Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52006PC0213

Gewijzigd voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen

/* COM/2006/0213 def. - CNS 2005/0090 */

52006PC0213

Gewijzigd voorstel voor een verordening van de Raad tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen /* COM/2006/0213 def. - CNS 2005/0090 */


[pic] | COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN |

Brussel, 18.5.2006

COM(2006) 213 definitief

2005/0090 (CNS)

Gewijzigd voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen

(door de Commissie ingediend)

TOELICHTING

1. ACHTERGROND

De grondige herziening van het Financieel Reglement (F.R.) werd in juni 2002 met eenparigheid van stemmen door de Raad aangenomen na een geslaagde bemiddelingsprocedure met het Europees Parlement en na aanzienlijke inbreng van de Rekenkamer. In december 2002 nam de Commissie, na een uitgebreide raadpleging van de instellingen, de uitvoeringsvoorschriften (UV) van het herziene F.R. aan. Beide verordeningen, die voor alle instellingen gelden, zijn vanaf 1 januari 2003 van toepassing.

Overeenkomstig artikel 184 wordt het F.R. elke drie jaar en telkens wanneer zulks nodig is, opnieuw bezien. Conform deze verplichting heeft de Commissie op 3 mei 2005 een voorstel tot herziening van het F.R. goedgekeurd.

Overeenkomstig artikel 279 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap is het voorstel van de Commissie ter raadpleging aan het Europees Parlement en ter advies aan de Rekenkamer voorgelegd. De andere instellingen werden ook in kennis gesteld.

De resultaten van het overleg tussen de instellingen zijn als volgt:

a) Het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC), waarvan een advies overeenkomstig artikel 279 van het EG-Verdrag niet verplicht is, heeft in oktober 2005 een over het algemeen gunstig advies uitgebracht.

b) De Rekenkamer heeft in december 2005 een over het algemeen gunstig advies uitgebracht, hoewel zij van mening was dat de herziening te omvangrijk was en zij ten aanzien van bepaalde gebieden haar bezorgdheid heeft geuit.

c) Het Europees Parlement heeft over zijn amendementen gestemd tijdens de plenaire vergadering van 15 maart 2006. Het Parlement heeft 134 amendementen voorgesteld, hetgeen verreweg de omvangrijkste bijdrage aan het voorstel van de Commissie is.

d) De Raad heeft zijn eerste lezing van het voorstel van de Commissie voltooid in maart 2006.

De Commissie heeft tevens de vertegenwoordigers van de civiele samenleving, en met name de NGO’s, uitgebreid geraadpleegd over de moeilijkheden die zij hebben ondervonden bij de toepassing van het F.R. (hoorzittingen in de ECOSOC en in het Europees Parlement, alsmede bijeenkomsten met diensten van de Commissie).

De Commissie neemt nu het initiatief een gewijzigd voorstel tot herziening van het F.R. in te dienen waarin de adviezen van de andere instellingen voor het grootste deel zijn overgenomen en waarin rekening wordt gehouden met de punten van zorg die door de vertegenwoordigers van de civiele samenleving zijn geformuleerd. Dit gewijzigde voorstel moet de interinstitutionele consensus bevorderen door aan de belangrijkste wensen van de instellingen tegemoet te komen en de punten van onenigheid, met name tussen de Raad en het Parlement, zoveel mogelijk uit de weg te ruimen.

Overeenkomstig artikel 184 van het F.R. moet, indien het Europees Parlement daarom verzoekt, een procedure van overleg (in de zin van de gemeenschappelijke verklaring van 4 maart 1975) plaatsvinden tussen de Raad en het Parlement, waaraan de Commissie actief meewerkt, voordat de Raad de herziening van het F.R. goedkeurt. Het doel is tijdens het eerste halfjaar van 2006 overeenstemming te bereiken over het gewijzigde voorstel. Dan zou de Commissie tijdens het tweede halfjaar de tijd hebben om de UV vast te stellen die met de herziening van het F.R. verband houden, zodat beide verordeningen op 1 januari 2007 in werking kunnen treden.

2. Het gewijzigde voorstel van de Commissie tot herziening van het F.R.

De Commissie stelt wijzigingen in haar oorspronkelijke voorstel voor om rekening te houden met de adviezen van de andere instellingen en de opmerkingen die tijdens de eerste lezing in de Raad zijn gemaakt. Deze wijzigingen hebben geen betrekking op de basisstructuur van het oorspronkelijke voorstel van de Commissie en de belangrijkste elementen ervan. Het "acquis" van de financiële hervorming blijft behouden en er wordt een beter evenwicht gevonden tussen de bescherming van de financiële belangen en de evenredigheid van administratieve kosten en gebruiksvriendelijke procedures.

In overeenstemming met de regels voor de presentatie van gewijzigde en herziene voorstellen [1] zijn de wijzigingen in het eerste voorstel van de Commissie (COM (2005)181 def.) aangegeven door geschrapte tekst door te halen en nieuwe of gewijzigde tekst vet en onderstreept weer te geven.

3. Toelichting op de belangrijkste wijzigingen

3.1. Begrotingsbeginselen

a) De voorgestelde wijziging in artikel 8 volgens welke vooruit betaalde eigen middelen als inkomsten in het volgende begrotingsjaar moeten worden beschouwd, wordt geschrapt omdat de Raad het met deze wijziging niet eens was.

b) De mogelijkheid om vooraf betalingsverplichtingen aan te gaan wordt gehandhaafd als een uitzonderlijke maatregel voor hulpverlening in crisissituaties en voor humanitaire hulp, maar er wordt gespecificeerd dat de begrotingsautoriteit achteraf omtrent dergelijke verplichtingen dient te worden ingelicht (amendement nr. 30 van het Parlement).

c) De verwijzingen in de artikelen 11 en 18 worden aangepast om de samenhang binnen de tekst te waarborgen.

d) In artikel 19 wordt het vereiste van goedkeuring door de begrotingsautoriteit, conform het door de Raad betreffende dit artikel geformuleerde standpunt, beperkt tot schenkingen die financiële lasten kunnen meebrengen die hoger zijn dan 10% van de gedane schenking. Op die manier worden de rechten van de begrotingsautoriteit beschermd en wordt het evenredigheidsbeginsel in acht genomen, zoals door het Parlement is gevraagd.

e) Wat de kredietoverschrijvingen van andere instellingen dan de Commissie betreft, verzocht het Parlement de status-quo te handhaven (amendementen nrs. 34 tot en met 38). Artikel 22 is dienovereenkomstig gewijzigd. Sommige bepalingen betreffende de overschrijvingen van de andere instellingen zijn echter met het oog op de rechtszekerheid en een betere leesbaarheid van de teksten van de UV naar het F.R. overgeheveld.

f) Wat de overschrijvingen van de Commissie betreft, dient in een zekere flexibiliteit te worden voorzien voor overschrijvingen voor personeelsuitgaven tijdens de laatste drie maanden van het begrotingsjaar. Hiertoe zou de Commissie autonoom over deze overschrijvingen moeten kunnen beslissen binnen de grens van 10% van de kredieten en de begrotingsautoriteit de volgende maand daarvan op de hoogte moeten brengen (artikel 23, lid 1, tweede alinea). De amendementen nrs. 39, 41, 42 van het Parlement zijn gedeeltelijk in dit voorstel opgenomen. Tegelijk zou de Commissie, in gevallen waarin bij de opstelling van de begroting een basisbesluit ontbreekt en de overeenkomstige middelen in de reserve worden opgenomen, om redenen van efficiëntie (het voorkomen van vertragingen) na de goedkeuring van het betrokken basisbesluit autonoom moeten kunnen beslissen de in de reserve opgenomen kredieten over te schrijven (artikel 23, lid 1, onder d); de Commissie moet de begrotingsautoriteit achteraf echter in kennis stellen van deze overschrijvingen (amendement nr. 40 van het Parlement). De verwijzingen in lid 2 worden aangepast.

g) Er wordt voorgesteld in artikel 26 een redactionele wijziging aan te brengen om rekening te houden met de wijzigingen in de terminologie in deel II van het F.R.

h) Conform amendement nr. 50 van het Parlement wordt het toepassingsgebied van artikel 28 inzake financiële memoranda uitgebreid, zodat ook wetgevingsvoorstellen die door de lidstaten overeenkomstig het Verdrag betreffende de Europese Unie zijn ingediend en ingrijpende wijzigingen in een wetgevingsvoorstel die gevolgen hebben voor de begroting, eronder vallen.

i) Het evenredigheidsbeginsel dat is neergelegd in artikel 5, derde alinea, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap wordt conform de amendementen nrs. 45 tot en met 48 van het Parlement terecht in het nieuwe hoofdstuk 7 bis van het F.R. opgenomen.

j) Conform aanbeveling nr. 52 van het Parlement in het verslag over de kwijting voor 2004 moet voor meer transparantie worden gezorgd door informatie te verstrekken over begunstigden van communautaire middelen, ongeacht de wijze van uitvoering van de begroting.

k) Gelet op advies nr. 2/2004 van de Rekenkamer[2], de steun van het Europees Parlement[3] en van de Raad[4] voor een doeltreffend en doelmatig geïntegreerd internecontrolekader en de door de Commissie in haar actieplan[5] gedane toezegging, wordt een nieuw begrotingsbeginsel toegevoegd aan hoofdstuk 9 van titel II. Dit nieuwe beginsel heeft ten doel de uitvoering van de begroting, de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de verrichtingen, de betrouwbaarheid van de financiële verslaglegging, de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en de beheersing van de risico’s in verband met de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen op zodanige wijze te verbeteren dat een aanvaardbaar risiconiveau wordt bereikt. De in de artikelen 60, 66 en 86 gebruikte terminologie wordt dienovereenkomstig aangepast.

l) Wat amendement nr. 51 van het Parlement over de uitvoering van de toelichtingen bij de begroting betreft, bevestigt de Commissie dat zij bereid is het Parlement alle inlichtingen te verstrekken waarom het uit hoofde van artikel 182 verzoekt.

3.2. Opstelling en structuur van de begroting

a) Overeenkomstig het nieuwe begrotingsbeginsel van een effectieve en efficiënte interne controle, moet informatie over het aanvaardbare foutenrisico in het activiteitenoverzicht worden opgenomen (artikel 33).

b) Conform het advies van de Rekenkamer wordt de samenvattende staat van de betalingsschema’s in de lijst van werkdocumenten bij het voorontwerp van begroting opgenomen (artikel 33).

c) De wijzigingen van de artikelen 26, 45 en 46 blijven behouden, overeenkomstig het voorstel tot goedkeuring van een nieuwe voorzieningsregeling voor het Garantiefonds voor externe maatregelen[6]. De definitieve beslissing in verband met deze wijzigingen zal afhangen van het standpunt van de wetgever betreffende de voorgestelde regeling.

3.3. Uitvoering van de begroting – beheersmethoden (artikelen 48-57)

a) Op verzoek van de Raad zijn om redenen van juridische duidelijkheid een aantal wijzigingen aangebracht in artikel 49 om beter rekening te houden met de specifieke kenmerken van het buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB) en om te zorgen voor een snellere financiering van de reacties van de EU op crisissituaties. Aangezien uitgaven worden verricht op grond van een door de Raad aangenomen basisbesluit, lijkt het beter de vormen die basisbesluiten kunnen aannemen welke uit hoofde van het EG-Verdrag en van de titels V en VI van het VEU zijn genomen, te vermelden in artikel 49 van het F.R. in plaats van in de UV (zoals thans het geval is). Voorts wordt een specifieke bepaling toegevoegd om rekening te houden met de verschillende soorten voorbereidende maatregelen die op het gebied van het GBVB kunnen worden genomen.

b) Overeenkomstig amendement nr. 59 van het Parlement wordt in artikel 50 gepreciseerd dat de instellingen hun afdelingen van de begroting uitvoeren binnen de grens van de toegekende kredieten.

c) Artikel 53 is duidelijkheidshalve geherstructureerd en in verscheidene artikelen gesplitst: één algemeen artikel en vier artikelen die overeenkomen met de verschillende wijzen van uitvoering. Bij de aangebrachte wijzigingen is rekening gehouden met de amendementen nrs. 60 en 61 van het Parlement. Eveneens conform amendement nr. 62 van het Parlement en verzoeken van verscheidene delegaties in de Raad wordt de inschakeling van organen, inclusief “nationale agentschappen”, toegestaan bij gedecentraliseerd beheer.

d) Volgens het nieuwe interinstitutioneel akkoord (punt 44) moeten de lidstaten, ter versterking van een geïntegreerde interne controle van de communautaire middelen onder gedeeld beheer, een jaarlijks overzicht op het passende nationale niveau van de beschikbare controles en verklaringen bij de Commissie indienen.

e) Ter uitbreiding van de mogelijkheden tot delegatie van taken aan communautaire organen wordt artikel 54, lid 2, onder b), aangevuld met de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds teneinde deze de mogelijkheid te geven taken te verrichten die een hoge mate van specialistische kennis en deskundigheid vereisen, met name voor het beheer van de in artikel 108, lid 2, onder c), bedoelde instrumenten.

3.4. Financiële actoren (artikelen 58-68)

a) Artikel 60, lid 7, waarin de inhoud van het jaarlijkse activiteitenverslag van de ordonnateurs wordt gespecificeerd, is gewijzigd in de zin van amendement nr. 66 van het Parlement.

b) Overeenkomstig amendement nr. 68 van het Parlement is de rekenplichtige bij het certificeren van de rekeningen bevoegd alle controles te verrichten die hij nodig acht en voorbehouden te maken.

c) In artikel 63 wordt een kleine redactionele correctie in de zin van de initiële reactie van de Raad voorgesteld.

d) Zoals gevraagd door het Parlement (amendement nr. 69), is de financiële aansprakelijkheid van de ordonnateurs gepreciseerd en in gevallen van grove nalatigheid tot één jaarsalaris beperkt. Ter wille van de samenhang en van de gelijke behandeling moeten dezelfde voorwaarden en beperkingen gelden voor alle financiële actoren en eventuele andere personen die bij de uitvoering van de begroting betrokken zijn.

e) De in artikel 66, lid 2 bis, aan de ordonnateur geboden mogelijkheid om een zaak naar de instantie voor financiële onregelmatigheden door te verwijzen, is ingetrokken als gevolg van opmerkingen die tijdens de besprekingen in de Raad werden gemaakt; deze mogelijkheid zal echter in de uitvoeringsvoorschriften worden opgenomen.

f) De oprichting van gezamenlijke instanties voor financiële onregelmatigheden door verschillende instellingen is mogelijk gemaakt (amendement nr. 70 van het Parlement en advies van de Rekenkamer).

3.5. Ontvangsten en uitgaven (artikelen 69-83)

a) Overeenkomstig het Protocol betreffende de positie van Denemarken en het Protocol betreffende de positie van het Verenigd Koninkrijk en Ierland, die aan het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de oprichting van de Europese Gemeenschap zijn gehecht, is artikel 72 gewijzigd teneinde op passende wijze rekening te houden met de speciale positie van deze lidstaten met betrekking tot titel IV van het EG-Verdrag.

b) Het systeem van automatische incasso’s wordt toegestaan voor periodieke betalingen van administratieve kosten of exploitatiekosten (amendement nr. 75 van het Parlement).

3.6. Overheidsopdrachten

a) Het F.R. zou het, zoals blijkt uit de amendementen nrs. 14 en 80 van het Europees Parlement, mogelijk moeten maken raamovereenkomsten te sluiten en, overeenkomstig de amendementen nrs. 13 en 78 van het Parlement en een opmerking van de Rekenkamer, de mogelijkheid moeten bieden plaatsingsprocedures op interinstitutionele basis uit te voeren. Overeenkomstig amendement nr. 93 van het Europees Parlement zou het F.R. ook het beginsel moeten omvatten dat een overeenkomst, in geval van door de instellingen voor eigen rekening geplaatste opdrachten, niet mag worden ondertekend voordat afgewezen gegadigden of inschrijvers zijn geïnformeerd over de afwijzing.

b) Het onderscheid tussen verplichte en facultatieve gronden van uitsluiting wordt geschrapt, conform de reactie en de opmerkingen van de Rekenkamer in de Raad. Krachtens de communautaire richtlijn betreffende het plaatsen van overheidsopdrachten[7] moet echter een uitzondering op de uitsluitingsregels worden gemaakt voor de aankoop van leveringen tegen bijzonder gunstige voorwaarden, hetzij bij een leverancier die definitief zijn handelsactiviteit stopzet, hetzij bij curatoren of vereffenaars van een faillissement, een vonnis, of een in de nationale wetgeving of regelgeving bestaande procedure van dezelfde aard. De maximumduur van de wettelijke uitsluiting zou eveneens in het F.R. moeten worden vastgelegd (amendementen nrs. 15 en 82).

c) Conform de opmerkingen van het EESC, de suggestie van de Rekenkamer en amendement nr. 88 van het Europees Parlement zou een door de Commissie te beheren centrale gegevensbank moeten worden opgezet teneinde bepaalde economische actoren uit procedures voor de plaatsing van opdrachten of de toekenning van subsidie te kunnen uitsluiten. Het zou moeten gaan om een gezamenlijke gegevensbank van de instellingen, de uitvoerende agentschappen en de in artikel 185 bedoelde organen. Lidstaten, derde landen en andere organen die aan de uitvoering van de begroting deelnemen, moeten de bevoegde ordonnateur informatie verstrekken over de meest relevante gevallen van uitsluiting uit hoofde van het F.R. en bij de toekenning van uit de communautaire begroting gefinancierde subsidies en opdrachten rekening houden met de in de gegevensbank opgenomen informatie.

d) Volgens de amendementen nrs. 84 en 86 van het Europees Parlement zou deelname aan een procedure voor het plaatsen van opdrachten van geringe waarde, waarbij het toegestaan is dat met één enkele offerte wordt gewerkt en dat de betalingen op factuur geschieden, mogelijk moeten zijn zonder dat van nationale autoriteiten bewijsstukken worden verlangd waaruit blijkt dat de inschrijver niet in een van de tot uitsluiting aanleiding gevende situaties verkeert.

e) Zekerheden zouden in de context van de plaatsing van opdrachten alleen mogen worden verlangd wanneer dat nodig en evenredig wordt geacht, zoals in de amendementen nrs. 19 en 96 van het Europees Parlement wordt gevraagd.

