This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52012DC0060
COMMUNICATION FROM THE COMMISSION TO THE EUROPEAN PARLIAMENT, THE COUNCIL, THE EUROPEAN ECONOMIC AND SOCIAL COMMITTEE AND THE COMMITTEE OF THE REGIONS Innovating for Sustainable Growth: A Bioeconomy for Europe
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Innovatie voor duurzame groei: een bio-economie voor Europa
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Innovatie voor duurzame groei: een bio-economie voor Europa
/* COM/2012/060 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET COMITÉ VAN DE REGIO'S Innovatie voor duurzame groei: een bio-economie voor Europa /* COM/2012/060 final */
MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN HET
EUROPEES PARLEMENT, DE RAAD, HET EUROPEES ECONOMISCH EN SOCIAAL COMITÉ EN HET
COMITÉ VAN DE REGIO'S Innovatie voor duurzame groei: een
bio-economie voor Europa Strategie:
"Innovatie voor duurzame groei: een bio-economie voor Europa"
1.
Strategie voor een Europese bio-economie
Om het hoofd te bieden aan de toename van de
wereldbevolking, de snelle uitputting van talrijke grondstoffen, de toenemende
druk op het milieu en de klimaatverandering moet Europa zijn beleid inzake de
productie, consumptie, verwerking, opslag, recycling en verwijdering van
biologische hulpbronnen drastisch omgooien. In de Europa 2020-strategie wordt
gepleit voor een bio-economie als hoeksteen voor slimme en groene groei in
Europa. Doorbraken in het bio-economisch onderzoek en de invoering van
innovaties zullen Europa in staat stellen zijn hernieuwbare biologische
grondstoffen beter te beheren en nieuwe en gediversifieerde markten aan te
boren voor Europese voedsel- en bioproducten. De ontwikkeling van een Europese
bio-economie biedt belangrijke perspectieven: het behoud en de totstandbrenging
van economische groei in plattelands-, kust- en geïndustrialiseerde regio's,
een vermindering van onze afhankelijkheid van fossiele brandstoffen en vanuit
economisch en ecologisch oogpunt duurzamere primaire productie-[1] en verwerkingsbedrijven. De
bio-economie draagt derhalve bij tot de doelstelling van de Europa 2020‑vlaggenschipinitiatieven
"Innovatie-Unie" en een "Efficiënt gebruik van
hulpbronnen". De strategie en het actieplan voor een
bio-economie moeten de weg vrijmaken voor een meer innoverende,
hulpbronefficiënte en concurrerende maatschappij, die voedselzekerheid verzoent
met het gebruik van hernieuwbare hulpbronnen voor industriële doeleinden en de
bescherming van het milieu. Zij leveren input voor de onderzoeks- en
innovatieagenda inzake bio-economie en dragen bij tot een coherenter
beleidskader, een betere afstemming tussen het bio-economiebeleid op lidstaat-,
EU- en wereldniveau en een publiek debat met resultaatverbintenis. Daarbij
wordt gestreefd naar synergieën en complementariteit met andere
beleidsgebieden, ‑instrumenten en financieringsbronnen met dezelfde
doelstellingen, zoals het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid (GLB en
GVB), het geïntegreerde maritiem beleid (GMB) en het beleid inzake milieu,
ondernemingen, werkgelegenheid, energie en gezondheid De strategie bouwt voort op het zevende
kaderprogramma voor onderzoek en technologische ontwikkeling (KP7) en op het EU‑kaderprogramma
voor onderzoek en innovatie (Horizon 2020). Nadere informatie over de
strategie voor de bio-economie is opgenomen in het begeleidende werkdocument
van de diensten van de Commissie.
1.1.
