Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32021D2145

    Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/2145 van de Commissie van 3 december 2021 tot niet-schorsing van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1930 ingestelde definitieve antidumpingrechten op berkentriplex en -multiplex van oorsprong uit Rusland

    C/2021/8691

    PB L 433 van 6.12.2021, p. 19–22 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, GA, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document In force

    ELI: http://data.europa.eu/eli/dec_impl/2021/2145/oj

    6.12.2021   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 433/19


    UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2021/2145 VAN DE COMMISSIE

    van 3 december 2021

    tot niet-schorsing van de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1930 ingestelde definitieve antidumpingrechten op berkentriplex en -multiplex van oorsprong uit Rusland

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2016/1036 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende beschermende maatregelen tegen invoer met dumping uit landen die geen lid zijn van de Europese Unie (1) (“de basisverordening”), en met name artikel 14, lid 4,

    Na raadpleging van het bij artikel 15, lid 2, van de basisverordening ingestelde comité,

    Overwegende hetgeen volgt:

    1.   PROCEDURE

    (1)

    Op 14 oktober 2020 heeft de Europese Commissie (“de Commissie”) op grond van artikel 5 van de basisverordening een antidumpingonderzoek geopend met betrekking tot de invoer van berkentriplex en -multiplex van oorsprong uit Rusland. Op 11 juni 2021 heeft de Commissie bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/940 (2) (“de voorlopige verordening”) een voorlopig antidumpingrecht op berkentriplex en -multiplex van oorsprong uit Rusland ingesteld.

    (2)

    Naar aanleiding van de mededeling van de voorlopige bevindingen hebben verscheidene belanghebbenden aangevoerd dat er zich na het onderzoektijdvak (“OT”) (1 juli 2019-30 juni 2020) wijzigingen in de marktverhoudingen hebben voorgedaan en dat het gezien die wijzigingen niet gerechtvaardigd zou zijn definitieve maatregelen in te stellen.

    (3)

    Op 18 augustus 2021 heeft de Commissie in het kader van het onderzoek belanghebbenden in de Unie verzocht om informatie over de periode na het OT (juli 2020 tot en met juni 2021) te verstrekken, teneinde de eventuele gevolgen van de vermeende gewijzigde omstandigheden op de markt van de Unie te kunnen onderzoeken en beoordelen. Zij heeft informatie ontvangen van de drie in de steekproef opgenomen producenten in de Unie, een niet in de steekproef opgenomen producent in de Unie, de klagers en 63 belanghebbenden, waaronder gebruikers, importeurs, verenigingen en andere producenten in de Unie. De in de steekproef opgenomen producenten in de Unie hebben de gevraagde informatie met betrekking tot bepaalde indicatoren verstrekt.

    (4)

    Op 31 augustus 2021 heeft de Commissie alle belanghebbenden ingelicht over de belangrijkste feiten en overwegingen op basis waarvan zij voornemens was een definitief antidumpingrecht in te stellen op berkentriplex en -multiplex van oorsprong uit Rusland, uitgaande van de situatie tijdens het onderzoektijdvak, aangezien de beweerde ontwikkelingen van na het OT werden geacht van tijdelijke aard te zijn. De belanghebbenden konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken. Naar aanleiding van de mededeling van de definitieve bevindingen hebben verscheidene belanghebbenden verzocht om schorsing van de antidumpingmaatregelen overeenkomstig artikel 14, lid 4, van de basisverordening, onder verwijzing naar de beweerde wijzigingen van de marktverhoudingen na het OT op grond waarvan de noodzaak om de rechten na de instelling ervan te innen op losse schroeven zou komen te staan. In het licht van de beschikbare informatie heeft de Commissie besloten te onderzoeken of een eventuele schorsing van de definitieve antidumpingmaatregelen op grond van artikel 14, lid 4, van de basisverordening gerechtvaardigd zou zijn.

