EUR-Lex Access to European Union law
This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012PC0085
Proposal for a DIRECTIVE OF THE EUROPEAN PARLIAMENT AND OF THE COUNCIL on the freezing and confiscation of proceeds of crime in the European Union
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de bevriezing en confiscatie van opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de bevriezing en confiscatie van opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie
/* COM/2012/085 final - 2012/0036 (COD) */
Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD betreffende de bevriezing en confiscatie van opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie /* COM/2012/085 final - 2012/0036 (COD) */
TOELICHTING
1.
ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL
1.1.
Algemene context
Dit voorstel voor
een richtlijn heeft tot doel de autoriteiten van de lidstaten beter in staat te
stellen de winsten die criminelen halen uit grensoverschrijdende, ernstige en
georganiseerde criminaliteit te confisqueren en te ontnemen. Het doel is de
financiële prikkel voor criminaliteit weg te nemen, de legale economie te
beschermen tegen criminele infiltratie en corruptie, en criminele winsten terug
te laten vloeien naar overheidsinstanties die diensten verlenen aan burgers. Er
wordt ook rekening gehouden met de huidige economische context, waarin
criminelen nieuwe mogelijkheden krijgen door de financiële crisis en de
vertraging van de economische groei, de economie en het financiële systeem kwetsbaarder
zijn geworden, en de overheidsinstanties worden geconfronteerd met de uitdaging
om de groeiende vraag naar sociale diensten en voorzieningen te financieren. Georganiseerde
criminele groepen zijn illegale ondernemingen die tot doel hebben winst te
genereren. Zij ontplooien tal van grensoverschrijdende criminele activiteiten –
zoals drugshandel, mensenhandel, illegale wapenhandel en corruptie – die
uitermate grote winsten opleveren. Volgens ramingen van
de Verenigde Naties bedroegen de totale criminele opbrengsten in 2009
wereldwijd ongeveer 2 100 miljard USD of 3,6% van het wereldwijde bbp
in dat jaar[1].
Er zijn geen betrouwbare ramingen van de omvang van de criminele winsten in de
Europese Unie[2],
maar geraamd wordt dat in Italië in 2011 een bedrag van 150 miljard EUR
aan opbrengsten uit de georganiseerde criminaliteit is witgewassen. In
het Verenigd Koninkrijk werden de inkomsten uit georganiseerde criminaliteit in
2006 geraamd op 15 miljard GBP. De winsten uit
deze activiteiten worden witgewassen en geherinvesteerd in legale activiteiten.
Criminele vermogensbestanddelen worden steeds meer verborgen en geherinvesteerd
in andere lidstaten dan de lidstaat waar het misdrijf is gepleegd[3]. Daardoor hebben wij minder
mogelijkheden om grensoverschrijdende, ernstige en georganiseerde criminaliteit
in de gehele Unie te bestrijden en wordt de werking van de interne markt
belemmerd omdat de mededinging met legale ondernemingen wordt vervalst en het
vertrouwen in het financiële stelsel wordt ondermijnd[4]. Tot slot heeft de ernstige en
georganiseerde criminaliteit ook tot gevolg dat de nationale regeringen en de
Europese Unie belastinginkomsten mislopen. Alle lidstaten moeten bijgevolg beschikken
over een doeltreffend systeem om criminele vermogensbestanddelen te bevriezen,
te beheren en te confisqueren, dat wordt geschraagd door de nodige
institutionele structuur en financiële en personele middelen. Doch hoewel confiscatie op Europees en nationaal
niveau wettelijk is geregeld, is confiscatie van criminele vermogensbestanddelen
nog steeds onvoldoende ontwikkeld en wordt zij nog steeds te weinig toegepast.
Het totale bedrag uit criminele activiteiten dat in de EU wordt ontnomen,
blijft beperkt in vergelijking met de geraamde inkomsten van georganiseerde
criminele groepen[5].
In 2009 bedroeg de waarde van de in Frankrijk geconfisqueerde
vermogensbestanddelen bijvoorbeeld 185 miljoen EUR, in het Verenigd Koninkrijk 154 miljoen
GBP, in Nederland 50 miljoen EUR en in Duitsland 281 miljoen EUR. Confiscatie van
criminele vermogensbestanddelen is een doeltreffend instrument voor de
bestrijding van de georganiseerde en ernstige criminaliteit, en is op EU–niveau
een strategische prioriteit. In het programma van Stockholm van 2009[6] wordt de lidstaten en de
Commissie verzocht om het confisqueren van criminele vermogensbestanddelen
efficiënter te regelen en om de samenwerking tussen de bureaus voor de
ontneming van vermogensbestanddelen te intensiveren. In de conclusies
van de Raad Justitie en Binnenlandse Zaken van juni 2010 over confiscatie en
ontneming van vermogensbestanddelen[7]
wordt aangedrongen op meer coördinatie tussen de lidstaten teneinde criminele
vermogensbestanddelen doeltreffender en op ruimere schaal te kunnen
confisqueren. De Commissie wordt met name verzocht om te overwegen het
rechtskader te versterken teneinde confiscatie bij derden doeltreffender te
maken en ruimere confiscatiemogelijkheden te bieden. Beklemtoond wordt dat alle
fasen van de procedure inzake confiscatie en ontneming van
vermogensbestanddelen belangrijk zijn en aanbevolen wordt maatregelen te nemen
om de waarde van vermogensbestanddelen tijdens die procedure intact te houden. In de mededeling
van de Commissie "De EU-interneveiligheidsstrategie in actie"[8] wordt aangegeven dat de
Commissie wetgeving zal voorstellen ter versterking van het EU-rechtskader
inzake confiscatie, met name om confiscatie bij derden te vergemakkelijken[9], ruimere
confiscatiemogelijkheden te bieden en de wederzijdse erkenning van beslissingen
tot confiscatie zonder veroordeling[10]
tussen de lidstaten te vereenvoudigen. In oktober 2011
heeft het Europees Parlement een initiatiefverslag aangenomen over
georganiseerde criminaliteit, waarin de Commissie werd verzocht om zo spoedig
mogelijk nieuwe wetgeving inzake confiscatie voor te stellen, met name regels
voor effectieve gebruikmaking van instrumenten als ruimere confiscatie en
confiscatie zonder veroordeling, regels die confiscatie van aan derden
overgedragen vermogensbestanddelen mogelijk maken, en regels betreffende de
verlichting van de bewijslast na veroordeling van een persoon wegens een
ernstig delict wat betreft de herkomst van de vermogensbestanddelen van de
dader[11]. In haar mededeling
van 2008 over de opbrengsten van criminaliteit[12],
schoof de Commissie tien strategische prioriteiten voor toekomstige
werkzaamheden naar voor en wees zij op tekortkomingen in het EU–rechtskader
(ontoereikende tenuitvoerlegging, een aantal onduidelijke bepalingen, gebrek
aan samenhang tussen bestaande bepalingen). In dit verband
stelt de Commissie een richtlijn voor tot vaststelling van minimumvoorschriften
voor de lidstaten met betrekking tot de bevriezing en confiscatie van criminele
vermogensbestanddelen via directe confiscatie, waardeconfiscatie, ruimere
confiscatie, confiscatie zonder veroordeling (in een beperkt aantal gevallen),
en confiscatie bij derden. De aanneming van deze minimumvoorschriften zal
leiden tot een verdere harmonisatie van de regelingen van de lidstaten inzake
bevriezing en confiscatie, en zal dus het wederzijdse vertrouwen en de doeltreffende
grensoverschrijdende samenwerking versterken. Bovendien zal de
Commissie ook in de toekomst nagaan hoe de wederzijdse erkenning van
beslissingen tot bevriezing en confiscatie kan worden versterkt, met volledige
eerbiediging van de grondrechten. Mettertijd moeten alle door een lidstaat
gegeven beslissingen tot confiscatie en bevriezing daadwerkelijk kunnen worden
ten uitvoer gelegd op vermogensbestanddelen die zich in een andere lidstaat
bevinden. Daartoe zal de Commissie de lidstaten blijven aansporen om de
bestaande EU‑rechtsinstrumenten inzake wederzijdse erkenning uit te
voeren. Dit voorstel brengt voor de EU–begroting geen
kosten mee. Het voorstel heeft geen betrekking op de begrotingstoewijzing van
de opbrengsten van confiscatie.
1.2.
Bestaande EU-bepalingen op het door het voorstel
bestreken gebied
Het huidige EU–rechtskader inzake de
bevriezing en confiscatie van opbrengsten uit criminaliteit bestaat uit vier
kaderbesluiten van de Raad en een besluit van de Raad: ·
Kaderbesluit 2001/500/JBZ[13], dat de lidstaten de
verplichting oplegt confiscatie mogelijk te maken, waardeconfiscatie toe te
staan[14]
wanneer de directe opbrengsten van misdrijven niet in beslag kunnen worden
genomen, en ervoor te zorgen dat verzoeken van andere lidstaten met dezelfde prioriteit
worden behandeld als binnenlandse verzoeken; ·
Kaderbesluit 2005/212/JBZ[15] behelst de harmonisatie van de
wetgeving betreffende confiscatie. Gewone confiscatie, waaronder
waardeconfiscatie, moet beschikbaar zijn voor alle misdrijven die worden bestraft
met een gevangenisstraf van een jaar. Ruimere confiscatie[16] moet beschikbaar zijn voor een
aantal ernstige delicten, wanneer die worden "gepleegd in het kader van
een criminele organisatie"; ·
Kaderbesluit 2003/577/JBZ[17], dat voorziet in de
wederzijdse erkenning van beslissingen tot bevriezing; ·
Kaderbesluit 2006/783/JBZ[18], dat voorziet in de
wederzijdse erkenning van beslissingen tot confiscatie, en ·
Besluit 2007/845/JBZ[19] van de Raad betreffende de
uitwisseling van informatie en samenwerking tussen de nationale bureaus voor de
ontneming van vermogensbestanddelen, dat de lidstaten de verplichting oplegt
nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen op te richten of
aan te wijzen als centrale nationale contactpunten, die door een nauwere samenwerking
een snelle opsporing van criminele vermogensbestanddelen in de hele EU
vergemakkelijken. Deze instrumenten zijn hoofdzakelijk
ontwikkeld om de ernstige en georganiseerde criminaliteit te bestrijden.
Afgezien van de bepalingen betreffende ruimere confiscatie, is het huidige
EU-rechtskader inzake materieel strafrecht echter van toepassing op de
confiscatie van de opbrengsten van elk strafbaar feit dat wordt bestraft met
een vrijheidsstraf van meer dan één jaar.