Uitdagingen
Europa is zijn natuurlijke hulpbronnen op
ongeziene en onherroepelijke wijze aan het uitputten, staat voor aanzienlijke
en mogelijk onomkeerbare klimaatveranderingen en kampt met een aanhoudend
verlies aan biodiversiteit. Deze tendensen bedreigen de ecosystemen waarvan
Europa afhankelijk is. Die problemen worden nog versterkt door de verwachting
dat wereldbevolking de volgende 40 jaar nog met meer dan 30% zal toenemen: van 7
miljard in 2012 tot meer dan 9 miljard in 2050. Een antwoord vinden op deze
complexe en onderling gekoppelde uitdagingen vergt onderzoek en innovatie om
onze levensstijl en ons grondstoffenverbruik in alle geledingen van de
maatschappij en economie op een snelle en duurzame manier en in overleg bij te
sturen. Het welslagen van deze noodzakelijke transformatie is bepalend voor de
welvaart en het welzijn van de Europeanen en de toekomstige generaties. De jongste decennia heeft de Unie talrijke
initiatieven genomen of maatregelen bijgestuurd om deze uitdagingen aan te
pakken en een hervorming van de Europese economie op gang te brengen. De
complexe onderlinge relaties tussen deze problemen kunnen leiden tot moeilijke
afwegingen, zoals de controverse over het gebruik van biomassa. Die vloeit
voort uit de bezorgdheid over de potentiële gevolgen van de stijgende vraag
naar hernieuwbare biologische hulpbronnen in andere sectoren op de
voedselzekerheid, over het gebruik van de schaarse natuurlijke hulpbronnen en
over het milieu in Europa en derde landen. Om op dergelijke veelzijdige
vraagstukken een antwoord te bieden, moet een strategische en algemene aanpak over
de verschillende beleidsgebieden heen worden ontwikkeld. Onderbouwde interactie
is nodig om de samenhang tussen beleidsdomeinen te bevorderen, doublures weg te
werken en de doorstroming en verspreiding van informatie te verbeteren. Met
name de interactie en afstemming tussen onderzoek en innovatie in de Unie en de
beleidsprioriteiten die de bio-economie ondersteunen, moeten worden verbeterd. De bio-economie vormt een nuttige basis voor
een dergelijk beleid en omvat zowel de productie van hernieuwbare biologische
hulpbronnen als de verwerking van die hulpbronnen en afvalstromen tot
waardevolle producten zoals voedsel, diervoeder, biogebaseerde producten[2] en bio-energie. Bio-economische
sectoren en bedrijven[3]
bezitten een sterk innovatiepotentieel omdat zij, in combinatie met hun lokale
en impliciete kennis, een beroep doen op uiteenlopende wetenschappen,
ontsluitende en industriële technologieën[4].
1.2.
Aanpak van maatschappelijke uitdagingen
Door haar horizontaal karakter kan de
bio-economie een totaalantwoord bieden op een aantal gerelateerde
maatschappelijke uitdagingen, zoals voedselzekerheid, schaarste van natuurlijke
hulpbronnen, afhankelijkheid van fossiele hulpbronnen en klimaatverandering, en
tegelijk duurzame economische groei tot stand brengen. De voedselzekerheid waarborgen Door de groei van de wereldbevolking zal de
vraag naar voedsel tegen 2050 nar verwachting met 70% toenemen en de
vleesconsumptie verdubbelen. De strategie voor de bio-economie zal bijdragen
tot een mondiale aanpak van deze uitdagingen door de ontwikkeling van de nodige
kennis voor een duurzame stijging van de grondstoffenproductie, rekening
houdend met alle opties van baanbrekende wetenschap tot lokale en impliciete
kennis. Zij zal ook een bijsturing van het consumptiepatroon en de ontwikkeling
van gezondere en duurzamere voedingsgewoonten stimuleren. De Europese gezinnen en bedrijven verspillen
jaarlijks, verliezen in de landbouw en visserij niet meegerekend, 90 miljoen
ton voedsel of 180 kg per persoon. De strategie beoogt ook hulpbronefficiëntere
bevoorradingsketens overeenkomstig het stappenplan voor een efficiënt gebruik
van hulpbronnen en het initiatief voor blauwe groei. Natuurlijke hulpbronnen en duurzaam beheren
Landbouw, bosbouw, visserij en aquacultuur
hebben behoefte aan verschillende essentiële en schaarse grondstoffen om
biomassa te produceren: land, zeegebied, vruchtbare en productieve gronden,
water en gezonde ecosystemen, maar ook hulpbronnen zoals mineralen en energie
voor de productie van meststoffen. Het gebruik daarvan veroorzaakt significante
alternatieve kosten door de uitputting of het verlies van ecosysteemdiensten.