    (5)

    Op 11 oktober 2021 heeft de Commissie haar voornemen bekendgemaakt om de maatregelen niet op grond van artikel 14, lid 4, van de basisverordening te schorsen. De belanghebbenden konden hierover binnen een bepaalde termijn opmerkingen maken.

    (6)

    Vervolgens heeft de Commissie op 9 november 2021 definitieve antidumpingrechten (3) ingesteld op berkentriplex en -multiplex uit Rusland, variërend van 14,40 % tot 15,80 %. Tegelijkertijd heeft zij aangekondigd dat in een later stadium een besluit met betrekking tot een mogelijke schorsing zou worden genomen.

    2.   ONDERZOEK NAAR DE WIJZIGINGEN VAN DE MARKTVERHOUDINGEN

    (7)

    In artikel 14, lid 4, van de basisverordening is bepaald dat antidumpingmaatregelen in het belang van de Unie mogen worden geschorst als de marktverhoudingen tijdelijk zodanig zijn gewijzigd dat het onwaarschijnlijk is dat door de schorsing opnieuw schade ontstaat. Hieruit volgt dat antidumpingmaatregelen uitsluitend kunnen worden geschorst als de omstandigheden zodanig zijn gewijzigd dat de bedrijfstak van de Unie niet langer aanmerkelijke schade lijdt.

    2.1.   Bevindingen van het antidumpingonderzoek

    (8)

    De invoer uit Rusland is in de beoordelingsperiode (2017-juni 2020) met 14 % toegenomen en heeft een marktaandeel van 46 % in het OT verworven, tegen 40 % in 2017. Tegelijkertijd heeft de economische situatie van de bedrijfstak van de Unie voor alle belangrijke indicatoren een negatieve ontwikkeling doorgemaakt: productie (– 14 %), verkoop in de EU (– 17 %), marktaandeel (gedaald van 47 % tot 39 %) en winstgevendheid (gedaald van + 10 % tot – 3 %). Op basis hiervan heeft de Commissie geconcludeerd dat de bedrijfstak van de Unie aanmerkelijke schade heeft geleden als gevolg van de invoer met dumping. Wat de gegevens voor de periode na het OT betreft, heeft de Commissie zich op het standpunt gesteld dat de vermeende abnormaal hoge prijzen van het betrokken product na het OT en de gestegen vervoerprijzen als reactie op een mondiaal economisch herstel na COVID en een stijging van de vraag naar verwachting van tijdelijke aard zijn. De informatie waarover de Commissie voor de periode na het OT beschikt, heeft dus niet geleid tot een wijziging van de conclusies inzake aanmerkelijke schade en oorzakelijk verband, en de instelling van rechten werd passend geacht.

    2.2.   Situatie van de bedrijfstak van de Unie na het OT

    (9)

    Uit de analyse van de aanvullende informatie waarom de Commissie op grond van artikel 14, lid 4, van de basisverordening had verzocht om de situatie op de markt van de Unie na het OT te kunnen onderzoeken, is gebleken dat de situatie van de bedrijfstak van de Unie niet noemenswaardig is veranderd ten opzichte van de situatie ervan tijdens het OT.

    (10)

    In de periode na het OT heeft de verkoop van de producenten in de Unie aan niet-verbonden partijen in de Unie zich positief ontwikkeld met een stijging van 9 % ten opzichte van het OT. In vergelijking met het referentiejaar van de beoordelingsperiode (te weten 2017) lag de verkoop in de EU echter nog steeds 15 % lager. Ook het productievolume en de productiecapaciteit hebben zich sinds het OT positief ontwikkeld met een stijging van 11 % bij de productie en van 4 % bij de productiecapaciteit, wat heeft geleid tot een toename van de bezettingsgraad met 7 %. Ten opzichte van 2017 zijn het productievolume en de bezettingsgraad na het OT echter met 8 % respectievelijk 7 % gedaald.

