6. Op specifiek schriftelijk ingediend verzoek van een onderneming die gemachtigd is elektronische communicatienetwerken te verschaffen, stellen netwerkexploitanten de volgende minimuminformatie beschikbaar over lopende of geplande civiele werken met betrekking tot hun fysieke infrastructuur waarvoor een vergunning is verleend, waarvoor een vergunningsprocedure loopt of waarvoor binnen de komende zes maanden een eerste aanvraag voor een vergunning bij de bevoegde vergunningsautoriteiten zal worden ingediend.

    (a) de locatie en het type werkzaamheden;

    (b) de hierbij betrokken netwerkelementen;

    (c) de geraamde datum voor de aanvang van de werkzaamheden en de duur;

    (d) een contactpunt.

    In zijn verzoek specificeert de onderneming die gemachtigd is om elektronische communicatienetwerken te verschaffen het gebied in kwestie waar de aanleg van elementen van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken moet plaatsvinden. Netwerkexploitanten verlenen uiterlijk twee weken na ontvangst van het schriftelijke verzoek de gevraagde informatie, waarbij evenredige, niet-discriminerende en transparante voorwaarden worden gehanteerd, zonder afbreuk te doen aan de in lid 1 vermelde beperkingen.

    7. De netwerkexploitant kan het verzoek overeenkomstig lid 6 weigeren als:

    – zij de gevraagde informatie in elektronisch formaat openbaar heeft gemaakt of

    – toegang to dergelijke informatie mogelijk is via een centraal informatiepunt.

    8. Op specifiek verzoek stellen alle netwerkexploitanten de in lid 6 bedoelde minimuminformatie ter beschikking van een centraal informatiepunt.

    9. Wanneer een geschil ontstaat in verband met de in lid 4 tot en met lid 7 vermelde rechten en verplichtingen, heeft elke partij bij het geschil het recht de zaak door te verwijzen naar een nationale instantie voor geschillenbeslechting. De instantie die belast wordt met de geschillenbeslechting doet met volledige inachtneming van het evenredigheidsbeginsel zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen twee maanden een bindende uitspraak om het geschil op te lossen zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid van beide partijen om de zaak door te verwijzen naar een rechtbank.

    10. De lidstaten kunnen bestaande fysieke infrastructuur die technisch niet geschikt is voor de aanleg van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken vrijstelling verlenen van de in de leden 1 tot en met 5 vermelde verplichtingen. Dergelijke maatregelen moeten in dat geval met redenen worden omkleed. De belanghebbende partijen moeten in de gelegenheid worden gesteld binnen een redelijke periode opmerkingen te maken over de ontwerpmaatregelen. Eventuele maatregelen moeten aan de Commissie worden meegedeeld.

    Artikel 5 Coördinatie van civiele werken

    1. Elke netwerkexploitant heeft het recht met ondernemingen die gemachtigd zijn elektronische netwerken te verschaffen te onderhandelen over overeenkomsten met betrekking tot de coördinatie van civiele werken met het oog op de aanleg van elementen van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken.

    2. Ondernemingen die geheel of gedeeltelijk met overheidsgeld gefinancierde civiele werken uitvoeren, gaan in op elk redelijk verzoek van ondernemingen die gemachtigd zijn om elektronische communicatienetwerken te verschaffen met het oog op de aanleg van elementen van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken om een coördinatie-overeenkomst inzake civiele werken, onder transparante en niet-discriminerende voorwaarden, mits dit geen aanvullende kosten met zich meebrengt voor de oorspronkelijk geplande civiele werken en het verzoek om coördinatie zo spoedig mogelijk en in ieder geval ten minste één maand voordat het eindproject wordt ingediend bij de bevoegde vergunningsautoriteiten.

    3. Wanneer binnen een maand vanaf het formele verzoek om overleg overeenkomstig lid 2 geen overeenstemming is bereikt over de coördinatie van civiele werken, heeft elke partij het recht de zaak door te verwijzen naar de bevoegde nationale geschillenbeslechtingsinstantie.

