Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 52000AE1405

    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een communautair meerjarenprogramma ter stimulering van de ontwikkeling en het gebruik van Europese digitale inhoud op de mondiale netten en ter bevordering van de taaldiversiteit in de informatiemaatschappij"

    PB C 116 van 20.4.2001, p. 30–36 (ES, DA, DE, EL, EN, FR, IT, NL, PT, FI, SV)

    52000AE1405

    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een communautair meerjarenprogramma ter stimulering van de ontwikkeling en het gebruik van Europese digitale inhoud op de mondiale netten en ter bevordering van de taaldiversiteit in de informatiemaatschappij"

    Publicatieblad Nr. C 116 van 20/04/2001 blz. 0030 - 0036


    BIJLAGE

    bij het advies van het Economisch en Sociaal Comité

    Jaarlijkse verkoop van SCCP voor de verschillende toepassingen in de EU (in ton)

    >RUIMTE VOOR DE TABEL>

    Advies van het Economisch en Sociaal Comité over het "Voorstel voor een beschikking van de Raad tot vaststelling van een communautair meerjarenprogramma ter stimulering van de ontwikkeling en het gebruik van Europese digitale inhoud op de mondiale netten en ter bevordering van de taaldiversiteit in de informatiemaatschappij"

    (2001/C 116/06)

    Op 7 september 2000 heeft de Raad besloten het Economisch en Sociaal Comité conform art. 262 van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap te raadplegen over het voornoemde voorstel.

    De afdeling "Vervoer, energie, infrastructuur, informatiemaatschappij", die was belast met de voorbereidende werkzaamheden, heeft haar advies op 9 november 2000 goedgekeurd; rapporteur was de heer Morgan.

    Tijdens zijn 377e zitting van 29 en 30 november 2000 (vergadering van 29 november 2000) heeft het Economisch en Sociaal Comité het volgende advies uitgebracht, dat met 100 stemmen vóór, bij 2 onthoudingen is goedgekeurd:

    1. Inleiding

    1.1. Het ESC is ingenomen met het voorstel van de Commissie tot vaststelling van een communautair meerjarenprogramma ter stimulering van de ontwikkeling en het gebruik van Europese digitale inhoud op de mondiale netten en ter bevordering van de taaldiversiteit in de informatiemaatschappij.

    1.2. Het programma is een onderdeel van het actieplan eEuropa 2002 "Een informatiemaatschappij voor iedereen". Tijdens de Raad van Lissabon werd het startschot gegeven voor dit initiatief, waarover het ESC momenteel een afzonderlijk advies opstelt(1). Het initiatief heeft drie prioritaire doelstellingen:

    a) een goedkoper, sneller, veiliger internet;

    b) investeren in mensen en vaardigheden;

    c) het gebruik van internet bevorderen.

    Deze laatste prioriteit bestaat uit de volgende onderdelen:

    - online-overheid: elektronische toegang tot openbare diensten;

    - Europese digitale inhoud op mondiale netten.

    Dit advies gaat dus over twee van de actieprogramma's van het eEuropa-initiatief. Volgens het ESC zijn deze programma's echter ook afzonderlijk beschouwd uiterst belangrijk.

    1.3. Het programma heeft de volgende doelstellingen:

    a) het scheppen van gunstige voorwaarden voor het in de handel brengen, het distribueren en het gebruik van Europese digitale inhoud op de mondiale netten om zo de economische activiteit te stimuleren en de werkgelegenheidsvooruitzichten te verbeteren;

    b) het gebruik van het inhoudpotentieel van Europa - met name overheidsinformatie - stimuleren;

    c) het bevorderen van meertalige digitale inhoud op de mondiale netten en het vergroten van de exportmogelijkheden van Europese inhoudbedrijven (vooral kleine en middelgrote bedrijven) door de inhoud op een taalgebied toe te snijden.

    d) het bijdragen aan de professionele, sociale en culturele ontwikkeling van de burgers van de EU en het vergemakkelijken van de economische en sociale integratie van de burgers in de kandidaat-lidstaten in de informatiemaatschappij.