    (11)

    Wat de winstgevendheid betreft, was de bedrijfstak van de Unie in de periode na het OT nog steeds verliesgevend (– 1,1 %) en bleef hij ver achter bij de streefwinst (9,7 %) die was vastgesteld op het niveau van 2017, aangezien de bedrijfstak van de Unie in dat jaar onder normale marktverhoudingen bleek te hebben geopereerd zonder dat er sprake was van dumping. Hieruit blijkt dat de toegenomen vraag slechts ten dele aan de bedrijfstak van de Unie ten goede is gekomen, aangezien de stijging van de verkoop en de prijzen grotendeels werd tenietgedaan door de stijging van de productiekosten (de grondstoffen werden op dezelfde wijze getroffen door de prijsstijging) en laattijdige prijsaanpassingen als gevolg van contractuele verplichtingen.

    2.3.   Conclusies over de situatie van de bedrijfstak van de Unie na het OT

    (12)

    Op basis van het bovenstaande heeft de Commissie geconcludeerd dat de toename van de vraag en tot op zekere hoogte ook de gestegen prijzen op de markt na het OT weliswaar aan de bedrijfstak van de Unie ten goede zijn gekomen, zoals blijkt uit de positieve trend van bepaalde indicatoren (zie de overwegingen 10 en 11) in vergelijking met het OT, maar dat die aanwijzingen voor herstel niet sterk genoeg waren om de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade te keren, zoals blijkt wanneer de trends worden afgezet tegen 2017. Bovendien was de bedrijfstak van de Unie in de periode na het OT nog steeds verliesgevend. De Commissie heeft derhalve geconcludeerd dat uit het bewijsmateriaal niet is gebleken dat de marktverhoudingen tijdelijk zodanig waren gewijzigd dat het onwaarschijnlijk was dat door de schorsing opnieuw schade zou ontstaan.

    (13)

    Naar aanleiding van de mededeling van de bevindingen van de Commissie betwistten sommige partijen, waaronder producenten-exporteurs, importeurs en gebruikers, de conclusie van het antidumpingonderzoek met het argument dat de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade niet het gevolg was van de invoer uit Rusland, maar door andere factoren was veroorzaakt. Zij voerden met name aan dat de schade van de bedrijfstak van de Unie in de periode na het OT aan de productiekosten en aan laattijdige prijsaanpassingen viel toe te schrijven.

    (14)

    De Commissie heeft eraan herinnerd dat de analyse van het oorzakelijk verband het voorwerp was van de afzonderlijke antidumpingprocedure, waarin de Commissie tot de conclusie is gekomen dat de invoer met dumping uit Rusland de bedrijfstak van de Unie materiële schade heeft berokkend en dat geen van de andere onderzochte factoren, afzonderlijk of gezamenlijk, het oorzakelijk verband tussen de invoer met dumping en de door de bedrijfstak van de Unie geleden schade zodanig heeft afgezwakt dat dit verband niet langer echt en substantieel zou zijn (4). Het onderzoek van de in artikel 14, lid 4, van de basisverordening bedoelde aspecten betreft een andere kwestie (namelijk of het waarschijnlijk is dat opnieuw schade ontstaat als de maatregelen worden geschorst) en kan geen aanleiding geven de reeds uitgevoerde analyse, die tot de instelling van maatregelen heeft geleid, opnieuw te verrichten. Het argument had derhalve geen betrekking op de bevindingen van de Commissie in het kader van artikel 14, lid 4, zodat het is afgewezen.

