This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52013DC0442
REPORT FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS On the implementation of the Raw Materials Initiative
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Over de tenuitvoerlegging van het grondstoffeninitiatief
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Over de tenuitvoerlegging van het grondstoffeninitiatief
/* COM/2013/0442 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Over de tenuitvoerlegging van het grondstoffeninitiatief /* COM/2013/0442 final */
VERSLAG VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES
PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN
DE REGIO'S Over de tenuitvoerlegging van het
grondstoffeninitiatief 1. Achtergrond In de mededeling van de Commissie van 4 november
2008 "Het grondstoffeninitiatief – Voorzien in onze kritieke behoeften aan
groei en werkgelegenheid in Europa" (COM(2008)0699) en in de mededeling
van de Commissie van 2 februari 2011 "Grondstoffen en grondstoffenmarkten:
uitdagingen en oplossingen" (COM (2011)0025, de "mededeling van
2011") erkent de Commissie dat het veiligstellen van een betrouwbare
toegang tot grondstoffen zonder marktverstoring van groot belang is voor het
concurrentievermogen van de EU. De mededelingen vormden de aanzet tot en versterkten
het grondstoffeninitiatief, een geïntegreerde strategie die de EU in staat moet
stellen te reageren op problemen die samenhangen met de toegang tot andere dan
energetische en agrarische grondstoffen. Het grondstoffeninitiatief is
gebaseerd op drie pijlers: (1) gelijke kansen waarborgen wat de toegang tot
hulpbronnen in derde landen betreft; (2) de duurzame grondstoffenvoorziening
uit Europese bronnen bevorderen; en (3) een stevige impuls geven ten bate van
een efficiënter gebruik van hulpbronnen en recycling. De Raad heeft het versterkte
grondstoffeninitiatief onderschreven in zijn "Conclusions on tackling the
challenges on raw materials and in commodity markets" (Conclusies over de
aanpak van de uitdagingen inzake grondstoffen en op de grondstoffenmarkten) van
10 maart 2011. Daarnaast heeft het Europees Parlement de
strategie in zijn resolutie van 13 september 2011 goedgekeurd. In het
Verslag over een doeltreffende grondstoffenstrategie voor Europa
(2011/2056(INI) heeft het Europees Parlement verzocht om via een jaarlijks
voortgangsrapport op de hoogte te worden gebracht van de ontwikkeling van
niet-energiegrondstoffen in het kader van het grondstoffeninitiatief en van de
verwezenlijking van de doelstellingen van het initiatief, waarbij bijzondere aandacht
wordt gehouden aan de coherentie met betrekking tot het handels-,
ontwikkelings- en milieubeleid, de sociale gevolgen en de gegevens over
kritieke grondstoffen. Op 7 december 2011 stelde de Commissie haar
gemeenschappelijk standpunt over deze resolutie vast. In het verlengde van het bovenstaande heeft dit
verslag tot doel de balans van de tenuitvoerlegging van het
grondstoffeninitiatief op te maken, een overzicht te verschaffen van de lopende
initiatieven en de aandacht te vestigen op het feit dat de EU en grondstofrijke
derde landen er belang bij hebben samen te werken. 2. Kritieke grondstoffen In juni 2010 publiceerde de Commissie een
deskundigenverslag met een methode voor het opsporen van grondstoffen die van
essentieel belang voor de EU worden geacht. De beoordeling was gebaseerd op een
kwantitatieve methode waarbij het economisch belang, het risico aan de
aanbodzijde en het milieugerelateerd landenrisico als criteria werden
gehanteerd. Het risico aan de aanbodzijde omvat elementen als de politieke en
economische stabiliteit, het niveau van concentratie van de productie, de
mogelijkheid van substitutie en het recyclingpercentage. Aan de hand van deze
methode zijn 41 grondstoffen geëvalueerd. In het verslag werd een lijst van
14 kritieke grondstoffen voorgesteld: antimoon, beryllium, kobalt,
vloeispaat, gallium, germanium, grafiet, indium, magnesium, niobium,
platinametalen, zeldzame aardmetalen, tantaal en wolfraam. De lijst van kritieke grondstoffen is een
succesvol instrument gebleken voor de bewustmaking van beleidsmakers, de
bevordering van de coördinatie van het nationale beleid inzake de aanvoer van
delfstoffen en kritieke grondstoffen, de aanpak van maatregelen die de handel
in kritieke grondstoffen verstoren, de analyse van de werking van de markten,
de bevordering van onderzoek (exploratie, substitutie, recycling) alsook de
verbetering van toegang tot voorraden in de EU, de aanpak van problemen die
verband houden met de illegale uitvoer van afgedankte producten die kritieke
grondstoffen bevatten en de uitvoering van maatregelen voor specifieke
grondstoffen. In haar mededeling van 2011 heeft de Commissie
deze lijst formeel goedgekeurd en voorgesteld dat zij het dossier van de
kritieke grondstoffen zal volgen om prioritaire maatregelen vast te stellen,
deze problematiek met de lidstaten en de belanghebbende partijen te
onderzoeken, en de lijst van kritieke grondstoffen geregeld, ten minste om de
drie jaar, bij te werken. Teneinde de lijst van kritieke grondstoffen
uiterlijk medio 2014 te herzien en rekening te houden met de suggesties en
aanbevelingen van de openbare raadpleging en het verslag van het Europees
Parlement, hebben de diensten van de Commissie opdracht gegeven tot een studie.
Deze studie heeft tot doel gegevens over de hierboven vermelde grondstoffen te
verzamelen die nodig zijn om te kunnen bepalen wat "kritiek" is;
gegevens te verzamelen, de bevoorradingsketen te analyseren (interactie en
ermee samenhangende risico's) en potentiële knelpunten op te sporen, met
bijzondere aandacht voor het specifieke geval van bijproducten; vraag- en
aanbodscenario's te ontwikkelen; de mogelijkheid te onderzoeken om de goed
werkende methodiek te verfijnen zonder deze te "wijzigen" en
aanverwante gegevens te verzamelen; de toepassing van de methodiek op hout en
natuurlijk rubber te onderzoeken; de lijst van kritieke grondstoffen vast te
stellen en aanbevelingen te formuleren. Hierbij moeten de volgende grondstoffen worden
onderzocht: de huidige lijst van 14 kritieke grondstoffen; geselecteerde
“bijna kritieke grondstoffen”, zoals rhenium en tellurium die met name zijn
aangeduid tijdens de eerste analyse; geselecteerde aanvullende grondstoffen,
zoals hafnium, selenium en tin (in het licht van nieuwe informatiebronnen,
zoals het verslag van het GCO voor 2011[1]
over “Critical Metals in strategic energy technologies” (Kritieke metalen in
strategische energietechnologieën)), hout en natuurlijk rubber, dat op grond
van de mededeling van de Commissie van 2011 aan het grondstoffeninitiatief is
toegevoegd. Dit proces wordt begeleid door een
ad-hocstuurgroep inzake kritieke grondstoffen die is samengesteld voor de
eerste beoordeling van kritieke grondstoffen in 2010 uit leden van de Groep
Grondstoffenvoorziening. De Commissie is voornemens om eind 2013 een
verslag aan het Europees Parlement en de Raad voor te leggen over de herziening
van de lijst van kritieke grondstoffen. 3. Het aanleggen van voorraden In haar mededeling van 2011 heeft de Commissie
verklaard "bereid te zijn om samen met de lidstaten en de industrie de
toegevoegde waarde en de haalbaarheid van een opslagprogramma voor grondstoffen
te onderzoeken". Met het oog op een onderzoek naar de mogelijkheid
voorraden aan te leggen hebben de diensten van de Commissie opdracht gegeven
tot een studie om een voorlopige beoordeling uit te voeren waarin verschillende
beleidsopties en praktijken op het gebied van voorraadvorming worden
geanalyseerd (met inbegrip van het EU-opslagprogramma voor olie), de huidige,
wereldwijd toegepaste opslagregelingen voor grondstoffen worden bekeken en de
potentiële kosten en baten van een opslagprogramma voor kritieke grondstoffen
worden onderzocht. De onafhankelijke studie kwam tot de slotsom dat het
instellen van een vrijwillige opslagregeling door de industrie, met financiële
steun van de overheid, de moeite van het overwegen waard is. Daarnaast wordt
erkend dat het aanleggen van voorraden alleen een oplossing biedt voor
problemen op de korte termijn, terwijl een langdurig tekort aan grondstoffen
vraagt om structurele oplossingen met betrekking tot de bevoorrading
(substitutie, recycling, binnenlandse extractie). Daarnaast is de opslag van
voorraden een instrument dat flexibiliteit ontbeert, aangezien de hoeveelheden
niet snel kunnen worden aangepast en de kosten van de uitvoering ervan
aanzienlijk zijn. Voorts vergt het aanleggen van voorraden een perfecte kennis
van de waardeketens, de toepassingen van elke grondstof en de verwerkende
installaties (als de aanwezigheid van deze installaties niet gegarandeerd is,
heeft het aanleggen van voorraden weinig zin). Tevens lopen de meningen van de
belanghebbende partijen over de zin van het aanleggen van voorraden zeer
uiteen. De resultaten van de studie zijn in november 2012 besproken met de
Groep Grondstoffenvoorziening van de Commissie en de reacties met betrekking
tot een mogelijk opslagprogramma waren negatief. Geen enkele lidstaat was
bereid een opslagregeling als beleidsoptie te steunen. De Commissie blijft de ontwikkelingen volgen. 4. Europees innovatiepartnerschap op het
gebied van grondstoffen Innovatie op het gebied van grondstoffen kan een
belangrijke motor van vooruitgang zijn binnen de drie pijlers van de
grondstoffenstrategie en dient op de hele waardeketen te worden toegepast. In
het kader van het Europa 2020-kerninitiatief "Innovatie-Unie"
lanceert de Commissie diverse partnerschappen om een veelheid aan problemen aan
te pakken die van belang zijn voor onze samenleving. In haar mededeling van
2011 verklaarde de Commissie te zullen nagaan of in het kader van het Europa 2020-kerninitiatief
"Innovatie-Unie" een innovatiepartnerschap op het gebied van
grondstoffen op touw moet worden gezet. In zijn resolutie van 13 september 2011
heeft het Europees Parlement de Commissie verzocht het Europees
innovatiepartnerschap (EIP) inzake grondstoffen in het leven te roepen. Op 29 februari 2012 heeft de Commissie derhalve
een mededeling aangenomen waarin het Europees innovatiepartnerschap inzake
grondstoffen wordt voorgesteld [2]
(de "EIP-mededeling"). Op 11 oktober 2012 heeft de Raad Concurrentievermogen
dit voorstel in zijn conclusies goedgekeurd en de Commissie verzocht het EIP
inzake grondstoffen in het leven te roepen en eind 2013 het strategische
uitvoeringsplan uit te werken en af te ronden. Het EIP heeft tot doel Europa voldoende alternatieven
en flexibiliteit te bieden bij de aanvoer van belangrijke grondstoffen en
tegelijkertijd het negatieve milieueffect van bepaalde grondstoffen gedurende
hun levenscyclus te verminderen. Het EIP heeft betrekking op alle onderdelen
van de waardeketen – van exploratie, winning en verwerking tot terugwinning en
recycling – en op innovaties op het gebied van substitutie. Een van de
belangrijkste doelstellingen is het steunen van een tiental innovatieve
proefprojecten/demonstratie-installaties in de diverse sectoren van de
waardeketen. Het EIP is geen financieringsinstrument, maar beoogt de
verschillende actoren samen te brengen teneinde gepaste technische en
niet-technische oplossingen te bedenken om innovatie op de markt te brengen.