    4. De in lid 3 bedoelde nationale geschillenbeslechtingsinstantie neemt met volledige inachtneming van het evenredigheidsbeginsel een bindend besluit om het overeenkomstig lid 3 voorgelegde geschil te beslechten, met inbegrip van in voorkomend geval het bepalen van billijke eisen, voorwaarden en prijzen, en wel zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen twee maanden, waarbij beide partijen de mogelijkheid behouden de zaak door te verwijzen naar een rechtbank.

    5. De lidstaten kunnen civiele werken waarmee geen belangrijke bedragen zijn gemoeid, vrijstellen van de in dit artikel vermelde verplichtingen. Dergelijke maatregelen moeten in dat geval met redenen worden omkleed. De belanghebbende partijen moeten in de gelegenheid worden gesteld binnen een redelijke periode opmerkingen te maken over de ontwerpmaatregelen. Eventuele maatregelen moeten aan de Commissie worden meegedeeld.

    Artikel 6 Vergunningsprocedure

    1. Elke onderneming die gemachtigd is tot het verschaffen van elektronische communicatienetwerken heeft op verzoek via een centraal informatiepunt recht op elektronische toegang tot alle informatie met betrekking tot de voorwaarden en procedures die van toepassing zijn op het verlenen van vergunningen voor civiele werken die nodig zijn voor de aanleg van elementen van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken, met inbegrip van eventuele vrijstellingen die van toepassing zijn op zulke elementen wat betreft sommige of alle op grond van de nationale wetgeving vereiste vergunningen.

    2. Elke onderneming die gemachtigd is om elektronische communicatienetwerken te verschaffen heeft het recht via het centrale informatiepunt elektronisch een aanvraag in te dienen voor een vergunning die vereist is voor civiele werken die nodig zijn met het oog op de aanleg van elementen van elektronische hogesnelheidscommunicatienetwerken. Het centrale informatiepunt vergemakkelijkt en coördineert de procedure voor het verlenen van vergunningen. Het stuurt de aanvragen door naar de bevoegde autoriteiten die betrokken zijn bij het verlenen van de vergunningen voor de civiele werken in kwestie en houdt toezicht op de inachtneming van de termijnen die overeenkomstig lid 3 van toepassing zijn.

    3. De bevoegde autoriteiten verlenen of weigeren vergunningen uiterlijk zes maanden na ontvangst van de aanvraag, zonder afbreuk te doen aan andere specifieke termijnen of verplichtingen die zijn vastgesteld voor het goede verloop van de procedure die van toepassing is op de vergunningsprocedure overeenkomstig de nationale of EU-wetgeving. Elke weigering dient met redenen te worden omkleed op basis van objectieve, transparante, niet-discriminerende en evenredige criteria.

    4. Elke onderneming die gemachtigd is om elektronische communicatienetwerken te verschaffen en die schade heeft geleden wegens niet-naleving van de op grond van lid 3 geldende termijnen, heeft recht op compensatie van de bevoegde autoriteit voor de geleden schade, overeenkomstig de nationale wetgeving.

    Artikel 7 Inpandige uitrusting

    1. Alle recent opgetrokken gebouwen op de locatie van de eindgebruiker, met inbegrip van elementen in gezamenlijk eigendom, waarvoor aanvragen voor bouwvergunningen zijn ingediend na [Publicatiebureau: gelieve de exacte datum van de inwerkingtreding van deze verordening in te vullen, worden uitgerust met een op hoge snelheden afgestemde inpandige fysieke infrastructuur tot de eindaansluitingspunten van het netwerk. Dezelfde verplichting geldt in geval van belangrijke renovatiewerken waarvoor aanvragen voor een bouwvergunning zijn ingediend na [Publicatiebureau: gelieve de exacte datum van de inwerkingtreding van deze verordening in te vullen].

    2. Alle recent opgetrokken meergezinsgebouwen waarvoor aanvragen voor een bouwvergunning zijn ingediend na [Publicatiebureau: gelieve de exacte datum van de inwerkingtreding van deze verordening in te vullen] worden in of buiten het gebouw uitgerust met een concentratiepunt dat toegankelijk is voor exploitanten van elektronische communicatienetwerken, waarbij het netwerk kan worden aangesloten op de op hoge snelheden afgestemde inpandige infrastructuur. Dezelfde verplichting geldt in geval van belangrijke renovatiewerken voor meergezinswoningen waarvoor aanvragen voor een bouwvergunning zijn ingediend na [Publicatiebureau: gelieve de exacte datum van de inwerkingtreding van deze verordening in te vullen].