    1.4. Het programma loopt van 2001 tot en met 2005 en er is in totaal 150 miljoen euro mee gemoeid. Voor 15 landen en met een looptijd van vijf jaar betekent dat twee miljoen euro per jaar, dus gemiddeld één miljoen euro per jaar voor elk van de twee belangrijkste onderdelen.

    1.5. Gezien het budget en het grotere eEuropa-programma zouden de in par. 1.3 uiteengezette strategische doelstellingen wel eens te ambitieus kunnen zijn. Niettemin zal het programma volgens het ESC een belangrijke bijdrage leveren aan het ruimere eEuropa-initiatief. Het verzoekt de Raad dan ook om ervoor te zorgen dat de benodigde middelen beschikbaar komen.

    2. Synopsis van het programma - belangrijkste actielijnen

    2.1. De middelen worden over de drie hoofdprogramma's verdeeld. Aan elk programma wordt een aantal doelstellingen gekoppeld.

    2.2. Het stimuleren van de exploitatie van overheidsinformatie - 75 miljoen euro

    2.2.1. In de reacties op het Groenboek over overheidsinformatie werd benadrukt hoe belangrijk experimenten met publiek-private samenwerking zijn. Zulke experimenten zullen dan ook de nodige stimulansen krijgen; overheden en particuliere partijen worden bij elkaar gebracht om gezamenlijk overheidsinformatie met een Europees belang en bereik te exploiteren. Daarnaast zal het opzetten van Europese gegevensverzamelingen worden gestimuleerd. Belangstelling en inzet van de partijen uit de particuliere sector zullen beslissend zijn voor het selecteren van het type gegevens en de gebieden die aan bod moeten komen.

    2.2.2. De doelstellingen die in het werkprogramma worden bepaald kunnen betrekking hebben op:

    - het aantal en de kwaliteit van de beschikbaar komende producten en diensten die gebaseerd zijn op overheidsinformatie;

    - de economische activiteit en het aantal banen die de nieuwe producten en diensten die gebaseerd zijn op overheidsinformatie met zich meebrengen;

    - de kwaliteit en kwantiteit van de banden die tot stand worden gebracht tussen overheidsorganisaties en particuliere inhoudbedrijven;

    - verbetering van transnationale samenwerking op het gebied van overheidsinformatie (invoering van beste praktijken overal in Europa);

    - verbetering van de toegang tot overheidsinformatie voor burgers in heel Europa;

    - verbetering van de infrastructuur voor overheidsinformatie in de kandidaat-lidstaten.

    2.3. Het bevorderen van aanpassing voor een taal- en cultuurgebied - 60 miljoen euro

    2.3.1. Het ondersteunen van aanpassing voor een taalgebied van digitale producten en diensten zal bijdragen tot het exportpotentieel van Europese inhoudbedrijven. Tegelijk vergemakkelijkt het de deelname van alle Europese burgers aan de informatiemaatschappij. Adequate ondersteuning voor meertalige en cultuuroverschrijdende informatietoegang en -uitwisseling is een essentiële factor in de ontwikkeling van een Europese massamarkt voor informatieproducten en -diensten. Het programma zal acties ondersteunen die gericht zijn op het tot stand brengen van nauwere samenwerking tussen de Europese inhoud- en taalindustrieën en zo een einde maken aan de taalfragmentatie van de Europese markten en het mondiale concurrentievermogen van beide sectoren verbeteren. Speciale aandacht zal worden geschonken aan het MKB en startende bedrijven en aan kleinere EU-talen en de talen van potentiële nieuwe lidstaten.

    2.3.2. De in het werkprogramma bepaalde doelstellingen kunnen verband houden met:

    - succes en geëxpandeerde markten voor Europese inhoudbedrijven (en in het bijzonder KMO's) door aanpassing voor een taal- en cultuurgebied;

    - toename van inhoud in de talen van de verschillende lidstaten op de mondiale netwerken;

    - ontwikkeling van de taalinfrastructuur (bewustwording van taalindustrieën en digitale-inhoudindustrieën), en in het bijzonder de infrastructuur in verband met talen uit de kandidaat-lidstaten.

    - economische activiteit en aantal banen die worden gecreëerd door de activiteiten inzake aanpassing voor een taalgebied.