Nu deze hulpbronnen onder sterke druk staan door de vraag vanuit verschillende
concurrerende sectoren en de erfenis van historische ontginning, moet de EU
"meer produceren met minder" en werk maken van slimme duurzame
teelten, visserij en aquacultuur. De strategie voor de bio-economie moet de
kennisbasis verbeteren en innovatie bevorderen om de productiviteit te verhogen
en tegelijk een duurzaam gebruik van hulpbronnen te waarborgen en de druk op
het milieu te verlichten. De afname van de biodiversiteit kan de kwaliteit van
de hulpbronnen ernstig aantasten en de primaire productieopbrengsten, met name
in de bosbouw en visserij, doen teruglopen. De strategie zal de invoering van
een op ecosystemen gebaseerd beheer ondersteunen. Er wordt gestreefd naar
synergieën met het GLB en het GVB, het GMB en het milieubeleid van de Unie
inzake hulpbronefficiëntie, het duurzaam gebruik van natuurlijk hulpbronnen, de
bescherming van de biodiversiteit en habitats en de verlening van
ecosysteemdiensten. Mondiale uitdagingen vergen mondiale
oplossingen. De strategie voor de bio-economie ondersteunt wereldwijde
inspanningen voor een duurzamer gebruik van grondstoffen. Daartoe behoren de
ontwikkeling van een gemeenschappelijk internationaal begrip van de
duurzaamheid van biomassa en beste praktijken om nieuwe markten aan te boren,
de productie te diversifiëren en de voedselvoorziening op lange termijn te
verzekeren. Onze
afhankelijkheid van niet-hernieuwbare hulpbronnen verminderen De Europese
economie is voor haar koolstof- en energievoorziening sterk afhankelijk van
fossiele brandstoffen en daardoor kwetsbaar voor onzekere en slinkende
voorraden en de volatiliteit van de markt. Om concurrerend te blijven moet de
EU een koolstofarme samenleving worden waarin hulpbronefficiënte bedrijven,
biogebaseerde producten en bio-energie samen bijdragen tot groene groei en
concurrentiekracht. De resultaten
van het leidende‑marktinitiatief voor biogebaseerde producten worden
meegenomen in de strategie voor de bio-economie, die het initiatief inzake
blauwe groei, de doelstellingen van de richtlijnen inzake hernieuwbare energie
en brandstofkwaliteit en het strategische energietechnologieplan zal
ondersteunen door de kennisbasis te verbeteren en innovatie aan te moedigen.
Het is de bedoeling biomassa (bv. industriële gewassen) te produceren tegen een
concurrerende prijs en zonder de voedselvoorziening in het gedrang te brengen,
de druk op de primaire productie en het milieu te verhogen of de markten te
verstoren door het gebruik van bepaalde energie te bevorderen. Voorts zal de
strategie bijdragen tot het welslagen van de bio-economie op lange termijn door
inzicht te verschaffen in de huidige en toekomstige beschikbaarheid van en de
vraag naar biomassa en in de concurrentie tussen de toepassingen van biomassa
en het potentieel ervan om de klimaatverandering tegen te gaan. Dit betekent
dat alternatieve koolstof- en energiebronnen toegankelijker moeten worden
gemaakt (bv. land- en bosbouwresiduen, afval) en dat onderzoek naar
hernieuwbare bronnen, zoals microalgen, moet worden aangestuurd. De klimaatverandering milderen en ons
aanpassen Naarmate de wereldwijde vraag naar biomassa
voor voedings- en landbouwdoeleinden de volgende decennia zal toenemen, moet de
Unie haar landbouw-, bosbouw-, visserij- en aquacultuurcapaciteit duurzaam
verhogen. De strategie voor de bio-economie ondersteunt de ontwikkeling van
productiesystemen met een lage uitstoot van broeikasgassen (BKG), die aangepast
zijn aan de schadelijke effecten van de klimaatverandering, zoals droogtes en
overstromingen, en helpen deze effecten te milderen. Op die manier draagt zij
bij tot de doelstellingen van de stappenplannen om de Europese economie tegen 2050