    3. De lidstaten mogen bepaalde categorieën gebouwen, met name eengezinswoningen of belangrijke renovatiewerken, vrijstellen van de in de leden 1 en 2 vastgestelde verplichtingen wanneer de kosten om aan deze verplichtingen te voldoen buiten proportie zouden zijn. Dergelijke maatregelen moeten met redenen worden omkleed. De belanghebbende partijen moeten in de gelegenheid worden gesteld binnen een redelijke periode opmerkingen te maken over de ontwerpmaatregelen. Eventuele maatregelen moeten aan de Commissie worden meegedeeld.

    Artikel 8

    Toegang tot inpandige uitrusting

    1. Exploitanten van openbare elektronische communicatienetwerken hebben met het oog op toegang tot op hoge snelheden afgestemde inpandige fysieke infrastructuur het recht de eindaansluiting van hun netwerk aan te sluiten op het concentratiepunt, mits zij de gevolgen voor het private eigendom tot een minimum beperken en zij dit op eigen kosten doen.

    2. Exploitanten van openbare elektronische communicatienetwerken hebben recht op toegang tot alle bestaande op hoge snelheden afgestemde inpandige fysieke infrastructuur onder redelijke voorwaarden, wanneer overlapping technisch onmogelijk of economisch inefficiënt is. De houder die recht heeft op gebruik van inpandige fysieke infrastructuur verleent toegang onder niet-discriminerende eisen en voorwaarden.

    3. Wanneer binnen twee maanden nadat het formele verzoek om toegang is ingediend geen overeenstemming is bereikt over de toegang overeenkomstig lid 1 en lid 2, heeft elke partij het recht de zaak door te verwijzen naar een nationale geschillenbeslechtingsinstantie om na te gaan of voldaan is aan de in die leden vermelde eisen. De met de geschillenbeslechting belaste instantie doet met volledige inachtneming van het evenredigheidsbeginsel zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen twee maanden een bindende uitspraak om het geschil op te lossen, zonder afbreuk te doen aan de mogelijkheid van beide partijen om de zaak door te verwijzen naar een rechtbank.

    4. Wanneer op hoge snelheden afgestemde inpandige infrastructuur ontbreekt, hebben exploitanten van openbare communicatienetwerken het recht de eindaansluiting van hun netwerkapparatuur aan te sluiten in de privéwoning van de abonnee, mits de gevolgen voor het private eigendom zoveel mogelijk worden beperkt en dit voor eigen kosten gebeurt.

    Artikel 9 Bevoegde instanties

    1. De nationale regelgevende instantie die de taken van artikel 20 van Richtlijn 2002/21/EG vervult, voert de functie van de in de artikel 3, lid 4, artikel 4, lid 9, artikel 5, lid 4 en artikel 8, lid 3, bedoelde nationale geschillenbeslechtingsinstantie uit, tenzij de lidstaat een andere bevoegde instantie aanwijst.

    2. Andere door de lidstaten overeenkomstig lid 1 aangewezen nationale geschillenbeslechtingsinstanties zijn juridisch en functioneel onafhankelijk van alle netwerkexploitanten. Deze instanties zijn bevoegd netwerkexploitanten doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sancties op te leggen, wanneer verplichtingen niet worden nagekomen die voortvloeien uit de besluiten die zijn vastgesteld bij de geschillenbeslechting.

    3. De nationale regelgevende instantie die de taken van artikel 20 van Richtlijn 2002/21/EG vervult, voert ook de functies uit van het in artikel 4 en artikel 6 bedoelde informatiepunt, tenzij de lidstaat andere bevoegde instanties aanwijst.

    4. Elk ander door de lidstaten overeenkomstig lid 3 aangewezen centraal informatiepunt heeft de bevoegdheid netwerkexploitanten doeltreffende, evenredige en afschrikwekkende sancties op te leggen, wanneer de verplichtingen niet worden nagekomen die voortvloeien uit artikel 4, lid 3 en lid 8.

