This document is an excerpt from the EUR-Lex website
Document 52002PC0486
Proposal for a Council Decision setting up an Advisory Committee on Safety, Hygiene and Health Protection at Work
Voorstel voor een besluit van de Raad tot oprichting van een Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats
Voorstel voor een besluit van de Raad tot oprichting van een Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats
/* COM/2002/0486 def. */
Voorstel voor een besluit van de Raad tot oprichting van een Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats /* COM/2002/0486 def. */
Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot oprichting van een Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats (door de Commissie ingediend) TOELICHTING 1. ACHTERGROND BIJ EN DOELSTELLINGEN VAN HET VOORSTEL 1. De activiteiten van de Gemeenschap inzake gezondheid en veiligheid op het werk hebben als rechtsgrondslag artikel 137 van het Verdrag. Dit is momenteel een van de belangrijkste en meest ontwikkelde onderdelen van het sociaal beleid van de Unie. Verbetering van de veiligheid en gezondheid van de werknemers is immers altijd een van de aandachtspunten van het Gemeenschapsbeleid geweest, zulks vanaf 1952 in het kader van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal. Met het Verdrag van Rome werd deze aandacht uitgebreid tot alle bedrijfstakken. Vanaf het eind van de jaren 70 werd vanuit het groeiende bewustzijn van het belang van deze aangelegenheden een samenhangend wetgevingscorpus opgesteld, in 1989 bekroond met de goedkeuring door de Raad van de kaderrichtlijn 98/391/EEG [1]. [1] PB L 183 van 29.6.1989, blz. 1. Tussen 1978 en 2000 werden vier communautaire actieprogramma's inzake gezondheid en veiligheid op het werk opgesteld en uitgevoerd. Onlangs heeft de Commissie op basis van haar mededeling "Zich aanpassen aan de veranderingen in werk en samenleving: een nieuwe communautaire gezondheids- en veiligheidsstrategie 2002-2006" [2] een document opgesteld met richtsnoeren voor communautaire acties op dit gebied. [2] COM(2002) 118 def. van 11.3.2002. 2. Bij het opstellen van regelgeving en het ten uitvoer leggen van Gemeenschapsbeleid inzake de bescherming van de gezondheid en de veiligheid van werknemers wordt de Commissie bijgestaan door vier comités : - het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats (RCVHG), opgericht bij Besluit 74/325/EEG van de Raad van 27 juni 1974 [3], [3] PB L 185 van 9.7.1974, blz. 15. - het Permanent Orgaan voor de veiligheid en de gezondheidsvoorwaarden in de steenkolenmijnen en andere winningsindustrieën (PO), opgericht bij de besluiten van de 36e en 42e zitting van de Raad van 6 september 1956 en van 9 en 10 mei 1957, bedoeld in het Besluit van de Raad van 9 juli 1957 [4]; bij Besluit 74/326/EEG van de Raad van 27 juni 1974 [5] is de bevoegdheid van het PO uitgebreid tot alle winningsindustrieën, [4] PB 57 van 31.8.1957, blz. 487. [5] PB L 185 van 9.7.1974, blz. 18. - het Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie (CHFA), opgericht bij Besluit 95/319/EG van de Commissie van 12 juli 1995 [6] en [6] PB L 188 van 9.8.1995, blz. 11. - het Wetenschappelijk comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia (SCOEL), opgericht bij Besluit 95/320/EG van de Commissie van 12 juli 1995 [7]. [7] PB L 188 van 9.8.1995, blz. 14. 3. In haar mededeling inzake een actieprogramma van de Gemeenschap op het gebied van veiligheid, hygiëne en gezondheidsbescherming op het werk (1996-2000) [8] heeft de Commissie gewezen op de noodzaak de werking van beide bij een besluit van de Raad opgerichte comités, te weten het RCVGH en het PO, te rationaliseren door deze comités samen te voegen, het aantal leden te verminderen en een gemeenschappelijk secretariaat op te richten. [8] COM(95) 282 def. van 12.7.1995, blz. 18. Met de toetreding van nieuwe lidstaten in het kader van de uitbreiding zal het aantal leden naar verwachting aanzienlijk stijgen, hetgeen een efficiënte werking kan bemoeilijken. In haar mededeling over een nieuwe communautaire gezondheids- en veiligheidsstrategie 2002-2006 constateert de Commissie overigens dat "een doeltreffende tenuitvoerlegging van het Gemeenschapsrecht berust op een nauwe samenwerking tussen de Commissie en de bevoegde instanties in de lidstaten" en dat deze "samenwerking zou verbeterd en vereenvoudigd worden als de twee raadgevende comités (...) zouden opgaan in één Raadgevend Comité voor de veiligheid, hygiëne en gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats" [9]. [9] COM(2002) 118 def., punt 3.3.1.4. De grote veranderingen die de afgelopen jaren in de arbeidswereld en de Europese eenmaking hebben plaatsgevonden, met name door de opname van een sociaal protocol in het Verdrag van Amsterdam en de nieuwe vooruitzichten als gevolg van het uitbreidingsproces nopen tot een kritisch en constructief onderzoek van de ervaringen met overleg en overlegorganen in het kader van de Europese Unie. Onderhavig voorstel voor een besluit van de Raad kadert in deze overwegingen. Het is uitvoerig besproken met de sociale partners en de regeringsvertegenwoordigers in het Raadgevend Comité, dat er een advies over heeft uitgebracht. Met de oprichting van een Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats en de intrekking van de besluiten die het oude Raadgevend Comité en het Permanent Orgaan hebben opgericht, beoogt het voorstel een ruimer kader te scheppen waarin de taken van beide bestaande comités worden overgenomen en hun werking wordt gerationaliseerd. 2. INHOUD EN RECHTVAARDIGING VAN DE VOORGESTELDE MAATREGELEN 2.1. Rechtsgrondslag van het voorstel De rechtsgrondslag van onderhavig voorstel is artikel 202, tweede streepje, van het Verdrag, krachtens hetwelk de Raad beslissingsbevoegdheid heeft. 2.2. Juridische vorm van het besluit Voor veiligheid en gezondheid op het werk is een tripartiet overlegorgaan op EU-niveau noodzakelijk om in alle openheid een discussie te voeren waarbij alle belanghebbenden de kans krijgen om de krachtlijnen van het Gemeenschapsbeleid op dit gebied mee vorm te geven. Een dergelijk orgaan moet technische en beleidsdeskundigheid kunnen bieden voor zowel specifieke initiatieven op communautair niveau als voor de evaluatie van de uitwerking en doeltreffendheid van toepassing van deze initiatieven in de lidstaten. In dit verband moet de juridische vorm van de akte tot oprichting van een Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats ook een besluit van de Raad zijn als teken van continuïteit, vereenvoudiging en doorzichtigheid. De vorm van een besluit van de Raad wijst daarbij op de continuïteit van het overleg in een kader teken van continuïteit van het overleg in een kader - dat van het tripartiet overleg - dat zowel in het huidige Raadgevend Comité als in het Permanent Orgaan zijn nut afdoende bewezen heeft. 2.3. Werkingssfeer Dit voorstel is van toepassing (artikel 2, lid 1, tweede alinea) op alle particuliere en overheidssectoren. Het nieuwe comité neemt de taken op zich van het huidige Permanent Orgaan inzake veiligheid en gezondheid voor alle winningsindustrieën en breidt zijn bevoegdheden uit tot de bescherming van de werknemers tegen de risico's van blootstelling aan ioniserende straling, zoals in het kader van het Euratom-verdrag is geregeld. De geplande benadering gaat uit van de "generalistische" en "horizontale" aanpak van het Raadgevend Comité, die zijn nut bewezen heeft. Zij bevestigt het concept van een enkel raadgevend orgaan voor alle aangelegenheden waarmee de Commissie op het gebied van de veiligheid en gezondheid op het werk te maken heeft. Teneinde de deskundigheid en ervaring van het Permanent Orgaan op het specifieke gebied van de winningsindustrieën te handhaven voorziet dit voorstel overigens met name voor dit gebied in de oprichting van permanente sectoriële werkgroepen (considerans 9 en artikel 6, lid 4, tweede alinea). De Commissie is van mening dat de met de sociale dialoog in de sector mijnbouw en winningsindustrieën samenhangende aspecten niet mogen worden onderschat. Tegelijk met dit voorstel wil de Commissie de hulpmiddelen van de sectorale sociale dialoog op dit gebied versterken. 