Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52004DC0813

    Mededeling van de Commissie aan de Raad - Stand van zaken in Duitsland en Frankrijk wat hun verplichtingen onder de buitensporigtekortprocedure betreft na het arrest van het Hof van Justitie

    /* COM/2004/0813 def. */

    52004DC0813

    Mededeling van de Commissie aan de Raad - Stand van zaken in Duitsland en Frankrijk wat hun verplichtingen onder de buitensporigtekortprocedure betreft na het arrest van het Hof van Justitie /* COM/2004/0813 def. */


    Brussel, 14.12.2004

    COM(2004) 813 definitief

    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE AAN DE RAAD

    Stand van zaken in Duitsland en Frankrijk wat hun verplichtingen onder de buitensporigtekortprocedure betreft na het arrest van het Hof van Justitie

    1. ACHTERGROND

    Op grond van bewijsmateriaal waaruit bleek dat het overheidstekort in zowel Duitsland als Frankrijk in 2002 meer dan 3% van het BBP bedroeg, had de Raad in de eerste helft van 2003 op aanbeveling van de Commissie besloten dat er in beide lidstaten een buitensporig tekort bestond en aanbevelingen tot hen gericht met het verzoek deze situatie uiterlijk in 2004 te verhelpen. In het najaar van 2003 heeft de Commissie de Raad aanbevolen vast te stellen dat de door Duitsland en Frankrijk genomen maatregelen klaarblijkelijk niet ver genoeg gingen om de tekorten te corrigeren. Tevens heeft de Commissie de Raad aanbevolen beide lidstaten aan te manen maatregelen te treffen om de situatie te verhelpen. Gezien het feit dat het economische klimaat somberder uitviel dan verwacht, beval de Commissie aan de uiterste termijn voor de correctie van het tekort te verlengen tot 2005. Op 25 november 2003 heeft de Raad over de door de Commissie aanbevolen besluiten gestemd zonder dat de vereiste meerderheid werd bereikt. In plaats daarvan heeft de Raad conclusies aangenomen waarin Duitsland en Frankrijk werd aanbevolen uiterlijk in 2005 een einde te maken aan de buitensporigtekortsituatie en waarin werd gesteld dat in het licht van de toezeggingen van beide lidstaten de buitensporigtekortprocedure voorlopig werd opgeschort. De Commissie heeft daarop een zaak aanhangig gemaakt bij het Hof van Justitie, waarin zij sommige onderdelen van de conclusies van de Raad van 25 november 2003 aanvocht. Op 13 juli 2004 heeft het Europees Hof van Justitie zijn arrest gewezen[1]. Daarin heeft het Hof de conclusies van de Raad nietig verklaard voorzover deze beoogden de procedures formeel op te schorten en de eerdere aanbevelingen te wijzigen.

    Naar aanleiding van de uitspraak van het Hof heeft de Commissie verklaard dat zij in samenwerking met de Raad zou onderzoeken hoe de begrotingsproblemen van deze beide lidstaten op bevredigende wijze kunnen worden opgelost binnen het kader van het stabiliteits- en groeipact[2]. Met deze mededeling wordt deze toezegging gestand gedaan.

    2. GEVOLGEN VAN HET ARREST VAN HET HOF VAN JUSTITIE VOOR DE BUITENSPORIGTEKORTPROCEDURES TEN AANZIEN VAN DUITSLAND EN FRANKRIJK

    Het Hof is niet nader ingegaan op de gevolgen van de nietigverklaring van de conclusies van de Raad van 25 november 2003 voor de toepassing van de buitensporigtekortprocedure.

