Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32020R2015

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2020/2015 van de Commissie van 21 augustus 2020 tot vaststelling van nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor bepaalde visserijen in de westelijke wateren voor de periode 2021‐2023

    C/2020/5645

    PB L 415 van 10.12.2020, p. 22–38 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

    Legal status of the document No longer in force, Date of end of validity: 31/12/2023: This act has been changed. Current consolidated version: 01/01/2024

    ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_del/2020/2015/oj

    10.12.2020   

    NL

    Publicatieblad van de Europese Unie

    L 415/22


    GEDELEGEERDE VERORDENING (EU) 2020/2015 VAN DE COMMISSIE

    van 21 augustus 2020

    tot vaststelling van nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor bepaalde visserijen in de westelijke wateren voor de periode 2021‐2023

    DE EUROPESE COMMISSIE,

    Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

    Gezien Verordening (EU) 2019/472 van het Europees Parlement en de Raad van 19 maart 2019 tot vaststelling van een meerjarenplan voor bestanden die worden gevangen in de westelijke wateren en daaraan grenzende wateren en voor de visserijen die deze bestanden exploiteren, tot wijziging van Verordeningen (EU) 2016/1139 en (EU) 2018/973, en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 811/2004, (EG) nr. 2166/2005, (EG) nr. 388/2006, (EG) nr. 509/2007 en (EG) nr. 1300/2008 van de Raad (1), en met name artikel 13,

    Overwegende hetgeen volgt:

    (1)

    Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad (2) heeft onder meer tot doel de teruggooi in alle visserijen van de Unie geleidelijk uit te bannen middels de invoering van een aanlandingsverplichting voor vangsten van soorten waarvoor vangstbeperkingen gelden.

    (2)

    Artikel 9 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 voorziet in de vaststelling van meerjarenplannen met instandhoudingsmaatregelen voor de visserij op bepaalde bestanden in een bepaald geografisch gebied.

    (3)

    In dergelijke meerjarenplannen worden nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting vastgelegd en kan de Commissie de bevoegdheid worden verleend om die bepalingen verder uit te werken op basis van door de lidstaten opgestelde gezamenlijke aanbevelingen.

    (4)

    Bij Verordening (EU) 2019/472 is een meerjarenplan vastgesteld voor bestanden die worden gevangen in de westelijke wateren, en voor de visserijen die deze bestanden exploiteren. Uit hoofde van artikel 13 van die verordening is de Commissie bevoegd om, op basis van gezamenlijke aanbevelingen van lidstaten, gedelegeerde handelingen vast te stellen om die verordening aan te vullen door overeenkomstig artikel 15, lid 5, onder a) tot en met e), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 nadere bepalingen vast te leggen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor alle bestanden van soorten in de westelijke wateren waarop de aanlandingsverplichting van toepassing is krachtens artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013.

    (5)

    Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2239 van de Commissie (3) zijn nadere bepalingen vastgesteld ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor bepaalde demersale visserijen in de noordwestelijke wateren voor de periode 2020‐2021, op basis van een gezamenlijke aanbeveling van België, Spanje, Frankrijk, Ierland, Nederland en het Verenigd Koninkrijk (4), die een rechtstreeks belang hebben bij het beheer van de visserij in de noordwestelijke wateren.

    (6)

    Na overleg met de adviesraad voor de noordwestelijke wateren en de adviesraad voor pelagische bestanden hebben België, Spanje, Frankrijk, Ierland en Nederland op 5 mei 2020 bij de Commissie een gezamenlijke aanbeveling ingediend inzake een teruggooiplan voor bepaalde visserijen in de noordwestelijke wateren voor de periode 2021‐2023. De lidstaten hebben de gezamenlijke aanbeveling herzien op 29 juli 2020.

    (7)

    Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2237 van de Commissie (5) zijn nadere bepalingen vastgesteld ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor bepaalde demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren voor de periode 2020‐2021, op basis van een gezamenlijke aanbeveling van België, Spanje, Frankrijk, Nederland en Portugal, die een rechtstreeks belang hebben bij het beheer van de visserij in de zuidwestelijke wateren.

    (8)

    Na overleg met de adviesraad voor de zuidwestelijke wateren en de adviesraad voor pelagische bestanden op 24 april 2020 hebben België, Spanje, Frankrijk, Nederland en Portugal op 5 mei 2020 bij de Commissie een gezamenlijke aanbeveling ingediend inzake een teruggooiplan voor bepaalde visserijen in de zuidwestelijke wateren voor de periode 2021‐2023. De lidstaten hebben de gezamenlijke aanbeveling herzien op 16 juli 2020.

    (9)

    De ter zake relevante wetenschappelijke instanties hebben wetenschappelijke bijdragen geleverd, die werden beoordeeld door het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) (6). De Commissie heeft de betrokken maatregelen op 28 juli 2020 gepresenteerd aan een deskundigengroep bestaande uit vertegenwoordigers van de lidstaten, in een vergadering die door het Europees Parlement als waarnemer werd bijgewoond.

    (10)

    Krachtens artikel 18 van Verordening (EU) nr. 1380/2013 heeft de Commissie rekening gehouden met de beoordeling door het WTECV en met het feit dat de lidstaten moeten zorgen voor de volledige uitvoering van de aanlandingsverplichting. In verschillende gevallen is nieuw bewijsmateriaal ingediend, maar het WTECV heeft geoordeeld dat er verbeteringen van de verstrekte informatie nodig zijn. In die gevallen is het passend vrijstellingen toe te kennen op tijdelijke basis. Door de visserijactiviteiten voort te zetten, zal de gegevensverzameling verbeteren en wordt tegemoetgekomen aan de overwegingen van het WTECV.

    (11)

    De regionale groepen van lidstaten hebben het merendeel van hun verzoeken om de-minimisvrijstellingen gebaseerd op een mogelijke stijging van de kosten als gevolg van de behandeling van ongewenste vangsten. De informatie die de lidstaten in dit verband hebben verstrekt, is verbeterd. Het WTECV merkt echter op dat het nodig blijft de gegevensverzameling te verbeteren en dat het verbeteren van de selectiviteit prioriteit zou moeten hebben om de hoeveelheid ongewenste vangsten te verminderen. Daarom moeten de vrijstellingen in dergelijke gevallen per geval worden verleend voor één of twee jaar. De lidstaten moeten aanvullende gegevens verstrekken afkomstig van lopende proeven en wetenschappelijke studies.

    (12)

    De volgende op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstellingen van de aanlandingsverplichting moeten van toepassing zijn op de noordwestelijke wateren.

    (13)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2239 bevatte een vrijstelling op basis van overlevingskansen, als bedoeld in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013, voor vangsten van langoustines met korven, vallen of kubben in de door de Internationale Raad voor het onderzoek van de zee (ICES) begrensde deelgebieden 6 en 7. De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstelling. Het WTECV heeft het door de lidstaten in voorgaande jaren ingediende bewijsmateriaal geëvalueerd en concludeerde (7) dat de vrijstelling gerechtvaardigd is. Aangezien de omstandigheden niet zijn veranderd, moet die vrijstelling worden behouden.

    (14)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2239 bevatte een vrijstelling op basis van overlevingskansen voor langoustines gevangen met bodemtrawls met een maaswijdte van 100 mm of meer en voor langoustines gevangen met bodemtrawls met een maaswijdte van 70‐99 mm in combinatie met selectieve vistuigopties (TR1- en TR2-visserij) in ICES-deelgebied 7. De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstelling. Het WTECV beoordeelde in voorgaande jaren het door de lidstaten ingediende bewijsmateriaal en concludeerde (8) dat het met een seltra-trawl verrichte overlevingsonderzoek voldoende gegevens opleverde, maar dat het totale effect op de extensieve visserij op langoustines met ander vistuig moeilijk te beoordelen blijft. Het WTECV merkte op dat, als ervan wordt uitgegaan dat voor alle vistuigen een relatief hoog overlevingspercentage geldt, het teruggooipercentage in deze visserij wellicht relatief laag is. Aangezien de omstandigheden niet zijn veranderd, moet die vrijstelling derhalve worden behouden met specifieke bepalingen inzake vistuig in het beschermingsgebied in de Keltische Zee, en in de Ierse Zee.

    (15)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2239 bevatte een vrijstelling op basis van overlevingskansen voor langoustines die in ICES-sector 6a, binnen twaalf zeemijl uit de kust, worden gevangen met ottertrawls met een maaswijdte van 80‐110 mm in combinatie met selectieve vistuigopties. De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstelling. Het WTECV heeft het door de lidstaten in voorgaande jaren ingediende bewijsmateriaal geanalyseerd en concludeerde (9) dat de overlevingsstudie robuust is en op een relatief hoog overlevingspercentage wijst. Aangezien de omstandigheden niet zijn veranderd, moet die vrijstelling worden behouden.

    (16)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2239 bevatte een vrijstelling op basis van overlevingskansen voor tong die kleiner is dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte (“MCRS”) en met ottertrawls met een maaswijdte van 80‐99 mm wordt gevangen in ICES-sector 7d binnen zes zeemijl uit de kust, maar buiten de bekende kraamgebieden. De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstelling. Het WTECV heeft in voorgaande jaren het door de lidstaten ingediende bewijsmateriaal geëvalueerd en concludeerde (10) dat het bewijsmateriaal toereikend was. Aangezien de omstandigheden niet zijn veranderd, moet die vrijstelling worden behouden.

