Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32022R0250

    Uitvoeringsverordening (EU) 2022/250 van de Commissie van 21 februari 2022 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/403 wat betreft de toevoeging van een nieuw model van diergezondheids-/officieel certificaat voor de binnenkomst in Noord-Ierland van schapen en geiten vanuit Groot-Brittannië, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wat betreft de lijst van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van schapen en geiten is toegestaan (Voor de EER relevante tekst)

    C/2022/969

    PB L 41 van 22.2.2022, p. 19–30 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2022/250/oj

    22.2.2022   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 41/19


    UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2022/250 VAN DE COMMISSIE

    van 21 februari 2022

    tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/403 wat betreft de toevoeging van een nieuw model van diergezondheids-/officieel certificaat voor de binnenkomst in Noord-Ierland van schapen en geiten vanuit Groot-Brittannië, en tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wat betreft de lijst van derde landen waaruit de binnenkomst in de Unie van schapen en geiten is toegestaan

    (Voor de EER relevante tekst)

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende overdraagbare dierziekten en tot wijziging en intrekking van bepaalde handelingen op het gebied van diergezondheid (“diergezondheidswetgeving”) (1), en met name artikel 230, lid 1, artikel 238, lid 3, en artikel 239, lid 3,

    Gezien Verordening (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad van 15 maart 2017 betreffende officiële controles en andere officiële activiteiten die worden uitgevoerd om de toepassing van de levensmiddelen- en diervoederwetgeving en van de voorschriften inzake diergezondheid, dierenwelzijn, plantgezondheid en gewasbeschermingsmiddelen te waarborgen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EG) nr. 396/2005, (EG) nr. 1069/2009, (EG) nr. 1107/2009, (EU) nr. 1151/2012, (EU) nr. 652/2014, (EU) 2016/429 en (EU) 2016/2031 van het Europees Parlement en de Raad, de Verordeningen (EG) nr. 1/2005 en (EG) nr. 1099/2009 van de Raad en de Richtlijnen 98/58/EG, 1999/74/EG, 2007/43/EG, 2008/119/EG en 2008/120/EG van de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 854/2004 en (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad, de Richtlijnen 89/608/EEG, 89/662/EEG, 90/425/EEG, 91/496/EEG, 96/23/EG, 96/93/EG en 97/78/EG van de Raad en Besluit 92/438/EEG van de Raad (verordening officiële controles) (2), en met name artikel 90, eerste alinea, punten a) en c), en artikel 126, lid 3,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Uitvoeringsverordening (EU) 2021/403 van de Commissie (3) bevat regels betreffende de diergezondheidscertificaten zoals bedoeld in Verordening (EU) 2016/429 en de diergezondheids-/officiële certificaten op basis van Verordening (EU) 2016/429 en Verordening (EU) 2017/625 die vereist zijn voor de binnenkomst in de Unie van landdieren. In artikel 14 van die uitvoeringsverordening is meer bepaald vastgesteld dat de diergezondheidscertificaten en diergezondheids-/officiële certificaten die voor de binnenkomst in de Unie van bepaalde categorieën hoefdieren moeten worden gebruikt, moeten overeenstemmen met bepaalde in bijlage II bij die uitvoeringsverordening vastgestelde modellen. In dat artikel wordt onder andere verwezen naar het in hoofdstuk 4 van die bijlage vastgestelde model “OV/CAP-X”, dat voor de binnenkomst in de Unie van schapen en geiten moet worden gebruikt.

    (2)

    Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie (4) zijn de lijsten vastgesteld van derde landen en gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van soorten en categorieën dieren die binnen het toepassingsgebied van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie (5) vallen, is toegestaan. In artikel 3 van die uitvoeringsverordening wordt meer bepaald verwezen naar deel 1 van bijlage II bij die uitvoeringsverordening, dat de lijst bevat van derde landen en gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van hoefdieren is toegestaan.

    (3)

    Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad (6) bevat voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s) bij dieren. Meer in het bijzonder bevat hoofdstuk E van bijlage IX bij die verordening de voorschriften voor de invoer in de Unie van schapen en geiten.