    2.4. Het ondersteunen van marktaanjagers - 10 miljoen euro

    2.4.1. Met de voorgestelde actie wordt een brug geslagen tussen bedrijven in de digitale-inhoudsector en potentiële investeerders. Verder is het de bedoeling om de nadruk te leggen op de effectiviteit en efficiency van de handel in multimediarechten en procedures voor rechtenvereffening.

    2.4.2. De gekwantificeerde doelstellingen kunnen betrekking hebben op:

    - het aantal startende en snelgroeiende inhoudbedrijven die geholpen worden in hun contacten met verstrekkers van risicokapitaal

    - het aantal en de kwaliteit van de banden die tot stand worden gebracht tussen de financiële instellingen en de inhoudbedrijven

    - de economische activiteit en het aantal nieuwe banen die worden gecreëerd via deze banden

    - de bijdrage van de proefprojecten op het gebied van vereffening van multimediarechten aan de ontwikkeling van een Europees vereffeningssysteem voor multimediarechten. De economische activiteit en het aantal banen die daarmee samenhangen.

    2.4.3. De doelgroep bestaat voornamelijk uit aanbieders van inhoud en uitvoerders van taalgerelateerde activiteiten in de informatiewaardeketen. Binnen het programma gaat speciale aandacht uit naar kleine en middelgrote bedrijven en ondernemingen en instellingen in de kandidaat-lidstaten.

    3. Waar gaat het om?

    3.1. Volgens het ESC is taal- en culturele verscheidenheid een voordeel.

    3.2. Het programma is bedoeld om een bijdrage te leveren aan de totstandbrenging van een klimaat waarin initiatieven van bedrijven kunnen gedijen, zodat Europa commercieel zijn voordeel kan doen met zijn creativiteit, culturele verscheidenheid en technologische kracht. Het verband tussen dit programma en aanverwante EU-programma's wordt in de bijlage uiteengezet.

    3.3. Zoals de Commissie terecht aangeeft, wordt Europa in dit streven gedwarsboomd door Amerikaanse bedrijven, die wat digitale toepassingen betreft het voortouw hebben genomen. Bij verreweg het meeste internetverkeer zijn de Verenigde Staten betrokken, waar zich de overgrote meerderheid van alle websites bevindt. De meeste webpagina's zijn in het Engels en een groot aantal hiervan heeft een Amerikaanse host. Van de 100 meest bezochte sites websites bevinden zich 94 fysiek in de Verenigde Staten.

    3.4. Volgens de Commissie liggen er echter nog altijd kansen voor de Europese inhoudindustrie. Daarom duldt de uitvoering van dit programma volgens haar niet langer uitstel. Het ESC is het hiermee eens.

    4. Digitale inhoud

    4.1. De Commissie hanteert de volgende, duidelijk alomvattende definitie van de "inhoudindustrie":

    "De inhoudindustrie bestaat uit de ondernemingen die betrokken zijn bij het ontwerpen, ontwikkelen, verpakken en verspreiden van inhoud: gegevens, tekst, geluid, beelden of een multimediale combinatie daarvan, in analoge of digitale vorm op uiteenlopende media zoals papier, microfilm, magnetische of optische informatiedragers. De inhoudindustrie omvat gedrukte publicaties (kranten, boeken, tijdschriften, bedrijfspublicaties) en elektronische publicaties (online-gegevensbanken, audio- en videotextdiensten, fax- en cd-diensten, Digital Versatile Disc (DVD), Internet via het World Wide Web en edutainment) alsook de audiovisuele industrie (televisie, video, radio, audio en film)."

    4.2. Voor dit advies belicht het ESC een aantal van de vele categorieën van inhoud op internet:

    - diensten van providers (ISP) - hieronder vallen basisvoorzieningen als e-mail en geavanceerde, op zoekmachines gebaseerde voorzieningen, tot aan volledig commerciële portaalsites toe;

    - elektronische handel (e-Commerce) - dit heeft betrekking op verbindingen tussen bedrijven onderling en tussen bedrijven en consumenten, en omvat ook contacten tussen bedrijven;

    - E-Government - onder meer contacten tussen overheidsorganen onderling, overheidsorganen en het bedrijfsleven (elektronische inkoop) en overheidsorganen en burgers (vergunningen, belastingen, sociale zekerheid, enz.). Bovendien banen on-line stemmen en raadplegen de weg voor e-democratie;