1.3.
Samenhang met andere beleidsgebieden
In het
werkprogramma van de Commissie voor 2011 wordt verwezen naar dit voorstel als
een strategisch initiatief, dat deel uitmaakt van een breder politiek
initiatief ter bescherming van de legale economie tegen criminele infiltratie.
Dat initiatief omvat maatregelen ter bestrijding van corruptie in de EU[20] en een mededeling over een
EU–fraudebestrijdingsstrategie[21],
aangenomen in juni 2011. Door de legale economie te beschermen, zal
dit voorstel de groei en werkgelegenheid in Europa en de duurzame groei helpen stimuleren,
conform de Europa 2020-strategie[22].
In het in
juni 2011 door de Commissie aangenomen corruptiebestrijdingspakket werd
een strikter beleid tegen corruptie gepresenteerd op een groot aantal interne
en externe beleidsgebieden van de EU en werden nieuwe rapportagemechanismen
ingesteld om vanaf 2013 de inspanningen van de lidstaten ter bestrijding van
corruptie regelmatig te evalueren. In de mededeling over de bestrijding van
corruptie in de EU werd de lidstaten verzocht alle nodige stappen te zetten ter
verzekering van effectieve opsporing, vervolging en duurzame prestaties op het
gebied van afschrikwekkende sancties en ontneming van crimineel verkregen
vermogen in corruptiezaken. Ook werd beklemtoond dat er behoefte is aan een
herzien rechtskader van de EU met betrekking tot confiscatie en ontneming van
vermogensbestanddelen om ervoor te zorgen dat de rechtbanken in de lidstaten op
effectieve wijze crimineel verkregen of met criminaliteit samenhangende
vermogensbestanddelen kunnen confisqueren en de tegenwaarden daarvan, ook in
corruptiezaken, geheel kunnen ontnemen. In ditzelfde kader
van de bescherming van de legale economie, lanceerde de Commissie in 2011
verschillende initiatieven om het geld van de belastingbetaler op EU–niveau
beter te beschermen tegen fraude en corruptie. Het gaat onder meer om een
voorstel van de Commissie tot wijziging van het rechtskader van OLAF[23], een mededeling over de
bescherming van de financiële belangen van de Europese Unie, via het strafrecht
en door administratieve onderzoeken[24],
en een mededeling over de fraudebestrijdingsstrategie van de Commissie. De
fraudebestrijdingsstrategie wordt uitgevoerd in nauwe coördinatie met de
werkzaamheden in het kader van het verslag inzake corruptiebestrijding. Bij de
laatstbedoelde werkzaamheden ligt de nadruk op de uitvoering van het
corruptiebestrijdingsbeleid in de lidstaten, terwijl de
fraudebestrijdingsstrategie gericht is op maatregelen ter preventie en
bestrijding van fraude en corruptie, met name met betrekking tot EU–middelen. Dit voorstel is in
overeenstemming met de antiwitwaswetgeving van de EU, meer bepaald de derde
richtlijn inzake het witwassen van geld[25]
en de verwante initiatieven die de Commissie, de andere EU–instellingen en de
lidstaten op dat gebied hebben genomen.
2.
Resultaten van de raadpleging van belanghebbende partijen en de
effectbeoordeling
2.1.
Raadpleging van belanghebbende partijen
Het voorstel is opgesteld met inachtneming van
de beginselen inzake betere regelgeving van de Commissie. Bij het opstellen van
dit voorstel en van de effectbeoordeling is voldaan aan de minimumnormen voor
raadpleging van de belanghebbende partijen. Er is op ruime schaal overleg gepleegd met
deskundigen in het kader van de plenaire vergadering van het Camden Asset
Recovery Inter–Agency Network (september 2010)[26] en acht vergaderingen van het EU
informal Asset Recovery Offices' Platform (tussen 2009 en 2011). Er is geen
openbare internetraadpleging gehouden, aangezien confiscatie een
gespecialiseerd onderwerp is en er op dat gebied weinig expertise is. Er zijn
contacten gelegd met het maatschappelijk middenveld, met name met organisaties
die zich inzetten voor de rechtsstaat, de strijd tegen de georganiseerde
criminaliteit en de bescherming van slachtoffers van misdrijven[27]. Kwesties in verband
met de confiscatie van criminele vermogensbestanddelen zijn ook uitvoerig
besproken tussen deskundigen. Er worden steeds meer bijeenkomsten gehouden
tussen beroepsbeoefenaren die op internationaal niveau actief zijn en
strategische seminars over de confiscatie en ontneming van
vermogensbestanddelen[28].
Volgens beroepsbeoefenaren zijn de meeste bepalingen van dit voorstel gebaseerd
op de beproefde methoden die tussen 2005 en 2010 zijn vastgelegd in de
aanbevelingen van het Camden Asset Recovery Inter-Agency Network. De
bepalingen zijn ook in overeenstemming met de aanbevelingen over confiscatie
van de Financial Action Task Force (FATF) van de OESO[29]. Het standpunt van
de lidstaten over deze kwesties is opgenomen in de bovengenoemde conclusies van
de JBZ–Raad van 2010. Hoewel er brede overeenstemming bestaat over de aanpak
van de meeste kwesties, hadden enkele lidstaten bedenkingen bij confiscatie
zonder veroordeling. Omgekeerd waren de lidstaten het erover eens dat er voor
andere kwesties (bv. confiscatie bij derden, beheer van vermogensbestanddelen)
een strengere EU–aanpak is vereist. In verdediging van
verdachten gespecialiseerde advocaten hadden vanuit het oogpunt van de
grondrechten bedenkingen bij ruimere confiscatie, confiscatie zonder
veroordeling en confiscatie bij derden (mogelijke beperking van het recht op
eigendom en van het recht op een onpartijdig gerecht). Zoals hieronder wordt
uiteengezet, wordt in het voorstel tegemoet gekomen aan deze bezwaren.
2.2.
Effectbeoordeling
In het kader van haar beleid inzake betere
regelgeving heeft de Commissie een effectbeoordeling van beleidsopties
uitgevoerd op basis van een externe studie, die in maart 2011 werd voltooid[30]. De externe studie is gebaseerd op een brede
raadpleging van beroepsbeoefenaren en deskundigen, waaronder gesprekken met een
aantal nationale contactpunten van het Camden Asset Recovery Inter-Agency
Network. Zoals is gebleken tijdens de onderhandelingen over de
bovengenoemde conclusies van de Raad, zijn de lidstaten het er in het algemeen
over eens dat er strengere EU–regels inzake de ontneming van
vermogensbestanddelen moeten komen. De effectbeoordeling is ook gebaseerd op de
conclusies en aanbevelingen van een andere studie, die in 2009 is voltooid[31]. In die studie worden de
methoden van de lidstaten inzake confiscatie onderzocht, waarbij met name
aandacht wordt besteed aan oplossingen die op nationaal niveau doeltreffend
zijn gebleken om beproefde methoden te stimuleren en uit te wisselen. In die
studie werd gewezen op diverse belemmeringen voor doeltreffende confiscatie,
zoals onderling onverenigbare rechtstradities, die tot gevolg hebben dat er
geen gemeenschappelijke aanpak op het gebied van confiscatiemaatregelen is,
vermogensbestanddelen moeilijk kunnen worden veiliggesteld en behouden, er een tekort
is aan middelen en opleiding, instanties te weinig met elkaar in contact treden
en er geen coherente en vergelijkbare statistieken zijn. Tot slot is de effectbeoordeling gebaseerd op
de door de Commissie opgestelde verslagen over de uitvoering van bestaande
EU–rechtsinstrumenten. Uit de verslagen over de Kaderbesluiten 2005/212/JBZ[32], 2003/577/JBZ[33] en 2006/783/JBZ[34] blijkt dat de lidstaten
vertraging hebben opgelopen bij de omzetting van die kaderbesluiten en dat de
desbetreffende bepalingen vaak onvolledig of verkeerd zijn uitgevoerd. Alleen
Besluit 2007/845/JBZ van de Raad is relatief goed ten uitvoer gelegd door
de lidstaten[35].
In de effectbeoordeling werden diverse
beleidsopties geanalyseerd, die verschillen wat betreft de reikwijdte van het
EU–optreden: een niet–wetgevende optie, een minimale wetgevende optie (het
corrigeren van tekortkomingen in het bestaande EU–rechtskader, die verhinderen
dat dit kader naar behoren functioneert) en een maximale wetgevende optie
(verder gaan dan de doelstellingen van het bestaande EU–rechtskader). In het
kader van de laatstgenoemde optie zijn twee maximale wetgevende subopties
onderzocht, een met en een zonder EU–maatregelen betreffende de wederzijdse
erkenning tussen de lidstaten van beslissingen tot bevriezing en confiscatie. De voorkeursoptie is de maximale wetgevende
optie. Daardoor zal de harmonisatie van nationale voorschriften inzake
confiscatie en tenuitvoerlegging aanzienlijk worden versterkt, onder andere
door de bestaande bepalingen inzake ruimere confiscatie te wijzigen, door
nieuwe bepalingen over confiscatie zonder veroordeling en over confiscatie bij
derden vast te stellen, en door doeltreffender regels voor de wederzijdse
erkenning van beslissingen tot bevriezing en confiscatie in te voeren. Wat de grondrechten betreft, werden in de
effectbeoordeling onder andere de gevolgen voor de bescherming van
persoonsgegevens onderzocht, die als niet–aanzienlijk werden beschouwd. Het volledige effectbeoordelingsverslag is
beschikbaar op: http://ec.europa.eu/home-affairs/policies/crime/crime_confiscation_en.htm
2.3.