    5. De lidstaten delen de Commissie uiterlijk op [Publicatiebureau: gelieve de exacte datum in te voegen: datum van inwerkingtreding van deze verordening] mee welke bevoegde instantie zij in overeenstemming met dit artikel hebben aangewezen om de taken uit hoofde van deze verordening uit te voeren en eventuele wijzigingen daarvan, voor de datum waarop de aanwijzing of wijziging in werking treedt.

    6. Tegen elk besluit dat door een in dit artikel vermelde bevoegde instantie wordt genomen kan overeenkomstig de nationale wetgeving beroep worden aangetekend voor een rechtbank.

    Artikel 10 Evaluatie

    De Commissie dient uiterlijk op [Publicatiebureau: gelieve de exacte datum in te voegen: datum van inwerkingtreding van deze verordening + 3 jaar] een verslag in bij het Europees Parlement en de Raad over de uitvoering van deze verordening. Het verslag omvat een samenvatting van de gevolgen van de maatregelen van deze verordening en een evaluatie van de vooruitgang die is geboekt met het oog op de doelstellingen.

    Artikel 11 Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel,

    Voor het Europees Parlement                       Voor de Raad

    De voorzitter                                                  De voorzitter

    [1]               Analysys Mason 2008, Analysys Mason 2012, WIK 2008.

    [2]               Analysys Mason, 2012. De raming gaat uit van de volgende veronderstellingen: 25 % van de aanlegkosten heeft betrekking op bestaande leidingen, zodat voor deze post 75 % kan worden bespaard op de kapitaaluitgaven, 10 % van de aanlegkosten heeft betrekking op het aansluiten van het netwerk op nieuwbouwwoningen en door gebruik te maken van een gemeenschappelijke aanleg met andere exploitanten/nutsbedrijven kan 15 à 60 % worden bespaard, en 5 % van de aanlegkosten heeft betrekking op de aansluiting van het netwerk op voorbekabelde flats, hetgeen besparingen oplevert van 20 à 60 %. En dan zijn er nog de sociale, milieu- en economische voordelen.

    [3]                      Deze raming is gebaseerd op een investeringsscenario dat werd geformuleerd als onderdeel van een uitgebreide studie van Analysys Mason en Tech4i2 ("The socio-economic impact of bandwidth", 2013). Volgens prognoses in deze studie zouden de breedbanddoelstellingen van de Digitale agenda alleen kunnen worden verwezenlijkt indien belangrijke investeringen worden gedaan, namelijk 211 miljard euro in toegangsnetwerken van de volgende generatie. Om de potentiële besparingen te kunnen berekenen, werden de aangegeven percentages toegepast op dit bedrag.

    [4]               "Een nieuwe strategie voor de eengemaakte markt," rapport van Mario Monti ter attentie van de voorzitter van de Europese Commissie, 9 mei 2010.

    [5]               Steps towards a truly Internal Market for e-communications in the run-up to 2020, Ecorys, TU Delft en TNO, gepubliceerd in februari 2012.

    [6]               COM(2012) 573.

    [7]               Booz and Company, Maximising the impact of Digitalisation, 2012.

    [8]               Raming van de Commissie gebaseerd op nationale studies (Liebenau, J., Atkinson, R., Karrberg, P., Castro, D. en Ezell, S., 2009, The UK Digital Road to Recovery; Katz R.L. e.a., 2009, The Impact of Broadband on Jobs and the German Economy).

