Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52003DC0094

    Mededeling van de Commissie inzake de betrekkingen tussen de Gemeenschap en derde landen op het gebied van het luchtvervoer

    /* COM/2003/0094 def. */

    52003DC0094

    Mededeling van de Commissie inzake de betrekkingen tussen de Gemeenschap en derde landen op het gebied van het luchtvervoer /* COM/2003/0094 def. */


    MEDEDELING VAN DE COMMISSIE inzake de betrekkingen tussen de Gemeenschap en derde landen op het gebied van het luchtvervoer

    Inleiding

    1. In haar mededeling van 19 november 2002 [1] heeft de Commissie de balans opgemaakt van de externe betrekkingen van de Gemeenschap op het gebied van het luchtvervoer, haar conclusies getrokken uit de arresten van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen van 5 november 2002 in de "open skies"-zaken [2] en de hoofdlijnen en basisprincipes van het externe beleid van de Gemeenschap op dat gebied gepresenteerd.

    [1] COM(2002)649 def.: Mededeling van de Commissie over de gevolgen van de arresten van het Hof van 5 november 2002 inzake het Europese luchtvervoersbeleid.

    [2] Zaken C-466/98, C-467/98, C-468/98, C-469/98, C-471/98, C-472/98, C-475/98 en C-476/98, Commissie tegen het Verenigd Koninkrijk, Denemarken, Zweden, Finland, België, Luxemburg, Oostenrijk en Duitsland.

    2. De tenuitvoerlegging van dit beleid zal in stappen plaatsvinden gezien het grote aantal bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten dat door de lidstaten met derde landen is gesloten.

    3. De Commissie wijst er evenwel op dat de arresten van het Hof directe juridische effecten hebben waarmee op korte termijn rekening moet worden gehouden. Zoals in bovenvermelde mededeling is aangegeven gaat het om twee categorieën effecten:

    - Diverse aangelegenheden die vaak in de desbetreffende overeenkomsten werden geregeld vallen nu onder de exclusieve externe bevoegdheid van de Gemeenschap. Bovenop de specifieke bevoegdheden van de Gemeenschap die door het Hof zijn geïdentificeerd komt de toepassing van het AETR-principe op de internationale burgerluchtvaart, die mutatis mutandis inhoudt dat de Gemeenschap bevoegd is in verschillende andere aangelegenheden die onder de desbetreffende overeenkomsten en het Gemeenschapsrecht vallen. [3] Voorts dient erop te worden gewezen dat volgens het Hof blijkens een aantal in de overeenkomsten aangebrachte wijzigingen deze overeenkomsten in hun geheel zijn herzien. Hieruit volgt dat, ook al zijn sommige bepalingen van de overeenkomsten niet formeel aangepast bij de aangebrachte wijzigingen of hebben zij slechts onbelangrijke redactionele ingrepen ondergaan, dit niet wegneemt dat de uit deze bepalingen voortvloeiende verbintenissen bij de herziening zijn bevestigd. De lidstaten kunnen dus niet alleen geen nieuwe internationale verbintenissen aangaan, maar kunnen evenmin dergelijke verbintenissen handhaven indien deze in strijd zijn met het Gemeenschapsrecht (zie in die zin Zaak C-472/98, punt 45, alsook de arresten van 4 juli 2000 in Zaak C-62/98, Commissie/Portugal, Jurispr. blz. I-5171, en Zaak C-84/98, Commissie/Portugal, Jurispr. blz. I-5215).

    [3] COM(2002) 649 def., punten 31 en 32.

    - De in bijna alle bovenbedoelde overeenkomsten opgenomen nationaliteitsclausules vormen een discriminatie naar nationaliteit die in strijd is met het bepaalde in artikel 43 van het EG-Verdrag. [4]

    [4] Ibidem, punten 34 tot 37.

    4. Gezien de reikwijdte daarvan, wordt door de Commissie aan dit laatste punt met name aandacht besteed, aangezien nationaliteitsclausules luchtvaartmaatschappijen beroven van een van de belangrijkste rechten die hun door het EG-Verdrag zijn verleend, namelijk de vrijheid van vestiging. In de praktijk verhinderen dergelijke clausules dat luchtvaartmaatschappijen volop te profiteren van de communautaire markt en dat consumenten hun voordeel doen met de toegenomen concurrentie. [5]

    [5] Ibidem punten 9 en 10.

    5. Sinds 2001 maakt de luchtvaartsector een van de ernstigste crises in zijn geschiedenis door. Verschillende Europese luchtvaartmaatschappijen hebben herstructureringsplannen uitgevoerd om het hoofd te bieden aan de ernstige moeilijkheden en economische onzekerheden waardoor de huidige situatie wordt gekenmerkt. De noodzakelijke reorganisatie van de sector zal onmogelijk tot een goed einde kunnen worden gebracht indien de bevoegde instanties op nationaal en communautaire niveau zich niet slagvaardig en dynamische genoeg opstellen wat de internationale betrekkingen in de burgerluchtvaart betreft.

    6. Daarom is het van essentieel belang dat de Gemeenschap op korte termijn de nodige maatregelen treft om ervoor te zorgen dat een nieuw regelgevingskader tot stand wordt gebracht dat in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht en tegemoetkomt aan de behoeften van de economische actoren.

    1. CONSEQUENTIES VAN DE DOOR HET HOF VAN JUSTITIE GECONSTATEERDE INBREUKEN MET BETREKKING TOT NATIONALITEITSCLAUSULES

    1.1. Algemene beginselen

    7. Zoals vermeld in de mededeling van de Commissie van 19 november over de gevolgen van de arresten van het Hof van 5 november 2002, [6] moeten andere bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten die betrekking hebben op dezelfde aspecten als de "open skies"-overeenkomsten eveneens als onverenigbaar met het Gemeenschapsrecht worden aangemerkt. Dit geldt met name voor inbreuken met betrekking tot het opnemen van nationaliteitsclausules, aangezien dergelijke clausules in bijna alle overeenkomsten voorkomen.

    [6] Ibidem, punt 38.

    8. Wat dit betreft dient te worden verwezen naar de tekst van artikel 43, lid 1, van het EG-Verdrag, die luidt als volgt:

    "In het kader van de volgende bepalingen zijn beperkingen van de vrijheid van vestiging voor onderdanen van een lidstaat op het grondgebied van een andere lidstaat verboden. Dit verbod heeft eveneens betrekking op beperkingen betreffende de oprichting van agentschappen, filialen of dochterondernemingen door de onderdanen van een lidstaat die op het grondgebied van een lidstaat zijn gevestigd." [onderstreping door de auteur]

    9. Volgens de jurisprudentie van het Hof inzake artikel 43 van het EG-Verdrag kunnen de lidstaten de vrijheid van vestiging van onderdanen van de Gemeenschap niet beperken tenzij dit gerechtvaardigd wordt door het algemeen belang en mits onder andere het principe van non-discriminatie in acht wordt genomen. De punten 37 en 38 van het arrest van 30 november 1995 in Zaak C55/94 Gebhard [7] illustreren in het bijzonder de geldende principes:

    [7] [1995] Jurispr. I-04165.