    Bij de beoordeling van de huidige stand van zaken in Duitsland en Frankrijk wat de krachtens het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact op hen rustende verplichting betreft om het buitensporige tekort weg te werken, verdient het aanbeveling rekening te houden met de gevolgen van de conclusies van de Raad totdat deze nietig zijn verklaard door het Hof. Deze conclusies genoten immers het vermoeden van rechtsgeldigheid, dat in beginsel elk Gemeenschapsinstrument geniet. Beide betrokken lidstaten hadden met andere woorden het recht aan te nemen dat door communautaire instellingen genomen maatregelen geldig zijn en lieten zich bij hun optreden derhalve leiden door de conclusies van de Raad. Inhoudelijk sloten de conclusies van de Raad in grote lijnen aan bij de aanbevelingen van de Commissie om de situatie te verhelpen, en met name bij de aanbeveling dat de uiterste termijn voor de correctie van het buitensporige tekort diende te worden verlengd tot 2005. Na de aanneming van de conclusies hebben Duitsland en Frankrijk maatregelen genomen met de bedoeling de termijn van 2005 te halen die in de conclusies van de Raad was vastgesteld voor de correctie van het buitensporige tekort. Deze maatregelen sorteerden dan ook een zeker effect op het aanpassingstraject, waaraan niet mag worden voorbijgegaan.

    Dit betekent dat hoewel de Commissie vasthoudt aan haar standpunt dat Duitsland en Frankrijk niet genoeg hebben gedaan om het buitensporige tekort tegen 2004 weg te werken in reactie op de aanbevelingen van de Raad die in de eerste helft van 2003 zijn aangenomen, zij niettemin erkent dat de maatregelen die de beide betrokken lidstaten naar aanleiding van de conclusies van de Raad van 25 november 2003 en tot de nietigverklaring ervan door het Hof op 13 juli 2004 hebben genomen, gebaseerd waren op de aanname dat de uiterste termijn voor de correctie van het tekort daadwerkelijk was verlengd tot 2005.

    In het licht van de unieke omstandigheden waartoe het arrest van het Hof in de buitensporigtekortprocedure ten aanzien van Duitsland en Frankrijk aanleiding geeft, en met name van de gevolgen van de conclusies van de Raad voordat zij nietig werden verklaard door het Hof, is de Commissie van oordeel dat het voor een bevredigende oplossing van de begrotingsproblemen van beide lidstaten binnen het kader van het stabiliteits- en groeipact aangewezen is dat bij de beoordeling van de genomen maatregelen om de buitensporigtekortsituatie te verhelpen, wordt uitgegaan van 2005 als relevante uiterste termijn.

    De Commissie dient derhalve na te gaan of de door elk van beide lidstaten genomen maatregelen toereikend zijn om het buitensporige tekort tegen 2005 te corrigeren.

    Indien dit het geval is, zou de Commissie tot de conclusie moeten komen dat de Raad vooralsnog geen verdere stappen in het kader van de buitensporigtekortprocedure behoeft te ondernemen om de betrokken lidstaat ertoe aan te manen verdere maatregelen te treffen.

    Indien dit niet het geval is, zou de Commissie moeten concluderen dat de Raad de buitensporigtekortprocedure dient voort te zetten en zijn toezicht op de begroting van de betrokken lidstaat dient aan te scherpen om deze ertoe aan te sporen de nodige corrigerende maatregelen te nemen.

    De Commissie merkt op dat de Raad zelf in zijn conclusies van 25 november 2003 heeft aangegeven klaar te staan om op basis van een aanbeveling van de Commissie een beschikking op grond van artikel 104, lid 9, vast te stellen, mocht uit de beoordeling van de stand van zaken in de betrokken lidstaat blijken dat deze de uiterste termijn van 2005 niet zal halen.

    De beoordeling van de stand van zaken in elk van beide lidstaten wordt gepresenteerd in respectievelijk deel 3 en deel 4 van deze mededeling. In deel 5 worden conclusies geformuleerd ten aanzien van het optreden van Duitsland en Frankrijk en met betrekking tot de vraag of de Raad verdere stappen in het kader van de buitensporigtekortprocedure dient te ondernemen.

