Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52013IE6537

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over De Single Market Act — Vaststelling van de ontbrekende maatregelen (vervolgadvies)

    PB C 67 van 6.3.2014, p. 53–57 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    6.3.2014   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 67/53


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over De Single Market Act — Vaststelling van de ontbrekende maatregelen (vervolgadvies)

    2014/C 67/09

    Rapporteur: mevrouw FEDERSPIEL

    Co-rapporteurs: de heer SIECKER en de heer VOLEŠ

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft op 14 februari 2013 besloten om overeenkomstig artikel 29, lid 2, van zijn reglement van orde een advies op te stellen over:

    De Single Market Act – vaststelling van de ontbrekende maatregelen

    (vervolgadvies).

    De afdeling Interne markt, productie en consumptie, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 2 oktober 2013 goedgekeurd.

    Het Comité heeft tijdens zijn op 16 en 17 oktober 2013 gehouden 493e zitting (vergadering van 16 oktober 2013) het volgende advies uitgebracht, dat met 119 stemmen vóór en 4 stemmen tegen, bij 13 onthoudingen, is goedgekeurd.

    1.   Inleiding

    1.1

    Sinds de Commissie in 2010 begon met initiatieven om de interne markt een nieuwe impuls te geven heeft het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) deze op de voet gevolgd. In zijn advies over de "Single Market Act I" (eerste wetgevingspakket interne markt) (1) noemde het een aantal maatregelen die naar zijn oordeel ontbraken in de voorstellen van de Commissie (2). De (concluderende) opmerkingen in het "Verslag over het EU-burgerschap 2010 – Het wegnemen van de belemmeringen voor de rechten van EU-burgers" (3) zouden in aanmerking moeten worden genomen. Het EESC maakt de Commissie erop opmerkzaam dat er nu meer belemmeringen voor de interne markt zijn dan toen deze werd opgericht (4).

    1.2

    Het EESC levert een belangrijke bijdrage aan de organisatie van de Maand van de Interne Markt. De bijdrage van organisaties van het maatschappelijk middenveld is van cruciaal belang voor de juiste afstemming van de maatregelen die nodig zijn om de interne markt een nieuwe impuls te geven, aangezien die maatregelen gevolgen voor hen hebben.

    1.3

    Na zo'n dertig jaar moet de EU haar economische koers wijzigen en dient te worden afgestapt van het idee dat de vrije markt altijd in staat zou zijn om slecht functionerende markten te corrigeren. De economische en financiële crisis heeft de burgers zwaar getroffen, en de offers die zij brengen moeten leiden tot nieuwe perspectieven. Anders zal de steun voor de Europese integratie alleen maar verder afbrokkelen. Wat dit betreft verlopen de goedkeuring en uitvoering van de Single Market Act I en II te traag.

    1.4

    Concrete maatregelen moeten worden genomen ter bestrijding van alle vormen van armoede – bijvoorbeeld op het gebied van energie en consumptie, of door hoge schulden – die worden veroorzaakt door de crisis en de groei en prestaties van de interne markt ondermijnen.

    1.5

    Het EESC heeft er al herhaalde malen op gewezen dat een goed functionerende interne markt alleen mogelijk is als de lidstaten hun verantwoordelijkheid nemen voor de uitvoering en handhaving van de desbetreffende regelgeving. Handhaving moet ook een kwestie van samenwerking tussen de lidstaten worden. Een robuuste interne markt moet een duurzame, sterk concurrerende economie als basis hebben die gekenmerkt wordt door duurzame processen en producten, een fatsoenlijk arbeidsmilieu en innovatie. De Commissie moet de 500 miljoen EU-burgers als middelpunt van de interne markt beschouwen. Zij vormen een grote economische kracht: volgens de consumentenagenda van de Commissie (5) zijn hun uitgaven goed voor 56 % van het bbp van de EU.

    1.6

    De interne markt moet een instrument met tastbare resultaten zijn die stroken met het acquis op sociaal en milieugebied. Initiatieven in het kader van de SMA I en II moeten worden afgestemd op de maatregelen ter versterking van de EMU (begrotingspact, ESM, Euro Plus enzovoort).