    "Het is evenwel vaste rechtspraak van het Hof, dat nationale maatregelen die de uitoefening van de in het Verdrag gewaarborgde fundamentele vrijheden kunnen belemmeren of minder aantrekkelijk kunnen maken, aan vier voorwaarden moeten voldoen: zij moeten zonder discriminatie worden toegepast, zij moeten hun rechtvaardiging vinden in dwingende redenen van algemeen belang, zij moeten geschikt zijn om de verwezenlijking van het nagestreefde doel te waarborgen, en zij mogen niet verder gaan dan nodig is voor het bereiken van dat doel (zie arrest van 31 maart 1993, zaak C-19/92, Kraus, Jurispr. 1993, blz. I-1663, r.o. 32).

    Tevens moeten de Lidstaten bij de toepassing van hun nationale bepalingen rekening houden met de kennis en de kwalificaties die de betrokkene reeds in een andere Lidstaat heeft verworven (zie arrest van 7 mei 1991, zaak C-340/89, Vlassopoulou, Jurispr. 1991, blz. I-2357, r.o. 15). Zij dienen derhalve de gelijkwaardigheid van de diploma's in aanmerking te nemen (zie arrest Thieffry, reeds aangehaald, r.o. 19 en 27) en, in voorkomend geval, de kennis en de kwalificaties van de betrokkene te vergelijken met die welke volgens hun nationale bepalingen vereist zijn (zie arrest Vlassopoulou, reeds aangehaald, r.o. 16)."

    10. Een voor de hele Gemeenschap geharmoniseerde regeling voor het verlenen van vergunningen aan luchtvaartmaatschappijen is opgenomen in Verordening 2407/92 van de Raad. Een op basis van Verordening 2407/92 en overeenkomstig de voorwaarden daarvan afgegeven exploitatievergunning is geldig in de hele Gemeenschap. De lidstaten mogen de toekenning van verkeersrechten voor de exploitatie van luchtdiensten op routes naar derde landen niet ondergeschikt maken aan het bezit van een door hun nationale instanties afgegeven bewijs van luchtvaartexploitant (AOC), aangezien dit zou neerkomen op een beperking van het vestigingsrecht en dus in strijd met het Gemeenschapsrecht zou zijn. Volgens genoemde verordening is een AOC noodzakelijk voor het verkrijgen van een vergunning van luchtvaartexploitant en niet andersom.

    1.2. Praktische consequenties wat betreft de aanwijzing van communautaire luchtvaartmaatschappijen in het kader van bestaande bilaterale overeenkomsten

    11. Aangezien de voorwaarden voor de toekenning van vergunningen aan luchtvaartmaatschappijen op communautair niveau zijn geharmoniseerd in het kader van het derde pakket, dient ervan te worden uitgegaan dat een communautaire luchtvaartmaatschappij in de zin van Verordening 2407/92 [8] van de Raad die kan aantonen dat zij een vestigingsplaats (dochteronderneming, bijkantoor of agentschap) op het grondgebied van een lidstaat heeft in staat moeten worden gesteld om verkeersrechten op routes tussen die staat en een derde land uit te oefenen op dezelfde wijze en op dezelfde voorwaarden als luchtvaartmaatschappijen uit de betrokken lidstaat.

    [8] Zie ook artikel 2, onder b), van Verordening (EEG) nr. 2408/92 van de Raad van 23 juli 1992 betreffende de toegang van communautaire luchtvaartmaatschappijen tot intracommunautaire luchtroutes, PB L 240 van 24.8.1992.

    12. Aangezien de luchtvervoerssector zeer concurrentiegericht is en de belangen van luchtvaartmaatschappijen vaak tegenstrijdig zijn, is het noodzakelijk om, wanneer er een maximum voor de capaciteit en/of de frequenties geldt of er een beperking geldt voor het aantal maatschappijen, de verkeersrechten op niet-discriminerende wijze onder de betrokken communautaire luchtvaartmaatschappijen te verdelen.

    1.3. Consequenties wat betreft de aanwijzing van luchthavens

    13. Wanneer een bilaterale overeenkomst bepalingen inzake de aanwijzing van luchthavens voor de uitoefening van verkeersrechten bevat, dient het aanwijzen van die luchthavens een zaak te zijn van de bevoegde instanties van de betrokken lidstaat.

    14. Luchthavens mogen echter niet worden aangewezen op een wijze waarbij onderscheid tussen communautaire luchtvaartmaatschappijen wordt gemaakt op basis van nationaliteit of identiteit. Wanneer overeenkomstig artikel 8 van Verordening 2408/92 van de Raad is besloten het intracommunautaire verkeer onder verschillende luchthavens van een luchthavensysteem te verdelen, geldt bovendien dat de bij de aanwijzing van luchthavens gebruikte methode en criteria niet strijdig mogen zijn met bovenbedoeld besluit tot verdeling van het verkeer, daar het anders een aantal communautaire luchtvaartmaatschappijen onmogelijk kan worden gemaakt een hub voor verbindingen op één enkele luchthaven te exploiteren.

    1.4. Praktische consequenties wat betreft onderhandelingen over wijzigingen in bestaande overeenkomsten

    15. In tegenstelling tot wat in andere economische sectoren het geval is bij de voorbereiding en het voeren van handelsbesprekingen door nationale overheden, is het in de luchtvaart gebruikelijk dat de bevoegde instanties de luchtvaartmaatschappijen zeer nauw betrekken bij (vrijwel) alle stadia van de procedure.

    16. Het principe van gelijke behandeling dat vanzelfsprekend voortvloeit uit het bepaalde in artikel 43 van het Verdrag geeft alle communautaire luchtvaartmaatschappijen die kunnen aantonen dat zij een vestigingsplaats (dochteronderneming, bijkantoor of agentschap) op het grondgebied van de betrokken lidstaat hebben tevens het recht om zonder enige discriminatie betrokken te worden bij de voorbereiding en het voeren van onderhandelingen over overeenkomsten inzake luchtdiensten, hetzij rechtstreeks, hetzij via hun bedrijfstakorganisaties.

    1.5. Consequenties wat betreft het veiligheidstoezicht op communautaire luchtvaartmaatschappijen

    17. Binnen de Gemeenschap berust de verantwoordelijkheid voor het veiligheidstoezicht op communautaire luchtvaartmaatschappijen steeds bij de lidstaat die de luchtvaartmaatschappij overeenkomstig Verordening 2407/92 van de Raad een vergunning heeft verleend, ook wanneer die luchtvaartmaatschappij routes exploiteert tussen twee andere lidstaten.

    18. De Commissie wijst er met nadruk op dat dezelfde regel moet gelden wanneer een communautaire luchtvaartmaatschappij een luchtroute exploiteert tussen het grondgebied van een andere lidstaat dan die welke de vergunning heeft afgegeven en het grondgebied van een derde land.