Rechtsgrondslag
Het voorstel is gebaseerd op artikel 82,
lid 2, en artikel 83, lid 1, VWEU. De toedeling van bevoegdheden in verband met
de confiscatie en ontneming van vermogensbestanddelen is gewijzigd na de
inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon. Aangezien artikel 83,
lid 1, VWEU de belangrijkste rechtsgrondslag voor dit voorstel is, is de
werkingssfeer ervan beperkt tot delicten op de gebieden die in dat artikel zijn
opgesomd, namelijk terrorisme, mensenhandel en seksuele uitbuiting van vrouwen
en kinderen, illegale drugshandel, het witwassen van geld, corruptie, de
vervalsing van betaalmiddelen, computercriminaliteit en georganiseerde
criminaliteit. Illegale wapenhandel valt daaronder wanneer dat misdrijf in
georganiseerd verband wordt gepleegd. Een van de genoemde criminaliteitsgebieden is
"georganiseerde criminaliteit". Het voorstel zal bijgevolg ook andere
criminele activiteiten bestrijken die niet specifiek zijn vermeld in
artikel 83, lid 1, voor zover deze activiteiten verband houden met de
deelname aan een criminele organisatie, zoals omschreven in Kaderbesluit 2008/841/JBZ
ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit[36]. De beperking van de werkingssfeer van dit
voorstel tot de criminaliteitsgebieden die zijn opgesomd in artikel 83,
lid 1, waaronder misdrijven in verband met de deelname aan een criminele
organisatie, heeft tot gevolg dat de bestaande EU–voorschriften inzake
confiscatie moeten blijven gelden om het niveau van harmonisatie met betrekking
tot criminele activiteiten die buiten de werkingssfeer van deze richtlijn
vallen, te behouden. Ingevolge het voorstel blijven de artikelen 2, 4 en 5
van Kaderbesluit 2005/212/JBZ bijgevolg van kracht.
2.4.
Subsidiariteit, evenredigheid en eerbiediging van
de grondrechten
Conform artikel 5, lid 3, VEU mag de
Unie alleen optreden wanneer de doelstellingen van een voorgestelde maatregel
niet voldoende door de lidstaten kunnen worden verwezenlijkt. In artikel 67
VWEU wordt bepaald dat de Unie een hoog niveau van veiligheid voor de burgers
waarborgt, door middel van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van
criminaliteit. In toenemende mate wordt erkend dat het confisqueren van
criminele vermogensbestanddelen een essentieel instrument is om de
georganiseerde criminaliteit te bestrijden, die zeer vaak van
grensoverschrijdende aard is en dus op een gemeenschappelijke basis moet worden
bestreden. De EU is bijgevolg beter geplaatst dan de afzonderlijke lidstaten om
de bevriezing en confiscatie van criminele vermogensbestanddelen te regelen. Georganiseerde criminele groepen verbergen en
beleggen hun vermogensbestanddelen steeds meer buiten het eigen land (vaak in
meerdere landen)[37].
Deze tweeledige grensoverschrijdende dimensie (activiteiten en investeringen
van de georganiseerde criminaliteit) is een extra argument voor EU-maatregelen
die zijn gericht tegen de vermogensbestanddelen van georganiseerde criminele
groepen. Alle bepalingen zijn volledig in
overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel en de grondrechten, waaronder
het recht op eigendom, het vermoeden van onschuld en de rechten van de
verdediging, het recht op een onpartijdig gerecht, het recht op een eerlijke en
openbare behandeling van een zaak, binnen een redelijke termijn, het recht op
een doeltreffend rechtsmiddel bij een rechter en het recht op informatie over
hoe dat rechtsmiddel kan worden ingesteld, en het recht op eerbiediging van het
privé-leven en van het familie- en gezinsleven, het recht op bescherming van
persoonsgegevens, het recht om niet tweemaal in een strafprocedure voor
hetzelfde strafbaar feit te worden berecht of gestraft, en het
legaliteitsbeginsel en evenredigheidsbeginsel inzake strafbare feiten. Met name gelden de geharmoniseerde bepalingen
inzake confiscatie zonder veroordeling slechts voor een zeer beperkt aantal
gevallen, d.w.z. wanneer de verdachte niet kan worden vervolgd omdat hij is
overleden, ziek is of is gevlucht. Ruimere confiscatie is alleen toegestaan
voor zover een rechter er op basis van specifieke feiten van overtuigd is dat
een persoon die is veroordeeld voor een delict, in het bezit is van
vermogensbestanddelen waarvan het veel waarschijnlijker is dat deze afkomstig
zijn van soortgelijke criminele activiteiten dan van andere activiteiten. De
veroordeelde moet daadwerkelijk de mogelijkheid krijgen om deze specifieke
feiten te weerleggen. Bovendien gelden de ruimere confiscatiemogelijkheden niet
voor de vermeende opbrengsten van criminele activiteiten waarvoor de betrokken
persoon in het kader van een eerder proces reeds is vrijgesproken of voor
andere gevallen waarin het beginsel ne bis in idem van toepassing is.
Confiscatie bij derden is alleen toegestaan onder specifieke voorwaarden,
d.w.z. wanneer de verwervende derde een lager bedrag heeft betaald dan de
marktwaarde en het vermoeden moet hebben gehad dat de vermogensbestanddelen
opbrengsten van misdrijven zijn en nadat is gebleken dat een directe
confiscatie van vermogensbestanddelen bij de persoon die ze heeft overgedragen
weinig kans van slagen heeft. Tot slot voorziet het voorstel in specifieke
waarborgen en rechtsmiddelen om een gelijk niveau van bescherming en
eerbiediging van de grondrechten te waarborgen. Het gaat onder meer om het
recht om te worden geïnformeerd over de procedure, het recht om door een
advocaat te worden vertegenwoordigd, de verplichting om zo spoedig mogelijk
elke eigendomsbeperkende beslissing mee te delen en het recht om tegen deze
beslissing daadwerkelijk beroep in te stellen. Deze specifieke waarborgen
gelden niet alleen voor beklaagden of verdachten maar ook voor andere personen
in het kader van confiscatie bij derden. Hoewel het Europees Hof voor de rechten van de
mens (EHRM) heeft vermeden zich uit te spreken over de principiële vraag of
regelingen voor confiscatie zonder veroordeling en ruimere confiscatie
verenigbaar zijn met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de
mens (EVRM), heeft het meerdere arresten gewezen waarin het oordeelde dat de
toepassing van dergelijke regelingen in specifieke gevallen aanvaardbaar was.
Nationale procedures inzake confiscatie zonder veroordeling waarbij de
bewijslast wordt omgekeerd met betrekking tot de kwestie van de rechtmatigheid
van vermogensbestanddelen (dat gaat veel verder dan de bepalingen van deze
richtlijn), werden in specifieke gevallen aanvaard door het EHRM, mits deze
procedures op eerlijke wijze worden toegepast en er adequate waarborgen zijn
voor de betrokken persoon. Zo werd geoordeeld dat de toepassing van Italiaanse
wetsbepalingen een evenredige beperking van de grondrechten was, voor zover die
bepalingen een "noodzakelijk wapen" zijn in de strijd tegen de maffia[38]. In een andere zaak werd
geoordeeld dat de toepassing van de civielrechtelijke confiscatieprocedure van
het Verenigd Koninkrijk niet in strijd was met het EVRM[39].
2.5.
Keuze van instrumenten
Om de EU–bepalingen inzake harmonisatie te
wijzigen, is een richtlijn ter vervanging van Gemeenschappelijk Optreden 98/699/JBZ
en ter gedeeltelijke vervanging van de Kaderbesluiten 2001/500/JBZ en 2005/212/JBZ
het enige werkbare instrument.
2.6.
Specifieke bepalingen
- Doel (artikel 1) In dit artikel wordt verduidelijkt dat in de
richtlijn alleen minimumvoorschriften worden vastgesteld (de nationale wetgever
kan verder gaan) en dat de richtlijn betrekking heeft op de confiscatie van
opbrengsten van misdrijven en van de daarbij gebruikte hulpmiddelen. - Definities (artikel 2) De meeste definities zijn overgenomen uit
vroegere EU–kaderbesluiten of uit internationale overeenkomsten. De definitie
van "opbrengsten" is ruimer dan de definitie van Kaderbesluit 2005/212/JBZ
teneinde de mogelijkheid open te laten om alle waardevolle voordelen die
voortvloeien uit de opbrengsten van misdrijven, inclusief indirecte
opbrengsten, te confisqueren. Voor de definitie van "strafbaar
feit" wordt verwezen naar precieze definities op de criminaliteitsgebieden
die zijn genoemd in artikel 83, lid 1, VWEU, conform het bepaalde in
bestaande EU–wetgeving. - Confiscatie (artikel 3) In deze bepaling worden artikel 2 van
Kaderbesluit 2005/212/JBZ en artikel 3 van Kaderbesluit 2001/500/JBZ
gedeeltelijk overgenomen. De lidstaten moeten de confiscatie van hulpmiddelen
en van opbrengsten uit misdrijven na een definitieve veroordeling mogelijk
maken alsook de confiscatie van goederen met een waarde die overeenkomt met die
van de opbrengsten van misdrijven. - Ruimere confiscatiemogelijkheden
(artikel 4) Onder ruimere confiscatie wordt verstaan de
confiscatie van vermogensbestanddelen die verder gaat dan de directe
opbrengsten van een misdrijf. Een strafrechtelijke veroordeling kan worden
gevolgd door een (ruimere) confiscatie van niet alleen de vermogensbestanddelen
die verband houden met het specifieke misdrijf, maar ook van aanvullende
vermogensbestanddelen die volgens de rechter opbrengsten zijn van andere
soortgelijke misdrijven. De EU–wetgeving voorziet reeds in ruimere
confiscatiemogelijkheden. Krachtens Kaderbesluit 2005/212/JBZ moeten de
lidstaten de confiscatie mogelijk maken van vermogensbestanddelen die direct of
indirect toebehoren aan personen die zijn veroordeeld voor bepaalde ernstige
misdrijven (in verband met georganiseerde criminaliteit en terrorisme). Dat
kaderbesluit voorziet echter in een alternatief minimumpakket voorschriften
inzake ruimere confiscatie, waarbij de lidstaten de keuze wordt gelaten om een,
twee of alle drie de opties toe te passen. Volgens het desbetreffende
uitvoeringsverslag van de Commissie zijn deze bepalingen onduidelijk en zijn zij
daardoor slechts fragmentarisch omgezet. Bovendien hebben de alternatieve
opties voor ruimere confiscatie tot gevolg dat er minder mogelijkheden zijn
voor de wederzijdse erkenning van beslissingen tot confiscatie. De autoriteiten
in een lidstaat zullen alleen uitvoering geven aan beslissingen tot confiscatie
van een andere lidstaat, als deze berusten op dezelfde alternatieve opties als
die welke in die lidstaat worden toegepast. Bijgevolg levert de wederzijdse
erkenning van beslissingen die zijn gebaseerd op ruimere
confiscatiemogelijkheden problemen op. In dit voorstel worden ruimere
confiscatiemogelijkheden ingevoerd voor de misdrijven die in artikel 83,
lid 1, VWEU zijn opgesomd, conform het bepaalde in bestaande EU–wetgeving.