koolstofarm te maken, tot een efficiënt gebruik van hulpbronnen en tot het
klimaatbeleid van de Unie. Daartoe voorziet de strategie in de toename van de
koolstofvastlegging in landbouwgronden en zeebodems en in een degelijk beheer
en uitbreiding van het bosbestand. Europese pulp- en papierbedrijven, de
chemiesector en de voedingsnijverheid stoten aanzienlijke hoeveelheden BKG uit,
maar slaan ook grote hoeveelheden koolstof op in hun producten. In de strategie
wordt er ook voor gepleit koolstof-, energie- en waterintensieve
productieprocessen zoveel mogelijk te vervangen door hulpbronefficiëntere en
milieuvriendelijkere procedés. De gedeeltelijke vervanging van
niet-hernieuwbare producten door duurzamere biogebaseerde alternatieven moet
worden voortgezet. Banen scheppen en het Europees
concurrentievermogen handhaven De bio-economie vertegenwoordigt in de Unie
een jaarlijkse omzet van 2000 miljard euro en is goed voor meer dan 22 miljoen
banen of ongeveer 9% van de beroepsbevolking. Om concurrerend te blijven en de
werkgelegenheid in stand te houden in het licht van de grote maatschappelijke
uitdagingen en de groeiende markten in de ontwikkelingslanden, moeten de
Europese bio-economiebedrijven echter innoveren en nog meer diversifiëren.
Duurzame primaire productie, voedselverwerking en industriële biotechnologie en
bioraffinaderijen, die het pad moeten effenen voor biogebaseerde bedrijven, de
omvorming van bestaande bedrijven en de opening van nieuwe markten voor
biogebaseerde producten zullen naar verwachting aanzienlijke groei opleveren.
Er moeten nieuwe hooggekwalificeerde banen en opleidingsmogelijkheden worden
ontwikkeld om in te spelen op de personeelsbehoeften in deze bedrijven, maar
ook in de landbouw, bosbouw, visserij en aquacultuur. Volgens ramingen kan de directe financiering
van bio-economisch onderzoek in het kader van Horizon 2020 euro in de
verschillende sectoren van de bio-economie tegen 2025[5] 130 000 nieuwe banen en
een toegevoegde waarde van 45 miljard opleveren. Verdere groei wordt verwacht
dankzij – directe en indirecte – publieke en private investeringen in alle
onderdelen van de bio-economie. De
bio-economie zal naar verwachting een aanzienlijke bijdrage leveren tot de
Europa 2020-doelstellingen.
1.3.
Een coherente bio-economie ontwikkelen
Er moeten specifieke maatregelen worden
genomen om ervoor te zorgen dat onderzoek en innovatie op het gebied van de
bio-economie een maximale impact sorteren. Overeenkomstig de aanbevelingen van
de openbare raadpleging inzake de bio-economie moet prioriteit worden verleend
aan een coherenter beleidskader, meer investeringen in onderzoek, de
ontwikkeling van biogebaseerde markten en een betere communicatie met het
publiek[6]. Coherent beleid De bio-economie bestrijkt een breed scala aan
gevestigde en opkomende beleidsgebieden op mondiaal, EU-, lidstaat-, en
regionaal niveau die allemaal bijdragen tot gemeenschappelijke doelstellingen,
zij het binnen een complexe en soms versnipperde beleidscontext. In de
strategie voor de bio-economie wordt gepleit voor een beter onderbouwde
dialoog, met name over de rol van wetenschappelijke vooruitgang, en voor meer
interactie tussen de bestaande bio-economieondersteunende beleidsterreinen op
EU- en lidstaatniveau (zie actie 5). Hierdoor zullen de belanghebbenden over
een coherenter beleidskader beschikken en worden private investeringen
aangemoedigd. Bovendien moeten informatiesystemen worden gecreëerd,
voortbouwend op de bestaande maar vaak niet aan elkaar gekoppelde databanken,
om de ontwikkeling van de bio-economie te monitoren (zie actie 6). De strategie voor de bio-economie zal
bijdragen tot een betere afstemming van de EU-financiering voor onderzoek en
innovatie op de bestaande prioriteiten van beleidsgebieden in verband met de
