Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007PC0793

    Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het standpunt met betrekking tot de goedkeuring van bepalingen voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels dat de Gemeenschap zal innemen in de Associatieraad die is opgericht bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds

    /* COM/2007/0793 def. */

    52007PC0793

    Voorstel voor een besluit van de Raad betreffende het standpunt met betrekking tot de goedkeuring van bepalingen voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels dat de Gemeenschap zal innemen in de Associatieraad die is opgericht bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds /* COM/2007/0793 def. */


    [pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

    Brussel, 12.12.2007

    COM(2007) 793 definitief

    Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende het standpunt met betrekking tot de goedkeuring van bepalingen voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels dat de Gemeenschap zal innemen in de Associatieraad die is opgericht bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds

    (door de Commissie ingediend)

    TOELICHTING

    ACHTERGROND VAN HET VOORSTEL |

    110 | Motivering en doel van het voorstel Overeenkomstig artikel 65 van de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds[1] worden bij besluit van de Associatieraad de nodige bepalingen vastgesteld om de doelstellingen van artikel 64 van de overeenkomst te verwezenlijken. |

    120 | Algemene context De socialezekerheidsstelsels van de lidstaten worden op communautair niveau gecoördineerd door Verordening (EEG) nr. 1408/71[2] en toepassingsverordening (EEG) nr. 574/72[3]. Artikel 64 van de overeenkomst met Israël bevat bepalingen betreffende een beperkte coördinatie tussen de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten en Israël. Om deze bepalingen ten uitvoer te leggen, is een besluit van de bij de overeenkomst opgerichte Associatieraad nodig. Een aantal andere associatieovereenkomsten met derde landen bevat soortgelijke bepalingen betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels. Dit voorstel maakt deel uit van een pakket soortgelijke voorstellen betreffende de overeenkomsten met Marokko, Algerije, Tunesië, Kroatië en de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië. Om het standpunt van de Gemeenschap in de Associatieraad vast te stellen, is een besluit van de Raad nodig. |

    130 | Bestaande bepalingen op het door het voorstel bestreken gebied Verordening (EG) nr. 859/2003 van de Raad[4] breidt de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 en Verordening (EEG) nr. 574/72 uit tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen. Het in artikel 64, lid 1, eerste streepje, van de overeenkomst met Israël vervatte beginsel dat tijdvakken van verzekering die Israëlische werknemers in de verschillende lidstaten hebben vervuld, worden samengeteld met betrekking tot het recht op bepaalde prestaties, is reeds in Verordening (EG) nr. 859/2003 vervat. Deze verordening is echter gebaseerd op titel IV van het Verdrag; overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, is Verordening (EG) nr. 859/2003 derhalve niet bindend voor, noch van toepassing op, Denemarken. Verordening (EG) nr. 859/2003 is enkel van toepassing op het Verenigd Koninkrijk en Ierland omdat deze lidstaten overeenkomstig artikel 3 van het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, hebben meegedeeld dat zij wensen deel te nemen aan de toepassing van deze verordening. |

    141 | Samenhang met andere beleidsgebieden en doelstellingen van de EU In 2004 is de EU van start gegaan met het Europese nabuurschapsbeleid. Doel is de banden met zestien buurlanden van de EU, waaronder Israël, aan te halen om het ontstaan van nieuwe scheidingslijnen in Europa te voorkomen en vrede, stabiliteit en welvaart te bevorderen. In het kader van dit beleid hebben de EU en Israël op 11 april 2005 op basis van een aanbeveling van de Associatieraad een actieplan goedgekeurd met onderling overeengekomen doelstellingen om over een periode van drie jaar op tal van beleidsgebieden nauwer samen te werken. Doelstelling 2.3.3 van dit actieplan luidt dat beide partijen ernaar streven een besluit ter uitvoering van artikel 65 van de Associatieovereenkomst vast te stellen. Dit voorstel draagt dus bij tot de tenuitvoerlegging van het Europees-Israëlische actieplan en de verwezenlijking van de doelstellingen van het Europese nabuurschapsbeleid. |