    (17)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2239 bevatte een vrijstelling op basis van overlevingskansen voor roggen die in de ICES-deelgebieden 6 en 7 met om het even welk vistuig worden gevangen. De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstelling. Het WTECV heeft het nieuwe bewijsmateriaal dat door de lidstaten is ingediend, geanalyseerd en concludeerde (11) dat de overleving varieert tussen soorten en visserijen. Het WTECV merkte op dat er projecten lopen die nuttige informatie over deze vrijstelling zouden moeten opleveren. Deze conclusie geldt voor grootoogroggen (Leucoraja naevus). Het WTECV merkte op dat het bewijsmateriaal op lagere overlevingspercentages voor grootoogroggen wees. De lidstaten moeten zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei van elk jaar aanvullende wetenschappelijke informatie indienen die van deze studies afkomstig is.

    (18)

    Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2239 is een vrijstelling op basis van overlevingskansen verleend voor schol gevangen in de ICES-sectoren 7a tot en met 7k door vaartuigen met een maximaal motorvermogen van 221 kW of een maximale lengte van 24 meter, die vissen met boomkorren binnen twaalf zeemijl uit de kust tijdens trekken van niet meer dan negentig minuten en door vaartuigen met een motorvermogen van meer dan 221 kW die vissen met boomkorren die zijn uitgerust met een touwschot of een ontsnappingspaneel voor benthos. De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstelling. Het WTECV heeft het nieuwe bewijsmateriaal dat door de lidstaten is ingediend, geanalyseerd en concludeerde (12) dat de ramingen van de overlevingspercentages van de teruggooi variëren tussen visreizen en dat het bewijsmateriaal ontoereikend was voor de ICES-sectoren 7h, 7j, en 7k. In die omstandigheden moet de vrijstelling voor schol enkel in de ICES-sectoren 7a tot en met 7g worden behouden. De betrokken lidstaten moeten zo snel mogelijk, en uiterlijk op 1 mei van elk jaar bewijsmateriaal indienen. De Commissie merkt ook op dat de lidstaten zich er in de gezamenlijke aanbeveling toe hebben verbonden om uiterlijk op 1 mei 2021 bij het volgende jaarverslag een tijdschema voor de voltooiing van de overeengekomen routekaart in te dienen.

    (19)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2239 bevatte vrijstellingen op basis van overlevingskansen voor schol die met schakelnetten of ottertrawls in de ICES-sectoren 7d tot en met 7g wordt gevangen. De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstelling. Het WTECV heeft het door de lidstaten in voorgaande jaren ingediende bewijsmateriaal geanalyseerd en concludeerde (13) dat de overlevingsstudie robuust is en op een relatief hoog overlevingspercentage wijst. Aangezien de omstandigheden niet zijn veranderd, moet die vrijstelling worden behouden.

    (20)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2239 voorzag in een vrijstelling op basis van overlevingskansen voor schol die met Deense zegens in ICES-sector 7d wordt gevangen. De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstelling. Het WTECV analyseerde in voorgaande jaren het door de lidstaten ingediende bewijsmateriaal en concludeerde (14) dat de gegevens van de studie over de overlevingspercentages betrouwbaar zijn en ramingen opleveren die op robuuste overlevingskansen voor die visserij wijzen. Aangezien de omstandigheden niet zijn veranderd, moet die vrijstelling worden behouden.

    (21)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2239 bevatte een vrijstelling op basis van overlevingskansen voor soorten die met korven, vallen en kubben in de noordwestelijke wateren (de ICES-deelgebieden 5, 6 en 7) worden gevangen. De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstelling. De lidstaten hebben wetenschappelijk bewijsmateriaal verstrekt om de hoge overlevingspercentages bij teruggooi voor in die visserij gevangen soorten aan te tonen. Het WTECV analyseerde het bewijsmateriaal in voorgaande jaren en concludeerde (15) dat de soorten die in het kader van de visserij met vallen en korven worden teruggegooid, veel kans blijken te hebben om te overleven. Aangezien de omstandigheden niet zijn veranderd, moet deze vrijstelling worden behouden.

    (22)

    Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1393/2014 van de Commissie (16) voorzag onder bepaalde voorwaarden in een vrijstelling op basis van overlevingskansen voor vangsten van makreel en haring met ringzegens in ICES-deelgebied 6. De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstelling. Het WTECV evalueerde het ondersteunende bewijsmateriaal in voorgaande jaren en concludeerde (17) dat de overlevingspercentages afhangen van de tijd gedurende welke de vissen worden samengedrukt en van hun dichtheid in het net, die in deze visserijen doorgaans beperkt zijn. Aangenomen dat de resultaten van de overlevingsstudie representatief zijn voor de overlevingspercentages bij commerciële visserijactiviteiten, bedraagt het aandeel vrijgelaten makreel dat overleeft waarschijnlijk circa 70 %, zo concludeerde de WTECV. De dichtheden zouden ook lager zijn dan de dichtheid waarbij een stijging van de sterfte van haring is waargenomen. Aangezien de omstandigheden niet zijn veranderd, moet deze vrijstelling in deze verordening worden behouden.

    (23)

    Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1393/2014 bevatte een vrijstelling op basis van overlevingskansen voor vangsten van makreel en haring in de visserij met ringnetten op pelagische soorten waarvoor geen quota gelden in de ICES-sectoren 7e en 7f. De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstelling. Het WTECV heeft het door de lidstaten in voorgaande jaren verstrekte bewijsmateriaal onderzocht en concludeerde (18) dat de overlevingspercentages waarschijnlijk vergelijkbaar zijn met die van de ringzegenvisserij en dat het ondersteunende bewijsmateriaal vergelijkbaar was met het bewijsmateriaal ter rechtvaardiging van andere vrijstellingen in vorige teruggooiplannen. Aangezien de omstandigheden niet zijn veranderd, moet de vrijstelling worden behouden.

    (24)

    De volgende op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstellingen van de aanlandingsverplichting moeten van toepassing zijn op de zuidwestelijke wateren.

    (25)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2237 bevatte een vrijstelling van de aanlandingsverplichting voor in de ICES-deelgebieden 8 en 9 met bodemtrawls gevangen langoustines en voor met het ambachtelijke vistuig “voracera” in ICES-sector 9a gevangen zeebrasem. De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstelling. Het WTECV heeft de vrijstelling voor langoustine in de voorgaande jaren geëvalueerd en concludeerde (19) dat het bewijsmateriaal robuust was. Voor zeebrasem heeft het WTECV in eerdere beoordelingen (20) geconcludeerd dat de studies redelijk solide wetenschappelijk bewijs vormden voor de overleving van zeebrasem. Aangezien de omstandigheden niet zijn veranderd, moeten deze twee vrijstellingen worden behouden.

    (26)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2237 bevatte een vrijstelling op basis van overlevingskansen voor roggen die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 met alle soorten vistuig worden gevangen. De lidstaten hebben verzocht deze vrijstelling voort te zetten en verstrekten nieuw bewijsmateriaal. Het WTECV concludeerde (21) dat er aanzienlijke inspanningen werden geleverd om de ontbrekende gegevens aan te vullen en dat er nog verscheidene projecten lopen. Er zijn echter verbeteringen in de gegevensverzameling vereist. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer moeten zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2022 aanvullend wetenschappelijk bewijsmateriaal afkomstig van de lopende projecten indienen. De vrijstelling moet derhalve worden behouden.

    (27)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2237 voorzag in een vrijstelling voor grootoogroggen die met schakelnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 en met bodemtrawls in ICES-deelgebied 8 worden gevangen. De lidstaten hebben verzocht deze vrijstelling voort te zetten en verstrekten nieuw bewijsmateriaal. Het WTECV heeft het bewijsmateriaal geanalyseerd en merkte op (22) dat er een aanzienlijke inspanning is geleverd om de ontbrekende gegevens aan te vullen en dat er een aanzienlijk aantal projecten loopt. Er zijn echter verbeteringen in de gegevensverzameling vereist. Aangezien de overlevingspercentages voor grootoogroggen in het verleden lager zijn gebleken dan voor andere roggen, moet de vrijstelling worden behouden tot en met 31 december 2022 voor grootoogroggen die met schakelnetten worden gevangen in de ICES-deelgebieden 8 en 9 en tot en met 31 december 2021 voor grootoogroggen die met bodemtrawls worden gevangen in ICES-deelgebied 8. De lidstaten moeten zo snel mogelijk aanvullende wetenschappelijke informatie afkomstig van de lopende projecten indienen.

    (28)

    Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2237 is een vrijstelling op basis van overlevingskansen verleend voor met het ambachtelijke vistuig “voracera” in ICES-sector 9a gevangen zeebrasem en voor met haken en lijnen in de ICES-deelgebieden 8 en 10 en in ICES-sector 9a gevangen zeebrasem. De lidstaten hebben verzocht deze vrijstelling voort te zetten en verstrekten nieuw bewijsmateriaal. Er zijn echter verbeteringen in de gegevensverzameling vereist. Het WTECV merkte op (23) dat verscheidene wetenschappelijke projecten die voor de periode 2019‐2020 waren gepland, niet werden uitgevoerd wegens beperkingen in verband met het verkrijgen van materiaal. De vrijstelling kan worden verleend tot en met 31 december 2022. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer moeten zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2022 aanvullende wetenschappelijke informatie ter ondersteuning van de vrijstelling indienen.