    19. Indien een derde land weigert dit principe te accepteren, is het aan de lidstaat die de aanwijzing verricht om, in samenwerking met de lidstaat die de vergunning van luchtvaartexploitant heeft afgegeven,

    * uit te leggen hoe het veiligheidstoezicht op luchtvaartmaatschappijen binnen de Gemeenschap plaatsvindt en mede te delen welke instantie daarvoor verantwoordelijk is,

    * het betrokken derde land duidelijk te maken dat het gehouden is de bewijzen van luchtvaartexploitant te erkennen die zijn afgegeven door de lidstaat die de communautaire vergunning van luchtvaartexploitant heeft verleend, mits die lidstaat partij is bij het Verdrag van Chicago, en de betrokken bewijzen zijn afgegeven overeenkomstig de desbetreffende bijlagen bij dat verdrag. [9]

    [9] De preambule van bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten bevat bijna altijd een bepaling dat de overeenkomst van toepassing is onverminderd de uit het Verdrag van Chicago voortvloeiende rechten en verplichtingen van de ondertekenaars.

    1.6. Een duidelijk regelgevingskader

    20. Bovenstaande juridische analyse verschaft een solide rechtsgrondslag voor de ontwikkeling van communautair beleid. Het Gemeenschapsrecht legt de lidstaten en de Gemeenschap als geheel een reeks stringente wettelijke verplichtingen op. Er is geen ruimte om deze principes selectief toe te passen of geleidelijk in te voeren. Communautaire luchtvaartmaatschappijen kunnen onmiddellijk aanspraak maken op hun uit het Verdrag voortvloeiende rechten. Om die principes het gewenste effect te geven, is de Commissie echter van mening dat maatregelen moeten worden getroffen om de Gemeenschap en haar lidstaten in staat te stellen een samenhangende aanpak voor de toepassing daarvan te ontwikkelen.

    2. TOEPASSING VAN DE JURIDISCHE PRINCIPES IN DE PRAKTIJK

    2.1. Beoordeling van de situatie

    21. De Commissie onderkent de complexiteit van de betrekkingen tussen de 15 EU-lidstaten en hun bilaterale partners, de onzekerheid waarmee die betrekkingen thans omgeven zijn en de problemen die zich in de praktijk kunnen voordoen bij de toepassing van bovenvermelde juridische principes. In veel kringen bestaat bezorgdheid over de wettelijkheid van de bestaande overeenkomsten, de eventueel noodzakelijke wijzigingen en de reactie van derde landen op voorstellen van de Gemeenschap en haar lidstaten.

    22. De Commissie is zich er ook van bewust hoe belangrijk het in economisch opzicht voor de luchtvaartsector is dat een regelgevingskader wordt gecreëerd dat voldoende flexibel is om te kunnen inspelen op wijzigingen in economische omstandigheden en operationele vereisten, maar toch sterk genoeg is om belangrijke markttoegangsrechten in stand te houden die in de afgelopen vijftig jaar door de lidstaten zijn bedongen. De onzekerheid over de vraag hoe de door het Hof vastgestelde inbreuken op het Gemeenschapsrecht moeten worden aangepakt belemmert het beheer en de verbetering van bestaande overeenkomsten, maar toch bestaat de vrees dat maatregelen om die onzekerheid weg te nemen de opgebouwde bilaterale relaties in gevaar kunnen brengen.

    23. De Commissie is dan ook van oordeel dat het van belang is de wijzigingen in het evenwicht op het gebied van rechten dat tot stand is gebracht binnen het bestaande kader van bilaterale overeenkomsten tot een minimum te beperken.

    24. Niettemin is het duidelijk dat de huidige regeling moet worden aangepast om bestaande relaties met derde landen in overeenstemming te brengen met de arresten van het Hof van 5 november 2003. Handhaving van de status quo is geen optie en alle betrokkenen zijn het erover eens dat maatregelen van de Gemeenschap en haar lidstaten vereist zijn.

    25. Er dient echter ook op te worden gewezen dat het met het communautaire beleid op dit gebied nagestreefde doel zich niet beperkt tot het rechtzetten van de door het Hof vastgestelde onregelmatigheden, hoe belangrijk dit ook is. De beoogde wijzigingen leveren in de huidige situatie ook een meerwaarde op doordat zij extra kansen creëren voor de Europese luchtvaartsector en de Europese consumenten een ruimere keuze aan diensten bieden.

    26. De hoofddoelstelling moet erin bestaan op communautair niveau een evenwichtige en effectieve werkwijze te ontwikkelen waarbij maximaal gebruik wordt gemaakt van de invloed van Gemeenschap om de belangen van onze industrie en onze consumenten te behartigen. Er dient te worden voorzien in duidelijke prioriteiten en passende instrumenten voor acties van de Gemeenschap, waarbij er tevens voor moet worden gezorgd dat de lidstaten hun bestaande hulpmiddelen en kennis kunnen blijven inzetten voor de aanpak van aspecten van hun internationale relaties die kenmerkend zijn voor hun specifieke situatie.

    2.2. Reactie op de arresten van het Hof

    27. De arresten van het Europees Hof van Justitie van 5 november 2002 in de zogenoemde "open skies"-zaken hebben niet alleen gevolgen voor de 8 specifieke overeenkomsten met de Verenigde Staten waarvan is geconstateerd dat zij inbreuk maken op het Gemeenschapsrecht, maar ook voor alle andere bilaterale overeenkomsten inzake luchtdiensten waarbij lidstaten of de Europese Unie partij zijn.

    28. In haar mededeling van 19 november 2002 naar aanleiding van de arresten van het Hof heeft de Commissie een aantal beleidsprioriteiten aangegeven. Zij heeft richtsnoeren vastgesteld voor het toekomstige communautaire beleid op dit gebied en heeft een aantal belangrijke handelspartners, met name Rusland en Japan, genoemd waarmee de Gemeenschap naar haar oordeel in de nabije toekomst onderhandelingen dient te openen. Haar eerste zorg is echter de relatie tussen de lidstaten en de Verenigde Staten in overeenstemming met het Gemeenschapsrecht te brengen.

    29. Om dit te bereiken heeft de Commissie de lidstaten verzocht de procedures voor beëindiging van hun overeenkomsten met de Verenigde Staten in te leiden en heeft zij de Raad gevraagd haar door middel van een mandaat te machtigen onderhandelingen van de Gemeenschap met de Verenigde Staten over een nieuwe overeenkomst tussen de EG en de VS te openen overeenkomstig artikel 300 van het Verdrag. De Commissie blijft bij haar overtuiging dat dit de enige manier is om de relatie tussen de EU en de VS op het gebied van het luchtvervoer een solide wettelijke grondslag te geven.

    30. De Commissie is verheugd over de aandacht die de Raad bij zijn besprekingen heeft besteed aan de relatie tussen de EU en de VS en vertrouwt erop dat op korte termijn onderhandelingen op communautair niveau kunnen beginnen.