Het EIP heeft tot doel Europa in staat te stellen tegen 2020 een voorsprong te
nemen op het gebied van exploratie, winning, verwerking, recycling en
substitutie. Dit EIP is erop gericht de lidstaten en andere belanghebbende
partijen te verenigen. De Commissie heeft vijf werkpakketten samengesteld, op
zowel technologisch als niet-technologisch gebied (bijvoorbeeld
randvoorwaarden, normalisatie, kennis en vaardigheden, overheidsopdrachten),
alsmede een werkpakket op het gebied van internationale samenwerking. Tegen 2020 moet een aantal concrete doelstellingen
zijn verwezenlijkt: –
het opzetten van een tiental innovatieve
proefprojecten, bijvoorbeeld demonstratie-installaties met betrekking tot
exploratie, winning, verwerking, inzameling en recycling; –
het vinden van substituten voor ten minste drie
toepassingen van kritieke grondstoffen; –
het opzetten van een netwerk van centra voor
onderzoek, onderwijs en opleiding inzake duurzaam materiaalbeheer; –
het gebruiken van Europese gestandaardiseerde
instrumenten voor onderzoek naar hulpbronnen/voorraden en een geologische kaart
in 3D; –
het opzetten van een dynamisch systeem voor het
modelleren van trends; het in verband brengen van vraag en aanbod met voorraden
en een volledige analyse van de levenscyclus; –
het vaststellen van een proactieve Europese
strategie op multilateraal en bilateraal niveau. Met betrekking tot de governancestructuur zal de
stuurgroep, bijgestaan door de sherpagroep en met technische ondersteuning van
operationele groepen, een begin maken met het ontwikkelen van het strategisch
implementatieplan (SIP) voor het partnerschap. Het ligt in de bedoeling om het
SIP tegen juli 2013 te ontwikkelen zodat zo snel mogelijk met de
tenuitvoerlegging kan worden begonnen. Het SIP zal in september 2013 worden
gevolgd door een mededeling van de Commissie, waarin zij onder meer haar steun
voor het EIP zal uitspreken, bijvoorbeeld in termen van prioriteiten voor de
financiering van onderzoek en innovatie, het regelgevings- en beleidskader. 5. Billijke en duurzame
grondstoffenvoorziening door de internationale markten (pijler 1) 5.1. EU-handelsstrategie voor
grondstoffen In haar mededeling van 2011 heeft de Commissie
toegezegd de strategie voor de grondstoffenhandel overeenkomstig de
doelstellingen voor ontwikkeling en goed bestuur te zullen versterken. De
Commissie was van mening dat zij: –
met alle relevante partners bilaterale dialogen
over grondstoffen moet blijven aangaan en de lopende discussies in
multilaterale fora (incl. G20, UNCTAD, WTO en OESO) moet versterken; extra
studies moet uitvoeren om een beter inzicht in de impact van uitvoerbeperkingen
op de grondstoffenmarkt te verschaffen, en een dialoog over het gebruik van
deze beperkingen als beleidsinstrument moet bevorderen; –
de grondstoffenproblematiek, incl.
uitvoerbeperkingen en investeringen, verder moet integreren in haar lopende en
toekomstige handelsonderhandelingen in bilaterale en multilaterale fora; –
moet blijven ijveren voor een mechanisme voor
toezicht op uitvoerbeperkingen die de duurzame bevoorrading met grondstoffen
hinderen, en zich, bij voorkeur via dialoog, maar zo nodig door middel van
geschillenbeslechting, moet blijven verzetten tegen belemmeringen die de
grondstoffenmarkten en de markten stroomafwaarts verstoren; –
de betrokkenheid van niet-OESO-leden bij
OESO-werkzaamheden inzake grondstoffen moet aanmoedigen, en de mogelijkheden
van andere multilaterale disciplines, waaronder beste praktijken, verder moet
verkennen; –
gebruik moet maken van
concurrentiebeleidsinstrumenten om te voorkomen dat de grondstoffenbevoorrading
wordt verstoord door concurrentiebelemmerende overeenkomsten, fusies of
unilaterale maatregelen van de betrokken bedrijven; –
de hierboven vermelde werkzaamheden moet
voortzetten en verder moet analyseren welke prioriteiten op het gebied van
grondstoffen moeten worden nagestreefd middels autonome maatregelen en
bilaterale en multilaterale kaders en dialogen; met inachtneming van die
prioriteiten een coherent EU-handelsbeleid moet blijven voeren; –
ervoor heeft gezorgd dat de beleidsmatige
verbintenissen in verband met de handel in grondstoffen van het
grondstoffeninitiatief zijn geïmplementeerd door voorschriften op te nemen in
afspraken om tot een duurzame aanvoer van grondstoffen te komen op
multilateraal en bilateraal niveau, met inbegrip van onderhandelingen over de
toetreding tot de WTO en vrijhandelsovereenkomsten. Andere belangrijke stappen
waren gericht op handhavingsactiviteiten in het kader van de WTO, waarbij met
name de positieve ontwikkelingen in de geschilprocedure die de EU tegen Chinese
uitvoerbeperkingen voor grondstoffen heeft aangespannen bij de WTO
vermeldenswaard zijn; –
doeltreffende maatregelen heeft genomen die geleid
hebben tot bepalingen in een groot aantal overeenkomsten. De Commissie heeft de
laatste hand gelegd aan of heeft overeenstemming bereikt over de tekst van
voorschriften op het gebied van uitvoerrechten in vrijhandelsovereenkomsten met
Colombia, Peru en Oekraïne, en in een associatieovereenkomst met
Midden-Amerika. Hierbij is de EU een horizontaal verbod op bestaande en
toekomstige uitvoerrechten overeengekomen, met inachtneming van bepaalde
overgangsperiodes of beperkte uitzonderingen. Er zijn bilaterale
onderhandelingen gaande met een aantal handelspartners, waaronder Canada,
India, Maleisië, leden van de Mercosur en Singapore. Bij sommige
onderhandelingen worden bepalingen inzake de bescherming van investeringen ter
bespreking voorgesteld, die met name van belang zijn voor de winningsindustrie. Daarnaast zijn tijdens de onderhandelingen
over de partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst die in 2010 met Mongolië is
gesloten handelsbepalingen over grondstoffen overeengekomen. Over soortgelijke
partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomsten met Australië, Kazachstan en
Rusland wordt momenteel onderhandeld. In overeenstemming met het doel van de
Overeenkomst van Cotonou om verdergaande regionale integratie te ondersteunen,
onze economische betrekkingen te moderniseren en handel te gebruiken om
economische groei te stimuleren, zoals wordt aangehaald in de onlangs
goedgekeurde mededeling "Handel, groei en ontwikkeling – Afstemming van
het handels- en investeringsbeleid op de meest behoeftige landen"[3], is de EU
in 2002 onderhandelingen begonnen met landen van Afrika, het Caribische gebied
en de Stille Oceaan met het oog op het sluiten van economische
partnerschapsovereenkomsten. Momenteel wordt met alle regio's over
overeenkomsten, ook met betrekking tot bepalingen inzake grondstoffen,
onderhandeld, waarbij ter dege rekening wordt gehouden met de doelstellingen
van de ontwikkelingspartners. Wat de WTO-onderhandelingen in verband met de
toetreding van Rusland tot de WTO betreft (afgerond eind 2011), heeft de
Commissie naast verbintenissen ten aanzien van bestaande uitvoerrechten als
onderdeel van het protocol van toetreding, een aanvullende overeenkomst
gesloten om geen uitvoerrechten te heffen op een groot aantal grondstoffen. Met
Kazachstan wordt momenteel onderhandeld over toetreding tot de WTO. Een geschilprocedure die bij de WTO was
aangespannen tegen China vanwege uitvoerbeperkingen op negen grondstoffen is
met succes afgerond. In januari 2012 heeft de WTO-beroepsinstantie de uitspraak
van het panel bevestigd en een duidelijke en definitieve interpretatie gegeven
van de aan het Chinese lidmaatschap van de WTO verbonden verplichtingen. Op 13
maart 2012 heeft de EU een tweede procedure aangespannen tegen door China
opgelegde uitvoerbeperkingen op grondstoffen, waaronder 17 zeldzame
aardmetalen, wolfraam en molybdeen. Op internationale fora als de G20 en de OESO
zijn een aantal voorlichtingsactiviteiten uitgevoerd ter bevordering van een
wereldwijde dialoog over de totstandbrenging van een kader dat tot doel heeft
een duurzame aanvoer van grondstoffen te waarborgen. Het tweede activiteitenverslag[4] over het
EU-handelsbeleid inzake grondstoffen van april 2012 bevat gedetailleerde
informatie over de tenuitvoerlegging van het grondstoffeninitiatief op het
terrein van het handelsbeleid. De Commissie zal lopende en toekomstige
onderhandelingen over vrijhandelsovereenkomsten en andere bilaterale kaderregelingen
blijven volgen om ervoor te zorgen dat rekening wordt gehouden met de
grondstoffenproblematiek en deze in voorkomend geval in de onderhandelingen
wordt geïntegreerd. 5.2. Dialogen over grondstoffen en
grondstoffendiplomatie In haar mededeling van 2011 heeft de Commissie
verklaard dat de EU een actieve "grondstoffendiplomatie" zal voeren
om een continue toegang tot grondstoffen, en met name kritieke grondstoffen, te
garanderen via strategische partnerschappen en beleidsdialogen. Deze grondstoffendiplomatie heeft tot doel om
via strategische partnerschappen en beleidsdialogen informatie uit te wisselen