bio-economie. Tegelijk zal zij ervoor zorgen dat bij de beleidsontwikkeling
vanaf het begin rekening wordt gehouden met innovatie. De aangekondigde
Europese innovatiepartnerschappen (EIP's) zullen daarin een cruciale rol
spelen, net als de initiatieven voor gezamenlijke programmering (GPI's). Een
dialoog over de bio-economie die de kennisbasis versterkt en de gefundeerde
interactie tussen beleidsmaatregelen op Unie-, lidstaat- en regionaal niveau
bevordert, zal tegelijk een verdere stimulans voor groei en
investeringsprikkels vormen (zie actie 2). De mondiale dimensie van de maatschappelijke
uitdagingen die door de bio-economie worden aangepakt, vergt een nauwere
internationale samenwerking. De strategie voor de bio-economie zal Europa
helpen om een voortrekkersrol te vervullen bij het stimuleren van de
overschakeling naar een mondiale bio-economie. De bestaande internationale
samenwerking op het gebied van bio-economie moet worden aangestuurd door
onderzoek en innovatie en moet de uitwisseling van wetenschappelijke kennis en
beste praktijken over mondiale thema's en beleidsterreinen faciliteren, met
name inzake voedselzekerheid, klimaatverandering, milieu en hulpbronnen,
capaciteitsopbouw en handel (zie actie 8). Investeringen in kennis, innovatie en
vaardigheden De bio-economie vergt een blijvende en
toenemende ondersteuning via publieke financiering en private investeringen en
moet bijdragen tot een betere samenhang tussen nationale, Europese en mondiale
onderzoeks- en innovatie-initiatieven. Tussen onderzoek en de toepassing van de
resultaten daarvan gaapt vaak een informatie- en kenniskloof en staan
institutionele en conceptuele barrières tussen onderzoekers, innovatoren,
producenten, eindgebruikers, beleidsmakers en het maatschappelijk middenveld.
Netwerken voor kennisoverdracht, kennis- en technologiemakelaars en sociale
ondernemingen kunnen deze kloof binnen een bredere context van burger- en
stakeholderinitiatieven overbruggen. Talrijke veelbelovende
onderzoeksresultaten blijven onbenut door aanslepende regelgevings- en octrooikwesties.
Voorts is er behoefte aan meer investeringen in demonstratie- en
extrapolatieactiviteiten en aan de ontwikkeling van ondernemerschap en
adviesdiensten voor de hele bevoorradingsketen (zie acties 3 en 11). De behoefte aan meer publieke financiering
voor onderzoek en innovatie inzake bio-economie is reeds erkend in Horizon 2020:
voor het thema "voedselzekerheid, duurzame landbouw, marien en maritiem
onderzoek en de bio-economie[7]"
is een budget van bijna 4,7 miljard euro voorgesteld. Daarnaast wordt steun
verleend via onderdelen van de werkterreinen "klimaatverandering,
efficiënt gebruik van hulpbronnen en grondstoffen", "veilige, schone
en efficiënte energie" en "gezondheid, demografische veranderingen en
welzijn". Het Europees Instituut voor innovatie en technologie (EIT) zal
met zijn kennis- en innovatiegemeenschappen (KIG's) op verschillende gebieden
bio-economische kwesties behandelen, met name in het kader van het voorgestelde
KIG "Food4future". Dit zal gepaard gaan met onderzoek en innovatie in
ontsluitende en industriële technologieën (bv. biotechnologie, nanotechnologie
en ICT) en de bevordering van opkomende technologieën. Voor de
tenuitvoerlegging van talrijke maatregelen in verband met de bio-economie is
het eveneens essentieel belanghebbenden langs de volledige waardeketen van de
bio-economie de vereiste kennisbasis en instrumenten aan te reiken, waaronder
een aantal belangrijke ontsluitende technologieën. (zie acties 1 en 2) Verschillende lidstaten hebben
onderzoeksprogramma's op het gebied van bio-economie opgezet en hebben
afgesproken hun onderzoeksactiviteiten beter te coördineren via
publiek-publieke partnerschappen zoals het GPI inzake "gezonde en