Ook wordt de bestaande regeling die alternatieve opties voor ruimere
confiscatie omvat, gestroomlijnd door een enkele minimumnorm vast te stellen.
Ruimere confiscatie is mogelijk wanneer een rechter er op basis van specifieke
feiten van overtuigd is dat een persoon die is veroordeeld voor een onder deze
richtlijn vallend delict in het bezit is van vermogensbestanddelen waarvan het
veel waarschijnlijker is dat zij afkomstig zijn van andere soortgelijke of even
ernstige criminele activiteiten dan van andere activiteiten. Ruimere confiscatie
is niet mogelijk wanneer de soortgelijke criminele activiteiten niet
strafrechtelijk konden worden vervolgd omdat de betrokken feiten krachtens het
nationale strafrecht zijn verjaard. Volgens het voorstel is het evenmin
mogelijk om de opbrengsten te confisqueren van vermeende criminele activiteiten
waarvoor de betrokken persoon in het kader van een eerder proces definitief is
vrijgesproken (aldus wordt het in artikel 48 van het Handvest van de
grondrechten neergelegde vermoeden van onschuld geëerbiedigd) of in andere
gevallen waarin het beginsel ne bis in idem van toepassing is. - Confiscatie zonder veroordeling (artikel
5) Deze bepaling voorziet in confiscatie zonder
veroordeling voor een beperkt aantal gevallen waarin geen strafvervolging kan
worden ingesteld. Het gaat dus om confiscatie met betrekking tot een strafbaar
feit, maar het staat de lidstaten vrij om te kiezen of confiscatie moet worden
opgelegd door strafrechtbanken en/of civiele/administratieve rechterlijke
instanties. In het kader van dergelijke procedures kunnen vermogensbestanddelen
worden bevroren en geconfisqueerd, zonder dat de eigenaar ervan
voorafgaandelijk is veroordeeld door een strafrechter. Om te voldoen aan het evenredigheidsbeginsel,
is confiscatie zonder veroordeling niet voor alle gevallen mogelijk, maar
alleen voor de gevallen waarin geen strafrechtelijke veroordeling kan worden
verkregen omdat de verdachte is overleden of blijvend ziek is, of wanneer een
daadwerkelijke vervolging binnen een redelijke termijn niet mogelijk is omdat
de verdachte is gevlucht of ziek is en de kans bestaat dat de vervolging op een
wettelijke verjaringstermijn stuit. Deze bepaling is gebaseerd op de bepalingen
van het Verdrag van de Verenigde Naties tegen corruptie. Om de internationale
samenwerking op het gebied van confiscatie te vergemakkelijken, worden de
verdragsstaten in dat verdrag aangespoord om de maatregelen te nemen die nodig
kunnen zijn om toe te staan dat de opbrengsten van corruptie worden
geconfisqueerd zonder strafrechtelijke veroordeling, in zaken waarin de dader
niet vervolgd kan worden vanwege zijn overlijden, vlucht of afwezigheid, of in
andere van toepassing zijnde gevallen (artikel 54, lid 1, onder c)).
Deze bepaling is ook gebaseerd op de werkzaamheden van de Financial Action
Task Force (FATF) van de OESO, die de aangesloten landen aanmoedigt te
overwegen maatregelen te nemen waarmee confiscatie wordt toegestaan van de
opbrengsten van misdrijven of van de daarbij gebruikte hulpmiddelen, zonder dat
een strafrechtelijke veroordeling vereist is, of op grond waarvan de dader de
rechtmatige herkomst van de mogelijk te confisqueren vermogensbestanddelen moet
aantonen (aanbeveling 3). Voorts is rekening gehouden met de standpunten
die door de G8 Lyon-Roma Group zijn geformuleerd in een verslag, waarin
werd beklemtoond dat hoewel moet worden vastgehouden aan het beginsel van
confiscatie na veroordeling, er toch gevallen kunnen zijn waarin
strafvervolging niet mogelijk is omdat de verdachte is overleden of is
gevlucht, of omdat er onvoldoende bewijs is om een strafvervolging in te
stellen of om andere technische redenen[40].
Ook de beroepsbeoefenaren die samenkomen in het Camden Asset Recovery
Inter-Agency Network en het Asset Recovery Offices' Platform, zijn
voorstander van het opnemen van bepalingen inzake confiscatie zonder
strafrechtelijke veroordeling. - Confiscatie bij derden (artikel 6) Om confiscatie te vermijden, dragen
criminelen, zodra tegen hen een onderzoek is ingesteld, hun
vermogensbestanddelen vaak over aan derden die daarvan op de hoogte zijn.
Confiscatie bij derden betreft de confiscatie van vermogensbestanddelen die aan
derden zijn overgedragen door een persoon tegen wie een onderzoek is ingesteld
of die is veroordeeld. De nationale bepalingen van de lidstaten inzake confiscatie
bij derden verschillen van elkaar. Dat belemmert de wederzijdse erkenning van
beslissingen tot bevriezing en confiscatie van aan een derde overgedragen
vermogensbestanddelen. Om aan het evenredigheidsvereiste te voldoen
en de positie van een derde die te goeder trouw goederen verwerft te
beschermen, zijn in het voorstel geen bepalingen inzake minimale harmonisatie
van confiscatie bij derden opgenomen. Krachtens deze bepaling moet confiscatie
bij derden beschikbaar zijn voor de opbrengsten van misdrijven of andere
goederen van de verdachte die zijn verworven tegen een prijs die lager is dan
de marktwaarde en waarvan een redelijke persoon die zich in de positie van de
derde bevindt, had moeten vermoeden dat ze afkomstig zijn van een misdrijf of dat
ze worden overgedragen om de toepassing van confiscatiemaatregelen te omzeilen.
Er wordt verduidelijkt dat het criterium van de redelijke persoon moet
gebaseerd zijn op concrete feiten en omstandigheden teneinde willekeurige
beslissingen te voorkomen. Bovendien dient confiscatie bij derden enkel
mogelijk te zijn nadat op basis van specifieke feiten is vastgesteld dat
confiscatie van goederen van de veroordeelde, verdachte of beklaagde weinig
kans van slagen heeft of voor situaties waarin unieke voorwerpen aan de
rechtmatige eigenaar moeten worden teruggegeven. - Bevriezing (artikel 7) Krachtens het eerste lid van deze bepaling
moeten de lidstaten met het oog op een eventuele latere confiscatie de
bevriezing mogelijk maken van goederen of hulpmiddelen waarvoor het gevaar
bestaat dat ze zullen worden weggemaakt, verborgen of overgebracht naar het
buitenland. Verduidelijkt wordt dat dergelijke maatregelen door een rechter
moeten worden gelast. De mogelijkheid om in spoedeisende gevallen,
d.w.z. wanneer het wachten op een rechterlijke beslissing de bevriezing in
gevaar zou kunnen brengen, bevoegdheden op het gebied van bevriezing te
gebruiken om te voorkomen dat vermogensbestanddelen worden weggemaakt, is reeds
lang een prioritair aandachtspunt voor officieren van justitie en
rechtshandhavingsinstanties. Krachtens het tweede lid van dit artikel dienen de
lidstaten ervoor te zorgen dat vermogensbestanddelen waarvoor het gevaar
bestaat dat ze zullen worden weggemaakt, verborgen of overgebracht naar het
buitenland, onmiddellijk kunnen worden bevroren door de bevoegde autoriteiten,
zulks voorafgaand aan het verzoek om een rechterlijke beslissing of in
afwachting van een dergelijke beslissing. - Waarborgen (artikel 8) Volgens de rechtspraak van het Europees Hof
voor de rechten van de mens en het Handvest van de grondrechten van de Europese
Unie, zijn grondrechten, zoals het recht op eigendom, niet absoluut.
Grondrechten kunnen op legitieme wijze aan beperkingen worden onderworpen mits
die beperkingen in de wet zijn vastgesteld en indien zij – met
inachtneming van het evenredigheidsbeginsel – noodzakelijk zijn en
daadwerkelijk beantwoorden aan doelstellingen van algemeen belang of aan de
eisen van de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen, zoals bij de
preventie van georganiseerde criminaliteit. Artikel 47 van het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie waarborgt het recht op een doeltreffende
voorziening in rechte en op een onpartijdig gerecht. Voor zover
beslissingen tot bevriezing of confiscatie het eigendomsrecht of andere
grondrechten aantasten, moeten zij conform het bepaalde in dat artikel kunnen
worden aangevochten door de betrokken partijen. Volgens de bestaande EU–wetgeving (bv.
artikel 4 van Kaderbesluit 2005/212/JBZ) moeten de lidstaten ervoor
zorgen dat de nationale wetgeving voorziet in doeltreffende rechtsmiddelen voor
de betrokken personen. Om het Handvest van de grondrechten volledig
te eerbiedigen, zijn in dit artikel minimumwaarborgen op EU–niveau neergelegd.
Deze waarborgen betreffen de eerbiediging van het vermoeden van onschuld, het
recht op een onpartijdig gerecht (waaronder het beginsel ne bis in idem), het
recht op een doeltreffend rechtsmiddel bij een rechter en het recht op
informatie over hoe dat rechtsmiddel kan worden ingesteld. - Bepaling van de omvang van de confiscatie
en daadwerkelijke tenuitvoerlegging (artikel 9) Personen die ervan worden verdacht tot
criminele organisaties te behoren, zijn meester in het verbergen van
vermogensbestanddelen, vaak met behulp van gewiekste specialisten. Onderzoeken
naar vermogensbestanddelen met het oog op een eventuele latere confiscatie
nemen over het algemeen veel tijd in beslag en moeten worden uitgevoerd binnen
het tijdsbestek van de desbetreffende strafprocedures. Wanneer een beslissing tot confiscatie is
gegeven en er geen of onvoldoende goederen zijn gevonden en de beslissing dus
niet ten uitvoer kon worden gelegd, moeten de lidstaten het krachtens dit
artikel mogelijk maken om een financieel onderzoek naar de vermogensbestanddelen
van de betrokken persoon te verrichten, voor zover dat nodig is voor de
volledige tenuitvoerlegging van deze beslissing. Deze bepaling biedt een
oplossing voor het probleem van de verjaring van confiscatiemaatregelen na
afloop van de strafprocedure en maakt het mogelijk om beslissingen tot
confiscatie die niet of slechts gedeeltelijk zijn uitgevoerd, toch ten uitvoer
te leggen op voorheen verborgen vermogensbestanddelen die naderhand
"opnieuw opduiken", zelfs wanneer de strafprocedure reeds is afgesloten.