en samen te werken met partners om de problemen op de grondstoffenmarkten aan
te pakken. Dit traject wordt gevolgd met de Verenigde Staten, Japan, Rusland,
Argentinië, Brazilië, Colombia, Mexico, Uruguay, Groenland, China en landen van
de Unie voor het Middellandse Zeegebied. Nieuwe dialogen worden momenteel
voorbereid. 5.2.1. Verenigde Staten Op 29 november 2011 heeft de Trans-Atlantische
Economische Raad ingestemd met een werkplan inzake grondstoffen. Dit omvat de
voorbereiding van een gezamenlijke inventarisatie van gegevens over en analyses
van minerale grondstoffen die door beide partijen worden onderhouden. Als
onderdeel hiervan kregen beide partijen de opdracht rekening te houden met de
resultaten van lopende studies door de Europese Commissie en de autoriteiten
van de Verenigde Staten naar de beschikbaarheid van en de handel in
grondstoffen, alsook hun kritieke karakter en van andere analyses van vraag en
aanbod, zoals het verslag van de Commissie van 2010 over voor de EU kritieke
grondstoffen dat is opgesteld door een ad-hocwerkgroep[5] van de
Groep Grondstoffenvoorziening en de strategie van het Amerikaanse Ministerie
van Energie over kritieke grondstoffen. Het gepresenteerde actieplan voor
innovatie van de Trans-Atlantische Economische Raad[6] heeft
betrekking op grondstoffen en behelst verschillende beleidsaspecten, waaronder
handel en substitutie. In september 2012 werd in Brussel een workshop
gehouden voor deskundigen uit de EU en de VS over minerale grondstofstromen en
gegevens ter zake. Tijdens de workshop werden de gegevens over primaire en
secundaire grondstoffen waarover beide jurisdicties kunnen beschikken
vergeleken, werden methoden voor het beoordelen van de lijst van kritieke
grondstoffen met elkaar vergeleken en werden gebieden besproken waarop de
informatievoorziening over de grondstofstromen tekortschiet. De Europese Unie
en de Verenigde Staten zullen verdere stappen onderzoeken met het oog op de
totstandbrenging van een gezamenlijke inventarisatie van gegevens over
grondstoffen en andere manieren om gegevens over grondstoffen te delen in het
kader van huidige beleidsmaatregelen van beide partijen teneinde te zorgen voor
betrouwbare en gevarieerde grondstoffenvoorraden. De Europese Unie en de Verenigde Staten
streven ernaar terreinen af te bakenen waarop het recycleren van gebruikte
elektronische apparatuur kan worden verbeterd, met name wanneer recycling kan
bijdragen tot het verhelpen van de schaarste aan kritieke grondstoffen en de
milieu-impact gedurende de hele levenscyclus van de elektronische apparatuur
kan verminderen. In oktober 2012 namen vertegenwoordigers van de autoriteiten
van de Verenigde Staten, de Europese Commissie, alsook Europese en Amerikaanse
bedrijven en brancheorganisaties deel aan een conferentie over beste praktijken
voor het duurzaam beheer van gebruikte elektronische apparatuur in Washington
om nieuwe paden voor trans-Atlantische samenwerking op het gebied van het
beheer van elektronisch afval te verkennen. 5.2.2. Japan Tijdens workshops in oktober 2011 in
Washington en in maart 2012 in Tokio werd aandacht besteed aan onderzoek op het
gebied van grondstoffen en substitutie in het bijzonder. De volgende trilaterale
bijeenkomst tussen de EU, de VS en Japan, waaraan regeringsvertegenwoordigers,
de Europese Commissie en delegaties van het bedrijfsleven zullen deelnemen, zal
plaatsvinden van 29 tot 30 mei 2013 in Brussel. Dit jaar zal de nadruk liggen
op de ontwikkeling en de toepassing van nieuwe modellen voor een efficiënt
beheer van kritieke grondstoffen. 5.2.3. Rusland De bijeenkomst van de subgroep inzake de
dialoog over het industriebeleid van de Russische overheid en de Europese
Commissie met delegaties van het bedrijfsleven vond plaats in oktober 2012 in
St. Petersburg. De Commissie gaf een overzicht van de nieuwste ontwikkelingen
op het gebied van het grondstoffenbeleid en schetste een actueel beeld van het
industriebeleid. 5.2.4. Latijns-Amerika In 2011 ondertekende vicepresident Tajani met
Chili en Uruguay een intentieverklaring met het oog op de bilaterale
samenwerking op het gebied van grondstoffen en gaf hij samen met Argentinië een
persbericht uit. Daarnaast zijn in mei 2012 intentieverklaringen ondertekend
met Colombia en Mexico. De tenuitvoerlegging van het memorandum van
overeenstemming met Uruguay werd besproken in september 2012. Er zijn lokale
aanspreekpunten aangewezen. Beide partijen zijn overeengekomen beste praktijken
uit te wisselen en een stappenplan uit te stippelen met het oog op concrete
maatregelen ter versterking van de
samenwerking op belangrijke gebieden als geologische kennis, de groene economie
en energie-efficiëntie, recycling, transparantie, scholing, duurzaamheid,
innovatie, enzovoort. Uruguay werd uitgenodigd als waarnemer aan het Europees
innovatiepartnerschap deel te nemen. 5.2.5. Euromediterrane landen In november 2012 zijn memoranda van
overeenstemming ondertekend tussen de Commissie enerzijds en Marokko en Tunesië
anderzijds. In oktober 2012 vond in het kader van de Euromediterrane
samenwerking een workshop over grondstoffen plaats waaraan de landen van de
Unie voor het Middellandse Zeegebied deelnamen. 5.2.6. China De Commissie voert momenteel twee dialogen
over grondstoffen met China, waaraan de NDRC (Nationale Ontwikkelings- en
Hervormingscommissie), een groep metaalbewerkingsbedrijven en het Ministerie
van Industrie en informatietechnologie (MIIT) deelnemen. De laatste dialoog
vindt plaats in het kader van een werkgroep inzake grondstoffen die in 2010 is
opgericht. De laatste bijeenkomst vond plaats in maart
2012 in Peking en de volgende is gepland voor de tweede helft van 2013 in
Brussel. In de tweede helft van 2013 zullen naar verwachting ook een workshop
over recycling en een Europees studiebezoek voor Chinese deskundigen worden
georganiseerd. 5.2.7. Groenland Groenland, rijk aan natuurlijke hulpbronnen en
het dichtst bij Europa gelegen, beschikt over aanzienlijke voorraden zeldzame
aardmetalen. In juni 2012 heeft de Commissie met de Groenlandse autoriteiten
een intentieverklaring ondertekend met het oog op de samenwerking met
betrekking tot grondstoffen. Groenland en de Europese Unie verklaren hierin een
formele samenwerking tot stand te zullen brengen op het gebied van grondstoffen,
als uitbreiding op de huidige goede samenwerking in het kader van de
Overeenkomst EG/Groenland. In de intentieverklaring worden vier
samenwerkingsgebieden voorgesteld: geologische kennis; analyse van de behoeften
op het gebied van infrastructuur en investeringen in verband met de ontginning
van minerale hulpbronnen; opbouwen van deskundigheid; milieuproblematiek in
verband met de mijnbouw en de sociale gevolgen daarvan. In de verklaring wordt tevens erkend dat
eerlijke mededingingsvoorwaarden en markttoegang van doorslaggevend belang zijn
voor het welslagen van de samenwerking. Als vervolg op de dialoog die middels deze
intentieverklaring tot stand is gebracht, vond in september 2012 een workshop
met de Europese industrie plaats, waaraan werd deel genomen door zowel
mijnbouwindustrie als eindgebruikers, om de mogelijkheid van een samenwerking
met Groenland te bespreken. Op dezelfde dag vond een workshop plaats tussen de
Commissie en de Groenlandse autoriteiten om de toekomst van deze dialoog te
bespreken en overeenstemming te bereiken over concrete projecten. 6. Ontwikkelingsbeleid Duurzame mijnbouw kan en moet bijdragen tot
duurzame ontwikkeling. Voorts is voor het ontwikkelingsbeleid van de EU een
belangrijke rol weggelegd in het kader van de grondstoffendiplomatie, waardoor
op het gebied van grondstoffen voor zowel ontwikkelingslanden als de EU een
win-winsituatie ontstaat. 6.1. Gezamenlijke strategie
Afrika-EU en ACS-kader In het kader van het strategisch partnerschap
tussen Afrika en de EU zijn beide partijen overeengekomen hun samenwerking op
het gebied van grondstoffen te versterken. Tijdens de vergadering tussen de
Commissie van de Afrikaanse Unie en de Europese Commissie in juni 2010 zijn de
basisbeginselen voor gezamenlijke werkzaamheden vastgesteld. Deze zijn
goedgekeurd op de derde EU–Afrikatop in november 2010 en opgenomen in het
actieplan 2011-2013. De bilaterale samenwerking tussen de Commissie
van de Afrikaanse Unie en de EG ten aanzien van grondstoffen en
ontwikkelingsvraagstukken is gestoeld op het EU-grondstoffeninitiatief en het
mijnbouw- en mineralenbeleid van de Afrikaanse Unie, de zogenaamde
"African Mining Vision" van 2009[7]. De samenwerking spitst zich toe op drie
terreinen: bestuur, investeringen en infrastructuur, en geologische kennis en
expertise. De Commissie werkt samen met de lidstaten aan deze thema's. De EU
verwelkomt verzoeken van Afrikaanse landen in het kader van programma's op het
gebied van ontwikkelingsbeleid. In dit stadium zijn er in het kader van de
regionale of nationale programmering nog geen specifieke verzoeken ontvangen.