    31. De Commissie is zich er echter van bewust dat er ook dringend behoefte bestaat aan een solide regelgevingskader voor de aan de gang zijnde onderhandelingen over en tenuitvoerlegging van alle overige overeenkomsten inzake luchtdiensten, alsook aan een passende verdeling van de verantwoordelijkheden tussen de Gemeenschap en haar lidstaten op het gebied van de internationale relaties inzake luchtvervoer.

    32. Daarom doet zij door middel van deze mededeling twee nieuwe voorstellen die samen met het mandaat voor onderhandelingen met de VS een samenhangend pakket van drie maatregelen vormen die de totstandbrenging van het vereiste regelgevingskader mogelijk zullen maken.

    2.3. De communautaire aanpak van "eigendom en zeggenschap"

    33. Ten einde de inbreuken op het Gemeenschapsrecht in het kader van andere bilaterale overeenkomsten aan te pakken overweegt de Commissie de opening van communautaire onderhandelingen met derde landen over de kwestie "eigendom en zeggenschap" en over aangelegenheden die onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallen.

    34. Deze onderhandelingen zullen specifiek als doel hebben om in het kader van internationale overeenkomsten op niet-discriminerende basis markttoegang te verkrijgen voor alle communautaire luchtvaartmaatschappijen, zoals het Verdrag vereist. De Commissie is van mening dat een systematische aanpak door de Gemeenschap noodzakelijk is voor het oplossen van de kwestie eigendom en zeggenschap en wil in de loop van een aantal jaren alle internationale partners benaderen.

    35. Daarom dient de Commissie bij de Raad de aanbeveling in haar te machtigen om met alle bilaterale partners onderhandelingen van de Gemeenschap te openen over de kwestie eigendom en zeggenschap. In het kader van dit mandaat zal overeenkomstig de procedures van artikel 300 van het Verdrag een speciaal comité van vertegenwoordigers van de lidstaten worden opgericht dat de Commissie moet assisteren en ondersteunen. Niet onder dit mandaat vallen onderhandelingen met handelspartners waarvoor een specifiek nationaal mandaat is overeengekomen.

    Waarom een communautaire aanpak?

    36. Voor ogen dient te worden gehouden dat wanneer blijkt dat het onderwerp van een overeenkomst deels onder de bevoegdheid van de Gemeenschap en deels onder die van haar lidstaten valt, er absoluut voor nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de instellingen van de Gemeenschap moet worden gezorgd, zowel bij de onderhandelingen over en de sluiting van de overeenkomst als bij het vervullen van de aangegane verplichtingen. De verplichting tot samenwerking vloeit voort uit de eis dat de Gemeenschap internationaal met één stem moet spreken (Arrest 1/78 [1978] Jurispr. 2151, punten 34 t/m 36, Advies 2/91 [1993] Jurispr. I-1061, punt 36, en advies 1/94 [1994] Jurispr. I-5267, punt 108). De instellingen van de Gemeenschap en de lidstaten moeten alle nodige stappen ondernemen om te zorgen voor een optimale samenwerking in dit verband (Advies 2/91, punt 38).

    37. De fundamentele juridische kwesties met betrekking tot de inhoud van en onderhandelingen over clausules inzake eigendom en zeggenschap zijn behandeld in het eerste deel van deze mededeling: in het Gemeenschapsrecht is een geharmoniseerde definitie van communautaire luchtvaartmaatschappijen vastgesteld. Daarnaast zijn er ook nog belangrijke praktische en politieke voordelen verbonden aan gezamenlijke communautaire onderhandelingen.

    38. In de eerste plaats is er, wanneer de lidstaten over een communautaire clausule zouden mogen onderhandelen, kans op verschil van mening tussen lidstaten over de wijze waarop deze kwestie moet worden aangepakt, hetgeen tot gevolg zou hebben dat derde landen tegenstrijdige signalen van de Gemeenschap zouden ontvangen. De lidstaten en de Gemeenschap zullen op dit gebied geen vooruitgang boeken indien niet wordt gezorgd voor een goede coördinatie van de planning en de inhoud van de ten aanzien van een derde land gevolgde aanpak en indien op verschillende manieren en met qua intensiteit wisselende politieke druk wordt aangedrongen op verandering.

    39. Bovendien is het de ervaring van individuele lidstaten dat op een unilateraal verzoek aan een derde land om een "communautaire clausule" in te voeren vaak negatief wordt gereageerd. Een dergelijk verzoek is ongebruikelijk en heeft meestal weinig gewicht wanneer het op eigen initiatief door één lidstaat wordt ingediend. Tevens kan de druk om de bestaande verkeersrechten van de nationale luchtvaartmaatschappij te beschermen het voor een individuele lidstaat moeilijk maken voet bij stuk te houden, ook al legt een arrest van het Hof de wettelijke verplichting op een dergelijke clausule te laten opnemen.

    40. Wanneer de lidstaten over een communautaire clausule zouden mogen onderhandelen, zou er een aanzienlijk risico bestaan op verstoring van de concurrentie tussen communautaire luchtvaartmaatschappijen. Indien elke lidstaat afzonderlijk derde landen om communautaire clausules verzoekt, met verschillende prioriteit en met wisselend succes, krijgen de communautaire luchtvaartmaatschappijen te maken met een lappendeken van internationale markttoegangsrechten. Bovendien is het zo dat naarmate een lidstaat meer succes heeft bij het bedingen van communautaire clausules zijn eigen luchtvaartsector in toenemende mate geconfronteerd wordt met concurrentie van luchtvaartmaatschappijen uit andere lidstaten, zonder dat daar noodzakelijk wederzijdse rechten in de hele Gemeenschap tegenover staan. Dit is geen houdbare situatie.

    41. Om een oplossing voor deze moeilijkheden te vinden is het van essentieel belang dat de Gemeenschap derde landen benadert op grond van haar bevoegdheden krachtens artikel 300 van het Verdrag . Dit zal de Gemeenschap in staat stellen haar zaak steeds met voldoende overtuigingskracht te bepleiten en te voorkomen dat lidstaten onbewust uiteenlopende voorwaarden overeenkomen.

    Onderhandelingen en de resultaten

    42. De Commissie verwacht dat de onderhandelingen intensief zullen worden aangepakt. De Commissie zou in dit verband een gezamenlijk programma voor onderhandelingen met de handelspartners moeten overeenkomen en afwerken in het kader waarvan zij de kwestie van de clausules inzake eigendom en zeggenschap aan de orde zou moeten stellen. Het mandaat zal ook voorzien in criteria voor het stellen van prioriteiten voor de contacten met derde landen. De Commissie zal bij de afwikkeling van die prioriteiten voor elk betrokken derde land een passende ontwerp-overeenkomst opstellen.