2.4. Bevoegdheden van het nieuwe comité Artikel 2, lid 1, eerste alinea, breidt de bevoegdheid van het nieuwe comité uit tot de evaluatie van alle initiatieven die verband houden met aspecten van veiligheid, hygiëne en gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats. Dit beantwoordt aan de herhaaldelijk door de Commissie gestelde eis om veiligheid en gezondheid beter in alle communautaire beleidslijnen te integreren aangezien het opstellen en uitvoeren van dit beleid gevolgen heeft voor belangrijke aspecten van de veiligheid van de werknemers. Met name artikel 2, lid 2, onder f), draagt het nieuwe comité op een advies te geven over alle communautaire ontwerp-initiatieven die een uitwerking hebben op de veiligheid en gezondheid op het werk. 2.5. Banden met andere comités en met het Agentschap van Bilbao Rationalisering van de overlegprocedures binnen de bestaande comités en functionele integratie van uiteenlopende organen die het Gemeenschapsbeleid inzake veiligheid en gezondheid op het werk mee helpen vaststellen en uitvoeren zijn prioriteiten die aan de basis van dit voorstel liggen. In dit verband geeft artikel 2, lid 3, de nu reeds informeel bestaande samenwerking tussen het Raadgevend Comité en de twee technische comités CHFA en SCOEL een formele grondslag. Het mechanisme voor deze versterkte samenwerking zal worden vastgesteld in het kader van het reglement van orde van het nieuwe comité dat op advies van de Commissie wordt aangenomen (artikel 8). Wat de betrekkingen tussen het nieuwe comité en het Europees Agentschap voor de veiligheid en gezondheid op het werk betreft, formaliseert artikel 2, lid 2, onder g), de taken die het huidige Raadgevend Comité reeds vervult, namelijk een advies geven over de werkprogramma's van het Agentschap. Artikel 2, lid 2, onder e), verduidelijkt overigens de rol van het nieuwe comité ter verspreiding van informatie als aanvulling op de vergelijkbare taken van het Agentschap. 2.6. Samenstelling van het comité Krachtens de besluiten tot oprichting [10] tellen de twee huidige comités respectievelijk 90 (RCVG) en 60 (PO) leden. Zonder wijzigingen zal de omvang van deze comités bij de uitbreiding evenredig stijgen met het aantal nieuwe lidstaten, waardoor al te grote structuren zouden ontstaan die het gevaar lopen niet meer doeltreffend te werken. [10] Met name artikel 4, lid 1, van Besluit 74/325/EEG en artikel 3, eerste alinea, van het reglement van orde van het PO dat als bijlage bij het Besluit van de Raad van 9 juli 1957 is gevoegd. De samenstelling van het nieuwe comité dat uit de fusie van de beide voorgaande comités ontstaat, moet dus worden gewijzigd om de soepelheid te garanderen die nodig is voor een goede werking van het overlegorgaan. Derhalve wijzigt artikel 3, lid 1, van dit voorstel de samenstelling van het comité ten opzichte van Besluit 74/325/EEG door per belangengroep en per lidstaat slechts één in de plaats van de huidige twee vertegenwoordigers toe te staan. 2.7. Structuur en werking van het comité De werking van het Raadgevend Comité is slechts in twee juridisch dwingende teksten geregeld: Besluit 74/325/EEG van 27 juni 1974 en het reglement van orde, dat op 30 april 1976 door de Raad is goedgekeurd [11]. [11] Doc. Lux/V/1900/76. De teksten die het comité later zelf heeft opgesteld (met name het advies van 3 maart 1981 over de werkmethoden van het Raadgevend Comité en het ontwerp voor een wijziging van zijn reglement van orde van 23 april 1997) zijn juridisch niet bindend, zodat elke wijziging van en/of toevoeging aan bovengenoemde teksten niet afdwingbaar is indien deze ingaat tegen bepalingen van Besluit 74/325/EEG en van het reglement van orde. Zo bepalen zowel Besluit 74/325/EG als het door de Raad op 30 april 1976 goedgekeurde reglement van orde dat alleen het comité werkgroepen kan oprichten (art. 6, lid 4, van Besluit 74/325/EG respectievelijk art. 14 van het reglement van orde). In de huidige praktijk blijkt echter dat de werking van het Raadgevend Comité gebaseerd is op een operationele structuur samengesteld uit drie afzonderlijke belangengroepen waarin de vertegenwoordigers van de nationale overheden, de werknemers- en werkgeversorganisaties zich hebben georganiseerd, een aantal door het comité opgerichte werkgroepen voor specifieke technische aangelegenheden alsmede een groep "programmering" bestaande uit vijf vertegenwoordigers van elk van de belangengroepen, die de werkzaamheden van het comité coördineert. Onderhavig voorstel voor een besluit (artikel 5) beoogt in de eerste plaats de organisatie van het comité in belangengroepen (werknemers, werkgevers, nationale overheden), die zijn deugdelijkheid heeft bewezen, te formaliseren, te versterken en te valoriseren. Het voorziet tevens in de aanwijzing van een woordvoerder voor elke belangengroep (die zelf lid van het comité moet zijn) en van een coördinator, die hun groep vertegenwoordigen in het bureau dat wordt opgericht als permanente instantie ter coördinatie van de werkzaamheden van het comité. Daarnaast wordt het aantal leden van de werkgroepen vastgesteld op drie per belangengroep (in de plaats van de huidige 5) (art. 6, lid 4). Voorts wordt voorzien in de mogelijkheid om permanente sectoriële werkgroepen op te richten teneinde specifieke problemen van bepaalde sectoren te behandelen (artikel 6, lid 4, tweede alinea). 