    (4)

    Overeenkomstig het Akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (het terugtrekkingsakkoord), en met name artikel 5, lid 4, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland, in samenhang met bijlage 2 bij dat protocol, zijn de Verordeningen (EG) nr. 999/2001, (EU) 2016/429 en (EU) 2017/625 en de daarop gebaseerde handelingen van de Commissie na het einde van de in het terugtrekkingsakkoord bedoelde overgangsperiode van toepassing op en in het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland. Bijgevolg vallen levende dieren die vanuit Groot-Brittannië naar Noord-Ierland worden vervoerd nu onder de regeling die van toepassing is op de invoer uit derde landen.

    (5)

    De voorschriften van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 voor de binnenkomst in de Unie van fokschapen en fokgeiten zijn bij Verordening (EU) 2022/175 van de Commissie (7) gewijzigd om de binnenkomst in Noord-Ierland van die dieren vanuit Groot-Brittannië tot en met 31 december 2024 toe te staan, mits de dieren afkomstig zijn van bedrijven in Groot-Brittannië die de drie jaar durende procedure doorlopen om de status van bedrijf met een gecontroleerd risico op klassieke scrapie te verkrijgen. Dat nieuwe invoervoorschrift moet worden weergegeven in een nieuw, specifiek modelcertificaat voor die dieren in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/403. Artikel 14 van en bijlage II bij die uitvoeringsverordening moeten dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (6)

    Aangezien het nieuwe invoervoorschrift in bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 alleen van toepassing is op schapen en geiten die van bedrijven in Groot-Brittannië afkomstig zijn, moet daarnaast in deel 1 van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 het gebruik van het nieuwe modelcertificaat in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/403 worden beperkt tot Groot-Brittannië. De vermeldingen voor het Verenigd Koninkrijk in bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (7)

    De Uitvoeringsverordeningen (EU) 2021/403 en (EU) 2021/404 moeten daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.

    (8)

    De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Uitvoeringsverordening (EU) 2021/403 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    Aan artikel 14 wordt het volgende punt m) toegevoegd:

    “m)

    OV/CAP-X-NI, opgesteld volgens het model in bijlage II, hoofdstuk 4 bis, voor de binnenkomst in Noord-Ierland van schapen en geiten vanuit Groot-Brittannië tot en met 31 december 2024.”.

    2)

    Bijlage II wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij deze verordening.

    Artikel 2

    Bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wordt gewijzigd overeenkomstig bijlage II bij deze verordening.

    Artikel 3

    Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 21 februari 2022.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)  PB L 84 van 31.3.2016, blz. 1.

    (2)  PB L 95 van 7.4.2017, blz. 1.

    (3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/403 van de Commissie van 24 maart 2021 tot vaststelling van bepalingen ter uitvoering van de Verordeningen (EU) 2016/429 en (EU) 2017/625 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft modellen van diergezondheidscertificaten en modellen van diergezondheids-/officiële certificaten voor de binnenkomst in de Unie en verplaatsingen tussen lidstaten van zendingen van bepaalde categorieën landdieren en levende producten daarvan, en officiële certificering van dergelijke certificaten, en tot intrekking van Besluit 2010/470/EU (PB L 113 van 31.3.2021, blz. 1).

    (4)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie van 24 maart 2021 tot vaststelling van de lijsten van derde landen en gebieden of zones daarvan waaruit de binnenkomst in de Unie van dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong is toegestaan overeenkomstig Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 114 van 31.3.2021, blz. 1).

    (5)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie van 30 januari 2020 tot aanvulling van Verordening (EU) 2016/429 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft regels voor de binnenkomst in de Unie en het na binnenkomst verplaatsen van en werken met zendingen van bepaalde dieren, levende producten en producten van dierlijke oorsprong (PB L 174 van 3.6.2020, blz. 379).

    (6)  Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopathieën (PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1).