productieve zeeën en oceanen". Actieve samenwerking tussen actoren is eveneens
nodig om meer private investeringen en ondernemerschap in Europa aan te
moedigen. Daartoe behoren ondersteunende initiatieven om de uitwisseling van
kennis te versterken, het Europees octrooirecht te vereenvoudigen en de toegang
tot publieke onderzoeksresultaten te verbeteren, maar ook het opzetten van
publiek-private partnerschappen (PPP's) en de verdere ontwikkeling van EIP's,
zoals de partnerschappen inzake "productiviteit en duurzaamheid van de
landbouw" en "grondstoffen" (zie acties 1 en 4). Participatieve governance en onderbouwd
overleg met de samenleving Een verantwoordelijke bio-economie vergt
participatieve modellen met input van burgers en eindgebruikers om de relatie
tussen wetenschap, samenleving en beleid te versterken. Dankzij een beter
onderbouwde dialoog zullen wetenschap en innovatie een solide basis kunnen
vormen voor de beleidsvorming en verantwoorde maatschappelijke keuzes, rekening
houdend met legitieme maatschappelijke verzuchtingen en de behoeften in de
bio-economie. Een grote meerderheid van de Europeanen is het
ermee eens dat wetenschap en technologie toekomstige generaties meer kansen
zullen bieden. Toch is er nog steeds sprake van een brede informatiekloof
tussen wetenschap en maatschappij. Burgers moeten via een open en onderbouwde dialoog
bij het hele onderzoeks- en innovatieproces worden betrokken. Daartoe moet hen
een betrouwbaar inzicht worden verschaft in de baten en risico's van
innoverende technologieën en bestaande praktijken en moeten zij ruim de kans
krijgen om het debat aan te gaan over nieuwe uitvindingen en de effecten
daarvan (zie acties 2 en 5). Het EIP inzake "productiviteit en
duurzaamheid van de landbouw" zal op dat vlak een cruciale rol spelen. Voorts moeten burgers meer informatie krijgen
over de eigenschappen van producten en het effect van hun consumptiepatroon en
levensstijl (bv. inzake afval) zodat zij verantwoorde en bewuste keuzes kunnen
maken (zie actie 12). Ten slotte moeten burgers bewust worden gemaakt van de
mogelijkheden van sociale innovatie en worden aangemoedigd om initiatieven te
nemen. Nieuwe infrastructuur en instrumenten Een verhoging van de productiviteit en een
duurzame bio-economie vergen meer onderzoek, infrastructuur (platteland, zee en
industrie), netwerken voor de overdracht van kennis en betere
bevoorradingsketens. Naast andere doelstellingen zal steun worden verleend voor
geïntegreerde en gediversifieerde bioraffinaderijen, waaronder kleinschalige
lokale installaties (zie actie 10). Met petrochemische raffinageprocessen
worden talrijke producten, brandstoffen en energie vervaardigd uit fossiele
brandstoffen. In bioraffinaderijen worden deze fossiele brandstoffen vervangen
door hernieuwbare hulpbronnen (waaronder afval), en worden nieuwe inkomsten en
banen gecreëerd in de landbouw, bosbouw, visserij en aquacultuur. Verschillende
financieringsbronnen, waaronder private investeringen, EU-fondsen voor
plattelandsontwikkeling of cohesie, kunnen worden aangewend om de ontwikkeling
van duurzame bevoorradingsketens en faciliteiten te bevorderen (zie actie 7). Biogebaseerde producten en bio-energie zijn
"biogebaseerde varianten" van traditionele producten, dan wel nieuwe
producten met volledig nieuwe en innoverende functies en perspectieven voor
nieuwe en bestaande markten. Om deze kansen te benutten ondersteunt de EU
actief de verdere ontwikkeling van duidelijke en eenduidige productnormen en
duurzaamheidscriteria op Europees en internationaal niveau. Die zijn essentieel
voor de werking van de interne markt en de verdere ontwikkeling van
certificaten en labels om de consument bewust te maken en groene
overheidsaankopen te bevorderen (zie actie 11).