    1.7

    Onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten zouden moeten worden aangegrepen om voor gelijke voorwaarden voor iedereen te blijven zorgen, bijvoorbeeld wederkerigheid van tarieven, en de hoge normen voor consumenten-, milieu- en sociale bescherming te handhaven. In haar concurrentie met andere mondiale grootmachten moet de EU factoren die haar concurrentievermogen vergroten – zoals toegankelijke energiebronnen, geschoolde arbeidskrachten en een flexibele arbeidsmarkt – veiligstellen.

    2.   De interne digitale markt

    2.1   In de onlangs goedgekeurde Verordening over selectieve distributie blijft de discriminatie tussen online en offline distributiekanalen gehandhaafd: als bepaalde distributeurs geen fysieke winkel hebben, mogen zij zich niet op de online verkoopmarkt begeven. Met de nieuwe verordening zal de selectieve distributie van alledaagse producten niet worden voorkomen, wat schadelijk kan uitpakken voor de concurrentie en de keuzevrijheid van de consument.

    2.2   De Europese Commissie zou het principe van "zoekneutraliteit", dat erop neerkomt dat zoekmachines de resultaten van zoekopdrachten niet omwille van hun eigen commerciële belangen mogen manipuleren, hoog in het vaandel moeten houden. Oplossingen waarbij zoekresultaten worden gelabeld volstaan niet om de concurrentie te herstellen, concurrentieverstorend gedrag een halt toe te roepen en het welzijn van de consument te vergroten.

    2.3   Gegevensbescherming

    2.3.1

    Als de herziene verordening gegevensbescherming is goedgekeurd moeten de lidstaten richtsnoeren krijgen voor een aantal bepalingen, zodat deze op samenhangende wijze worden toegepast.

    2.3.2

    Speciale aandacht moet uitgaan naar het opstellen van gestandaardiseerde privacyverklaringen. Krachtens een bepaling in de nieuwe verordening dient privacybeleid transparant en begrijpelijk voor consumenten te zijn. Gestandaardiseerde privacyverklaringen dragen ertoe bij dat consumenten naar behoren worden voorgelicht over de verwerking van hun persoonlijke informatie en dat privacymaatregelen niet langer bestaan uit ingewikkelde juridische teksten. Er moet voor worden gezorgd dat bedrijven, met name kleine en middelgrote bedrijven, niet met buitensporig veel administratieve rompslomp en kosten worden opgezadeld.

    2.4   Auteursrecht

    2.4.1

    Conform de aanbeveling van voormalig EU-commissaris Vitorino zou de Commissie er met vervolgmaatregelen voor moeten zorgen dat huidige copyright-heffingen geleidelijk worden afgeschaft. Op de korte termijn zou het huidige systeem omgevormd moeten worden. Duidelijk zou moeten zijn dat over digitale inhoud waarvoor licentieovereenkomsten gelden niet nogmaals rechten worden geheven als die naar de cloud wordt geüpload of door een provider in de cloud wordt opgeslagen. Ook is het belangrijk dat auteursrechtenheffingen zichtbaar zijn voor de eindgebruiker en dat bij de berekening hiervan de door thuiskopiëren veroorzaakte economische schade als leidraad dient.

    2.4.2

    De auteursrechtrichtlijn uit 2001 heeft niet de verhoopte harmonisatie van de auteursrechtenwetgeving van de lidstaten teweeggebracht. Wat uitzonderingen en restricties betreft bestaan er grote verschillen, die de rechtszekerheid van consumenten en makers ondermijnen. Herziening van de Richtlijn zou een prioriteit moeten zijn.

    2.4.3

    Het huidige systeem voor de distributie van audiovisuele inhoud, dat gebaseerd is op gespreide platforms en territoriale releases, moet worden aangepast aan de digitale omgeving en aan de wensen van consumenten. De chronologische release van films via verschillende media (bioscoop, dvd, video on demand) en in verschillende gebieden zou minder strikt moeten geschieden. Een zekere flexibiliteit is geboden. Er is ruimte voor experimenten met innovatieve bedrijfsmodellen waarbij audiovisuele inhoud op één en dezelfde datum wordt uitgebracht in landen die qua taal en cultuur veel gemeen hebben.

    2.5   Digitale producten

    2.5.1

    Om de digitale economie soepel te laten functioneren moet de met de Richtlijn consumentenrechten (2011) ingezette harmonisatie worden voortgezet door de Richtlijn verkoop van consumptiegoederen (1999) te herzien en bij te werken. Voor digitale inhoud met gebreken zijn dringend maatregelen nodig.