Verder is de Commissie voornemens de samenwerking tussen de EU en Afrika op dit
belangrijke gebied te bevorderen door middel van het pan-Afrikaanse programma
onder het instrument voor ontwikkelingssamenwerking, overeenkomstig het
voorstel voor het nieuwe meerjarig financieel kader voor de periode 2014-2020. Aangezien de Commissie de cruciale rol van
goed bestuur voor het duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen als motor
voor groei in Afrika onderkent, heeft zij in december 2011 een workshop over
het opbouwen van technische capaciteit op het gebied van mijnbouwbelastingen
georganiseerd in Addis Abeba. De conclusies van de workshop werden voorgesteld
tijdens de conferentie van Mijnbouwministers van de Afrikaanse Unie in december
2011. In overeenstemming met de Afrikaanse Unie is de Commissie voornemens in
2013 een tweede workshop op het gebied van mijnbouwbelastingen te organiseren,
mits de begroting van de Afrikaanse Unie over de noodzakelijke fondsen
beschikt. Tijdens de gezamenlijke conferentie is ook vastgesteld dat er
behoefte bestaat aan een project voor capaciteitsopbouw op het gebied van
onderhandelingen over overeenkomsten. In januari 2012 werd in Brussel een politieke
conferentie op hoog niveau gehouden over het partnerschap EU/Afrika inzake
grondstoffen, getiteld "Translating Mineral Resource Wealth into Real
Development for Africa" (Minerale rijkdom omzetten in echte ontwikkeling
voor Afrika). Tijdens deze conferentie werd politiek elan gecreëerd voor de
tenuitvoerlegging van het actieplan 2011-2013 van de gezamenlijke strategie
inzake grondstoffen en werden alle belanghebbende partijen bij dit proces
betrokken. Daarbij werden aanbevelingen opgesteld voor de tenuitvoerlegging in
alle drie de samenwerkingsgebieden. In haar grondstoffeninitiatief heeft de
Commissie toegezegd samen met Afrikaanse landen te blijven nagaan of de steun
voor verdere samenwerking aan geologisch onderzoek op beide continenten
haalbaar is, en de desbetreffende samenwerking in multilaterale fora, zoals de
UNESCO (met het programma voor aardwetenschappen), te bevorderen. In
aansluiting op de relevante aanbevelingen van de conferentie om de samenwerking
tussen Afrikaanse en Europese geologische diensten te versterken zal naar
verwachting in 2013 een verkennende studie van start gaan. Deze heeft tot doel
gezamenlijke projecten vast te stellen om de kennis over de Afrikaanse
voorraden te verbeteren, een netwerk voor het geven van scholing aan Afrikaanse
geologen op te zetten alsook gegevens uit te wisselen en te digitaliseren. De
Europese geologische diensten spelen hierbij een vitale rol. De Europese Investeringsbank is actief
betrokken bij de mijnbouwsector in het kader van de ACS-investeringsfaciliteit.
Vanwege de afgenomen vraag naar bepaalde delfstoffen en onder druk van de ngo's
is de Bank voorzichtiger geworden bij het selecteren van te financieren
projecten en weegt zij de voor- en nadelen van elk geselecteerd project
zorgvuldig af, met inachtneming van de sociale en de milieuaspecten[8]. 6.2. Bevordering van de financiële
transparantie In haar mededeling van 2011 heeft de Commissie
toegezegd "de openbaarmaking van financiële informatie over de
winningsindustrie te zullen bevorderen, eventueel door een verslagleggingsverplichting
per land op te leggen"[9].
Op 25 oktober 2011 keurde de Commissie een wetgevingsvoorstel goed dat
beursgenoteerde en grote niet-beursgenoteerde ondernemingen die actief zijn in
de winningsindustrie (olie, gas en mijnbouw) of de houtkap in primaire wouden
ertoe verplicht betalingen aan overheden per land en per project openbaar te
maken (bijvoorbeeld vennootschapsbelastingen, royalty's, vergoedingen,
productierechten, bonussen en andere materiële voordelen). Na discussies in het
Parlement en de Raad alsmede een aantal trialogen tussen beide voorgaande en de
Commissie is inmiddels politieke overeenstemming bereikt over de goedkeuring
van de desbetreffende wetgeving. In haar mededeling over belastingen en
ontwikkeling van 2010 en haar mededeling van 2011 stelde de Commissie voor meer
Europese financiële en politieke steun te verlenen aan het initiatief inzake de
transparantie van winningsindustrieën (Extractive Industries Transparency
Initiative, EITI) en de ontwikkelingslanden te helpen bij de tenuitvoerlegging
ervan. Het EITI behelst een wereldwijde norm ter
bevordering van de transparantie van de inkomsten in landen die over veel
natuurlijke hulpbronnen beschikken en verzoekt ondernemingen om betalingen aan
overheden en overheden om de daadwerkelijk van ondernemingen ontvangen
inkomsten bekend te maken teneinde de transparantie te vergroten en
belastingontwijking en de corruptie in de winningsindustrieën te verminderen.
Dit is met name van belang omdat ontwikkelingslanden vaak een aanzienlijk deel
van hun begroting uit deze activiteiten financieren en de toekomstige inkomsten
gezien de wereldwijd toenemende schaarste waarschijnlijk hoog zullen blijven. Het EITI brengt belanghebbende partijen uit
verschillende landen - overheden, maatschappelijk middenveld, olie-, gas- en
mijnbouwondernemingen en investeerders - samen in een nationale groep met
meerdere belanghebbenden. Deze unieke configuratie is een uitstekend voorbeeld
van de manier waarop de kwaliteit van het bestuur kan worden verbeterd[10]. De EU steunt het EITI zowel politiek als
financieel. De Commissie is lid van de raad van het EITI en moedigt landen die
over veel natuurlijke hulpbronnen beschikken aan zich bij het initiatief aan te
sluiten. Zo heeft de EU een aantal activiteiten voor het opbouwen van
capaciteit van het EITI rechtstreeks gefinancierd, zoals de tweejaarlijkse
bijeenkomsten van nationale coördinatoren van het EITI, die intercollegiale
toetsingen en het opbouwen van capaciteit van de nationale coördinatoren
mogelijk maken. Bovendien levert de EU een bijdrage aan het door de Wereldbank
beheerde EITI Multi-Donors Trust Fund, dat twee belangrijke doelstellingen
heeft: (i) landen bijstaan die tot het EITI willen toetreden of hun
nalevingsstatus willen handhaven; (ii) uit het maatschappelijk middenveld
afkomstige organisaties helpen een doeltreffender bijdrage te leveren aan dit
streven naar transparantie en de informatie over de afdracht van belastingen te
benutten. 6.3. Transparantie in de
bevoorradingsketen bevorderen In haar mededeling van 2011 gaf de Commissie
toe dat vele van de grondstoffen die de EU invoert worden geproduceerd in een
klein aantal landen, waarvan sommige worstelen met een gebrek aan politieke en
economische stabiliteit[11].