2.
Het actieplan voor de bio-economie
In het onderstaande actieplan worden de
belangrijkste maatregelen omschreven die de Commissie zal nemen om de
doelstellingen van de strategie voor de bio-economie te bereiken, voortbouwend
op KP7, Horizon 2020 en andere bestaande initiatieven zoals de EIP's. De
lidstaten worden opgeroepen mee te werken aan dit plan. Een gedetailleerdere
versie van het actieplan is opgenomen in het werkdocument van de diensten van
de Commissie[8].
2.1.
Investeringen in onderzoek, innovatie en
vaardigheden
1.
Zorgen voor toereikende financiering door de Unie,
de lidstaten en private investeerders voor investeringen en partnerschappen
voor onderzoek en innovatie op het gebied van bio-economie. De activiteiten in
het kader van de GPI's en ERA-Net verder ontwikkelen om de samenhang en
synergieën tussen publieke programma's te versterken. Bioclusters en KIG's ondersteunen in het
kader van het EIT met het oog op partnerschappen met de private sector. De
belangrijkste onderzoeks- en innovatieconcepten en ‑prioriteiten schetsen
inzake voedsel, duurzame landbouw en bosbouw en voor mariene en maritieme
activiteiten in het kader van Horizon 2020. 2.
Het aandeel van multidisciplinaire en
sectoroverschrijdende onderzoeks- en innovatieactiviteiten verhogen om een
antwoord te bieden op de complexiteit en de onderlinge koppelingen tussen de
maatschappelijke uitdagingen door de bestaande kennisbasis te versterken en
nieuwe technologieën te ontwikkelen. Wetenschappelijk advies verstrekken voor
onderbouwde beleidsbeslissingen inzake de baten van en afwegingen inzake
bio-economische oplossingen. 3.
De invoering en verspreiding van innovaties in de
bio-economie bevorderen en voorzien in de nodige feedbackmechanismen inzake
regelgeving en beleid. De steun aan kennisnetwerken, advies- en
bedrijfsondersteunende diensten uitbreiden, met name via EIP's en bioclusters. 4.
De vereiste personele middelen opbouwen om de groei
en de verdere integratie van de bio-economische sectoren te ondersteunen door
de organisatie van universitaire fora voor de ontwikkeling van opleidings- en
trainingsprogramma's over bio-economie.
2.2.
Sterkere beleidsinteractie en betrokkenheid van
belanghebbenden
5.
Een bio-economiepanel oprichten van dat bijdraagt
tot meer synergieën en coherentie tussen de bio-economiegerelateerde
beleidsgebieden, initiatieven en economische sectoren op EU-niveau en die
(tegen 2012) koppelen aan de bestaande mechanismen. De oprichting van vergelijkbare
panels in de lidstaten en regio's aanmoedigen. Onderzoekers, eindgebruikers,
beleidsmakers en het maatschappelijk middenveld stimuleren om deel te nemen aan
een open en onderbouwde dialoog door het volledige onderzoeks- en
innovatieproces van de bio-economie heen. Geregeld congressen
organiseren voor de actoren van de bio-economie. 6.
Een waarnemingscentrum voor de bio-economie
oprichten, in nauwe samenwerking met de bestaande informatiesystemen waarmee de
Commissie de vooruitgang en impact van de bio-economie regelmatig kan monitoren
en prognose- en modelinstrumenten kan ontwikkelen (tegen 2012). Tussentijdse
evaluatie en herziening van de strategie. 7.
De ontwikkeling van regionale en nationale
strategieën voor de bio-economie ondersteunen door de bestaande onderzoeks- en
innovatieactiviteiten, competentiecentra en infrastructuur in de Unie in kaart
te brengen (tegen 2015). De strategische discussie met de lokale, regionale en
nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor plattelands- en kustontwikkeling
en het cohesiebeleid[9]
ondersteunen om ervoor te zorgen dat de bestaande financieringsmechanismen
maximaal effect sorteren. 8.