- Beheer van bevroren goederen (artikel 10) Deze bepaling heeft tot doel het beheer van
bevroren goederen te vergemakkelijken met het oog op een eventuele latere
confiscatie. De lidstaten moeten maatregelen nemen om een adequaat beheer van
dergelijke goederen te waarborgen, met name door te voorzien in de mogelijkheid
om bevroren goederen te verkopen, althans wanneer de waarde ervan vermoedelijk
zal dalen of wanneer het niet langer economisch verantwoord is ze te behouden. - Doeltreffendheid en rapportageverplichtingen
(artikel 11) In deze bepaling zijn rapportageverplichtingen
voor de lidstaten neergelegd. Met behulp van de verstrekte gegevens kunnen
statistieken worden opgesteld, die kunnen worden gebruikt voor
evaluatiedoeleinden. 2012/0036 (COD) Voorstel voor een RICHTLIJN VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN
DE RAAD betreffende de bevriezing en confiscatie van
opbrengsten van misdrijven in de Europese Unie HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD VAN
DE EUROPESE UNIE, Gezien het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie, en met name artikel 82, lid 2, en artikel 83,
lid 1, Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Na toezending van het ontwerp van
wetgevingshandeling aan de nationale parlementen, Gezien het advies van het Europees Economisch
en Sociaal Comité[41],
Gezien het advies van het Comité van de
Regio’s[42],
Handelend volgens de gewone
wetgevingsprocedure, Overwegende hetgeen volgt: (1)
De voornaamste drijfveer van grensoverschrijdende,
georganiseerde criminaliteit is financieel gewin. De rechtshandhavingsautoriteiten
en de gerechtelijke autoriteiten moeten, om doeltreffend te kunnen optreden, de
middelen krijgen om de opbrengsten van misdrijven op te sporen, te bevriezen,
te beheren en te confisqueren. (2)
Georganiseerde criminele groepen opereren over de
grenzen heen en verwerven steeds meer vermogensbestanddelen in andere lidstaten
en derde landen. Er is steeds meer behoefte aan doeltreffende internationale
samenwerking tussen rechtshandhavingsautoriteiten op het gebied van de
ontneming van vermogensbestanddelen en aan wederzijdse rechtshulp. (3)
Hoewel er weinig statistische gegevens voorhanden
zijn, lijken er in de Unie te weinig bedragen uit criminele
vermogensbestanddelen te worden ontnomen in vergelijking met de geraamde
opbrengsten van misdrijven. Uit studies blijkt dat, hoewel er op Europees en
nationaal niveau een wettelijke regeling bestaat voor confiscatieprocedures,
deze procedures nog steeds te weinig worden gebruikt. (4)
In het programma van Stockholm[43] en in de conclusies die de
Raad Justitie en Binnenlandse Zaken in juni 2010 heeft aangenomen over
confiscatie en ontneming van vermogensbestanddelen, wordt het belang
beklemtoond van een efficiëntere identificatie en confiscatie van criminele
vermogensbestanddelen en een efficiënter hergebruik ervan. (5)
Het huidige EU–rechtskader inzake bevriezing,
inbeslagneming en confiscatie van vermogensbestanddelen bestaat uit
Kaderbesluit 2001/500/JBZ van de Raad van 26 juni 2001 inzake het
witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing, inbeslagneming en
confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van misdrijven[44]; Kaderbesluit 2003/577/JBZ van
de Raad van 22 juli 2003 inzake de tenuitvoerlegging in de Europese Unie van
beslissingen tot bevriezing van voorwerpen of bewijsstukken[45]; Kaderbesluit 2005/212/JBZ van
de Raad van 24 februari 2005 inzake de confiscatie van opbrengsten van
misdrijven, alsmede van de daarbij gebruikte hulpmiddelen en de door middel
daarvan verkregen voorwerpen[46];
Kaderbesluit 2006/783/JBZ van de Raad van 6 oktober 2006 inzake de toepassing
van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot confiscatie[47]. (6)
De verslagen van de Commissie over de
tenuitvoerlegging van de Kaderbesluiten 2005/212/JBZ, 2003/577/JBZ en 2006/783/JBZ
tonen aan dat de bestaande regelingen voor ruimere confiscatie en voor de
wederzijdse erkenning van beslissingen tot bevriezing en confiscatie niet
geheel doeltreffend zijn. Confiscatie wordt bemoeilijkt door de verschillen
tussen de wetgevingen van de lidstaten. (7)
Deze richtlijn heeft tot doel de bepalingen van de
Kaderbesluiten 2001/500/JBZ en 2005/212/JBZ te wijzigen en uit te breiden. Deze
kaderbesluiten moeten gedeeltelijk worden vervangen voor de lidstaten die
deelnemen aan de aanneming van deze richtlijn. (8)
Het huidige concept 'opbrengsten' moet worden
uitgebreid tot de directe opbrengsten van criminele activiteiten en alle
indirecte voordelen, met inbegrip van de latere herinvestering of omzetting van
directe opbrengsten, de waarde van niet–aangegane schulden en andere in geld
berekenbare voordelen. (9)
Wat de onder deze richtlijn vallende strafbare
feiten betreft, moet dit ruimere concept bijgevolg gelden voor de confiscatie
van hulpmiddelen en opbrengsten na een definitieve rechterlijke beslissing en
van goederen met een waarde die overeenkomt met die van deze opbrengsten.
Krachtens Kaderbesluit 2001/500/JBZ moeten de lidstaten de confiscatie van
hulpmiddelen en van opbrengsten uit misdrijven na een definitieve veroordeling
mogelijk maken alsook de confiscatie van goederen met een waarde die
overeenkomt met die van de opbrengsten van misdrijven. Die verplichtingen
moeten worden behouden voor de strafbare feiten die niet onder deze richtlijn
vallen. (10)
Criminele groepen ontplooien tal van criminele
activiteiten. Met het oog op een doeltreffende bestrijding van georganiseerde
criminele activiteiten, kan het passend zijn dat na een strafrechtelijke
veroordeling niet alleen de goederen die verband houden met een specifiek
misdrijf worden geconfisqueerd, maar ook aanvullende goederen die volgens de
rechter opbrengsten van andere misdrijven zijn. Deze benadering heet ruimere
confiscatie. Volgens Kaderbesluit 2005/212/JBZ kunnen de lidstaten voor de
toepassing van ruimere confiscatie kiezen uit drie reeksen minimumeisen. Bij de
omzetting hebben de lidstaten bijgevolg uiteenlopende opties toegepast,
waardoor het concept 'ruimere confiscatie' niet dezelfde betekenis heeft in de
nationale rechtsstelsels. Die verschillen belemmeren de grensoverschrijdende
samenwerking bij confiscatie. Bijgevolg moeten de bepalingen inzake ruimere
confiscatie verder worden geharmoniseerd door een enkele minimumnorm vast te
stellen. Ruimere confiscatie moet worden toegepast wanneer een nationale
rechter er op basis van specifieke feiten - zoals feiten in verband met de
aard van het strafbaar feit, het legale inkomen van een veroordeelde, het verschil
tussen de financiële situatie en de levensstandaard van die persoon of andere
feiten - van overtuigd is, dat het veel waarschijnlijker is dat de
betrokken goederen afkomstig zijn van andere strafbare feiten die qua aard of
ernst vergelijkbaar zijn met het strafbaar feit waarvoor de persoon is
veroordeeld, dan van andere activiteiten. (11)
Gezien het beginsel ne bis in idem, is het dienstig
om ruimere confiscatie uit te sluiten voor de opbrengsten van vermeende
criminele activiteiten waarvoor de betrokken persoon in een eerder proces
definitief is vrijgesproken of voor andere gevallen waarin het beginsel ne bis
in idem van toepassing is. Ruimere confiscatie moet ook worden uitgesloten
wanneer de soortgelijke criminele feiten krachtens het nationale strafrecht niet
strafrechtelijk kunnen worden vervolgd omdat zij zijn verjaard. (12)
Voor de uitvaardiging van beslissingen tot
confiscatie is in het algemeen een strafrechtelijke veroordeling vereist. In
bepaalde gevallen moet het - zelfs wanneer een strafrechtelijke veroordeling
niet mogelijk is - mogelijk blijven vermogensbestanddelen te confisqueren
om een einde te maken aan criminele activiteiten en ervoor te zorgen dat
winsten uit criminele activiteiten niet worden geherinvesteerd in de legale
economie. In sommige lidstaten is confiscatie toegestaan zelfs wanneer er
onvoldoende bewijs is om een strafvervolging in te stellen, mits een rechter op
basis van waarschijnlijkheidsafwegingen van oordeel is dat de goederen van
illegale herkomst zijn en ook wanneer een verdachte of beklaagde is gevlucht
voor vervolging of om andere redenen niet voor de rechter kan verschijnen of is
overleden vóór het einde van de strafprocedure. Dat heet confiscatie zonder
veroordeling. Confiscatie zonder veroordeling moet in alle lidstaten mogelijk
worden gemaakt voor ten minste de laatstgenoemde, beperkte gevallen. Dat is in
overeenstemming met artikel 54, lid 1, onder c), van het Verdrag van
de Verenigde Naties tegen corruptie, waarin wordt bepaald dat alle staten die
partij zijn, moeten overwegen om maatregelen te nemen die nodig kunnen zijn om
toe te staan dat op illegale wijze verkregen goederen worden geconfisqueerd
zonder dat een strafrechtelijke veroordeling vereist is in zaken waarin de
dader niet vervolgd kan worden vanwege zijn overlijden, vlucht of afwezigheid. (13)
Om confiscatie te vermijden, is het een
gebruikelijke en steeds algemenere praktijk dat verdachten of beklaagden
goederen overdragen aan een derde partij die daarvan op de hoogte is. Het
huidige rechtskader van de Unie bevat geen bindende voorschriften over de
confiscatie van aan derden overgedragen goederen. Het wordt bijgevolg steeds
noodzakelijker om de confiscatie van aan derden overgedragen goederen toe te
staan, die in de regel slechts mag plaatsvinden wanneer een beklaagde geen
goederen heeft die kunnen worden geconfisqueerd. Het is dienstig om onder
bepaalde voorwaarden confiscatie bij derden mogelijk te maken nadat op basis
van specifieke feiten is vastgesteld dat confiscatie van goederen van de
veroordeelde, verdachte of beklaagde weinig kans van slagen heeft of voor
situaties waarin unieke voorwerpen aan de rechtmatige eigenaar moeten worden
teruggegeven. Ter bescherming van de belangen van derden te goeder trouw, moet