In dezelfde mededeling van 2011 stelde de
Commissie voor "na te gaan hoe de transparantie in de bevoorradingsketen
kan worden verbeterd, en om in een gecoördineerde inspanning met de voornaamste
handelspartners het gebruik van inkomsten uit de winningsindustrie voor de
financiering van oorlogen of interne conflicten aan te pakken". De Commissie is nauw betrokken bij
internationale inspanningen om de problematiek van de conflictdelfstoffen aan
te pakken en schaart zich nadrukkelijk achter het OESO-richtsnoer inzake de
zorgvuldigheidsvereisten voor verantwoorde bevoorradingsketens van delfstoffen
uit door conflicten getroffen gebieden en risicogebieden (Due Diligence
Guidance on Responsible Supply Chains of Minerals of Minerals from
Conflict-affected and High Risk Areas). Daarnaast neemt de Commissie deel aan
de bijeenkomsten van de deskundigengroep van de ICGLR (internationale
conferentie over het gebied van de Grote Meren), de OESO en de VN over de
zorgvuldigheidseisen voor het verantwoord inkopen van tin, wolfraam en tantaal
en verantwoorde bevoorradingsketens van goud (Due Diligence for Responsible
Sourcing the 3Ts (tin, tungsten and tantalum) and Gold Supply Chains) en
moedigt de sector aan om het richtsnoer toe te passen. In mei 2012 werd de internationale taskforce
inzake de illegale exploitatie van en handel in natuurlijke rijkdommen in het
Grote Merengebied opnieuw in werking gesteld. Deze taskforce biedt de
internationale gemeenschap en het OESO-secretariaat een platform voor overleg. Wat de traceerbaarheid van delfstoffen
betreft, onderzoekt de Commissie momenteel hoe de transparantie in de hele
bevoorradingsketen kan worden verbeterd, waarbij ook zorgvuldigheidsaspecten
aan bod komen, in aansluiting op de ervaringen die zijn opgedaan in het
Kimberleyproces en bij het initiatief inzake transparantie van de
winningsindustrieën, het Actieplan voor wetshandhaving, governance en handel in
de bosbouw (FLEGT) en de houtverordening. Daarnaast onderzoekt de Commissie hoe
politieke en financiële steun kan worden verleend aan het regionale initiatief
inzake de illegale exploitatie van natuurlijke rijkdommen van de Internationale
Conferentie over het gebied van de Grote Meren, waartoe ook het opzetten
behoort van een regeling voor het certificeren van in de regio ingekochte
conflictvrije delfstoffen. Dit proces maakt deel uit van een alomvattende
aanpak die erop gericht is een bijdrage te leveren aan het beperken van het
verband tussen de financiering van gewapende groepen en de exploitatie van de
natuurlijke rijkdommen in het Grote Merengebied, die tevens EU-steun omvat voor
het gebruik van OESO-richtsnoeren inzake de zorgvuldigheidseisen voor
verantwoord beheer van de bevoorradingsketens. In december 2012 vond een
verkennende workshop over de zorgvuldigheidseisen plaats waarbij ook mogelijke
EU-maatregelen in kaart werden gebracht. Daarnaast begon de Commissie in maart
2013 met een raadpleging van de belanghebbende partijen om hen te polsen over
een mogelijk EU-initiatief voor de verantwoorde inkoop van delfstoffen die
worden gewonnen in door conflicten getroffen gebieden en risicogebieden
(gebieden waar oorlog woedt of heeft gewoed, of die kwetsbaar zijn voor
politieke instabiliteit of maatschappelijke onrust). Aan de hand van de
resultaten van de raadpleging van de belanghebbende partijen zal de Commissie
besluiten of lopende zorgvuldigheidsinitiatieven inzake de verantwoorde inkoop
van delfstoffen op redelijke en doeltreffende manier moeten worden aangevuld
en/of gesteund. Bij EU-maatregelen op dit gebied moet ook rekening worden
gehouden met de administratieve lasten voor de sector om te voorkomen dat
bedrijven zich uit deze landen terugtrekken. 7. Bevordering van een duurzame
bevoorrading in de EU (pijler 2) 7.1. De uitwisseling van beste
praktijken bevorderen De rol van de Commissie bestaat erin de
uitwisseling van beste praktijken mogelijk te maken, aangezien veel gebieden
die verband houden met de winningsindustrieën onder de bevoegdheid van de
lidstaten vallen. In haar mededeling van 2011 stelde de
Commissie dat de volgende praktijken van groot belang zijn voor het bevorderen
van investeringen in de winningsindustrieën: –
de vaststelling van een nationaal beleid inzake
mineralen dat een rendabele exploitatie van de minerale hulpbronnen garandeert,
dat is afgestemd op andere nationale beleidslijnen, dat is gebaseerd op de
beginselen van duurzame ontwikkeling en dat een verbintenis bevat inzake de
terbeschikkingstelling van een adequaat juridisch raamwerk en een adequaat
informatiekader; –
de vaststelling van een ruimtelijkeordeningsbeleid
voor mineralen dat de volgende elementen omvat: een digitale geologische
kennisbank, een transparante methode voor het identificeren van minerale
hulpbronnen, langetermijnramingen voor de regionale en de lokale vraag, en de
opsporing en bescherming - onder meer tegen natuurrampen - van minerale
hulpbronnen (waarbij rekening wordt gehouden met andere vormen van
grondgebruik); –
de invoering van een proces voor de verlening van
vergunningen voor de exploratie en winning van mineralen dat helder en
begrijpelijk is, dat voor zekerheid zorgt en dat bijdraagt tot de stroomlijning
van het administratieve proces (via, onder meer, de invoering van termijnen,
parallelle vergunningsaanvragen en een éénloketprocedure). Na de presentatie van het
grondstoffeninitiatief van de Commissie in 2008 hebben steeds meer lidstaten
(zoals Frankrijk, Duitsland, Finland, Griekenland, Nederland en recentelijk
Portugal) nationale strategieën ontwikkeld, die kunnen worden beschouwd als een
aanvulling op de grondstoffenstrategie van de EU. In 2010 kwam de Commissie met aanbevelingen
ten aanzien van de winning van delfstoffen en de bescherming van kwetsbare
ecosystemen: de richtsnoeren niet-energetische mijnbouw en Natura 2000[12]. Met het
oog op het toezicht op de in het kader van de richtsnoeren voor niet-energetische
mijnbouw en Natura 2000 geboekte vooruitgang, zijn passende indicatoren
toegevoegd aan de voorgestelde basisindicatoren. In 2009 werd de werkgroep inzake de
uitwisseling van beste praktijken op het gebied van ruimtelijke ordening,
vergunningverlening en de uitwisseling van geologische kennis opgericht om
verbetering van het huidige kader voor de activiteiten van de
winningsindustrieën te stimuleren. In 2010 presenteerde de werkgroep een
verslag over de uitwisseling van beste praktijken op het gebied van
delfstoffenbeleid, ruimtelijke ordening, vergunningverlening en de uitwisseling
van geologische informatie. De Commissie stelde voor om volledig conform
het subsidiariteitsbeginsel samen met de lidstaten na te gaan of het haalbaar
is een mechanisme op te zetten waarmee toezicht kan worden uitgeoefend op de
acties van de lidstaten op het hierboven bedoelde gebied, en of, onder meer,
indicatoren kunnen worden ontwikkeld. De Commissie stelde de volgende indicatoren
voor: –
indicatoren voor het nationale delfstoffenbeleid
(voor het wettelijk kader respectievelijk het informatiekader); –
indicatoren voor ruimtelijke ordening; –
indicatoren voor goedkeuring en vergunningen, met
inachtneming van de richtsnoeren voor niet-energetische mijnbouw en Natura 2000. Deze indicatoren moeten de Commissie en de
lidstaten in staat stellen de bestaande situatie te beoordelen en gebieden in
kaart te brengen waar op vrijwillige basis verbeteringen kunnen worden
doorgevoerd. Op basis van de reacties van de lidstaten op de voorgestelde
indicatoren zal de Commissie een aantal indicatoren voorstellen die een
regelmatig toezicht mogelijk moeten maken. De vragenlijsten en de indicatoren
zijn naar de lidstaten gestuurd en de voorlopige resultaten zijn besproken
tijdens de bijeenkomst van de werkgroep Grondstoffenvoorziening in november
2012. De meeste lidstaten hebben inmiddels gereageerd, net als andere landen,
regio's en de industrie. Momenteel worden de antwoorden geanalyseerd en
geëvalueerd. De resultaten worden medio 2013 bekendgemaakt en zullen als
basismateriaal dienen voor het Europees innovatiepartnerschap. 7.2. Versterking van de
EU-kennisbasis De Commissie stelde voor om samen met de
lidstaten na te gaan of er ruimte bestaat voor meer synergieën tussen nationale
geologische onderzoeken; zo ja, dan opent dat de deur naar schaalvoordelen,
kostenvermindering en meer mogelijkheden om aan gezamenlijke projecten deel te
nemen (zoals een geharmoniseerde databank voor mineralen en een Europees
Grondstoffenjaarboek). Op middellange termijn moeten synergieën bijdragen tot
een beter gecoördineerde Europese kennisbank voor grondstoffen, met name
rekening houdend met het officiële stappenplan en de voortgang bij de
tenuitvoerlegging van de Europese Ruimtelijke Data Infrastructuur (zoals
vastgesteld in Richtlijn 2007/2/EG – INSPIRE) door alle lidstaten alsmede de
mogelijkheden die het Copernicus-programma zal bieden. De Commissie heeft opdracht gegeven tot
diverse studies en onderzoeksprojecten en doet hiermee haar toezeggingen om de
voor een doeltreffende grondstoffenstrategie noodzakelijke kennisbank te
verbeteren, gestand. 7.2.1. De beschikbaarheid van
gegevens over hulpbronnen en voorraden Aangezien gegevens over minerale hulpbronnen