    (15)

    Daarnaast heeft de Commissie opgemerkt dat zij in het kader van haar analyse van de ontwikkelingen van na het OT (zie punt 2.2 hierboven) niet had vastgesteld dat de aanhoudende schade door de stijgende productiekosten werd veroorzaakt. Zoals uiteengezet in overweging 12, is het integendeel zo dat de toename van de vraag en tot op zekere hoogte ook de gestegen prijzen op de markt aan de bedrijfstak van de Unie ten goede zijn gekomen. De Commissie heeft tevens opgemerkt dat zij, ongeacht de gevolgen van de laattijdige prijsaanpassingen en de productiekosten als gevolg van de marktontwikkelingen van na het OT, het bestaan van aanmerkelijke schade door de invoer uit Rusland tijdens het OT in Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1930 had vastgesteld op basis van de gegevens betreffende de periode 2017-juni 2020 en in het kader van de analyse van de in artikel 14, lid 4, van de basisverordening bedoelde aspecten buiten beschouwing had gelaten. Deze argumenten zijn derhalve afgewezen.

    (16)

    Naar aanleiding van de mededeling van feiten en overwegingen voerden sommige partijen, waaronder producenten-exporteurs, importeurs en gebruikers, ook aan dat de Commissie een prospectieve analyse zou moeten verrichten om na te gaan of “de marktverhoudingen tijdelijk zodanig zijn gewijzigd dat het onwaarschijnlijk is dat door de schorsing opnieuw schade ontstaat” in de zin van artikel 14, lid 4, van de basisverordening. Ook betoogden sommige partijen dat de Commissie rekening zou moeten houden met het verstoorde evenwicht tussen vraag en aanbod, zoals zij heeft gedaan in het kader van de procedure betreffende de invoer van gewalste platte producten van aluminium van oorsprong uit de VRC.

    (17)

    Wat de prospectieve analyse betreft, heeft de Commissie eraan herinnerd dat in het kader van de analyse van de gegevens voor de periode na het OT was geconcludeerd dat nog steeds schade aan de bedrijfstak van de Unie werd berokkend en dat derhalve niet aan de voorwaarden voor schorsing was voldaan. Bijgevolg waren er geen redenen om een prospectieve analyse uit te voeren om na te gaan of het onwaarschijnlijk is dat door de schorsing opnieuw schade ontstaat, aangezien uit de analyse is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie in de periode na het OT nog steeds aanmerkelijke schade leed. Evenzo werd, gezien het aanhouden van de schade voor de bedrijfstak van de Unie, de prospectieve analyse van het verstoorde evenwicht tussen vraag en aanbod ongegrond geacht.

    (18)

    Naar aanleiding van de mededeling van feiten en overwegingen voerde de Segezha Group, een producent-exporteur, tevens aan dat een recht in de vorm van een minimuminvoerprijs de meest gerechtvaardigde maatregel zou zijn. De Commissie heeft eraan herinnerd dat een analyse van de vorm van de maatregelen buiten het kader van deze procedure valt en heeft het argument daarom afgewezen.

    (19)

    Naar aanleiding van de mededeling van feiten en overwegingen voerde Syktyvkar Plywood Mill, een in de steekproef opgenomen Russische producent-exporteur, aan dat de Commissie in het informatiedocument geen melding had gemaakt van informatie die door andere belanghebbenden dan de producenten in de Unie was verstrekt. De Commissie heeft eraan herinnerd dat zij niet verplicht is om in haar informatiedocument van alle opmerkingen van alle belanghebbenden melding te maken, aangezien de aan haar conclusies ten grondslag liggende redenen naar behoren waren uitgewerkt en toegelicht. Zij heeft niettemin opgemerkt dat alle door de belanghebbenden verstrekte gegevens en gemaakte opmerkingen naar behoren waren onderzocht en in aanmerking genomen bij de analyse van een mogelijke schorsing op grond van artikel 14, lid 4, van de basisverordening.