    43. De Commissie zou ook worden gemachtigd om andere onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallende aangelegenheden te bespreken met het doel deze in de desbetreffende overeenkomsten met de Gemeenschap te regelen. In de praktijk zal waarschijnlijk kunnen worden volstaan met de opneming van de standaardteksten die thans worden gebruikt in bilaterale overeenkomsten, hoewel de Gemeenschap ook van de gelegenheid gebruik zou moeten maken om verbeteringen aan te brengen in de huidige bepalingen met betrekking tot die aangelegenheden.

    44. De lidstaten zouden zo de vrijheid houden om desgewenst met derde landen over tot hun nationale bevoegdheid behorende zaken te onderhandelen met gebruikmaking van hun traditionele onderhandelingsstructuren. Zij zouden echter worden aangemoedigd om gebruik te maken van de door het optreden van Gemeenschap met betrekking tot de kwestie eigendom en zeggenschap gecreëerde gelegenheid door met hun handelspartners op die grondslag ook kwesties van bilaterale aard te bespreken. Zo zouden alle aspecten van de luchtvaartrelatie tussen het betrokken derde land en de Gemeenschap en haar lidstaten als één geheel worden bezien.

    45. Volgens de Commissie kunnen de resultaten van de onderhandelingen diverse vormen aannemen. De eenvoudigste oplossing zou bestaan in een kortlopende op zichzelf staande overeenkomst waarbij de partijen een herziene definitie van de begunstigden afspreken die zou prevaleren op de desbetreffende clausules in de bestaande bilaterale overeenkomsten. Een dergelijke overeenkomst dient ook nieuwe bepalingen te bevatten inzake andere onder de communautaire bevoegdheid vallende aangelegenheden die door de Commissie zijn vermeld in haar vorige mededeling van 19 november 2002. Deze overeenkomst zou door de Gemeenschap moeten worden ondertekend en gesloten. De lidstaten zouden hun eigen overeenkomst met het betrokken land over tot de nationale bevoegdheid behorende zaken handhaven. Deze situatie zou blijven bestaan totdat een mandaat wordt verleend voor volledige onderhandelingen over een communautaire overeenkomst. Voor de meeste landen zal dit waarschijnlijk pas over enige tijd het geval zijn.

    Waarom een communautair optreden meer gewicht in de schaal legt dan een bilaterale aanpak

    46. Het risico dat geen overeenstemming wordt bereikt is bij elke onderhandeling aanwezig en hoewel veel landen open zullen staan voor verandering, is het denkbaar dat sommige de gevraagde aanpassingen moeilijk zullen kunnen accepteren. Wanneer door de Gemeenschap een positie wordt ingenomen, is de Commissie van oordeel dat dit risico veel kleiner is dan bij een unilateraal verzoek van een individuele lidstaat.

    47. Mocht deze situatie zich toch voordoen, dan zou de Commissie daarover bij de Raad verslag moeten uitbrengen en zouden alternatieve benaderingen worden overwogen. Het principe dat hierbij in het geding is is van groot belang en de Gemeenschap moet zich bij het nastreven van de door haar gewenste wijzigingen vastberaden opstellen. Mogelijke opties voor het boeken van vooruitgang zijn onder andere de goedkeuring van een mandaat voor onderhandelingen over een volledig nieuwe communautaire overeenkomst die in de plaats moet komen van de bestaande bilaterale overeenkomsten, alsook een in gezamenlijk overleg door alle lidstaten vastgestelde beperking van de luchtdiensten naar en van het betrokken land. Opzegging zou een ingrijpende maatregel zijn, maar deze mogelijkheid moet in reserve worden gehouden en kan niet worden uitgesloten.

    48. Gezien het belang voor veel landen van luchtverbindingen met Europa ligt het voor de hand dat bilaterale partners alles in het werk zullen stellen om te voorkomen dat onderhandelingen volledig vastlopen of op opzegging dreigen uit te lopen. De meeste bilaterale partners zullen niet geneigd zijn een volledige opheffing van de luchtverbindingen met Europa voor hun rekening te nemen. Er dient echter op te worden gewezen dat de Gemeenschap in die omstandigheden alleen vooruitgang kan boeken indien alle lidstaten dezelfde aanpak volgen. De goedkeuring van dit mandaat zal daarvoor borg staan.

    Eenvoudiger contacten met belanghebbenden

    49. Onderhandelingen over "communautaire clausules" zullen communautaire luchtvaartmaatschappijen in staat stellen hun internationale vluchten vanaf luchthavens in andere lidstaten uit te breiden en zullen tevens de weg vrijmaken voor verdergaande commerciële integratie tussen luchtvaartmaatschappijen in verschillende lidstaten. Zoals reeds vermeld in afdeling 1 hebben die maatschappijen er recht op om op gelijke voet te worden behandeld en moeten zij dus ook gelijke kansen krijgen om te worden betrokken bij en geïnformeerd over onderhandelingen. Een gezamenlijke communautaire aanpak van de kwestie eigendom en zeggenschap zal voor een uiterst transparante procedure zorgen en zal de deelname van de sector als geheel aan onderhandelingen zowel eenvoudiger als effectiever maken.

    Goedkeuring van het mandaat en implicaties daarvan

    50. De Commissie en de Raad zullen bij de besprekingen over het formele mandaat binnen de Raad nauwkeurige doelstellingen, prioriteiten voor de contacten met derde landen en werkmethodes voor de onderhandelingen moeten vaststellen. Parallel met deze mededeling wordt overeenkomstig artikel 300, lid 1, van het Verdrag een aanbeveling bij de Raad ingediend

    51. De goedkeuring van dit mandaat zou tot gevolg hebben dat van de Commissie en de lidstaten een belangrijke personeelsinzet en een grote politieke betrokkenheid wordt gevergd. Het is de bedoeling een hecht Europees team op te richten dat de komende jaren onder leiding van de Commissie nauw en intensief zou samenwerken. De Commissie zou een omvangrijk onderhandelingsprogramma moeten opstellen en uitvoeren voor de behandeling van deze kwestie met alle handelspartners van de Gemeenschap in deze sector. De Commissie is van mening dat deze aanpak de beste kansen biedt voor het bevorderen van de communautaire belangen.

    52. De Commissie onderkent dat zelfs wanneer alle politieke en technische middelen van de Commissie en de lidstaten worden ingeschakeld, het veel tijd zal vergen om deze taak tot een goed einde te brengen. In afwachting daarvan dienen de bestaande overeenkomsten van kracht te blijven, eventueel na aanpassing overeenkomstig de bij dit document gevoegde voorstellen.

    2.4. Uitwisseling van informatie en non-discriminatie

    53. Het derde onderdeel van het pakket, naast het aanknopen van onderhandelingen met de VS en van onderhandelingen over de erkenning van "communautaire luchtvaartmaatschappijen" en inzake onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallende aangelegenheden, is een bij deze mededeling gevoegde ontwerp-verordening. Dit ontwerp voorziet in een kader dat ervoor moet zorgen dat informatie over onderhandelingen en overeenkomsten op dit complexe gebied vrij beschikbaar is binnen de Gemeenschap, alsook in duidelijke regels voor de tenuitvoerlegging van overeenkomsten, teneinde communautaire luchtvaartmaatschappijen eerlijke en gelijke kansen te bieden.

