Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52007AE1247

    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor touringcar- en autobusdiensten (herschikking) COM(2007) 264 final — 2007/0097 (COD)

    PB C 10 van 15.1.2008, p. 44–46 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    15.1.2008   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    C 10/44


    Advies van het Europees Economisch en Sociaal Comité over het „Voorstel voor een verordening van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor touringcar- en autobusdiensten (herschikking)”

    COM(2007) 264 final — 2007/0097 (COD)

    (2008/C 10/11)

    De Raad heeft op 16 juli 2007 besloten om overeenkomstig artikel 175, lid 1, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap het Europees Economisch en Sociaal Comité te raadplegen over het bovengenoemde voorstel.

    De gespecialiseerde afdeling Vervoer, energie, infrastructuur en informatiemaatschappij, die met de voorbereidende werkzaamheden was belast, heeft haar advies op 5 september 2007 goedgekeurd. Rapporteur was de heer Allen.

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité heeft tijdens zijn op 26 en 27 september 2007 gehouden 438e zitting (vergadering van 26 september 2007) onderstaand advies met 150 stemmen voor en 1 stem tegen, bij 3 onthoudingen, goedgekeurd.

    1.   Conclusies en aanbevelingen

    1.1

    Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) kan zich vinden in de voorgestelde nieuwe verordening. Na goedkeuring daarvan zullen de verordeningen nrs. 684/92 en 12/98 worden ingetrokken.

    1.2

    Ook als het gaat over touringcar- en autobusdiensten moet de veiligheid van de passagiers de belangrijkste prioriteit zijn. Alle andere aspecten zijn van minder belang.

    1.3

    De nieuwe verordening voorziet in strenger toezicht op internationale touringcar- en autobusdiensten en zou daarmee moeten leiden tot een grotere verkeersveiligheid.

    1.4

    Het EESC staat achter dit voorstel omdat dat is opgesteld in het kader van het programma „Beter wetgeven” en past binnen het streven naar vereenvoudiging en modernisering van het acquis communautaire.

    1.5

    Het EESC doet de volgende aanbevelingen:

    1.5.1

    De Commissie zou nader moeten uitleggen wat zij bedoelt met „ernstige inbreuk of herhaalde kleine inbreuken op de communautaire wetgeving inzake vervoer over de weg”. Het EESC vraagt zich af wanneer precies sprake is van een kleine inbreuk en bij hoeveel kleine inbreuken een administratieve sanctie wordt opgelegd.

    1.5.2

    De Commissie zou tevens een lijst moeten maken van ernstige inbreuken.

    1.5.3

    Voorts zou moeten worden voorkomen dat het subsidiariteitsbeginsel wordt gebruikt om in andere lidstaten gevestigde vervoerders te discrimineren. In het voorstel zouden daartoe meer waarborgen moeten worden ingebouwd.

    1.5.4

    Ook zou prioriteit moeten worden gegeven aan het opzetten van een Europese databank, zodat informatie over vergunningen kan worden gecheckt en gegevens gemakkelijker kunnen worden uitgewisseld.

    1.5.5

    In het kader van artikel 23, lid 3, zou er ten slotte een speciale beroepsregeling moeten komen voor vervoerders aan wie door een lidstaat van ontvangst een administratieve sanctie is opgelegd n.a.v. cabotagevervoer op het grondgebied van die lidstaat, onverminderd eventuele strafvervolgingen.

    2.   Inleiding

    2.1

    Oorspronkelijk vormde Richtlijn 96/26/EG inzake de toegang tot het beroep van ondernemer van vervoer over de weg, samen met Verordeningen (EEG) nr. 684/92 en (EG) nr. 12/98 inzake toegang tot de markt voor vervoer met touringcars en autobussen, de belangrijkste component van de interne markt voor het internationaal vervoer van personen over de weg.

    2.2

    De richtlijn heeft minimumkwaliteitsnormen ingevoerd waaraan moet worden voldaan om toegang te krijgen tot het beroep; de twee verordeningen hebben het ongeregeld internationaal personenvervoer geliberaliseerd, een speciale vergunningsprocedure voor geregeld internationaal personenvervoer vastgesteld en cabotagediensten tijdens dergelijk internationaal vervoer mogelijk gemaakt.