    (7)  Verordening (EU) 2022/175 van de Commissie van 9 februari 2022 tot wijziging van bijlage IX bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de invoervoorwaarden voor verplaatsingen van voor fokdoeleinden bestemde schapen en geiten van Groot-Brittannië naar Noord-Ierland (PB L 29 van 10.2.2022, blz. 1).


    BIJLAGE I

    Bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/403 wordt als volgt gewijzigd:

    1)

    In de tabel met de modellen van diergezondheidscertificaten en diergezondheids-/officiële certificaten en van verklaringen voor binnenkomst in de Unie en doorvoer door de Unie wordt in het deel betreffende hoefdieren de volgende vermelding ingevoegd na de vermelding “OV/CAP-X”:

    “OV/CAP-X-NI

    Hoofdstuk 4 bis: Model van diergezondheids-/officieel certificaat voor de binnenkomst in Noord-Ierland van schapen en geiten vanuit Groot-Brittannië tot en met 31 december 2024”

    2)

    Tussen de hoofdstukken 4 en 5 wordt het volgende hoofdstuk 4 bis ingevoegd:

    “HOOFDSTUK 4 BIS

    MODEL VAN DIERGEZONDHEIDS-/OFFICIEEL CERTIFICAAT VOOR DE BINNENKOMST IN NOORD-IERLAND VAN SCHAPEN EN GEITEN VANUIT GROOT-BRITTANNIË TOT EN MET 31 DECEMBER 2024 (MODEL “OV/CAP-X-NI”)

    Image 1

    Image 2

    LAND

    Modelcertificaat OV/CAP-X-NI


    Deel II: Certificering

    II.

    Informatie over de gezondheid

    II.a

    Referentienummer certificaat

    II.b

    Imsoc-referentie

    II.1.

    Verklaring inzake de volksgezondheid

    Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart met betrekking tot de in dit certificaat beschreven dieren het volgende:

    II.1.1.

    aan de dieren zijn geen van de volgende stoffen toegediend:

    stilbeen of thyreostatica,

    oestrogenen, androgenen, gestagenen of β-agonisten voor andere doeleinden dan een therapeutische of zoötechnische behandeling (zoals omschreven in Richtlijn 96/22/EG van de Raad);

    II.1.2.

    zij voldoen aan de garanties met betrekking tot levende dieren en producten daarvan die zijn vervat in de overeenkomstig artikel 29 van Richtlijn 96/23/EG van de Raad ingediende plannen betreffende residuen, en de betrokken dieren zijn voor het betrokken land van oorsprong opgenomen in Besluit 2011/163/EU van de Commissie.

    II.2.

    Verklaring inzake de diergezondheid

    Ondergetekende, officieel dierenarts, verklaart dat de in deel I beschreven dieren:

    II.2.1.

    afkomstig zijn van de zone met code __ __ - __(2), die op de datum van afgifte van dit certificaat is goedgekeurd voor binnenkomst in de Unie van schapen en geiten en is opgenomen in de lijst in deel 1 van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 van de Commissie;

    II.2.2.

    ononderbroken hebben verbleven:

    i)

    in de in punt II.2.1 genoemde zone, sinds hun geboorte of gedurende een periode van ten minste zes maanden voor de datum van verzending naar de Unie, en

    ii)

    in de inrichting van oorsprong, sinds hun geboorte of gedurende een periode van ten minste 40 dagen voor de datum van verzending naar de Unie, en in die periode zijn daar geen schapen en geiten en geen dieren van andere soorten die voor dezelfde ziekten als schapen en geiten in de lijst zijn opgenomen binnengebracht;

    II.2.3.

    sinds hun geboorte of gedurende een periode van ten minste 30 dagen voor de datum van verzending naar de Unie niet in contact zijn gekomen met dieren met een lagere gezondheidsstatus;

    II.2.4.

    niet bestemd zijn om te worden gedood in het kader van een nationaal programma voor de uitroeiing van ziekten, met inbegrip van de relevante in de lijst in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 van de Commissie opgenomen ziekten en nieuwe ziekten;

    (1) hetzij [II.2.5.

    rechtstreeks vanuit de inrichting van oorsprong naar de Unie zijn verzonden zonder door een andere inrichting te worden gevoerd;]

    (1) hetzij [II.2.5.