    (29)

    Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1394/2014 van de Commissie (24) bevatte een vrijstelling op basis van hoge overlevingskansen voor vangsten van ansjovis, horsmakreel en makreel in ambachtelijke ringzegenvisserijen (PS), mits het net niet volledig wordt binnengehaald. De lidstaten hebben verzocht deze vrijstelling voort te zetten en verstrekten nieuw bewijsmateriaal. Het WTECV merkte op (25) dat het bewijsmateriaal op hoge overlevingspercentages voor ansjovis, horsmakreel en makreel wees wanneer de tijd gedurende welke de vissen worden samengedrukt tijdens de ontsnappingsprocedure naar raming minder dan vijf minuten bedraagt, wat de geraamde samendrukkingstijd onder reële visserijomstandigheden is. Daarom moet de vrijstelling worden behouden.

    (30)

    De volgende de-minimisvrijstellingen van de aanlandingsverplichting moeten van toepassing zijn op de noordwestelijke wateren.

    (31)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2239 bevatte de-minimisvrijstellingen van de aanlandingsverplichting voor bepaalde visserijen. De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstelling. Het WTECV heeft in voorgaande jaren het door de lidstaten verstrekte bewijsmateriaal beoordeeld en concludeerde (26) dat de argumenten met betrekking tot onevenredige kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten redelijk waren. Aangezien de omstandigheden niet zijn veranderd, is het passend de de-minimisvrijstellingen te behouden voor:

    wijting gevangen door vaartuigen die bodemtrawls en zegens met een maaswijdte van 80 mm of meer (OTB, OTT, OT, PTB, PT, SSC, SDN, SPR, SX, SV, TBN, TBS, TB en TX), pelagische trawls (OTM en PTM) en boomkorren (BTT) met een maaswijdte van 80‐119 mm (BT2) gebruiken in de ICES-sectoren 7b tot en met 7k.

    De in dit streepje vastgestelde vrijstelling moet van toepassing zijn tot en met december 2021 gezien de algemene opmerking van het WTECV over de algehele staat van instandhouding van wijting in de ICES-deelgebieden 7b tot en met 7k. De betrokken lidstaten moeten uiterlijk op 1 mei 2021 aanvullende informatie indienen over de vangstsamenstelling;

    tong gevangen door vaartuigen die in de ICES-sectoren 7d tot en met 7g op die soort vissen met schakel- en kieuwnetten;

    tong gevangen door vaartuigen die in de ICES-sectoren 7d tot en met 7h TBB-tuig met een maaswijdte van 80‐119 mm gebruiken waarvan de selectiviteit is verhoogd (Vlaams paneel).

    (32)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2239 bevatte een de-minimisvrijstelling voor schelvis gevangen door vaartuigen die bodemtrawls met een maaswijdte van 80 mm of meer gebruiken in de ICES-sectoren 7b, 7c en 7e tot en met 7k. De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstelling. Het WTECV (27) heeft het nieuwe bewijsmateriaal dat door de lidstaten is verstrekt, geëvalueerd en concludeerde dat schelvis een verstikkingssoort met een hoog risico is in dit gebied. Het WTECV merkte echter ook op dat kabeljauw en wijting sterk uitgeput zijn in de Keltisch Zee en adviseerde om het niveau van de ongewenste vangsten van deze soorten te reduceren. De vrijstelling kan derhalve worden verleend voor bodemtrawls met een maaswijdte van 100 mm of meer, zegens, en met uitzondering van boomkorren en de gerichte visserij op langoustines; voor vaartuigen die op langoustines vissen met een maaswijdte van ten minste 80 mm voor de gerichte visserij op langoustine; en voor boomkorren met een maaswijdte van 80 mm of meer met een Vlaams paneel. Deze vrijstelling moet worden behouden tot en met 31 december 2022.

    (33)

    Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2239 is een de-minimisvrijstelling verleend voor de demersale gemengde visserij door vaartuigen die in ICES-sector 7a met boomkorren op Noordzeegarnaal vissen. De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstelling. Het WTECV heeft in voorgaande jaren het door de lidstaten ingediende bewijsmateriaal beoordeeld en concludeerde (28) dat de vrijstelling voor deze visserij goed gedocumenteerd is in de Noordzee en dat het waarschijnlijk is dat de visserij in de Noordzee representatief is voor de visserij in de Ierse Zee. Aangezien de omstandigheden niet zijn veranderd, moet de vrijstelling worden behouden.

    (34)

    Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2239 is een de-minimisvrijstelling verleend voor evervis gevangen door vaartuigen die bodemtrawls gebruiken in de ICES-sectoren 7b, 7c en 7f tot en met 7k. De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstelling. Het WTECV heeft de door de lidstaten ingediende nieuwe gegevens onderzocht en concludeerde (29) dat er aanwijzingen zijn voor hogere kosten in verband met de behandeling en opslag van ongewenste vangsten in de betrokken visserijen. Het verbeteren van de selectiviteit moet echter de prioriteit zijn. De vrijstelling moet worden behouden tot en met 31 december 2022. De betrokken lidstaten moeten zo snel mogelijk, en uiterlijk in mei 2022, aanvullend bewijsmateriaal ter ondersteuning van deze vrijstelling verstrekken.

    (35)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2239 voorzag in een de-minimisvrijstelling voor vangsten van schartong onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte door vaartuigen die vissen met boomkorren met een maaswijdte van 80‐119 mm in ICES-deelgebied 7 en met bodemtrawls onder bepaalde omstandigheden. De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstelling. Het WTECV heeft de nieuwe, door de lidstaten verstrekte gegevens geanalyseerd en concludeerde (30) dat er indicaties zijn voor extra kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten. De vrijstelling moet gedurende twee jaar worden behouden met extra specificaties om aanvullende gegevensverzameling mogelijk te maken. De betrokken lidstaten moeten zo snel mogelijk, en uiterlijk in mei 2021, aanvullend bewijsmateriaal ter ondersteuning van deze vrijstelling verstrekken.

    (36)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2239 voorzag in een de-minimisvrijstelling voor tong gevangen door vaartuigen die in de ICES-sectoren 7a, 7j en 7k boomkorren met een maaswijdte van 80‐119 mm gebruiken waarvan de selectiviteit is verhoogd (Vlaams paneel). De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstelling. Het WTECV heeft het nieuwe bewijsmateriaal dat door de lidstaten is ingediend, geanalyseerd en concludeerde (31) dat er aanvullende technische specificaties betreffende het vistuig nodig waren. De vrijstelling moet voor twee jaar worden behouden, maar enkel voor ICES-sector 7a en de lidstaten moeten zo snel mogelijk, en uiterlijk op 1 mei 2022 het bewijsmateriaal ter ondersteuning van de vrijstelling indienen.

    (37)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2239 voorzag in een de-minimisvrijstelling voor grote zilvervis gevangen door vaartuigen die bodemtrawls met een maaswijdte van 100 mm of meer gebruiken in ICES-sector 5b en ICES-deelgebied 6. De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstelling. Het WTECV heeft het nieuwe bewijsmateriaal dat door de lidstaten is ingediend, geanalyseerd en concludeerde (32) dat er aanwijzingen zijn voor hogere kosten in verband met de behandeling en opslag van ongewenste vangsten. De vrijstelling moet voor twee jaar worden behouden en de lidstaten moeten zo snel mogelijk, en uiterlijk op 1 mei 2022 aanvullend bewijsmateriaal ter ondersteuning van deze vrijstelling indienen.

    (38)

    Bij Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2239 is een de-minimisvrijstelling verleend voor makreel en horsmakreel die in demersale gemengde visserijen wordt gevangen door vaartuigen die bodemtrawls, zegens en boomkorren gebruiken in ICES-deelgebied 6 en de ICES-sectoren 7b tot en met 7k. De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstelling. Het WTECV heeft het door de lidstaten ingediende bewijsmateriaal geanalyseerd en concludeerde dat er aanwijzingen zijn voor hogere kosten in verband met de behandeling van ongewenste vangsten, zoals in vorige evaluaties werd geconcludeerd. Aangezien de omstandigheden niet zijn veranderd, moet de vrijstelling voor twee jaar worden behouden en moeten de lidstaten zo snel mogelijk, en uiterlijk op 1 mei 2022 aanvullend bewijsmateriaal ter ondersteuning van de vrijstelling indienen.

    (39)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2239 voorzag in een de-minimisvrijstelling voor vangsten van schelvis onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte door vaartuigen die vissen met bodemtrawls met een maaswijdte tot 119 mm in de visserij op langoustines in het gebied ten westen van Schotland in ICES-sector 6a. De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstelling. Het WTECV heeft het door de lidstaten ingediende bewijsmateriaal geanalyseerd en merkte op (33) dat de conclusies van het WTECV-verslag 19‐08 nog steeds geldig waren en dat de argumenten inzake onevenredige kosten redelijk lijken. Gezien het huidige niveau van ongewenste vangsten in deze visserij moet de vrijstelling worden behouden, maar enkel voor vaartuigen die gebruikmaken van het zeer selectieve vistuig.

    (40)

    Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1393/2014 voorzag in de-minimisvrijstellingen voor de volgende pelagische visserijen:

    blauwe wijting in de industriële pelagische trawlvisserij op die soort in de ICES-gebieden 5b, 6 en 7, waarbij die soort aan boord wordt verwerkt tot surimibasis;

    witte tonijn in de visserijen die in ICES-deelgebied 7 gericht op witte tonijn vissen met pelagische spantrawls;

    makreel, horsmakreel, haring en wijting gevangen door pelagische trawlers met een lengte over alles tot 25 meter die pelagische trawls gebruiken in ICES-sector 7d.