3.7. Subsidies

a) Zoals door het Parlement (in amendement nr. 98) is voorgesteld en op grond van de conclusies van een daartoe opgezette werkgroep van de Commissie, wordt artikel 108 gewijzigd om het mogelijk te maken subsidies te verlenen door middel van een besluit van de Commissie in plaats van door middel van overeenkomsten. De artikelen 96, 112, 114, 120, 166 en 167 worden dienovereenkomstig gewijzigd.

b) Zoals door het Parlement (in amendement nr. 99) is voorgesteld, is vastgesteld dat de instellingen subsidies kunnen toekennen voor voorlichtings-, publiciteits- en communicatieactiviteiten.

c) Zoals door het Parlement (in amendement nr. 99) wordt verlangd, worden maatregelen ten gunste van leden, personeelsleden, voormalige leden en voormalige personeelsleden van de instellingen in het kader van het sociale beleid niet beschouwd als subsidies, maar als administratieve toewijzingen.

d) Enkele punten in verband met de financiële instrumenten die niet als subsidies worden beschouwd, worden verduidelijkt.

e) Er wordt tevens gepreciseerd dat uitgaven in verband met visserijmarkten niet onder de bepalingen betreffende subsidies van deze verordening vallen.

f) Het beginsel dat subsidie de “begunstigde” geen winst mag opleveren, is opnieuw in artikel 109 opgenomen als gevolg van de opmerkingen van de Rekenkamer.

g) Zoals zowel door de Rekenkamer als door het Parlement werd voorgesteld (amendement nr. 108), zijn de bepalingen aangescherpt om dubbele financiering van dezelfde kosten te voorkomen.

h) Zoals door het Parlement (in amendement nr. 109) wordt verlangd, is de verplichting om subsidies voor huishoudelijke uitgaven geleidelijk te verminderen, niet van toepassing op vaste bedragen of forfaitaire financieringen.

i) Zoals door het Parlement (in amendement nr. 112) is voorgesteld, moeten de aanvragers alleen voor subsidies die een bepaalde waarde overschrijden, bewijzen dat zij niet in een uitsluitingssituatie verkeren.

j) Artikel 118 is conform het verzoek van het Parlement (amendement nr. 120) gewijzigd om de mogelijkheid van de bevoegde ordonnateur om van de begunstigden een zekerheidstelling te verlangen, te beperken tot gevallen waarin dit nodig en evenredig wordt geacht.

3.8. Boekhouding

a) De inhoud van het verslag over het begrotings- en financieel beheer wordt, conform amendement nr. 123 van het Parlement, gespecificeerd in artikel 122.

b) Een kleine redactionele correctie wordt voorgesteld in artikel 128 om de termijn voor de indiening van het verslag van de Commissie over het begrotings- en financieel beheer van het begrotingsjaar te preciseren.

c) Artikel 139 wordt conform amendement nr. 124 van het Parlement gewijzigd om te garanderen dat de begrotingsautoriteit naar behoren in kennis wordt gesteld van de interne voorschriften die de instellingen op financieel gebied vaststellen.

3.9. Administratieve kredieten

Conform amendement nr. 130 van het Parlement wordt voor de onroerendgoedprocedure voorzien in een termijn van drie weken (namelijk één week voor de kennisgeving van het voornemen om advies uit te brengen plus de bestaande twee weken voor de toezending van het advies).

3.10. Aanstelling van deskundigen voor de beoordeling van voorstellen en follow-up en evaluatie van projecten

Zoals door de Rekenkamer werd opgemerkt, moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen de specifieke procedure voor de selectie van deskundigen en procedures voor het plaatsen van opdrachten.

3.11. Overgangs - en slotbepalingen

a) Aan artikel 181 bis moet een overgangsbepaling worden toegevoegd voor uitgaven in verband met communautaire initiatieven en maatregelen op het gebied van technische hulp en innoverende acties in de zin van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen, waarvoor nog betalingen moeten worden verricht.

b) Het lijkt wenselijk dat wordt gepreciseerd hoe de controlefunctie van elk communautair orgaan kan worden uitgeoefend (door een interne of door een externe controleur).

c) Zoals door het Parlement (in amendement nr. 134) is aangegeven, lijkt lid 4 van artikel 185, gelet op de inhoud van artikel 133, overbodig en kan het worden geschrapt.

Tot slot moet erop worden gewezen dat voor de uitvoeringsmaatregelen voor de controle in verband met het in artikel 30 bis opgenomen concept van een aanvaardbaar risico een overgangsperiode (vanaf 1 januari 2009) van toepassing zal zijn, die nader moet worden gepreciseerd voor de specifieke bepalingen die in de uitvoeringsvoorschriften van het F.R. zullen worden opgenomen.

2005/0090 (CNS)

Gewijzigd voorstel voor een

VERORDENING VAN DE RAAD

tot wijziging van Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 houdende het Financieel Reglement van toepassing op de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op artikel 279,

Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name op artikel 183,

Gezien het voorstel van de Commissie[8],

Gezien het advies van het Europees Parlement[9],

Gezien het advies van de Rekenkamer[10],

Overwegende hetgeen volgt:

(1) Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 van de Raad[11], hierna "Financieel Reglement" genoemd, legt de rechtsgrondslag voor de hervorming van het financiële beheer. De essentiële elementen ervan moeten dan ook worden gehandhaafd en versterkt. Er moet met name worden gezorgd voor meer transparantie door informatie te verstrekken over begunstigden van communautaire middelen. Voorts moeten de erin vastgestelde begrotingsbeginselen in alle wetgevingsbesluiten in acht worden genomen, met zo min mogelijk uitzonderingen.

(2) Sommige wijzigingen zijn gezien de praktische ervaring gerechtvaardigd om de uitvoering van de begroting en de verwezenlijking van de onderliggende beleidsdoelstellingen te vergemakkelijken en om bepaalde vereisten inzake procedures en documenten aan te passen teneinde deze beter op de ermee gepaard gaande risico's en kosten af te stemmen, in overeenstemming met het in artikel 5, derde alinea, van het EG-Verdrag neergelegde evenredigheidsbeginsel.

(3) Alle wijzigingen moeten de verwezenlijking van de doelstellingen van de hervormingen van de Commissie, goed financieel beheer en de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen tegen fraude en andere onwettige activiteiten bevorderen, en aldus bijdragen tot het verkrijgen van een redelijke betrouwbaarheidsgarantie met betrekking tot de wettigheid en de regelmatigheid van de financiële verrichtingen.

(4) Sommige wijzigingen zijn nodig om rekening te houden met de bepalingen ter uitvoering van de inkomsten en uitgaven van de begroting die zijn vervat in de wetgevingsbesluiten die in de periode 2007-2013 zullen worden aangenomen, om voor samenhang van die besluiten met het Financieel Reglement te zorgen.

(5) Het beginsel dat andere wetgevingsbesluiten betreffende de uitvoering van de begroting aan het Financieel Reglement moeten voldoen, moet worden versterkt.

(5) Krachtens punt 1 van het aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap gehechte Protocol betreffende de toepassing van het subsidiariteits- en het evenredigheidsbeginsel, in het aanhangsel van het Verdrag van Amsterdam houdende wijziging van het Verdrag betreffende de Europese Unie, moet elke instelling bij de uitoefening van haar bevoegdheden zorg dragen voor de inachtneming van het evenredigheidsbeginsel, dat inhoudt dat het optreden van de Gemeenschap niet verder gaat dan wat nodig is om de doelstellingen van het Verdrag te verwezenlijken.

(6) Er moet een nieuw begrotingsbeginsel over effectieve en efficiënte interne controle worden ingevoerd om de belangrijkste beginselen van de internecontrolesystemen voor de uitvoering van de begroting vast te stellen en te bepalen welk risico bij de controle van de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen aanvaardbaar is.

(76) Op bepaalde punten is ten aanzien van de toepassing van de begrotingsbeginselen meer efficiëntie en doorzichtigheid nodig om beter op de operationele behoeften in te spelen.

(87) Wat het eenheidsbeginsel betreft, moet de regel inzake rente op voorfinanciering worden vereenvoudigd. De administratieve lasten waarmee de invordering van dergelijke rente gepaard gaat, staan niet in verhouding tot het nagestreefde doel, en het zou dan ook efficiënter zijn als de rente kon worden verrekend met de laatste betaling aan de begunstigde.

(98) Wat het jaarperiodiciteitsbeginsel betreft, moet meer flexibiliteit en doorzichtigheid worden ingevoerd om in te spelen op functionele behoeften. De overdracht van kredieten moet bij uitzondering worden toegestaan in het geval van de uitgaven voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van het nieuwe Europees Garantiefonds voor de Landbouw (EGFL). Uitgaven voor hulp in crisissituaties en humanitaire hulp moeten vervroegd kunnen worden vastgelegd, zodat de Gemeenschap adequaat kan reageren wanneer zich aan het einde van het begrotingsjaar een internationale ramp voordoet.

(109) De betalingsverzoeken van de lidstaten in het kader van de nieuwe landbouwverordeningen zullen zeer sterk aan het begin van het begrotingsjaar n geconcentreerd zijn. De maximumgrens voor vervroegde vastleggingen in het kader van het EGFL (vanaf 15 november van het jaar n-1) voor de uitgaven van dagelijks beheer (ten laste van de begroting van het jaar n) moet worden afgeschaft wat de laatste vastgestelde landbouwbegroting betreft. Wat de grens voor vervroegde vastlegging van administratieve uitgaven betreft, moet de tekst zo worden aangepast dat hij naar door de begrotingsautoriteit kredieten verwijst.

(1110) Het gebruik van niet-gesplitste kredieten voor veterinaire maatregelen, ten laste van het EGFL, belemmert de uitvoering van deze maatregelen onnodig, vooral door de maxima die voor overdrachten gelden. Het gebruik van gesplitste kredieten voor deze uitgaven moet derhalve worden toegestaan, daar dit beter strookt met het meerjarige karakter van de maatregelen.

(1211) Wat het universaliteitsbeginsel betreft, dienen twee punten te worden toegevoegd aan de lijst van bestemmingsontvangsten. Ten eerste moet het, zoals bij specifieke onderzoeksprogramma’s thans het geval is, voor de lidstaten mogelijk zijn ad-hocbijdragen als bestemmingsontvangsten te storten voor projecten in het kader van door de Commissie beheerde programma's op het gebied van buitenlandse betrekkingen. Ten tweede moet de opbrengst van de verkoop bij vervanging of het buiten dienst stellen van voertuigen, uitrusting, installaties, materiaal en wetenschappelijke en technische apparaten als bestemmingsontvangsten worden beschouwd, als stimulans voor de ordonnateurs om de hoogste prijzen te krijgen.

(1312) Thans moet de Commissie van de begrotingsautoriteit voorafgaande toestemming krijgen om schenkingen of legaten te aanvaarden die lasten kunnen meebrengen. Om onnodige en omslachtige procedures te vermijden, dient toestemming alleen verplicht te worden gesteld in geval van aanzienlijke lasten die hoger zijn dan 10 % van de waarde van de gedane schenking.

(1413) Wat het specialiteitsbeginsel betreft, dienen de regels inzake kredietoverschrijvingen op bepaalde punten te worden vereenvoudigd en verduidelijkt, omdat zij in de praktijk omslachtig of onduidelijk zijn gebleken. Het was de bedoeling dat artikel 22 van het Financieel Reglement alleen voor andere instellingen dan de Commissie zou gelden, omdat de Commissie haar eigen regeling heeft. Dit artikel moet derhalve worden gewijzigd.

(14) De Commissie en de andere instellingen melden hun overschrijvingsvoorstellen van tevoren bij de begrotingsautoriteit aan, die de normale procedure kan volgen wanneer zij bezwaar wil maken. In deze gevallen gelden in theorie de normale termijnen voor het besluit van de begrotingsautoriteit over de overschrijving. De tekst vermeldt echter niet wanneer de termijn wordt geacht in te gaan, en deze leemte moet worden opgevuld.

(15) Ter vereenvoudiging van het beheer van hun begroting moeten de andere instellingen dan de Commissie in staat worden gesteld, binnen eenzelfde hoofdstuk kredieten van het ene artikel naar het andere over te schrijven zonder dat de begrotingsautoriteit hiervan van tevoren in kennis wordt gesteld.

(1516) Met het oog op de efficiëntie dient de Commissie zelfstandig te kunnen beslissen over overschrijvingen uit de reserve in gevallen waarin een basisbesluit in de zin van artikel 49 van het Financieel Reglement voor de betrokken actie bij de opstelling van de begroting ontbreekt, maar tijdens het begrotingsjaar wordt vastgesteld. In dergelijke gevallen moet de Commissie de begrotingsautoriteit echter in de maand na haar beslissing in kennis stellen.

(1617) De regels over administratieve overschrijvingen van de Commissie moeten worden aangepast aan de nieuwe activiteitsgestuurde begrotingsstructuur. Tijdens de laatste drie maanden van het begrotingsjaar moet voor de Commissie een uitzondering op de "aanmeldingsprocedure" gelden. In dergelijke gevallen moet de Commissie zelfstandig kunnen beslissen over kredietoverschrijvingen met betrekking tot personeelsuitgaven, binnen de grens van 10 % van de kredieten van het begrotingsjaar. De Commissie moet de begrotingsautoriteit in de maand na haar beslissing in kennis stellen.De "aanmeldingsprocedure" moet alleen gelden voor overschrijvingen tussen artikelen, binnen het administratieve hoofdstuk van elke titel, boven de grens van 10 % van de kredieten van het begrotingsjaar. Anderzijds moet de Commissie zelfstandig kunnen beslissen over overschrijvingen tussen artikelen van verschillende titels die uitgaven van dezelfde aard financieren.

(1718) De artikelen 26, 45 en 46 van het Financieel Reglement moeten wegens de afschaffing van de reserve voor communautaire leningen en garanties op leningen ten behoeve van derde landen en de aanneming van een nieuwe voorzieningsregeling voor het Garantiefonds voor externe maatregelen worden aangepast.

(1819) Wat de begrotingsprocedure betreft, is de in artikel 29 van het Financieel Reglement opgenomen bepaling dat de begroting binnen twee maanden na de vaststelling moet worden bekendgemaakt, onrealistisch gebleken: drie maanden zou haalbaarder zijn. Het begrip "activiteitenoverzicht" moet in artikel 33 van het Financieel Reglement worden ingevoegd om een van de sleutelelementen van de activiteitsgestuurde begroting (ABB) een officiële status te geven. In artikel 46 Met betrekking tot de inhoud van de begroting moeten de betalingsschema's in de in artikel 33 van het Financieel Reglement genoemde werkdocumenten bij het voorontwerp van begroting worden opgenomen in plaats van in de begroting zelf, omdat zij voor de begrotingsprocedure niet relevant en onnodig bezwarend zijn.

(19) Wat de uitvoering van de begroting betreft, zijn enkele aanpassingen nodig om beter rekening te houden met de specifieke kenmerken van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid (GBVB). Met het oog op juridische duidelijkheid moeten de verschillende soorten basisbesluiten in het kader van het EG-Verdrag en titel V en VI van het VEU in artikel 49 van het Financieel Reglement worden vermeld in plaats van in de uitvoeringsvoorschriften. Voorts moet een specifieke bepaling worden toegevoegd om rekening te houden met de verschillende soorten voorbereidende maatregelen die op het gebied van het GBVB kunnen worden genomen.

(2020) Ten aanzien van de beheersmethoden moet artikel 53 van het Financieel Reglement met het oog op de duidelijkheid worden geherstructureerd. Ook dient de beperking van het gedeeld beheer tot het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL) en de Structuurfondsen in artikel 53, lid 3, van het Financieel Reglement te worden geschrapt, omdat voortaan meer programma's onder gedeeld beheer zullen worden uitgevoerd. De vereisten voor gezamenlijk beheer moeten worden verduidelijkt. Artikel 54, lid 2, punt b), wordt aangevuld met de Europese Investeringsbank en het Europees Investeringsfonds als communautaire organen waaraan de Commissie taken toevertrouwt. De in artikel 54 van het Financieel Reglement opgenomen criteria voor nationale publiekrechtelijke organen moeten worden vereenvoudigd om het gebruik ervan te vergemakkelijken en te voorzien in toenemende operationele behoeften, en het bereik van deze bepaling moet worden uitgebreid tot internationale publiekrechtelijke organen. Artikel 54 moet ook de positie verduidelijken ten aanzien van het speciale geval van bijzondere adviseurs of missiehoofden die door de Raad worden aangesteld om bepaalde acties in het kader van het gemeenschappelijke buitenlands en veiligheidsbeleid te beheren.

(2121) De verantwoordelijkheden van de lidstaten bij gedeeld beheer moeten gedetailleerder worden beschreven, gezien de voortdurende discussies tussen de instellingen over de kwijtingsprocedure en de controlesystemen die moeten worden ingevoerd, en deze moeten de wederzijdse verantwoordelijkheden van de lidstaten en de Commissie weerspiegelen. Rekening gehouden met de behoefte aan een gezamenlijk controlekader, moeten de controles worden versterkt die in het kader van gedecentraliseerd of indirect gecentraliseerd beheer en, in voorkomend geval, gedeeld beheer, door de Commissie worden verricht. Daartoe moeten de lidstaten volgens het nieuwe interinstitutioneel akkoord (punt 44) bij de Commissie een jaarlijks overzicht indienen van de beschikbare controles en verklaringen met betrekking tot de middelen onder gedeeld beheer.

(2222) Het verbod op delegatie van uitvoeringstaken aan privaatrechtelijke organen in artikel 57 van het Financieel Reglement moet worden gewijzigd, daar de bepalingen van dat verbod onnodig streng zijn gebleken. De Commissie moet bijvoorbeeld een reisbureau of organisator van conferenties kunnen inschakelen voor het vergoeden van de kosten van deelnemers aan conferenties, mits ervoor wordt gezorgd dat het particuliere bedrijf geen discretionaire bevoegdheid uitoefent.

(23) De voorwaarden en beperkingen ten aanzien van de financiële aansprakelijkheid van alle financiële actoren en eventuele andere personen die bij de uitvoering van de begroting betrokken zijn, moeten worden verduidelijkt. Deze aansprakelijkheid moet in gevallen van grove nalatigheid worden beperkt tot ten hoogste 12 maanden salaris.

(24) De oprichting van gezamenlijke instanties voor financiële onregelmatigheden door verschillende instellingen moet mogelijk worden gemaakt.

(23) De gedelegeerde ordonnateur moet een zaak aan de instantie voor financiële onregelmatigheden kunnen doorverwijzen wanneer hij van oordeel is dat zich een financiële onregelmatigheid heeft voorgedaan.

(2524) De taak van de rekenplichtige om de rekeningen te certificeren op basis van de financiële informatie die hem door de ordonnateurs is verstrekt, moet worden verduidelijkt. Daartoe moet de rekenplichtige de bevoegdheid krijgen de door de gedelegeerde ordonnateur ontvangen informatie te controleren en zo nodig een voorbehoud te maken.

(2625) De betrekking tussen de interne controleur van de Commissie en de communautaire organen moet worden verduidelijkt. Die organen moeten hun eigen interne controlefunctie hebben die aan hun eigen raad van beheer verantwoording aflegt, terwijl de interne controleur van de Commissie aan het College verantwoording aflegt over de procedures en systemen van de Commissie. De interne controleur van de Commissie dient alleen te certificeren dat de interne controlefunctie van de organen aan internationale normen voldoet, en daartoe dient hij kwaliteitsaudits te kunnen uitvoeren.

(2726) De regels inzake de invordering van schuldvorderingen moeten worden verduidelijkt en versterkt om rekening te houden met recente rechtspraak en om de financiële belangen van de Gemeenschappen beter te beschermen. Dwanginvordering moet worden bevorderd, door in artikel 72 van het Financieel Reglement ervoor te zorgen, dat de instrumenten die in het kader van de verdragsbepalingen inzake justitiële samenwerking in burgerlijke zaken met grensoverschrijdende gevolgen zijn vastgesteld, ook gelden voor vorderingen van de Gemeenschap, hetgeen met name betekent dat een recht dat door de rechter in een rechtsgebied wordt vastgesteld, via een vereenvoudigde procedure in de andere rechtsgebieden wordt erkend. De desbetreffende overeenkomsten tussen de Europese Gemeenschap en de lidstaten die een bijzondere positie hebben met betrekking tot titel IV van het EG-Verdrag, moeten in de betrekkingen met die lidstaten van toepassing zijn wanneer zij niet aan een specifieke maatregel deelnemen.