onder de INSPIRE-richtlijn vallen, moeten de toegang tot, de beschikbaarheid
van en de vergelijkbaarheid van gegevens/informatie over delfstoffenvoorraden,
hulpbronnen en reserves in de lidstaten tegen 2020 worden verbeterd. Omdat Eurostat niet beschikt over gegevens
over hulpbronnen en voorraden van primaire grondstoffen en deze gegevens
rechtstreeks door de nationale geologische diensten van de lidstaten moeten
worden verzameld, is de Commissie begonnen met een studie naar gestructureerde
statistische informatie over de kwaliteit en de hoeveelheid van de
grondstoffenvoorraden in de EU. De studie heeft tot doel eventuele lacunes in
kaart te brengen en aan te geven welke maatregelen moeten worden getroffen om
tot een overeenkomst te komen tussen de nationale autoriteiten teneinde ervoor
te zorgen dat de gegevens interoperabel, coherent en consistent zijn. Ter
versterking van het concurrentievermogen van de winningsindustrieën in de EU
zal worden gestreefd naar synergieën tussen de resultaten van de studie en met
de voordelen van de relevante delen van de INSPIRE-richtlijn teneinde de
beschikbaarheid van informatie over belangrijke grondstoffen voor beleidsmakers
en besluitvormers op het niveau van de lidstaten en de EU te verbeteren. De
studie zal tevens gegevens opleveren die zullen worden gepubliceerd in het
kader van het datacentrum voor natuurlijke hulpbronnen, dat wordt beheerd door
Eurostat. 7.2.2. Innovatieve technologieën en
mogelijke proefinstallaties Een van de doelstellingen op de middellange
termijn (2014-2020) van de EIP-mededeling is de ontwikkeling van ten hoogste
tien innovatieve proefinstallaties voor de winning en verwerking van
grondstoffen, productontwerp en recycling. De studie "Grondstoffen:
onderzoek naar innovatieve technologieën en mogelijke pilotinstallaties"
(RAMINTECH) heeft tot doel mogelijke relevante proefinstallaties in de EU in
kaart te brengen die de duurzaamheid en de toevoer van grondstoffen in de hele
waardeketen aanzienlijk kunnen verbeteren, en de lacunes te analyseren op
gebieden waar de EU haar capaciteiten moet versterken. Hiertoe zal een longlist worden samengesteld
aan de hand van gegevens die worden verzameld via belanghebbende partijen uit
alle relevante domeinen. Bij dit project zal rekening worden gehouden met de
mogelijke ontwikkelingen op het gebied van fundamenteel onderzoek, die naar
alle waarschijnlijkheid tegen 2015 het voorhaalbaarheidsstadium zullen
bereiken. Er zal een prognose van toekomstige oplossingen (met een tijdspad tot
2030) worden opgesteld. In het kader van het project zullen een aantal
criteria, indicatoren en methoden worden uitgewerkt met behulp waarvan een
matrixanalyse kan worden uitgevoerd van de in de longlist opgenomen
voorgestelde proefinstallaties en een eerlijke en transparante
selectieprocedure kan worden gegarandeerd. Deze criteria omvatten methoden
waarmee de impact van proefmaatregelen op de toegang, de acceptatie, de
duurzaamheid en de veiligheid kan worden geraamd en vormen de basis voor de
vragenlijst die via het web onder de belanghebbende partijen wordt verspreid en
waarin zij innovatieve technologieën en proefinstallaties kunnen voorstellen. Van (ca.) tien geselecteerde proefprojecten
wordt een grondige analyse gemaakt, met voorbeelden ter illustratie. De
analyses zullen voor elk van de hoofdgebieden ten minste drie technologieën
omvatten die nader moeten worden onderzocht in het kader van een casestudie
(analyse van de stappen die noodzakelijk zijn om de resultaten van de
geselecteerde proeffabriek te commercialiseren en de voordelen hiervan voor de
samenleving te benutten (met inbegrip van voordelen voor het mkb)). 7.2.3. Een Europees
competentienetwerk voor zeldzame aardelementen Zeldzame aardelementen zijn van vitaal belang
voor de economie van de EU en zijn onmisbaar voor de ontwikkeling en productie
van moderne hoogtechnologische en milieuvriendelijke goederen als elektrische
auto's, fotovoltaïsche elementen en energiezuinige gloeilampen. Aangezien de
wereldwijde vraag naar zeldzame aardmetalen toeneemt en de mogelijkheden van
substitutie en recycling beperkt zijn, ziet Europa zich bij het zeker stellen
van de toevoer ervan gesteld voor meerdere uitdagingen. Met ingang van 2013
worden met het oog op de samenstelling van officiële statistieken
invoergegevens verzameld over de voor de opwekking van windenergie (magneten
voor de windturbines) meest cruciale grondstoffen, neodymium and dysprosium.
Hiertoe worden nieuwe statistische codes in het douanetarief gebruikt. Op verzoek van het Europees Parlement is de
Commissie gestart met het aantrekken van professionele ondersteuning voor het
opzetten van het Europees competentienetwerk voor zeldzame aardelementen
(ERECON), een netwerk waarin deskundigen van Europese universiteiten en
onderzoeksinstellingen, beleidsmakers, denktanks, de industrie en deskundigen
van buiten de EU samenkomen om beste praktijken inzake zeldzame aardmetalen uit
te wisselen, de kennis van de speciale eigenschappen van zeldzame aardmetalen
te vergroten, aanbevelingen voor onderzoek te doen en duurzame mijnbouw,
recycleerbaarheid en substitutie van zeldzame aardmetalen te bevorderen. ERECON heeft als hoofddoel een kader te
scheppen dat de deelnemers in staat stelt om met hun kennis en expertise een
effectieve bijdrage te leveren aan discussies over zeldzame aardmetalen op de
hierboven aangegeven terreinen. ERECON dient niet alleen te zorgen voor een
grondige kennis van de recycling en substitutie van zeldzame aardmetalen, maar
ook aandacht te besteden aan aspecten van hun waardeketen, met inbegrip van de
exploratie, winning, verwerking en raffinage, die relevant zijn voor de
duurzame bevoorrading van de EU. Naar verwachting zal het ERECON-project een
grootschalige open discussie tussen deskundigen bevorderen door de
totstandbrenging van geschikte organisatiestructuren en ontmoetingsgelegenheden
en zo zorgen voor een topnetwerk, synergieën en interdisciplinaire uitwisseling
ten behoeve van de verbetering van de kennis over het meest efficiënte gebruik
van zeldzame aardmetalen en de winning en raffinage ervan. In de eerste helft van 2013 zal de Commissie
in het kader van het ERECON-project een topnetwerk en een interdisciplinaire
alliantie tot stand brengen. Het netwerk zal zo'n twee jaar actief zijn en vier
werkgroepen van deskundigen in staat stellen tijdens verschillende workshops de
winning van zeldzame aardmetalen en het belang ervan voor processen en
belangrijke toepassingen te bespreken. 7.2.4. Onderzoeksprojecten Onderzoek en ontwikkeling op het gebied van
grondstoffen wordt met bijna 200 miljoen EUR gesteund door de programma's voor
industrietechnologie, milieu en sociaaleconomische wetenschappen en
geesteswetenschappen van het zevende kaderprogramma van de EU. Inmiddels wordt
aan lopende projecten meer dan 60 miljoen EUR besteed. Het onderzoeksproject ProMine heeft gezorgd
voor een verbetering van de geologische kennisbasis en aanvullende informatie
opgeleverd over het Europese potentieel op het gebied van primaire
grondstoffen. Het onderzoeksproject EuroGeoSource levert
geharmoniseerde ruimtelijke geologische en geografische gegevenssets op.
Hierbij wordt ten volle gebruikgemaakt (tijdens tests) van de juridisch
bindende conceptgegevensspecificaties van INSPIRE voor minerale rijkdommen en
energiebronnen alsmede de gedistribueerde webinfrastructuur van INSPIRE. Beide initiatieven verschaffen informatie die
van belang is voor de ruimtelijke ordening en de strategische planning voor
langetermijnbeslissingen (bijvoorbeeld over investeringen in de mijnbouw en de
inspanningen die nodig zijn in verband met de vergunningsprocedures) en zijn
afhankelijk van de kwaliteit en de beschikbaarheid van gegevens. Op het gebied van de winning, de ontginning en
de hantering van grondstoffen worden momenteel de projecten ProMine en I2MINE
uitgevoerd. Het project EURARE behelst de exploratie en exploitatie van
zeldzame aardmetalen en momenteel wordt onderhandeld over een cluster van
projecten in verband met de recycling van zeldzame aardmetalen voor
hoogtechnologische afvalstromen (de projecten RECLAIM, REMANENCE,
RECYVAL-NANO). Bij de grondstoffenprojecten ligt de nadruk
met name op de vermindering en substitutie van zeldzame aardmetalen (DRREAM,
ROMEO, NANOPYME en REFREEPERMAG) en metalen van de platinagroep (FREECATS en
NEXT-GEN-CAT). In 2013 gaan de volgende projecten van start:
“Mineral Extraction and Processing in Extreme Environments (Deep sea/ Arctic
Regions)” (Winning en verwerking van delfstoffen onder extreme omstandigheden
(diepzee/poolgebieden)) en “European Intelligence Network on the Supply of Raw
Materials” (Europees informatienetwerk voor de grondstoffenvoorziening). Momenteel wordt onderhandeld over drie
onderzoeksprojecten in het kader van de substitutie van kritieke grondstoffen,
waarbij bepaalde activiteiten met Japanse teams zullen worden gecoördineerd. Via het werkprogramma van haar
Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek voert de Commissie gerichte studies
uit ter ondersteuning van de ontwikkeling van de EU-grondstoffenstrategie.