    (41)

    De lidstaten verzochten om de voortzetting van de de-minimisvrijstelling voor blauwe wijting (Micromesistius poutassou) in de industriële pelagische trawlvisserij op die soort in de ICES-sectoren 5b, 6 en 7, waarbij die soort aan boord wordt verwerkt tot surimibasis. Deze vrijstelling is in voorgaande jaren (34) positief beoordeeld door het WTECV en werd verleend op basis van moeilijkheden om de selectiviteit te verbeteren. Aangezien de omstandigheden van de visserij niet zijn veranderd, moeten de vrijstellingen worden behouden. De lidstaten moeten uiterlijk op 1 mei 2023 bewijsmateriaal inzake visserijpatronen verstrekken.

    (42)

    De lidstaten hebben verzocht de de-minimisvrijstelling voor witte tonijn (Thunnus alalunga) in de visserijen op witte tonijn met pelagische spantrawls (PTM) in ICES-deelgebied 7 voort te zetten. Het WTECV heeft het door de lidstaten ingediende bewijsmateriaal over de onevenredige kosten van de opslag en behandeling van ongewenste vangsten in voorgaande jaren geanalyseerd en concludeerde (35) dat het verzoek verband houdt met het verlies van verhandelbare vangsten. De lidstaten voerden de kosten van opslag en behandeling op zee en aan land aan. Aangezien de omstandigheden van de visserij niet zijn veranderd, moeten de vrijstellingen worden behouden. De lidstaten moeten uiterlijk op 1 mei 2023 bewijsmateriaal inzake visserijpatronen verstrekken.

    (43)

    De lidstaten verzochten om de voortzetting van de de-minimisvrijstelling voor makreel, horsmakreel, haring en wijting gevangen door pelagische trawlers met een lengte over alles tot 25 meter die pelagische trawls gebruiken in ICES-sector 7d. Het WTECV heeft het door de lidstaten in voorgaande jaren ingediende bewijsmateriaal geanalyseerd en concludeerde (36) dat de vrijstelling op basis van onevenredige kosten door met redenen omklede kwalitatieve argumenten werd gestaafd. Aangezien de omstandigheden van de visserij niet zijn veranderd, moeten de vrijstellingen worden behouden. De lidstaten moeten uiterlijk op 1 mei 2023 bewijsmateriaal inzake visserijpatronen verstrekken.

    (44)

    De volgende de-minimisvrijstellingen van de aanlandingsverplichting moeten gelden voor de zuidwestelijke wateren.

    (45)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2237 bevatte een de-minimisvrijstelling voor:

    met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen heek;

    met trawls in de ICES-sectoren 8a en 8b gevangen tong;

    met schakel- en kieuwnetten in de ICES-sectoren 8a en 8b gevangen tong;

    met haken en lijnen in ICES-deelgebied 10 gevangen Beryx spp.

    (46)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2237 bevatte een de-minimisvrijstelling voor met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen heek. De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstelling. Het WTECV heeft het nieuwe, door de lidstaten in 2020 ingediende bewijsmateriaal onderzocht. Het WTECV concludeerde (37) dat de analyses inzake extra kosten als gevolg van de behandeling van ongewenste vangsten zijn toegespitst op de vloten die op heek vissen en dat uit de resultaten blijkt dat de tijd voor de behandeling en het sorteren van ongewenste vangsten zal toenemen. Het bewijsmateriaal is omvattend en volstaat ter ondersteuning van de vrijstelling, die moet worden behouden. De vrijstelling moet ook worden verleend voor heek en tong gevangen door vaartuigen die spannetten en ottertrawls (OTM, PTM) gebruiken.

    (47)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2237 bevatte een de-minimisvrijstelling voor in de ICES-sectoren 8a en 8b met boomkorren en bodemtrawls gevangen tong en voor in de ICES-sectoren 8a en 8b met schakel- en kieuwnetten gevangen tong. De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstellingen. Het WTECV heeft het door de lidstaten in de voorgaande jaren ingediende bewijsmateriaal onderzocht en concludeerde (38) dat de gezamenlijke aanbeveling met redenen omklede argumenten bevatte die aantoonden dat het moeilijk was de selectiviteit te verhogen en dat de kosten van de behandeling van ongewenste vangsten onevenredig waren. Aangezien de omstandigheden niet zijn veranderd, moeten deze de-minimisvrijstellingen worden behouden. De vrijstelling moet ook worden verleend voor tong gevangen door vaartuigen die spannetten en ottertrawls (OTM, PTM) gebruiken.

    (48)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2237 bevatte een de-minimisvrijstelling voor met haken en lijnen in ICES-deelgebied 10 gevangen Beryx spp. De lidstaten verzochten om de voortzetting van de vrijstelling. Het WTECV heeft het door de lidstaten in voorgaande jaren ingediende bewijsmateriaal beoordeeld en concludeerde (39) dat de verstrekte informatie gefundeerde argumenten bevatte voor de stelling dat de selectiviteit moeilijk verder te verbeteren valt of de kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten onevenredig hoog uitvallen. Aangezien de omstandigheden niet zijn veranderd, moet die vrijstelling worden behouden.

    (49)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2237 bevatte een de-minimisvrijstelling voor:

    met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen horsmakreel;

    met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8, 9 en 10 en de Cecaf-sectoren 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 gevangen horsmakreel;

    met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen makreel;

    met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 en de Cecaf-sectoren 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 gevangen makreel;

    met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen schartong;

    met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen schartong;

    met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen zeeduivel;

    met kieuwnetten in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen zeeduivel.

    (50)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2018/2033 bevatte een de-minimisvrijstelling voor:

    met trawls en zegens in de ICES-deelgebieden 8 en 9 gevangen ansjovis;

    met trawls en zegens in ICES-sector 9a gevangen zeebrasem;

    met trawls en zegens in ICES-sector 9a gevangen tong.

    (51)

    De lidstaten verzochten deze vrijstellingen voort te zetten en ze te verlenen voor met pelagische trawls gevangen zeeduivel. De lidstaten hebben een gedetailleerde economische analyse inzake de onevenredige kosten van ongewenste vangsten verstrekt, die werd geëvalueerd door het WTECV (40). Het WTECV concludeerde dat de studie weliswaar gedetailleerd en uitgebreid is, maar dat het WTECV de methodologie ervan niet volledig kon evalueren tijdens de schriftelijke procedure. Gezien de door de lidstaten verstrekte informatie en het feit dat het WTECV de methodologie van de studie niet kon beoordelen, moeten die vrijstellingen in deze verordening worden opgenomen. De lidstaten moeten zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei van elk jaar aanvullende gegevens ter ondersteuning van de vrijstelling verstrekken.

    (52)

    Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2237 bevatte een de-minimisvrijstelling voor:

    met trawls en zegens in ICES-deelgebied 8 gevangen wijting;

    met kieuwnetten in ICES-deelgebied 8 gevangen wijting.

    (53)

    De lidstaten verzochten deze vrijstellingen voort te zetten voor met trawls en zegens in ICES-deelgebied 8 gevangen wijting, en ze te verlenen voor met pelagische trawls gevangen wijting. De lidstaten hebben nieuw bewijsmateriaal verstrekt. Het WTECV concludeerde (41) dat er aanwijzingen zijn dat het moeilijk is om de selectiviteit te verbeteren in gemengde demersale visserijen waarin wijting wordt gevangen zonder aanzienlijke verliezen van andere verhandelbare vangst en dat er nieuwe studies lopen. De vrijstelling dient voor twee jaar te worden verleend. De betrokken lidstaten moeten zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei van elk jaar aanvullende wetenschappelijke informatie verstrekken die van de lopende studies afkomstig is.

    (54)

    De lidstaten verzochten de de-minimisvrijstelling voor met kieuwnetten in ICES-deelgebied 8 gevangen wijting voort te zetten en verstrekten nieuw bewijsmateriaal. Het WTECV concludeerde (42) dat het moeilijk is de selectiviteit in de visserij met kieuwnetten te verbeteren. Er zijn echter verbeteringen nodig van de informatie die is verstrekt inzake onevenredige kosten. De vrijstelling moet voor twee jaar worden verleend en de betrokken lidstaten moeten zo snel mogelijk, en uiterlijk op 1 mei van elk jaar aanvullende gegevens verstrekken.

    (55)

    Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1394/2014 bevatte de-minimisvrijstellingen voor:

    blauwe wijting in de industriële pelagische trawlvisserij in ICES-deelgebied 8;

    witte tonijn die met trawls wordt gevangen in ICES-deelgebied 8;

    ansjovis, makreel en horsmakreel die met pelagische trawls wordt gevangen in ICES-deelgebied 8;

    horsmakreel en makreel die met ringzegens (PS) wordt gevangen in ICES-deelgebied 8.

    (56)

    De lidstaten hebben verzocht de vrijstellingen voort te zetten ten aanzien van de pelagische visserij. Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1394/2014 voorzag in deze vrijstellingen na een positieve beoordeling van het WTECV in voorgaande jaren (43) en de vrijstellingen werden verleend op basis van moeilijkheden bij het verbeteren van de selectiviteit voor blauwe wijting, horsmakreel en makreel, en op basis hoge kosten voor de behandeling van ongewenste vangsten in het geval van witte tonijn en ansjovis. Aangezien de omstandigheden niet zijn veranderd, moet de vrijstelling worden behouden.

    (57)

    In het licht van de nieuwe gezamenlijke aanbevelingen is het passend Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2239 en Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2237 in te trekken en door een nieuwe verordening te vervangen.