(28) Om de invordering doeltreffender te maken, moet een bepaling worden ingevoerd op grond waarvan de lidstaten verplicht zijn communautaire vorderingen op dezelfde manier te behandelen als vorderingen van fiscale aard binnen hun eigen rechtsgebied.

(2927) Voor vorderingen moet een verjaringstermijn worden ingevoerd. Anders dan voor vele lidstaten, geldt voor de Gemeenschap geen verjaringstermijn waarna financiële vorderingen komen te vervallen. Voor de Gemeenschap geldt evenmin een verjaringstermijn ten aanzien van de inning van haar vorderingen op derden. De invoering van een dergelijke verjaringstermijn strookt met het beginsel van goed financieel beheer.

(3028) Wat de regels inzake overheidsopdrachten betreft, moet het Financieel Reglement het belang van kadercontracten bij het beheer van overheidsopdrachten weerspiegelen, het gebruik van interinstitutionele aanbestedingsprocedures aanmoedigen en voorzien in de mogelijkheid van gezamenlijke aanbestedingsprocedures door een instelling en een aanbestedende dienst van een lidstaat.

(31) Er moeten bepaalde technische aanpassingen worden aangebracht om ervoor te zorgen dat de terminologie van het Financieel Reglement volledig in overeenstemming is met Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor werken, leveringen en diensten[12]. De mogelijkheid die de lidstaten krachtens die richtlijn hebben om specifieke procedures voor geheim verklaarde opdrachten vast te stellen, wanneer de uitvoering ervan vergezeld moet gaan van speciale veiligheidsmaatregelen of wanneer de bescherming van de lidstaat zulks vereist,om procedures voor het plaatsen van opdrachten geheim te verklaren, moet in artikel 91 van het Financieel Reglement mutatis mutandis ook worden opengesteld voor de communautaire instellingen.

(29) Inzake de uitsluiting van inschrijvers legt het Financieel Reglement de communautaire instellingen strengere regels op dan die welke in richtlijn 2004/18/EG zijn opgenomen. Het Financieel Reglement maakt geen onderscheid tussen de ernstigste en andere uitsluitingsgronden. Richtlijn 2004/18/EG maakt een dergelijk onderscheid echter wel, en de communautaire instellingen moeten deze mogelijkheid ook hebben. De artikelen 93 en 94 van het Financieel Reglement moeten voorzien in de verplichte uitsluiting in de ernstigste gevallen en de aanbestedende dienst moet de mogelijkheid worden gegeven op basis van een risicoanalyse andere uitsluitingsgevallen toe te voegen. Hetzelfde onderscheid moet in artikel 114 van het Financieel Reglement ten aanzien van subsidies worden gemaakt. De in artikel 96 van dat reglement opgenomen regels inzake sancties moeten dienovereenkomstig worden aangepast.

(32) In overeenstemming met Richtlijn 2004/18/EG moeten de regels inzake uitsluiting van deelname aan een aanbestedingsprocedure in de artikelen 93 en 96 van het Financieel Reglement worden verduidelijkt. Er moet een duidelijk onderscheid worden gemaakt tussen verplichte uitsluiting en uitsluiting op grond van een administratieve sanctie. Voorts moet met het oog op de rechtszekerheid en de evenredigheid in het Financieel Reglement een maximumtermijn voor de uitsluiting worden vermeld. In het licht van Richtlijn 2004/18/EG moet een uitzondering op de uitsluitingsregels worden gemaakt voor de aankoop van leveringen tegen bijzonder gunstige voorwaarden, hetzij bij een leverancier die definitief zijn handelsactiviteit stopzet, hetzij bij curatoren of vereffenaars van een faillissement, een vonnis, of een in de nationale wetgeving of regelgeving bestaande procedure van dezelfde aard.

(3430) Gegadigden of inschrijvers moeten krachtens artikel 93 van het Financieel Reglement in procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten ertoe worden verplicht, wanneer hun daarom wordt verzocht, het bewijs te leveren van de eigendom van, het beheer of de zeggenschap over of de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de juridische entiteit die een offerte indient of dat hun subcontractanten niet in een van de in artikel 93 van het Financieel Reglement bedoelde situaties verkeren. Rekening houdend met het evenredigheidsbeginsel, moeten inschrijvers die deelnemen aan een procedure voor het plaatsen van een opdracht van zeer geringe waarde, niet worden verplicht te bewijzen dat zij niet in een van de tot uitsluiting aanleiding gevende situaties verkeren.

(3531) Krachtens artikel 95 van het Financieel Reglement moeten alle instellingen gegevensbanken bijhouden van de gegadigden of inschrijvers die zich in een van de in de artikelen 93 of 94 bedoelde uitsluitingsgevallen bevinden, en toegang tot elkaars gegevensbanken hebben. Om de doeltreffendheid te vergroten en de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen te verbeteren, moet het gaan om een gezamenlijke gegevensbank van de instellingen, de uitvoerende agentschappen en de in artikel 185 bedoelde organen. Voorts moeten de lidstaten, derde landen en andere organen die aan de uitvoering van de begroting deelnemen, informatie over bepaalde uitsluitingsgevallen krachtens het F.R. aan de bevoegde ordonnateur doorgeven en bij de toekenning van uit de communautaire begroting gefinancierde subsidies en opdrachten rekening houden met de in de gegevensbank opgenomen informatie. Het zou kostenefficiënter, maar nog steeds met dat beginsel in overeenstemming zijn, kleine instellingen met slechts weinig procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten de mogelijkheid te geven door middel van een gezamenlijke gegevensbank aan deze verplichting te voldoen.

(32) Opeenvolgende kaderprogramma's voor onderzoek hebben het werk van de Commissie vergemakkelijkt, omdat specifieke vereenvoudigde regels erin zijn opgenomen inzake de gunning van opdrachten aan externe deskundigen voor evaluatie en technische bijstand. De artikelen 91 en 97 zouden soortgelijke bepalingen moeten omvatten ten aanzien van alle andere programma's waarbij aan een dergelijke procedure behoefte bestaat.

(36) Om rekening te houden met de belangen van niet-succesvolle inschrijvers, moet de bepaling worden opgenomen dat zij principieel in kennis worden gesteld wanneer een door de instellingen voor eigen rekening geplaatste en onder Richtlijn 2004/18/EG vallende opdracht is gegund, en dat een dergelijke opdracht niet kan worden ondertekend voor het verstrijken van een redelijke wachttermijn.

(3733) De verplichtingen van de instellingen inzake het opschorten van een plaatsingsprocedure of een opdracht in geval van fraude of onregelmatigheden krachtens artikel 113 van het Financieel Reglement moeten worden verduidelijkt, zodat de verplichtingen begrijpelijk en toepasbaar zijn.

(3834) De regels inzake subsidies moeten worden vereenvoudigd. De vereisten inzake controles en garanties moeten beter in verhouding staan tot de financiële risico's. Enkele essentiële veranderingen moeten eerst in het Financieel Reglement worden aangebracht, zodat later nadere bepalingen kunnen worden opgenomen in de uitvoeringsvoorschriften. Het toepassingsgebied van subsidies moet in artikel 108 van het Financieel Reglement duidelijker worden afgebakend, met name wat betreft de financiering met betrekking tot leningsactiviteiten en of aandelenbezit en maatregelen ten gunste van leden of personeel van de instellingen in het kader van het sociale beleid en uitgaven betreffende de visserijmarkten. Het evenredigheidsbeginsel moet eraan worden toegevoegd. Voorts moet duidelijk worden gemaakt dat de instellingen subsidies kunnen gebruiken voor communicatieactiviteiten. Met het oog op de verbetering van het subsidiebeheer en de vereenvoudiging van de procedures moet het ten slotte mogelijk zijn om subsidies bij besluit van de instelling of door middel van schriftelijke overeenkomsten met de begunstigden toe te kennen.

(39) Met het oog op de duidelijkheid en doorzichtigheid moet het gebruik van vaste bedragen en forfaitaire betalingen worden toegestaan, naast de traditionele methode van het terugbetalen van werkelijk gemaakte kosten.

(4035) De uitzonderingen op de in de uitvoeringsvoorschriften vervatte regel dat de subsidie geen winst mag opleveren, moeten in het Financieel Reglement worden opgenomen. Voorts dient in artikel 109 van het Financieel Reglement zeer duidelijk te worden vermeld, dat de toekenning van subsidies voor bepaalde acties juist de vergroting van de financiële capaciteit of het voortbrengen van inkomsten ten doel heeft.

(4136) De regel dat subsidies op basis van oproepen tot het indienen van voorstellen moeten worden toegekend, heeft zijn waarde bewezen. De ervaring heeft echter geleerd, dat er in sommige situaties, gezien de aard van de actie, geen keuze is bij de selectie van de begunstigden, en in artikel 110 van het Financieel Reglement moet uitdrukkelijk worden vermeld dat zich dergelijke uitzonderingsgevallen kunnen voordoen.

(4237) De regel dat een begunstigde voor een actie niet meer dan één subsidie kan krijgen, moet worden aangepast omdat sommige basisbesluiten combinatie van verschillende communautaire financieringsbronnen wel toestaan en dergelijke gevallen in de toekomst met het oog op de doeltreffendheid van de uitgaven vaker zouden kunnen voorkomen. Van deze gelegenheid moet echter gebruik worden gemaakt om de regel aan te scherpen en in artikel 111 van het Financieel Reglement duidelijk te maken dat dezelfde kosten nooit tweemaal uit de communautaire begroting kunnen worden gefinancierd.

(4338) Wanneer subsidies voor exploitatiekosten worden verleend, is de regel dat de benodigde overeenkomst niet meer dan vier maanden na het begin van het boekjaar van de begunstigde mag worden ondertekend, onnodig star, en artikel 112 van het Financieel Reglement kan deze termijn veilig op zes maanden vaststellen.

(44) Met het oog op vereenvoudiging moet, in het geval van exploitatiesubsidies in de vorm van vaste bedragen of forfaitaire financieringen, de regel dat de subsidies een degressief karakter hebben, worden geschrapt.

(39) Met het oog op de duidelijkheid en doorzichtigheid dient het nieuwe artikel 113 bis van het Financieel Reglement het gebruik van forfaitaire betalingen toe te staan, naast de traditionele terugbetalingsmethode van werkelijk gemaakte kosten.

(4540) In artikel 114 van het Financieel Reglement moeten bepaalde beperkingen inzake de toelaatbaarheid van begunstigden worden geschrapt, zodat subsidies aan natuurlijke personen en bepaalde entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid kunnen worden toegekend. Overeenkomstig het evenredigheidsbeginsel mag de ordonnateur ervan afzien de aanvragers van zeer geringe subsidies te vragen te bewijzen dat zij niet in een van de in de artikelen 93, 94 of 96 van het Financieel Reglement bedoelde uitsluitingssituaties verkeren.

(4641) Hoewel de toekenning van subsidies op basis van selectie- en gunningscriteria blijft geschieden, is het in de praktijk niet nodig die criteria door een en hetzelfde comité te laten toetsen; deze verplichting moet derhalve uit artikel 116 van het Financieel Reglement worden geschrapt.

(4742) Ten aanzien van de normen inzake overheidsopdrachten die door begunstigden van subsidies moeten worden toegepast, is de huidige regel van artikel 120 van het Financieel Reglement onduidelijk, en hij moet dan ook worden vereenvoudigd. Voorts dient uitdrukkelijk te worden voorzien in het geval waarin de uitvoering van een actie financiële steun aan derden noodzakelijk maakt.

(4843) Wat de regels inzake boekhouding en rekeningen betreft, moet artikel 121 van het Financieel Reglement de rekenplichtige van de Commissie de mogelijkheid bieden in overeenstemming met internationale normen vast te stellen welke andere organen, naast die welke communautaire subsidies ontvangen, onder de werkingssfeer van de consolidatie vallen.

(4944) Met het oog op de instelling van het EGFL, dat met ingang van 2007 in de plaats komt van het EOGFL, moet de terminologie in de titel van titel I van deel II en in de artikelen 26 en 148 tot en met 151 worden aangepast. In artikel 151 moet worden verduidelijkt dat voorlopige vastleggingen mogen worden verricht na de normale termijn van twee maanden na ontvangst van de staten van uitgaven van de lidstaten in gevallen waarin een besluit inzake de overschrijving van kredieten wordt verwacht. Artikel 153 betreffende overschrijvingen moet worden verduidelijkt.

(5045) Behalve de titel van titel II van deel II, moet de terminologie in artikel 155, leden 1 en 3, van het Financieel Reglement zodanig worden aangepast, dat alleen wordt verwezen naar de Structuurfondsen, het Cohesiefonds, het Visserijfonds en het Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling. De verwijzingen naar de pretoetredingsmaatregelen voor het structuurbeleid (ISPA) en de landbouw (SAPARD) moeten worden geschrapt, daar hierbij sprake is van gedecentraliseerd beheer door derde landen overeenkomstig artikel 164 en de tenuitvoerlegging van deze maatregelen grotendeels hetzelfde blijft als thans. Ten aanzien van de wederopvoering van vrijgemaakte kredieten moet, overeenkomstig de nieuwe basisbesluiten voor structurele maatregelen in de periode 2007-2013 die op overmacht betrekking hebben, in het Financieel Reglement alleen de bepaling worden gehandhaafd voor de gevallen waarin een "kennelijke fout" aan de Commissie is toe te rekenen.

(5146) In artikel 160 van het Financieel Reglement moet een bepaling worden toegevoegd over de bestemmingsontvangsten die voortvloeien uit de opheffing van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal, en de terbeschikkingstelling van de desbetreffende kredieten.

(5247) Kredieten die zijn vrijgemaakt als gevolg van gehele of gedeeltelijke niet-uitvoering van de projecten waarvoor zij bestemd waren, moeten kunnen worden wederopgevoerd. Dit dient echter slechts onder strikte voorwaarden mogelijk te zijn, en alleen op het gebied van onderzoek, daar onderzoeksprojecten een hoger financieel risico meebrengen dan projecten op andere beleidsterreinen.

(5348) Ten aanzien van externe maatregelen moet worden verduidelijkt dat de subsidieprocedures die bij gedecentraliseerd beheer door derde landen moeten worden toegepast, in de met deze landen gesloten financieringsovereenkomsten moeten worden vermeld. Dit komt neer op een vastlegging van de bestaande praktijk. Er moet worden vermeld dat de "n+3-regel", volgens welke individuele contracten en overeenkomsten ter uitvoering van deze financieringsovereenkomsten uiterlijk drie jaar na de datum van sluiting van de financieringsovereenkomst worden gesloten, niet van toepassing is bij gedecentraliseerd beheer van meerjarenprogramma's uit hoofde van de Verordeningen (EG) …… van de Raad (IPA en ENPI). In dit geval geldt voor vrijmaking de regel "n+4".

(5449) De instellingen dienen ter vergemakkelijking van het beheer de mogelijkheid te krijgen, voor het beheer van de in hun eigen afdeling van de begroting opgenomen kredieten ordonnateursbevoegdheden te delegeren aan de directeuren van interinstitutionele Europese bureaus. Hoewel de inhoud ongewijzigd moet blijven, dienen de artikelen 171, 173 en 176 van het Financieel Reglement een iets andere structuur te krijgen om de subdelegatie van ordonnateursbevoegdheden door de directeuren van bureaus te verduidelijken.

(55) Er moet worden voorzien in een periode van week voor de kennisgeving van het voornemen van de twee takken van de begrotingsautoriteit om een advies uit te brengen in het kader van een onroerendgoedprocedure.

(56) Opeenvolgende kaderprogramma's voor onderzoek hebben het werk van de Commissie vergemakkelijkt, omdat erin vereenvoudigde regels zijn opgenomen voor de selectie van externe deskundigen voor de evaluatie van voorstellen of subsidieaanvragen en technische bijstand voor de follow-up en evaluatie van gefinancierde projecten. Deze procedure moet ook voor alle andere programma's kunnen worden gebruikt.

(57) Er moeten overgangsbepalingen worden toegevoegd voor uitgaven in verband met communautaire initiatieven en maatregelen op het gebied van technische hulp en voor innoverende acties in de zin van Verordening (EG) nr. 1260/1999 van de Raad van 21 juni 1999 houdende algemene bepalingen inzake de Structuurfondsen [13] waarvoor nog betalingen moeten worden verricht, en voor de tenuitvoerlegging van de bepalingen inzake de centrale databank voor uitsluiting van deelname aan procedures inzake overheidsopdrachten en subsidies.

(5850) Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 moet derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Verordening (EG, Euratom) nr. 1605/2002 wordt als volgt gewijzigd:

1. Artikel 1, eerste alinea, komt als volgt te luiden:

"Deze verordening regelt de opstelling en uitvoering van de algemene begroting van de Europese Gemeenschappen, hierna "begroting" genoemd, en de indiening en controle van de rekeningen."

(2) Artikel 2 komt als volgt te luiden:

"Artikel 2

Iedere bepaling betreffende de uitvoering van de begroting aan de ontvangsten- of uitgavenzijde in een ander wetgevingsbesluit moet met name de in titel II vermelde begrotingsbeginselen eerbiedigen."

2. Artikel 3 komt als volgt te luiden:

"Artikel 3

Onder de in deze verordening bepaalde voorwaarden worden bij de opstelling en de uitvoering van de begroting het eenheids-, het begrotingswaarachtigheids-, het jaarperiodiciteits-, het evenwichts-, het rekeneenheids-, het universaliteits- en het specialiteitsbeginsel, het beginsel van goed financieel beheer, het evenredigheidsbeginsel, het transparantiebeginsel en het beginsel van effectieve en efficiënte interne controle in acht genomen."

3. In artikel 5 komt lid 4 als volgt te luiden:

"4. Rente op middelen die eigendom van de Gemeenschappen zijn, wordt als diverse ontvangsten in de begroting opgenomen, behoudens het bepaalde in de artikelen 5 bis, 18 en 74."

4. In deel I, titel II, hoofdstuk 1, wordt het volgende artikel 5 bis ingevoegd:

"Artikel 5 bis

1. De rente op betaalde voorfinanciering wordt aan het betrokken programma of de betrokken actie toegewezen en op de betaling van het saldo van de aan de begunstigde verschuldigde bedragen in mindering gebracht.

In de verordening tot vaststelling van de uitvoeringsvoorschriften van de onderhavige verordening, hierna "uitvoeringsvoorschriften" genoemd, worden de uitzonderingsgevallen vastgesteld waarin de bevoegde ordonnateur deze rente jaarlijks invordert door middel van een invorderingsopdracht. De rente wordt als diverse ontvangsten aan de begroting overgemaakt.

2. In de volgende gevallen is aan de Gemeenschappen geen rente verschuldigd:

a) voorfinanciering die geen aanzienlijk bedrag in de zin van de uitvoeringsvoorschriften is;

b) voorfinanciering die uit hoofde van een overheidsopdracht in de zin van artikel 88 is betaald;

c) voorfinanciering die aan lidstaten is betaald;

d) voorfinanciering die uit hoofde van pretoetredingssteun is betaald;

e) voorschotten die overeenkomstig het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen, hierna "Statuut" genoemd, aan de leden van de instellingen en het personeel zijn betaald;

f) voorfinanciering die in het kader van gezamenlijk beheer in de zin van artikel 53, lid 1, onder c), is betaald."

