Choose the experimental features you want to try

This document is an excerpt from the EUR-Lex website

Document 32017R2459

Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2459 van de Raad van 5 december 2017 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

PB L 348 van 29.12.2017, p. 32–33 (BG, ES, CS, DA, DE, ET, EL, EN, FR, HR, IT, LV, LT, HU, MT, NL, PL, PT, RO, SK, SL, FI, SV)

Legal status of the document In force

ELI: http://data.europa.eu/eli/reg_impl/2017/2459/oj

29.12.2017   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

L 348/32


UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2017/2459 VAN DE RAAD

van 5 december 2017

tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,

Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,

Gezien Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (1), en met name artikel 397,

Gezien het voorstel van de Europese Commissie,

Overwegende hetgeen volgt:

(1)

In Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad (2) zijn nadere bepalingen vastgesteld aangaande het vermoeden betreffende de plaats van vestiging van de afnemer om de plaats van telecommunicatie-, omroep- of langs elektronische weg verrichte diensten voor niet-belastingplichtigen te bepalen.

(2)

Uit de evaluatie van de voorschriften voor de toepassing van deze vermoedens is gebleken dat het voor een in een lidstaat gevestigde belastingplichtige die dergelijke diensten verricht voor een niet-belastingplichtige in een andere lidstaat, uitermate belastend is om in bepaalde omstandigheden twee afzonderlijke, niet-tegenstrijdige bewijsstukken te verkrijgen van de plaats waar zijn afnemer is gevestigd dan wel zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft.

(3)

Deze last is bijzonder zwaar voor kleine en middelgrote ondernemingen. Het vereisen van slechts één bewijsstuk moet de verplichtingen vereenvoudigen voor die ondernemingen waarvan de intracommunautaire diensten aan afnemers in andere lidstaten een bepaalde drempel niet overschrijden.

(4)

De vereenvoudiging van de vereiste om de plaats van vestiging van de afnemer te bewijzen, vormt een aanvulling op de bij artikel 1 van Richtlijn (EU) 2017/2455 van de Raad (3) aangebrachte wijzigingen in de bijzondere regelingen die zijn vastgesteld in titel XII, hoofdstuk 6, van Richtlijn 2006/112/EG, en moet daarom vanaf diezelfde datum van toepassing zijn.

(5)

Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 dient derhalve dienovereenkomstig te worden gewijzigd,

HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:

Artikel 1

Artikel 24 ter van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 wordt vervangen door:

„Artikel 24 ter

Indien, voor de toepassing van artikel 58 van Richtlijn 2006/112/EG, telecommunicatiediensten, omroepdiensten of langs elektronische weg verrichte diensten worden verricht voor een niet-belastingplichtige:

a)

via diens vaste lijn, geldt het vermoeden dat de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft op de plaats waar de vaste lijn geïnstalleerd is;

b)

via mobiele netwerken, geldt het vermoeden dat de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft in het land dat wordt aangeduid met de mobiele landencode van de simkaart die wordt gebruikt bij het afnemen van die diensten;

c)

waarvoor het gebruik van een decoder of soortgelijk toestel of een viewing card vereist is en indien er geen vaste lijn wordt gebruikt, geldt het vermoeden dat de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft op de plaats waar die decoder of dat soortgelijke toestel zich bevindt of, indien die plaats niet bekend is, de plaats waarheen de viewing card is gezonden met het oog op gebruik aldaar;

d)

onder andere dan de in artikel 24 bis en de in dit artikel onder a), b) en c), bedoelde omstandigheden, geldt het vermoeden dat de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft op de plaats die door de dienstverrichter als zodanig is vastgesteld aan de hand van twee afzonderlijke, niet-tegenstrijdige, in artikel 24 septies van deze verordening vermelde bewijsstukken.

Onverminderd punt d) van de eerste alinea geldt voor het verrichten van diensten die onder dat punt vallen het vermoeden dat de afnemer gevestigd is of zijn woonplaats of gebruikelijke verblijfplaats heeft op de plaats die door de dienstverrichter als zodanig is vastgesteld aan de hand van één in artikel 24 septies, punten a) tot en met e), vermeld bewijsstuk dat wordt verstrekt door een bij de dienstverrichting betrokken persoon die niet de dienstverrichter of de afnemer is, indien het totale bedrag van dergelijke dienstverrichtingen, de btw niet inbegrepen, die door een belastingplichtige vanuit de zetel van zijn bedrijfsuitoefening of een vaste inrichting in een lidstaat worden verricht, in het lopende en het voorafgaande kalenderjaar niet hoger is dan 100 000 EUR of de tegenwaarde daarvan in de nationale munteenheid.

Indien de in de tweede alinea vastgestelde drempel wordt overschreden in de loop van een kalenderjaar, is die alinea niet van toepassing vanaf dat moment en totdat opnieuw aan de in die alinea vastgestelde voorwaarden is voldaan.

De tegenwaarde in de nationale munteenheid van het bedrag wordt berekend volgens de wisselkoers die op de dag van vaststelling van Uitvoeringsverordening (EU) 2017/2459 van de Raad (*1) door de Europese Centrale Bank bekend wordt gemaakt.

Artikel 2

Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.

Zij is van toepassing met ingang van 1 januari 2019.

Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.

Gedaan te Brussel, 5 december 2017.

Voor de Raad

De voorzitter

T. TÕNISTE


(1)  PB L 347 van 11.12.2006, blz. 1.

(2)  Uitvoeringsverordening (EU) nr. 282/2011 van de Raad van 15 maart 2011 houdende vaststelling van maatregelen ter uitvoering van Richtlijn 2006/112/EG betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB L 77 van 23.3.2011, blz. 1).

(3)  Richtlijn (EU) 2017/2455 van de Raad van 5 december 2017 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG en Richtlijn 2009/132/EG wat betreft bepaalde btw-verplichtingen voor diensten en afstandsverkopen van goederen (PB L 348 van 29.12.2017, blz. 7).


Top