    één keer zijn verzameld in de zone van oorsprong, waarbij aan de volgende voorschriften is voldaan:

    a)

    de verzameling vond plaats in een inrichting:

    i)

    die door de bevoegde autoriteit in het derde land of gebied voor de verzameling van hoefdieren is erkend overeenkomstig artikel 5 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035 van de Commissie;

    ii)

    die van de bevoegde autoriteit van het derde land of gebied een uniek erkenningsnummer toegewezen heeft gekregen;

    iii)

    die daartoe door de bevoegde autoriteit van het derde land of gebied van verzending in de lijst is opgenomen met de informatie zoals bedoeld in artikel 21 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035;

    iv)

    die voldoet aan de voorschriften van artikel 8 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692;

    b)

    de verzameling in het verzamelcentrum duurde niet langer dan zes dagen;]

    II.2.6.

    niet zijn afgeladen in een plaats die niet aan de voorschriften van punt II.2.11 voldoet vanaf dat zij vanuit de inrichting van oorsprong zijn verzonden totdat zij voor verzending naar de Unie zijn geladen, en gedurende die periode zijn zij niet met dieren met een lagere gezondheidsstatus in contact gekomen;

    II.2.7.

    op ___/___/____ (dd/mm/jjjj)(3) voor verzending naar de Unie zijn geladen in een vervoermiddel dat voor het laden is gereinigd en ontsmet met een door de bevoegde autoriteit van het derde land of gebied goedgekeurd ontsmettingsmiddel en dat zo is gebouwd dat:

    i)

    de dieren er niet uit kunnen ontsnappen of vallen;

    ii)

    de ruimte waar de dieren worden gehouden, visueel kan worden gecontroleerd;

    iii)

    het verlies van dierlijke uitwerpselen, gebruikt strooisel of voeder wordt voorkomen of tot een minimum wordt beperkt;

    II.2.8.

    in de periode van 24 uur voor het laden voor verzending naar de Unie zijn onderworpen aan een klinische inspectie door een officiële dierenarts in het derde land of gebied van oorsprong, die geen tekenen heeft vastgesteld die wijzen op de aanwezigheid van ziekten, met inbegrip van de relevante in de lijst in bijlage 1 bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 opgenomen ziekten en nieuwe ziekten;

    II.2.9.

    niet zijn gevaccineerd tegen:

    i)

    mond-en-klauwzeer, infectie met het riftdalkoortsvirus (riftvalleykoortsvirus), infectie met het virus van de pest bij kleine herkauwers (“peste des petits ruminants”), schapenpokken en geitenpokken, besmettelijke pleuropneumonie bij geiten, infectie met het Mycobacterium tuberculosis-complex (M. bovis, M. caprae en M. tuberculosis) en infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis, en

    ii)

    infectie met het bluetonguevirus (serotypen 1-24) met een levend vaccin in de 60 dagen voor de verzending naar de Unie;

    II.2.10.

    afkomstig zijn van een zone:

    II.2.10.1.

    waar:

    i)

    geen melding is gemaakt van mond-en-klauwzeer:

    hetzij

    [gedurende ten minste 24 maanden voor de datum van verzending naar de Unie;](1)

    hetzij

    [sinds __/__/____ (dd/mm/jjjj);](1)(4)

    ii)

    niet tegen mond-en-klauwzeer is gevaccineerd gedurende ten minste twaalf maanden voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie, en gedurende die periode zijn geen tegen mond-en-klauwzeer gevaccineerde dieren binnengebracht;

    II.2.10.2.

    waar geen melding is gemaakt van infectie met het runderpestvirus, infectie met het riftdalkoortsvirus (riftvalleykoortsvirus), infectie met het virus van de pest bij kleine herkauwers (“peste des petits ruminants”), schapenpokken en geitenpokken en besmettelijke pleuropneumonie bij geiten gedurende ten minste twaalf maanden voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie, en gedurende die periode:

    i)

    is niet tegen die ziekten gevaccineerd, en

    ii)

    zijn er geen tegen die ziekten gevaccineerde dieren binnengebracht;

    hetzij [II.2.10.3.