(6) In artikel 8, lid 1, wordt de volgende volzin toegevoegd:

"De bedragen die vervroegd worden betaald, worden als ontvangsten van het volgende begrotingsjaar behandeld."

5. In artikel 11 wordt "artikel 157" vervangen door "de artikelen 157 en 160 bis".

6. In artikel 12 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"In naar behoren gemotiveerde uitzonderingsgevallen mogen de kredieten voor hulp in crisissituaties en humanitaire hulp evenwel vanaf 15 december worden vastgelegd ten laste van de kredieten van het volgende begrotingsjaar. Deze vastleggingen mogen niet meer bedragen dan een vierde van de kredieten van het betrokken begrotingsonderdeel voor de laatste vastgestelde begroting. De begrotingsautoriteit wordt achteraf van deze vastleggingen in kennis gesteld."

7. In artikel 16 komt de tweede alinea als volgt te luiden:

"De rekenplichtige en, in het geval van gelden ter goede rekening, de beheerder van gelden ter goede rekening en, ten behoeve van het administratieve beheer van de externe dienst van de Commissie, de bevoegde ordonnateur zijn evenwel gemachtigd voor de in artikel 61 bedoelde kasbehoeften transacties in nationale munteenheden te verrichten onder in de uitvoeringsvoorschriften nader te bepalen voorwaarden."

8. Artikel 18, lid 1, wordt als volgt gewijzigd:

a) de inleidende zin komt als volgt te luiden:

"Onverminderd artikel 160, lid 1, onder a), en artikel 161, lid 2, zijn de volgende ontvangsten bestemd voor de financiering van bepaalde specifieke uitgaven:"

b) het volgende punt a bis) wordt ingevoegd:

"a bis) financiële bijdragen van lidstaten en andere donorlanden, inclusief in beide gevallen hun publieke en parastatale organen, of internationale organisaties aan bepaalde externe steunprojecten of -programma's die door de Gemeenschap worden gefinancierd en namens hen door de Commissie worden beheerd, overeenkomstig het desbetreffende basisbesluit;"

c) het volgende punt e bis) wordt ingevoegd:

"e bis) de opbrengst van de verkoop bij vervanging of het buiten dienst stellen van voertuigen, uitrusting, installaties, materiaal en wetenschappelijke en technische apparaten;"

9. In artikel 19, lid 2, komt de eerste volzin als volgt te luiden:

"Voor het aanvaarden van schenkingen die aanzienlijke lasten kunnen meebrengen die hoger zijn dan 10 % van de waarde van de gedane schenking, is de goedkeuring vereist van het Europees Parlement en de Raad, die zich binnen twee maanden na ontvangst van het verzoek van de Commissie uitspreken."

10. Artikel 22 komt als volgt te luiden:

"Artikel 22

1. Iedere andere instelling dan de Commissie kan binnen haar eigen afdeling van de begroting overschrijvingen verrichten:

a) van de ene titel naar de andere tot in totaal 10 % van de kredieten van het begrotingsjaar op het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven;

b) van het ene hoofdstuk naar het andere en van het ene artikel naar het andere zonder beperking.

2. Drie weken voordat zij de in lid 1 genoemde overschrijvingen verrichten, stellen de instellingen de begrotingsautoriteit en de Commissie in kennis van hun voornemens. Worden binnen deze termijn door een van de twee takken van de begrotingsautoriteit naar behoren gemotiveerde redenen aangevoerd, dan wordt de procedure van artikel 24 gevolgd.

De begrotingsautoriteit beslist over deze overschrijvingen binnen de in artikel 24 genoemde termijnen, die beginnen te lopen op de datum waarop zij door de instelling van de voorgenomen overschrijving in kennis is gesteld.

3. Iedere andere instelling dan de Commissie kan binnen haar eigen afdeling van de begroting overschrijvingen van de ene titel naar de andere boven de grens van 10 % van de kredieten van het begrotingsjaar op het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven, aan de begrotingsautoriteit voorstellen. De begrotingsautoriteit stelt de Commissie hiervan in kennis. Deze overschrijvingen geschieden volgens de procedure van artikel 24.

4. Iedere andere instelling dan de Commissie kan binnen haar eigen afdeling van de begroting overschrijvingen binnen hoofdstukken artikelen verrichten zonder de begrotingsautoriteit hiervan van tevoren in kennis te stellen."

11. Artikel 23 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i) punt b) komt als volgt te luiden:

"b) wat de personeelsuitgaven en huishoudelijke uitgaven betreft, kredieten overschrijven van de ene titel naar de andere, maar alleen tussen artikelen die uitgaven van dezelfde aard financieren tot 10 % van de kredieten van het begrotingsjaar op het begrotingsonderdeel waarvan kredieten worden overgeschreven;"

ii) het volgende punt d) wordt toegevoegd:

"d) kredieten overschrijven van de in artikel 43 genoemde titel "voorzieningen" in de gevallen waarin een basisbesluit voor de betrokken actie bij de opstelling van de begroting ontbreekt maar tijdens het begrotingsjaar wordt vastgesteld."

iii) de tweede alinea komt als volgt te luiden:"Drie weken voordat zij de in de eerste alinea, onder b) en c), vermelde overschrijvingen verricht, brengt de Commissie de begrotingsautoriteit op de hoogte van haar besluit. Worden binnen de termijn van drie weken door een van de twee takken van de begrotingsautoriteit naar behoren gemotiveerde redenen aangevoerd, dan wordt de procedure van artikel 24 gevolgd."

iv) de volgende derde en vierde alinea worden toegevoegd:"Tijdens de laatste drie maanden van het begrotingsjaar mag de Commissie kredieten met betrekking tot uitgaven voor personeel, extern personeel en andere personeelsleden echter zelfstandig van de ene titel naar de andere overschrijven tot in totaal 10 % van de kredieten van het begrotingsjaar. De Commissie brengt de begrotingsautoriteit in de maand na haar besluit over deze overschrijvingen op de hoogte.De Commissie brengt de begrotingsautoriteit in de maand na haar besluit over de in de eerste alinea, onder d), vermelde overschrijvingen op de hoogte."

b) het volgende lid 1bis wordt ingevoegd:

"1bis De Commissie brengt de begrotingsautoriteit op de hoogte drie weken voordat zij:

a) overschrijvingen verricht tussen artikelen binnen het hoofdstuk voor administratieve kredieten van eenzelfde titel die boven de grens liggen van 10% van de kredieten van het begrotingsjaar genoemd in het artikel waarvan kredieten worden overgeschreven, en;

b) de in lid 1, onder c), bedoelde overschrijvingen verricht.

Worden binnen de termijn van drie weken door een van de twee takken van de begrotingsautoriteit naar behoren gemotiveerde redenen aangevoerd, dan wordt de procedure van artikel 24 gevolgd. De begrotingsautoriteit beslist over deze overschrijvingen binnen de in artikel 24 genoemde termijnen, die beginnen te lopen op de datum waarop de begrotingsautoriteit door de Commissie van de voorgenomen overschrijving in kennis is gesteld."

c b) in lid 2 wordt "lid 1, onder c)," vervangen door "lid 1 en 1 bis".

12. In Artikel 26 wordt lid 2 als volgt gewijzigd:

a) lid 1 komt als volgt te luiden:

"1. Op overschrijvingen binnen de titels van de begroting die betrekking hebben op de kredieten van het Europees Garantiefonds voor de Landbouw (EGFL), de Structuurfondsen, het Cohesiefonds, het Visserijfonds, het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en onderzoek zijn de bijzondere bepalingen van deel II, titels I, II en III, van toepassing."

b) in lid 2 komt de eerste alinea als volgt te luiden:

"Overschrijvingen die het gebruik van de reserve voor spoedhulp mogelijk moeten maken, worden door de begrotingsautoriteit goedgekeurd op voorstel van de Commissie. Voor elke maatregel moet een afzonderlijk voorstel worden ingediend."

13. Artikel 28 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 komt als volgt te luiden:

"1. Bij ieder voorstel dat door de Commissie, of door een lidstaat in overeenstemming met de toepasselijke bepalingen van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), wordt ingediend bij de wetgevende autoriteit en dat gevolgen kan hebben voor de begroting, met inbegrip van het aantal ambten, wordt een financieel memorandum gevoegd, alsmede de in artikel 27, lid 4, van deze verordening bedoelde evaluatie.Bij iedere substantiële wijziging van een voorstel aan de wetgevende autoriteit dat gevolgen kan hebben voor de begroting, met inbegrip van het aantal ambten, wordt een financieel memorandum gevoegd dat is opgesteld door de instelling die de wijziging voorstelt."

b) lid 3 komt als volgt te luiden:

"3. Om het gevaar van fraude en onregelmatigheden te voorkomen, wordt in het in lid 1 genoemde financieel memorandum informatie opgenomen betreffende bestaande en geplande preventie- en beschermingsmaatregelen."

14. Na artikel 28 wordt het volgende hoofdstuk 7 bis ingevoegd:

"HOOFDSTUK 7 bis Evenredigheidsbeginsel

Artikel 28 bis

De begrotingskredieten worden in overeenstemming met het in artikel 5, derde alinea, van het EG-Verdrag verankerde evenredigheidsbeginsel besteed. De voor de uitvoering van programma's en activiteiten gebruikte procedures worden op basis van de doelstellingen ervan vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de bedragen die ermee gemoeid zijn en de risico's die eraan verbonden zijn.

15. In artikel 29 komt lid 2 als volgt te luiden:

"2. De begroting en de gewijzigde begrotingen worden in hun definitief vastgestelde vorm op initiatief van de voorzitter van het Europees Parlement in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt.

Deze bekendmaking geschiedt binnen drie maanden na de datum van constatering van de definitieve vaststelling van de begroting.

De geconsolideerde jaarrekeningen en het door iedere instelling opgestelde verslag over het begrotings- en financieel beheer worden in het Publicatieblad van de Europese Unie bekendgemaakt."

16. In artikel 30 wordt het volgende lid 3 toegevoegd:

"3. Voor informatie over de begunstigden van begrotingsmiddelen wordt gezorgd op de wijze die het best rekening houdt met het bijzondere karakter van elke in artikel 53 genoemde beheersvorm."

17. Na artikel 30 wordt het volgende hoofdstuk 9 ingevoegd:

"HOOFDSTUK 9 Beginsel van effectieve en efficiënte interne controle

Artikel 30 bis

1. De begroting wordt uitgevoerd met effectieve en efficiënte interne controle naar gelang van elke beheersvorm, met inachtneming van het evenredigheidbeginsel.

2. Voor de uitvoering van de begroting wordt interne controle gedefinieerd als een proces dat op alle niveaus van de beheersketen van toepassing is en redelijke zekerheid moet verschaffen over de verwezenlijking van de volgende doelstellingen:

a) effectiviteit en efficiëntie van de verrichtingen;

b) betrouwbaarheid van de financiële verslaglegging;

c) bescherming van activa en informatie;

d) preventie en opsporing van fraude en onregelmatigheden;

e) adequate beheersing van de risico's in verband met de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen.

3. Met het oog op het risico van onregelmatigheid of onwettigheid in de onderliggende verrichtingen, dat inherent is aan de tenuitvoerlegging van een basisbesluit, wordt gezorgd voor een adequaat controleniveau om een aanvaardbaar risiconiveau te bereiken, rekening houdend met het meerjarige karakter van de programma's en met de aard van de betrokken betalingen.

18. Artikel 33, lid 2, punt d), komt als volgt te luidenwordt als volgt gewijzigd:

a) punt d) komt als volgt te luiden:

"d) de activiteitenoverzichten met gegevens over:

- de verwezenlijking van alle eerder vastgestelde doelstellingen voor de verschillende activiteiten alsmede de nieuwe doelstellingen, afgemeten aan indicatoren;

- het beheer in voorgaande jaren wat betreft het aanvaardbare risico ten aanzien van de wettigheid en de regelmatigheid van de onderliggende verrichtingen, alsmede de aanvullende maatregelen die in deze context nodig zijn.

De resultaten van deze evaluaties worden geraadpleegd er wordt naar verwezen om aan te tonen welke voordelen een voorgestelde wijziging van de begroting kan bieden."

b) het volgende punt e) wordt toegevoegd:

"e) een overzicht van de tijdschema's voor de in latere begrotingsjaren te verrichten betalingen uit hoofde van vastleggingen van voorafgaande begrotingsjaren."

19. In artikel 40 komt punt a) als volgt te luiden:

"a) een algemene staat van ontvangsten en uitgaven;"

20. In de tweede alinea van artikel 43, lid 1,komt als volgt te luiden:

a) in lid 1 wordt "artikel 24" vervangen door "de artikelen 23 en 24".

b) in lid 2 wordt "artikel 24" vervangen door "de artikelen 23 en 24".

21. In artikel 44, tweede alinea, wordt "de artikelen 22, 23 en 25" vervangen door "de artikelen 23 en 25".

22. Artikel 45 komt als volgt te luiden:

"Artikel 45

1. De afdeling Commissie van de begroting bevat een reserve voor spoedhulp aan derde landen.

2. De in lid 1 genoemde reserve wordt vóór het einde van het begrotingsjaar gebruikt door middel van overschrijvingen volgens de procedure van de artikelen 24 en 26."

23. In artikel 46 wordt lid 1 als volgt gewijzigd:

a) punt 1 wordt als volgt gewijzigd:

i) de inleidende zin komt als volgt te luiden:

"in de algemene staat van ontvangsten en uitgaven:"

ii) punt f) wordt geschrapt;

iii) punt g) komt als volgt te luiden:

"g) een passende toelichting bij elk in artikel 41, lid 1, bedoeld onderdeel."

b) punt 2 komt als volgt te luiden:

"2. in de afdeling van elke instelling worden de ontvangsten en uitgaven volgens dezelfde structuur als in punt 1 aangegeven."

c) in punt 3 komt punt c) als volgt te luiden:

"c) de onderverdeling van het wetenschappelijk en technisch personeel kan onder de bij elke begroting vastgestelde voorwaarden volgens groepen van rangen worden aangegeven. In de personeelsformatie wordt het aantal wetenschappelijk of technisch hooggekwalificeerde personeelsleden vermeld aan wie uit hoofde van de specifieke bepalingen van het Statuut bijzondere voordelen worden toegekend;"

d) punt 5 komt als volgt te luiden:

"5. de begrotingsonderdelen betreffende ontvangsten en uitgaven die voor de inschakeling van het Garantiefonds voor externe maatregelen noodzakelijk zijn."

24. In artikel 47, lid 1, wordt in de tweede alinea "de rangen A1, A2 en A3" vervangen door "de rangen AD 16, AD 15 en AD 14".

25. Artikel 49 komt als volgt te luiden:

"Artikel 49

1. De in de begroting opgenomen kredieten kunnen eerst voor een actie van de Gemeenschappen of de Unie worden besteed nadat een basisbesluit is vastgesteld.

Een basisbesluit is een besluit dat een rechtsgrond geeft aan de actie en aan de uitvoering van de desbetreffende in de begroting opgenomen uitgave.

2. Op het toepassingsgebied van het EG-Verdrag en het Euratom-Verdrag is een basisbesluit een door de wetgevende autoriteit vastgesteld besluit in de vorm van een verordening, een richtlijn, een beschikking of een besluit[14].

3. Op het toepassingsgebied van titel V van het VEU (betreffende een gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid - GBVB) kan een basisbesluit een van de in artikel 13, leden 2 en 3, artikel 14, artikel 18, lid 5, artikel 23, leden 1 en 2, en artikel 24 van het VEU genoemde vormen hebben.

4. Op het toepassingsgebied van titel VI van het VEU (inzake politiële en justitiële samenwerking in strafzaken) kan een basisbesluit een van de in artikel 34, lid 2, van het VEU genoemde vormen hebben.

5. Aanbevelingen en adviezen, alsmede resoluties, conclusies, verklaringen en andere besluiten die geen rechtswerking hebben, vormen geen basisbesluiten in de zin van dit artikel.

6. In afwijking van de leden 1 tot en met 4 mogen de volgende kredieten zonder basisbesluit worden besteed, voorzover de gefinancierde acties onder de verantwoordelijkheid van de Gemeenschappen of de Europese Unie vallen:

a) kredieten voor proefprojecten van experimentele aard om de haalbaarheid en het nut van een actie te bepalen. De desbetreffende vastleggingskredieten mogen slechts voor twee achtereenvolgende begrotingsjaren in de begroting worden opgenomen;

b) kredieten voor voorbereidende acties op gebieden die onder de toepassing van het EG-Verdrag, het Euratom-Verdrag en titel VI van het VEU vallen, om voorstellen voor te bereiden met het oog op de vaststelling van toekomstige acties. Voor de voorbereidende acties geldt een samenhangende aanpak en zij kunnen uiteenlopende vormen hebben. De desbetreffende vastleggingskredieten mogen slechts voor ten hoogste drie achtereenvolgende begrotingsjaren in de begroting worden opgenomen. De wetgevingsprocedure moet vóór het einde van het derde begrotingsjaar zijn beëindigd. In de loop van de wetgevingsprocedure moet de vastlegging van de kredieten de eigen kenmerken van de voorbereidende actie met betrekking tot de beoogde activiteiten en doelstellingen en de begunstigden in acht nemen. Bijgevolg mag de omvang van de aangewende middelen niet overeenstemmen met de voor de financiering van de definitieve actie zelf voorziene middelen;Bij de indiening van het voorontwerp van begroting legt de Commissie de begrotingsautoriteit een verslag over de onder a) en b) bedoelde acties voor dat een evaluatie van de behaalde resultaten en een beoordeling van het overwogen vervolg bevat;

c) kredieten voor voorbereidende maatregelen op het gebied van titel V van het VEU (betreffende GBVB). Deze maatregelen worden beperkt tot een korte periode en dienen om de voorwaarden vast te stellen voor het optreden van de Europese Unie ter verwezenlijking van de doelstellingen van het GBVB en voor de goedkeuring van de nodige juridische instrumenten.Voorbereidende maatregelen voor crisisbeheersingsoperaties van de EU dienen onder meer om na te gaan wat de operationele behoeften zijn, te zorgen voor een snelle terbeschikkingstelling van de eerste middelen of ter plaatse de voorwaarden voor de start van de operatie te scheppen.De secretaris-generaal van de Raad/hoge vertegenwoordiger voor het GBVB, die het voorzitterschap bijstaat, betrekt de Commissie zo vroeg mogelijk bij het voornemen van de Raad om tot een voorbereidende maatregel te besluiten en de hiervoor naar raming benodigde middelen. In overeenstemming met de bepalingen van deze verordening neemt de Commissie alle nodige maatregelen om een snelle terbeschikkingstelling van de middelen te waarborgen;

d) kredieten voor incidentele acties ook van permanente aard, die de Commissie uitvoert op grond van de taken die voortvloeien uit haar andere prerogatieven op institutioneel vlak uit hoofde van het EG-Verdrag en het Euratom-Verdrag dan haar in punt b) bedoelde initiatiefrecht inzake wetgeving, alsmede uit de bijzondere bevoegdheden die haar rechtstreeks door deze Verdragen zijn toegekend en die in de uitvoeringsvoorschriften worden opgesomd;

e) kredieten die bestemd zijn voor de werking van elke instelling uit hoofde van haar administratieve autonomie."

26. In artikel 50 wordt de volgende tweede alinea toegevoegd:

"Elke instelling oefent deze bevoegdheden uit in overeenstemming met deze verordening en binnen de grenzen van de toegestane kredieten."