    2.3

    Deze regels moeten nu in overeenstemming worden gebracht met het nieuwe rechtskader dat voortvloeit uit de verordening inzake openbaar vervoer van personen via het spoor en de weg, die op het punt staat te worden aangenomen door het Europees Parlement en de Raad. De regels moeten ook worden verduidelijkt en in sommige gevallen worden vereenvoudigd omdat uit ervaring is gebleken dat bepaalde wettelijke voorschriften onnodige administratieve rompslomp met zich meebrengen.

    2.4

    Vervoerders die betrokken zijn bij het internationaal vervoer van personen met touringcars en autobussen moeten in het bezit zijn van een speciale vergunning voor exploitanten van internationaal personenvervoer over de weg, die wordt afgegeven door de bevoegde instantie in de lidstaat waar de vervoerder is gevestigd, tenzij die daarvan is vrijgesteld.

    2.5

    Bij Verordening (EEG) nr. 684/92 wordt de toegang tot de markt van internationaal personenvervoer met touringcars en autobussen vrijgemaakt en in Verordening (EG) nr. 12/98 zijn de voorwaarden vastgesteld waaronder vervoersondernemers diensten mogen exploiteren in een lidstaat waar zij niet zijn gevestigd.

    3.   Samenvatting van het Commissievoorstel

    3.1

    Dit voorstel heeft tot doel verordeningen nrs. 684/92 en 12/98 inzake de toegang tot de markt voor vervoer met touringcars en autobussen te herzien en te consolideren. Het voorstel verduidelijkt de bestaande rechtsbepalingen en wijzigt bepaalde aspecten ervan om de algemene samenhang te versterken en de administratieve rompslomp te beperken.

    3.2

    In de voorgestelde verordening worden de volgende termen en definities gehanteerd:

    3.2.1

    „Geregeld vervoer”: vervoer van personen met een bepaalde regelmaat en langs een bepaalde reisweg, waarbij op vooraf vastgestelde stopplaatsen reizigers mogen in- en uitstappen. Vervoerders die deze vorm van vervoer aanbieden moeten in het bezit zijn van een vergunning afgegeven door de lidstaat waar zij gevestigd en hun voertuigen geregistreerd zijn. Deze vergunning geeft de houder ervan het recht om in alle lidstaten over het grondgebied waarvan de reisweg loopt, geregeld vervoer te verrichten.

    3.2.2

    „Bijzondere vorm van geregeld vervoer”: vervoer, ongeacht door wie het wordt georganiseerd, van bepaalde categorieën reizigers met uitsluiting van andere reizigers. Hieronder vallen:

    a)

    vervoer naar en van het werk van werknemers;

    b)

    vervoer naar en van de onderwijsinstelling van scholieren en studenten.

    Voor deze vorm van vervoer is geen vergunning (vervoersconcessie) vereist mits dit onder een contract valt dat tussen de organisator en de vervoersondernemer is gesloten.

    3.2.3

    „Ongeregeld vervoer”: vervoer dat niet aan de definitie van geregeld vervoer, met inbegrip van de bijzondere vorm van geregeld vervoer, beantwoordt en dat met name wordt gekenmerkt door het vervoer van vooraf samengestelde groepen, op initiatief van een opdrachtgever of van de vervoerder. Voor deze vorm van vervoer is geen vergunning (vervoersconcessie) vereist.

    3.2.4

    „Vervoer voor eigen rekening”: het vervoer dat wordt verricht door een onderneming voor haar eigen werknemers of door een non-profitorganisatie voor haar leden in het kader van haar sociale activiteiten, met dien verstande

    a)

    dat de vervoersactiviteit voor die onderneming of organisatie slechts een bijkomstige activiteit vormt;

    b)

    dat de gebruikte voertuigen eigendom van die onderneming of organisatie zijn of door haar op afbetaling zijn aangekocht dan wel dat daarvoor een leasingovereenkomst op lange termijn is afgesloten en dat zij door een personeelslid van de onderneming of organisatie worden bestuurd.

    Voor deze vorm van vervoer is geen vergunning vereist, maar geldt een regeling waarbij door de bevoegde instantie van de lidstaat waar de voertuigen zijn geregistreerd, attesten worden afgegeven.

    3.2.5

    „Cabotage”: nationaal vervoer over de weg dat tijdelijk door een in een andere lidstaat gevestigde vervoerder wordt verricht.