    (58)

    Aangezien de maatregelen van de onderhavige verordening rechtstreeks van invloed zijn op de planning van het visseizoen van de Unievaartuigen en de daarmee samenhangende economische activiteiten, moet de onderhavige verordening onmiddellijk na de bekendmaking ervan in werking treden. Zij moet van toepassing worden met ingang van 1 januari 2021,

    HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

    HOOFDSTUK I

    ALGEMENE BEPALINGEN

    Artikel 1

    Uitvoering van de aanlandingsverplichting

    In de noordwestelijke wateren (ICES-deelgebieden 5 (met uitzondering van sector 5a en enkel Uniewateren van sector 5b, 6 en 7) en de zuidwestelijke wateren (ICES-deelgebieden 8, 9 en 10 (wateren rond de Azoren), en de Cecaf-sectoren 34.1.1, 34.1.2 en 34.2.0 (wateren rond Madeira en de Canarische Eilanden)) is de in artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde aanlandingsverplichting overeenkomstig de onderhavige verordening voor de periode 2021‐2023 van toepassing in de demersale en pelagische visserijen.

    Artikel 2

    Definities

    1.    “Vlaams paneel”: het achterste trechtervormige netgedeelte van een boomkor, waarvan:

    de achterkant rechtstreeks aan de kuil is bevestigd;

    het bovenste en het onderste netgedeelte een maaswijdte van ten minste 120 mm hebben, gemeten tussen de knopen, en

    de lengte in gestrekte toestand minstens 3 meter bedraagt.

    2.    “Seltra-paneel”: een selectiviteitsvoorziening die:

    bestaat uit een bovenpaneel met een maaswijdte van ten minste 270 mm (ruitvormige mazen) of ten minste 300 mm (vierkante mazen), geplaatst in een door vier panelen gevormde sorteerbox in het rechte deel van de kuil;

    minstens 3 meter lang is;

    is aangebracht op niet meer dan 4 meter van de pooklijn, en

    de volledige breedte van de bovenkant van de sorteerbox van het trawlnet in beslag neemt (d.w.z. van naadlijn tot naadlijn).

    3.   “Selectiviteitsnetrooster” (Netgrid): een selectiviteitsvoorziening bestaande uit een door vier panelen gevormd gedeelte dat wordt aangebracht in een door twee panelen gevormde trawl met een hoeks geplaatst netpaneel met ruitvormige mazen van ten minste 200 mm, zodat aan de bovenkant van de trawl een ontsnappingsgat ontstaat.

    4.   “Cefas-Netgrid”: een Netgrid-selectiviteitsvoorziening ontwikkeld door het centrum voor milieu-, visserij- en aquacultuurwetenschappen (Centre for Environment, Fisheries and Aquaculture Science) voor vangsten van Nephrops in de Ierse Zee.

    5.   “Flipflaptrawl”: een trawl die is uitgerust met een netrooster dat is ontwikkeld om de vangst van kabeljauw, schelvis en wijting in de visserij op langoustines te reduceren.

    6.   “Touwschot”: een tuigaanpassing op demersale boomkorren om te helpen voorkomen dat stenen en keien de trawl binnenkomen en schade aan zowel het tuig als de vangsten veroorzaken.

    7.   “Ontsnappingspaneel voor benthos”: een paneel uit netwerk met grotere mazen of vierkante mazen dat is bevestigd in het onderpaneel van een trawl, gewoonlijk een boomkor, om bentisch materiaal en zeebodemafval te lozen voordat het in de kuil terechtkomt.

    8.   “Beschermingsgebied in de Keltische Zee”: de wateren binnen de ICES-sectoren 7f en 7g en het deel van 7j dat ten noorden van 50 °NB en ten oosten van 11 °WL ligt.

    9.   “Voracera”: een lokaal ontworpen en gebouwde mechanisch aangedreven lijn met haken die wordt gebruikt door de ambachtelijke vloot die in het zuiden van Spanje in ICES-sector 9a op zeebrasem vist.

    HOOFDSTUK II

    VRIJSTELLINGEN OP BASIS VAN OVERLEVINGSKANSEN IN DE NOORDWESTELIJKE WATEREN

    Artikel 3

    Vrijstelling op basis van overlevingskansen voor langoustine

    1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling op basis van overlevingskansen geldt voor:

    a)

    langoustines (Nephrops norvegicus) gevangen met korven, vallen of kubben (vistuigcodes (44): FPO en FIX en FYK), in de ICES-deelgebieden 6 en 7;

    b)

    langoustines (Nephrops norvegicus) gevangen met bodemtrawls (OTT, OTB, TBS, TBN, TB, PTB, OT, PT en TX) met een maaswijdte van 100 mm of meer in ICES-deelgebied 7;

    c)

    langoustines (Nephrops norvegicus) in ICES-deelgebied 7 gevangen met bodemtrawls (OTT, OTB, TBS, TBN, TB, PTB, OT, PT en TX) met een maaswijdte van 70‐99 mm in combinatie met opties voor zeer selectief vistuig, zoals vastgesteld in de leden 2 en 3;

    d)

    langoustines (Nephrops norvegicus) gevangen met ottertrawls (OTT, OTB, TBS, TBN, TB, PTB, OT, PT en TX) met een maaswijdte van 80‐110 mm in ICES-sector 6a binnen twaalf zeemijl uit de kust.

    2.   De vrijstelling uit hoofde van lid 1, onder c), is van toepassing op vaartuigen die in het beschermingsgebied in de Keltische Zee vissen, op voorwaarde dat zij een van de volgende soorten selectief vistuig gebruiken:

    a)

    een paneel met vierkante mazen van ten minste 300 mm;

    b)

    een paneel met vierkante mazen van ten minste 200 mm voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter;

    c)

    een seltra-paneel;

    d)

    een sorteerrooster met een maximumafstand tussen de staven van 35 mm zoals gedefinieerd in deel B van bijlage VI bij Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad (45) of een gelijkwaardige Netgrid-selectiviteitsvoorziening;

    e)

    een kuil met mazen van 100 mm met een paneel met vierkante mazen van 100 mm;

    f)

    een dubbele kuil waarbij de bovenste kuil uit T90-mazen van ten minste 90 mm bestaat en uitgerust is met een scheidingspaneel met een maximale maaswijdte van 300 mm.

    3.   De vrijstelling uit hoofde van lid 1, onder c), is van toepassing op vaartuigen die in ICES-sector 7a vissen, op voorwaarde dat zij een van de volgende soorten selectief vistuig gebruiken:

    a)

    een paneel met vierkante mazen van ten minste 300 mm;

    b)

    een paneel met vierkante mazen van ten minste 200 mm voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan twaalf meter;

    c)

    een seltra-paneel;

    d)

    een sorteerrooster met een maximumafstand tussen de staven van 35 mm zoals gedefinieerd in deel B van bijlage VI bij Verordening (EU) 2019/1241;

    (e)

    een Cefas-Netgrid;

    (f)

    een flipflaptrawl.

    4.   Bij de teruggooi van langoustines die overeenkomstig lid 1 zijn gevangen, worden de langoustines onmiddellijk in hun geheel vrijgelaten in het gebied waar zij zijn gevangen.

    Artikel 4

    Vrijstelling op basis van overlevingskansen voor tong

    1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 bedoelde vrijstelling op basis van overlevingskansen geldt in ICES-sector 7d binnen zes zeemijl uit de kust maar buiten de bekende kraamgebieden, voor vangsten van tong (Solea solea) onder de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte die worden gedaan met ottertrawls (vistuigcodes: OTT, OTB, TBS, TBN, TB, PTB, OT, PT, TX) met een maaswijdte in de kuil van 80‐99 mm, door vaartuigen:

    a)

    met een lengte van ten hoogste tien meter en een motorvermogen van ten hoogste 221 kW, en

    b)

    die vissen in wateren met een diepte van dertig meter of minder tijdens trekken van niet meer dan negentig minuten.

    2.   Bij de teruggooi van tong die overeenkomstig lid 1 is gevangen, wordt deze tong onmiddellijk vrijgelaten.

    Artikel 5

    Vrijstelling op basis van overlevingskansen voor roggen

    1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling op basis van overlevingskansen geldt voor roggen (Rajiformes) die worden gevangen met om het even welk vistuig in de noordwestelijke wateren (de ICES-deelgebieden 6 en 7).

    2.   De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen jaarlijks zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei aanvullende wetenschappelijke informatie in ter ondersteuning van de in lid 1 vastgestelde vrijstelling. Het Wetenschappelijk, Technisch en Economisch Comité voor de visserij (WTECV) beoordeelt die wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli van elk jaar.

    3.   De in lid 1 vastgestelde vrijstelling is ook van toepassing op grootoogroggen. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen elk jaar, zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei, aanvullende wetenschappelijke informatie in ter ondersteuning van die vrijstelling, met inbegrip van voorlopige informatie over vangsten van grootoogroggen, de teruggooi van grootoogroggen en de voortgang van het onderzoek naar de vitaliteit of overleving van grootoogroggen in de betrokken visserijen. Het WTECV beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie elk jaar vóór 31 juli.