Hierbij wordt met name gekeken naar de problematiek van de
voorzieningszekerheid in de bevoorradingsketen en opties op het gebied van levenscyclusbeheer,
met inbegrip van milieuvriendelijk ontwerp. In aansluiting hierop werd in 2012
een workshop over de methodologische aspecten van duurzaamheidsbeoordelingen
van bevoorradingsketens gehouden.[13]
Verder werd in 2011 een verslag openbaar gemaakt[14] waarin
de behoefte aan grondstoffen van de energiesector werd beoordeeld met het oog
op de uitvoering van het Europees strategisch plan voor energietechnologie. In
dit plan wordt aangegeven welke kritieke metallische elementen van essentieel
belang zijn voor de exploitatie van hernieuwbare energiebronnen. Het GCO zal in
de zomer van 2013 een vervolgstudie publiceren. De Commissie vereenvoudigt tevens de
interactie tussen de belanghebbende partijen middels vijf Europese
technologieplatforms: ETP-SMR (duurzame minerale bronnen), Manufuture
(productie), EuMaT (geavanceerde materialen), SusChem (duurzame chemie), FTP
(duurzame houtsector) en ECTP (bouw). Het grondstoffennetwerk in het kader van het
project ERA-MIN is in november 2011 van start gegaan en heeft tot doel de
betrokkenheid van de autoriteiten in de lidstaten en nationale belanghebbende
partijen te vergroten. CRM_InnoNet (een in het kader van het KP7 gefinancierde
coördinatieactie) is op 1 november 2012 gestart. Dit netwerk is een dynamisch,
open initiatief dat de dialoog en de uitwisseling van ideeën mogelijk moet
maken en synergieën op het gebied van de substitutie van kritieke grondstoffen
moet bevorderen. 7.3. Bevordering van onderzoek en
vaardigheden De Commissie onderkent de cruciale rol die onderzoek
en vaardigheden bij de aanpak van de uitdagingen inzake grondstoffen in Europa
spelen en heeft daarom toegezegd "de oprichting van sectorale
expertiseraden op Europees niveau te blijven steunen wanneer belanghebbende
partijen, zoals de sociale partners of de betrokken waarnemingsposten, een
initiatief nemen" en " onderzoek en ontwikkeling in de
grondstoffenwaardeketen (incl. extractie,verwerking en substitutie) te
bevorderen". Naar verwachting zal de
grondstoffenproblematiek in de context van Horizon 2020 als maatschappelijke
uitdaging worden beschouwd, waarvoor een eigen budget moet worden uitgetrokken. In het kader van het Europees Instituut voor
innovatie en technologie (EIT) heeft de Commissie grondstoffen opgenomen in de
toekomstige strategische innovatieagenda van het EIT voor 2014-2020 en
aangeduid als onderwerp van een van de toekomstige kennis- en
innovatiegemeenschappen (KIG), die in 2014 van start gaan. Samenwerking met economieën die een
belangrijke rol spelen bij de ontwikkeling van sleuteltechnologieën wordt
ondersteund uit hoofde van het Trans-Atlantische Partnerschap voor
innovatieactie met de VS. Voorts hebben er twee trilaterale workshops
plaatsgevonden, waaraan werd deelgenomen door de EU, de VS en Japan: een in
Washington in oktober 2011 en in Tokio in maart 2012, om mogelijke
gemeenschappelijke benaderingen van het onderzoek naar grondstoffen in kaart te
brengen, met speciale nadruk op substitutie. De derde trilaterale conferentie
tussen de EU, de VS en Japan vindt plaats op 29-30 mei 2013 in Brussel. Hierbij
zal aandacht worden besteed aan de ontwikkeling en toepassing van nieuwe
modellen voor efficiënt grondstoffenbeheer. De EIP-mededeling omvat doelstellingen op het
gebied van onderzoek en vaardigheden. 8. Het efficiënte gebruik van hulpbronnen
fors stimuleren en recycling bevorderen (pijler 3) 8.1. Een betere uitvoering en
handhaving van de bestaande afvalwetgeving van de EU ter bevordering van
recycling en hulpbronnenefficiëntie In haar mededeling van 2011 stelde de
Commissie voor om: –
de thematische strategie inzake afvalpreventie en
afvalrecycling te evalueren met als doel beste praktijken te ontwikkelen op het
gebied van de inzameling en de verwerking van essentiële afvalstromen, en met
name de stromen met een negatieve milieu-impact. Zo nodig zal de
beschikbaarheid van recyclingstatistieken worden verbeterd; –
steun te verlenen voor onderzoeks- en
proefmaatregelen inzake een efficiënt gebruik van hulpbronnen en economische
prikkels voor recycling- of statiegeldsystemen; –
een evaluatie achteraf van de bestaande
EU-wetgeving inzake afval uit te voeren waarbij onder meer wordt nagegaan waar
de wetgevingsbepalingen over de verschillende afvalstromen in het belang van de
coherentie op elkaar kunnen worden afgestemd. Het thema van de doeltreffendheid
van ontradende maatregelen en sancties naar aanleiding van inbreuken op de
afvalregelgeving van de EU, past eveneens in dit kader; –
het actieplan voor duurzame consumptie en productie
te herzien om na te gaan welke aanvullende initiatieven op dit gebied moeten
worden genomen; –
te analyseren of het haalbaar is
ecodesign-instrumenten te ontwikkelen i) om een efficiënter gebruik van
grondstoffen te bevorderen, ii) om de recyclebaarheid en duurzaamheid van
producten te waarborgen en iii) om het gebruik van secundaire grondstoffen in
producten te stimuleren, met name in het kader van de ecodesign-richtlijn[15]; en –
nieuwe initiatieven te ontwikkelen om het
concurrentievermogen van de recyclesector in de EU te verbeteren, met name door
nieuwe marktgerichte instrumenten voor het preferentiële gebruik van secundaire
grondstoffen in te voeren. De Commissie heeft tevens
duurzaamheidsvraagstukken – onder meer op het gebied van afvalstoffen –
opgenomen in het nieuwe geïntegreerde industriebeleid[16]. In 2012 lanceerde de Commissie een 'fitness
check' van vijf richtlijnen inzake afvalstromen en de bijbehorende
afvalbeheerdoelstellingen. De methodologie voor het ecologisch ontwerp
van energiegerelateerde producten (MEErP) wordt op dit moment herzien om
aspecten op het gebied van de hulpbronnenefficiëntie te verbeteren. De
ecodesign-richtlijn maakt het mogelijk productspecifieke eisen vast te stellen
voor die milieueffecten die aanzienlijk worden geacht. Ter ondersteuning van
deze analyse heeft het GCO van de Commissie onlangs methoden op basis van
meerdere criteria ontwikkeld en toegepast voor de beoordeling van de
hulpbronnenefficiëntie. Hierbij wordt de nadruk gelegd op de herbruikbaarheid,
de recycleerbaarheid, de mogelijke nuttige toepassing, de gerecycleerde inhoud,
het gebruik van prioritaire hulpbronnen en de duurzaamheid.[17] 8.2. Een striktere handhaving van
de afvaltransportverordening Het probleem van milieudumping van
afvalproducten doet zich tevens voor bij illegale afvaltransporten naar derde
landen. Tijdens een gecoördineerde inspectiecampagne in 2008-2011 in 22
Europese landen in het kader van het Europees Netwerk voor uitvoering en
handhaving van de milieuwetgeving (European Network for the Implementation and
Enforcement of Environmental Law, IMPEL) werd vastgesteld dat 19% van de
geïnspecteerde transporten in strijd was met de EU-afvaltransportverordening.
37% van deze transporten was illegaal[18].