    3. BEOORDELING VAN DE STAND VAN ZAKEN IN DUITSLAND

    De Duitse autoriteiten gaan ervan uit dat het overheidstekort zal teruglopen van 3,8% van het BBP in 2003 tot 3,7% van het BBP in 2004. Volgens de najaarsprognoses van de Commissie zou het tekort in 2004 op 3,9% uitkomen, terwijl in het Duitse geactualiseerde stabiliteitsprogramma van 2003 voor 2004 een tekort van 3,3% van het BBP wordt voorspeld. Daar staat tegenover dat de reële BBP-groei in 2004 wellicht hoger zal uitvallen dan verwacht. In haar najaarsprognoses raamde de Commissie de reële BBP-groei op 1,9%, terwijl de Duitse regering uitging van 1,8%. In het geactualiseerde stabiliteitsprogramma van 2003 (en bij de opstelling van de begroting voor 2004) hadden de Duitse autoriteiten een BBP-groei van 1,7% voorspeld. De BBP-groei werd evenwel geschraagd door de buitenlandse vraag, terwijl de binnenlandse vraag ver achter bleef bij de verwachtingen.

    Het feit dat de geplande verbetering van het overheidssaldo voor 2004 ondanks de hoger dan verwachte groei achterwege is gebleven, is te wijten aan de belastingonvriendelijke samenstelling van de BBP-groei. De opbrengst van zowel de belasting over de toegevoegde waarde als de accijnzen (zoals die op minerale olie en tabak) viel aanzienlijk lager uit dan gepland. Het verwachte geleidelijke herstel op de arbeidsmarkt liet op zich wachten, hetgeen resulteerde in hogere werkloosheidsuitgaven. Dit alles neemt evenwel niet weg dat de totale nominale uitgaven in 2004 constant zijn gebleven in vergelijking met een jaar eerder.

    In de najaarsprognoses van de Commissie wordt er op basis van een verwachte reële BBP-groei van 1,5% van uitgegaan dat het overheidstekort in 2005 3,4% van het BBP zal bedragen. Deze prognose is gebaseerd op het scenario dat het beleid na 18 oktober 2004 ongewijzigd blijft. Op 4 november heeft de federale regering evenwel een aanvullend bezuinigingspakket gepresenteerd. Tijdens de vergadering van de Finanzplanungsrat (raad voor financiële planning) op 18 november hebben de federale regering, de regeringen van de deelstaten en de lagere overheden afgesproken het tekort van de overheid als geheel in 2005 terug te dringen tot 2,9% van het BBP. Deze afspraak is gebaseerd op de regeringsprognose van een reële BBP-groei van 1,7% in 2005.

    Het door de federale regering gepresenteerde aanvullende bezuinigingspakket bestaat uit drie onderdelen. i) De federale overheid verwacht in 2005 geen uitgaven te moeten doen ter dekking van een tekort bij de pensioenkas voor postbeambten ( Postbeamtenversorgungskasse ), welke de pensioenen uitbetaalt aan de ambtenaren van de voormalige staatsposterijen namens de opvolgers ervan. ii) Er wordt een aanvullende algemene uitgavenreductie toegepast op de federale begroting. iii) De federale overheid zal er in 2005 naar streven geen loonsverhogingen in de overheidssector toe te staan. Daarnaast zal iv) het overheidstekort in 2005 worden teruggebracht doordat de Landesbanken op grond van Commissiebeschikkingen van 20 oktober 2004 subsidies aan hun respectieve deelstaten moeten terugstorten.

    Verwacht wordt dat de door de federale regering geplande drie maatregelen, in combinatie met de terugbetaling van de subsidies door de Landesbanken , ertoe zullen leiden dat het in het basisscenario van de najaarsprognoses van de Commissie geraamde overheidstekort voor 2005 van 76,6 miljard EUR (3,4% van het BBP) wordt teruggedrongen tot 2,9% van het BBP bij een BBP-groeiscenario dat ongewijzigd blijft ten opzichte van de najaarsprognoses van de Commissie. Hierna wordt nader op de bovengenoemde vier punten ingegaan.