2.8. Besluitvormingsproces De in artikel 7 van Besluit 74/325/EEG vastgestelde stemprocedure, waarbij een absolute meerderheid van de leden vereist is, blijft gehandhaafd; daarnaast biedt artikel 7, lid 3, van het huidige voorstel het nieuwe comité de mogelijkheid om (later, in het kader van zijn reglement van orde) versnelde besluitvormingsprocedures in te stellen teneinde doeltreffender te kunnen werken en sneller te kunnen reageren op bepaalde verzoeken van de diensten van de Commissie. 2.9. Procedure voor benoeming van de leden en de duur van hun mandaat De huidige procedure voor benoeming van de leden van het RCVHG (artikel 4 van Besluit 74/325/EEG) en de duur van hun mandaat (artikel 5 van hetzelfde besluit) worden geschikt geacht en hoeven derhalve niet te worden gewijzigd. Artikel 3, lid 3, van het voorstel verwijst naar de genderdimensie: het benadrukt de noodzaak van een evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen gelet op hun aandeel in de werkgelegenheid en stelt tevens dat alle noodzakelijke vaardigheden voor de uitvoering van de diverse taken van het comité aanwezig moeten zijn. 2.10. Vergaderingen van het comité Gelet op de problemen met de deelneming van de Commissaris aan de vergaderingen van het oude Raadgevend Comité (art. 6, lid 1, van Besluit 74/325/EEG), vertrouwt art. 6, lid 1, van het voorstel het voorzitterschap van de vergaderingen van het comité toe aan de directeur-generaal van de Commissie die bevoegd is voor het sociaal beleid. Is de directeur-generaal belet, dan moet de Commissie ten minste door een directeur worden vertegenwoordigd, teneinde de vergaderingen van het comité een passend beleidsprofiel te verlenen. Indien dat nodig is voor het goede verloop van de werkzaamheden van het comité, kunnen de voorzitter en elk van de belangengroepen (naast eventuele coördinatoren die geen lid zijn van comité) maximaal twee deskundigen oproepen (art. 6, lid 3). In de huidige praktijk worden systematisch waarnemers (Agentschap van Bilbao, Stichting van Dublin, Permanent Orgaan, enz.) uitgenodigd om aan de plenaire vergaderingen van het RCVHG deel te nemen. Artikel 6, lid 6, van het voorstel formaliseert deze praktijk door een volledige lijst te geven van de waarnemers die aan de werkzaamheden van het nieuwe comité kunnen deelnemen. Voorstel voor een BESLUIT VAN DE RAAD tot oprichting van een Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats (Voor de EER relevante tekst) DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE, Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, inzonderheid op artikel 202, Gezien het voorstel van de Commissie, opgesteld na raadpleging van het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats, Overwegende hetgeen volgt: (1) Bescherming tegen arbeidsongevallen en beroepsziekten is, evenals arbeidshygiëne, een van de doelstellingen van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap. (2) De ingrijpende verandering van de productiemethoden in alle sectoren van de economie en de verbreiding van gevaarlijke technieken en stoffen hebben nieuwe problemen opgeworpen in verband met de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming van de werknemers op de arbeidsplaats. (3) Er moet een permanente instantie moet worden ingesteld die tot taak heeft de Commissie bij te staan bij de voorbereiding en de tenuitvoerlegging van de activiteiten op het gebied van de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats, alsook de samenwerking te bevorderen tussen de nationale overheidsinstanties en de werknemers- en werkgeversorganisaties. (4) Bij de besluiten van de Raad tijdens zijn 36e en 42e zitting van 6 september 1956 en van 9 en 10 mei 1957 is een Permanent Orgaan voor de veiligheid en de gezondheidsvoorwaarden in de steenkolenmijnen en andere winningsindustrieën opgericht; het mandaat van dit orgaan is vastgesteld in het Besluit van de Raad van 9 juli 1957 betreffende het mandaat en het reglement van orde van het Permanent Orgaan voor de veiligheid in de steenkolenmijnen [12], laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden; de