    Overgang naar een op samenwerking gebaseerde aanpak

    54. Momenteel is het moeilijk een goed beeld te krijgen van de staat van de betrekkingen op luchtvaartgebied tussen de Gemeenschap en haar handelspartners overal ter wereld. Elke lidstaat heeft een eigen systeem van bilaterale overeenkomsten opgebouwd en voert traditioneel op geheel autonome wijze onderhandelingen met het oog op de ontwikkeling en het beheer van die overeenkomsten. Bovendien zijn bepaalde operationele aspecten van een groot aantal overeenkomsten geregeld in vertrouwelijke bijlagen waarvan de inhoud alleen aan de partijen en hun luchtvaartmaatschappijen bekend is.

    55. De arresten van het Hof brengen verandering in deze situatie.

    56. In de eerste plaats is er nu een duidelijke rol voor de Gemeenschap weggelegd wat de internationale betrekkingen inzake luchtvervoer betreft. Op een aantal gebieden is de bevoegdheid van de Gemeenschap erkend en ook op het punt van eigendom van en zeggenschap over luchtvaartmaatschappijen is het van wezenlijk belang dat de Gemeenschap haar bevoegdheid uitoefent. De lidstaten krijgen minder ruimte om internationale verplichtingen op dit gebied aan te gaan en de Commissie moet worden geïnformeerd over de activiteiten van de lidstaten. Deze informatie zal haar in staat stellen ontwikkelingen op voor de Gemeenschap van belang zijnde gebieden te volgen en haar wettelijke rol als hoedster van het Verdrag te vervullen.

    57. Een verdere consequentie van de arresten van het Hof van 5 november is dat de lidstaten, ook als zij doorgaan met het voeren van onderhandelingen over regelingen voor markttoegang, niet langer uitsluitend in het belang van de nationale luchtvaartmaatschappijen over luchtvervoersovereenkomsten praten. De belangen van nationale luchtvaartmaatschappijen zullen een belangrijke factor blijven voor de onderhandelaars, maar er moet nu van worden uitgegaan dat verkeersrechten worden bedongen namens communautaire luchtvaartmaatschappijen in meer algemene zin. Krachtens het Verdrag zijn alle communautaire luchtvaartmaatschappijen met een geldige exploitatievergunning en een vestiging in de betrokken lidstaat gerechtigd om hun activiteit zonder verdere beperkingen uit te oefenen. Het zal dan ook van belang zijn ervoor te zorgen dat informatie over aankomende onderhandelingen beschikbaar wordt gesteld zodat communautaire luchtvaartmaatschappijen eventueel kunnen melden dat zij belang hebben bij het resultaat daarvan en gelijke toegang krijgen tot het onderhandelingsproces.

    58. Om de positie van de Gemeenschap en haar lidstaten maximaal te versterken in de relaties met derde landen, zou het tenslotte wenselijk zijn dat informatie over lopende en toekomstige contacten met derde landen wordt uitgewisseld. Op die manier kunnen de Commissie en de lidstaten gemeenschappelijke problemen met specifieke handelspartners op het spoor gekomen en hun optreden zowel inhoudelijk als qua timing afstemmen, hetzij door een communautaire aanpak te ontwikkelen, hetzij eventueel door hun bilaterale onderhandelingen te coördineren overeenkomstig artikel 10 van het Verdrag.

    Regeling voor informatie-uitwisseling

    59. Daartoe, en ook om ervoor te zorgen dat aan artikel 10 van het Verdrag wordt voldaan, wordt aan deze mededeling een ontwerp-verordening van het Europees Parlement en de Raad gehecht die de lidstaten de verplichting oplegt de Commissie in kennis te stellen van alle voorgenomen onderhandelingen. De Commissie zal alle kennisgevingen bestuderen om na te gaan of de voorgestelde aanpak verenigbaar is met het Gemeenschapsrecht en of er geen kwesties van meer algemeen communautair belang in het geding zijn waarbij besprekingen met andere lidstaten of een nauwere coördinatie op communautair niveau nuttig zouden zijn.

    60. Het voorstel voorziet tevens in de verplichting voor de lidstaten de Commissie over het resultaat van de onderhandelingen in te lichten, zodat zij kan nagaan of dit resultaat in overeenstemming is met het Gemeenschapsrecht en er toezicht op kan houden dat de bepalingen van de desbetreffende overeenkomsten op niet-discriminerende wijze worden toegepast, met name wat verkeersrechten betreft.

    61. Het voorstel verplicht de lidstaten tenslotte alle communautaire luchtvaartmaatschappijen met een vestiging op hun grondgebied op niet-discriminerende wijze te informeren en te behandelen. Dit houdt onder andere in dat alle communautaire luchtvaartmaatschappijen voorafgaand aan de opening van onderhandelingen met derde landen moet worden verzocht zich in voorkomend geval als belanghebbende te melden, zodat bij de onderhandelingen met hun belangen rekening kan worden gehouden en zij bij voor hen relevante besprekingen aanwezig kunnen zijn.

    Garanties voor non-discriminatie

    62. Hoewel het vrij eenvoudig moet zijn luchtvaartmaatschappijen bij onderhandelingen over het luchtvervoer te betrekken, zou het bereiken van een niet-discriminerend resultaat en een niet-discriminerende verdeling van de bij de onderhandelingen bedongen verkeersrechten wel eens een van de moeilijkste aspecten kunnen zijn van de overgang van bilaterale overeenkomsten naar een communautair beleid ten aanzien van het internationale luchtvervoer.

    63. Tot dusver is bij de meeste overeenkomsten onderhandeld over het binnenhalen van verkeersrechten voor één nationale luchtvaartmaatschappij. Een aantal lidstaten telt een of twee kleinere internationaal opererende luchtvaartmaatschappijen, maar slechts weinig lidstaten hebben reeds te maken gehad met het probleem de door hen bedongen verkeersrechten te moeten verdelen over verschillende maatschappijen.

    64. Door de arresten van het Europees Hof van Justitie van 5 november 2002 wordt dit allemaal veranderd. Zoals reeds gezegd bevestigen deze arresten dat de lidstaten geen onderscheid mogen maken tussen luchtvaartmaatschappijen op basis van de nationaliteit van de eigenaar, mits die maatschappijen in enigerlei vorm op het grondgebied van de betrokken lidstaat gevestigd zijn. Dit is thans een wettelijke verplichting voor de lidstaten. De luchtvaartmaatschappijen hebben het recht lidstaten ter verantwoording te roepen wanneer zij van mening zijn dat hun uit het Verdrag voortvloeiende rechten zijn geschonden door de tekst van een bilaterale overeenkomst of door de wijze waarop die overeenkomst is toegepast.