een dergelijke confiscatie voorts alleen mogelijk zijn wanneer de derde wist of
had moeten weten dat de goederen opbrengsten van misdrijven waren of zijn
overgedragen om confiscatie te voorkomen en de goederen kosteloos of onder de
marktwaarde zijn overgedragen. (14)
Er moet worden voorzien in voorlopige maatregelen
om ervoor te zorgen dat goederen veilig worden gesteld met het oog op een
eventuele latere confiscatie. Dergelijke bevriezingsmaatregelen moeten door een
rechter worden gelast. Om te voorkomen dat goederen worden weggemaakt voordat
een rechter een beslissing tot bevriezing kan geven, moeten de bevoegde
autoriteiten van de lidstaten de bevoegdheid krijgen om onmiddellijk de
overdracht, omzetting, vervreemding of verplaatsing van goederen te verbieden
wanneer het gevaar bestaat dat deze goederen zullen worden verborgen of naar
het buitenland zullen worden overgebracht, in het kader van een verzoek om een
beslissing tot bevriezing met het oog op een eventuele latere confiscatie en in
afwachting van een rechterlijke beslissing. (15)
Vaak houden verdachten of beklaagden hun goederen
tijdens de gehele duur van de strafprocedure verborgen. Daardoor kunnen
beslissingen tot confiscatie niet ten uitvoer worden gelegd en kunnen degenen
tegen wie een beslissing tot confiscatie is gegeven opnieuw over hun goederen
beschikken nadat zij hun straf hebben ondergaan. Bijgevolg moet het mogelijk
zijn de precieze omvang te bepalen van de goederen die zelfs na een definitieve
strafrechtelijke veroordeling kunnen worden geconfisqueerd, teneinde de
volledige tenuitvoerlegging van beslissingen tot confiscatie mogelijk te maken
wanneer aanvankelijk geen of onvoldoende goederen zijn gevonden en de
beslissing tot confiscatie dus niet ten uitvoer is gelegd. Aangezien
beslissingen tot bevriezing een beperking inhouden van het recht op eigendom,
mogen dergelijke voorlopige maatregelen niet langer worden gehandhaafd dan
noodzakelijk is om de goederen veilig te stellen met het oog op een eventuele
latere confiscatie. Daartoe kan een regelmatige toetsing door de rechter
vereist zijn om na te gaan of het doel van de beslissing, namelijk voorkomen
dat de goederen worden weggemaakt, nog steeds geldig is. (16)
Goederen die met het oog op latere confiscatie zijn
bevroren, moeten adequaat worden beheerd opdat zij hun economische waarde niet
zouden verliezen. De lidstaten moeten de nodige maatregelen nemen, waaronder de
verkoop of overdracht van de goederen, om dergelijke verliezen tot een minimum
te beperken. De lidstaten moeten passende maatregelen nemen, zoals de
oprichting van nationale centrale bureaus voor vermogensbeheer of soortgelijke
instanties (bijvoorbeeld in het geval van decentralisatie van deze functies),
om in afwachting van een rechterlijke beslissing, de vermogensbestanddelen die
vóór confiscatie zijn bevroren, adequaat te beheren en ervoor te zorgen dat de
waarde ervan behouden blijft. (17)
Er zijn bijna geen betrouwbare gegevens over de
bevriezing en confiscatie van opbrengsten van misdrijven. Om deze richtlijn te
kunnen evalueren, moet een gemeenschappelijke minimumreeks passende
statistische gegevens over de opsporing van vermogensbestanddelen en over
gerechtelijke werkzaamheden en werkzaamheden in verband met de bestemming van
vermogensbestanddelen, worden verzameld. (18)
Deze richtlijn eerbiedigt de grondrechten en neemt
de beginselen in acht die met name zijn erkend in het Handvest van de
grondrechten van de Europese Unie, en in het bijzonder het recht op eigendom,
het recht op eerbiediging van het privé-leven en van het familie- en
gezinsleven, het recht op bescherming van persoonsgegevens, het recht op een
doeltreffende voorziening in rechte en het recht op een onpartijdig gerecht,
het vermoeden van onschuld en de rechten van de verdediging, en het recht om
niet tweemaal in een strafprocedure voor hetzelfde strafbaar feit te worden
berecht of gestraft, en het legaliteitsbeginsel en evenredigheidsbeginsel
inzake strafbare feiten. Deze richtlijn moet
worden toegepast overeenkomstig deze rechten en beginselen. (19)
De in deze richtlijn vastgestelde maatregelen raken
in aanzienlijke mate de rechten van personen, niet alleen die van verdachten of
beklaagden, maar ook die van derden die niet worden vervolgd. Er moeten
bijgevolg specifieke waarborgen en rechtsmiddelen worden vastgesteld om te
garanderen dat hun grondrechten bij de uitvoering van deze richtlijn worden
geëerbiedigd. (20)
Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk
de confiscatie van goederen in strafzaken vergemakkelijken, niet voldoende door
de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve beter door de Unie kan worden
verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 van het Verdrag
betreffende de Europese Unie neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen
nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel
neergelegde evenredigheidsbeginsel gaat deze richtlijn niet verder dan nodig is
om deze doelstelling te verwezenlijken. (21)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van
het aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de
werking van de Europese Unie gehechte Protocol betreffende de positie van het
Verenigd Koninkrijk en Ierland ten aanzien van de ruimte van vrijheid,
veiligheid en recht, [hebben het Verenigd Koninkrijk en Ierland laten weten dat
zij wensen deel te nemen aan de aanneming en toepassing van deze richtlijn] of
[nemen het Verenigd Koninkrijk en Ierland, onverminderd artikel 4
van dat protocol, niet deel aan de aanneming van deze richtlijn, die derhalve
niet bindend is voor, noch van toepassing is in deze landen]. (22)
Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het aan het
Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van
de Europese Unie gehechte Protocol betreffende de positie van Denemarken, neemt
Denemarken niet deel aan de aanneming van deze richtlijn, die derhalve niet
bindend is voor, noch van toepassing is in Denemarken, HEBBEN DE VOLGENDE RICHTLIJN
VASTGESTELD:
TITEL I DOEL
EN WERKINGSSFEER Artikel 1 Onderwerp
In deze richtlijn worden minimumvoorschriften
vastgesteld voor de bevriezing van goederen met het oog op een eventuele latere
confiscatie alsook voor de confiscatie van goederen in strafzaken. Artikel 2 Definities
Voor de toepassing van deze richtlijn wordt
verstaan onder: (1)
"opbrengst": elk economisch voordeel dat
uit een strafbaar feit is verkregen; dit kunnen goederen van enigerlei aard
zijn, met inbegrip van een latere herinvestering of omzetting van directe
opbrengsten door een verdachte of beklaagde en alle in geld berekenbare
voordelen; (2)
"goederen": goederen van enigerlei aard,
lichamelijk of onlichamelijk, roerend of onroerend, alsmede rechtsbescheiden
waaruit de eigendom of andere belangen ten aanzien van die goederen blijken; (3)
"hulpmiddelen": alle goederen die op
enigerlei wijze, geheel of gedeeltelijk, zijn gebruikt of zijn bestemd om te
worden gebruikt om één of meer strafbare feiten te plegen; (4)
"confiscatie": een straf of maatregel
opgelegd door een rechter na een procedure in verband met een strafbaar feit,
welke straf of maatregel leidt tot het blijvend ontnemen van de
beschikkingsbevoegdheid over goederen; (5)
"bevriezing": het tijdelijk verbieden van
de overdracht, vernietiging, omzetting, vervreemding of verplaatsing van
goederen of het tijdelijk aanvaarden van het beheer van of zeggenschap over
goederen; (6)
"strafbaar feit": een strafbaar feit in
de zin van: (a)
de Overeenkomst opgesteld op basis van artikel K.3,
lid 2, onder c), van het Verdrag betreffende de Europese Unie ter bestrijding
van corruptie waarbij ambtenaren van de Europese Gemeenschappen of van de
lidstaten van de Europese Unie betrokken zijn[48], (b)
Kaderbesluit 2000/383/JBZ van de Raad van 29 mei 2000
tot versterking, door middel van strafrechtelijke en andere sancties, van de
bescherming tegen valsemunterij in verband met het in omloop brengen van de
euro[49],
(c)
Kaderbesluit 2001/413/JBZ van de Raad van 28 mei 2001
betreffende de bestrijding van fraude en vervalsing in verband met andere
betaalmiddelen dan contanten[50],
(d)
Kaderbesluit 2002/475/JBZ van de Raad van 13 juni 2002
inzake terrorismebestrijding[51],
zoals gewijzigd bij Kaderbesluit 2008/919/JBZ van de Raad van 9 december 2008[52], (e)
Kaderbesluit 2001/500/JBZ van de Raad van 26 juni 2001
inzake het witwassen van geld, de identificatie, opsporing, bevriezing,
inbeslagneming en confiscatie van hulpmiddelen en van opbrengsten van
misdrijven[53],
(f)
Kaderbesluit 2003/568/JBZ van de Raad inzake de
bestrijding van corruptie in de privé-sector[54], (g)
Kaderbesluit 2004/757/JBZ van de Raad van 25
oktober 2004 betreffende de vaststelling van minimumvoorschriften met
betrekking tot de bestanddelen van strafbare feiten en met betrekking tot
straffen op het gebied van de illegale drugshandel[55], (h)
Kaderbesluit 2005/222/JBZ van de Raad van 24
februari 2005 over aanvallen op informatiesystemen[56], (i)
Kaderbesluit 2008/841/JBZ van de Raad van 24
oktober 2008 ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit[57], (j)
Richtlijn 2011/36/EU van 5 april 2011 inzake de
voorkoming en bestrijding van mensenhandel en de bescherming van slachtoffers
daarvan, en ter vervanging van Kaderbesluit 2002/629/JBZ van de Raad[58], (k)
Richtlijn 2011/92/EU van 13 december 2011 ter
bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en
kinderpornografie, en ter vervanging van Kaderbesluit 2004/68/JBZ van de Raad[59]. TITEL II BEVRIEZING
EN CONFISCATIE Artikel 3 Confiscatie
na veroordeling 1.
Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om het
mogelijk te maken dat hulpmiddelen en opbrengsten geheel of gedeeltelijk kunnen
worden geconfisqueerd na een definitieve veroordeling voor een strafbaar feit. 2.
Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om het
mogelijk te maken dat goederen waarvan de waarde overeenkomt met die van de
opbrengsten, kunnen worden geconfisqueerd na een definitieve veroordeling voor
een strafbaar feit. Artikel 4 Ruimere
confiscatiemogelijkheden 1.
Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om
het mogelijk te maken dat goederen die toebehoren aan een persoon die is
veroordeeld voor een strafbaar feit, geheel of gedeeltelijk kunnen worden
geconfisqueerd wanneer een rechter er op basis van specifieke feiten van
overtuigd is dat het veel waarschijnlijker is dat de veroordeelde de betrokken
goederen heeft verkregen uit soortgelijke criminele activiteiten dan uit andere
activiteiten. 2.
Confiscatie is uitgesloten wanneer de in lid 1
bedoelde soortgelijke criminele activiteiten (a)
niet strafrechtelijk konden worden vervolgd omdat
de betrokken feiten krachtens het nationale strafrecht waren verjaard, of (b)
reeds strafrechtelijk zijn vervolgd en de
betrokkene definitief is vrijgesproken of in andere gevallen waarin het
beginsel ne bis in idem van toepassing is. Artikel 5 Confiscatie
zonder veroordeling Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om
het mogelijk te maken dat opbrengsten en hulpmiddelen kunnen worden
geconfisqueerd zonder dat een strafrechtelijke veroordeling is uitgesproken, na
een procedure die, indien de verdachte of beklaagde voor de rechter had kunnen
verschijnen, tot een strafrechtelijke veroordeling had kunnen leiden, wanneer: (a)
de verdachte of beklaagde niet verder kan worden
vervolgd omdat hij is overleden of blijvend ziek is, of (b)
een daadwerkelijke vervolging binnen een redelijke
termijn niet mogelijk is omdat de verdachte of beklaagde ziek is of is gevlucht
voor vervolging of veroordeling, en de kans groot is dat de vervolging op een
wettelijke verjaringstermijn zal stuiten. Artikel 6 Confiscatie
bij een derde 1.
Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om de
confiscatie mogelijk te maken van: (a)
opbrengsten die aan derden zijn overgedragen door
of namens een veroordeelde, of door verdachten of beklaagden onder de
omstandigheden van artikel 5, of (b)
andere goederen van de veroordeelde die zijn overgedragen
aan derden om confiscatie van goederen waarvan de waarde overeenkomt met die
van de opbrengsten, te voorkomen. 2.
De in lid 1 bedoelde confiscatie van
opbrengsten of goederen is mogelijk wanneer de goederen dienen te worden
teruggegeven of wanneer (a)
uit een beoordeling op basis van specifieke feiten
betreffende de veroordeelde, verdachte of beklaagde blijkt dat de confiscatie
van goederen van de veroordeelde, of van de verdachte of beklaagde onder de
omstandigheden van artikel 5, weinig kans van slagen heeft, en (b)
de opbrengsten of goederen kosteloos of onder hun
marktwaarde zijn overgedragen, wanneer de derde: i) in het geval van opbrengsten, op de hoogte was
van de illegale herkomst ervan of, indien dat niet het geval is, een redelijke
persoon in zijn positie op basis van concrete feiten en omstandigheden had
moeten vermoeden dat de opbrengsten van illegale herkomst waren; ii) in het geval van andere goederen, wist dat
deze zijn overgedragen om confiscatie te voorkomen van goederen waarvan de
waarde overeenkomt met die van de opbrengsten of, indien dat niet het geval is,
een redelijke persoon in zijn positie op basis van concrete feiten en
omstandigheden had moeten vermoeden dat de goederen werden overgedragen om
confiscatie te voorkomen. Artikel 7 Bevriezing
1.
Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om, met
het oog op een eventuele latere confiscatie, de bevriezing mogelijk te maken
van goederen waarvoor het gevaar bestaat dat ze zullen worden weggemaakt,
verborgen of overgebracht naar het buitenland. Dergelijke maatregelen worden
door een rechter gelast. 2.
Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om zijn
bevoegde autoriteiten in staat te stellen goederen onmiddellijk te bevriezen
wanneer de kans groot is dat die goederen zullen worden weggemaakt, verborgen
of overgedragen voordat de rechter een beslissing neemt. Dergelijke maatregelen
worden zo spoedig mogelijk door een rechter bevestigd. Artikel 8 Waarborgen
1.
Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor
te zorgen dat de personen die worden geraakt door de in deze richtlijn bedoelde
maatregelen, recht hebben op een doeltreffende voorziening in rechte en dat
verdachten het recht hebben op een onpartijdig gerecht, teneinde hun rechten te
vrijwaren. 2.
Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor
te zorgen dat elke beslissing tot bevriezing van goederen met redenen wordt
omkleed, dat de beslissing zo spoedig mogelijk na de tenuitvoerlegging ervan
aan de betrokken persoon wordt meegedeeld, en dat de beslissing slechts zolang
van kracht blijft als nodig is om de goederen veilig te stellen met het oog op
een toekomstige confiscatie. Elke lidstaat biedt personen van wie de goederen
zijn getroffen, daadwerkelijk de mogelijkheid om, voordat een beslissing over
confiscatie wordt gegeven, bij een rechter beroep in te stellen tegen de
beslissing tot bevriezing. Bevroren goederen die naderhand niet worden
geconfisqueerd, worden onmiddellijk teruggegeven aan hun rechtmatige eigenaar. 3.
Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om ervoor
te zorgen dat elke beslissing tot confiscatie met redenen wordt omkleed en dat
de beslissing aan de betrokken persoon wordt meegedeeld. Elke lidstaat biedt
personen van wie de goederen zijn getroffen, daadwerkelijk de mogelijkheid om
bij een rechter beroep in te stellen tegen de beslissing tot confiscatie. 4.
In de in artikel 4 bedoelde procedures heeft
de verdachte of beklaagde daadwerkelijk de mogelijkheid om de
waarschijnlijkheidsafweging op basis waarvan de betrokken goederen als
opbrengsten worden beschouwd, aan te vechten. 5.
In de in artikel 5 bedoelde gevallen wordt de
persoon van wie de goederen zijn getroffen door de beslissing tot confiscatie,
tijdens de gehele procedure vertegenwoordigd door een advocaat met het oog op
de uitoefening van de rechten van de verdediging van die persoon in verband met
de vaststelling van het strafbaar feit en de bepaling van de opbrengsten en
hulpmiddelen. 6.
Wanneer de persoon van wie de goederen zijn
getroffen een derde is, wordt die persoon of diens advocaat geïnformeerd over
de procedure die kan leiden tot een beslissing tot confiscatie van die goederen
en wordt het hun toegestaan aan deze procedure deel te nemen voor zover dat
nodig is om de rechten van die persoon daadwerkelijk te vrijwaren. Die persoon
heeft ten minste het recht te worden gehoord, het recht vragen te stellen en
het recht om bewijselementen aan te voeren voordat een definitieve beslissing
inzake confiscatie wordt genomen. Artikel 9 Bepaling
van de omvang van de confiscatie en daadwerkelijke tenuitvoerlegging Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen om
de precieze omvang te kunnen vaststellen van de goederen die na een definitieve
veroordeling voor een strafbaar feit of na een procedure in de zin van artikel 5,
in het kader waarvan een beslissing tot confiscatie is genomen, dienen te
worden geconfisqueerd, en om verdere maatregelen mogelijk te maken voor zover
als nodig om die beslissing tot confiscatie daadwerkelijk ten uitvoer te
leggen. Artikel 10 Beheer
van bevroren goederen 1.
Elke lidstaat neemt de nodige maatregelen, zoals de
oprichting van nationale centrale bureaus of soortgelijke instanties, om ervoor
te zorgen dat goederen die met het oog op een eventuele latere confiscatie zijn
bevroren, adequaat worden beheerd. 2.
Elke lidstaat zorgt ervoor dat de in lid 1
bedoelde maatregelen leiden tot een optimalisatie van de economische waarde van
dergelijke goederen, en onder meer inhouden dat goederen waarvan de waarde
vermoedelijk zal dalen, kunnen worden verkocht of overgedragen. TITEL III SLOTBEPALINGEN Artikel 11 Statistieken Ter beoordeling van de doeltreffendheid van
hun confiscatiesystemen houden de lidstaten uitgebreide statistieken bij, die
zij met behulp van bij de bevoegde autoriteiten verzamelde gegevens regelmatig
bijwerken. De verzamelde statistieken worden elk jaar aan de Commissie
toegezonden en omvatten voor alle strafbare feiten: (a)
het aantal ten uitvoer gelegde
beslissingen tot bevriezing, (b)
het
aantal ten uitvoer gelegde beslissingen tot confiscatie, (c)
de
waarde van de bevroren goederen, (d)
de
waarde van de ontnomen goederen, (e)
het
aantal verzoeken om een beslissing tot bevriezing die in een andere lidstaat
moet worden ten uitvoer gelegd, (f)
het
aantal verzoeken om een beslissing tot confiscatie die in een andere lidstaat
moet worden ten uitvoer gelegd, (g)
de
waarde van de goederen die zijn ontnomen na tenuitvoerlegging in een andere
lidstaat, (h)
de
waarde van de goederen die bestemd zijn om opnieuw te worden gebruikt voor
doeleinden inzake rechtshandhaving of preventie of voor sociale doeleinden, (i)
het
aantal gevallen waarin confiscatie is gelast in verhouding tot het aantal
veroordelingen voor onder deze richtlijn vallende strafbare feiten, (j)
het
aantal door de rechters afgewezen verzoeken om een beslissing tot bevriezing en
confiscatie, (k)
het
aantal met succes in rechte aangevochten verzoeken om een beslissing tot
bevriezing en confiscatie. Artikel 12 Omzetting 1.
De lidstaten doen de nodige wettelijke en
bestuursrechtelijke bepalingen in werking treden om uiterlijk op … [twee
jaar na de datum van aanneming] aan deze richtlijn te voldoen. Zij delen de
Commissie de tekst van die bepalingen onverwijld mee. Wanneer de lidstaten die bepalingen aannemen,
wordt in de bepalingen zelf of bij de officiële bekendmaking daarvan naar deze
richtlijn verwezen. De regels voor deze verwijzing worden vastgesteld door de
lidstaten. 2.