Het ging hierbij om gerichte inspecties, dus dit aantal is niet
noodzakelijkerwijs representatief voor alle transporten. Om tekortkomingen in de handhaving van de
afvaltransportverordening te verbeteren stelde de Commissie in haar mededeling
van 2011 voor om: –
te zorgen voor nauwkeurige en haalbare
inspectienormen voor afval in de hele EU. Op die manier wordt de weg geëffend
voor aanvullende inspanningen om de controle van dergelijk transport door
douaneautoriteiten mogelijk te maken; –
te overwegen financiële middelen voor onderzoek
binnen het zevende kaderprogramma te gebruiken om technologieën voor de
detectie, identificatie, tracering en locatie van illegaal transport te
verbeteren; –
na te gaan of het haalbaar is om op basis van
milieuhygiënisch verantwoorde beheerscriteria een mondiale
certificeringsregeling voor recyclevoorzieningen toe te passen op de export van
afvalstromen; –
op basis van IMPEL samen met de lidstaten na te
gaan of het haalbaar is om op EU-niveau een formeel mechanisme voor de
handhaving van het acquis van de EU in te voeren. Hiertoe heeft de Commissie in 2011 de
belanghebbende partijen en het publiek geraadpleegd over mogelijke wettelijke
criteria en vereisten voor de inspectie van afvaltransporten. Momenteel
beoordeelt de Commissie de effecten van mogelijke nieuwe wetgevende en
niet-wetgevende maatregelen om illegale afvaltransporten tegen te gaan. In dit verband heeft de Commissie een studie
naar de haalbaarheid van de toepassing van een mondiale certificeringsregeling
uitgevoerd, die onlangs is afgerond. Afvalexporten worden geregeld door de
afvaltransportverordening, waarin is vastgesteld aan welke verplichtingen de
lidstaten en de afvalexporteurs zich moeten houden en welke
handhavingsmaatregelen zij moeten treffen om ervoor te zorgen dat afvalstoffen
milieuvriendelijk worden uitgevoerd, vervoerd en behandeld. Het ontbreekt
echter vooralsnog aan een mechanisme met behulp waarvan de autoriteiten en/of
exporteurs kunnen aantonen dat de met het oog op terugwinning uitgevoerde
afvalstoffen overeenkomstig de bepalingen van de afvaltransportverordening
zullen worden behandeld. Deze studie had derhalve tot doel een gedetailleerde
beschrijving te geven van de bestaande normen die in de EU, derde landen en
wereldwijd worden toegepast met betrekking tot installaties voor recycling van
afvalstoffen en/of vergelijkbare installaties, te evalueren wat voor maatregelen
noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat uit de EU naar derde landen
uitgevoerde afvalstoffen milieuvriendelijk worden behandeld en een reeks
mogelijkheden voor te stellen om aan te tonen en te verifiëren dat wordt
voldaan aan de voorschriften op het gebied van milieuhygiënisch verantwoord
beheer van afvalstoffen. Hierbij werden ook de voor- en nadelen in kaart
gebracht voor alle belanghebbende partijen en de autoriteiten die daar
rechtstreeks of onrechtstreeks mee te maken hebben. De Commissie zal nu in nauwe samenwerking met
de desbetreffende belanghebbende partijen beoordelen wat de beste aanpak is. In de context van de internationale
samenwerking met de VS in het kader van TEC was samenwerking inzake
afvaltransporten en recycling een van de vijf gebieden die voor samenwerking in
aanmerking kwamen. In oktober 2012 vond in Washington in het kader van de
Trans-Atlantische Ondernemersdialoog (Trans-Atlantic Business Dialogue,
TABD)/TEC een workshop met als titel "Best Practices in Management and Stewardship
of Used Electronics" (Beste praktijken voor het duurzaam beheer van
gebruikte elektronische apparatuur) plaats. De Commissie is voornemens een workshop te
organiseren getiteld "Best practices to stop illegal shipments of waste-a
role model exercise between three main harbours (Antwerp, Rotterdam,
Hamburg)" (Beste praktijken om illegale transporten een halt toe te roepen
- een modelexercitie tussen drie belangrijke havens (Antwerpen, Rotterdam,
Hamburg)). Met financiering voor onderzoek binnen het
zevende kaderprogramma ter verbetering van technologieën voor de detectie,
identificatie, tracering en locatie van illegale transporten is opdracht
gegeven tot een studie naar technische en niet-technische middelen voor het
detecteren en opsporen van illegale transporten. 9. Jaarlijks thematisch evenement en
coördinatie De Commissie heeft toegezegd dat zij in het
kader van een jaarlijks thematisch evenement geregeld een openbaar debat zal
aangaan om de bewustmaking op het gebied van de toekomstige uitdagingen te
bevorderen en een inventaris van de geboekte vooruitgang op te maken[19]. In 2011 was het jaarlijks thematisch evenement
gewijd aan aspecten van het ontwikkelingsbeleid op het gebied van het
grondstoffeninitiatief. De conferentie op hoog niveau tussen Afrika en de EU
inzake grondstoffen vond plaats op 26 januari 2012. Het jaarlijks thematisch evenement van 2013
zal gewijd zijn aan het Europees innovatiepartnerschap. [1] Critical Metals in Strategic Energy Technologies: Assessing
Rare Metals as Supply-Chain Bottlenecks in Low-Carbon Energy Technologies, R.L.
Moss, E. Tzimas, H. Kara, P. Willis en J. Kooroshy, Europese Commissie,
Gemeenschappelijk Centrum voor onderzoek, Instituut voor Energie en Vervoer,
2011. [2] Mededeling van de Commissie aan het
Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en Sociaal Comité en het
Comité van de Regio's: "Grondstoffen beschikbaar maken voor het
toekomstige welzijn van Europa. Voorstel voor een Europees
innovatiepartnerschap inzake grondstoffen", (COM(2012) 82 definitief). [3] Mededeling
van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch
en Sociaal Comité en het Comité van de Regio's: "Handel, groei en
ontwikkeling. Afstemming van het handels- en investeringsbeleid op de meest
behoeftige landen", COM(2012) 22 definitief. [4] "EU
Trade Policy for Raw Materials, Second Activity Report", Europese
Commissie, DG Handel, mei 2012. [5] “Critical
raw materials for the EU”, rapport van de ad-hocwerkgroep
Grondstoffenvoorziening inzake de definiëring van kritieke grondstoffen, juli
2010. [6] Transatlantic
Innovation Action Partnership Work Plan, Trans-Atlantische Economische Raad,
27 oktober 2009 [7] Africa
Mining Vision, Afrikaanse Unie, februari 2009. [8] In het
kader van het eerste Financieel Protocol van de Overeenkomst van Cotonou
(2003-2008) werd 566 miljoen EUR verstrekt aan de mijnbouwsector, wat neerkomt
op 15% van het aanvangskapitaal van de ACS-investeringsfaciliteit en de eigen
middelen van de EIB. [9] In
juli 2010 keurden de VS een informatieverplichting (paragraaf 1504 van de
Amerikaanse Dodd-Frank Act) goed die alle winningsbedrijven (olie, aardgas of
delfstoffen) met beursnotering in de VS ertoe verplicht betalingen aan
overheden (bijvoorbeeld royalty's, vergoedingen, productierechten, bonussen en
andere materiële voordelen) per land en per project openbaar te maken. Met het
oog op de handhaving van deze wetgeving heeft de US Securities Exchange
Commission (SEC) op 22 augustus 2012 definitieve uitvoeringsbepalingen goedgekeurd.
[10] Het
EITI, met zijn nadruk op de transparantie van betalingen
(vennootschapsbelastingen, royalty's, enzovoort) door multinationale
ondernemingen aan hun ontvangstlanden, draagt in hoge mate bij aan de
bevordering van de ontwikkelingsagenda. Het verschaft de parlementen en het
maatschappelijk middenveld in landen met veel natuurlijke hulpbronnen de
middelen om te onderzoeken of hun landen de hun verschuldigde betalingen
daadwerkelijk ontvangen. Momenteel
wordt getracht de verslagleggingseisen in het kader van het EITI te versterken
ter verbetering van het bestuur in landen die zich bij het EITI wensen aan te
sluiten of aan de EITI-regels voldoen. Hiertoe wordt onder meer in kaart
gebracht hoe de inkomsten uit de winningsindustrie worden verdeeld (binnen en
buiten de begroting), worden regionale overdrachten bekendgemaakt, wordt de
transparantie van contracten versterkt (toegankelijkheid voor het publiek) en
wordt verslaglegging op projectbasis ingevoerd. Wijziging
van de voorschriften zorgt ervoor dat de rol van het EITI als belangrijk
instrument voor de verwezenlijking van de doelstellingen van het
ontwikkelingsbeleid van de EU wordt versterkt doordat de transparantie en de
binnenlandse verantwoordingsplicht worden vergroot. Het EITI draagt op die manier
bij tot een versterking van het openbaar bestuur en de corporate governance in
ontwikkelingslanden met veel natuurlijke hulpbronnen. [11] Ten
aanzien van een van deze landen met verhoogd risico – de Democratische
Republiek Congo – is de OESO van oordeel dat de handel in bepaalde delfstoffen,
namelijk tantaal, wolfraam, tin en goud, kan leiden tot een verergering van het
regionale conflict in bepaalde regio's in het oosten van Congo. [12] EC
Guidance on undertaking new non-energy extractive activities in accordance with
Natura 2000 requirements, Europese Commissie, juli 2010. [13] http://lct.jrc.ec.europa.eu/assessment/ResourceSecurity-SecuritySupply. [14] http://ec.europa.eu/dgs/jrc/index.cfm?id=1410&obj_id=14150&dt_code=NWS&lang=en [15] Richtlijn 2009/125/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende
de totstandbrenging van een kader voor het vaststellen van eisen inzake
ecologisch ontwerp voor energiegerelateerde producten. [16] Mededeling
van de Commissie aan het Europees Parlement, de Raad, het Europees Economisch en
sociaal comité en het Comité van de regio’s, "Een sterkere Europese
industrie om bij te dragen tot groei en economisch
herstel, Actualisering van de mededeling over het industriebeleid",
COM(2012) 582 definitief. [17] Refined
methods and Guidance documents for the calculation of indices concerning Reusability/Recyclability/Recoverability,
Recycled content, Use of Priority Resources, Use of Hazardous substances,
Durability, Ardente F., Mathieux, F., Europese Commissie, Gemeenschappelijk
Centrum voor onderzoek, Instituut voor milieu en duurzaamheid, 2012,
(http://lct.jrc.ec.europa.eu/pdf-directory/Report%203%20-%20Refined%20methods%20and%20guidance%20documents-final.pdf).
[18] EEA-verslag,
"Movements of waste across the EU's internal and external borders",
nr. 7/2012. [19] De
Commissie heeft een dienstenoverkoepelende taskforce voor grondstoffen opgezet
om de verdere tenuitvoerlegging van de EU-grondstoffenstrategie in goede banen
te leiden. Zij komt hiermee tegemoet aan een verzoek dienaangaande in de
resolutie van het Europees Parlement van 13 oktober 2011. De eerste bijeenkomst
van de taskforce vond plaats op 26 april 2012.