    65. In het kader van het hierboven voorgestelde onderhandelingsmandaat zal de Gemeenschap bij toekomstige onderhandelingen met de Verenigde Staten en andere derde landen onvolkomenheden in de formulering van de bestaande bilaterale overeenkomsten moeten rechtzetten en communautaire luchtvaartmaatschappijen de behandeling moeten geven waarop zij recht hebben.

    Aanwijzing

    66. Bij alle onderhandelingen waarbij de Gemeenschap en haar lidstaten betrokken zijn dient het doel nu te zijn tot onbeperkte aanwijzing van meerdere luchtvaartmaatschappijen te komen. Aanwijzing van één enkele maatschappij is zonder meer onvoldoende voor een zinvolle toepassing van het Gemeenschapsrecht. Ook wanneer een overeenkomst rechten aan communautaire luchtvaartmaatschappijen verleent, maar tegelijkertijd de aanwijzing van slechts één communautaire luchtvaartmaatschappij toestaat op routes tussen een lidstaat en een derde land of tussen bepaalde steden op het grondgebied van beide partijen, worden daardoor de uit het Verdrag voortvloeiende rechten van communautaire luchtvaartmaatschappijen volledig uitgehold. Communautaire luchtvaartmaatschappijen worden zo daadwerkelijk beroofd van hun markttoegangsrechten.

    67. Wanneer derde landen proberen bestaande clausules inzake de aanwijzing van één enkele maatschappij te handhaven of nieuwe clausules van die strekking eisen, moeten de onderhandelaars van de lidstaten en de Gemeenschap dit dan ook weigeren en de zaak terugverwijzen naar de Commissie. De Commissie is van oordeel dat deze kwestie het beste kan worden geregeld als onderdeel van de gecoördineerde heronderhandeling door de Gemeenschap van de clausules inzake eigendom en zeggenschap.

    68. Stringente beperkingen op frequenties kunnen om vergelijkbare redenen eveneens problematisch zijn. Het is van belang ervoor te zorgen dat alle belanghebbende communautaire luchtvaartmaatschappijen voldoende aan bod komen. Het daarvoor vereiste aantal frequenties zal van land tot land variëren.

    Verdeling van beperkte rechten

    69. In de nabije toekomst zal waarschijnlijk een aanzienlijk aantal overeenkomsten blijven bestaan in het kader waarvan onvoldoende frequenties, capaciteit of aanwijzingsmogelijkheden beschikbaar kunnen worden gesteld om alle belanghebbende communautaire luchtvaartmaatschappijen tevreden te stellen. De lidstaten zullen bijgevolg procedures moeten vaststellen voor de niet-discriminerende verdeling van beperkte verkeersrechten of aanwijzingsmogelijkheden.

    70. Met het oog hierop worden in de bij deze mededeling gevoegde ontwerp-verordening de in dit verband op de lidstaten rustende verplichtingen verduidelijkt. Van de lidstaten wordt geëist dat zij een op niet-discriminerende basis werkend systeem ontwikkelen dat luchtvaartmaatschappijen informatie verschaft over de beschikbare verkeersrechten, oproepen doet uitgaan tot het indienen van blijken van belangstelling voor die rechten en zorgt voor een eerlijke en transparante afweging tussen de reacties op die oproepen.

    71. De Commissie onderkent dat het van belang is dat de lidstaten bij de beoordeling van aanvragen voor aanwijzingen en verkeersrechten de bevoegdheid hebben onrealistische aanvragen af te wijzen en na te gaan of de rechten optimaal zullen worden gebruikt. Daartoe moeten duidelijke criteria worden ontwikkeld voor de beoordelingsprocedure. Criteria die door de lidstaten kunnen worden toegepast omvatten:

    - Consumentenbelangen en voordelen voor het publiek;

    - De concurrentiesituatie op betrokken markten;

    - De door de aanvrager geboden garanties voor continuïteit van de dienstverlening;

    - De mate waarin de aanvrager aan veiligheidsvoorschriften kan voldoen

    - De noodzaak het Gemeenschapsrecht toe te passen.

    72. De ontwerp-verordening legt de lidstaten diverse verplichtingen op die ervoor moeten zorgen dat de geldende criteria op passende wijze aan de luchtvaartmaatschappijen worden medegedeeld en dat de op basis daarvan genomen besluiten openbaar worden gemaakt.

    73. Een reeks algemene principes en procedures voor de toewijzing van verkeersrechten is opgenomen in de bijlage bij dit document. Deze verschaffen een ijkpunt voor de tussentijdse periode tot de inwerkingtreding van de voorgestelde verordening en zullen van nut zijn bij de uitvoering van de verordening na de vaststelling daarvan.

    3. CONCLUSIE.

    74. De Commissie is van mening dat communautaire onderhandelingen met de VS te zamen met de hierboven uiteengezette maatregelen een stevig pakket vormen dat de Gemeenschap en haar lidstaten in staat zal stellen uitvoering te geven aan de arresten van het Hof van 5 november 2002 in de zogenoemde "open skies"-zaken.

    75. Als eerste stap is het essentieel de nodige maatregelen te treffen om onderhandelingen met de Verenigde Staten te openen.

    - De Commissie dringt er bij de Raad op aan te besluiten machtiging te verlenen voor het voeren van communautaire onderhandelingen over de totstandbrenging van een open luchtvaartruimte met de Verenigde Staten.

    76. Voorts is het in juridisch en economisch oogpunt van het grootste belang alle communautaire luchtvaartmaatschappijen de gelegenheid te bieden om binnen de bestaande bilaterale overeenkomsten te profiteren van markttoegangsrechten, door met derde landen afspraken te maken over de toewijzing van dergelijke rechten aan die maatschappijen. Op dit gebied zal echter niet snel vooruitgang kunnen worden geboekt tenzij wordt gekozen voor een dynamische communautaire aanpak onder leiding van de Commissie en met een duidelijk mandaat.

    - Daarom beveelt de Commissie de Raad aan om machtiging te geven voor communautaire onderhandelingen over de aanwijzing van communautaire luchtvaartmaatschappijen voor internationale routes naar en van derde landen en inzake onder de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap vallende aangelegenheden.

    77. Binnen de Gemeenschap is het van essentieel belang ervoor te zorgen dat communautaire luchtvaartmaatschappijen, de nationale overheden van de lidstaten en de instellingen van de Gemeenschap op passende wijze worden geïnformeerd over lopende en geplande onderhandelingen. Dit zal de Commissie en andere lidstaten in staat stellen na te gaan welke aangelegenheden van gemeenschappelijk belang zijn en waar nodig coördinatie voor te stellen. Voor luchtvaartmaatschappijen zal meer transparantie betekenen dat zij hun rechten krachtens het Verdrag, die momenteel hoofdzakelijk op papier bestaan, daadwerkelijk kunnen benutten.