    2.5.2

    De Commissie zou richtsnoeren moeten opstellen voor de toepassing van de wetgeving over oneerlijke bedingen (Richtlijn 1993/13/EEG) op consumentenovereenkomsten voor de levering van digitale inhoud.

    3.   Goederen en diensten

    3.1

    In september 2013 publiceerde de Europese Commissie een voorstel voor een pakket maatregelen ter voltooiing van de interne markt voor telecomdiensten. Helaas heeft zij deze gelegenheid niet aangegrepen om de roamingtarieven verder omlaag te brengen en zo de interne markt voor de Europese burger te verbeteren. Het EESC is ingenomen met de voorstellen voor regels om het overstappen op een andere provider gemakkelijker te maken, om billijker contractvoorwaarden en handelspraktijken te garanderen en om te zorgen voor betere handhaving en verhaalsmogelijkheden. De regels inzake netneutraliteit zijn een stap in de goede richting, maar moeten worden aangescherpt.

    3.2

    Met de tot nu toe geharmoniseerde sectoren wordt in de basisbehoeften van de economie voorzien. Aan de harmonisatie van eventuele andere goederensectoren zou een grondige analyse vooraf moeten gaan. Voor niet-geharmoniseerde sectoren waarvoor het beginsel van wederzijdse erkenning geldt zou de Commissie richtsnoeren moeten opstellen over de rol en de juridische status van particuliere keuringsdiensten die door keuringdiensten uit andere landen afgegeven certificaten niet accepteren. De tweetalige lijst van niet-geharmoniseerde producten op de website van de Europese Commissie zou moeten worden voltooid.

    3.3

    Er is nog altijd geen interne markt voor financiële retaildiensten voor consumenten. Door economische obstakels en handelsbelemmeringen is het voor consumenten vrijwel onmogelijk om in het buitenland financiële diensten te kopen. Aangezien er wat de kwaliteit en kosten van onder meer bankrekeningen, spaarrekeningen en hypotheken betreft momenteel grote verschillen bestaan tussen de lidstaten, zouden financiële producten uit andere landen interessant kunnen zijn voor de consument. Het EESC verzoekt de Europese Commissie een en ander te analyseren en oplossingen aan te dragen. Consumenten krijgen vaak geen objectief advies over belangrijke financiële besluiten met betrekking tot particuliere pensioenregelingen, andere investeringen of langlopende leningen. Onafhankelijke en betaalbare modellen voor financieel advies zouden in heel Europa gepromoot moeten worden.

    3.4

    De handhaving van de regels inzake financiële dienstverlening laat nog steeds te wensen over: in sommige lidstaten is er geen openbaar orgaan voor de bescherming van de consument. En daar waar deze organen well bestaan, zijn hun bevoegdheden vaak te beperkt. Ook de twee jaar geleden opgerichte Europese toezichthoudende autoriteiten – de Europese Bankautoriteit (EBA), de Europese Autoriteit voor effecten en markten (ESMA) en de Europese Autoriteit voor verzekeringen en bedrijfspensioenen (EIOPA) – hebben te weinig macht als het op consumentenbescherming aankomt. Hun bevoegdheden op dit gebied zouden moeten worden uitgebreid en zij zouden hun optreden met dat van de nationale autoriteiten moeten kunnen coördineren.

    3.5

    Op de interne dienstenmarkt, waartoe ook netwerkinfrastructuurdiensten (telecommunicatie, elektriciteit, gas, vervoer, en verzekeringen) behoren, liggen de grootste kansen voor verbetering. Alleen als het functioneren van de Single points of contact in alle lidstaten wordt verbeterd kan de richtlijn bijdragen aan groei en werkgelegenheid. De Commissie zou aanbevelingen moeten doen voor regelgeving ter verwijdering van obstakels die door de peer-to-peer-doorlichting van de uitvoering van de Richtlijn aan het licht zijn gebracht (6). Het EESC pleit voor een databank van alle goedkeuringsprocedures, zodat goede regelgevingspraktijken en nodeloze, onaanvaardbare eisen van goedkeuring verlenende instanties in kaart worden gebracht.