    i) De pensioenkas (die op grond van het ESR 95 in de particuliere sector is ondergebracht) zal de verwachte stroom van de bij wet vastgestelde pensioenpremies van de opvolgers van de staatsposterijen securitiseren. In 2003 heeft de kas voor een bedrag van circa 6,5 miljard EUR aan pensioenen uitbetaald en betalingen ten belope van 5,3 miljard EUR ontvangen uit de federale begroting. De actuele waarde van de door de opvolgers aan de pensioenkas verschuldigde premies wordt op ongeveer 13 à 14 miljard EUR geraamd (jaarverslag 2005 van de Duitse raad van economische adviseurs). Verwacht wordt dat de opbrengsten van de securitisatietransactie van de kas toereikend zullen zijn om de pensioenbetalingen in 2005 en 2006 te dekken. Dit zou betekenen dat de federale staat zich in die beide jaren niet verplicht zou zien het tekort van de pensioenkas bij te passen, hetgeen volgens de regels van het ESR 95 leidt tot een vermindering van de overheidsuitgaven. Deze maatregel zal er naar verwachting toe leiden dat de overheidsuitgaven in 2005 5,45 miljard EUR lager zullen uitvallen dan in de najaarsprognoses van de Commissie werd aangenomen. De Duitse autoriteiten hebben Eurostat gedetailleerde informatie verstrekt over de aard van de transactie.

    ii) De federale ministeries zijn verplicht in 2005 aanvullende algemene uitgavenbezuinigingen van 1 miljard EUR (“ Globale Minderausgabe ”) door te voeren. Dergelijke algemene bezuinigingen worden gewoonlijk in de begroting opgenomen (d.w.z. zij reduceren het geplande tekort), maar niet aan specifieke begrotingsposten toegerekend (aangezien reeds tussen de ministeries over de afzonderlijke deelbegrotingen is onderhandeld). De in juni gepresenteerde federale ontwerpbegroting voor 2005 voorzag reeds in een algemene bezuinigingsmaatregel van 1,4 miljard EUR. Als gevolg van de aanvullende algemene bezuinigingsmaatregel zou het totaalbedrag van de algemene bezuinigingen waarin de begroting voorziet, thans 2,4 miljard EUR belopen. Ter vergelijking: in de federale begroting voor 2004 werden algemene bezuinigingen ten belope van 3,3 miljard EUR gepland en dit bedrag werd ook gehaald. Deze maatregel zal er naar verwachting toe leiden dat de overheidsuitgaven in 2005 1 miljard EUR lager zullen uitvallen dan in de najaarsprognoses van de Commissie werd aangenomen.

    iii) Het is de bedoeling van de federale overheid om in 2005 geen loonsverhogingen in de overheidssector toe te staan ( “Nullrunde” ) . Gewoonlijk onderhandelt de federale overheid in naam van alle werkgevers uit de overheidssector (d.w.z. ook de deelstaten) met de vakbond over loonovereenkomsten voor haar werknemers. Vervolgens worden deze overeenkomsten aan de ambtenaren aangepast. De laatste overeenkomst voorzag in een contractloonstijging met 1% op 1.1.2004 en met opnieuw 1% op 1.5.2004; de huidige overeenkomst loopt af op 31.1.2005. Gezien het feit dat de werknemers uit de overheidssector in 2003 en 2004 met lagere premies genoegen hebben moeten nemen en dat de federale ambtenaren vanaf oktober 2004 een verlenging van de arbeidstijd van 38,5 tot 40 uur per week hebben moeten accepteren, lijkt een scenario zonder loonsverhogingen onwaarschijnlijk. In het licht van het onzekere resultaat van deze maatregel blijft de Commissie bij de in de najaarsprognoses geformuleerde hypothese dat de lonen een gematigde stijging te zien zullen geven.

    iv) Op 20 oktober 2004 heeft de Commissie beslist dat sommige transacties die de deelstaten begin jaren negentig met de (toenmalige) zeven Landesbanken hebben gesloten, als onrechtmatige subsidies moeten worden aangemerkt. Gezien de toezegging die de deelstaten in de raad voor financiële planning hebben gedaan, wordt ervan uitgegaan dat de terugbetaling van de subsidies in 2005 in de rekeningen van de deelstaten zal worden geboekt en dat geen compenserende subsidies zullen worden uitbetaald. Dit zou resulteren in een daling van de overheidsuitgaven met 4,3 miljard EUR in 2005.