    RAADPLEGING VAN BELANGHEBBENDE PARTIJEN EN EFFECTBEOORDELING |

    Raadpleging van belanghebbende partijen |

    211 | Wijze van raadpleging, belangrijkste geraadpleegde sectoren en algemeen profiel van de respondenten De belangrijkste punten van dit voorstel zijn met de delegaties van de lidstaten besproken in de bij Verordening (EEG) nr. 1408/71 opgerichte Administratieve Commissie voor de sociale zekerheid van migrerende werknemers. De delegaties konden hierover ook nota's indienen. |

    212 | Samenvatting van de reacties en hoe daarmee rekening is gehouden De opmerkingen van de lidstaten waren meestal zeer algemeen. Met een aantal opmerkingen, bijvoorbeeld over de noodzaak van bepalingen betreffende administratieve en medische controles, is in dit voorstel rekening gehouden. Wat andere punten betreft, met name bepalingen betreffende administratieve boetes, werd het niet zinvol geacht deze in het voorstel op te nemen omdat zij buiten het toepassingsgebied van artikel 64 van de overeenkomst met Israël vallen. |

    Bijeenbrengen en benutten van deskundigheid |

    229 | Er behoefde geen beroep te worden gedaan op externe deskundigheid. |

    230 | Effectbeoordeling Artikel 64 van de overeenkomst met Israël bevat bepalingen betreffende een beperkte coördinatie tussen de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten en Israël. Een aantal andere associatieovereenkomsten met derde landen bevat soortgelijke bepalingen betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels. Krachtens al deze overeenkomsten is een besluit van de desbetreffende Associatieraad nodig om deze bepalingen ten uitvoer te leggen. Deze bepalingen betreffende sociale zekerheid beogen werknemers uit het geassocieerde land in kwestie recht te geven op bepaalde socialezekerheidsprestaties op grond van de wetgeving van de lidstaat of lidstaten die op hen van toepassing is of is geweest. Op basis van wederkerigheid geldt dit ook voor EU-onderdanen die in het geassocieerde land werken. De voorstellen in dit pakket betreffende zes geassocieerde landen (Marokko, Algerije, Tunesië, Kroatië, de Voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië en Israël) bevatten vrijwel identieke bepalingen. Dit zal de toepassing ervan door de socialezekerheidsorganen van de lidstaten vergemakkelijken. De toepassing van deze voorstellen kan enige financiële gevolgen hebben voor de socialezekerheidsorganen van de lidstaten. Zo moeten zij bijvoorbeeld de in artikel 64 van de overeenkomst met Israël vermelde prestaties verstrekken. Dit artikel betreft echter alleen personen die overeenkomstig de nationale wetgeving aan het nationale socialezekerheidsstelsel van het land in kwestie bijdragen of hebben bijgedragen. Het is in ieder geval moeilijk om het effect van deze voorstellen op de nationale socialezekerheidsstelsels precies in te schatten. |

    JURIDISCHE ELEMENTEN VAN HET VOORSTEL |

    305 | Samenvatting van de voorgestelde maatregel(en) Dit voorstel omvat een besluit van de Raad betreffende het standpunt dat de Gemeenschap zal innemen in de Associatieraad die is opgericht bij de overeenkomst met Israël en, in bijlage, een besluit van de Associatieraad op het gebied van de sociale zekerheid. Met het voorgestelde besluit van de Associatieraad wordt voldaan aan artikel 65 van de overeenkomst met Israël, dat bepaalt dat een dergelijk besluit nodig is om de in artikel 64 vervatte beginselen inzake sociale zekerheid toe te passen. Daartoe bevat het besluit uitvoeringsbepalingen voor de bepalingen van artikel 64 van de overeenkomst met Israël die niet reeds onder Verordening (EG) nr. 859/2003 vallen. Het betreft met name bepalingen ten aanzien van Denemarken betreffende de samentelling van tijdvakken van verzekering die Israëlische werknemers in de verschillende lidstaten hebben vervuld, de export van bepaalde uitkeringen naar Israël, en de toekenning van gezinsbijslagen aan Israëlische werknemers ten behoeve van hun gezinsleden die legaal in dezelfde lidstaat als de desbetreffende werknemer wonen. Bovendien zorgt het voorgestelde besluit van de Associatieraad er ook voor dat de bepalingen betreffende de export van uitkeringen en de toekenning van gezinsbijslagen op basis van wederkerigheid ook van toepassing zijn op EU-werknemers die legaal in Israël werken en op hun gezinsleden die legaal in Israël wonen. |