    4.   Vrij verkeer van werknemers

    4.1

    Het EESC is voorstander van maatregelen om het vrije verkeer van werknemers te verbeteren. Daartoe hoort ook het wegnemen van obstakels voor bijvoorbeeld de erkenning van kwalificaties. Het is met name zaak om dit systeem te vernieuwen en te liberaliseren, de gezondheidszorg beter te coördineren om een tekort aan arbeidskrachten in uitzendende landen te voorkomen, de socialezekerheidsstelsels grondiger te coördineren en ter versoepeling van registratieprocedures voor een éénloketsysteem te zorgen (7).

    4.2

    De algemene kaderrichtlijn, bijbehorende richtlijnen en het permanente toezicht via meerjarige strategieplannen hebben geleid tot gelijkluidende regels voor de veiligheid (inclusief minimumeisen) die worden erkend door werknemers, ook door werknemers die (tijdelijk) in meer dan één land actief zijn. Sinds 1978 is hier via opeenvolgende actieplannen onophoudelijk werk van gemaakt. Toen de looptijd van het laatste plan in december 2012 ten einde kwam, werd door de Commissie geen nieuw actieplan opgestart. Om door te gaan met het convergentieproces zou de Europese Commissie zo snel mogelijk in nauw overleg met de sociale partners met een nieuw actieplan moeten komen voor strenge veiligheidsnormen (iets waar het Raadgevend Comité voor veiligheid en gezondheid op de arbeidsplaats al op aandrong).

    4.3

    Intrekking van de Monti II-verordening biedt geen soelaas voor de problemen die het Europees Hof van Justitie heeft veroorzaakt met uitspraken waaraan inadequate (toepassing van) EU-wetgeving inzake de detachering van werknemers ten grondslag ligt (8). De Europese sociale partners hebben hierover geen overeenstemming kunnen bereiken. De Commissie zou de lidstaten niettemin kunnen voorstellen om aan de Europese Verdragen een protocol inzake sociale vooruitgang te hechten waarin erop wordt gewezen dat sociale rechten niet ondergeschikt zijn aan economische vrijheden. Daarmee zou duidelijk kunnen worden dat de interne markt geen doel op zichzelf is, maar ook is opgericht om voor sociale vooruitgang en welzijn van alle EU-burgers te zorgen (9).

    4.4

    Als fundamentele EU-rechten worden geschonden, moeten werknemers, consumenten en bedrijven de rechten die zij krachtens de EU-wetgeving genieten kunnen laten gelden. In dit verband verwijst de EU echter alleen naar de rechten van consumenten en bedrijven. Bij grensoverschrijdende arbeidsconflicten zouden ook werknemers de mogelijkheid moeten hebben om in de EU-wetgeving verankerde rechten te laten gelden. Vaak wordt weliswaar beweerd dat werknemers naar de rechter kunnen stappen en bij lokale rechtbanken in het gastland verhaal kunnen halen en om inachtneming van arbeidsvoorwaarden en wettelijke bepalingen kunnen vragen, maar in de praktijk worden zij verwezen naar rechterlijke instanties in hun land van herkomst (10).

    5.   Omzetting, tenuitvoerlegging en handhaving

    5.1

    Een nieuw probleem voor de handhaving van consumentenrechten zijn grote internationale ondernemingen of verenigingen met heel Europa omspannende marketingstrategieën. Bescherming van de consument tegen deze strategieën kan niet langer per lidstaat afzonderlijk worden geregeld. Er moet worden gestreefd naar betere samenwerking tussen nationale handhavingsautoriteiten en een prominentere rol voor de Europese Commissie bij de gezamenlijke coördinatie van deze maatregelen. Synergieën tussen publieke en particuliere handhavers, zoals consumentenorganisaties, moeten beter worden benut.

    5.2

    Aan de samenwerking tussen nationale handhavingsautoriteiten wordt inmiddels veel belang gehecht, maar erg veel succes is er op dit gebied nog niet geboekt. In gevallen waarin sprake is van een Europa-brede inbreuk op de consumentenwetgeving zou De Europese Commissie een grotere rol moeten krijgen bij de coördinatie tussen nationale handhavingsautoriteiten. Bovendien moet verder van gedachten worden gewisseld over de uitbreiding van de bevoegdheden van de Commissie voor de handhaving van de consumentenwetgeving (net als bij de concurrentiewetgeving) (11).