    - Overheidsbronnen - wetgeving, regelgeving, openbare documenten, nationale bibliotheken, musea, geografische informatie, gegevens over de bevolking en volkstellingen, handelsregisters enz. De toegankelijkheid van archieven is in dit verband van cruciaal belang;

    - Niet-overheidsbronnen - bedrijven, NGO's, sportclubs, universiteiten, media, nieuwsorganisaties, beurzen, beroepsorganisaties en verenigingen, databanken met opgeslagen vakkennis (bijv. medische kennis), enz.;

    - Amusement - breedbandplatforms voor het aanbieden van audiovisueel amusement: televisie, films, muziek, spelletjes, enz.;

    - Onderwijs via netwerken, vooral breedbandnetwerken, herbergt een groot potentieel voor kinderen én volwassenen. Op deze manier is het met name mogelijk de rekenkundige basiskennis en de geletterdheid van de betrokken doelgroepen te verbeteren en de in de informatiemaatschappij benodigde vaardigheden en kennis op grote schaal te verspreiden;

    - Inhoud voor kinderen - kinderen moeten worden beschouwd als een bijzondere categorie internetters. Speciale programma's dienen hen te beschermen tegen bepaalde sites. Kinderen zijn potentieel de meest competente gebruikers van internet. Zij zijn mogelijke gebruikers van alle voor volwassenen bestemde diensten die hierboven zijn beschreven, maar vormen een aparte markt op het gebied van bijv. onderwijs, amusement en winkelen. Waarschijnlijk hebben zij ook meer behoefte aan informatie dan de meeste volwassenen.

    4.3. Aan de hand van deze indicatieve lijst kan worden nagegaan in hoeverre het huidige programma beantwoordt aan zijn doelstelling om de ontwikkeling en het gebruik van Europese digitale inhoud op mondiale netten te bevorderen.

    4.4. Uit deze analyse blijkt wel dat de Commissie zich in haar voorstel terecht richt op het bevorderen van overheidsinformatie. In een advies heeft het ESC het gebruik hiervan onlangs al toegejuicht(2). Overheidsinformatie in digitale vorm toegankelijk maken voor het publiek is een hele klus en zal er zeker toe bijdragen dat digitale inhoud in de nationale taal op internet beschikbaar komt. Het is een van de twee belangrijkste onderdelen van het e-Content-programma. Tegelijkertijd is het echter slechts één van de vele categorieën digitale inhoud (zie paragraaf 4.2).

    4.5. Het presenteren en converteren van overheidsinformatie zodat deze via internet toegankelijk is, zou door de overheid gefinancierd moeten worden, tenzij een commerciële regeling mogelijk is. In het laatste geval zou een derde partij de converteringskosten op zich kunnen nemen in ruil voor de met de exploitatie behaalde winsten. In ieder geval moet onderscheid worden gemaakt tussen enerzijds informatie die voor de uitoefening van de democratische rechten van de burgers noodzakelijk is en die gratis of tegen een kleine vergoeding moet worden aangeboden, en anderzijds informatie voor commerciële doeleinden, die tegen de werkelijke kostprijs (van het printen, bijwerken, verzamelen en doorgeven van de gegevens, waarvoor rekeningen kunnen worden verstuurd) of tegen een redelijke marktprijs wordt aangeboden. Het ESC ziet uit naar het voorstel van de Commissie over dit onderwerp. Het voorstel in het programma dat overheden hun ervaringen zouden moeten uitwisselen, kan nuttig blijken te zijn.

    4.6. De Commissie zou ervoor moeten zorgen dat on-line beschikbare overheidsinformatie voortdurend wordt bijgewerkt en verbeterd.

    5. Het bevorderen van aanpassing van inhoud voor een taal- en cultuurgebied

    5.1. Het Commissieprogramma heeft twee hoofdelementen:

    - het bevorderen van nieuwe partnerschappen en het invoeren van meertalige strategieën door het bevorderen van nieuwe partnerschapsvormen tussen de digitale-inhoud- en de taalindustrieën;

    - versterking van de taalinfrastructuur: het opzetten van een open kader dat genormaliseerde en interoperabele meertalige hulpmiddelen omvat waaronder elektronische lexicons, corpora, vertaalgeheugens en terminologieverzamelingen.