    4.   Bij de teruggooi van roggen die overeenkomstig lid 1 zijn gevangen, worden de roggen onmiddellijk vrijgelaten.

    Artikel 6

    Vrijstelling op basis van overlevingskansen voor schol

    1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling op basis van overlevingskansen geldt voor:

    a)

    schol (Pleuronectes platessa) die in de ICES-sectoren 7d tot en met 7g wordt gevangen met schakelnetten (vistuigcodes: GTR, GTN, GEN, GN);

    b)

    schol (Pleuronectes platessa) die in de ICES-sectoren 7d tot en met 7g wordt gevangen met ottertrawls (vistuigcodes: OTT, OTB, TBS, TBN, TB, PTB, OT, PT en TX);

    c)

    schol (Pleuronectes platessa) die in de ICES-sectoren 7a tot en met 7g wordt gevangen door vaartuigen met een maximaal motorvermogen van meer dan 221 kW die boomkorren (TBB) gebruiken die met een touwschot of een ontsnappingspaneel voor benthos zijn uitgerust;

    d)

    schol (Pleuronectes platessa) die in de ICES-sectoren 7a tot en met 7g wordt gevangen door boomkorvaartuigen (TBB) met een maximaal motorvermogen van 221 kW of een maximale lengte van 24 meter die zijn gebouwd om binnen twaalf zeemijl uit de kust te vissen tijdens trekken van gemiddeld niet meer dan negentig minuten;

    e)

    schol (Pleuronectes platessa) die in ICES-sector 7d wordt gevangen met Deense zegens (vistuigcode: SDN).

    2.   Voor de onder c) en d) vastgestelde vrijstellingen dienen de lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer elk jaar, zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei, aanvullende wetenschappelijke informatie in ter ondersteuning van deze vrijstellingen, met inbegrip van voorlopige informatie over vangsten van schol, de teruggooi van schol en de voortgang van het onderzoek naar de vitaliteit of overleving in de betrokken visserijen. De lidstaten dienen uiterlijk op 1 mei 2021 een tijdschema voor de voltooiing van de overeengekomen routekaart in. Het WTECV beoordeelt deze informatie uiterlijk op 30 juni 2021.

    3.   Bij de teruggooi van schol die overeenkomstig lid 1 is gevangen, wordt de schol onmiddellijk vrijgelaten.

    Artikel 7

    Vrijstelling op basis van overlevingskansen voor soorten gevangen met korven, vallen en kubben

    1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling op basis van overlevingskansen geldt voor soorten die worden gevangen met korven, vallen en kubben (vistuigcodes: FPO, FIX, FYK) in de ICES-deelgebieden 5 (met uitzondering van 5a en met inbegrip van enkel de Uniewateren van 5b), 6 en 7.

    2.   Bij de teruggooi van vis die overeenkomstig lid 1 is gevangen, wordt de vis onmiddellijk vrijgelaten.

    Artikel 8

    Vrijstelling op basis van overlevingskansen voor pelagische soorten

    1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling op basis van overlevingskansen geldt voor vangsten van makreel en haring in de ringzegenvisserijen in ICES-deelgebied 6, indien aan elk van de volgende voorwaarden is voldaan:

    a)

    de vangst wordt vrijgelaten voordat de ringzegen tot een bepaald percentage (vastgesteld in de leden 2 en 3 hieronder) is gesloten (“het punt van ophaling”);

    b)

    het ringzegentuig is voorzien van zichtbare boeien die duidelijk de grens voor het punt van ophaling markeren;

    c)

    het vaartuig en de ringzegen zijn uitgerust met een elektronisch systeem om te registreren en te documenteren wanneer, waar en in welke mate de ringzegen is ingezet voor alle visserijactiviteiten.

    2.   Het punt van ophaling in de makreelvisserij is bij 80 % sluiting van de ringzegen en in de haringvisserij bij 90 % sluiting van de ringzegen.

    3.   Indien de ingesloten school uit beide soorten bestaat, is het punt van ophaling bij 80 % sluiting van de ringzegen.

    4.   Het is verboden vangsten makreel en haring vrij te laten na het punt van ophaling.

    5.   De ingesloten school vissen wordt bemonsterd vóór de vrijlating om de soortensamenstelling, de groottesamenstelling en de hoeveelheid te ramen.

    6.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling op basis van overlevingskansen is van toepassing op vangsten van makreel en haring in de visserij met ringnetten op pelagische soorten waarvoor geen quota gelden in de ICES-sectoren 7e en 7f, voor zover mutatis mutandis is voldaan aan de voorschriften van de leden 1 tot en met 5 van dit artikel en artikel 15 van deze verordening.

    HOOFDSTUK III

    VRIJSTELLINGEN OP BASIS VAN OVERLEVINGSKANSEN IN DE ZUIDWESTELIJKE WATEREN

    Artikel 9

    Vrijstelling op basis van overlevingskansen voor langoustine

    1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling op basis van overlevingskansen geldt voor langoustines (Nephrops norvegicus) die in de ICES-deelgebieden 8 en 9 worden gevangen met bodemtrawls (vistuigcodes: OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TB, TBB, OT, PT en TX).

    2.   Bij de teruggooi van langoustines die overeenkomstig lid 1 zijn gevangen, worden deze langoustines onmiddellijk vrijgelaten in het gebied waar zij zijn gevangen.

    Artikel 10

    Vrijstelling op basis van overlevingskansen voor roggen

    1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling op basis van overlevingskansen geldt voor roggen (Rajiformes) die met alle soorten vistuig worden gevangen in de ICES-deelgebieden 8 en 9.

    2.   Bij de teruggooi van roggen die overeenkomstig lid 1 zijn gevangen, worden de roggen onmiddellijk vrijgelaten.

    3.   De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2022 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter ondersteuning van de in lid 1 vastgestelde vrijstelling. Het WTECV beoordeelt deze informatie uiterlijk op 31 juli 2022.

    4.   De in lid 1 bedoelde vrijstelling is van toepassing op grootoogroggen:

    a)

    die tot en met 31 december 2022 in de ICES-deelgebieden 8 en 9 met schakelnetten worden gevangen. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk, en uiterlijk op 1 mei 2022 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter ondersteuning van deze vrijstelling voor met schakelnetten gevangen grootoogroggen. Het WTECV beoordeelt deze informatie uiterlijk op 31 juli 2022;

    b)

    die tot en met 31 december 2021 in ICES-deelgebied 8 met bodemtrawls worden gevangen. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk, en uiterlijk op 1 mei 2021 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter ondersteuning van deze vrijstelling voor met bodemtrawls gevangen grootoogroggen. Het WTECV beoordeelt deze informatie uiterlijk op 31 juli 2021.

    Artikel 11

    Op hoge overlevingskansen gebaseerde vrijstelling voor zeebrasem

    1.   De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling op basis van overlevingskansen geldt voor zeebrasem (Pagellus bogaraveo) die wordt gevangen in ICES-sector 9a met het ambachtelijke vistuig “voracera” en voor zeebrasem (Pagellus bogaraveo) die wordt gevangen met haken en lijnen (vistuigcodes: LHP, LHM, LLS, LLD) tot en met 31 december 2022 in de ICES-deelgebieden 8 en 10 en in ICES-sector 9a.

    2.   De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2022 aanvullende wetenschappelijke informatie in ter ondersteuning van de in lid 1 vastgestelde vrijstelling voor zeebrasem die in ICES-deelgebied 8 en in ICES-sector 9a wordt gevangen met haken en lijnen. Het WTECV beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli 2022.

    3.   Bij de teruggooi van zeebrasem die overeenkomstig lid 1 is gevangen, wordt deze onmiddellijk vrijgelaten.

    Artikel 12

    Vrijstelling op basis van overlevingskansen voor ansjovis, horsmakreel en makreel

    De in artikel 15, lid 4, onder b), van Verordening (EU) nr. 1380/2013 vastgestelde vrijstelling op basis van overlevingskansen geldt voor vangsten van ansjovis (Engraulis encrasicolus), horsmakreel (Trachurus spp.) en makreel (Scomber scombrus) in ringzegenvisserijen (PS), op voorwaarde dat het net niet volledig wordt binnengehaald.

    HOOFDSTUK IV

    DE-MINIMISVRIJSTELLINGEN IN DE NOORDWESTELIJKE WATEREN

    Artikel 13

    De-minimisvrijstellingen in de noordwestelijke wateren

    1.   In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen de volgende hoeveelheden in de noordwestelijke wateren op grond van artikel 15, lid 5, onder c), van die verordening worden teruggegooid, met inachtneming van de leden 2 tot en met 7:

    a)

    voor wijting (Merlangius merlangus), tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die bodemtrawls en zegens met een maaswijdte van 80 mm of meer (OTB, OTT, OT, PTB, PT, SSC, SDN, SPR, SX, SV, TBN, TBS, TB en TX), pelagische trawls (OTM en PTM) en boomkorren (BT2) met een maaswijdte van 80‐119 mm gebruiken in de ICES-sectoren 7b tot en met 7k;

    b)

    voor tong (Solea solea), tot maximaal 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die met schakel- en kieuwnetten (GN, GNS, GND, GNC, GTN, GTR, GEN en GNF) op tong vissen in de ICES-sectoren 7d tot en met 7g;

    c)

    voor tong (Solea solea), tot maximaal 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die met TBB-tuig met een maaswijdte van 80‐119 mm, uitgerust met een Vlaams paneel, op tong vissen in de ICES-sectoren 7d tot en met 7h;

    d)

    voor schelvis (Melanogrammus aeglefinus), tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soort gevangen:

    i)

    door vaartuigen met een maaswijdte van 100 mm of meer voor alle bodemtrawls, zegens (OTB, OTT, OT, PTB, PT, SSC, SDN SPR, SX, SV, TBN, TBS, TB, TX) in 7b, 7c en 7e tot en met 7k met vangsten die voor niet meer dan 30 % uit langoustine bestaan en met uitzondering van boomkorren;

    ii)

    door vaartuigen die gebruikmaken van vistuig met een maaswijdte van 80 mm of meer in 7b, 7c en 7e tot en met 7k met vangsten die voor meer dan 30 % uit langoustine bestaan;