    6.   Specifieke consumentenvraagstukken

    6.1   Vele jaren en vier raadplegingen hebben helaas niet meer dan een voorstel voor een niet-bindend initiatief inzake collectief verhaal opgeleverd. Daar komt bij dat de beginselen in de aanbeveling van de Europese Commissie niet stroken met waar consumenten behoefte aan hebben en voor de huidige situatie in sommige lidstaten tekortschieten.

    6.2   Oneerlijke handelspraktijken

    6.2.1

    Gestreefd zou moeten worden naar een betere handhaving van de richtlijn oneerlijke handelspraktijken, vooral in de digitale omgeving. Het gaat hierbij met name om e-handel (bijvoorbeeld praktijken waarbij consumenten misleidende informatie krijgen over hun wettelijk recht op garantie, en niet-transparante en oneerlijke contractvoorwaarden) en om online boekingen e.d. in het luchtverkeer.

    6.3   Standaardisering van precontractuele informatie voor consumentencontracten

    6.3.1

    Het EESC is ingenomen met het initiatief in de Consumentenagenda 2012 inzake de standaardisering van precontractuele informatie (artikelen 5 en 6 van de richtlijn consumentenrechten). Dat zou ertoe moeten bijdragen dat precontractuele informatie begrijpelijk, transparant en gemakkelijk toegankelijk en leesbaar is. Hiervoor zouden de hulp en ondersteuning van consumentenorganisaties nodig zijn en moet onderzoek naar het gedrag van met informatie overladen consumenten in aanmerking worden genomen (bijvoorbeeld SWD(2012) 235 final, 19 juli).

    6.4   E-handel en grensoverschrijdende levering

    6.4.1

    Het probleem dat voor grensoverschrijdende levering hogere prijzen worden gerekend dan voor nationale levering moet worden aangepakt, en er moeten beter concurrerende onlinemarkten worden gecreëerd. De prijzen voor grensoverschrijdende levering zijn vaak zo hoog, dat inkopen in het buitenland consumenten niet echt voordeel opleveren, zelfs als de producten daar goedkoper zijn. In 2011 bleek uit een voor de Commissie verrichte studie (12) dat gepubliceerde grensoverschrijdende prijzen voor pakketjes gemiddeld twee keer zo hoog zijn als binnenlandse referentieprijzen.

    6.5   Informatie voor de consument

    6.5.1

    Aan grote delen van de Europese wetgeving en van die van de lidstaten ligt de idee ten grondslag dat consumenten in staat zijn om de best mogelijke producten en diensten te kiezen. Informatie voor de consument is nog altijd een van de voornaamste reguleringsinstrumenten, maar de beperkingen ervan zijn bekend: vaak lezen of begrijpen consumenten de contractinformatie niet, die onbegrijpelijk is geschreven en wordt gepresenteerd. De Commissie zou een en ander moeten onderzoeken en met beleidsmaatregelen moeten komen om consumenteninformatie in samenspraak met bedrijven, regelgevende instanties en consumentenorganisaties te verbeteren.

    6.5.2

    De inmiddels door de Commissie begonnen uitwerking van beginselen waaraan instrumenten voor prijsvergelijking moeten voldoen, zoals onafhankelijkheid en onpartijdigheid, zou snel tot concrete beleidsmaatregelen – waaronder richtsnoeren voor regelgevende instanties en bedrijven – moeten leiden.

    6.6   Duurzame producten

    6.6.1

    Duurzaamheid en productveiligheid enerzijds en consumentenvertrouwen anderzijds zijn twee kanten van dezelfde medaille. Geplande veroudering van producten (ingebouwde beperking van duurzaamheid) staat als commerciële strategie haaks op principes van duurzame productie en consumptie. De Commissie doet er goed aan te onderzoeken of de wettelijke garantieperiode eventueel moet worden gekoppeld aan de verwachtingen die consumenten koesteren met betrekking tot de duurzaamheid van een product. Maatregelen betreffende houdbaarheid en duurzaamheid, service na verkoop en beschikbaarheid van reserveonderdelen zouden een duurzame consumptie en productie ten goede komen (13).

    7.   Ondernemingsklimaat

    7.1

    Het EESC dringt aan op vermindering van de administratieve lastendruk voor met name het midden- en kleinbedrijf en op de toepassing van slimme regelgeving op nationaal en EU-niveau (14). De lidstaten zouden de omzetting van EU-wetgeving online en in real time moeten weergeven, het maatschappelijk middenveld bij de omzetting moeten betrekken en voorlichting moeten geven over nieuwe regels.