    die vrij is van infectie met het bluetonguevirus (serotypen 1-24);](1)(5)

    hetzij [II.2.10.3.

    die seizoensgebonden vrij is van infectie met het bluetonguevirus (serotypen 1-24):

    hetzij[II.2.10.3.1.

    gedurende ten minste 60 dagen voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie;](1)(6)

    hetzij[II.2.10.3.1.

    gedurende ten minste 28 dagen voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie, en de dieren zijn overeenkomstig artikel 9, punt b), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 met negatief resultaat onderworpen aan een serologische test die is uitgevoerd op monsters die ten minste 28 dagen na de datum van binnenkomst van het dier in de seizoensgebonden ziektevrije zone zijn genomen;](1)(6)

    hetzij[II.2.10.3.1.

    gedurende ten minste 14 dagen voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie, en de dieren zijn met negatief resultaat onderworpen aan een PCR-test die is uitgevoerd op monsters die ten minste 14 dagen na de datum van binnenkomst van het dier in de seizoensgebonden ziektevrije zone zijn genomen;](1)(6)

    hetzij [II.2.10.3.

    die niet vrij is van infectie met het bluetonguevirus (serotypen 1-24), en de dieren zijn gevaccineerd tegen alle serotypen (1-24) van het bluetonguevirus waarvan de afgelopen twee jaar melding is gemaakt in die zone en zij bevinden zich nog steeds in de immuniteitsperiode die in de specificaties van het vaccin wordt gegarandeerd en

    hetzij[II.2.10.3.1.

    zij zijn meer dan 60 dagen voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie gevaccineerd;]](1)

    hetzij[II.2.10.3.1.

    zij zijn met een geïnactiveerd vaccin gevaccineerd en met negatief resultaat onderworpen aan een PCR-test die is uitgevoerd op monsters die ten minste 14 dagen na het begin van de immuniteitsbescherming zoals vermeld in de specificaties van het vaccin, zijn verzameld;]](1)

    hetzij [II.2.10.3.

    die niet vrij is van infectie met het bluetonguevirus (serotypen 1-24), en de dieren zijn met positief resultaat onderworpen aan een serologische test waarmee specifieke antilichamen tegen alle serotypen (1-24) van het bluetonguevirus die de afgelopen twee jaar in die zone zijn gemeld, kunnen worden opgespoord en

    hetzij[II.2.10.3.1.

    de serologische test is uitgevoerd op monsters die ten minste 60 dagen voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie zijn genomen;]](1)

    hetzij[II.2.10.3.1.

    de serologische test is uitgevoerd op monsters die ten minste 30 dagen voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie zijn genomen en de dieren zijn met negatief resultaat onderworpen aan een PCR-test die is uitgevoerd op monsters die niet eerder dan 14 dagen voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie zijn genomen;]](1)

    II.2.11.

    afkomstig zijn van een inrichting:

    II.2.11.1.

    die is geregistreerd door en onder toezicht staat van de bevoegde autoriteit van het derde land of gebied van oorsprong en beschikt over een systeem om gedurende ten minste drie jaar actuele documentatie bij te houden die informatie bevat betreffende:

    i)

    de soorten, categorieën, aantallen en de identificatie van de dieren in de inrichting;

    ii)

    verplaatsingen van dieren naar en uit de inrichting;

    iii)

    het sterftecijfer in de inrichting;

    II.2.11.2.

    waar regelmatig diergezondheidsinspecties worden uitgevoerd door een dierenarts met het oog op het opsporen van, en de informatievoorziening over, tekenen die wijzen op de aanwezigheid van ziekten, met inbegrip van de relevante in de lijst in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 opgenomen ziekten en nieuwe ziekten, met een frequentie die in verhouding staat tot de aan de desbetreffende inrichting verbonden risico’s;