    (20)

    Naar aanleiding van de mededeling van feiten en overwegingen voerden enkele belanghebbenden aan dat de instelling van maatregelen in strijd met het belang van de Unie zou zijn. De Commissie heeft eraan herinnerd dat het belang van de Unie met betrekking tot de instelling van maatregelen reeds naar behoren was geanalyseerd in het kader van de antidumpingprocedure (met name in de overwegingen 213 tot en met 236 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1930, waarin zij had geconcludeerd dat er geen dwingende redenen waren om aan te nemen dat het niet in het belang van de Unie zou zijn om maatregelen in te stellen ten aanzien van de invoer van berkentriplex en -multiplex van oorsprong uit Rusland). Er wordt bovendien aan herinnerd dat de analyse van het belang van de Unie op grond van artikel 14, lid 4, van de basisverordening pas relevant is zodra de bedrijfstak van de Unie niet langer schade lijdt en het onwaarschijnlijk is dat door de schorsing opnieuw schade ontstaat. Aangezien op basis van de analyse van de ontwikkelingen van na het OT was geconcludeerd dat nog steeds schade aan de bedrijfstak van de Unie werd berokkend en dat derhalve niet aan de voorwaarden voor schorsing was voldaan, heeft de Commissie het niet nodig geacht het belang van de Unie te beoordelen uit hoofde van artikel 14, lid 4, van de basisverordening.

    (21)

    Naar aanleiding van de mededeling van feiten en overwegingen voerden enkele belanghebbenden aan dat de Commissie de definitieve maatregelen ten aanzien van vierkante panelen zou moeten opschorten. Om te beginnen heeft de Commissie opgemerkt dat artikel 14, lid 4, van de basisverordening voorziet in de schorsing van maatregelen die zijn ingesteld ten aanzien van de invoer van het betrokken product als geheel en niet van een deel daarvan. Zij heeft er voorts op gewezen dat het verzoek om uitsluiting van vierkante panelen in de parallelle antidumpingprocedure was behandeld en in het kader daarvan was afgewezen (5). Het argument is derhalve afgewezen.

    3.   CONCLUSIE

    (22)

    Aangezien uit het onderzoek van de ontwikkelingen van na het OT is gebleken dat de bedrijfstak van de Unie nog steeds schade leed, kon de Commissie niet concluderen dat de marktverhoudingen tijdelijk zodanig waren gewijzigd dat het onwaarschijnlijk was dat door een schorsing opnieuw schade zou ontstaan en dat het in het belang van de Unie zou zijn de maatregelen overeenkomstig artikel 14, lid 4, van de basisverordening te schorsen. Dit besluit laat het recht van de Commissie onverlet om op grond van artikel 14, lid 4, van de basisverordening een besluit te nemen indien de marktverhoudingen in de toekomst wijzigen.

    (23)

    Derhalve heeft de Commissie besloten de bij Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1930 ingestelde antidumpingrechten op berkentriplex en -multiplex van oorsprong uit Rusland niet te schorsen,

    HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:

    Artikel 1

    Er wordt niet voldaan aan de overeenkomstig artikel 14, lid 4, van Verordening (EU) 2016/1036 gestelde voorwaarden voor schorsing van het bij artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1930 ingestelde definitieve antidumpingrecht op berkentriplex en -multiplex van oorsprong uit Rusland.

    Artikel 2

    Dit besluit treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Gedaan te Brussel, 3 december 2021.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)  PB L 176 van 30.6.2016, blz. 21.

    (2)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/940 van de Commissie van 10 juni 2021 tot instelling van een voorlopig antidumpingrecht op berkentriplex en -multiplex van oorsprong uit Rusland (PB L 205 van 11.6.2021, blz. 47).

    (3)  Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1930 van de Commissie van 8 november 2021 tot instelling van een definitief antidumpingrecht en tot definitieve inning van het voorlopige recht op berkentriplex en -multiplex van oorsprong uit Rusland (PB L 394 van 9.11.2021, blz. 7) (de definitieve verordening).

    (4)  Zie overweging 203 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1930 (de definitieve verordening).

    (5)  Zie de overwegingen 27, 28 en 29 van Uitvoeringsverordening (EU) 2021/1930 (de definitieve verordening).


    Top