    7.2

    Bij het opstellen van effectbeoordelingen en wetsteksten zou de Commissie rekening moeten houden met de specifieke kenmerken die kleine en micro-ondernemingen binnen de overkoepelende categorie van het midden- en kleinbedrijf bezitten. Micro-, kleine en middelgrote ondernemingen zouden als drie verschillende categorieën, en niet als één categorie, moeten worden behandeld (15).

    7.3

    Toegang tot financiering is cruciaal, met name voor het midden- en kleinbedrijf. De EU dient de overschakeling van bankfinanciering (die nu nog de toon aangeeft) op andere financieringsmogelijkheden – zoals risicokapitaal en kapitaalmarkten – te ondersteunen. Dan moeten investeerders echter wel het gevoel hebben dat zij opereren in een stabiel klimaat met langetermijnstrategieën.

    7.4

    Het verdient aanbeveling na te gaan of een Europees garantiefonds kan worden opgericht dat kleine en middelgrote bedrijven die aan bepaalde basiscriteria voldoen van financiële middelen voorziet. Deze bedrijven zouden zo gemakkelijk geld kunnen lenen zonder dat daar de verplichting van een zakelijk onderpand of andere gewoonlijk door banken gestelde voorwaarden bij komen kijken. Bij het beheer van zo'n systeem zouden organisaties die de bedrijven vertegenwoordigen moeten worden betrokken (16).

    7.5

    Meer transparantie en verantwoordingsplicht zouden de hoogste prioriteit moeten krijgen, zodat de interne markt efficiënt kan bijdragen aan de ontwikkeling van een wettelijk klimaat waarin de legitieme belangen van alle partijen worden gerespecteerd. Bij initiatieven inzake de maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen zou ook moeten worden gekeken naar eventueel misbruik bij onderaanneming en uitbesteding, dat met name bij grensoverschrijdende dienstverlening en/of personeelsaanwerving een probleem is. Er zou moeten worden nagedacht over EU-wetgeving ter bestrijding van misbruik van en door brievenbusmaatschappijen die voor het midden- en kleinbedrijf de concurrentieverhoudingen scheeftrekken, arbeidsnormen omzeilen en zich aan betalingsverplichtingen onttrekken. Het aanspannen van gerechtelijke procedures tegen in de hele EU actieve nepbedrijven moet gemakkelijker worden gemaakt, niet alleen in het land van herkomst, maar ook in de andere lidstaten.

    8.   Belastingen

    8.1

    Betere samenwerking – tussen de lidstaten onderling en wereldwijd – met betrekking tot transparantie en informatie over bankrekeningen in de EU is nodig ter bestrijding van belastingontduiking, die in de EU oploopt tot een biljoen euro. Het EESC dringt ook aan op een snelle overeenstemming over de EU-spaarrichtlijn en over een mandaat om met Zwitserland en andere landen over scherpere belastingafspraken te onderhandelen.

    9.   Netwerken

    9.1   Energie

    9.1.1

    De Commissiemededeling "De interne energiemarkt doen werken" van november 2012 is een belangrijke bijdrage aan de totstandbrenging van een interne energiemarkt, die in 2014 een feit moet zijn. Door rekening te houden met de dagelijkse werkelijkheid van Europese energieverbruikers zou meer vooruitgang kunnen worden geboekt. Overstappen naar een andere energieleverancier zou gemakkelijker moeten worden, en consumenten moeten onafhankelijk advies krijgen, zodat zij de voor hen beste optie kunnen kiezen. Proactieve nationale regelgevende instanties met voldoende bevoegdheden om zicht te kunnen houden op betalingsprocedures, wisselingen van leverancier en klachten van consumenten, zijn van groot belang voor de interne markt.

    9.1.2

    De EU moet de bronnen van de energie die zij invoert diversifiëren, alternatieven zoeken en netwerken opzetten. Steun voor bepaalde duurzame energiebronnen zou tot marktdistorsies kunnen leiden en zou daarom moeten worden afgebouwd. Er moeten éénloketsystemen komen om vergunningprocedures sneller, transparanter en eenvoudiger te maken. Dat zou de rompslomp voor wie in energie-infrastructuur wil investeren aanzienlijk verminderen.