bevoegdheid van het PO is uitgebreid bij Besluit 74/326/EEG van de Raad van 27 juni 1974 houdende uitbreiding van de bevoegdheden van het Permanent Orgaan voor de veiligheid en de gezondheidsvoorwaarden in de steenkolenmijnen tot alle winningsindustrieën [13]. [12] PB 57 van 31.8.1957, blz. 487. [13] PB L 185 van 9.7.1974, blz. 18. (5) Voorts is bij Besluit 74/325/EEG van de Raad van 27 juni 1974 betreffende de oprichting van een Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats [14], laatstelijk gewijzigd bij de Toetredingsakte van de Republiek Oostenrijk, de Republiek Finland en het Koninkrijk Zweden, tevens een soortgelijke permanent orgaan opgericht voor alle bedrijfstakken, met uitzondering van de winningsindustrieën en van de gezondheidsbescherming van de werknemers tegen de aan ioniserende straling verbonden gevaren. [14] PB L 185 van 9.7.1974, blz. 15. (6) De grote veranderingen die de afgelopen jaren in de arbeidswereld en de Europese eenmaking hebben plaatsgevonden, met name door de opname van een sociaal protocol in het Verdrag van Amsterdam en de nieuwe vooruitzichten als gevolg van het uitbreidingsproces, nopen tot een kritisch en constructief onderzoek van de ervaringen met overleg en overlegorganen in het kader van de Europese Unie. (7) In haar mededeling inzake een actieprogramma van de Gemeenschap op het gebied van veiligheid, hygiëne en gezondheidsbescherming op het werk (1996-2000) [15] heeft de Commissie nadruk gelegd op de noodzaak de werking van beide bij besluit van de Raad opgerichte comités, te weten het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats en het Permanent Orgaan voor de veiligheid en de gezondheidsvoorwaarden in de steenkolenmijnen en andere winningsindustrieën, te rationaliseren door deze comités samen te voegen, het aantal leden te verminderen en ze een gemeenschappelijk secretariaat te geven. [15] COM(95) 282 def. van 12.7.1995, blz. 18. (8) In haar mededeling "Zich aanpassen aan de veranderingen in werk en samenleving: over een nieuwe communautaire gezondheids- en veiligheidsstrategie 2002-2006" [16] constateert de Commissie overigens dat een doeltreffende tenuitvoerlegging van het Gemeenschapsrecht berust op een nauwe samenwerking tussen de Commissie en de bevoegde instanties in de lidstaten en dat deze samenwerking zou verbeterd en vereenvoudigd worden als de twee raadgevende comités zouden opgaan in één Raadgevend Comité voor de veiligheid, hygiëne en gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats. [16] COM(2002) 118 def. van 11.3.2002, punt 3.3.1.4. (9) Het is raadzaam de structuur van het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats te behouden en de wijzigingen aan te brengen die nodig zijn om de werking ervan te verbeteren. Voorts is het wenselijk de specifieke deskundigheid en ervaring die het Permanent Orgaan voor de veiligheid en de gezondheidsvoorwaarden in de steenkolenmijnen en andere winningsindustrieën heeft verworven te bewaren door binnen bovengenoemd Raadgevend Comité permanente sectoriële werkgroepen op te richten. (10) Het lijkt wenselijk deze hervorming in te voeren door middel van een nieuw besluit ter oprichting van een Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats als enig overlegorgaan en ter intrekking van Besluit 74/325/EEG. (11) Voorts dienen de besluiten van de Raad tijdens zijn 36e en 42e zitting van 6 september 1956 en van 9 en 10 mei 1957 tot oprichting van een Permanent Orgaan voor de veiligheid en de gezondheidsvoorwaarden in de steenkolenmijnen, het besluit van de Raad van 9 juli 1957 betreffende het mandaat en het reglement van orde van het Permanent Orgaan voor de veiligheid in de steenkolenmijnen alsmede Besluit 74/326/EEG te worden ingetrokken. BESLUIT: Artikel 1 Opgericht wordt een Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats, hierna "het comité" genoemd. Artikel 2 1. Het comité heeft tot taak de Commissie bij te staan bij de voorbereiding en de tenuitvoerlegging van alle initiatieven inzake veiligheid, hygiëne en gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats. Deze taak heeft betrekking op alle particuliere en overheidsbedrijven, inclusief de gezondheidsbescherming van de werknemers tegen de gevaren van ioniserende straling, waarvoor krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie specifieke voorschriften van toepassing zijn. 2. Het comité heeft met name