    II.2.11.3.

    die op het tijdstip van verzending naar de Unie niet onderworpen was aan nationale beperkende maatregelen die werden ingevoerd wegens diergezondheidsredenen, met inbegrip van de relevante in de lijst in bijlage I bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 opgenomen ziekten en nieuwe ziekten;

    II.2.11.4.

    waarin en waarrond, in een gebied met een straal van 10 km dat, in voorkomend geval, ook grondgebied van een buurland kan omvatten, gedurende ten minste 30 dagen voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie geen melding is gemaakt van de volgende in de lijst opgenomen ziekten: mond-en-klauwzeer, infectie met het runderpestvirus, infectie met het riftdalkoortsvirus (riftvalleykoortsvirus), infectie met het virus van de pest bij kleine herkauwers (“peste des petits ruminants”), schapenpokken en geitenpokken en besmettelijke pleuropneumonie bij geiten;

    hetzij [II.2.11.5.

    waarin en waarrond, in een gebied met een straal van 150 km dat, in voorkomend geval, ook grondgebied van een buurland kan omvatten, gedurende ten minste twee jaar voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie geen melding is gemaakt van epizoötische hemorragische ziekte;](1)

    hetzij [II.2.11.5.

    die zich bevindt in een zone die seizoensgebonden vrij is van epizoötische hemorragische ziekte;](1)(7)

    hetzij [II.2.11.6.

    waar ten minste in de 42 dagen voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie geen melding is gemaakt van infectie met het Mycobacterium tuberculosis-complex (M. bovis, M. caprae en M. tuberculosis);](1)(8)

    hetzij [II.2.11.6.

    die gedurende de periode van ten minste twaalf maanden voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie is onderworpen aan bewaking om infectie met het Mycobacterium tuberculosis-complex (M. bovis, M. caprae en M. tuberculosis) op te sporen overeenkomstig de procedures in deel 1, punten 1 en 2, van bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 van de Commissie, en gedurende deze periode:

    i)

    zijn in de inrichting alleen geiten uit inrichtingen waar dergelijke bewaking wordt toegepast, binnengebracht;

    ii)

    zijn overeenkomstig deel 1, punt 3, van bijlage II bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/688 maatregelen genomen wanneer infectie met het Mycobacterium tuberculosis-complex (M. bovis, M. caprae en M. tuberculosis) bij in de inrichting gehouden geiten is gemeld;](1)(9)

    II.2.11.7.

    die vrij is van infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis wat schapen en geiten betreft(10), en

    hetzij [II.2.11.7.1.

    zich bevindt in een zone die vrij is van die ziekte wat schapen en geiten betreft en waar niet tegen die ziekte wordt gevaccineerd;](1)(11)

    hetzij [II.2.11.7.1.

    de dieren zijn met gebruikmaking van één van de in artikel 9, punt b), i), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692 vermelde diagnostische methoden met negatief resultaat onderworpen aan een test op infectie met Brucella abortus, B. melitensis en B. suis die is uitgevoerd op een monster dat in de periode van 30 dagen voor de datum van verzending naar de Unie is genomen, en in het geval van vrouwelijke dieren die pas hebben geworpen, is de test uitgevoerd op een monster dat ten minste 30 dagen na het werpen is genomen;](1)

    hetzij [II.2.11.7.1.

    de dieren zijn jonger dan zes maanden;](1)

    hetzij [II.2.11.7.1.

    de dieren zijn gecastreerd;](1)

    II.2.11.8.

    waar geen melding is gemaakt van rabiës gedurende ten minste 30 dagen voor de verzending van de dieren naar de Unie;

    II.2.11.9.

    waar geen melding is gemaakt van miltvuur gedurende ten minste 15 dagen voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie;

    hetzij [II.2.11.10.

    waar geen melding is gemaakt van surra (Trypanosoma evansi) gedurende ten minste twee jaar voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie;](1)

    hetzij [II.2.11.10.