    310 | Rechtsgrondslag Artikel 310 van het EG-Verdrag, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, laatste zin, en tweede alinea. |

    329 | Subsidiariteitsbeginsel Het voorstel betreft een gebied dat onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap valt. Het subsidiariteitsbeginsel is derhalve niet van toepassing. |

    Evenredigheidsbeginsel Het voorstel is om de volgende reden(en) in overeenstemming met het subsidiariteitsbeginsel. |

    331 | De lidstaten blijven als enige bevoegd voor de vaststelling, de organisatie en de financiering van hun nationale socialezekerheidsregelingen. Het voorstel beoogt alleen de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten en Israël te vergemakkelijken, wat de burgers van deze landen ten goede komt. Bovendien doet dit besluit geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit bilaterale overeenkomsten inzake sociale zekerheid tussen de lidstaten en Israël indien deze overeenkomsten in een gunstigere behandeling van de betrokkenen voorzien. |

    332 | Het voorstel beperkt de financiële en administratieve lasten tot een minimum, aangezien het deel uitmaakt van een pakket soortgelijke voorstellen die voor een uniforme toepassing van de bepalingen betreffende sociale zekerheid in de associatieovereenkomsten met derde landen zorgen. |

    Keuze van instrumenten |

    341 | Voorgesteld(e) instrument(en): besluit van de Raad (met bijgaand ontwerpbesluit van de Associatieraad). |

    342 | Andere instrumenten zouden om de volgende reden(en) ongeschikt zijn. Er is geen alternatief voor de voorgestelde maatregel. Artikel 65 van de overeenkomst vereist een besluit van de desbetreffende Associatieraad. Artikel 300, lid 2, van het Verdrag voorziet in een besluit van de Raad voor het bepalen van de standpunten die namens de Gemeenschap worden ingenomen in een lichaam dat is opgericht uit hoofde van een associatieovereenkomst, wanneer dat lichaam besluiten dient te nemen met rechtsgevolgen. |

    GEVOLGEN VOOR DE BEGROTING |

    409 | Het voorstel heeft geen gevolgen voor de begroting van de Gemeenschap. |

    AANVULLENDE INFORMATIE |

    510 | Vereenvoudiging |

    511 | Het voorstel vereenvoudigt de administratieve procedures voor (communautaire en nationale) overheidsinstanties en particuliere partijen. |

    513 | De bepalingen van het voorstel betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels wat Israëlische onderdanen betreft, zijn vrijwel identiek met die betreffende onderdanen van de andere geassocieerde landen. Dit zorgt voor eenvoudigere procedures en minder administratieve lasten voor de nationale socialezekerheidsorganen. |

    514 | Personen waarop het voorstel van toepassing is, worden niet geconfronteerd met uiteenlopende nationale bepalingen betreffende de in artikel 64 van de overeenkomst met Israël vervatte beginselen en kunnen zich in de Gemeenschap verlaten op uniforme bepalingen. |