tot taak: a) op basis van de gegevens die het ontvangt meningen en ervaringen uit te wisselen over bestaande of beoogde voorschriften; b) bij te dragen tot een gemeenschappelijke aanpak van de problemen inzake veiligheid, hygiëne en gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats, en de communautaire prioriteiten alsmede de maatregelen ter verwezenlijking daarvan te helpen vastleggen; c) de aandacht van de Commissie te vestigen op de gebieden waar het verwerven van nieuwe kennis en de tenuitvoerlegging van passende acties inzake opleiding en onderzoek noodzakelijk blijken; d) in het kader van de communautaire actieprogramma's: - criteria en doelstellingen vast te leggen voor de strijd tegen arbeidsongevallenrisico's en tegen de gevaren voor de gezondheid in de bedrijven; - methoden vast te leggen waarmee de bedrijven en hun personeel het beschermingsniveau kunnen evalueren en verbeteren; e) als aanvulling op het werk van het Europees Agentschap voor de veiligheid en gezondheid op het werk: de nationale overheidsinstanties en werknemers- en werkgeversorganisaties voor te lichten over de communautaire acties, teneinde hun onderlinge samenwerking te bevorderen en hun initiatieven te stimuleren met het oog op de uitwisseling van opgedane ervaringen en de opstelling van gedragscodes; f) advies uit te brengen over ontwerpen voor communautaire initiatieven die een uitwerking hebben op de veiligheid en gezondheid op het werk; g) advies uit te brengen over het jaarprogramma en het lopende vierjarenprogramma van het Europees Agentschap voor de veiligheid en gezondheid op het werk. 3. Bij de vervulling van zijn taken werkt het comité samen met de hoge functionarissen van de arbeidsinspectie en met het Wetenschappelijk comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia, zulks met name door het uitwisselen van informatie. Artikel 3 1. Het Comité bestaat uit drie gewone leden per lidstaat: een vertegenwoordiger van de nationale instanties, een vertegenwoordiger van de werknemersorganisaties en een vertegenwoordiger van de werkgeversorganisaties. 2. Voor elk van de gewone leden van het comité wordt een plaatsvervangend lid benoemd. Onverminderd het bepaalde in artikel 7, lid 3, woont een plaatsvervangend lid de vergaderingen van het comité alleen dan bij indien het gewone lid dat hij vervangt, verhinderd is. 3. De gewone leden en de plaatsvervangende leden van het comité worden benoemd door de Raad, die ernaar streeft om bij de benoeming van de vertegenwoordigers van de werknemers- en werkgeversorganisaties een billijke vertegenwoordiging van de verschillende economische sectoren in het comité tot stand te brengen alsmede een evenwichtige vertegenwoordiging van vrouwen en mannen gelet op hun aandeel in de werkgelegenheid in de betrokken sectoren. De Raad zorgt er tevens voor dat alle noodzakelijke vaardigheden voor de uitvoering van de diverse taken aanwezig zijn. 4. De lijst van gewone leden en plaatsvervangende leden wordt door de Raad ter informatie in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen bekendgemaakt. Artikel 4 1. Het mandaat van de gewone leden en de plaatsvervangende leden duurt drie jaar. Dit mandaat kan worden hernieuwd. 2. Na afloop van hun mandaat blijven de gewone leden en de plaatsvervangende leden in functie, totdat voorzien is in hun vervanging of in de verlenging van hun mandaat. 3. Het mandaat eindigt voor het verstrijken van de periode van drie jaar indien een lid ontslag neemt of de betrokken lidstaat kennis geeft van de beëindiging van het mandaat van een lid. Het lid wordt voor de verdere duur van het mandaat vervangen volgens de procedure van artikel 3. Artikel 5 1. Het comité omvat drie belangengroepen, bestaande uit vertegenwoordigers van respectievelijk de nationale instanties, de werknemers- en de werkgeversorganisaties. 2. Elke belangengroep kiest onder zijn leden een woordvoerder. 3. Elke belangengroep wijst een coördinator aan die deelneemt aan de vergaderingen van het comité, van het bureau en van de belangengroep. 4. Om de werkzaamheden van het comité te organiseren wordt een bureau opgericht met twee vertegenwoordigers van de diensten van de Commissie en met voor elke belangengroep de woordvoerder en de coördinator. Artikel 6 1. Het Comité wordt voorgezeten door de voor sociaal beleid bevoegde directeur-generaal van de Commissie of, indien deze verhinderd is, bij wijze van uitzondering door een door hem aan te wijzen directeur van zijn directoraat-generaal. De voorzitter neemt niet aan de stemmingen deel. 2. Het Comité komt op uitnodiging van zijn voorzitter bijeen, hetzij op diens initiatief of op verzoek van ten minste een derde van zijn leden. 