    5.2. Hieronder wordt nagegaan welke mogelijkheden er zijn voor de aanpassing voor een taalgebied van sommige aspecten van digitale inhoud op internet.

    5.2.1. ISP (aanbieders van internetdiensten)

    a) Het zou verbazingwekkend zijn als er nog geen ISP's zijn die de nationale taal gebruiken. Ook portaalsites moeten op maat gesneden diensten in de nationale taal aanbieden. Er zijn aanwijzingen dat "nationale" ISP's en portaalsites in de EU-landen nu al Engelstalige websites voorbijstreven.

    b) Het potentieel voor nieuwe groepen belangstellenden van elk type zal de accepatie van internet door privépersonen doen versnellen.

    c) De internationale dialoog zal uiteraard plaatsvinden in talen die beide partijen begrijpen. Deze dialoog zal worden gevoerd door gebruikers, ongeacht de taal van de ISP.

    5.2.2. E-handel

    a) Nationale ondernemingen die zich in binnen- of buitenland op de markt voor elektronische handel willen begeven, zullen de taal van hun handelspartners of hun klanten gebruiken. Hetzelfde geldt voor contacten tussen bedrijven.

    b) Internationale transacties tussen ondernemingen zullen in de taal van de internationale handel plaatsvinden. Bij transacties tussen bedrijven en klanten zal steeds de taal van de individuele klant worden gebruikt.

    c) Zowel a) als b) bieden kansen voor aanpassingen voor een taalgebied.

    5.2.3. E-bestuur

    a) Juist als onderdeel van bestaande overheidsactiviteiten bieden internettransacties tussen overheidsorganen onderling, overheidsorganen en het bedrijfsleven en overheidsorganen en burgers de grootste kans voor de ontwikkeling van internet in de nationale taal. Contacten tussen overheidsorganen zullen de communicatie ten goede komen; contacten tussen overheidsorganen en het bedrijfsleven zullen inkoopkosten omlaag brengen en alle partijen in de distributieketen ertoe aanzetten om internet te gebruiken, en wel in de taal die de overheid gebruikt. Contacten tussen de overheid en burgers zullen de kosten van overheidsdiensten omlaag brengen en de kwaliteit hiervan vergroten; ook zullen de burgers een extra impuls krijgen om voor een internetaansluiting te zorgen.

    b) In de internationale context zouden bedrijven die zaken willen doen met nationale overheden zich wel eens genoodzaakt kunnen zien om hiervoor de nationale taal te gebruiken.

    c) Overheden die internationaal actief willen zijn of zaken willen doen kiezen hiervoor wellicht veel verschillende talen. Wat dit betreft is het interessant om te zien hoe de taalstrategie van de EU zich ontwikkelt voor de communicatie tussen lidstaten en tussen de EU-instellingen en de lidstaten.

    d) Voor e-democratie is een grote internetpenetratie nodig. E-democratie zou een gunstig neveneffect van de hier bepleite programma's kunnen zijn.

    5.2.4. Informatiebronnen van overheden

    a) Dit is een van de actielijnen van het Commissieprogramma. Het is een essentiële, maar zeker niet de enige factor voor de ontwikkeling van nationale talen op internet;

    b) In het algemeen gesproken moet een buitenlander die gegevens van een nationale overheid wil hebben bereid zijn om deze in de nationale taal te lezen. Vertaling is geen prioriteit, al zou het handig zijn als in internationale talen naar sleutelwoorden kan worden gezocht.

    c) Aanpassing voor een taalgebied zal de grootste gevolgen hebben voor databases die heel Europa beslaan.

    5.2.5. Informatiebronnen van niet-overheden

    a) Het komt organisaties zelf ten goede als zij hun informatie on-line toegankelijk maken. Dit geldt bijvoorbeeld voor sportclubs, ondernemingen, NGO's, beroepsorganisaties, enz.

    b) Hebben deze organisaties een internationaal publiek, dan zullen zij hun informatie waarschijnlijk wel vertalen. De actielijn zou deze activiteiten kunnen ondersteunen.