    570 | Nadere uitleg van het voorstel, per hoofdstuk of per artikel A. Besluit van de Raad betreffende het standpunt met betrekking tot de bepalingen voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels dat de Gemeenschap zal innemen in de Associatieraad die is opgericht bij de overeenkomst met Israël Artikel 1 Dit artikel verduidelijkt het juridische verband tussen dit besluit van de Raad en het bijgaande besluit van de Associatieraad. B. Bijgaand besluit van de Associatieraad betreffende de in de overeenkomst met Israël vervatte bepalingen voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels Deel I: Algemene bepalingen Artikel 1 Ten behoeve van de toepassing van de wetgeving van de lidstaten en Israël worden in dit artikel de termen "overeenkomst", "verordening", "toepassingsverordening", "lidstaat", "werknemer", "gezinslid", "wetgeving", "prestaties" en "gezinsbijslagen" gedefinieerd. Voor de betekenis van de overige termen in het bijgaande besluit wordt naar de verordening en de toepassingsverordening verwezen. Artikel 2 In dit artikel wordt de personele werkingssfeer van het bijgaande besluit omschreven, in overeenstemming met de formulering van artikel 64 van de overeenkomst met Israël. Deel II Betrekkingen tussen de lidstaten en Israël Dit deel van het bijgaande besluit betreft de in artikel 64, lid 1, tweede en derde streepje, van de overeenkomst met Israël vervatte beginselen en het in het laatste lid van dat artikel vervatte wederkerigheidsbeginsel met betrekking tot EU-onderdanen en hun gezinsleden. Artikel 3 Dit artikel vermeldt de in artikel 64, lid 1, tweede en derde streepje, van de overeenkomst met Israël genoemde onderdelen van de sociale zekerheid waarop deel II van het bijgaande besluit van toepassing is. Artikel 4 Dit artikel betreft het in artikel 64, lid 1, tweede streepje, van de overeenkomst met Israël vervatte beginsel van export van uitkeringen en verduidelijkt dat dit beginsel beperkt blijft tot de prestaties in artikel 1, onder h), van het bijgaande besluit, waarin de in dat streepje bedoelde prestaties worden opgesomd. Artikel 5 Dit artikel vermeldt welke van de personen waarop dit voorstel van toepassing is, recht hebben op gezinsbijslagen voor rekening van het bevoegde land. Uit dit artikel blijkt, overeenkomstig artikel 64 van de overeenkomst met Israël, duidelijk dat de gezinsleden van een Israëlische werknemer geen recht hebben op gezinsbijslagen indien zij buiten het grondgebied van de Europese Unie wonen. Deel III Toepassing van socialezekerheidsbepalingen wat Denemarken betreft Artikel 6 Het in artikel 64, lid 1, eerste streepje, van de overeenkomst met Israël vervatte beginsel dat tijdvakken van verzekering die een Israëlische werknemer in de Gemeenschap heeft vervuld, worden samengeteld met betrekking tot het recht op bepaalde prestaties, is reeds geregeld bij Verordening (EG) nr. 859/2003. Deze verordening is echter gebaseerd op titel IV van het Verdrag; overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is gehecht, is Verordening (EG) nr. 859/2003 derhalve niet bindend voor, noch van toepassing op, Denemarken. Daarom wordt in dit artikel verduidelijkt dat Denemarken de desbetreffende bepalingen van de Verordeningen (EEG) nr. 1408/71 en 574/72 zal gebruiken om bovengenoemd beginsel van samentelling toe te passen. Deel IV Diverse bepalingen Artikel 7 Dit artikel bevat algemene bepalingen betreffende de samenwerking tussen de lidstaten en hun organen enerzijds en Israël en de Israëlische organen anderzijds, en tussen de betrokken rechthebbenden en organen. Dit zijn vrijwel dezelfde bepalingen als in artikel 84, leden 1, 2 en 3, van Verordening (EEG) nr. 1408/71 en artikel 76, lid 3, lid 4, eerste en derde alinea, en lid 5, van Verordening (EG) nr. 883/2004. Artikel 8 Dit artikel bevat soortgelijke procedures voor administratieve en medische controles als in artikel 51, lid 1, van Verordening (EEG) nr. 574/72. Bovendien voorziet het in de mogelijkheid om ter zake andere uitvoeringsbepalingen vast te stellen. Artikel 9 Dit artikel verwijst naar bijlage II bij het bijgaande besluit. Deze bijlage II is een soortgelijke bijlage als bijlage VI bij Verordening (EEG) nr. 1408/71 en bijlage XI bij Verordening (EG) nr. 883/2004, en is nodig om de nodige bijzondere bepalingen vast te stellen voor de toepassing van de Israëlische wetgeving op het bijgaande besluit. Artikel 10 Overeenkomstig artikel 64 van de overeenkomst met Israël bepaalt dit artikel dat bepalingen van bilaterale overeenkomsten die in een gunstigere behandeling voorzien, van kracht blijven. Artikel 11 Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om aanvullende administratieve overeenkomsten te sluiten. Artikel 12 De overgangsbepalingen van dit artikel komen overeen met die van artikel 94, leden 1, 3, 4, 6 en 7 van Verordening (EEG) nr. 1408/71 en met het soortgelijke artikel 87, leden 1, 3, 4, 6 en 7 van Verordening (EG) nr. 883/2004. Artikel 13 Dit artikel verduidelijkt de juridische status van de bijlagen bij het bijgaande besluit en de procedures voor de wijziging ervan. Artikel 14 Dit artikel stelt een procedure vast om ervoor te zorgen dat alle nodige maatregelen voor de uitvoering van het bijgaande besluit worden getroffen. Artikel 15 Dit artikel verduidelijkt de datum van inwerkingtreding van het bijgaande besluit. |