Internationale samenwerking inzake onderzoek en
innovatie op het gebied van bio-economie ontwikkelen door een gezamenlijke aanpak
van mondiale problemen, zoals voedselzekerheid en klimaatverandering en de
productie van duurzame biomassa (vanaf 2012). Verdere synergieën zoeken tussen
het beleid van de Unie en de lidstaten inzake internationale samenwerking en
contacten leggen met internationale organisaties.
2.3.
Versterken van de markten en het
concurrentievermogen in de bio-economie
9.
De kennisbasis creëren voor een duurzame
intensifiëring van de primaire productie. Een beter inzicht verwerven in de
huidige, potentiële en toekomstige beschikbaarheid van en vraag naar biomassa
(met inbegrip van afval en land- en bosbouwresiduën) in de verschillende
sectoren, rekening houdend met de toegevoegde waarde, duurzaamheid,
bodemvruchtbaarheid en de potentiële bijdrage tot het klimaatbeleid. Deze
resultaten beschikbaar stellen voor de ontwikkeling en evaluatie van beleid op
deze gebieden. De toekomstige ontwikkeling ondersteunen van een methode voor de
berekening van de ecologische voetafdruk, bv. aan de hand van
levenscyclusanalyses (LCA's). 10.
De oprichting bevorderen van netwerken van de
vereiste logistieke faciliteiten voor geïntegreerde en met bioraffinaderijen,
demonstratie- en proefbedrijven in Europa, met inbegrip van de logistieke
faciliteiten en bevoorradingsketens voor een stroomafwaarts gebruik van
biomassa en afvalstromen. Onderhandelingen openen voor de oprichting van een
PPP op Europees niveau voor onderzoek en innovatie op het gebied van
biogebaseerde bedrijven (tegen 2013). 11.
De ontginning van nieuwe markten ondersteunen door
de ontwikkeling van normen en gestandaardiseerde methodes voor
duurzaamheidsbeoordelingen voor biogebaseerde producten en
voedselproductiesystemen en de ondersteuning van extrapolatieactiviteiten.
Groene overheidsaankopen van biogebaseerde producten faciliteren door de
ontwikkeling van labels, een initiële Europese lijst met productinformatie en
specifieke opleiding voor aankoopverantwoordelijken bij de overheid. Bijdragen
tot het concurrentievermogen op lange termijn van de bio-economie door de
invoering van stimulansen en mechanismen voor wederzijds leren met het oog op
een betere hulpbronefficiëntie. 12.
Wetenschappelijk onderbouwde methodes ontwikkelen
om consumenten te informeren over producteigenschappen (bv. voedingswaarde,
productiemethode, ecologische duurzaamheid) en een gezonde en duurzame
levensstijl te bevorderen. [1] Opmerking: Het begrip "primaire productie"
heeft in deze mededeling betrekking op de landbouw, bosbouw, visserij en
aquacultuur. [2] Opmerking: Biogebaseerde producten zijn producten die
volledig of gedeeltelijk afgeleid zijn van materialen van biologische
oorsprong, met uitzondering van materialen die zich in geologische formaties
bevinden en/of gefossiliseerd zijn, CEN-rapport over mandaat M/429. [3] De bio-economie omvat de volgende sectoren: landbouw,
bosbouw, visserij, productie van levensmiddelen, pulp en papier alsmede delen
van de chemische, biotechnologische en energiesector. [4] De bio-economie bouwt voort op biowetenschappen,
agronomie, ecologie, voedings- en sociale wetenschappen, biotechnologie,
nanotechnologie, informatie en communicatietechnologieën (ICT) en engineering. [5] Nadere bijzonderheden staan in het begeleidende
werkdocument van de diensten van de Commissie [ref.]. [6] Conclusies van de openbare raadpleging van de Europese
Commissie "Bio-economie voor Europa: stand van zaken en toekomstig
potentieel" (februari – mei 2011). [7] COM(2011) 809/3 [8] Opmerking: voor sommige individuele acties is een
afzonderlijke effectbeoordeling vereist. [9] COM(2011) 615, bijlage IV.