    waar geen melding is gemaakt van surra (Trypanosoma evansi) gedurende ten minste 30 dagen voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie, en wanneer in de twee jaar voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie melding is gemaakt van de ziekte in de inrichting van oorsprong, is de inrichting aan beperkingen onderworpen tot de besmette dieren van de inrichting waren verwijderd en de overblijvende dieren in de inrichting met negatief resultaat waren onderworpen aan een test voor surra (Trypanosoma evansi), zoals beschreven in artikel 9, punt b), i), van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692, die is uitgevoerd op monsters die ten minste zes maanden nadat de besmette dieren uit de inrichting waren verwijderd, zijn genomen;](1)

    [II.2.11.11.

    waar geen melding is gemaakt van infectie met Burkholderia mallei (kwade droes) gedurende ten minste zes maanden voor de datum van verzending van de dieren naar de Unie;](9)

    [II.2.12.

    niet-gecastreerde mannelijke schapen omvatten die gedurende een aaneengesloten periode van ten minste 60 dagen voor de verzending naar de Unie hebben verbleven in een inrichting waar in de periode van twaalf maanden voor de datum van verzending naar de Unie geen melding is gemaakt van infectie met Brucella ovis (epididymitis bij schapen) en die in de 30 dagen voor de datum van verzending naar de Unie met negatief resultaat zijn onderworpen aan een serologische test voor de opsporing van Brucella ovis;](1)

    II.2.13.

    voldoen aan de volgende voorwaarden wat klassieke scrapie betreft:

    II.2.13.1.

    zij zijn sinds de geboorte ononderbroken gehouden in Groot-Brittannië, dat aan de volgende voorwaarden voldoet:

    a)

    er geldt een meldingsplicht voor klassieke scrapie;

    b)

    er is een systeem van bewustmaking, bewaking en toezicht;

    c)

    schapen en geiten met klassieke scrapie worden gedood en volledig vernietigd;

    d)

    in het hele land is het vervoederen van vleesbeendermeel en kanen afkomstig van herkauwers, zoals omschreven in de gezondheidscode voor landdieren (Terrestrial Animal Health Code) van de Wereldorganisatie voor diergezondheid (OIE), aan schapen en geiten al ten minste gedurende de laatste zeven jaar verboden en dat verbod wordt ook daadwerkelijk toegepast, en

    II.2.13.2.

    zij zijn voor fokdoeleinden bestemde schapen en geiten die uiterlijk op 31 december 2024 vanuit Groot-Brittannië in Noord-Ierland worden ingevoerd en zij zijn afkomstig van één of meer bedrijven:

    a)

    waarvoor de afgelopen drie jaar geen officiële verplaatsingsbeperkingen in verband met BSE of klassieke scrapie hebben gegolden, en

    b)

    die voor 1 januari 2022 een aanvraag voor de officiële regeling voor de erkenning van bedrijven met een gecontroleerd risico op klassieke scrapie hebben ingediend overeenkomstig de voorwaarden van hoofdstuk A, afdeling A, punt 1.3, van bijlage VIII bij Verordening (EG) nr. 999/2001 en die ten tijde van de invoer in Noord-Ierland aan de voorwaarden van de punten a) tot en met i) daarvan voldoen.]

    Toelichting:

    Dit certificaat dient voor de binnenkomst in de Unie van schapen en geiten.

    In overeenstemming met het akkoord inzake de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland uit de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, en met name artikel 5, lid 4, van het Protocol inzake Ierland/Noord-Ierland in samenhang met bijlage 2 bij dat protocol, betreffen verwijzingen naar de Europese Unie in dit certificaat ook het Verenigd Koninkrijk met betrekking tot Noord-Ierland.

    Dit diergezondheids-/officieel certificaat moet worden ingevuld overeenkomstig de richtsnoeren in hoofdstuk 4 van bijlage I bij Uitvoeringsverordening (EU) 2020/2235 van de Commissie.