    E-11229 |

    1. Voorstel voor een

    BESLUIT VAN DE RAAD

    betreffende het standpunt met betrekking tot de goedkeuring van bepalingen voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels dat de Gemeenschap zal innemen in de Associatieraad die is opgericht bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds

    DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

    Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 310 juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, laatste zin, en tweede alinea;

    Gezien het voorstel van de Commissie[5],

    Overwegende hetgeen volgt:

    2. Overeenkomstig artikel 65 van de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds, worden bij besluit van de Associatieraad de nodige bepalingen vastgesteld om de doelstellingen van artikel 64 te verwezenlijken.

    3. Overeenkomstig doelstelling 2.3.3, eerste streepje, van het Europees-Israëlische actieplan dat de Associatieraad op 11 april 2005 heeft goedgekeurd in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid, moet de Associatieraad een besluit ter uitvoering van artikel 65 van bovengenoemde overeenkomst vaststellen,

    BESLUIT:

    Artikel 1

    Het standpunt van de Gemeenschap in de Associatieraad die is opgericht bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds, betreffende de in de Associatieovereenkomst vervatte bepalingen voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels, stemt overeen met het aan dit besluit gehechte ontwerpbesluit van de Associatieraad.

    Gedaan te Brussel, […]

    Voor de Raad

    De voorzitter

    BIJLAGE

    ASSOCIATIE TUSSEN DE

    EUROPESE UNIE

    EN DE STAAT ISRAËL

    – De Associatieraad –

    BESLUIT Nr. ../…. VAN DE ASSOCIATIERAAD

    die is opgericht bij de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds

    van …

    betreffende de in de Associatieovereenkomst vervatte bepalingen voor de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels

    DE ASSOCIATIERAAD,

    Gelet op de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds, en met name op artikel 64,

    Overwegende hetgeen volgt:

    4. Artikel 64 van bovengenoemde overeenkomst voorziet in de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van Israël en de lidstaten en stelt de beginselen voor deze coördinatie vast.

    5. Overeenkomstig artikel 65 van de overeenkomst worden de in artikel 65 vervatte bepalingen ingevoerd bij besluit van de Associatieraad.

    6. Overeenkomstig doelstelling 2.3.3, eerste streepje, van het Europees-Israëlische actieplan dat de Associatieraad op 11 april 2005 heeft goedgekeurd in het kader van het Europese nabuurschapsbeleid, moet de Associatieraad een besluit ter uitvoering van artikel 65 van bovengenoemde overeenkomst vaststellen.

    7. Bij de toepassing van dit besluit hebben Israëlische werknemers slechts recht op gezinsbijslagen als hun gezinsleden legaal bij de betrokken werknemer wonen in de lidstaat waar deze werkt. Dit besluit houdt geen recht op gezinsbijslagen in voor gezinsleden die in een ander land, bijvoorbeeld Israël, wonen.

    8. Momenteel zijn de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 en Verordening (EEG) nr. 574/72 bij Verordening (EG) nr. 859/2003 van de Raad uitgebreid tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen. Verordening (EG) nr. 859/2003 is gebaseerd op titel IV van het Verdrag. Overeenkomstig de artikelen 1 en 2 van het Protocol betreffende de positie van Denemarken dat is gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, heeft Denemarken niet deelgenomen aan de vaststelling van Verordening (EG) nr. 859/2003 en is deze derhalve niet bindend voor, noch van toepassing op Denemarken. Daarom moeten wat Denemarken betreft, specifieke bepalingen worden vastgesteld betreffende de in artikel 64 van de overeenkomst vervatte beginselen die reeds bij deze verordening zijn geregeld.

    9. Om de toepassing van de coördinatievoorschriften te vergemakkelijken, kan het nodig zijn bijzondere bepalingen vast te stellen die in overeenstemming zijn met de specifieke kenmerken van de Israëlische nationale wetgeving.