    78. Ervan uitgaande dat niet onmiddellijk met alle bilaterale partners open luchtvervoersovereenkomsten zullen kunnen worden gesloten en dat verkeersrechten op routes tussen derde landen en lidstaten in een aantal gevallen waarschijnlijk beperkt zullen blijven, is het tenslotte van belang overeenstemming te bereiken over gemeenschappelijke principes voor de toewijzing van verkeersrechten die ervoor moeten zorgen dat alle belanghebbende communautaire luchtvaartmaatschappijen eerlijke en gelijke kansen krijgen om toegang tot de markt te verwerven.

    - Met deze doelstellingen voor ogen verzoekt de Commissie het Europees Parlement en de Raad dringend aandacht te besteden aan haar voorstel voor een verordening inzake onderhandelingen over en de tenuitvoerlegging van overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen.

    79. In afwachting dat bovenbedoelde onderhandelingen worden geopend en de voorgestelde verordening inzake procedures voor onderhandelingen over en de tenuitvoerlegging van overeenkomsten inzake luchtdiensten tussen lidstaten en derde landen in werking treedt, dient de rechtsonzekerheid te worden beperkt. De Commissie is van oordeel dat de lidstaten het risico van strijdigheid met hun uit het Verdrag voortvloeiende verplichtingen en met het Gemeenschapsrecht kunnen verminderen door een aantal basisprincipes aan te houden die vooruitlopen op de inwerkingtreding van de voorgestelde verordening:

    a) Krachtens artikel 10 van het Verdrag zijn de lidstaten verplicht de nakoming van de uit het Verdrag voortvloeiende verplichtingen te verzekeren en de vervulling van de taken van de Gemeenschap te vergemakkelijken, en moeten zij zich onthouden van alle maatregelen welke de verwezenlijking van de doelstellingen van het Verdrag in gevaar kunnen brengen. De lidstaten moeten bijgevolg hun relaties met derde landen dienovereenkomstig vormgeven.

    b) Het optreden van de lidstaten moet de initiatieven, de onderhandelingen, het beleid en de doelstellingen van de Gemeenschap ondersteunen.

    c) De lidstaten mogen geen onderhandelingen beginnen over aangelegenheden die tot de exclusieve bevoegdheid van de Gemeenschap behoren of onderwerp zijn van door de Gemeenschap in het kader van een specifiek mandaat gevoerde onderhandelingen.

    d) Wat bilaterale overeenkomsten betreft, moeten de lidstaten alle geplande internationale onderhandelingen alsook het resultaat van dergelijke onderhandelingen melden bij de Commissie, zodat deze de aanpak ten aanzien van derde landen kan bewaken en coördineren en er tevens voor kan zorgen dat het Gemeenschapsrecht in acht wordt genomen.

    e) In afwachting van de goedkeuring van bovenvermelde verordening die in specifieke communautaire regels ter zake voorziet moeten de lidstaten ernaar streven alle uit hun bilaterale overeenkomsten voortvloeiende verkeersrechten op een niet-discriminerende, transparante en goed getimede manier te verdelen onder communautaire luchtvaartmaatschappijen met een vestiging op hun grondgebied. Een lijst van principes en procedures is opgenomen in de bijlage bij dit document.

    f) Teneinde een praktische invulling te geven aan het in artikel 43 van het Verdrag vervatte recht van vestiging moeten de lidstaten gebruikmaken van de door hun bilaterale overeenkomsten geboden mogelijkheden om routes naar en van derde landen op een eerlijke basis en op voet van gelijkheid open te stellen voor alle communautaire luchtvaartmaatschappijen met een vestiging op hun grondgebied.

    - De Commissie verzoekt de lidstaten deze richtsnoeren op te volgen tot de desbetreffende mandaten zijn goedgekeurd en de voorgestelde verordening van kracht wordt, teneinde inbreuken op het Gemeenschapsrecht te voorkomen.

    BIJLAGE bij de Mededeling

    Principes en procedures voor de toewijzing van verkeersrechten onder communautaire luchtvaartmaatschappijen in het kader van een bilaterale overeenkomst tussen een lidstaat en een derde land

    Algemene principes:

    * Over verkeersrechten wordt onderhandeld namens de communautaire luchtvaartmaatschappijen in het algemeen en niet namens één enkele luchtvaartmaatschappij.

    * Alle communautaire luchtvaartmaatschappijen met een vestiging in de betrokken lidstaat hebben in gelijke mate het recht:

    - geïnformeerd te worden over de beschikbare verkeersrechten;

    - aanvragen te doen voor het gebruik van die verkeersrechten;

    - er aanspraak op te maken dat hun aanvraag naar behoren in overweging wordt genomen.

    Procedures:

    * Wanneer het aantal communautaire luchtvaartmaatschappijen dat een bepaalde route of reeks van routes kan exploiteren door een overeenkomst wordt beperkt of wanneer verkeersrechten qua frequentie, capaciteit, het recht tot overvliegen of in enig ander opzicht worden beperkt, stelt de betrokken lidstaat alle communautaire luchtvaartmaatschappijen met een vestiging op zijn grondgebied in kennis van de beschikbare verkeersrechten en doet hij een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling voor die rechten. Met name deelt hij het volgende mee:

    - het aantal luchtvaartmaatschappijen dat kan worden aangewezen en de beschikbare verkeersrechten;

    - de criteria aan de hand waarvan hij luchtvaartmaatschappijen zal aanwijzen en de verkeersrechten zal toewijzen;

    * De lidstaten zorgen ervoor dat deze informatie bijtijds wordt verspreid om luchtvaartmaatschappijen tenminste twee weken de tijd te geven om hun schriftelijke aanvragen voor te bereiden.

    * Wanneer de ontvangen aanvragen de beschikbare rechten niet te boven gaan, geeft de lidstaat alle communautaire luchtvaartmaatschappijen die een aanvraag hebben ingediend toestemming deze rechten te exploiteren.

    * Wanneer uit de schriftelijke aanvragen blijkt dat de beschikbare rechten niet toereikend zijn om deze te honoreren, belegt de lidstaat een publieke hoorzitting en nodigt hij alle luchtvaartmaatschappijen die een blijk van belangstelling hebben ingediend uit om hun aanvraag te onderbouwen.

    * De lidstaat motiveert zijn besluiten naar behoren aan de hand van de in de oproep tot het indienen van blijken van belangstelling vermelde criteria.

    * De lidstaat voorziet in een beroepsprocedure voor een rechtbank of een onafhankelijke arbiter overeenkomstig het nationale recht.

    * Na afronding van de procedure publiceert de lidstaat de ontvangen aanvragen en maakt hij openbaar welke luchtvaartmaatschappijen zijn aangewezen en in voorkomend geval hoe de capaciteit en frequenties onder die luchtvaartmaatschappijen zijn verdeeld.

    * De lidstaten streven ernaar standaardprocedures vast te stellen, met inbegrip van standaardtermijnen, -criteria en -beroepsprocedures, met dien verstande dat deze kunnen variëren naargelang van de aard van de overeenkomst en de betrokken routes.

    Top