    De Commissie verwacht kortom dat de overheidsuitgaven in 2005 10,75 miljard EUR (0,5% van het BBP) lager zullen uitvallen dan in de najaarsprognoses werd voorspeld. Onder overigens gelijkblijvende omstandigheden zal het overheidstekort vermoedelijk teruglopen tot 65,9 miljard EUR of 2,9% van het BBP. In de najaarsprognoses werd uitgegaan van een daling van het conjunctuurgezuiverde tekort met 0,5 procentpunt in 2005. Indien met de aanvullende uitgavenbeperkingen rekening wordt gehouden, zou het conjunctuurgezuiverde begrotingssaldo in 2005 met 1 procentpunt verbeteren. Er zij op gewezen dat de transactie van de pensioenkas naar verwachting ook in 2006 zal leiden tot een vermindering van de federale begrotingsuitgaven met 0,25% van het BBP. Onder overigens gelijkblijvende omstandigheden zou het in de najaarsprognoses voorspelde tekort van 2,9% voor 2006 daardoor afnemen tot 2,6% van het BBP. Geen van de bovenbeschreven maatregelen zijn evenwel structurele hervormingen met een gunstig effect op lange termijn: met de vermindering van de uitgaven voor de pensioenkas wordt een impliciete verplichting naar de toekomst verschoven, de algemene uitgavenbezuiniging is een ad-hocmaatregel en de terugbetaling van de subsidie is een eenmalige meevaller. Een ongunstige macro-economische of budgettaire ontwikkeling kan het tekort in 2005 doen oplopen tot meer dan 3%. Mochten er zich dergelijke ongunstige ontwikkelingen voordoen, dan zullen verdere maatregelen noodzakelijk blijken om de buitensporigtekortsituatie uiterlijk in 2005 te verhelpen.

    Een verbetering van de macro-economische en budgettaire situatie in 2005 zou evenwel niet volstaan om de schuldquote een neerwaartse tendens te doen vertonen. De Commissie neemt aan dat de schuldquote in 2006 zal stijgen tot 67,1% van het BBP. Aangezien daarna de uit de bovenbeschreven maatregelen voortvloeiende impliciete verplichtingen toenemen, verwacht de Commissie niet dat de schuldquote na 2006 zal dalen. De begrotingssituatie van Duitsland blijft broos en structurele begrotingsaanpassingen zijn meer dan ooit noodzakelijk.

    Voor de aanvullende maatregelen gecorrigeerde najaarsprognoses 2004 van de Commissie voor Duitsland

    +++++ TABLE +++++

    De prognoses zijn gebaseerd op de aanname dat het beleid ongewijzigd blijft. Als gevolg van afrondingen kunnen de totalen afwijken van de som van de afzonderlijke percentages.

    4. BEOORDELING VAN DE STAND VAN ZAKEN IN FRANKRIJK

    De Franse autoriteiten verwachten dat het overheidstekort zal teruglopen van 4,1% van het BBP in 2003 tot 3,6% van het BBP in 2004. Deze ontwikkeling spoort met de aanvankelijke doelstelling die in de ontwerpbegroting voor 2004 is geformuleerd. In 2004 werd de verwezenlijking van de tekortdoelstelling vergemakkelijkt door een beduidend beter macro-economisch klimaat dan in de begroting werd aangenomen: de Franse autoriteiten gaan thans uit van een reële BBP-groei van 2,5%, terwijl de ontwerpbegroting voor 2004 was gebaseerd op een groeipercentage van 1,7%. In haar najaarsprognoses 2004 voorspelde de Commissie een tekort van 3,7% van het BBP in 2004 in de veronderstelling dat het reële BBP met 2,4% zou toenemen.

    Ondanks de hoger dan verwachte groei is de geplande verbetering van het tekort in 2004 uitgebleven omdat er zich een aantal ongunstige ontwikkelingen hebben voorgedaan. Zo werd in april de tekortraming voor 2003 opwaarts herzien, hetgeen een negatief basiseffect sorteerde (0,1% van het BBP). In mei heeft de Conseil d’Etat een hervorming van het werkloosheidverzekeringsstelsel, die voorzag in een aanzienlijke aanscherping van de voorwaarden om voor het stelsel in aanmerking te komen, gedeeltelijk teruggedraaid (0,1% van het BBP). Tenslotte zijn de uitgaven voor gezondheidszorg en de uitgaven van de lagere overheid hoger uitgevallen dan gepland (0,1% van het BBP).