    10. Dit besluit doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit bilaterale overeenkomsten tussen de lidstaten en Israël die voordelen op het gebied van de sociale zekerheid behelzen.

    11. Om de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels van de lidstaten en Israël soepel te laten functioneren, moeten specifieke bepalingen worden vastgesteld betreffende de samenwerking tussen de lidstaten en Israël en tussen de betrokkene en het orgaan van het bevoegde land.

    12. Om de personen op wie dit besluit van toepassing is, te beschermen en om te voorkomen dat zij door de inwerkingtreding van dit besluit rechten verliezen, moeten overgangsbepalingen worden vastgesteld,

    BESLUIT:

    DEEL I

    ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 1

    Definities

    1. In dit besluit wordt verstaan onder:

    a) "overeenkomst": de Euro-mediterrane overeenkomst waarbij een associatie tot stand wordt gebracht tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en de Staat Israël, anderzijds;

    b) "verordening": Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen;

    c) "toepassingsverordening": Verordening (EEG) nr. 574/72 van de Raad van 21 maart 1972 tot vaststelling van de wijze van toepassing van Verordening (EEG) nr. 1408/71 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen;

    d) "lidstaat": een lidstaat van de Europese Gemeenschap;

    e) "werknemer":

    i) voor de toepassing van de wetgeving van een lidstaat: een werknemer in de zin van artikel 1, onder a), van de verordening;

    ii) voor de toepassing van de Israëlische wetgeving: een werknemer in de zin van die wetgeving;

    f) "gezinslid":

    i) voor de toepassing van de wetgeving van een lidstaat: een gezinslid in de zin van artikel 1, onder f), van de verordening;

    ii) voor de toepassing van de Israëlische wetgeving: een gezinslid in de zin van die wetgeving;

    g) "wetgeving":

    i) met betrekking tot de lidstaten: wetgeving in de zin van artikel 1, onder j), van de verordening;

    ii) met betrekking tot Israël: de in Israël geldende socialezekerheidswetgeving betreffende ouderdoms- en nabestaandenpensioenen, prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten of arbeidsongeschiktheid, en gezinsbijslagen;

    h) "prestaties":

    i) met betrekking tot de lidstaten:

    - ouderdoms- en nabestaandenpensioenen,

    - prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten, of

    - arbeidsongeschiktheidsuitkeringen,

    in de zin van de verordening, met uitzondering van bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling betaling berustende prestaties als vermeld in bijlage II bis bij de verordening;

    ii) met betrekking tot Israël: de overeenstemmende prestaties op grond van de Israëlische wetgeving, met uitzondering van bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling betaling berustende prestaties als vermeld in bijlage I bij dit besluit;

    i) "gezinsbijslagen":

    i) met betrekking tot de lidstaten: gezinsbijslagen in de zin van artikel 1, onder u), punt i), van de verordening;

    ii) met betrekking tot Israël: gezinsbijslagen in de zin van de Israëlische wetgeving.

    2. De overige in dit besluit gebruikte termen worden verstaan volgens de definities in de verordening en de toepassingsverordening.

    Artikel 2

    Personele werkingssfeer

    Dit besluit is van toepassing op:

    a) werknemers die Israëlisch onderdaan zijn en legaal werken of legaal hebben gewerkt op het grondgebied van een lidstaat en op wie de wetgeving van een of meer lidstaten van toepassing is of geweest is, en hun nabestaanden;

    b) de gezinsleden van de onder a) bedoelde werknemers, mits zij legaal bij de betrokken werknemer wonen in de lidstaat waar deze werkt;

    c) werknemers die onderdaan van een lidstaat zijn en legaal werken of legaal hebben gewerkt op het grondgebied van Israël en op wie de Israëlische wetgeving van toepassing is of geweest is, en hun nabestaanden; en

    d) de gezinsleden van de onder c) bedoelde werknemers, mits zij legaal bij de betrokken werknemer in Israël wonen.

    DEEL II

    BETREKKINGEN TUSSEN DE LIDSTATEN EN ISRAËL

    Artikel 3

    Materiële werkingssfeer

    Deel II van dit besluit is van toepassing op alle wetgeving van de lidstaten en Israël betreffende de volgende onderdelen van de sociale zekerheid:

    13. ouderdomsuitkeringen;

    14. nabestaandenuitkeringen;

    15. prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten;

    16. arbeidsongeschiktheidsuitkeringen;

    17. gezinsbijslagen.