De lidstaten delen de Commissie de tekst van de
belangrijkste bepalingen van intern recht mee die zij op het onder deze
richtlijn vallende gebied vaststellen. Artikel
13 Verslaglegging De Commissie dient uiterlijk op [drie jaar na
de einddatum van de omzettingstermijn] een verslag in bij het Europees
Parlement en de Raad waarin wordt nagegaan welke impact de bestaande nationale
wetgeving heeft op de confiscatie en ontneming van vermogensbestanddelen; dit
verslag gaat indien nodig vergezeld van passende voorstellen. Artikel 14 Vervanging van Gemeenschappelijk Optreden 98/699/JBZ en van de
Kaderbesluiten 2001/500/JBZ en 2005/212/JBZ 1.
Gemeenschappelijk Optreden 98/699/JBZ en artikel 1,
punt a), en de artikelen 3 en 4 van Kaderbesluit 2001/500/JBZ en de
artikelen 1 en 3 van Kaderbesluit 2005/212/JBZ worden vervangen voor de
lidstaten die aan de aanneming van deze richtlijn deelnemen, onverminderd de
verplichtingen van de lidstaten wat betreft de termijn voor de omzetting van de
kaderbesluiten in nationaal recht. 2.
Voor de lidstaten die aan de aanneming van deze
richtlijn deelnemen, gelden verwijzingen naar het gemeenschappelijk optreden en
naar de bepalingen van de kaderbesluiten, zoals bedoeld in lid 1, als
verwijzingen naar deze richtlijn. Artikel 15
Inwerkingtreding Deze richtlijn treedt in werking op de
twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad
van de Europese Unie. Artikel 16
Adressaten Deze
richtlijn is gericht tot de lidstaten overeenkomstig de Verdragen. Gedaan te Brussel, Voor het Europees Parlement Voor
de Raad De voorzitter De
voorzitter [1] Het Bureau van de Verenigde Naties voor drugs– en
misdaadbestrijding, "Estimating illicit financial flows resulting from
drug trafficking and other transnational organised crime", oktober 2011. [2] Er zijn nog meer ramingen van de waarde van criminele
markten. Volgens de Verenigde Naties was de wereldwijde drugshandel in 2005
goed voor 321 miljard USD. Volgens de Raad van Europa is mensenhandel
wereldwijd goed voor 42,5 miljard USD per jaar. De omvang van de wereldwijde
markt van namaakgoederen werd door de OESO geraamd op ongeveer 250 miljard
USD per jaar. Corruptie in de EU kan volgens ramingen oplopen tot 1% van het
EU–bbp per jaar. [3] Zie de conclusies van de Raad Justitie en Binnenlandse
Zaken van juni 2010 over confiscatie en ontneming van vermogensbestanddelen
(Raadsdocument 7769/3/10). Zie ook de samenvatting van de dreigingsevaluatie
voor de georganiseerde criminaliteit 2011 en het jaarverslag van Eurojust 2010. [4] Zie ook de conclusies van de Raad van 23 april 2010
betreffende de preventie van economische crisissen en de ondersteuning van
economische bedrijvigheid (Raadsdocument 7881/10), punt 7d. [5] Volgens een officiële raming bedroegen de inkomsten uit
georganiseerde criminaliteit in het Verenigd Koninkrijk in 2006 bijvoorbeeld 15 miljard
GBP, terwijl in datzelfde jaar 125 miljoen GBP door de staat werd
ontnomen, zie cijfers van het ministerie van Binnenlandse Zaken (2006), vermeld
in de dreigingsevaluatie voor de georganiseerde criminaliteit 2010 van Europol.
[6] "Een open en veilig Europa ten
dienste en ter bescherming van de burger", Raadsdocument 17024/09,
aangenomen door de Europese Raad op 10/11 december 2009. [7] Raadsdocument 7769/3/10. [8] COM(2010) 673 definitief van 22.11.2010. [9] Confiscatie bij derden betreft de confiscatie van
vermogensbestanddelen die door een verdachte of veroordeelde aan derden zijn
overgedragen. [10] Bij procedures inzake confiscatie zonder veroordeling
kunnen goederen ook worden bevroren en geconfisqueerd zonder dat de eigenaar
ervan voorafgaandelijk door een strafrechter is veroordeeld. [11] Verslag van het Europees Parlement over georganiseerde
criminaliteit in de Europese Unie, aangenomen op 25 oktober 2011, document A7-0333/2011
[provisional reference]. [12] "Opbrengsten van georganiseerde criminaliteit:
misdaad mag niet lonen", COM(2008) 766 definitief van 20.11.2008. [13] PB L 182 van 5.7.2001. [14] Waardeconfiscatie betreft de confiscatie van een
geldbedrag dat overeenkomt met de waarde van de opbrengsten van een misdrijf. [15] PB L 68 van 15.3.2005, blz. 49. [16] Ruimere confiscatie betreft de confiscatie van
vermogensbestanddelen die verder gaat dan de directe opbrengsten van een
misdrijf, zodat er geen verband hoeft te worden aangetoond tussen verdachte
criminele vermogensbestanddelen en een specifieke criminele gedraging. [17] PB L 196 van 2.8.2003, blz. 45. [18] PB L 328 van 24.11.2006, blz. 59. [19] PB L 332 van 18.12.2007, blz. 103. [20] COM(2011) 307, 308 en 309, en C(2011) 3673 definitief van 6.6.2011. [21] COM(2011) 376 definitief van 24.6.2011. [22] COM(2010) 2020 definitief van 3.3.2010. Zie ook de
conclusies van de Raad van 23 april 2010 betreffende de preventie van
economische crisissen en de ondersteuning van economische bedrijvigheid
(Raadsdocument 7881/10), punt 7d. [23] (COM(2011) 135 definitief) van 17.3.2011. [24] (COM(2011) 293 definitief) van 26.5.2011. [25] Richtlijn 2005/60/EG van 26 oktober 2005 tot voorkoming
van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en de
financiering van terrorisme , PB L 309 van 25.11.2005, blz. 15. [26] Dit netwerk (CARIN), dat wordt ondersteund door de
Commissie en Europol, is een internationaal netwerk van beroepsbeoefenaren op
het gebied van de ontneming van vermogensbestanddelen. Het netwerk bestaat uit
deskundigen (een contactpunt voor rechtshandhaving en een justitieel
contactpunt) uit meer dan 50 landen en rechtsgebieden, waaronder 26
EU–lidstaten. Het netwerk heeft ten doel beproefde methoden uit te wisselen en
de instanties beter te laten samenwerken bij grensoverschrijdende kwesties
inzake de ontneming van vermogensbestanddelen. [27] De diensten van de Commissie hebben bijvoorbeeld
verschillende bilaterale bijeenkomsten gehouden met vertegenwoordigers van het
FLARE–netwerk (Freedom, Legality and Rights in Europe) en de bijbehorende
netwerken. [28] Bijvoorbeeld het Centres of Excellence for Asset
Recovery Training (CEART) Seminar en het in 2010 gehouden Eurojust
Strategic Seminar. [29] Met name aanbeveling 4 van de FATF-aanbevelingen, zoals
herzien in februari 2012. [30] Raamcontract voor diensten nr. JLS/2010/EVAL/FW/001/A1,
Study for an Impact Assessment on a proposal for a new legal framework on
the confiscation and recovery of criminal assets. [31] "Assessing the
effectiveness of EU Member States' practices in the identification, tracing,
freezing and confiscation of criminal assets",
beschikbaar op http://ec.europa.eu/home-affairs/policies/crime/crime_confiscation_en.htm [32] Verslag van de Commissie op grond van artikel 6 van het
kaderbesluit van de Raad van 24 februari 2005 inzake de confiscatie van
opbrengsten van misdrijven, alsmede van de daarbij gebruikte hulpmiddelen en de
door middel daarvan verkregen voorwerpen (2005/212/JBZ), COM(2007) 805
definitief van 17.12.2007. [33] Verslag van de Commissie op basis van artikel 14 van
Kaderbesluit 2003/577/JBZ van de Raad van 22 juli 2003 inzake de
tenuitvoerlegging in de Europese Unie van beslissingen tot bevriezing van voorwerpen
of bewijsstukken, COM(2008) 885 definitief van 22.12.2008. [34] Verslag van de Commissie op grond van artikel 22 van
Kaderbesluit 2006/783/JBZ van de Raad van 6 oktober 2006 inzake de
toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen tot
confiscatie, COM(2010) 428 definitief van 23.8.2010. [35] Verslag van de Commissie op basis van artikel 8 van
Besluit 2007/845/JBZ van de Raad van 6 december 2007 betreffende de
samenwerking tussen de nationale bureaus voor de ontneming van vermogensbestanddelen
op het gebied van de opsporing en de identificatie van opbrengsten van
misdrijven of andere vermogensbestanddelen die hun oorsprong vinden in
misdrijven, COM(2011) 176 definitief van 12.4.2011. [36] Kaderbesluit 2008/841/JBZ van 24 oktober 2008 ter
bestrijding van georganiseerde criminaliteit, PB L 300 van 11.11.2008,
blz. 42. [37] Zie verwijzingen in voetnoot 2. [38] Arrest Raimondo/Italië van 22 februari 1994. [39] Arrest Walsh/Director of the Asset Recovery Agency
(United Kingdom) (2005). [40] Eindverslag over het Italiaanse project inzake "Confiscation:
Legal issues and international cooperation", opgesteld in het kader
van de Criminal Legal Affairs SubGroup (CLASG) van de G8 Roma-Lyon
Group. [41] PB C , , blz. . [42] PB C , , blz. . [43] "Een open en veilig Europa ten dienste en ter
bescherming van de burger", Raadsdocument 17024/09, aangenomen door de
Europese Raad op 10/11 december 2009. [44] PB L 182 van 5.7.2001, blz. 1. [45] PB L 196 van 2.8.2003, blz. 45. [46] PB L 68 van 15.3.2005, blz. 49. [47] PB L 328 van 24.11.2006, blz. 59. [48] PB C 195 van 25.6.1997, blz. 2. [49] PB L 140 van 14.6.2000, blz. 1. [50] PB L 149 van 2.6.2001, blz. 1. [51] PB L 164 van 22.6.2002, blz. 3. [52] PB L 330 van 9.12.2008, blz. 21. [53] PB L 182 van 5.7.2001, blz. 1. [54] PB L 192 van 31.7.2003, blz. 54. [55] PB L 335 van 11.11.2004, blz. 8. [56] PB L 69 van 16.3.2005, blz. 67. [57] PB L 300 van 11.11.2008, blz. 42. [58] PB L 101 van 15.4.2011, blz. 1. [59] PB L 335 van 17.12.2011, blz. 1.