    In de ontwerpbegroting voor 2005 wordt uitgaande van een reële BBP-groei van 2,5% een daling van het tekort gepland van 3,6% van het BBP in 2004 tot 2,9% van het BBP. Verwacht wordt dat de vermindering van het tekort zal voortvloeien uit uitgavenbeperkingen en een aanzienlijke toename van de ontvangsten. De geplande uitgavenreductie zou met name het gevolg zijn van i) de stabilisatie van de staatsuitgaven in reële termen voor het derde jaar op rij en ii) een duidelijke vertraging van de uitgaven voor gezondheidszorg naarmate de eerste effecten van de in de zomer van 2004 goedgekeurde grondige hervorming van het ziekteverzekeringsstelsel zich doen gevoelen. De stijging van de ontvangstenquote zou toe te schrijven zijn aan i) de gevolgen van discretionaire fiscale maatregelen[3] (0,1% van het BBP) en ii) een eenmalige betaling die verband houdt met de overdracht van de verantwoordelijkheid voor de betaling van de pensioenen van de werknemers van openbare elektriciteits- en gasbedrijven aan de socialezekerheidssector. Sinds de presentatie van de ontwerpbegroting in september is deze eenmalige betaling lichtjes opwaarts herzien (namelijk met 0,1% van het BBP tot 0,5% van het BBP).

    De verbetering van de begrotingssituatie in 2005 zou evenwel ontoereikend zijn om de schuldquote te doen teruglopen. Volgens de aan de begroting gehechte meerjarenprognose zou de schuldquote in 2006 beginnen te dalen. Ondanks het wegvallen van de eenmalige ontvangsten van 2005 zou het begrotingstekort worden teruggedrongen tot 2,2% van het BBP.

    In de najaarsprognoses 2004 van de diensten van de Commissie wordt uitgegaan van een overheidstekort van 3,7% van het BBP in 2004 en van 3,0% van het BBP in 2005. Het lichte verschil tussen de tekortprognoses voor 2005 van de Commissie en die van de Franse autoriteiten is aan de volgende twee factoren toe te schrijven: i) de macro-economische voorspelling van de Commissie is voorzichtiger dan die van de Franse autoriteiten: de Commissie verwacht een reële BBP-groei van 2,2% in 2005, terwijl de Franse autoriteiten een groei van 2,5% voorspellen; en ii) hoewel de Commissie zich ervan bewust is dat de hervorming van het ziekteverzekeringsstelsel op middellange termijn wellicht aanzienlijke besparingen zal opleveren, schat zij de gevolgen van de hervorming op korte termijn voorzichtiger in. Het cumulatieve negatieve effect van deze beide factoren (0,2% van het BBP) wordt slechts ten dele gecompenseerd door het feit dat, afgaande op door de Franse autoriteiten verstrekte informatie, de in de najaarsprognoses van de Commissie in aanmerking genomen eenmalige ontvangsten iets hoger zijn (namelijk 0,1% van het BBP) dan die welke in de prognose van de ontwerpbegroting zijn opgenomen. Volgens de berekeningen die de Commissie op grond van haar najaarsprognoses heeft gemaakt, zal het conjunctuurgezuiverde tekort in 2005 worden teruggedrongen met 0,7 procentpunt van het BBP, waarvan 0,5 procentpunt toe te schrijven is aan het effect van eenmalige maatregelen.