    9.2   Vervoer

    9.2.1

    De wildgroei aan oneerlijke contractvoorwaarden in de luchtvaarbranche is een steeds grotere bron van zorg in de EU. In de afgelopen jaren hebben diverse consumentenorganisaties grote Europese luchtvaartmaatschappijen voor de rechter gedaagd, met als gevolg dat veel van de voorwaarden die deze maatschappijen opnemen in hun contracten door nationale rechtbanken als oneerlijk zijn bestempeld. De Europese Commissie heeft de kans laten lopen om deze kwestie te behandelen in haar herziening van Verordening 261/2004 betreffende de rechten van luchtvaartpassagiers. Zij zou een bindende lijst moeten opstellen van de oneerlijke voorwaarden die luchtvaartmaatschappijen in hun contracten opnemen.

    9.2.2

    Voor een betere werking van de interne markt moeten het goederenvervoer per spoor en het multimodale vervoer een impuls krijgen (17). Van de goedkeuring van de Technische specificaties inzake interoperabiliteit moet meer werk worden gemaakt (18).

    9.2.3

    Ondernemers die goederen over de weg vervoeren ondervinden nog steeds obstakels bij grensoverschrijdende operaties. De voorwaarden ontbreken voor een verdere liberalisering van de EU-markt voor deze vorm van vervoer. Wijzigingen van de EU-wetgeving inzake toegang tot de transportmarkt (inclusief cabotage) zouden gepaard moeten gaan met harmonisatie op het gebied van handhaving en op sociaal en fiscaal gebied. Gebeurt dat niet, dan zouden wijzigingen van de cabotagevoorschriften wel eens slecht kunnen uitpakken voor de mededinging in en de duurzaamheid van de sector. In de tussentijd moeten de bestaande regels worden gehandhaafd (19).

    Brussel, 16 oktober 2013

    De voorzitter van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    Henri MALOSSE


    (1)  PB C 24, 28.1.2012, blz. 99.

    (2)  PB C 132, 3.5.2011, blz. 47; PB C 24, 28.1.2012, blz. 99; PB C 299, 4.10.2012, blz. 165.

    (3)  COM(2010) 603 final

    (4)  Zie de gedetailleerde lijst van belemmeringen voor de interne markt die door de Waarnemingspost voor de interne markt is gepubliceerd: http://www.eesc.europa.eu/?i=portal.en.publications.24626

    (5)  PB C 11 van 15.01.2013, blz. 54.

    (6)  De Waarnemingspost interne markt van het EESC zal uit het perspectief van het maatschappelijk middenveld nagaan welke impact de Dienstenrichtlijn in een aantal landen op de bouwsector heeft.

    (7)  C. Dhéret; A. Lazarowicz; F. Nicoli; Y. Pascouau; F. Zuleeg. Making progress towards the completion of the Single European Labour Market. EPC-studie nr. 75, mei 2013.

    (8)  Zie EESC-advies PB C 76, 14.3.2013, blz. 24.

    (9)  Artikel 3, lid 3 VWEU.

    (10)  http://www.uva-aias.net/uploaded_files/publications/WP118-Cremers,Bulla.pdf

    (11)  http://europa.eu/rapid/press-release_IP-13-228_en.htm

    (12)  Intracommunity cross-border parcel delivery – studie voor de Europese Commissie, FTI Consulting, Londen 2011.

    (13)  PB C 66 van 5.1997, blz. 5.

    (14)  Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het beginsel dat er voor elke nieuwe regel een andere regel moet verdwijnen.

    (15)  EESC-advies "Slimme regelgeving – Inspelen op de behoeften van kleine en middelgrote ondernemingen" PB C 327 van 12.11.2013, blz. 33.

    (16)  In dit verband zij verwezen naar de ervaringen die in Hongarije zijn opgedaan met de zogenoemde Széchenyi-kaart.

    (17)  Zie de EESC-adviezen PB C 143, 22.5.2012, blz. 130 en PB C 24, 28.1.2012, blz. 146.

    (18)  COM(2013) 32 final: Verslag van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's betreffende de voortgang naar een interoperabel spoorwegsysteem.

    (19)  Zoals de sociale partners in het sociaal overleg voor de sector hebben afgesproken.

    http://www.iru.org/cms-filesystem-action/Webnews2012/CabotageStatement.E.pdf.


    Top