27. Artikel 52 komt als volgt te luiden:

"Artikel 52

1. Het is alle financiële actoren en elke andere persoon die bij de uitvoering, het beheer, de audit of de interne controle van de begroting betrokken is, verboden enige handeling te verrichten waarbij hun eigen belangen in conflict kunnen komen met die van de Gemeenschappen. Indien een dergelijk geval zich voordoet, dient de betrokkene van deze handeling af te zien en zich tot het bevoegde gezag te wenden.

2. Een belangenconflict doet zich voor wanneer de onpartijdige en objectieve uitoefening van de functies van de in lid 1 bedoelde financiële actor of andere persoon in gevaar wordt gebracht als gevolg van familiebanden, vriendschap, politieke gezindheid of nationaliteit, economische belangen of elke andere eventuele belangengemeenschap met de begunstigde."

28. Artikel 53 komt als volgt te luiden: wordt als volgt gewijzigd:

"Artikel 53

De Commissie voert de begroting als volgt uit:

a) op gecentraliseerde wijze,

b) onder gedeeld of gedecentraliseerd beheer,

c) in gezamenlijk beheer met internationale organisaties."

29. De volgende artikelen 53 bis tot en met 53 quinquies worden ingevoegd:

"Artikel 53 bis

Wanneer de Commissie de begroting op gecentraliseerde wijze uitvoert, worden de uitvoeringstaken ofwel direct door haar diensten, ofwel indirect overeenkomstig de artikelen 54 tot 57 verricht.

a) de leden 3 en 4 komen als volgt te luiden:

Artikel 53 ter

1. Wanneer de Commissie de begroting onder gedeeld beheer uitvoert, worden de taken tot uitvoering van de begroting aan de lidstaten gedelegeerd. Deze methode geldt in het bijzonder voor de in deel II, titels I en II, bedoelde acties.

2. Onverminderd meer specifieke bepalingen van de desbetreffende sectorale verordeningen, en om bij gedeeld beheer ervoor te zorgen dat de middelen overeenkomstig de toepasselijke voorschriften en beginselen worden gebruikt, nemen de lidstaten alle nodige wetgevende, regelgevende, administratieve of andere maatregelen ter bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen om:

a) zich te vergewissen van de goede uitvoering van de uit de communautaire begroting gefinancierde acties;

b) onregelmatigheden, wanbeheer en fraude te voorkomen en aan te pakken;

c) ten onrechte betaalde, onjuist gebruikte of als gevolg van onregelmatigheden of fouten verloren gegane middelen terug te vorderen;

d) met inachtneming van de vereisten inzake vertrouwelijkheid en veiligheid te zorgen voor adequate jaarlijkse bekendmaking achteraf van de begunstigden van begrotingsmiddelen.

Daartoe voeren de lidstaten regelmatige controles uit en voeren zij een doeltreffend en efficiënt intern controlesysteem in overeenkomstig de beginselen van artikel 30 bis. Voor de toepassing van de punten b) en c ) Waar dat nodig en zinvol is, stellen zij zo nodig gerechtelijke procedures in.

3. De lidstaten dienen bij de Commissie een jaarlijks overzicht op het passende nationale niveau in van de beschikbare controles en verklaringen.

4. Om zich ervan te vergewissen dat de middelen overeenkomstig de toepasselijke voorschriften worden besteed, past de Commissie procedures voor de goedkeuring van de rekeningen of financiële correctiemechanismen toe die haar in staat stellen de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting op zich te nemen.

Artikel 53 quater

41. Wanneer de Commissie de begroting onder gedecentraliseerd beheer uitvoert, worden de taken tot uitvoering van de begroting aan derde landen gedelegeerd overeenkomstig artikel 56 en deel II, titel IV, onverminderd de delegatie van taken aan de in artikel 54, lid 2, bedoelde organen.

2. Om zich ervan te vergewissen dat de middelen overeenkomstig de toepasselijke voorschriften worden besteed, past de Commissie procedures voor de goedkeuring van de rekeningen of financiële correctiemechanismen toe die haar in staat stellen de eindverantwoordelijkheid voor de uitvoering van de begroting op zich te nemen.

3. Derde landen waaraan uitvoeringstaken worden gedelegeerd, zorgen, met inachtneming van de vereisten inzake vertrouwelijkheid en veiligheid, voor adequate jaarlijkse bekendmaking achteraf van de begunstigden van begrotingsmiddelen.

b) lid 6 wordt geschrapt;

c) lid 7 komt als volgt te luiden:

Artikel 53 quinquies

71. Wanneer de Commissie de begroting in gezamenlijk beheer uitvoert, worden in de volgende gevallen bepaalde uitvoeringstaken aan internationale organisaties opgedragen overeenkomstig de uitvoeringsvoorschriften:

a) wanneer de Commissie en de internationale organisatie een langetermijnkaderovereenkomst hebben gesloten met administratieve en financiële bepalingen inzake samenwerking,

b) wanneer de Commissie en de internationale organisatie een gezamenlijk project of programma uitwerken,

c) wanneer de middelen van verschillende donoren worden samengevoegd en niet voor specifieke uitgavenposten of -categorieën bestemd zijn, dat wil zeggen in het geval van meerdonorenacties.

Deze organisaties passen inzake boekhouding, interne controle en overheidsopdrachten normen toe die dezelfde garanties bieden als de internationaal erkende normen.

2. De individuele overeenkomsten die voor de toekenning van de financiering met de internationale organisatie worden gesloten, bevat gedetailleerde bepalingen inzake de uitoefening van de aan de internationale organisatie opgedragen taken.

3. Internationale organisaties waaraan uitvoeringstaken worden gedelegeerd, zorgen, met inachtneming van de vereisten inzake vertrouwelijkheid en veiligheid, voor adequate jaarlijkse bekendmaking achteraf van de begunstigden van begrotingsmiddelen.

30. Artikel 54 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"De delegatie van taken tot uitvoering van de begroting voldoet aan de vereisten van goed financieel beheer en effectieve en efficiënte interne controle en waarborgt de naleving van het discriminatieverbod en de zichtbaarheid van de communautaire actie. De aldus gedelegeerde uitvoeringstaken mogen niet leiden tot belangenconflicten."

b) lid 2 wordt als volgt gewijzigd:

i) in de eerste volzin wordt "artikel 53, lid 2," vervangen door "de artikelen 53 bis en 53 quater".

ii) punt b) komt als volgt te luiden:

"b) door de Gemeenschappen opgerichte organen als bedoeld in artikel 185 en andere gespecialiseerde communautaire organen, zoals de Europese Investeringsbank of het Europees Investeringsfonds, voorzover de taken verenigbaar zijn met de in het basisbesluit omschreven taak van het orgaan;"

iii) punt c) komt als volgt te luiden:

"c) nationale of internationale publiekrechtelijke organen of privaatrechtelijke organen die zijn belast met een openbaredienstverleningstaak, voldoende financiële garanties bieden en de in de uitvoeringsvoorschriften vastgestelde voorwaarden in acht nemen;"

iv) het volgende punt d) wordt toegevoegd:

"d) personen aan wie de uitvoering van specifieke maatregelen in het kader van titel V van het VEU is toevertrouwd en die worden genoemd in het betrokken basisbesluit in de zin van artikel 49."

c) in lid 3 komt de tweede alinea als volgt te luiden:

"Deze organen of personen nemen de nodige maatregelen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en stellen in voorkomend geval gerechtelijke procedures in om ten onrechte betaalde of onjuist gebruikte middelen terug te vorderen."

31. De artikelen 55 en 56 komen als volgt te luiden:

"Artikel 55

1. De uitvoerende agentschappen zijn rechtspersonen naar Gemeenschapsrecht waaraan, voor rekening en onder verantwoordelijkheid van de Commissie, de uitvoering van een communautair programma of project geheel of gedeeltelijk kan worden gedelegeerd, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 58/2003(*) van de Raad.

2. De besteding van de betrokken beleidskredieten wordt verricht door de directeur van het agentschap."

_________________

(*) PB L 11 van 16.1.2003, blz. 1.

Artikel 56

1. Wanneer de Commissie de begroting door middel van indirect gecentraliseerd beheer uitvoert, vergewist zij zich eerst van het bestaan, de relevantie en de goede werking bij de entiteiten waaraan zij de uitvoering toevertrouwt, overeenkomstig de regels van goed financieel beheer, van het volgende:

a) doorzichtige procedures voor het plaatsen van opdrachten en het toekennen van subsidies die niet-discriminerend zijn, eventuele belangenconflicten voorkomen, en met de desbetreffende bepalingen van de onderhavige verordening in overeenstemming zijn;

b) een doeltreffend en doelmatig systeem voor de interne controle van het beheer van de verrichtingen, dat voorziet in daadwerkelijke scheiding van de functies van ordonnateur en rekenplichtige of de equivalenten daarvan;

c) een boekhouding van deze verrichtingen en procedures inzake rekening en verantwoording, om zich van een juist gebruik van de communautaire middelen te verzekeren en om in de rekeningen van de Gemeenschappen de werkelijke benuttingsgraad weer te geven;een boekhoudsysteem dat verificatie van het juiste gebruik van de communautaire middelen mogelijk maakt en ervoor zorgt dat het gebruik van de middelen in de rekeningen van de Gemeenschappen wordt weergegeven;

d) een onafhankelijke externe controle;

e) de toegang van het publiek tot de informatie op het door de communautaire regelgeving vastgestelde niveau;

f) adequate jaarlijkse bekendmaking achteraf van de begunstigden van begrotingsmiddelen, met inachtneming van de vereisten inzake vertrouwelijkheid en veiligheid.

De Commissie kan de gelijkwaardigheid van de controle- en boekhoudsystemen en de aanbestedingsprocedures van de in de leden 1 en 2 bedoelde entiteiten met haar eigen regels erkennen, rekening houdend met de internationaal aanvaarde normen.

2. In het geval van gedecentraliseerd beheer gelden, geheel of gedeeltelijk naar gelang van de tussen de Commissie en het betrokken derde land overeengekomen mate van decentralisatie, de in lid 1 bedoelde criteria, met uitzondering van het criterium van punt e).

Onverminderd lid 1, onder a), en artikel 169 bis kan de Commissie in het geval van samenvoeging van middelen en onder de in het basisbesluit genoemde voorwaarden beslissen om de aanbestedings- of subsidieprocedures van het begunstigde partnerland of zoals onder de donoren overeengekomen te gebruiken, nadat zij zich er van geval tot geval van heeft vergewist dat deze procedures voldoen aan de beginselen van transparantie, gelijke behandeling en niet-discriminatie, belangenconflicten voorkomen, dezelfde garanties bieden als de internationaal erkende normen en de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschap naar behoren waarborgen.

Het betrokken derde land verbindt zich ertoe aan de volgende voorwaarden te voldoen:

a) met inachtneming van de eerste alinea van dit lid, te voldoen aan de in lid 1 vastgestelde criteria;

b) ervoor te zorgen dat de in lid 1, onder d), genoemde controle door een nationale instelling voor onafhankelijke externe controle wordt verricht.

c) regelmatige controles uit te voeren om ervoor te zorgen dat de door de begroting te financieren acties juist zijn uitgevoerd.

d) de nodige maatregelen te nemen om onregelmatigheden en fraude te voorkomen en zo nodig gerechtelijke procedures in te stellen om ten onrechte betaalde middelen terug te vorderen.

3. De Commissie zorgt voor bewaking, evaluatie en interne controle van de uitvoering van de toevertrouwde taken. Zij houdt rekening met de gelijkwaardigheid van de controlesystemen wanneer zij dergelijke controles uitvoert aan de hand van haar eigen controlesystemen.

32. In artikel 57 komt lid 1 als volgt te luiden:

"1. De Commissie mag uitvoeringshandelingen met begrotingsmiddelen, betaling en invordering daaronder begrepen, niet aan privaatrechtelijke externe entiteiten of organen toevertrouwen, behalve wanneer deze met een in artikel 54, lid 2, onder c), bedoelde openbaredienstverleningstaak zijn belast, of in bijzondere gevallen waarin de betrokken betalingen aan door de Commissie bepaalde begunstigden moeten worden gedaan, deze aan door de Commissie vastgestelde voorwaarden en bedragen zijn onderworpen, en de entiteit of het orgaan dat de betalingen verricht, geen discretionaire bevoegdheid uitoefent."

33. Artikel 59 wordt als volgt gewijzigd:

a) het volgende lid 1 bis wordt ingevoegd:

"1 bis Voor de toepassing van deze titel wordt onder "personeelsleden" verstaan personen die zijn onderworpen aan het Statuut."

b) lid 3 komt als volgt te luiden:

"3. De bevoegdheid van ordonnateur wordt alleen aan personeelsleden gedelegeerd of gesubdelegeerd."

34. In Artikel 60, lid 7, komt de eerste volzin als volgt te luiden:

"7. "De gedelegeerde ordonnateur legt aan zijn instelling verantwoording over de uitoefening van zijn taken af in de vorm van een jaarlijks activiteitenverslag, dat vergezeld gaat van gegevens over de financiën en het beheer en eventuele punten van voorbehoud met betrekking daartoe, alsmede een verklaring dat de in dit verslag opgenomen gegevens een getrouw beeld geven."Dat verslag behelst de resultaten van zijn verrichtingen ten opzichte van de hem opgedragen doelstellingen, de aan die verrichtingen verbonden risico's, het gebruik van de middelen die tot zijn beschikking zijn gesteld en de efficiëntie en effectiviteit van het systeem voor de interne controle. De interne controleur neemt kennis van het jaarlijks activiteitenverslag en van de andere geïdentificeerde informatie. De Commissie legt de begrotingsautoriteit uiterlijk op 15 juni van elk jaar een samenvatting van de jaarlijkse activiteitenverslagen van het voorgaande jaar voor. Deze verslagen bevatten gedetailleerde beschrijvingen van de maatregelen die zijn genomen om het risico van onregelmatigheid of onwettigheid in verband met de in het verslag behandelde verrichtingen te beperken, en een beoordeling van de doeltreffendheid van die maatregelen."

35. Artikel 61 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1, onder e), wordt de volgende volzin toegevoegd:"de rekenplichtige is bevoegd om na te gaan of de valideringscriteria zijn nageleefd;"

b) de volgende leden 2 bis, 2 ter en 2 quater worden ingevoegd:

"2 bis. Voordat de rekeningen door de instelling worden goedgekeurd, tekent de rekenplichtige ze af, waarmee hij verklaart dat zij een getrouw beeld van de financiële situatie van de instelling geven.Daartoe vergewist de rekenplichtige zich ervan dat de rekeningen zijn opgesteld in overeenstemming met de boekhoudregels, -methoden en -systemen die overeenkomstig deze verordening onder zijn verantwoordelijkheid zijn ingevoerd voor de rekeningen van zijn instelling, en dat alle ontvangsten en uitgaven in de rekeningen zijn geboekt. De gedelegeerde ordonnateurs verstrekken alle informatie die de rekenplichtige voor de uitoefening van zijn functie nodig heeft.De ordonnateurs blijven volledig verantwoordelijk voor het juiste gebruik van de door hen beheerde middelen en de wettigheid en de regelmatigheid van de door hen beheerde uitgaven.

2 ter. De rekenplichtige is bevoegd de ontvangen informatie te controleren en alle verdere controles uit te voeren die hij noodzakelijk acht om de rekeningen te kunnen aftekenen.Zo nodig maakt de rekenplichtige voorbehoud, waarbij hij de aard en de draagwijdte van het voorbehoud precies omschrijft.

2 quater. De rekenplichtigen van de andere instellingen en organen tekenen hun jaarrekeningen af en zenden deze toe aan de rekenplichtige van de Commissie."De rekenplichtige stelt aan de hand van de in lid 2 bedoelde gegevens de rekeningen op. De in artikel 129, leden 2 en 3, bedoelde definitieve rekeningen gaan vergezeld van een door de rekenplichtige afgegeven verklaring dat zij zijn opgesteld overeenkomstig titel VII en de in de bijlage bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en -methoden.

b) lid 3 komt als volgt te luiden:

"3. Tenzij in deze verordening anders is bepaald, is de rekenplichtige als enige bevoegd het beheer te voeren over de kasmiddelen en aan kasmiddelen gelijkwaardige middelen. Hij is voor de bewaring ervan aansprakelijk."

36. In artikel 62 komt de eerste alinea als volgt te luiden:

"De rekenplichtige kan voor de uitoefening van zijn functie een aantal van zijn taken delegeren aan ondergeschikte personeelsleden."

37. Artikel 63 komt als volgt te luiden:

"Artikel 63

1. Voor de inning van andere ontvangsten dan eigen middelen en voor de betaling van geringe bedragen in de zin van de uitvoeringsvoorschriften kan beheer van gelden ter goede rekening worden ingesteld.

Op het gebied van hulp in crisissituaties en humanitaire hulp in de zin van artikel 110 mogen evenwel gelden ter goede rekening worden gebruikt voor de betaling van grotere bedragenzonder beperking ten aanzien van het bedrag.

2. Gelden ter goede rekening worden door de rekenplichtige van de instelling ter beschikking gesteld en vallen onder de verantwoordelijkheid van door de rekenplichtige van de instelling aangewezen beheerders van gelden ter goede rekening."

38. In artikel 65 komt lid 1 als volgt te luiden:

"1. Het bepaalde in dit hoofdstuk doet niet af aan de eventuele strafrechtelijke verantwoordelijkheid van de in artikel 64 genoemde financiële actoren krachtens het toepasselijke nationale recht en de geldende bepalingen aangaande de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen en de bestrijding van corruptie waarbij ambtenaren van de Gemeenschappen of van de lidstaten betrokken zijn."

39. Artikel 66 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 komt de eerste volzin als volgt te luiden:

"1. De ordonnateur is geldelijk aansprakelijk onder de in het statuut vermelde voorwaarden."

b) de volgende leden 1 bis tot en met 1 quinquies worden ingevoegd:

"1 bis De verplichting tot schadevergoeding bestaat in het bijzonder wanneer:

- a) de ordonnateur opzettelijk of met grove nalatigheid,volgens welke een onder de desbetreffende voorwaarden vallend personeelslid kan worden verplicht de schade die de Gemeenschappen door grove schuld zijnerzijds in de uitoefening van zijn functie of ter gelegenheid daarvan hebben geleden, geheel of gedeeltelijk te vergoeden, met name indien hij de in te vorderen rechten vaststelt of inningsopdrachten afgeeft, een betalingsverplichting aangaat of een betalingsopdracht ondertekent in afwijking van de in dit Financieel Reglement en de uitvoeringsvoorschriften vastgestelde bepalingen."

- b) de ordonnateur opzettelijk of door grove nalatigheid verzuimt een document op te stellen waarbij een vordering ontstaat, verzuimt een inningsopdracht af te geven of deze te laat afgeeft, dan wel een betalingsopdracht te laat afgeeft, waardoor de instelling civiel aansprakelijk wordt jegens derden.

1 ter. Bij het onderzoek naar de feiten en de ernst daarvan wordt rekening gehouden met alle omstandigheden en in het bijzonder met de middelen waarover de ordonnateur voor de vervulling van zijn taken beschikt.

1 quater In overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel wordt de mate van aansprakelijkheid van de ordonnateur in eerste instantie bepaald op basis van de ernst van de feiten. Wanneer de ordonnateur opzettelijk heeft gehandeld, is hij voor het volledige bedrag van de schade aansprakelijk. Wanneer de ordonnateur met grove nalatigheid heeft gehandeld, is de aansprakelijkheid beperkt tot ten hoogste 12 maanden basissalaris.