    Artikel 4

    Opheffing van woonplaatsvereisten

    Prestaties in de zin van artikel 1, onder h), kunnen niet worden verminderd, gewijzigd, geschorst, ingetrokken of verbeurd verklaard op grond van het feit dat de rechthebbende

    i) wat een prestatie op grond van de Israëlische wetgeving betreft, op het grondgebied van een lidstaat verblijft of woont, of

    ii) wat een prestatie op grond van wetgeving van een lidstaat betreft, op het grondgebied van Israël woont.

    Artikel 5

    Gezinsbijslagen

    1. Werknemers als bedoeld in artikel 2, onder a), ontvangen op grond van de wetgeving van de bevoegde lidstaat gezinsbijslagen voor hun gezinsleden als bedoeld in artikel 2, onder b), op dezelfde voet als onderdanen van die lidstaat.

    2. Werknemers als bedoeld in artikel 2, onder c), ontvangen op grond van de Israëlische wetgeving gezinsbijslagen voor hun gezinsleden als bedoeld in artikel 2, onder d), op dezelfde voet als Israëlische onderdanen.

    DEEL III

    TOEPASSING VAN SOCIALEZEKERHEIDSBEPALINGEN WAT DENEMARKEN BETREFT

    Artikel 6

    Algemene bepaling

    Voor de toepassing van artikel 64, lid 1, eerste streepje, van de overeenkomst past Denemarken voor zover nodig de desbetreffende bepalingen van de verordening en de toepassingsverordening toe op de in artikel 2, onder a), genoemde personen.

    DEEL IV

    DIVERSE BEPALINGEN

    Artikel 7

    Samenwerking

    1. De lidstaten en Israël verstrekken elkaar alle informatie over:

    a) volgens de procedure van artikel 14 getroffen maatregelen ter uitvoering van dit besluit;

    b) de wijzigingen in hun wetgeving die van invloed kunnen zijn op de uitvoering van dit besluit.

    2. Bij de toepassing van dit besluit zijn de autoriteiten en organen van de lidstaten en Israël elkaar behulpzaam als betrof het de toepassing van hun eigen wetgeving. De wederzijdse administratieve bijstand van deze autoriteiten en organen is in principe kosteloos. De bevoegde autoriteiten van de lidstaten en Israël kunnen evenwel overeenkomen om bepaalde kosten te vergoeden.

    3. Voor de toepassing van dit besluit kunnen de autoriteiten en de organen van de lidstaten en Israël zich rechtstreeks met elkaar en met de betrokkenen of hun gemachtigden in verbinding stellen.

    4. Met het oog op de correcte toepassing van dit besluit moeten de organen en personen die onder deze verordening vallen, elkaar wederzijds inlichtingen verstrekken en samenwerken.

    5. De betrokkenen moeten de organen van de bevoegde lidstaat of, indien Israël het bevoegde land is, van Israël en de organen van de lidstaat van verblijf of, indien Israël het land van verblijf is, van Israël, zo spoedig mogelijk in kennis stellen van veranderingen in hun persoonlijke of gezinssituatie die gevolgen hebben voor hun recht op prestaties op grond van dit besluit.

    6. Indien niet voldaan wordt aan de informatieplicht als bedoeld in lid 5, kunnen overeenkomstig het nationale recht evenredige maatregelen worden getroffen. Deze maatregelen zijn echter gelijkwaardig aan de maatregelen die in soortgelijke, onder het nationale recht vallende situaties van toepassing zijn en mogen in de praktijk de uitoefening van de bij dit besluit aan de betrokkenen verleende rechten niet onmogelijk of uiterst moeilijk maken.

    Artikel 8

    Administratieve en medische controles

    1. Als een persoon waarop dit besluit van toepassing is en die prestaties in de zin van artikel 1, onder h), ontvangt

    i) wat een prestatie op grond van de Israëlische wetgeving betreft, op het grondgebied van een lidstaat verblijft of woont, of

    ii) wat een prestatie op grond van wetgeving van een lidstaat betreft, op het grondgebied van Israël woont,

    wordt, op verzoek van het orgaan dat de prestatie verschuldigd is, een administratieve en medische controle verricht door het orgaan van woon- of verblijfplaats van de betrokkene, volgens de procedures van de wetgeving die dit laatste orgaan toepast. Het orgaan dat de prestatie verschuldigd is, behoudt echter het recht om een arts van zijn keuze de rechthebbende te laten controleren.