    iii)

    door vaartuigen die boomkorren met een maaswijdte van 80 mm of meer gebruiken in 7b, 7c en 7e tot en met 7k in combinatie met een Vlaams paneel;

    e)

    in de demersale gemengde visserij door vaartuigen die in ICES-sector 7a op Noordzeegarnaal vissen met boomkorren (TBB) met een maaswijdte van 31 mm of meer:

    een gecombineerde hoeveelheid vissoorten kleiner dan de MCRS, die niet meer mag bedragen dan 0,85 % van de totale jaarlijkse scholvangsten en 0,15 % van de totale jaarlijkse wijtingvangsten in de demersale gemengde visserijen;

    f)

    voor evervis (Caproidae), tot maximaal 0,5 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die bodemtrawls (OTT, OTB, TBS, TBN, TB, PTB, OT, PT en TX) gebruiken in de ICES-sectoren 7b, 7c en 7f tot en met 7k;

    g)

    voor schartong (Lepidorhombus spp.) onder de MCRS, tot maximaal 4 % van de totale jaarlijkse vangsten van deze soort door vaartuigen die boomkorren (TBB) gebruiken met een maaswijdte van 80‐119 mm (BT2) in ICES-deelgebied 7; en die bodemtrawls (OTT, OTB, TBS, TBN, TB, PTB, OT, PT, TX) gebruiken in de volgende omstandigheden:

    i)

    in de ICES-sectoren 7f, 7g, het deel van 7h ten noorden van 49°30′ noorderbreedte en het deel van 7j ten noorden van 49°30′ noorderbreedte en ten oosten van 11° westerlengte, voor TR2-vaartuigen met vangsten die voor meer dan 55 % uit wijting of voor meer dan 55 % uit een combinatie van zeeduivel, heek en schartong bestaan;

    ii)

    in ICES-deelgebied 7, buiten het bovengenoemde gebied, voor TR2-vaartuigen;

    h)

    voor tong (Solea solea), tot maximaal 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die in ICES-sector 7a boomkorren met een maaswijdte van 80‐119 mm (BT2) gebruiken waarvan de selectiviteit is verhoogd (Vlaams paneel);

    i)

    voor grote zilvervis (Argentina silus), gevangen door vaartuigen die bodemtrawls (OTT, OTB, TBS, TBN, TB, PTB, OT, PT, TX) met een maaswijdte van 100 mm of meer (TR1) gebruiken in ICES-sector 5b (EU-wateren) en deelgebied 6, tot 0,6 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soort met alle vistuig in die gebieden;

    j)

    voor horsmakreel (Trachurus spp.), tot maximaal 3 % van de totale jaarlijkse bijvangsten van die soorten die in de demersale gemengde visserijen worden gevangen door vaartuigen die bodemtrawls, zegens en boomkorren (OTB, OTT, OT, PTB, PT, SSC, SDN, SPR, SX, SV, TBB, TBN, TBS, TB en TX) gebruiken in ICES-deelgebied 6 en de ICES-sectoren 7b tot en met 7k;

    k)

    voor makreel (Scomber scombrus), tot maximaal 3 % van de totale jaarlijkse bijvangsten van die soort die in de demersale gemengde visserijen worden gevangen door vaartuigen die bodemtrawls, zegens en boomkorren (OTB, OTT, OT, PTB, PT, SSC, SDN, SPR, SX, SV, TBB, TBN, TBS, TB en TX) gebruiken in ICES-deelgebied 6 en de ICES-sectoren 7b tot en met 7k;

    l)

    voor schelvis (Melanogrammus aeglefinus) die kleiner is dan de minimuminstandhoudingsreferentiegrootte, tot maximaal 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die bodemtrawls met een maaswijdte tot 119 mm (OTB, OTT, OT, TBN en TB) gebruiken in de visserij op langoustines (Nephrops norvegicus) in ICES-sector 6a ten westen van Schotland, op voorwaarde dat de vaartuigen de in artikel 3, lid 3, van deze verordening beschreven zeer selectieve vistuigopties gebruiken;

    m)

    voor blauwe wijting (Micromesistius poutassou), tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten in de industriële pelagische trawlvisserij op die soort in de ICES-deelgebieden 5b, 6 en 7, waarbij die soort aan boord wordt verwerkt tot surimibasis;

    n)

    voor witte tonijn (Thunnus alalunga) in de visserijen op die soort, tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten met pelagische spantrawls (PTM) in ICES-deelgebied 7;

    o)

    voor makreel (Scomber scombrus), horsmakreel (Trachurus spp.), haring (Clupea harengus) en wijting (Merlangius merlangus), tot maximaal 1 % van de totale jaarlijkse vangsten in de pelagische visserij met pelagische trawlers met een lengte over alles tot 25 meter, met pelagische trawls (OTM en PTM), op makreel, horsmakreel en haring in ICES-sector 7d.

    2.   De in lid 1, onder a), vastgestelde de-minimisvrijstelling is van toepassing tot en met 31 december 2021. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2021 aanvullende informatie over de vangstsamenstelling in. Het WTECV beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli 2021.

    3.   De in lid 1, onder g), vastgestelde de-minimisvrijstelling is van toepassing tot en met 31 december 2022. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2022 aanvullende informatie over de kosten van schartong onder de MCRS die op vaartuigen wordt opgeslagen, en vlootgegevens in. Het WTECV beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli 2022.

    4.   De in lid 1, onder h), vastgestelde de-minimisvrijstelling is van toepassing tot en met 31 december 2022. De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2022 aanvullende informatie over selectiviteit en het gebruik van de de-minimisvrijstelling in. Het WTECV beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli 2022.

    5.   De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2022 aanvullende informatie over selectiviteit en onevenredige kosten ter ondersteuning van de onder f) en i) tot en met k) van lid 1 vastgestelde vrijstellingen in. Het WTECV beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli 2022.

    6.   De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei 2023 aanvullende informatie over visserijpatronen in ter ondersteuning van de in onder m), n), en o) van lid 1 vastgestelde vrijstellingen. Het WTECV beoordeelt de verstrekte wetenschappelijke informatie uiterlijk op 31 juli 2023.

    7.   De onder d), f) en i) tot en met l) van lid 1 vastgestelde de-minimisvrijstellingen zijn van toepassing tot en met 31 december 2022.

    HOOFDSTUK V

    DE-MINIMISVRIJSTELLINGEN IN DE ZUIDWESTELIJKE WATEREN

    Artikel 14

    De-minimisvrijstellingen in de zuidwestelijke wateren

    1.   In afwijking van artikel 15, lid 1, van Verordening (EU) nr. 1380/2013 mogen de volgende hoeveelheden in de zuidwestelijke wateren op grond van artikel 15, lid 5, onder c), van die verordening worden teruggegooid:

    a)

    voor heek (Merluccius merluccius), tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die trawls en zegens gebruiken (vistuigcodes: OTM, PTM, OTT, OTB, PTB, OT, PT, TBN, TBS, TX, SSC, SPR, TB, SDN, SX, SV) in de ICES-deelgebieden 8 en 9;

    b)

    voor tong (Solea solea), tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die pelagische trawls, boomkorren en bodemtrawls gebruiken (vistuigcodes: OTM, PTM, OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT en TX) in de ICES-sectoren 8a en 8b;

    c)

    voor tong (Solea solea), tot maximaal 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die schakelnetten en kieuwnetten (vistuigcodes: GNS, GN, GND, GNC, GTN, GTR en GEN) gebruiken in de ICES-sectoren 8a en 8b;

    d)

    voor Beryx spp., tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die haken en lijnen (vistuigcodes: LHP, LHM, LLS, LLD) gebruiken in ICES-deelgebied 10;

    e)

    voor horsmakreel (Trachurus spp.), tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van horsmakreel door vaartuigen die boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes: OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX, SV) gebruiken in de ICES-deelgebieden 8 en 9;

    f)

    voor horsmakreel (Trachurus spp.), tot maximaal 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van horsmakreel door vaartuigen die kieuwnetten (vistuigcodes: GNS, GND, GNC, GTR, GTN) gebruiken in de ICES-deelgebieden 8, 9 en 10 en de Cecaf-sectoren 34.1.1, 34.1.2, 34.2.0;

    g)

    voor makreel (Scomber scombrus), tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes: OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX, SV) gebruiken in de ICES-deelgebieden 8 en 9;

    h)

    voor makreel (Scomber scombrus), tot maximaal 3 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die kieuwnetten (vistuigcodes: GNS, GND, GNC, GTR, GTN) gebruiken in de ICES-deelgebieden 8 en 9 en de Cecaf-sectoren 34.1.1, 34.1.2, 34.2.0;

    i)

    voor schartong (Lepidorhombus spp.), tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van schartong door vaartuigen die boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes: OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX, SV) gebruiken in de ICES-deelgebieden 8 en 9;

    j)

    voor schartong (Lepidorhombus spp.), tot maximaal 4 % van de totale jaarlijkse vangsten van schartong door vaartuigen die kieuwnetten (vistuigcodes: GNS, GND, GNC, GTR, GTN) gebruiken in de ICES-deelgebieden 8 en 9;

    k)

    voor zeeduivel (Lophiidae), tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van zeeduivel door vaartuigen die pelagische trawls, boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes: OTM, PTM, OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX, SV) gebruiken in de ICES-deelgebieden 8 en 9;

    l)