    3.2.6

    Cabotagevervoer is toegestaan voor de volgende vormen van vervoer:

    a)

    bijzonder geregeld vervoer, mits dit onder een contract valt dat tussen de organisator en de vervoersondernemer is gesloten;

    b)

    ongeregeld vervoer;

    c)

    geregeld vervoer dat wordt uitgevoerd door een niet in de lidstaat van ontvangst gevestigde vervoerder in het kader van een internationale geregelde dienst overeenkomstig de voorgestelde verordening, met uitzondering van vervoersdiensten in steden en omliggende gebieden; cabotagevervoer mag niet onafhankelijk van deze internationale dienst worden uitgevoerd.

    De lidstaten moeten hun nationale wetten en regels onder dezelfde voorwaarden toepassen op de niet op hun grondgebied gevestigde vervoerders als op hun eigen onderdanen.

    4.   Algemene opmerkingen

    4.1

    Artikel 8 van de voorgestelde verordening voorziet in een eenvoudigere procedure voor het verkrijgen van een vergunning (vervoersconcessie). Slechts één reden tot weigering van een vergunning die te maken heeft met markttoegang blijft bestaan, namelijk de omstandigheid dat de dienst waarvoor een vergunning wordt aangevraagd een ernstige bedreiging vormt voor de levensvatbaarheid van een vergelijkbare dienst die wordt geëxploiteerd op basis van een openbaredienstverplichting voor de betrokken directe trajecten. Het EESC vindt dit redelijk.

    4.2

    Transitlanden, d.w.z. lidstaten waar geen passagiers kunnen in- of uitstappen, zullen niet meer worden geraadpleegd, maar er alleen van in kennis worden gesteld dat een vergunning is afgegeven. Dit zal leiden tot meer efficiëntie.

    4.3

    Het subsidiariteitsbeginsel is van toepassing aangezien het voorstel geen gebieden bestrijkt die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen. Het is echter essentieel dat er waarborgen bestaan waarmee wordt voorkomen dat in andere lidstaten gevestigde vervoerders worden gediscrimineerd.

    4.4

    Lid 2 van artikel 18 (dat gaat over vervoersbewijzen) zou moeten worden verduidelijkt.

    4.5

    De vervoerder is verplicht individuele of collectieve vervoersbewijzen te verstrekken. Indien bij een controle door een daartoe bevoegd persoon, één of meerdere passagiers niet in het bezit zijn van een geldig vervoersbewijs, kan de vervoerder daarvoor niet verantwoordelijk worden gehouden als hij de desbetreffende vervoersbewijzen op een eerder tijdstip aan de passagiers heeft verstrekt. Als vervoersbewijzen eenmaal zijn afgegeven dan zijn de houders daarvan (de passagiers) ervoor verantwoordelijk dat zij die vervoersbewijzen aan een met de controle belast persoon kunnen tonen.

    5.   Specifieke opmerkingen

    5.1

    In het algemeen worden met dit voorstel de door de Commissie gedefinieerde doelstellingen gehaald.

    5.2

    De Commissie zou nog preciezer moeten uitleggen wat zij bedoelt met ernstige en kleine inbreuken en welke administratieve sancties kunnen worden opgelegd. Per categorie inbreuken dient de aard en het soort inbreuken dat daaronder valt te worden vastgesteld. Deze indeling dient bovendien overal in de EU dezelfde te zijn.

    5.3

    Bij ernstige inbreuken of herhaalde kleine inbreuken kan de lidstaat van ontvangst de lidstaat die de internationale vervoersvergunning heeft afgegeven verzoeken om de vergunninghouder administratieve sancties op te leggen (zoals de tijdelijke of definitieve intrekking van enkele of alle gewaarmerkte afschriften van de vergunning of de tijdelijke of definitieve intrekking van de vergunning), dit onverminderd eventuele strafvervolgingen in de lidstaat van ontvangst.

    5.4

    De regeling waarbij in beroep kan worden gegaan tegen opgelegde sancties of geweigerde vergunningen moet door alle partijen als billijk en niet-discriminerend worden gezien.

    5.5

    Ten slotte zou een Europese databank moeten worden opgezet om een snelle en efficiënte informatie-uitwisseling tussen de lidstaten over autobus- en touringcardiensten te vergemakkelijken. Bovendien zou het tijdens een inspectie van een voertuig door een daartoe bevoegd persoon mogelijk moeten worden om het nummer van de internationale vervoersvergunning (communautaire vergunning) in een computer in te voeren en onmiddellijk alle relevantie informatie te krijgen omtrent de geldigheid van die vergunning.

    Brussel, 26 september 2007.

    De voorzitter

    van het Europees Economisch en Sociaal Comité

    D. DIMITRIADIS


    Top