1 quinquies. De in de leden 1 tot en met 1 quater opgenomen voorwaarden en beperkingen ten aanzien van de geldelijke aansprakelijkheid zijn mutatis mutandis op de in de tweede volzin van artikel 59, lid 4, bedoelde personeelsleden van toepassing.

b) het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

"2 bis. Een gedelegeerd ordonnateur kan een zaak aan de in lid 4 genoemde instantie doorverwijzen wanneer hij van mening is dat zich een financiële onregelmatigheid heeft voorgedaan."

c) lid 3 komt als volgt te luiden:

"3. In geval van subdelegatie blijft de gedelegeerde ordonnateur binnen zijn diensten verantwoordelijk voor de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het ingestelde systeem voor beheer en interne controle en de keuze van de gesubdelegeerde ordonnateur."

d) in lid 4 komt de eerste alinea als volgt te luiden:

“4. Elke instelling richt een gespecialiseerde instantie voor financiële onregelmatigheden op of neemt deel aan een door verschillende instellingen opgerichte gezamenlijke instantie. Deze instanties opereren onafhankelijk en gaan na of zich een financiële onregelmatigheid heeft voorgedaan en wat daarvan de eventuele consequenties moeten zijn."

40. In artikel 67 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"De in artikel 66, leden 1 ter en 1 quater, opgenomen voorwaarden en beperkingen ten aanzien van de geldelijke aansprakelijkheid zijn mutatis mutandis op de rekenplichtige en de in artikel 62 bedoelde personeelsleden van toepassing."

41. In artikel 68 wordt de volgende alinea toegevoegd:

"De in artikel 66, leden 1 ter en 1 quater, opgenomen voorwaarden en beperkingen ten aanzien van de geldelijke aansprakelijkheid zijn mutatis mutandis op de beheerders van gelden ter goede rekening van toepassing."

42. In artikel 72, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"De instelling kan ook door een gewone gerechtelijke procedure een executoriale titel van de bevoegde autoriteit verkrijgen. Hiertoe worden haar schuldvorderingen gelijkgesteld met burgerrechtelijke en handelsrechtelijke schuldvorderingen in de zin van de op grond van artikel 65 van het EG-Verdrag vastgestelde instrumenten en, waar toepasselijk, de overeenkomsten tussen de Gemeenschap en de lidstaten die een bijzondere positie hebben met betrekking tot titel IV van het EG-Verdrag."

43. In artikel 73, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"Voorts kan de bevoegde ordonnateur een vastgestelde schuldvordering annuleren of wijzigen overeenkomstig de in de uitvoeringsvoorschriften neergelegde voorwaarden."

44. De volgende artikelen 73 bis en 73 ter worden ingevoegd:

"Artikel 73 bis

Om de financiële belangen van de Gemeenschappen te beschermen, genieten hun schuldvorderingen in de nationale rechtsstelsels dezelfde voorrechten als vorderingen van fiscale aard van overheidsorganen in de lidstaten.

Artikel 73 ter

Onverminderd de bijzondere verordeningen en de toepassing van het besluit van de Raad betreffende het stelsel van eigen middelen van de Gemeenschappen, geldt voor vorderingen van de Gemeenschappen op derden en vorderingen van derden op de Gemeenschappen een verjaringstermijn van vijf jaar.

De datum voor de berekening van de verjaringstermijn en de voorwaarden voor de schorsing ervan worden neergelegd in de uitvoeringsvoorschriften."

45. In artikel 75, lid 2, wordt "artikel 49, lid 2" vervangen door "artikel 49, lid 26, onder de".

46. In artikel 77, lid 3, komt de derde alinea als volgt te luiden:

"De vastlegging wordt vrijgemaakt voor het bedrag van een juridische verbintenis waarvoor gedurende een periode van drie jaar, te rekenen vanaf de ondertekening van deze juridische verbintenis, geen enkele betaling in de zin van artikel 81 is verricht."

47. In artikel 80 wordt de volgende alinea toegevoegd:

Wanneer periodieke betalingen worden gedaan met betrekking tot verleende diensten of geleverde goederen kan de ordonnateur, afhankelijk van een risicoanalyse, opdracht geven tot de uitvoering van automatische incasso's."

48. In artikel 86, lid 1, komt punt b) als volgt te luiden:

"b) het beoordelen van de efficiëntie en de effectiviteit van de interne en andere controlesystemen die worden toegepast op alle verrichtingen tot uitvoering van de begroting."

49. In artikel 87 komt de tweede alinea als volgt te luiden:

"Wanneer de intern controleur een personeelslid is, is hij aansprakelijk onder de in het Statuut vastgestelde voorwaarden, welke nader worden aangegeven in de uitvoeringsvoorschriften."

50. Artikel 88 komt als volgt te luidenwordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 komt de eerste alinea als volgt te luiden:

"Artikel 88

1. "Overheidsopdrachten zijn overeenkomsten onder bezwarende titel die schriftelijk tussen een of meer economische subjecten en een of meer aanbestedende diensten in de zin van de artikelen 104 en 167 worden gesloten om tegen een geheel of gedeeltelijk ten laste van de begroting komende prijs de levering van roerende of onroerende zaken, de uitvoering van werken of de verrichting van diensten te verkrijgen.Deze opdrachten kunnen betrekking hebben op:

a) aankoop of huur van een gebouw,

b) leveringen,

c) de uitvoering van werken,

d) dienstverlening.

2. Raamovereenkomsten zijn overeenkomsten tussen een of meer aanbestedende diensten en een of meer ondernemers met het doel gedurende een bepaalde periode de voorwaarden inzake te plaatsen opdrachten vast te leggen, met name wat betreft de prijs en, in voorkomend geval, de beoogde hoeveelheid. Zij vallen onder de bepalingen van deze titel met betrekking tot de gunningsprocedure, inclusief publiciteit.

b) lid 2 komt als volgt te luiden:

3. Onverminderd de artikelen 93 tot en met 96 vallen subsidies niet onder deze titel."

51. In artikel 89, lid 2, wordt de volgende alinea toegevoegd:

"De aanbestedende diensten mogen raamovereenkomsten niet oneigenlijk gebruiken en evenmin op een wijze die ertoe strekt of ten gevolge heeft dat de mededinging wordt verhinderd, beperkt of vervalst."

52. In artikel 90, lid 1, komt de tweede alinea als volgt te luiden:

"De opdrachten worden vooraf bekendgemaakt, behalve in de in artikel 91, lid 2, van de onderhavige verordening bedoelde gevallen, overeenkomstig het bepaalde in de uitvoeringsvoorschriften, en bij opdrachten voor de in bijlage II B bij Richtlijn 2004/18/EG van het Europees Parlement en de Raad(**) bedoelde diensten."

_______________

(**) PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114.

53. Artikel 91 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 komt als volgt te luiden:

"1. Bij het plaatsen van opdrachten kan een van de volgende procedures worden gevolgd:

a) de openbare procedure,

b) de niet-openbare procedure,

c) de prijsvraag,

d) de onderhandelingsprocedure,

e) de concurrentiegerichte dialoog.

Wanneer een overheidsopdracht of een raamovereenkomst waarschijnlijk voor twee of meer instellingen, uitvoerende agentschappen of in artikel 185 bedoelde organen van belang is, trachten de betrokken aanbestedende diensten de aanbestedingsprocedure waar mogelijk op interinstitutionele basis uit te voeren.

Wanneer voor de uitvoering van een gezamenlijke actie van een instelling en een aanbestedende dienst van een lidstaat een overheidsopdracht of raamovereenkomst nodig is, kan de aanbestedingsprocedure gezamenlijk door de instelling en deze aanbestedende dienst worden uitgevoerd, overeenkomstig het bepaalde in de uitvoeringsvoorschriften."

b) in lid 2 wordt de tweede alinea geschrapt.

c) het volgende lid 4 wordt toegevoegd:

"4. De uitvoeringsvoorschriften stellen de in lid 1 bedoelde procedure voor het plaatsen van opdrachten vast die van toepassing is op de onder bijlage II B bij Richtlijn 2004/18/EG vallende dienstenopdrachten en op geheim verklaarde opdrachten, waarvan de uitvoering vergezeld moet gaan van speciale veiligheidsmaatregelen, of wanneer de bescherming van de wezenlijke belangen van de Gemeenschappen of de Europese Unie zulks vereisten bevatten nadere regels betreffende de gunning van opdrachten aan externe deskundigen voor evaluatie of technische bijstand."

54. Artikel 92 komt als volgt te luiden:

"Artikel 92

"In de inschrijvingsdocumenten wordt een volledige, duidelijke en precieze omschrijving van het voorwerp van de opdracht gegeven en worden de uitsluitings-, selectie- en gunningscriteria voor de opdracht vermeld."

55. Artikel 93 wordt als volgt gewijzigd: en 94 komen als volgt te luiden:

"Artikel 93

1. Behoudens lid 5, worden van deelname aan een aanbestedingsprocedure uitgesloten gegadigden of inschrijvers die in een van de volgende situaties verkeren:

a) zij zijn bij een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke beslissing veroordeeld wegens fraude, omkoping, deelname aan een criminele organisatie, het witwassen van geld of enige andere onwettige activiteit die de financiële belangen van de Gemeenschappen schaadt;

b) hun is een in artikel 96 bedoelde administratieve sanctie opgelegd.

2. Behoudens lid 5, kan de aanbestedende dienst op grond van een risicoanalyse ook beslissen gegadigden en inschrijvers van deelname aan een aanbestedingsprocedure uit te sluiten, die in een van de volgende situaties verkeren:

a) zij verkeren in staat van faillissement, vereffening, akkoord of surséance van betaling of hun faillissement is aangevraagd of tegen hen loopt een procedure van vereffening, akkoord of surséance van betaling, of zij hebben hun werkzaamheden gestaakt of verkeren in een overeenkomstige toestand als gevolg van een soortgelijke procedure krachtens een nationale wettelijke of bestuursrechtelijke regeling;

b) bij een rechterlijke beslissing met kracht van gewijsde zijn veroordeeld voor een delict dat hun beroepsethiek in het gedrang brengt;

c) zij hebben bij de uitoefening van hun beroep een ernstige fout begaan, vastgesteld op elke grond die de aanbestedende diensten aannemelijk kunnen maken;

d) zij hebben niet voldaan aan hun verplichtingen tot betaling van socialezekerheidsbijdragen of belastingen overeenkomstig de wetgeving van het land waar zij zijn gevestigd of van het land van de aanbestedende dienst dan wel van het land waar de opdracht moet worden uitgevoerd.

3. De uitsluitingssituaties worden van tevoren vastgesteld en aan de gegadigden of inschrijvers medegedeeld.

a) lid 1 wordt als volgt gewijzigd:

i) punt f) komt als volgt te luiden:

"f) aan wie een administratieve sanctie als bedoeld in artikel 96, lid 1, is opgelegd.

ii) de volgende alinea wordt toegevoegd:

"De punten a) tot en met d) van de eerste alinea zijn niet van toepassing op de aankoop van leveringen tegen bijzonder gunstige voorwaarden, hetzij bij een leverancier die definitief zijn handelsactiviteit stopzet, hetzij bij curatoren of vereffenaars van een faillissement, een vonnis, of een in de nationale wetgeving of regelgeving bestaande procedure van dezelfde aard."

b) lid 2 komt als volgt te luiden:

"2. De gegadigden of inschrijvers moeten bewijzen dat zij niet in een van de in lid 1 genoemde situaties verkeren. Bij opdrachten van zeer geringe waarde mag de aanbestedende dienst echter afzien van het opleggen van een dergelijke verplichting, overeenkomstig het bepaalde in de uitvoeringsvoorschriften.Met het oog op de juiste toepassing van lid 1 moet de gegadigde of inschrijver, wanneer de aanbestedende dienst hem daarom verzoekt:a) en wanneer de gegadigde of inschrijver een juridische entiteit is, inlichtingen verstrekken over de eigendom van, het beheer of de zeggenschap over en de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van de juridische entiteit.b) wanneer onderaanbesteding wordt overwogen, bewijzen dat de subcontractant niet in een van de in lid 1 bedoelde situaties verkeert."

c) het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

5"3. In de uitvoeringsvoorschriften wordt de maximumtermijn vastgesteld gedurende welke de in lid 1, onder a), en lid 2 bedoelde situaties aanleiding geven tot uitsluiting van gegadigden of inschrijvers van deelname aan procedures voor het plaatsen van opdrachten. De maximumtermijn is niet langer dan tien jaar."

56. De artikelen 94, 95 en 96 komen als volgt te luiden:

"Artikel 94

Van de gunning van een opdracht worden uitgesloten, gegadigden of inschrijvers die tijdens de aanbestedingsprocedure:

a) in een belangenconflict verkeren;

b) valse verklaringen hebben afgelegd in de door de aanbestedende dienst verlangde inlichtingen voor deelname aan de aanbestedingsprocedure, of deze inlichtingen niet hebben verstrekt;

c) in een van de in artikel 93, lid 1, bedoelde uitsluitingssituaties voor deze aanbestedingsprocedure verkeren;

d) belangrijke fouten maken of onregelmatigheden of fraude begaan.

Artikel 95

1. Ten behoeve van de bescherming van de financiële belangen van de Gemeenschappen wordt door de Commissie een centrale gegevensbank opgericht en beheerd in overeenstemming met de communautaire voorschriften inzake de verwerking van persoonsgegevens. De gegevensbank bevat gegevens over kandidaten en inschrijvers die in een van de in artikel 93, artikel 94 en artikel 96, lid 1, onder b), en lid 2, onder a), bedoelde situaties verkeren. Het gaat om een gezamenlijke gegevensbank van de instellingen, de uitvoerende agentschappen en de in artikel 185 bedoelde organen

2. De autoriteiten van de lidstaten en derde landen, alsmede de andere organen dan de in lid 1 genoemde, die overeenkomstig de artikelen 53 en 54 aan de uitvoering van de begroting deelnemen, verstrekken aan de bevoegde ordonnateur gegevens over gegadigden en inschrijvers die in een van de in artikel 93, lid 1, onder a), b), c) en e), bedoelde situaties verkeren, wanneer het gedrag van de betrokkene de financiële belangen van de Gemeenschappen heeft geschaad. Zij zijn volledig verantwoordelijk voor de waarheidsgetrouwheid en de rechtmatigheid van de verstrekte gegevens. De ordonnateur valideert deze gegevens en verzoekt de rekenplichtige deze in de gegevensbank op te nemen . De in de eerste alinea van dit lid genoemde autoriteiten en organen hebben toegang tot de in de gegevensbank opgenomen gegevens en houden hiermee, waar nodig en onder hun eigen verantwoordelijkheid, rekening bij de gunning van opdrachten in verband met de uitvoering van de begroting.

3. Naast de toegang in verband met de uitvoering van de begroting kan de Commissie ook op verzoek van de autoriteiten van lidstaten, derde landen en internationale organisaties toegang verlenen tot de in de gegevensbank opgenomen gegevens, wanneer zij redenen van dwingend openbaar belang aanvoeren.

4. In de uitvoeringsvoorschriften worden doorzichtige en samenhangende criteria opgenomen om een evenredige toepassing van de uitsluitingscriteria te waarborgen. De Commissie stelt gestandaardiseerde procedures en technische specificaties vast voor het beheer van de gegevensbank.

"Met het oog op de kosteneffectiviteit kunnen twee of meer instellingen echter besluiten een gezamenlijke gegevensbank te gebruiken."

Artikel 96

1. De aanbestedende dienst kan administratieve of financiële sancties opleggen aan :

a) gegadigden of inschrijvers die in de in artikel 94, onder b) en d), bedoelde uitsluitingssituaties verkeren;

b) contractanten die ernstig in gebreke zijn gesteld wegens niet-nakoming van hun contractuele verplichtingen uit hoofde van opdrachten of subsidieovereenkomsten die onder de begroting vallen.

In alle gevallen dient de aanbestedende dienst de betrokken persoon eerst de gelegenheid te geven zijn opmerkingen te maken.

2. De in lid 1 bedoelde sancties dienen evenredig te zijn aan de omvang van de opdracht en de ernst van de begane fouten en kunnen bestaan in:

a) de uitsluiting van de gegadigde, inschrijver of contractant gedurende een termijn van maximaal tien jaar van de uit de begroting gefinancierde opdrachten en subsidies;

b) de oplegging van financiële sancties aan de gegadigde of inschrijver in de in alinea 1, onder a), bedoelde gevallen of door de contractant in het in lid 1, onder b), bedoelde geval, wanneer dit geval werkelijk ernstig is, doch zonder dat de waarde van de betrokken opdracht wordt overschreden."

57. In artikel 97 komt lid 12 als volgt te luiden:

"1. Opdrachten worden gegund op basis van de gunningscriteria die op de inhoud van de offertes van toepassing zijn, nadat de geschiktheid van de economische subjecten die niet zijn uitgesloten krachtens artikel 93, artikel 94 en artikel 96, lid 2, onder a), is beoordeeld aan de hand van de in de inschrijvingsdocumenten opgenomen selectiecriteria."

"2. De opdracht kan worden gegund door automatische aanbesteding of door gunning aan de economisch voordeligste inschrijving of, bijopdrachten aan externe deskundigen voor evaluatie of technische bijstand, op grond van de geschiktheid van de gegadigden."

58. Artikel 98 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 komtde leden 1 en 2 komen als volgt te luiden:

"1. De regels voor de indiening van de offertes of inschrijvingendeelnemingsverzoeken garanderen een werkelijke concurrentie en de vertrouwelijkheid van de inhoud, totdat zij gelijktijdig worden geopend."

2. Wanneer dit passend en evenredig wordt geacht, kan de aanbestedende dienst, om te waarborgen dat de inschrijvers de door hen ingediende offertes gestand doen, een voorafgaande zekerheidstelling verlangen onder de in de uitvoeringsvoorschriften bepaalde voorwaarden."

b) lid 4 komt als volgt te luiden:

"4. Alle door de openingscommissie deugdelijk verklaarde inschrijvingendeelnemingsverzoeken of offertes worden op basis van de vooraf in de inschrijvingsdocumenten vastgestelde selectie- en gunningscriteria beoordeeld om de begunstigde van de opdracht aan de aanbestedende dienst te kunnen voorstellen of voordat tot een elektronische veiling wordt overgegaan."

59. De artikelen 102 en 103 komen als volgt te luiden:

"Artikel 102

1. De aanbestedende dienst kan, indien dit passend en evenredig wordt geacht, van de contractanten een voorafgaande zekerheidstelling verlangen om:

a) de goede uitvoering van de opdracht te verzekeren;

b) de aan de voorfinanciering verbonden financiële risico's te beperken."

2. De aanbestedende dienst verlangt een dergelijke zekerheidstelling van de contractanten in de in de uitvoeringsvoorschriften bepaalde gevallen.

Artikel 103

Indien de plaatsingsprocedure gepaard is gegaan met wezenlijke fouten, of onregelmatigheden of met fraude, schorten de instellingen de procedure op en kunnen zij alle maatregelen nemen die nodig zijn, waaronder beëindiging van de procedure.