    2. Een of meer lidstaten en Israël kunnen, nadat zij de Associatieraad in kennis hebben gesteld, andere administratieve bepalingen overeenkomen.

    Artikel 9

    Bijzondere bepalingen betreffende de toepassing van de Israëlische wetgeving

    Zo nodig kunnen in bijlage II bijzondere bepalingen betreffende de toepassing van de Israëlische wetgeving worden opgenomen.

    Artikel 10

    Gunstigere bilaterale overeenkomsten

    Dit besluit doet geen afbreuk aan de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit bilaterale overeenkomsten indien deze overeenkomsten in een gunstigere behandeling (van de betrokkenen) voorzien.

    Artikel 11

    Overeenkomsten ter aanvulling van de procedures voor de toepassing van dit besluit

    Twee of meer lidstaten, of Israël en een of meer lidstaten, kunnen zo nodig overeenkomsten sluiten ter aanvulling van de administratieve procedures voor de toepassing van dit besluit.

    DEEL V

    OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

    Artikel 12

    Overgangsbepalingen

    1. Aan dit besluit kunnen geen rechten worden ontleend voor het tijdvak dat aan de datum van inwerkingtreding voorafgaat.

    2. Onverminderd lid 1 ontstaat krachtens dit besluit ook een recht indien dit recht betrekking heeft op een gebeurtenis die vóór de datum van inwerkingtreding heeft plaatsgevonden.

    3. Prestaties die niet zijn toegekend of zijn geschorst wegens de nationaliteit of woonplaats van de betrokkene worden op verzoek van de betrokkene toegekend of hervat met ingang van de datum van inwerkingtreding van dit besluit, mits de vroeger toegekende rechten niet in de vorm van een afkoopsom zijn vereffend.

    4. Indien het in lid 3 genoemde verzoek binnen twee jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit wordt ingediend, worden de aan dit besluit te ontlenen rechten met ingang van die datum verkregen, zonder dat de wetgeving van een lidstaat of Israël betreffende het verval of de verjaring van rechten op de betrokkenen kan worden toegepast.

    5. Indien het in lid 3 bedoelde verzoek na afloop van de termijn van twee jaar na de datum van inwerkingtreding van dit besluit wordt ingediend, worden de niet vervallen of niet verjaarde rechten verkregen met ingang van de datum waarop het verzoek is ingediend, tenzij gunstigere bepalingen van de wetgeving van een lidstaat of Israël van toepassing zijn.

    Artikel 13

    Bijlagen bij dit besluit

    1. De bijlagen bij dit besluit vormen een integrerend deel daarvan.

    2. Op verzoek van Israël kunnen deze bijlagen bij besluit van de Associatieraad worden gewijzigd.

    Artikel 14

    Uitvoeringsmaatregelen

    1. De Gemeenschap en Israël treffen elk voor zich de nodige maatregelen voor de uitvoering van dit besluit en delen deze aan de Associatieraad mede.

    2. De Associatieraad stelt een besluit vast waarbij wordt bevestigd dat alle in lid 1 bedoelde maatregelen getroffen zijn.

    Artikel 15

    Inwerkingtreding

    Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de eerste maand volgende op de bekendmaking van het in artikel 14, lid 2, bedoelde besluit van de Associatieraad in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen .

    BIJLAGE I

    Lijst van de Israëlische bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestaties

    BIJLAGE II

    Bijzondere bepalingen betreffende de toepassing van de Israëlische wetgeving

    [1] PB L 147 van 21.6.2000, blz. 3.

    [2] PB L 149 van 5.7.1971, blz. 2. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1992/2006 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 392 van 30.12.2006, blz. 1).

    [3] PB L 74 van 27.3.1972, blz. 1. Verordening laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 311/2007 van de Commissie (PB L 82 van 23.3.2007, blz. 6).

    [4] PB L 124 van 20.5.2003, blz. 1.

    [5] PB C […] van […] , blz. […].

    Top