    voor zeeduivel (Lophiidae), tot maximaal 4 % van de totale jaarlijkse vangsten van zeeduivel door vaartuigen die kieuwnetten (vistuigcodes: GNS, GND, GNC, GTR, GTN) gebruiken in de ICES-deelgebieden 8 en 9;

    m)

    voor wijting (Merlangius merlangus), tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die pelagische trawls, boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes: OTB, OTT, PTB, TBN, TBS, TBB, OT, PT, TX, SSC, SPR, SDN, SX, SV) gebruiken in ICES-deelgebied 8;

    n)

    voor wijting (Merlangius merlangus), tot maximaal 4 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die kieuwnetten (vistuigcodes: GNS, GND, GNC, GTR, GTN) gebruiken in ICES-deelgebied 8;

    o)

    voor ansjovis (Engraulis encrasicolus), tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die boomkorren, bodemtrawls en zegens (OTT, OTB, PTB, OT, PT, TBN, TBS, TX, SSC, SPR, TB, TBB, SDN, SX, SV) gebruiken in de ICES-deelgebieden 8 en 9;

    p)

    voor zeebrasem (Pagellus bogaraveo), tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten van die soort door vaartuigen die boomkorren, bodemtrawls en zegens (OTT, OTB, PTB, OT, PT, TBN, TBS, TX, SSC, SPR, TB, TBB, SDN, SX, SV) gebruiken in het tot de Golf van Cádiz behorende deel van ICES-sector 9a;

    q)

    voor tong (Solea spp.), tot maximaal 1 % van de totale jaarlijkse vangsten van tong door vaartuigen die boomkorren, bodemtrawls en zegens (vistuigcodes: OTT, OTB, PTB, OT, PT, TBN, TBS, TX, SSC, SPR, TB, TBB, SDN, SX, SV) gebruiken in het tot de Golf van Cádiz behorende deel van ICES-sector 9a;

    r)

    voor blauwe wijting (Micromesistius poutassou), tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten in de industriële pelagische trawlvisserij op blauwe wijting in ICES-deelgebied 8 met pelagische trawls (OTM) en pelagische spantrawls (PTM), waarbij die soort aan boord wordt verwerkt tot surimibasis;

    s)

    voor witte tonijn (Thunnus alalunga) tot maximaal 5 % van de totale jaarlijkse vangsten in de visserij op witte tonijn met pelagische spantrawls (PTM) en pelagische trawls (OTM) in ICES-deelgebied 8;

    t)

    voor ansjovis (Engraulis encrasicolus), makreel (Scomber scombrus) en horsmakreel (Trachurus spp.) tot maximaal 4 % van de totale jaarlijkse vangsten in de pelagische trawlvisserij op ansjovis, makreel en horsmarkeel in ICES-deelgebied 8 met pelagische trawls;

    u)

    voor horsmakreel (Trachurus spp.) en makreel (Scomber scombrus) tot maximaal 4 % van de totale jaarlijkse vangsten en voor ansjovis (Engraulis encrasicolus) tot maximaal 1 % van de totale jaarlijkse vangsten met ringzegens (PS) in de ICES-deelgebieden 8, 9 en 10 en de Cecaf-sectoren 34.1.1, 34.1.2, 34.2.0.

    2.   De lidstaten met een rechtstreeks belang bij het beheer dienen jaarlijks zo snel mogelijk en uiterlijk op 1 mei aanvullende wetenschappelijke informatie in ter ondersteuning van de in lid 1, onder e) tot en met q), vastgestelde vrijstellingen.

    3.   De in lid 1, onder m) en n), vastgestelde de-minimisvrijstellingen zijn van toepassing tot en met 31 december 2022.

    HOOFDSTUK VI

    DOCUMENTATIE VAN VANGSTEN

    Artikel 15

    Documentatie van vangsten voor pelagische vloten

    De hoeveelheden vis die worden vrijgelaten overeenkomstig de vrijstelling uit hoofde van artikel 8 en de resultaten van de krachtens artikel 8, lid 5, vereiste bemonstering, worden in het logboek vermeld.

    HOOFDSTUK VII

    SLOTBEPALINGEN

    Artikel 16

    Intrekking

    De Gedelegeerde Verordeningen (EU) 2019/2239 en (EU) 2019/2237 worden ingetrokken.

    Artikel 17

    Inwerkingtreding

    Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

    Zij is van toepassing van 1 januari 2021 tot en met 31 december 2023.

    Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

    Gedaan te Brussel, 21 augustus 2020.

    Voor de Commissie

    De voorzitter

    Ursula VON DER LEYEN


    (1)   PB L 83 van 25.3.2019, blz. 1.

    (2)  Verordening (EU) nr. 1380/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2013 inzake het gemeenschappelijk visserijbeleid, tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 1954/2003 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en tot intrekking van Verordeningen (EG) nr. 2371/2002 en (EG) nr. 639/2004 van de Raad en Besluit 2004/585/EG van de Raad (PB L 354 van 28.12.2013, blz. 22).

    (3)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2239 van de Commissie van 1 oktober 2019 tot vaststelling van nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor bepaalde demersale visserijen in de noordwestelijke wateren voor de periode 2020‐2021 (PB L 336 van 30.12.2019, blz. 47).

    (4)  Het Verenigd Koninkrijk is sinds 1 februari 2020 geen lidstaat meer.

    (5)  Gedelegeerde Verordening (EU) 2019/2237 van de Commissie van 1 oktober 2019 tot vaststelling van nadere bepalingen ter uitvoering van de aanlandingsverplichting voor bepaalde demersale visserijen in de zuidwestelijke wateren voor de periode 2020‐2021 (PB L 336 van 30.12.2019, blz. 26).

    (6)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

    (7)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1099561/STECF+PLEN+15-02.pdf

    (8)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

    (9)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

    (10)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1099561/STECF+PLEN+15-02.pdf

    (11)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2694823/STECF+20-04+-+Eval+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf

    (12)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2694823/STECF+20-04+-+Eval+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf

    (13)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

    (14)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

    (15)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

    (16)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1393/2014 van de Commissie van 20 oktober 2014 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde pelagische visserijen in de noordwestelijke wateren (PB L 370 van 30.12.2014, blz. 25).

    (17)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/812327/STECF+PLEN+14-02.pdf

    (18)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1710831/STECF+17-08+-+Evaluation+of+LO+joint+recommendations.pdf/d7110d8a-c4da-498c-8b30-98d0b5c2fc22

    (19)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1710831/STECF+17-08+-+Evaluation+of+LO+joint+recommendations.pdf

    (20)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2124128/STECF+18-06+-+Evaluation+of+LO+joint+recommendations.pdf

    (21)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2694823/STECF+20-04+-+Eval+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf

    (22)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2694823/STECF+20-04+-+Eval+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf

    (23)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2694823/STECF+20-04+-+Eval+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf

    (24)  Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 1394/2014 van de Commissie van 20 oktober 2014 tot vaststelling van een teruggooiplan voor bepaalde pelagische visserijen in de zuidwestelijke wateren (PB L 370 van 30.12.2014, blz. 31).

    (25)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2694823/STECF+20-04+-+Eval+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf

    (26)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1099561/STECF+PLEN+15-02.pdf

    (27)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2694823/STECF+20-04+-+Eval+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf

    (28)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2537709/STECF+PLEN+19-02.pdf

    (29)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2694823/STECF+20-04+-+Eval+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf

    (30)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2694823/STECF+20-04+-+Eval+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf

    (31)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2694823/STECF+20-04+-+Eval+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf

    (32)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2694823/STECF+20-04+-+Eval+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf

    (33)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2694823/STECF+20-04+-+Eval+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf

    (34)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/812327/STECF+PLEN+14-02.pdf

    (35)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/812327/STECF+PLEN+14-02.pdf

    (36)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/812327/STECF+PLEN+14-02.pdf

    (37)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2694823/STECF+20-04+-+Eval+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf

    (38)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/1099561/STECF+PLEN+15-02.pdf

    (39)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2147402/STECF+PLEN+18-02.pdf

    (40)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2694823/STECF+20-04+-+Eval+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf

    (41)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2694823/STECF+20-04+-+Eval+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf

    (42)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/2694823/STECF+20-04+-+Eval+JRs+LO+and+TM+Reg.pdf

    (43)  https://stecf.jrc.ec.europa.eu/documents/43805/812327/STECF+PLEN+14-02.pdf

    (44)  De in de deze verordening gebruikte vistuigcodes zijn die van bijlage XI bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 404/2011 van de Commissie houdende bepalingen voor de uitvoering van Verordening (EG) nr. 1224/2009 van de Raad tot vaststelling van een communautaire controleregeling die de naleving van de regels van het gemeenschappelijk visserijbeleid moet garanderen. Voor vaartuigen met een lengte over alles van minder dan tien meter wordt in deze tabel gebruikgemaakt van de codes van de vistuigindeling van de FAO.

    (45)  Verordening (EU) 2019/1241 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de instandhouding van visbestanden en de bescherming van mariene ecosystemen door middel van technische maatregelen, tot wijziging van de Verordeningen (EG) nr. 1967/2006 en (EG) nr. 1224/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1380/2013, (EU) 2016/1139, (EU) 2018/973, (EU) 2019/472 en (EU) 2019/1022 van het Europees Parlement en de Raad, en tot intrekking van de Verordeningen (EG) nr. 894/97, (EG) nr. 850/98, (EG) nr. 2549/2000, (EG) nr. 254/2002, (EG) nr. 812/2004 en (EG) nr. 2187/2005 van de Raad (PB L 198 van 25.7.2019, blz. 105).


    Top