    5.2.6. Amusement

    a) Er is een natuurlijk publiek voor amusement in nationale talen. Vandaar het succes van nationale TV.

    b) Er zijn kansen voor de multi-nationale exploitatie van nationale TV-programma's en films in de grote EU-talen. De voorkeur van EU-burgers voor een tweede taal zou aanzienlijk kunnen veranderen door de toetreding van nieuwe lidstaten.

    c) Er is een groot publiek voor de export van amusement. Taal is hierbij een belangrijke factor voor succes.

    5.2.7. Onderwijs

    Internet kan onder meer goed worden gebruikt om studenten van alle leeftijden talen te leren.

    5.2.8. Inhoud gericht op kinderen

    a) Websites in de nationale taal die het goede voorbeeld geven zijn van onschatbare waarde. Er bestaan grote kansen voor de vertaling van succesvolle EU-kinderwebsites voor markten in alle lidstaten. De taal- en culturele aspecten zijn relevant.

    b) Het is voor kinderen van groot belang dat nationale informatiebronnen - zoals woordenboeken, bibliotheken, encyclopedieën - on-line toegankelijk zijn, per definitie in de nationale taal.

    c) De belangstelling van kinderen voor de internationale dimensie van internet of hun taalvaardigheid moet niet onderschat worden. Het communiceren in allerlei talen zal een onweerstaanbare aantrekkingskracht op hen uitoefenen; hierin moeten zij aangemoedigd worden.

    5.3. Afgaande op bovenstaande analyse zijn dit de belangrijkste onderwerpen:

    - het behoud van de taal- en culturele diversiteit in de lidstaten;

    - de verwijdering van taalbarrières voor de handel en tussen mensen, zodat iedereen in de hele EU zijn voordeel kan doen met de Europese verscheidenheid aan talen en culturen;

    - de bevordering van Europese digitale inhoud om mondiale netten.

    5.4. Voor de aanpak hiervan is het allereerst van belang dat er gezonde nationale "taaleilanden" bestaan waar alle aspecten van de nationale samenleving toegankelijk zijn in de taal/talen van elke lidstaat. Dit betekent dat er een volledig aanbod van digitale inhoud in de nationale taal dient te zijn en dat ook regionale talen de nodige aandacht moeten krijgen. Deze inhoud zou ook toegankelijk moeten zijn voor mensen die uit de Europese landen in kwestie zijn geëmigreerd.

    5.5. Tussen deze eilanden moeten bruggen worden gebouwd. Deze bestaan nu al buiten internet om. Veel burgers zijn meertalig en genieten van literatuur, theater en opera in tal van Europese talen. Internet vormt wat dit betreft geen belemmering. De EU moet het internet juist gebruiken om nog betere bruggen te bouwen.

    5.6. Een belangrijk aspect van meertaligheid is de mate waarin bedrijven en andere organisaties die hun klanten via internet willen bereiken op de ontwikkelingen voorbereid zijn. Een al van meet af aan in meer talen toegankelijke website bouwen is uiteraard goedkoper dan allerlei aanpassingen achteraf om al bestaande websites ook in meer talen toegankelijk te maken. Proefprojecten zijn in dit verband welkom.

    5.7. Wat de aanpassing voor een taalgebied betreft is er een aantal doelstellingen:

    a) beschikbaarheid van "digitale inhoud" in nationale talen;

    b) beschikbaarheid van deze "digitale inhoud" op mondiale netten;

    c) a) en b), met speciale nadruk op de kandidaat-lidstaten.

    Het gebruik van de resultaten van het 5e OTO-kaderprogramma(3) zal een belangrijk onderdeel vormen van deze actielijn. Ook hier zijn met het oog op het bereik van de actielijn de geringe hoeveelheid beschikbare middelen een punt van zorg.

    6. De strategische doelstellingen van het programma

    6.1. De strategische doelstellingen van het programma staan in paragraaf 1.3.

    6.1.1. Het scheppen van gunstige voorwaarden voor het in de handel brengen, het distribueren en het gebruik van Europese digitale inhoud op de mondiale netten:

    Het programma zal waarschijnlijk voor gunstige voorwaarden beginnen te zorgen, maar zou door de geringe hoeveelheid beschikbare middelen wel eens niet ver genoeg kunnen gaan.