    De begrotingssituatie van Frankrijk blijft evenwel kwetsbaar. Aangezien de Franse autoriteiten verwachten dat het tekort tot slechts iets onder de 3% van het BBP zal worden teruggedrongen en de Commissie voorspelt dat het tekort tot juist 3% van het BBP zal worden gereduceerd, kan elke ongunstige macro-economische of budgettaire ontwikkeling volstaan om het tekort te doen oplopen tot meer dan 3% en dus de verwezenlijking van de doelstelling om het buitensporige tekort uiterlijk in 2005 te corrigeren, in het gedrang brengen. Bovendien berust de tekortreductie in 2005 grotendeels op het gunstige effect op de begrotingscijfers voor 2005 van een maatregel die grotendeels neutraal is voor de onderliggende situatie van de Franse openbare financiën. De overdracht van de verantwoordelijkheid voor de betaling van de pensioenen van de werknemers van openbare elektriciteits- en gasbedrijven aan de socialezekerheidssector resulteert in 2005 immers weliswaar in de eenmalige betaling van een groot bedrag aan de overheid, maar houdt tevens in dat in de daaropvolgende jaren extra uitgaven ten belope van een vergelijkbaar cumulatief bedrag zullen moeten worden verricht aangezien de socialezekerheidssector de toekomstige pensioenen aan werknemers uit de elektriciteits- en gassector zal moeten betalen. Het tijdelijke karakter van deze maatregel komt tot uiting in de Commissieprognose voor het tekort voor 2006, dat bij een ongewijzigd economisch beleid zou oplopen tot 3,3% van het BBP. Dit houdt in dat verdere consolidatiemaatregelen zullen moeten worden genomen om te vermijden dat de drempelwaarde van 3% van het BBP in 2006 wederom wordt overschreden.

    Najaarsprognoses 2004 van de Commissie voor Frankrijk

    +++++ TABLE +++++

    De prognoses zijn gebaseerd op de aanname dat het beleid ongewijzigd blijft. Als gevolg van afrondingen kunnen de totalen afwijken van de som van de afzonderlijke percentages.

    5. CONCLUSIES

    In het licht van de unieke omstandigheden waartoe het arrest van het Hof in de buitensporigtekortprocedure ten aanzien van Duitsland en Frankrijk aanleiding geeft, en met name van het effect van de conclusies van de Raad van 25 november 2003 voordat zij op 13 juli 2004 nietig werden verklaard door het Hof, is de Commissie thans tot de volgende conclusies gekomen met betrekking tot de stand van zaken in de beide betrokken lidstaten.

    Wat Duitsland betreft, blijkt afgaande op de thans beschikbare informatie, op de in de ontwerpbegroting voor 2005 opgenomen maatregelen en op het op 4 november 2004 door de regering aangekondigde aanvullende bezuinigingspakket dat de door de Duitse autoriteiten genomen maatregelen grotendeels sporen met het streven om het buitensporige tekort tegen 2005 te corrigeren. De Commissie concludeert dan ook dat momenteel geen verdere stappen in het kader van de buitensporigtekortprocedure behoeven te worden ondernomen.

    Wat Frankrijk betreft, blijkt afgaande op de thans beschikbare informatie en op de in de begroting voor 2005 opgenomen maatregelen dat de door de Franse autoriteiten genomen maatregelen grotendeels sporen met het streven om het buitensporige tekort tegen 2005 te corrigeren. De Commissie concludeert dan ook dat momenteel geen verdere stappen in het kader van de buitensporigtekortprocedure behoeven te worden ondernomen.

    De Commissie wijst er evenwel op dat de begrotingssituatie in beide lidstaten kwetsbaar blijft. Om het buitensporige tekort weg te werken, dienen alle voorgenomen maatregelen daadwerkelijk ten uitvoer te worden gelegd. Mocht later blijken dat de voorgenomen correctie niet is bewerkstelligd, dan zal de Commissie zich verplicht zien de Raad aan te bevelen het begrotingstoezicht aan te scherpen en de nodige maatregelen te nemen overeenkomstig het bepaalde in het Verdrag en het stabiliteits- en groeipact.

    [1] Zaak C-27/04, Commissie van de Europese Gemeenschappen tegen de Raad van de Europese Unie.

    [2] “Commission statement on the Court of Justice ruling relating to the excessive deficit procedure”, IP/04/897 van 13 juli 2004.

    [3] De belastingverhogingen waartoe in het kader van de hervorming van het ziekteverzekeringsstelsel is besloten, zullen ruimschoots opwegen tegen de in het kader van de ontwerpbegroting voor 2005 aangekondigde belastingverlagingen en de in mei 2004 aangekondigde belastingvrijstelling van rentebetalingen op consumentenkredieten en intergenerationele financiële overdrachten.

    Top