3. De voorzitter mag op eigen initiatief maximaal twee deskundigen uitnodigen om aan de vergaderingen van het comité deel te nemen. Elke belangengroep in het comité mag zich door maximaal twee deskundigen doen vergezellen, mits hij de voorzitter minstens drie dagen voor de vergadering van het comité hiervan in kennis stelt. 4. Het Comité kan werkgroepen oprichten, voorgezeten door een lid van het comité. Elke werkgroep bestaat uit drie deskundigen per belangengroep. Teneinde de vraagstukken van een bepaalde sector regelmatig te kunnen behandelen, kunnen deze groepen van permanente aard zijn. De voorzitters van deze groepen leggen de resultaten van hun werkzaamheden voor in de vorm van verslagen op een vergadering van het comité. 5. De vertegenwoordigers van de betrokken diensten van de Commissie nemen deel aan de vergaderingen van het comité en van de werkgroepen. De diensten van de Commissie verzorgen het secretariaat van het Comité en van de werkgroepen. 6. De volgende waarnemers kunnen aan de vergaderingen van het comité deelnemen: - de directeur van het Europees Agentschap voor de veiligheid en de gezondheid op het werk, - de directeur van de Europese Stichting tot verbetering van de levens- en arbeidsomstandigheden, - een vertegenwoordiger per belangengroep van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte. Op grond van een met redenen omkleed advies van het bureau kan de voorzitter andere waarnemers toestaan om aan een of meerdere vergaderingen van het comité deel te nemen. Artikel 7 1. Uitspraken van het comité zijn slechts geldig wanneer twee derde van het aantal leden aanwezig is. Alleen de leden zijn stemgerechtigd. 2. De adviezen van het Comité worden met redenen omkleed. Zij worden vastgesteld bij absolute meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen; zij gaan vergezeld van een nota waarin de mening van de minderheid is uiteengezet, wanneer deze daarom verzoekt. 3. Het comité stelt procedures voor snelle besluitvorming vast; hierop zijn de voorwaarden van de leden 1 en 2 mutatis mutandis van toepassing. Artikel 8 Het comité stelt, op advies van de Commissie, haar reglement van orde op met praktische regelingen voor zijn werking, met name voor versnelde besluitvormingsprocedures en mechanismen voor versterkte samenwerking met het Comité van hoge functionarissen van de arbeidsinspectie en het Wetenschappelijk Comité inzake grenswaarden voor beroepsmatige blootstelling aan chemische agentia. Het reglement van orde wordt ter informatie aan het Europees Parlement en aan de Raad toegestuurd. Artikel 9 Onverminderd artikel 287 van het Verdrag zijn de leden van het comité verplicht de gegevens waarvan zij via de werkzaamheden van het comité of van de werkgroepen kennis hebben gekregen, niet te verbreiden indien de Commissie hun mededeelt dat het gevraagde advies of de gestelde vraag betrekking heeft op een vertrouwelijk onderwerp. In dit geval wonen uitsluitend de leden van het comité en de vertegenwoordigers van de diensten van de Commissie de vergaderingen bij. Artikel 10 De besluiten van de Raad tot oprichting van een Permanent Orgaan voor de veiligheid en de gezondheidsvoorwaarden in de steenkolenmijnen, genomen tijdens zijn 36e en 42e zitting van 6 september 1956 en van 9 en 10 mei 1957, het besluit van de Raad van 9 juli 1957 betreffende het mandaat en het reglement van orde van het Permanent Orgaan voor de veiligheid in de steenkolenmijnen alsmede de besluiten 74/325/EEG en 74/326/EEG worden ingetrokken. Artikel 11 Dit besluit treedt in werking op 1 juli 2003. Gedaan te Brussel, [...] Voor de Raad De voorzitter FINANCIEEL MEMORANDUM 1. Benaming van de maatregel Oprichting van een Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats 2. Begrotingslijnen A-2531 Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats A-2530 Permanent Orgaan voor de veiligheid en de gezondheidsvoorwaarden in de steenkolenmijnen en andere winningsindustrieën 3. Rechtsgrond Artikel 202 van het EG-Verdrag. Besluit van de Raad verwacht voor 2003. 