    Deel I:

    Vak I.27

    :

    Identificatiesysteem” en “identificatienummer”: Specificeer het identificatiesysteem (bijvoorbeeld oormerk, tatoeage, transponder enz. zoals vermeld in de lijst in bijlage III bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2035) en de individuele identificatiecodes van de dieren overeenkomstig artikel 21, lid 1, van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692.

    Deel II:

    (1)

    Schrappen indien niet van toepassing.

    (2)

    Code van de zone zoals vermeld in kolom 2 van de tabel in deel 1 van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404.

    (3)

    Datum van lading: dit mag geen datum zijn voor de datum waarop de zone voor binnenkomst in de Unie is goedgekeurd, noch een datum in een periode waarvoor de Unie beperkende maatregelen betreffende de binnenkomst in de Unie van deze dieren uit deze zone heeft vastgesteld.

    (4)

    Voor zones met een aanvangsdatum in kolom 8 van de tabel in deel 1 van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404.

    (5)

    Voor zones waarvoor BTV wordt vermeld in kolom 7 van de tabel in deel 1 van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404.

    (6)

    Voor zones waarvoor SF-BTV wordt vermeld in kolom 7 van de tabel in deel 1 van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404.

    (7)

    Voor zones waarvoor SF-EHD wordt vermeld in kolom 7 van de tabel in deel 1 van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404.

    (8)

    Alleen voor schapen.

    (9)

    Alleen voor geiten.

    (10)

    Overeenkomstig artikel 10 van Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/692.

    (11)

    Zones waarvoor voor schapen en geiten BRU wordt vermeld in kolom 7 van de tabel in deel 1 van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404.

     

    Officiële dierenarts

    Naam (in hoofdletters)

    Datum

    Hoedanigheid en titel

    Stempel

    Handtekening”


    BIJLAGE II

    In deel 1 van bijlage II bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/404 wordt de vermelding voor het Verenigd Koninkrijk vervangen door:

    GB

    Verenigd Koninkrijk

    GB-1

    Runderen

    Dieren voor verder houden(1) en bestemd voor de slacht

    BOV-X, BOV-Y

     

    BRU, BTV, EBL, EVENTS

     

     

    Schapen en geiten

    Dieren voor verder houden(1) en bestemd voor de slacht

    OV/CAP-X, OV/CAP-X-NI (1)

    OV/CAP-Y

     

    BRU, BTV, EVENTS

     

     

    Varkens

    Dieren voor verder houden(1) en bestemd voor de slacht

    SUI-X, SUI-Y

     

    ADV

     

     

    Kameelachtigen

    Dieren voor verder houden(1)

    CAM-CER

     

    BTV

     

     

    Hertachtigen

    Dieren voor verder houden(1)

    CAM-CER

     

    BTV

     

     

    Andere hoefdieren

    Dieren voor verder houden(1)

    RUM, RHINO, HIPPO

     

    BTV(2)

     

     

    GB-2

    Runderen

    Dieren voor verder houden(1) en bestemd voor de slacht

    BOV-X, BOV-Y

     

    BRU, TB, BTV, EBL, EVENTS

     

     

    Schapen en geiten

    Dieren voor verder houden(1) en bestemd voor de slacht

    OV/CAP-X, OV/CAP-X-NI (1)

    OV/CAP-Y

     

    BRU, BTV, EVENTS

     

     

    Varkens

    Dieren voor verder houden(1) en bestemd voor de slacht

    SUI-X, SUI-Y

     

    ADV

     

     

    Kameelachtigen

    Dieren voor verder houden(1)

    CAM-CER

     

    BTV

     

     

    Hertachtigen

    Dieren voor verder houden(1)

    CAM-CER

     

    BTV

     

     

    Andere hoefdieren

    Dieren voor verder houden(1)

    RUM, RHINO, HIPPO

     

    BTV(2)

     

     


    (1)  Overeenkomstig artikel 14, punt m), van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/403 van de Commissie is OV/CAP-X-NI alleen van toepassing op de binnenkomst in Noord-Ierland van schapen en geiten vanuit Groot-Brittannië tot en met 31 december 2024.”.


    Top