Indien na de gunning van de opdracht blijkt dat de plaatsingsprocedure gepaard is gegaan met wezenlijke fouten, of onregelmatigheden of met fraude, of dat de uitvoering van de opdracht daarmee gepaard is gegaan, zien de instellingen, naar eigen goeddunken en afhankelijk van het stadium van de procedure, van de opdracht af, of schorten zij de uitvoering van de opdracht op of beëindigen zij de opdracht.

Indien deze fouten, onregelmatigheden of fraude door de contractant zijn begaan, kunnen de instellingen bovendien weigeren te betalen, reeds betaalde bedragen terugvorderen of alle met deze contractant gesloten overeenkomsten beëindigen, in verhouding tot de ernst van de fouten, onregelmatigheden of fraude."

60. In artikel 104 wordt de volgende volzin toegevoegd:

"Zij delegeren overeenkomstig artikel 59 de nodige bevoegdheden voor de uitoefening van de functie van aanbestedende dienst."

61. Artikel 105 komt als volgt te luiden:

"Artikel 105

1. Onder voorbehoud van deel II, titel IV, van de onderhavige verordening, legt richtlijn 2004/18/EG de drempelwaarden vast die bepalend zijn voor:

a) de in artikel 90 bedoelde publicatieregels,

b) de keuze van de in artikel 91, lid 1, bedoelde procedures, en

c) de betrokken termijnen.

2. Onder voorbehoud van de in de uitvoeringsvoorschriften genoemde uitzonderingen en voorwaarden, wordt bij opdrachten die onder Richtlijn 2004/18/EG vallen, het contract of de raamovereenkomst met de succesvolle inschrijver pas door de aanbestedende dienst ondertekend wanneer een wachttermijn is verstreken."

62. In deel I, titel VI, komt de titel van hoofdstuk 1 als volgt te luiden:

"HOOFDSTUK 1 Toepassingsgebied en vorm van subsidies

63. Artikel 108 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1, tweede alinea, komt als volgt te luiden: "Subsidies worden toegekend bij besluit van de Commissie waarvan kennisgeving wordt gedaan aan de succesvolle aanvrager of bij een met deze laatste gesloten schriftelijke overeenkomst."

b) lid 2 komt als volgt te luiden:

"2. Geen subsidies in de zin van deze titel zijn:

a) uitgaven voor de leden en het personeel van de instellingen, met inbegrip van in het kader van het sociaal beleid verleende steunmaatregelen ten gunste van verenigingen van oud-leden, leden of personeel van de instellingen en bijdragen voor de Europese scholen;

b) leningen, risicodragende instrumenten van de Gemeenschap of financiële bijdragen van de Gemeenschap voor dergelijke instrumenten garanties voor leningen , de in artikel 88 bedoelde overheidsopdrachten, de bij wijze van macrofinanciële bijstand verleende steun en begrotingssteun;

c) beleggingen in aandelen volgens het beginsel van een particuliere belegger, met eigen vermogen gelijk te stellen financiering en aandelenbezit in of deelnemingen in het aandelenkapitaal van internationale financiële instellingen, zoals de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBWO) of gespecialiseerde Gemeenschapsorganen zoals het Europees Investeringsfonds (EIF);

d) bijdragen van de Gemeenschappen aan organisaties waarvan zij lid zijn;

e) uitgaven als deel van gedeeld, gedecentraliseerd of gezamenlijk beheer in de zin van de artikel en 53 tot en met 53 quinquies ;

f) betalingen aan de in de artikelen 54 en 55 bedoelde organen die een delegatie van de Commissie hebben verkregen en aan de in artikel 185 bedoelde communautaire organen waaraan uitvoeringstaken zijn gedelegeerd overeenkomstig artikel 54, lid 2, en op grond van het oprichtingsbesluit verrichte betalingen aan organen die door de wetgevende autoriteit zijn opgericht ;

g) uitgaven betreffende de visserijmarkten als bedoeld in artikel 3, lid 2, onder f), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad van 21 juni 2005 betreffende de financiering van het gemeenschappelijk landbouwbeleid[15];

h) vergoeding van reis- en verblijfkosten van of in voorkomend geval alle andere vergoedingen betaald aan personen die door de instellingen zijn uitgenodigd of uitgezonden."

c) de volgende leden 3 en 4 worden toegevoegd:

“3. Aan subsidies worden gelijkgesteld en vallen onder deze titel:

a) het voordeel dat verbonden is aan de subsidiëring van de rente op bepaalde leningen;

b) andere beleggingen in aandelen of deelnemingen in het aandelenkapitaal dan de in lid 2, onder c), bedoelde.

4. Elke instelling mag om naar behoren gemotiveerde redenen subsidies voor communicatieactiviteiten toekennen zonder dat de procedures inzake overheidsopdrachten behoeven te worden gebruikt."

64. Het volgende artikel 108 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 108 bis

1. Subsidies kunnen de volgende vormen hebben:

a) terugbetaling van een bepaald deel van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten;

b) vaste bedragen;

c) forfaitaire financiering;

d) een combinatie van de onder a), b), en c) genoemde vormen.

2. Voor de absolute waarde van subsidies wordt een algemeen maximum in acht genomen. De artikelen 109 en 111 zijn van toepassing."

65. In deel I, titel VI, komt de titel van hoofdstuk 2 als volgt te luiden:

"HOOFDSTUK 2 Beginselen"

66. Artikel 109 komt als volgt te luiden:

"Artikel 109

1. Met betrekking tot subsidies gelden het transparantiebeginsel, het evenredigheidsbeginsel, het beginsel van gelijke behandeling, het cumulatieverbod, het verbod van werking met terugwerkende kracht en het medefinancieringsbeginsel, dat evenwel niet geldt voor subsidies in de zin van artikel 169 .

De subsidie mag in geen geval meer bedragen dan de gecumuleerde, totale, voor financiering in aanmerking komende kosten.

2. De subsidie mag niet tot doel of tot gevolg hebben dat zij de begunstigde winst oplevert.

3. Lid 2 is niet van toepassing op:

a) aan natuurlijke personen toegekende studie-, onderzoeks- of opleidingsbeurzen;

b) naar aanleiding van prijsvragen toegekende prijzen;

c) acties die beogen de financiële capaciteit van een begunstigde te vergroten of inkomsten voort te brengen in het kader van externe acties ;

d) geringe subsidies in een van de in artikel 113 bis, lid 1, onder b) of c), genoemde vormen of een combinatie daarvan, overeenkomstig de uitvoeringsvoorschriften."

67. in artikel 110 , lid 1, komt lid 1 als volgt te luiden:

“1. Jaarlijks wordt een subsidieprogramma vastgesteld dat aan het begin van het begrotingsjaar bekend wordt gemaakt.Dat jaarlijks werkprogramma wordt ten uitvoer gelegd door middel van publicatie van oproepen tot het indienen van voorstellen, behalve in uitzonderlijke en naar behoren gemotiveerde spoedeisende gevallen of indien er gezien de kenmerken van de begunstigde of de actie geen andere keuze is voor een bepaalde actie of indien in een basisbesluit is bepaald dat de begunstigde een subsidie ontvangt ."Voor de hulp in crisissituaties en de humanitaire hulp is het bepaalde in de eerste alinea niet van toepassing.

68. De artikelen 111 en 112 komen als volgt te luiden:

"Artikel 111

Voor eenzelfde actie kan slechts één subsidie ten laste van de begroting aan eenzelfde begunstigde worden toegekend, behalve wanneer het betrokken basisbesluit anders bepaalt.

Per begrotingsjaar kan aan een begunstigde slechts één subsidie voor huishoudelijke uitgaven ten laste van de begroting worden toegekend.

De aanvrager stelt de ordonnateurs onmiddellijk ervan in kennis wanneer voor dezelfde actie of hetzelfde werkprogramma meer dan één aanvraag is gedaan en meer dan één subsidie is toegekend.

Dezelfde kosten worden in geen geval tweemaal uit de begroting gefinancierd."

a) in lid 1 komt de tweede alinea als volgt te luiden:

Artikel 112

“1. Subsidiëring van reeds begonnen acties kan slechts worden toegestaan indien de aanvrager kan aantonen dat het noodzakelijk was met de actie te beginnen vóór de toekenning van de subsidie.

In dit geval mogen de voor financiering in aanmerking komende kosten evenwel niet vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag zijn gedaan, behalve in naar behoren gemotiveerde, uitzonderlijke gevallen die in het basisbesluit worden bepaald of indien de kosten noodzakelijk zijn voor het goede verloop van de steunverlening in crisissituaties en humanitaire operaties, zulks onder de in de uitvoeringsvoorschriften vastgestelde voorwaarden."

Subsidiëring met terugwerkende kracht van reeds voltooide acties is niet mogelijk.

b) lid 2 komt als volgt te luiden:

2. De overeenkomst inzake e E en subsidie voor huishoudelijke uitgaven wordt binnen zes maanden na het begin van het boekjaar van de begunstigde ondertekend toegekend . De voor financiering in aanmerking komende uitgaven mogen niet vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag of vóór het begin van het boekjaar van de begunstigde zijn gedaan.

69. Artikel 113, lid 2, komt als volgt te luiden:

“2. Tenzij anders is bepaald in het basisbesluit ten gunste van organisaties die een doel van algemeen Europees belang nastreven, hebben subsidies voor huishoudelijke uitgaven in geval van verlenging een degressief karakter. Deze bepaling is niet van toepassing op subsidies in één van de vormen als bedoeld in artikel 108bis, lid 1, onder b) en c)."

70. Het volgende artikel 113 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 113 bis

1. Subsidies kunnen de volgende vormen hebben:

a) terugbetaling van een bepaald deel van de werkelijk gemaakte subsidiabele kosten;

b) vaste bedragen;

c) forfaitaire financiering;

d) een combinatie van de onder a), b), en c) genoemde vormen.

2. Voor de absolute waarde van subsidies wordt een algemeen maximum in acht genomen. De artikelen 109 en 111 zijn in ieder geval van toepassing."

71. Artikel 114 komt als volgt te luiden:

"Artikel 114

1. Subsidieaanvragen worden schriftelijk ingediend.

2. Subsidieaanvragen komen voor toekenning in aanmerking indien zij zijn ingediend door:

a) rechtspersonen; Bij wijze van uitzondering kunnen subsidieaanvragen voor toekenning in aanmerking komen indien zij zijn ingediend door op het grondgebied van de Europese Unie gevestigde entiteiten die naar het toepasselijke nationale recht geen rechtspersoonlijkheid hebben, mits hun vertegenwoordigers bevoegd zijn op hun naam rechtelijke verbintenissen aan te gaan en financieel aansprakelijk zijn.

b) natuurlijke personen, voorzover de aard of de kenmerken van de actie of het door de aanvrager nagestreefde doel zulks vereisen. Bij wijze van uitzondering, kunnen subsidieaanvragen voor toekening in aanmerking komen indien zij zijn ingediend door entiteiten die naar het toepasselijke nationale recht geen rechtspersoonlijkheid hebben, mits hun vertegenwoordigers bevoegd zijn op hun naam rechtelijke verbintenissen aan te gaan; en financieel aansprakelijk zijn.

3. Subsidies mogen niet worden toegekend aan aanvragers die ten tijde van de procedure voor het toekennen van een subsidie in een van de in artikel 93, lid 1, en artikel 94 en artikel 96, lid 2, onder a) bedoelde situaties of, naar gelang het geval, in een van de in artikel 93, lid 2, bedoelde situaties verkeren.

De aanvragers moeten bewijzen dat zij niet in een van de in de eerste alinea bedoelde situaties verkeren. De ordonnateur kan evenwel beslissen een dergelijk bewijs niet te verlangen met betrekking tot subsidies van zeer kleine bedragen zoals bepaald in de uitvoeringsvoorschriften.

4. De ordonnateur kan de aanvragers overeenkomstig artikel 96 doeltreffende, evenredige en afschrikkende administratieve en financiële sancties opleggen.

Deze sancties kunnen ook worden opgelegd aan begunstigden die ten tijde van de indiening van de aanvraag of tijdens de uitvoering van de subsidieovereenkomst valse verklaringen hebben afgelegd bij het verstrekken van de door de aanbestedende dienst verlangde inlichtingen of die nalaten deze inlichtingen te verstrekken."

72. Artikel 116, lid 1, komt als volgt te luiden:

“1. De voorstellen worden op basis van de vooraf bekendgemaakte selectie- en toekenningscriteria geëvalueerd om te bepalen welke voorstellen voor financiering in aanmerking komen."

73. Artikel 118 komt als volgt te luiden:

"Artikel 118

1. De bevoegde ordonnateur kan, wanneer zulks passend en evenredig wordt geoordeeld, van de begunstigde een voorafgaande zekerheidstelling verlangen om de aan de voorfinanciering verbonden financiële risico's te beperken.

2. De ordonnateur verlangt van de begunstigde een dergelijke voorafgaande zekerheidstelling in de in de uitvoeringsvoorschriften bepaalde gevallen."

74. Artikel 119, lid 2, komt als volgt te luiden:

“2. Indien de begunstigde zijn verplichtingen niet nakomt, wordt de subsidie opgeschort en verlaagd of ingetrokken in de in de uitvoeringsvoorschriften bepaalde gevallen, nadat de begunstigde in de gelegenheid is gesteld zijn opmerkingen te formuleren."

75. Artikel 120 komt als volgt te luiden:

"Artikel 120

1. Wanneer voor de uitvoering van de actie door de begunstigde overheidsopdrachten moeten worden geplaatst, gelden hiervoor de in de uitvoeringsvoorschriften beschreven procedures.

2. Wanneer voor de uitvoering van de actie financiële steun aan derden moet worden verleend, mag de begunstigde van een communautaire subsidie dergelijke financiële steun verlenen indien aan de volgende voorwaarden is voldaan:

a) de financiële steun is niet het primaire doel van de actie;

b) de voorwaarden voor de toekenning van deze steun zijn nauwkeurig in het subsidiebesluit of de subsidieovereenkomst tussen de begunstigde en de Commissie vastgelegd, zonder discretionnaire bevoegdheid;

c) de betrokken bedragen zijn klein.

Het maximumbedrag aan financiële steun dat door de begunstigde aan derden kan worden verleend, wordt voor de toepassing van punt c) vastgesteld in de uitvoeringsvoorschriften.

3. In elk subsidiebesluit of elke subsidieovereenkomst wordt uitdrukkelijk bepaald dat de Commissie en de Rekenkamer bevoegd zijn bij alle contractanten en subcontractanten die middelen van de Gemeenschappen hebben ontvangen, controles op stukken en controles ter plaatse uit te voeren."

76. Artikel 121 wordt als volgt gewijzigd:

a) punt a) komt als volgt te luiden:

"a) de in artikel 126 omschreven financiële staten van de instellingen, de financiële staten van de in artikel 185 bedoelde organen en de financiële staten van de andere organen welker rekeningen overeenkomstig de communautaire boekhoudregels moeten worden geconsolideerd;"

b) punt d) komt als volgt te luiden:

"d) de samengevoegde verslagen over de uitvoering van de begroting, die de gegevens uit de onder c) bedoelde verslagen weergeven."

77. Artikel 122 wordt als volgt gewijzigd :

a) "Artikel 185" wordt vervangen door "artikel 121".

b) wordt de volgende tweede alinea toegevoegd: "Het in de eerste alinea bedoelde verslag bevat onder andere informatie over het kredietbestedingspercentage en beknopte informatie over kredietoverschrijvingen tussen begrotingsonderdelen."

78. Artikel 128 komt als volgt te luiden:

"Artikel 128

De rekenplichtigen van de andere instellingen en van de in artikel 121 bedoelde organen zenden uiterlijk op 1 maart van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar hun voorlopige rekeningen met een verslag over het begrotings- en financieel beheer van het begrotingsjaar toe aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer.

De rekenplichtige van de Commissie consolideert deze voorlopige rekeningen met de voorlopige rekeningen van de Commissie en zendt de Rekenkamer uiterlijk op 31 maart van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar de voorlopige rekeningen van de Commissie , vergezeld van zijn verslag over het begrotings- en financieel beheer van het begrotingsjaar, alsmede de voorlopige geconsolideerde rekeningen toe.

De rekenplichtige van elke instelling en elk in artikel 121 bedoeld orgaan zendt het verslag over het begrotings- en financieel beheer voor de in de tweede alinea genoemde datum ook aan het Europees Parlement en de Raad toe."

79. Artikel 129 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 wordt "artikel 185" vervangen door "artikel 121";

b) lid 2 komt als volgt te luiden:

"2. De andere instellingen dan de Commissie en de in artikel 121 bedoelde organen stellen overeenkomstig artikel 61 hun definitieve rekeningen op en zenden deze uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar aan de rekenplichtige van de Commissie en aan de Rekenkamer toe met het oog op de opstelling van de definitieve geconsolideerde rekeningen."

c) het volgende lid 2 bis wordt ingevoegd:

"2 bis. De rekenplichtige van de Commissie stelt op grond van de inlichtingen die de andere instellingen overeenkomstig lid 2 hebben verstrekt, de definitieve geconsolideerde rekeningen op. De definitieve geconsolideerde rekeningen gaan vergezeld van een door de rekenplichtige van de Commissie afgegeven verklaring dat zij zijn opgesteld overeenkomstig titel VII en de in de bijlage bij de financiële staten beschreven boekhoudbeginselen, -regels en methoden."

d) lid 3 komt als volgt te luiden:

"3. De Commissie keurt de definitieve geconsolideerde rekeningen en haar eigen definitieve rekeningen goed en zendt deze voor 31 juli van het begrotingsjaar dat volgt op het afgesloten begrotingsjaar toe aan het Europees Parlement, de Raad en de Rekenkamer."

80. Artikel 130, eerste alinea, komt als volgt te luiden:

"Naast de in de artikelen 126 en 127 bedoelde staten brengt de Commissie jaarlijks aan het Europees Parlement en de Raad verslag uit over de situatie in verband met de begrotingsgaranties en de desbetreffende risico's."

81. Artikel 131 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 wordt "de Commissie" vervangen door "de rekenplichtige van de Commissie".

b) in lid 2 wordt "de Commissie" vervangen door "de rekenplichtige van de Commissie".

82. In artikel 133, lid 1, wordt "artikel 185" vervangen door "artikel 121".

83. In artikel 134 wordt "artikel 185" vervangen door "artikel 121".

84. In artikel 138, lid 1, wordt "artikel 185" vervangen door "artikel 121".

85. Artikel 139, lid 2, komt als volgt te luiden:

“2. De instellingen zenden de interne voorschriften die zij op financieel gebied vaststellen aan de Rekenkamer toe en brengen deze ter kennis van de twee takken van de begrotingsautoriteit."

86. In deel II komt de titel van Titel I als volgt te luiden:

"TITEL I EUROPEES GARANTIEFONDS VOOR DE LANDBOUW"

87. Artikel 148, lid 1, komt als volgt te luiden:

"1. Deel I en deel III zijn van toepassing op de uitgaven die door de in de regelgeving inzake het EGFL bedoelde diensten en organen worden verricht, alsook op de ontvangsten, behoudens de in deze titel genoemde afwijkingen."

88. Artikel 149 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 komt als volgt te luiden:

“1. Voor elk begrotingsjaar omvat het EGFL niet-gesplitste kredieten, met uitzondering van de uitgaven voor de in artikel 3, lid 2, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 (***) van de Raad bedoelde maatregelen, die door gesplitste kredieten worden gedekt.