4. Omschrijving van de maatregel 4.1 Algemene doelstelling De Commissie heeft herhaaldelijk gewezen op de noodzaak de werking van de twee raadgevende organen inzake gezondheid en veiligheid op het werk, te weten het Raadgevend Comité voor de veiligheid, de hygiëne en de gezondheidsbescherming op de arbeidsplaats en het Permanent Orgaan voor de veiligheid en de gezondheidsvoorwaarden in de steenkolenmijnen en andere winningsindustrieën, te rationaliseren door deze comités samen te voegen, het aantal leden te verminderen en ze een gemeenschappelijk secretariaat te geven. In aansluiting hierop beoogt onderhavig voorstel één enkel raadgevend orgaan in te stellen dat de taken van de twee bestaande comités overneemt en alle aangelegenheden behandelt waarvoor de Commissie eventueel maatregelen neemt op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk. 4.2 Periode en wijze van verlenging Onbepaald 5. Indeling van de uitgaven/ontvangsten 5.1 Verplichte/niet-verplichte uitgave Niet-verplichte uitgave 5.2 Gesplitste/niet-gesplitste kredieten Niet-gesplitste kredieten 5.3 Aard van de ontvangsten Aard van de ontvangsten: geen 6. Aard van de uitgaven/ontvangsten 100% voor het nodige personeel en de kosten van vergaderingen en seminars 7. Financiële gevolgen Geen gevolgen voor de huishoudelijke uitgaven; voor de administratieve uitgaven zie 10. 8. Fraudebestrijdingsmaatregelen De uitgaven worden gedaan overeenkomstig de normale administratieve regels voor betaling van de kosten van deskundigen die uitgenodigd worden om aan vergaderingen deel te nemen. 9. Gegevens van de kosten-effectiviteitsanalyse 9.1 Specifieke en kwantificeerbare doelstellingen, doelgroep Oprichting van één enkel raadgevend comité op het gebied van veiligheid en gezondheid op het werk dat de taken van de twee bestaande comités overneemt in een ruimer kader. De vermindering van het totale aantal leden en de samenvoeging van de taken in één enkel orgaan beogen een beter gebruik van de beschikbare middelen. 9.2 Motivering van de maatregel De grote veranderingen die de afgelopen jaren in de arbeidswereld hebben plaatsgevonden en de nieuwe vooruitzichten als gevolg van het uitbreidingsproces nopen tot een kritisch en constructief onderzoek van de ervaringen met overleg en overlegorganen in het kader van de Europese Unie. Voor veiligheid en gezondheid op het werk is een tripartiet overlegorgaan op EU-niveau noodzakelijk om in alle openheid een discussie te voeren waarbij alle belanghebbenden de kans krijgen om de krachtlijnen van het Gemeenschapsbeleid op dit gebied mee vorm te geven. Voorts zal, zelfs als alle andere omstandigheden ongewijzigd blijven, met de toetreding van nieuwe lidstaten in het kader van de uitbreiding het aantal leden naar verwachting aanzienlijk stijgen, hetgeen tot al te grote structuren zou leiden en een efficiënte werking kan bemoeilijken. 9.3 Follow-up en evaluatie van de maatregel Het comité is belast met de opstelling van adviezen voor de Commissie. 9.4 Samenhang met de financiële programmering De geplande maatregelen maken deel uit van de financiële programmering van DG EMPL. 10. Huishoudelijke uitgaven (afdeling iii, deel a, van de algemene begroting) 10.1 Gevolgen voor het personeelsbestand >RUIMTE VOOR DE TABEL> De twee bestaande comités beschikken momenteel elk over het totale aantal personeelsleden dat hierboven is aangegeven. 10.2 Stijging van de overige huishoudelijke uitgaven als gevolg van de maatregel De twee bestaande comités werken momenteel op basis van twee begrotingslijnen: A-2531 (Raadgevend Comité) en A-2530 (Permanent Orgaan) met een krediet van in totaal EUR 785 000 (EUR 385 000 voor begrotingslijn A-2531 en EUR 400 000 voor A-2530). Met de oprichting van één enkel comité dat de taken van beide comités op zich neemt, verschuift de financiering naar één enkele begrotingslijn (A-2531) en dalen de werkingskosten aanzienlijk. Het comité zal naar schatting jaarlijks 3 plenaire vergaderingen organiseren (telkens voorafgegaan door een vergadering van de drie belangengroepen de dag tevoren), 3 vergaderingen van de belangengroepen, 6 vergaderingen van het bureau dat belast is met de coördinatie van de werkzaamheden van het comité, gemiddeld 36 vergaderingen van de 18 geplande werkgroepen, voor een totaalbedrag van EUR 608 850 per jaar uit hoofde van de begrotingslijn A-2531. EUR >RUIMTE VOOR DE TABEL> Alle uitgaven uit hoofde van Titel A2 worden betaald uit het krediet dat elk jaar voor huishoudelijke uitgaven wordt toegekend.