    [9]               Het Hof van Justitie wees er in de zaak De Coster (C-17/00, [2001] Juris. blz. I-9445, nr. 37) op dat bij plaatselijk afgeleid recht dat gevolgen heeft voor het vrij verrichten van diensten het subsidiariteitsbeginsel in acht moet worden genomen. In haar mededeling over de toepassing van de algemene beginselen van het vrije verkeer van goederen en diensten – artikel 28 en 49 van het Verdrag – op het gebied van het gebruik van schotelantennes (COM(2001) 351 definitief) wees de Commissie erop dat "iedere lidstaat bevoegd [is] om volgens zijn eigen interne rechtsorde de voorwaarden vast te stellen waaraan bij de installatie en het gebruik van schotelantennes moet worden voldaan, maar dat bepaalde nationale voorschriften (…) de ontvangstmogelijkheden [kunnen] beïnvloeden en indirect dus ook de verspreiding van het via de satelliet doorgegeven gevarieerde pakket van diensten die bij uitstek een grensoverschrijdend karakter hebben en bestaan uit radio- en televisie-uitzendingen en interactieve diensten ("diensten van de informatiemaatschappij"). Deze nationale maatregelen moeten daarom in overeenstemming zijn met de grondbeginselen van het Verdrag, waaronder het vrije verkeer van goederen en diensten binnen de interne markt."

    [10]             Verordening (EG) nr. 2887/2000 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2000 inzake ontbundelde toegang tot het aansluitnetwerk, PB L 336 van 30.12.2000, blz. 4.

    [11]             Een digitale agenda voor Europa – mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad en het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, COM(2010) 245 van 19.5.2010, met name punt 2.4.1.

    [12]             Conclusies van de Europese Raad van 1/2 maart 2012, EUCO 4/3/12, http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/nl/ec/128572.pdf, punt 15.

    [13]             Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's, COM(2012) 573 final van 3.10.2012, kernactie 9.

    [14]             Conclusies van de Europese Raad van 13/14 december 2012, EUCO 205/12, http://www.consilium.europa.eu/uedocs/cms_data/docs/pressdata/nl/ec/134374.pdf, punt 17.

    [15]             Een verslag over de resultaten van de openbare raadpleging is opgenomen in het effectbeoordelingsverslag in bijlage bij dit voorstel (bijlage I van het verslag).

    [16]             Zie http://daa.ec.europa.eu/content/special/crowdsourcing.

    [17]             Een verslag dat voortbouwt op de door Deloitte voorbereide studie, en verder is gecontroleerd aan de hand van andere bronnen, is opgenomen in de effectbeoordeling in bijlage bij dit voorstel (bijlage II bij het verslag).

    [18]             Dit verslag is opgenomen in de effectbeoordeling in de bijlage van dit voorstel (bijlage III bij het verslag).

    [19]             Een volledige lijst van deze bronnen kan worden geraadpleegd in de bibliografie van het effectbeoordelingverslag.

    [20]             Het effectbeoordelingsverslag is bij dit voorstel gevoegd.

    [21]             Zie zaak C-66/04, punt 45, en zaak C-217/04, punt 43.

    [22]             Zie Analysys Mason, Eindverslag voor het DG Informatiemaatschappij en media van de Europese Commissie, "Support for the preparation of an impact assessment to accompany an EU initiative on reducing the costs of high-speed broadband infrastructure deployment" (SMART 2012/0013).

    [23]             Zie zaak C-217/04, punt 47.

    [24]             Zie bijvoorbeeld overweging 8 van de richtlijn "Betere regelving" (Richtlijn nr. 2009/140/EG), overweging 22 van de kaderrichtlijn, de overwegingen 1 en 4 van Verordening 2887/2000/EG.

    [25]             Zie zaak 272/83 punten 25 en 27.

    [26]             Resolutie van het Europees Parlement van 14 juni 2012 over de "Toekomst van de Single Market Act" (2012/2663(RSP), punt 10.

    [27]             PB C , , blz. .

    [28]             PB C , , blz. .

    [29]             COM(2010) 245 definitief; zie ook de evaluatie van de Digital agenda, COM(2012) 784 final.

    [30]             Conclusies van de Europese Raad van 13/14 december 2012, EUCO 205/12, punt 17.

    [31]             COM(2012) 573 final.

    [32]             PB L 108 van 24.4.2002, blz. 33.

    [33]             PB L 108 van 24.4.2002, blz. 21.

    [34]             PB L 108 van 24.4.2002, blz. 7.

    [35]             PB L 108 van 24.4.2002, blz. 51.

    [36]             PB L 249 van 17.9.2002, blz. 21.

    [37]             PB L 108 van 25.4.2007, blz. 1.

    [38]             PB L 345 van 31.12.2003, blz. 90.

    Top