    6.1.2. Het gebruik van het inhoudpotentieel van Europa - met name overheidsinformatie - stimuleren

    Dit programma heeft speciaal betrekking op overheidsinformatie. Gezien het enorme potentieel van overheidsinformatie volgt het ESC deze ambitieuze ontwikkelingen met de nodige opwinding.

    6.1.3. Het bevorderen van meertalige digitale inhoud op de mondiale netten

    Wat inhoud in nationale talen voor een nationaal publiek betreft zal het programma zeker vrucht afwerpen. Het bereiken van een internationaal publiek in internationale talen zou lastiger kunnen blijken.

    Het vergroten van de exportmogelijkheden van Europese inhoudbedrijven (vooral kleine en middelgrote ondernemingen) door de inhoud op een taalgebied toe te snijden.

    Dit is een zeer belangrijk initiatief voor kleine en middelgrote ondernemingen, dat tot innovatie en nieuwe banen moet leiden.

    6.1.3.1. Het bijdragen aan de professionele, sociale en culturele ontwikkeling van de burgers van de EU

    Het vergemakkelijken van de economische en sociale integratie van de burgers in de kandidaat-lidstaten in de informatiemaatschappij.

    a) In deze beide gevallen moet alle in deel 5.2 beschreven inhoud beschikbaar komen. Dit betekent vooral dat aanbieders van internetdiensten de nationale talen moeten gebruiken en dat beroepsmatige, sociale en culturele inhoud volledig in digitale vorm op de websites in kwestie aangeboden dient te worden.

    b) Het door de Commissie voorgestelde programma kan de ontwikkeling van nationale websites in de lidstaten en de kandidaat-lidstaten op weg helpen. Wat dit betreft is het wellicht een waardevol initiatief, dat op steun van het ESC kan rekenen. Gezien de omvang van de beschikbare EU-middelen zal het leeuwendeel van de financiële ondersteuning echter van de lidstaten zelf moeten komen.

    7. Conclusies

    7.1. Zoals gezegd bieden de financiële middelen de ruimte om gemiddeld in elk van de 15 lidstaten in elk jaar van de vijfjarige looptijd van het programma 1 miljoen euro uit te geven. Wil het programma enige vrucht afwerpen, dan moet deze steun zeer effectief en geconcentreerd zijn.

    7.2. Met de middelen kunnen alleen voorbereidende werkzaamheden in de aanvragende lidstaten worden ondersteund. Daarna moeten andere geldbronnen worden aangeboord.

    7.3. De actielijn inzake digitale inhoud, die vooral betrekking heeft op overheidsinformatie, zou kunnen leiden tot een schatkamer voor EU-overheden, bedrijven en burgers.

    7.4. Door meer aanpassingen voor een taal- of cultuurgebied krijgt de inhoudindustrie de positieve stimulans om de culturele voordelen van onze nationale verscheidenheid uit te buiten. Een en ander komt ook de deelname van Europese burgers aan de informatiemaatschappij ten goede.

    7.5. Het ESC staat volledig achter de belangrijkste actielijnen van het programma. Ze hebben een goede opzet en een duidelijk doel en zijn van onschatbaar belang voor de Europese familie van volkeren. Er zijn echter onvermijdelijk meer middelen nodig.

    7.6. Op zichzelf is het programma niet genoeg om zijn eigen strategische doelstellingen te verwezenlijken. Als onderdeel van het eEuropa 2002-initiatief kan het echter wel een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van deze strategieën.

    Brussel, 29 november 2000.

    De voorzitter

    van het Economisch en Sociaal Comité

    G. Frerichs

    (1) eEurope 2002 - "Een informatiemaatschappij voor iedereen" - ontwerpactieplan (COM(2000) 330 def.); advies in voorbereiding.

    (2) ESC-advies over "overheidsinformatie: een essentiële hulpbron voor Europa - Groenboek over overheidsinformatie in de informatiemaatschappij" (COM(1998) 585 def.); PB C 169 van 16.6.1999.

    (3) Zie het ESC-advies over de specifieke programma's van het 5e OTO-kaderprogramma (1998-2002); PB C 407 van 28.12.1998, blz. 123-159.

    Top