_________________

(***) PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.”

b) lid 3 komt als volgt te luiden:

“3. Niet-vastgelegde kredieten voor de in artikel 3, lid 1, van Verordening (EG) nr. 1290/2005 bedoelde acties kunnen uitsluitend naar het volgende begrotingsjaar worden overgedragen.Een dergelijke overdracht kan, binnen het maximum van 3% van de in de eerste alinea bedoelde oorspronkelijke kredieten, niet hoger zijn dan de in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad(****) bedoelde aanpassing van de rechtstreekse betaling die in het vorige begrotingsjaar is toegepast.Overgedragen kredieten worden uitsluitend opgevoerd op de begrotingsonderdelen die betrekking hebben op de in artikel 3, lid 1, onder c), van Verordening (EG) nr. 1290/2005 bedoelde acties.Een dergelijke overdracht kan alleen leiden tot een aanvullende betaling aan de eindbegunstigden die in het vorige begrotingsjaar zijn onderworpen aan de in artikel 11 van Verordening (EG) nr. 1782/2003 bedoelde aanpassing van de rechtstreekse begroting.Het overdrachtbesluit wordt uiterlijk op 15 februari van het begrotingsjaar waarnaar kredieten worden overgedragen, genomen door de Commissie, die er de begrotingsautoriteit van in kennis stelt.

__________________

(****) PB L 270 van 21.10.2003, blz.1.”

89. In artikel 150 komen de leden 2 en 3 als volgt te luiden:

"2. De besluiten van de Commissie houdende vaststelling van het bedrag van deze betalingen vormen globale voorlopige vastleggingen, waarbij het totaalbedrag van de kredieten van het EGFL niet mag worden overschreden.

3. Voor de uitgaven van dagelijks beheer van het EGFL mogen vanaf 15 november vervroegde vastleggingen worden verricht ten laste van de kredieten van het volgende begrotingsjaar. Deze vastleggingen mogen echter niet meer bedragen dan de overeenkomstige kredieten die de begrotingsautoriteit voor de laatste vastgestelde begroting heeft toegestaan. Zij mogen slechts betrekking hebben op uitgaven die in beginsel op een bestaand basisbesluit berusten."

90. In artikel 151, lid 1, komt de eerste alinea als volgt te luiden:

"De uitgaven die door de in de regelgeving inzake het EGFL bedoelde diensten en organen worden verricht, worden binnen een termijn van twee maanden na ontvangst van de door de lidstaten toegezonden staten per hoofdstuk, artikel en post vastgelegd. Deze vastleggingen mogen na het verstrijken van deze termijn van twee maanden worden verricht wanneer een procedure voor de overschrijving van kredieten met betrekking tot de betrokken begrotingsonderdelen nodig is. Behalve in gevallen waarin de betaling door de lidstaten nog niet is geschied of de subsidiabiliteit onzeker is, worden de betalingen binnen dezelfde termijn van twee maanden geboekt."

91. Artikel 152 komt als volgt te luiden:

"Artikel 152

In de begrotingsboekhouding worden de uitgaven in de rekening van een begrotingsjaar verantwoord op basis van de betalingen van de Commissie aan de lidstaten tot 31 december van het betrokken begrotingsjaar, voorzover de rekenplichtige uiterlijk op 31 januari van het volgende begrotingsjaar de betalingsopdracht heeft ontvangen."

92. Artikel 153, lid 1, komt als volgt te luiden:

"1. Wanneer de Commissie overeenkomstig artikel 23, lid 1 , kredieten mag overschrijven, neemt zij daartoe uiterlijk op 31 januari van het volgende begrotingsjaar een besluit, waarvan zij de begrotingsautoriteit overeenkomstig artikel 23, lid 1, onder a), bedoelde overschrijvingen verricht, in kennis stelt."

93. Artikel 154 komt als volgt te luiden:

"Artikel 154

1. De onder deze titel vallende bestemmingsontvangsten worden overeenkomstig artikel 18, lid 2, naar gelang van de oorsprong toegewezen.

2. Het resultaat van de beschikkingen tot goedkeuring van de rekeningen als bedoeld in artikel 30 van Verordening (EG) nr. 1290/2005 van de Raad wordt in één enkel artikel opgenomen."

94. In deel II komt de titel van titel II als volgt te luiden:

"TITEL II STRUCTUURFONDSEN, COHESIEFONDS, VISSERIJFONDS EN LANDBOUWFONDS VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING"

95. Artikel 155 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 komt als volgt te luiden:

"1. De delen I en III zijn van toepassing op de uitgaven die door de in de verordeningen inzake het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), het Europees Sociaal Fonds (ESF), het Cohesiefonds, het Europees Visserijfonds (EVF) en het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), hierna "de Fondsen" genoemd, bedoelde diensten en organen worden gedaan, alsook op hun ontvangsten, behoudens de in deze titel bepaalde afwijkingen.";

b) lid 3 wordt geschrapt.

96. In artikel 157 komt de tweede alinea als volgt te luiden:

"De aldus vrijgemaakte kredieten kunnen worden wederopgevoerd in geval van een slechts aan de Commissie toe te rekenen kennelijke fout."

97. Artikel 158 komt als volgt te luiden:

"Artikel 158

Met betrekking tot de in deze titel bedoelde beleidsuitgaven kan de Commissie, behalve in het geval van het ELFPO, kredieten overschrijven van de ene titel naar de andere, mits het om kredieten gaat die voor dezelfde doelstelling bestemd zijn in de zin van de in artikel 155 bedoelde verordeningen of die bestemd zijn voor uitgaven voor technische bijstand . het om dezelfde categorie uitgaven gaat, zoals:

a) communautaire initiatieven;

b) innoverende acties en technische bijstand."

98. In artikel 160 wordt het volgende lid 1 bis ingevoegd:

"1 bis De kredieten met betrekking tot de ontvangsten uit het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, dat is ingesteld bij het aan het EG-Verdrag gehechte Protocol betreffende de financiële gevolgen van de beëindiging van het EGKS-Verdrag en betreffende het Fonds voor onderzoek inzake kolen en staal, worden als bestemmingsontvangsten in de zin van artikel 18 behandeld. De uit deze ontvangsten voortvloeiende vastleggingskredieten worden beschikbaar gesteld zodra de schuldvordering is geraamd en de betalingskredieten zodra de ontvangsten zijn ontvangen."

99. Het volgende artikel 160 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 160 bis

1. De vastleggingskredieten die overeenkomen met het bedrag van de vastlegging dat is vrijgemaakt wegens gehele of gedeeltelijke niet-uitvoering van de onderzoeksprojecten waarvoor zij waren bestemd, kunnen, bij wijze van uitzondering en in naar behoren gemotiveerde gevallen, worden wederopgevoerd wanneer het van wezenlijk belang is het aanvankelijk geplande programma absoluut uit te voeren, tenzij de begroting voor het lopende begrotingsjaar daarvoor middelen bevat.

2. Voor de toepassing van lid 1 onderzoekt de Commissie bij de aanvang van elk begrotingsjaar de vrijmakingen van het voorafgaande begrotingsjaar en beoordeelt zij, in het licht van de behoeften, of wederopvoering van de kredieten nodig is.

Op grond van deze beoordeling kan de Commissie uiterlijk op 15 februari van elk begrotingsjaar bij de begrotingsautoriteit passende voorstellen indienen, waarbij voor elke begrotingspost de redenen voor de wederopvoering van de kredieten worden vermeld.

3. De begrotingsautoriteit neemt binnen zes weken een besluit over de voorstellen van de Commissie. Indien binnen deze termijn geen besluit is genomen, worden de voorstellen geacht te zijn goedgekeurd.

De in jaar n weder op te voeren vastleggingskredieten mogen in geen geval meer bedragen dan 50% van het totale bedrag dat in het begrotingsjaar n-1 op hetzelfde begrotingsonderdeel is vrijgemaakt.

4. Wederopgevoerde vastleggingskredieten kunnen niet worden overgedragen.

Juridische verbintenissen met betrekking tot wederopgevoerde vastleggingskredieten worden uiterlijk op 31 december van het jaar n overeengekomen.

Aan het einde van het jaar n wordt het niet-gebruikte saldo van de wederopgevoerde vastleggingskredieten door de bevoegde ordonnateur definitief vrijgemaakt."

100. Artikel 163, eerste zin, komt als volgt te luiden:

"De in deze titel bedoelde maatregelen kunnen gecentraliseerd door de Commissie worden uitgevoerd, dan wel onder gedeeld beheer met de lidstaten, dan wel gedecentraliseerd door het begunstigde derde land of de begunstigde derde landen, dan wel samen met internationale organisaties.

101. Artikel 164 wordt geschrapt.

102. Artikel 166 wordt als volgt gewijzigd:

a) letter b) van de eerste alinea wordt vervangen door :

b) een contract met of een subsidie aan de organisaties naar nationaal of internationaal publiekrecht of de natuurlijke of rechtspersonen die met de uitvoering ervan zijn belast."

b) de tweede alinea komt als volgt te luiden:

"De voorwaarden van de externe steun worden vastgesteld in het instrument op grond waarvan de onder a) en b) van dit lid bedoelde contracten of subsidies worden beheerd." "De onder a) en b) bedoelde contracten en overeenkomsten leggen de voorwaarden vast waarop de externe steun door de begunstigden of contractanten wordt beheerd."

c) lid 2 komt als volgt te luiden:

2. De in lid 1, onder a), bedoelde financieringsovereenkomsten met begunstigde derde landen worden uiterlijk op 31 december van het jaar n + 1 gesloten, n zijnde het jaar waarin de vastlegging is gedaan.De individuele contracten, subsidiebesluiten en subsidieovereenkomsten waarmee deze financieringsovereenkomsten ten uitvoer worden gelegd, worden uiterlijk drie jaar na de datum van vastlegging gesloten of goedgekeurd. Voor langetermijn- en meerfasenprojecten inzake infrastructuur en plattelandsontwikkeling kan de Commissie in het financieringsbesluit voor de betrokken projecten evenwel bepalen dat deze termijn tot vijf jaar kan bedragen. Individuele contracten en overeenkomsten die betrekking hebben op controle en evaluatie kunnen later worden gesloten.

d) het volgende lid 3 wordt toegevoegd:

“3. Lid 2 is niet van toepassing op:

- de onderdelen grensoverschrijdende samenwerking, regionale ontwikkeling, ontwikkeling van de menselijke hulpbronnen en plattelandsontwikkeling van Verordening xxxx/2006 tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun;

- het onderdeel grensoverschrijdende samenwerking van Verordening xxxx/2006 tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument.

In die gevallen gelden de volgende voorschriften:

a) Vastleggingen voor dergelijke meerjarenprogramma's worden ambtshalve doorgehaald wanneer zij uiterlijk 31 december van het vierde jaar volgende op jaar n, zijnde het jaar waarin de vastlegging is gedaan:

i) niet zijn gebruikt om voorfinancieringen te betalen; of

ii) niet zijn gebruikt om tussentijdse betalingen te verrichten; of

iii) niet het voorwerp hebben uitgemaakt van een uitgavendeclaratie die voldoet aan de voorwaarden van artikel … van de Verordening tot invoering van een instrument voor pretoetredingssteun of artikel … van de Verordening tot invoering van een Europees nabuurschaps- en partnerschapsinstrument.

b) Het gedeelte van de op 31 december 2017 nog openstaande vastleggingen waarvoor uiterlijk op 31 december 2018 geen uitgavendeclaratie is ingediend, wordt ambtshalve doorgehaald."

103. Artikel 167 wordt als volgt gewijzigd :

a) lid 1 , punt c), komt als volgt te luiden:

"c) organen naar nationaal of internationaal recht of natuurlijke of rechtspersonen die begunstigde zijn van een subsidie met de Commissie een subsidieovereenkomst voor de uitvoering van een externe maatregel hebben gesloten ."

b) lid 2 komt als volgt te luiden:

“2. De procedures voor de plaatsing van opdrachten worden vastgesteld in de in artikel 166 bedoelde financieringsovereenkomsten, subsidiebesluiten of subsidieovereenkomsten."

104. In deel II, titel IV, komt de titel van hoofdstuk 4 als volgt te luiden:

"Hoofdstuk 4 SUBSIDIES"

105. Het volgende artikel 169 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 169 bis

De subsidieprocedures die bij gedecentraliseerd beheer door begunstigde derde landen moeten worden toegepast, worden vastgesteld in de in artikel 166 bedoelde financieringsovereenkomsten. Deze bepalingen zijn gebaseerd op de regels van deel I, titel VI."

106. Artikel 171, lid 2, komt als volgt te luiden:

"2. De onderhavige titel is van toepassing op het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF), met uitzondering van de artikelen 174 en artikel 174 bis en artikel 175, lid 2."

107. Artikel 173 komt als volgt te luiden:

"Artikel 173

De Commissie delegeert voor de in de bijlage voor elk Europees bureau opgenomen kredieten ordonnateursbevoegdheden aan de directeur van het betrokken bureau, overeenkomstig artikel 59."

108. In artikel 174, lid 1, komt de tweede volzin als volgt te luiden:

"De directeur van het betrokken Europees bureau stelt, na goedkeuring door het directiecomité, de criteria vast volgens welke deze boekhouding wordt gevoerd."

109. Het volgende artikel 174 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 174 bis

1. Elke instelling kan voor het beheer van de in haar eigen afdeling opgenomen kredieten ordonnateursbevoegdheden delegeren aan de directeur van een interinstitutioneel Europees bureau en stelt de grenzen en voorwaarden van deze delegatie van deze bevoegdheden vast.

2. De interne controleur van de Commissie kwijt zich van alle in deel I, titel IV, hoofdstuk 8, vastgestelde verantwoordelijkheden."

110. Artikel 175 wordt als volgt gewijzigd:

a) lid 1 wordt geschrapt;

b) lid 2 komt als volgt te luiden:

"2. Wanneer de opdracht van een Europees bureau het verrichten van diensten onder bezwarende titel aan derden inhoudt, stelt de directeur, na goedkeuring van het directiecomité, de bijzondere bepalingen vast betreffende de voorwaarden voor het verrichten van deze diensten, alsook het voeren van de desbetreffende boekhouding."

111. Artikel 176 wordt geschrapt.

112. Artikel 178 wordt als volgt gewijzigd:

a) in lid 1 komt de tweede volzin als volgt te luiden:

"Deze vastleggingen mogen echter niet meer bedragen dan een vierde van de door de begrotingsautoriteit toegestane kredieten van het betrokken begrotingsonderdeel voor het lopende begrotingsjaar."

b) lid 2 wordt de volgende volzin toegevoegd:

In dat geval is het in lid 1 bedoelde maximum niet van toepassing."

113. In artikel 179, lid 3, komt de tweede alinea als volgt te luiden:

De twee takken van de begrotingsautoriteit stellen de betrokken instelling binnen een week in kennis van hun voornemen om haar een advies te verstrekken. Indien de betrokken instelling geen antwoord ontvangt, kan zij de voorgenomen transactie uitvoeren uit hoofde van haar administratieve autonomie, onder voorbehoud van artikel 282 van het EG-Verdrag en artikel 185 van het Euratom-Verdrag wat betreft de vertegenwoordiging van de Gemeenschap."

114. Na artikel 179 wordt een titel VII ingevoegd, luidende:

“TITEL VII DESKUNDIGEN

Artikel 179 bis

In de uitvoeringsvoorschriften wordt een specifieke procedure opgenomen voor de selectie van deskundigen die op basis van een vaste vergoeding de instellingen bijstaan, in het bijzonder voor het beoordelen van voorstellen en subsidieaanvragen of van offertes en het verstrekken van technische bijstand voor de follow-up en de eindbeoordeling van projecten die ten laste van de begroting worden gefinancierd."

115. Aan artikel 181 wordt het volgende lid 6 toegevoegd:

“6. De in artikel 95 bedoelde centrale gegevensbank wordt samengesteld tegen 1 januari 2009."

116. Het volgende artikel 181 bis wordt ingevoegd:

"Artikel 181 bis

Met betrekking tot de in deel II, titel II van deze verordening bedoelde beleidsuitgaven kan de Commissie kredieten overschrijven van de ene titel naar de andere of binnen dezelfde titel, mits het om kredieten gaat die voor dezelfde doelstelling bestemd zijn of het om dezelfde categorie uitgaven voor de hierna genoemde maatregelen als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1260/1999 (*****) gaat, waarvoor betalingen nog moeten worden gedaan:

a) communautaire initiatieven;

b) technische bijstand en innoverende acties.

__________________

(*****) PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1."

117. In artikel 183 wordt de volgende tweede alinea toegevoegd:

"Waar zulks passend is, wint zij het advies in van de in artikel 1 genoemde andere instellingen en houdt zij daarmee naar behoren rekening. De instellingen brengen hun advies uit binnen twee maanden vanaf de ontvangst van het ontwerp van de Commissie."

118. In a Artikel 185 wordt komen de leden 3 en 4 als volgt gewijzigd :

a) lid 3 komt als volgt te luiden:

"3. Ieder in lid 1 bedoeld orgaan stelt een interne controlefunctie in, die moet worden uitgeoefend met inachtneming van de toepasselijke internationale normen. De controlefunctie wordt vervuld, hetzij door intern een controleur aan te stellen, hetzij door een beroep te doen op een externe accountant. De resultaten van de door die instanties verrichte controles worden door de interne controleur van de Commissie ter kennis van de Commissie gebracht. De interne controleur van de Commissie certificeert dat de uitoefening van de controlefunctie voldoet aan internationale auditnormen, en kan daartoe kwaliteitsaudits uitvoeren.

b) lid 4 wordt geschrapt:

4. De in artikel 121 bedoelde organen passen de in artikel 133 vermelde boekhoudregels toe om de consolidatie van hun rekeningen met die van de Commissie mogelijk te maken."

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag volgende op die van haar bekendmaking in het Publicatieblad van de Europese Unie .

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2007.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, […]

Voor de Raad

De voorzitter […]

[1] SEC (1999) 1224 van 23 juli 1999.

[2] PB C 107 van 30.4.2004, blz. 1 (advies inzake de “single audit”).

[3] Punten 8, 20, 83, 86 en 87 van de resolutie van het Europees Parlement betreffende de kwijting voor 2004 en amendement nr. 52 van het Parlement.

[4] Conclusies van de ECOFIN-Raad van 8 november 2005 - SI(2005)1015, bijlage 8, met name alinea 4, 6, 15 en 17.

[5] Actieplan voor een geïntegreerd internecontrolekader van 17 januari 2006 (COM(2006)0009, actie 2 en 4).

[6] COM (2005) 130 def. van 5 april 2005.

[7] PB L 134 van 30.04.2004, blz. 114. Richtlijn gewijzigd bij (EG) Richtlijn nr. 1874/2004 van de Commissie (PB L 326 van 29.10.2004, p.17).

[8] PB C [...] van [...], blz. [...].

[9] PB C [...] van [...], blz. [...].

[10] PB C 13 van 18.1.2006, blz. 1.

[11] PB L 248 van 16.9.2002, blz. 1.

[12] PB L 134 van 30.4.2004, blz. 114. Richtlijn laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 2083/2005 van de Commissie (PB L 333 van 20.12.2005, blz. 28).

[13] PB L 161 van 26.6.1999, blz. 1. Verordening zoals laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 173/2005 (PB L 29 van 2.2.2005, blz. 3).

[14] Beschluss

[15] PB L 209 van 11.8.2005, blz. 1.

Top